Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010IP0245

    Nepal Resolutie van het Europees Parlement van 17 juni 2010 over Nepal

    PB C 236E van 12.8.2011, p. 145–148 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    12.8.2011   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 236/145


    Donderdag 17 juni 2010
    Nepal

    P7_TA(2010)0245

    Resolutie van het Europees Parlement van 17 juni 2010 over Nepal

    2011/C 236 E/26

    Het Europees Parlement,

    gelet op de Universele Verklaring van de rechten van de mens van 1948,

    gelet op artikel 18 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (ICCPR) van 1966,

    gezien de Basisbeginselen inzake het gebruik van geweld en vuurwapens door politieambtenaren van 1990 van de VN,

    gezien de verklaring van 29 mei 2010 door secretaris-generaal van de VN Ban Ki Moon over de politieke situatie in Nepal,

    gezien de verklaring van de woordvoerder van hoge vertegenwoordiger Catherine Ashton van 30 april 2010 over de politieke situatie in Nepal,

    gelet op artikel 122, lid 5, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat op 21 november 2006 een algemeen vredesakkoord (CPA) werd gesloten tussen de alliantie van zeven partijen en de Maoïsten (UCPN), die grote delen van het land in handen hadden, waarmee een einde kwam aan het 10 jaar durende gewapende conflict dat circa 13 000 doden had geëist,

    B.

    overwegende dat dit historische akkoord liet zien wat er bereikt kan worden wanneer politieke krachten met goede wil onderhandelen, daarmee de weg vrijmakend voor verkiezingen voor een constituerende vergadering (CA), de aanstelling van een interimregering, onder meer met Maoïsten, de ontwapening van Maoïstische strijders en het onderbrengen van die strijders in kampen, alsmede de terugtrekking van het Nepalese leger in barakken,

    C.

    overwegende dat aan een groot aantal van de voorwaarden van de vredesovereenkomst van 2006, die werd gesloten na een tienjarig gewapend conflict tussen Maoïsten en de regering, nog niet is voldaan,

    D.

    overwegende dat na de verkiezingen voor de CA op 10 april 2008, die naar het oordeel van de waarnemingsmissie van de EU voldeed aan een groot aantal, zij het niet alle internationale normen, waarbij de UCPN (M) bijna 40 % van de stemmen behaalde, de CA besloot om de 240 jaar oude monarchie af te schaffen en Nepal om te vormen tot een federale democratische republiek,

    E.

    overwegende dat Nepal volgens de Global Peace Index (GPI) de afgelopen jaren minder vredig is geworden, vooral in 2009 en 2010,

    F.

    overwegende dat minister-president Pushpa Kamal Dahal (Prachanda) in mei 2009 is afgetreden en dat zijn partij, de UCPN (M) zich uit de regering heeft teruggetrokken naar aanleiding van een conflict met de president (Nepalese Congrespartij) over het ontslag van de legerleider, die een meningsverschil had met de Maoïsten over de reïntegratie van voormalige strijders van het Volksbevrijdingsleger (PLA) in het Nepalese leger,

    G.

    overwegende dat vanwege de politieke instabiliteit die daar het gevolg van was, nog verergerd door de civiele en parlementaire onrust die de Maoïsten doelbewust veroorzaakten, de wankele uit 22 partijen bestaande anti-Maoïstische alliantie onder leiding van minister-president Madhav Kumar Nepal (CPN-UML) niet in staat was om aan twee belangrijke verwachtingen te voldoen: een algemeen aanvaardbare nieuwe grondwet voor de federale republiek, in te voeren vóór het verstrijken van de termijn van twee jaar op 28 mei 2010, en een akkoord over de reïntegratie/rehabilitatie van de circa 20 000 voormalige strijders van het PLA,

    H.

    overwegende dat formele besprekingen tussen leiders van de alliantie van partijen en de CPN-UML over het vormen van een nieuwe regering zijn hervat nadat op het laatste moment een akkoord op drie punten was bereikt, te weten inzake een verlenging van het mandaat van de CA met een jaar, de vorming van een regering van nationale overeenstemming en het„zo snel mogelijk” aftreden van minister-president Madhav Kumar Nepal, tezamen met„vooruitgang met het vredesakkoord”,

    I.

    overwegende dat de Shaktikhor-video, die beschuldigingen van leugens met betrekking tot het aantal strijders en plannen om„democratisering” te gebruiken om het nationale leger te politiseren lijkt te bevestigen, legitieme vragen doet rijzen waarop de UCPN (M) nog niet heeft gereageerd,

    J.

    overwegende dat de voortdurende politieke instabiliteit van grote invloed is op de sociale, economische en toeristische ontwikkeling van Nepal dat, als land dat is ingeklemd tussen India en China, de snelst groeiende grote economieën ter wereld, behoefte heeft aan politieke stabiliteit om van zijn strategische locatie te kunnen profiteren,

    K.

    overwegende dat Nepal blijft lijden aan ernstige economische en sociale achterstanden, overwegende dat bijna 30 % van de bevolking onder de absolute armoedegrens leeft, 16 % van de bevolking ernstig ondervoed is, het niveau van analfabetisme tot de hoogste van Zuid-Azië blijft behoren en de ontwikkeling wordt belemmerd door landelijke tekorten aan basisbrandstoffen, hetgeen stroomonderbrekingen, transportbeperkingen en hogere voedselprijzen tot gevolg heeft,

    L.

    overwegende dat de situatie van een groot aantal vluchtelingen in Nepal, met name Tibetanen, ernstige zorgen baart,

    M.

    overwegende dat de Nepalese overheden een compliment verdienen voor het naleven van het„herenakkoord” inzake de Tibetaanse vluchtelingen,

    N.

    overwegende dat er tot nu toe nog geen leden van de staatsveiligheidsdiensten of de voormalige Maoïstische strijders in staat van beschuldiging zijn gesteld voor de ernstige en systematische overtredingen van het oorlogsrecht gedurende het conflict,

    O.

    overwegende dat de delegatie van het Europees Parlement voor de betrekkingen met Zuid-Azië tijdens de cruciale periode 23 - 29 mei 2010 een missie heeft uitgevoerd naar Kathmandu,

    1.

    spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over het ontbreken van een permanente grondwet op basis van democratische waarden en mensenrechten en verklaart zich solidair met het Nepalese volk en alle families die verwanten hebben verloren door de gewelddadigheden van de afgelopen jaren;

    2.

    is ingenomen met het op het laatste moment door de politieke partijen genomen besluit van 28 mei 2010 om de nodige stappen te ondernemen voor het verlengen van het mandaat van de CA, en kent met name lof toe aan de belangrijke invloed die de Vrouwenvergadering heeft uitgeoefend;

    3.

    dringt er bij de CA en alle betrokken politieke actoren op aan te onderhandelen zonder voorwaarden te stellen, blijk te geven van flexibiliteit, provocerende handelingen achterwege te laten en samen te werken voor het bereiken voor nationale eenheid, om zo een duidelijke structuur te kunnen formuleren voor de nieuwe grondwet, een goed werkende federale democratie in te voeren en de nieuwe termijn aan te houden die op 28 mei 2010 met een jaar is verlengd;

    4.

    roept alle partijen op om het werk inzake de nieuwe routekaart dat de constitutionele comités (CC) sinds het verlengen van het mandaat van de CA verrichten te vergemakkelijken en te bevorderen;

    5.

    benadrukt dat er behoefte is aan een duidelijke en openbare bekendmaking van alle onderwerpen waarover overeenstemming is bereikt en is daarom ingenomen met het beloofde witboek waarin het publiek moet worden uitgelegd welke vooruitgang reeds is geboekt bij het opstellen van de grondwet van de federale republiek; complimenteert drie van de elf thematische comités die hun werkzaamheden hebben afgrond;

    6.

    is ingenomen met het besluit van het Nepalese congres (NC) van 31 mei 2010 om te streven naar een regering van nationale eenheid waaraan alle politieke partijen kunnen deelnemen, waaronder de grootste oppositiepartij UCPN (M);

    7.

    roept de UCPN (M) op om constructieve plannen te maken om de voormalige Maoïstische strijders te integreren in de samenleving, waaronder de groepen die verblijven in de kampen die onder controle staan van UNMIN;

    8.

    roept de EU en de lidstaten op tot ondersteuning van alle inspanningen van de Nepalese regering en de politieke partijen om manieren te vinden voor de integratie van voormalige Maoïstische strijders in het nationale leger of andere veiligheidstroepen, en haalbare alternatieven te zoeken voor degenen die niet in die organisaties kunnen worden geïntegreerd;

    9.

    verzoekt de politieke partijen, en met name de UCPN-M, hun militante jeugdorganisaties in toom te houden en te stoppen met het ronselen van kinderen; verzoekt de UCPN-M om minderjarigen die recentelijk uit hun kampen zijn vrijgelaten ongehinderd gebruik te laten maken van reïntegratievoorzieningen;

    10.

    richt een rechtstreekse oproep tot de VN om, het liefst in samenwerking met de regering, procedures vast te stellen om de achtergrond te controleren van kandidaten voor posten binnen de veiligheidstroepen, om te voorkomen dat posten in verband met vredesoperaties van de VN worden bezet door personen die zich overduidelijk schuldig hebben gemaakt aan schendingen van de mensenrechten; herinnert het Nepalese leger eraan dat zijn vakmanschap en reputatie helaas reeds onder vuur liggen en ongetwijfeld zullen blijven liggen zolang de langdurige en goed gedocumenteerde problemen op het gebied van het ongestraft blijven van misdaden binnen zijn gelederen niet objectief worden onderzocht, bijvoorbeeld door de rechterlijke macht;

    11.

    spreekt zijn bezorgdheid uit over berichten inzake nieuwe aanwervingen door het nationale leger; herinnert eraan dat het hooggerechtshof heeft geoordeeld dat deze aanwervingen in overeenstemming zijn met het CPA voor zover het uitsluitend gaat om technisch personeel; stelt niettemin vast dat een dergelijke golf van aanwervingen kan leiden tot het verergeren van de problemen die zich voordoen tijdens het overgangsproces;

    12.

    blijft er vast van overtuigd dat, twee jaar na het afschaffen van de monarchie, het leger onder volledige democratische controle moet komen te staan, met inbegrip van de budgettaire aspecten; bevestigt solidair te zijn met de CA waar het gaat om de maatregelen die op dit terrein getroffen kunnen worden;

    13.

    brengt de lidstaten van de EU in herinnering dat overeenkomstig het CPA de uitvoer van dodelijke wapens naar Nepal verboden blijft en roept hen op om financiële en technische steun te verlenen voor het vinden van creatieve oplossingen om het Nepalese leger te herstructureren;

    14.

    spreekt zijn volledige steun uit voor de cruciale rol die UNMIN speelt, en is van mening dat het mandaat van UNMIN moet worden verlengd, in ieder geval totdat het vredesproces de consolidatiefase heeft bereikt;

    15.

    is bezorgd over berichten van een toename van het aantal gevallen van marteling en gewelddadige agressie; juicht in dit verband het werk toe van de Nationale Mensenrechtencommissie van Nepal;

    16.

    is bezorgd dat de regering van Nepal het mandaat van UNOHCR met een jaar heeft verlengd, maar slechts in beperkte mate, waarbij de regionale activiteiten van dit orgaan geleidelijk worden verminderd, hetgeen ingaat tegen de verwachting dat de taken van dit orgaan ter controle van de mensenrechten zouden kunnen worden uitgebreid;

    17.

    roept op tot de oprichting van een commissie inzake verdwijningen, een commissie voor waarheid en verzoening en een commissie voor nationale vrede en herintegratie, zoals omschreven in het CPA;

    18.

    betreurt ten zeerste het feit dat de burgerlijke rechtbanken tot nu toe nog in geen enkel geval zijn overgegaan tot rechtsvervolging van de ernstige misdaden die gedurende het conflict door beide zijden zijn begaan;

    19.

    dringt er bij de politieke partijen en de regering op aan een eind te maken aan de politieke inmenging in strafprocessen en een politiek onafhankelijke rechterlijke macht op te richten binnen het kader van het constitutionele proces en in dat verband de ratificatie voor te bereiden van het Statuut van het Internationaal Strafhof;

    20.

    juicht de aankondiging in 2009 door Nepal toe dat het land de ontwerpbeginselen en richtsnoeren van de VN voor de uitbanning van discriminatie op grond van kaste zou steunen, maar spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de nog altijd voortdurende praktijk van schuldenarbeid, met name in Kamaiya, Haruwa en Charuwa, alsmede over de zorgwekkende situatie van miljoenen landlozen, die verder dreigt te verergeren vanwege de klimaatverandering, en roept de regering en de politieke partijen ertoe op de activiteiten van de commissie voor landhervorming te ondersteunen;

    21.

    roept de regering van Nepal ertoe op aandacht te besteden aan het probleem van de 800 000 stateloze Nepalezen, door de bureaucratische procedures te vereenvoudigen en de kosten voor het aanvragen van nationaliteitsbewijzen te verlagen; acht het van wezenlijk belang dat ook met deze mensen rekening wordt gehouden bij de onderhandelingen voor het vredesproces;

    22.

    dringt er bij de Nepalese regering op aan te waarborgen dat voor alle vluchtelingen normen inzake bescherming worden gehanteerd, zich verder in te zetten om stateloosheid te voorkomen en te verminderen, in het bijzonder van Bhutanen en in overeenstemming met internationale normen, het Vluchtelingenverdrag van 1951 of het bijbehorende Protocol van 1967 te ondertekenen en zich te houden aan de normen die zijn vastgesteld door de UNHCR;

    23.

    is van mening dat een onverkorte naleving van het herenakkoord inzake Tibetaanse vluchtelingen door de Nepalese overheid van wezenlijk belang is voor het onderhouden van contacten tussen de UNHCR en Tibetaanse gemeenschappen; is in dit verband ingenomen met de mogelijkheden die het herenakkoord met de UNHCR biedt om toegang tot het gebied te verkrijgen en duurzamere oplossingen te vinden;

    24.

    verzoekt de hoge vertegenwoordiger van de EU om de politieke situatie Nepal nauwgezet te volgen via haar delegatie in Kathmandu en haar invloed aan te wenden om de naburige mogendheden in de regio, met name China en India, aan te zetten tot ondersteuning van de onderhandelingen voor een nationale eenheidsregering;

    25.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de lidstaten, de lidstaten, de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de regering van Nepal, de regeringen en parlementen van India en de Volksrepubliek China en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.


    Top