Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IP0240

    Geïntegreerde benadering van gendergelijkheid in het kader van de werkzaamheden van de commissies en delegaties Resolutie van het Europees Parlement van 22 april 2009 over de geïntegreerde benadering van gendergelijkheid in het kader van de werkzaamheden van commissies en delegaties (2008/2245(INI))

    PB C 184E van 8.7.2010, p. 18–20 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    8.7.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 184/18


    Woensdag, 22 april 2009
    Geïntegreerde benadering van gendergelijkheid in het kader van de werkzaamheden van de commissies en delegaties

    P6_TA(2009)0240

    Resolutie van het Europees Parlement van 22 april 2009 over de geïntegreerde benadering van gendergelijkheid in het kader van de werkzaamheden van commissies en delegaties (2008/2245(INI))

    2010/C 184 E/04

    Het Europees Parlement,

    gelet op artikel 2, artikel 3, lid 2, artikel 13 en artikel 141, lid 4, van het EG-Verdrag,

    gelet op het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het herziene Europees Sociaal Handvest en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens,

    gezien de werkzaamheden van het Directoraat-generaal voor de mensenrechten en het Directoraat-generaal juridische zaken van de Raad van Europa, en in het bijzonder de Stuurgroep voor gelijkheid tussen vrouw en man,

    gelet op Richtlijn 2002/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2002 tot wijziging van Richtlijn 76/207/EEG van de Raad betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden (1),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 maart 2003 over de geïntegreerde benadering van de gelijkheid van vrouwen en mannen („gendermainstreaming”) in het Europees Parlement (2),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 januari 2007 over de geïntegreerde benadering van de gelijkheid van vrouwen en mannen in de werkzaamheden van de commissies (3),

    gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0198/2009),

    A.

    overwegende dat de gelijkheid van mannen en vrouwen een fundamenteel beginsel van het Gemeenschapsrecht is en dat de bevordering daarvan volgens artikel 2 van het Verdrag een van de taken van de Gemeenschap is,

    B.

    overwegende dat het gendermainstreamingsbeginsel is neergelegd in artikel 3, lid 2, van het Verdrag, dat bepaalt dat de Gemeenschap er bij elk in dat artikel bedoeld optreden naar moet streven de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op te heffen en de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen,

    C.

    overwegende dat het percentage vrouwelijke leden van het Europees Parlement constant is gestegen van 17,5 % in 1979 tot 31,08 % in 2009,

    D.

    overwegende dat slechts een gering aantal vrouwelijke EP-leden hoge functies vervult in de organen van het Parlement (bijvoorbeeld het voorzitterschap of het lidmaatschap van commissies of delegaties),

    E.

    overwegende dat vrouwen binnen de Directoraten-generaal intern en extern beleid van het Europees Parlement oververtegenwoordigd zijn en respectievelijk 66,5 % en 66 % van het personeel uitmaken, en tevens wijzend op de grote vooruitgang die de afgelopen jaren is geboekt binnen het Directoraat-generaal intern beleid, waarvoor daaraan de „Gendergelijkheidsprijs 2007 – optimale praktijken” is toegekend, zowel voor het scheppen van een voor gendergelijkheid en gendermainstreaming gunstige arbeidsomgeving als voor de aanzienlijke uitbreiding van het aantal vrouwen in leidinggevende functies (sinds 2005 is bijvoorbeeld het aantal vrouwen dat aan het hoofd staat van een administratieve eenheid gestegen van 5 % naar 30 %),

    F.

    overwegende dat de meeste parlementaire commissies over het algemeen een zeker belang toekennen aan gendermainstreaming (bijvoorbeeld in het kader van hun wetgevingswerkzaamheden, in hun officiële betrekkingen met de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid of bij de opstelling van het actieplan inzake gelijkheid), terwijl slechts een klein aantal commissies hiervoor weinig of geen belangstelling aan de dag legt,

    G.

    overwegende dat het gebruik van het netwerk voor gendermainstreaming binnen de parlementaire commissies, dat bestaat uit EP-leden en personeel van het secretariaat, tot nu toe niet de verwachte resultaten heeft opgeleverd,

    H.

    overwegende dat de Groep op hoog niveau inzake gendergelijkheid en diversiteit heeft voorgesteld een soortgelijk netwerk op te richten binnen de interparlementaire delegaties, teneinde gendervraagstukken te kunnen integreren in de externe betrekkingen van de Europese Unie,

    1.

    onderstreept dat de eis inzake gelijke behandeling van vrouwen en mannen dient te worden vertaald in een praktische benadering die mannen en vrouwen niet onderling verdeelt;

    2.

    onderstreept dat gendermainstreaming zowel voor vrouwen als voor mannen een positieve ontwikkeling is;

    3.

    wijst erop dat gendermainstreaming de reorganisatie, verbetering, ontwikkeling en evaluatie van beleidsprocessen impliceert, en wel zodanig dat de actoren die normaliter bij de politieke besluitvorming zijn betrokken, het gelijkekansenperspectief op alle niveaus en in alle stadia in alle beleidssectoren integreren;

    4.

    wijst op de noodzaak een strategie met concrete doelstellingen voor gendermainstreaming te ontwikkelen en toe te passen in de communautaire beleidssectoren die vallen onder de bevoegdheid van de parlementaire commissies en delegaties;

    5.

    onderstreept het belang van het mandaat van de Groep op hoog niveau inzake gendergelijkheid en diversiteit en roept deze Groep ertoe op dit proces in het gehele Parlement en in de betrekkingen en de samenwerking met de Commissie, de Raad en de andere instellingen te blijven bevorderen en aanmoedigen;

    6.

    complimenteert de parlementaire commissies die gendermainstreaming daadwerkelijk toepassen in hun werkzaamheden, en roept de overige commissies en delegaties op hetzelfde te doen;

    7.

    dringt erop aan dat bij interparlementaire delegaties en verkiezingswaarnemingsmissies meer gebruik wordt gemaakt van het gendermainstreamingsnetwerk;

    8.

    spoort de secretaris-generaal ertoe aan prioriteit te geven aan scholing op het gebied van gendermainstreaming voor ambtenaren op elk niveau van de parlementaire commissies en delegaties; dringt er opnieuw op dat voor alle leden van het Parlement vanaf het begin van de volgende zittingsperiode in een gendergelijkheidstraining volgen;

    9.

    blijft de vorming aanmoedigen van een netwerk van ambtenaren van de secretariaten van de parlementaire commissies en interparlementaire delegaties die binnen de Directoraten-generaal intern en extern beleid speciaal geschoold zijn in gendermainstreamingsaangelegenheden, waardoor geregeld optimale praktijken kunnen worden uitgewisseld;

    10.

    onderstreept de noodzaak om binnen de parlementaire commissies en delegaties over passende instrumenten te beschikken teneinde een goede kennis te verwerven van gendermainstreaming, zoals naar geslacht uitgesplitste indicatoren, gegevens en statistieken, en de verdeling van de begrotingsmiddelen vanuit een oogpunt van gelijke behandeling van vrouwen en mannen;

    11.

    onderstreept dat bij de uitvoering van het gendermainstreamingsbeleid rekening moet worden gehouden met het specifieke karakter van elke parlementaire commissie of delegatie; verzoekt de commissies en delegaties actief deel te nemen aan de evaluaties die geregeld onder auspiciën van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid worden uitgevoerd op basis van de vragenlijst die is voorgelegd aan de met gendermainstreaming belaste voorzitters en ondervoorzitters, waarbij ook aandacht moet worden besteed aan de tekortkomingen ter zake in de werkzaamheden van de commissies en delegaties, alsook aan de vorderingen die zijn geboekt bij de uitvoering van het gendermainstreamingsbeleid binnen de respectieve commissies;

    12.

    onderstreept dat het voor de parlementaire commissies en delegaties van groot belang is dat hun rol en hun verantwoordelijkheden op het gebied van gendermainstreaming duidelijk worden gedefinieerd;

    13.

    wijst op het belang van een doelmatige en gecoördineerde samenwerking tussen de Groep op hoog niveau inzake gendergelijkheid en diversiteit, het netwerk voor gendermainstreaming in de commissies en interparlementaire delegaties en de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid;

    14.

    verzoekt de secretaris-generaal om de toepassing van de geïntegreerde strategie om werk en gezin te kunnen combineren en de loopbaan van vrouwelijke ambtenaren te faciliteren, te continueren;

    15.

    verzoekt de fracties te blijven streven naar een evenwichtige participatie van mannen en vrouwen aan het proces voor de selectie van hogere ambtenaren;

    16.

    roept het Bureau van het Parlement op in zijn contacten met de parlementen van de lidstaten het positieve rolmodel van de Groep op hoog niveau inzake gendergelijkheid en diversiteit te beklemtonen;

    17.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de Raad van Europa.


    (1)  PB L 269 van 5.10.2002, blz. 15.

    (2)  PB C 61 E van 10.3.2004, blz. 384.

    (3)  PB C 244 E van 18.10.2007, blz. 225.


    Top