EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IP0123

Europees economisch herstelplan Resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2009 over een Europees economisch herstelplan (2008/2334(INI))

PB C 87E van 1.4.2010, p. 98–113 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

1.4.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 87/98


Woensdag, 11 maart 2009
Europees economisch herstelplan

P6_TA(2009)0123

Resolutie van het Europees Parlement van 11 maart 2009 over een Europees economisch herstelplan (2008/2334(INI))

2010/C 87 E/18

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie van 4 maart 2009 aan de Europese Voorjaarsraad getiteld „Op weg naar Europees herstel” (COM(2009)0114),

gezien de mededeling van de Commissie van 26 november 2008 over een Europees economisch herstelplan (COM(2008)0800),

gezien de mededeling van de Commissie van 29 oktober 2008 getiteld „Van financiële crisis naar herstel: Een Europees actiekader” (COM(2008)0706),

gezien de aanbeveling van de Commissie van 28 januari 2009 voor een aanbeveling van de Raad inzake de actualisering voor 2009 van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap en inzake de tenuitvoerlegging van het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (COM(2009)0034),

gezien de mededeling van de Commissie van 17 december 2008 over een tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis (1),

gezien de mededeling van de Commissie van 16 december 2008 over het Verslag over de uitvoering van het communautaire Lissabon-programma 2008 – 2010 (COM(2008)0881),

gezien de mededeling van de Commissie van 16 december 2008 over het Cohesiebeleid: investeren in de reële economie (COM(2008)0876),

gezien het werkdocument van de diensten van de Commissie van 16 december 2008 over de evaluatie van de interne markt: een jaar later (SEC(2008)3064),

gezien de mededeling van de Commissie van 16 december 2008 betreffende de externe dimensie van de Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid: Rapportering over markttoegang en totstandbrenging van het kader voor effectievere internationale samenwerking op regelgevingsgebied (COM(2008)0874),

gezien het voorstel van de Commissie van 16 december 2008 voor een verordening tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1927/2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (COM(2008)0867),

gezien de mededeling van de Commissie van 11 december 2007 over de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid (2008-2010) met een aanbeveling van de Commissie inzake de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap (krachtens artikel 99 van het EG-Verdrag) en een voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (krachtens artikel 128 van het EG-Verdrag) (COM(2007)0803),

gezien de mededeling van de Commissie van 7 mei 2008 over Tien jaar Economische en Monetaire Unie: successen, knelpunten en nieuwe uitdagingen (COM(2008)0238) (mededeling EMU@10),

gezien de actieplannen van de lidstaten en de bijgewerkte nationale hervormingsprogramma’s voor de periode 2008-2010,

gezien de vorming van de door de heer Jacques de Larosière voorgezeten groep van deskundigen op hoog niveau inzake financieel toezicht in de EU, en haar verslag aan de Commissie van 25 februari 2009 met het oog op de Europese Raad in het voorjaar van 2009,

gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel op 11 en 12 december 2008 ten aanzien van economische en financiële vraagstukken,

gezien de bijeenkomst van de staatshoofden en regeringsleiders van de Eurogroep op 12 oktober 2008, die ten doel had een gecoördineerd reddingsplan ter bestrijding van de economische crisis vast te stellen,

gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad op 13 en 14 maart 2008 ten aanzien van de lancering van de nieuwe cyclus van de hernieuwde Lissabon-strategie voor groei en werkgelegenheid (2008-2010),

gezien de conclusies van de bijeenkomst van de Ecofin Raad op 7 oktober 2008 ten aanzien van onmiddellijke antwoorden op de financiële turbulentie,

gezien de conclusies van de bijeenkomst van de Ecofin Raad op 4 november 2008 ten aanzien van internationale initiatieven ter bestrijding van de financiële crisis en de voorbereidingen voor de internationale topontmoeting over de crisis,

gezien de bijdrage van de Ecofin Raad van 2 december 2008 aan de werkzaamheden van de Europese Raad op 11 en 12 december 2008,

gezien de intentieverklaring van 1 juni 2008 over samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten in financiële zaken, de centrale banken en de ministers van Financiën van de Europese Unie inzake grensoverschrijdende financiële stabiliteit,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 22 oktober 2008 over de bijeenkomst van de Europese Raad van 15 en 16 oktober 2008 (2),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 februari 2008 betreffende de geïntegreerde richtsnoeren voor groei en werkgelegenheid (Deel: globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap): Lancering van de nieuwe cyclus (2008–2010) (3),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 18 november 2008 over de EMU@10: de eerste tien jaar Economische en Monetaire Unie en de uitdagingen voor de toekomst (4) (resolutie EMU@10),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 september 2008 met aanbevelingen aan de Commissie inzake hedgefondsen en private equity (5),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 9 oktober 2008 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de Lamfalussy follow-up: de toekomstige toezichtstructuur (6),

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en de adviezen van de Begrotingscommissie, de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie werkgelegenheid en sociale zaken, de Commissie industrie, onderzoek en energie en de Commissie regionale ontwikkeling (A6-0063/2009),

A.

overwegende dat de internationale economie en de wereldmarkten in de afgelopen 25 jaar een ongekende en historisch unieke groei hebben doorgemaakt en een productiecapaciteit hebben bereikt die meer mensen dan ooit tevoren welvaart heeft gebracht, een capaciteit die moet worden bijgesteld tijdens de economische vertraging, die in een afnemende vraag resulteert,

B.

overwegende dat de financiële en economische crisis met de dag verergert, waardoor de Europese Unie en haar buurlanden bij gebrek aan veel nadrukkelijker en doeltreffender overheidsingrijpen dan tot dusver steeds dichter bij een diepe sociale en politieke crisis worden gebracht die de Europese solidariteit aan het wankelen brengt,

C.

overwegende dat de bestrijding van de recessie van de internationale en de Europese economie nu vooral wordt bemoeilijkt door het gebrek aan vertrouwen op de financiële en de kapitaalmarkten en door de toenemende werkloosheid,

D.

overwegende dat de ongekende omvang van de huidige financiële crisis en de diepte van de recessie die daar het gevolg van is, een weloverwogen revisie van het kader ter regeling en sturing van de financiële markten op het niveau van de Europese Unie en op het internationale vlak noodzakelijk maken, teneinde te voorkomen dat toekomstige problemen binnen de internationale economie soortgelijke problemen op de financiële markten veroorzaken en de EU-economie beter te wapenen tegen veranderingen,

E.

overwegende dat het falen van cruciale financiële instellingen de kredietmarkten ondermijnt, de kapitaalstromen, investeringen en de handel belemmert en een neerwaartse druk uitoefent op prijzen en waarden, wat ten koste gaat van de stabiliteit en de kapitaalreserves die financiële instellingen nodig hebben om leningen te kunnen verstrekken en waarop ondernemingen voor hun financiering zijn aangewezen,

F.

overwegende dat gebleken is dat de oorzaken en redenen van de huidige financiële crisis gelegen zijn in een laks monetair beleid, in door de politiek afgedwongen versoepeling van de hypotheekverstrekking en in macro-economische onevenwichtigheden tussen voornamelijk de VS en opkomende economieën, zoals China, in het verleden; onderstreept de noodzaak om het concurrentievermogen van de EU en de investeringen in infrastructuur en onderzoek alsmede in nieuwe ondernemingen en nieuwe markten verder uit te bouwen,

G.

overwegende dat de beleidsmakers in de EU ter bewerkstelliging van economisch herstel de hoogste prioriteit dienen te geven aan het herstellen van de werking van de financiële en kapitaalmarkten en het veilig stellen van de werkgelegenheid om de economie van de EU op weg te helpen naar nieuwe groei, investeringen en arbeidsplaatsen,

H.

overwegende dat de huidige recessie moet worden aangewend als een mogelijkheid om „groene” investeringen te bevorderen en „groene” banen te scheppen, in overeenstemming met de langetermijndoelstellingen van de Lissabon-Göteborg-strategie en van het klimaat- en energiepakket,

I.

overwegende dat voor economisch herstel gecoördineerde acties in het kader van de EU-wetgeving inzake mededinging en overheidssteun nodig zijn alsmede stabiliteit op de financiële en arbeidsmarkten, zonder dat de mededinging tussen ondernemingen wordt verstoord of onevenwichtigheden tussen de lidstaten ontstaan, in het belang van de stabiliteit en het concurrentievermogen van de economie van de Europese Unie,

J.

overwegende dat de gevolgen van de financiële crisis voor de reële economie hebben geleid tot uitzonderlijke economische omstandigheden die tijdige, gerichte, tijdelijke en evenredige maatregelen en besluiten vereisen ten einde oplossingen te vinden voor een niet eerder geziene wereldwijde economische en werkgelegenheidssituatie, en dat ingrijpen van de overheid, hoewel onvermijdelijk, de passende rol die de particuliere en de openbare sector in normalere tijden toekomt, vertekent,

K.

overwegende dat op de tekortkomingen van het bestaande financiële regelgevingskader door het Parlement al is gewezen in zijn standpunten inzake wetgevingsvoorstellen en in zijn resoluties,

L.

overwegende dat de meest recente gegevens van de prognoses van de Gemeenschap voor 2009 wijzen op een snelle verslechtering van de economische omstandigheden in de gehele Europese Unie en dat de Europese Unie en de lidstaten nu de uiteindelijke verantwoordelijkheid dragen voor het waarborgen van macro-economische stabiliteit, duurzame groei en werkgelegenheid,

M.

overwegende dat de financiële crisis het dilemma aan het licht heeft gebracht dat het enerzijds van cruciaal belang is om de regelgevingsbevoegdheid met betrekking tot het economisch beleid op EU-niveau aan te pakken, terwijl anderzijds economische stimuleringsplannen een zaak van de autoriteiten van de lidstaten zijn,

N.

overwegende dat de kortetermijnmaatregelen die individuele lidstaten hebben genomen, op het niveau van de EU als geheel gecoördineerd moeten worden om enerzijds een multiplier effect te bewerkstelligen en anderzijds te voorkomen dat maatregelen een negatieve uitwerking elders hebben, tot verstoringen van de markten leiden of elkaar nutteloos overlappen,

O.

overwegende dat kortetermijnmaatregelen moeten aansluiten op en bijdragen tot de langetermijndoelstelling om van de Europese Unie de meest concurrerende kenniseconomie te maken en dat zij het vertrouwen en het geloof in de toekomst niet mogen ondermijnen en voor macro-economische stabiliteit moeten zorgen,

P.

overwegende dat erkend moet worden dat het vermogen om herstelprogramma’s uit te voeren van lidstaat tot lidstaat verschilt; overwegende dat moet worden gezorgd voor een omvangrijk aanvullende benadering van van de Europese Unie met een sterke nadruk op een mix van van elkaar versterkende beleidsmaatregelen op het gebied van het economisch, milieu-, werkgelegenheids- en sociaal beleid,

Q.

overwegende dat is gebleken dat het lidmaatschap van de eurozone de economische stabiliteit in de desbetreffende lidstaten vergroot; dat de burgers naast verantwoorde maatregelen van de regeringen tegen de economische neergang in een dergelijke tijd van economische recessie een krachtig optreden van de Europese Unie en sociale en regionale samenhang verwachten, onder handhaving van de regels en beginselen die een sterke en stabiele eenheidsmunt garanderen,

R.

overwegende dat het herstel van het vertrouwen van het grootste belang is om een behoorlijke werking van de financiële markten mogelijk te maken en zo de negatieve gevolgen van de financiële crisis voor de reële economie te beperken,

S.

overwegende dat lidstaten die onlangs tot de Europese Unie zijn toegetreden en thans geen deel uitmaken van het eurogebied zwaar worden getroffen door speculaties ten opzichte van hun munt, door kapitaalvlucht en door het opdrogen van de internationale kredietmarkten,

Algemeen

1.

verwelkomt het initiatief van de Commissie om een Europees economisch herstelplan te lanceren als reactie op de huidige ernstige economische recessie; stelt evenwel vast dat het communautaire aandeel van haar voorstel slechts 15 % van het budget voor het herstelprogramma uitmaakt, dat nog steeds met spoed ten uitvoer gebracht moet worden;

2.

beklemtoont dat het herstelplan het stimuleren van de economie en het concurrentievermogen van de Europese Unie als eerste prioriteit moet hebben om de kansen en de zekerheid van de burgers te waarborgen en te voorkomen dat de werkloosheid verder toeneemt; is van mening dat het herstelplan de economische neergang moet keren door de financiële markten in staat te stellen weer correct te functioneren, de investeringen te bevorderen en de mogelijkheden voor groei en het ontstaan van nieuwe arbeidsplaatsen te verbeteren, terwijl tegelijk de EU-economie en de arbeidsmarkt worden versterkt en de randvoorwaarden voor groei en werkgelegenheid worden verbeterd;

3.

verwacht van de Commissie een duidelijke en sterke leiding naar een verbeterde gecoördineerde benadering onder alle lidstaten bij de opvang van deze ernstige economische crisis, teneinde zo veel mogelijk banen en werkgelegenheid in Europa te beschermen;

4.

stelt met nadruk dat alle financiële hulpmaatregelen tijdig, doelgericht en tijdelijk van aard moeten zijn; waarschuwt voor een mogelijke verdringing van investeringen („crowding-out effect”) en voor ontbinding van het EU-mededingingsbeleid; dringt erop aan zo spoedig mogelijk terug te keren naar door eerlijke mededinging gekenmerkte markten, als vastgelegd in de Verdragen; neemt met bezorgdheid kennis van de snelle stijging van de staatsschulden en de begrotingstekorten; dringt tevens aan op een terugkeer naar gezonde overheidsfinanciering zodra dit mogelijk is, overeenkomstig de bepalingen van het herziene stabiliteits- en groeipact, om te vermijden dat al te zware lasten op de komende generaties worden gelegd;

5.

benadrukt dat tijdelijke uitzonderingen en afwijkingen van het communautair mededingingsbeleid moeten worden teruggedraaid en de normale situatie moet worden hersteld binnen duidelijk gedefinieerde termijnen;

6.

onderstreept dat het herstelplan ertoe moet bijdragen dat een rechtvaardige internationale overeenkomst wordt opgesteld die het Protocol van Kyoto in 2012 opvolgt, en dat een dergelijke overeenkomst onder meer armere landen de mogelijkheid moet geven zichzelf van armoede te bevrijden zonder de opwarming van de aarde te verergeren, door te helpen bij de financiering van grote investeringen op het gebied van aanpassing aan de klimaatverandering en hernieuwbare energie en energie-efficiëntie;

7.

neemt met bezorgdheid kennis van de snelle stijging van de staatsschulden en de begrotingstekorten; vreest dat de staatsschulden een te grote last voor toekomstige generaties kunnen worden;

8.

begrijpt dat aanpassing aan een omgeving van wereldwijde concurrentie en een herstel van de groei van de Europese economie noodzakelijk zijn als uiterst belangrijke gemeenschappelijke doelen; roept de Europese Unie op zich sterker in te spannen voor investeringen in het verwerven van vaardigheden, opleiding en het scheppen van duurzame arbeidsplaatsen, veilig stellen van de werkgelegenheid en voorkoming van massale werkloosheid, en tegelijk te zorgen voor een constructief fiscaal beleid, mede op grond waarvan de omvang en de inhoud van het herstelplan vastgesteld moeten worden; spreekt de verwachting uit dat op de Europese Voorjaarsraad van 2009 overeenstemming wordt bereikt over duidelijke richtsnoeren en concrete maatregelen ten behoeve van de bescherming van de werkgelegenheid en het creëren van kansen op een baan;

9.

is van mening dat de maatregelen alleen effect zullen sorteren als er door coördinatie van de nationale herstelplannen voor wordt gezorgd dat elk programma is toegesneden op de specifieke behoeften van elk land, maar rekening wordt gehouden met het gezamenlijke belang, de gemeenschappelijke strategieën ter bestrijding van de klimaatverandering en de zorg voor het sterkst mogelijke multiplier effect, vooral voor de werkgelegenheid;

10.

dringt aan op nieuwe horizontale initiatieven op EU-niveau, aangezien afzonderlijke nationale mogelijkheden en begrotingsarmslag tot zeer asymmetrische resultaten in de Europese Unie kunnen leiden; brengt evenwel in herinnering dat elke lidstaat zelf de verantwoordelijkheid heeft om fiscale discipline te betrachten, investeringen te doen en structurele hervormingen uit te voeren;

11.

waarschuwt ervoor dat de uitgevoerde oplossingen geen optelsom mogen worden van alle nationale beleidsmaatregelen, omdat dit conflicten en kosten met zich mee kan brengen en de interne markt en de economische en monetaire unie ondermijnt en de rol van de Europese Unie als globale speler verzwakt;

12.

is blij dat de Commissie vasthoudt aan het herziene stabiliteits- en groeipact en neemt nota van haar bereidheid om volledig gebruik te maken van de flexibiliteit waarin het pact voorziet om een anticyclisch beleid te voeren om de economische recessie aan te pakken, opdat de lidstaten adequaat op de economische crisis kunnen reageren, en vast te stellen of investeringsbesluiten op korte termijn verenigbaar zijn met begrotingsdoelen op middellange termijn en bijdragen om duurzame groei en de langetermijndoelen van de Lissabon-strategie te verwezenlijken;

13.

benadrukt dat het absoluut noodzakelijk is dat de lidstaten vasthouden aan het herziene stabiliteits- en groeipact, enerzijds om de huidige buitengewone omstandigheden effectief te kunnen aanpakken en anderzijds om te waarborgen dat zij zich sterk zullen inspannen om terug te keren tot de normale begrotingsdiscipline zodra de economie zich herstelt, en tegelijk het anticyclische karakter van het herziene stabiliteits- en groeipact versterken;

Financiële markten: van crisisbeheersing tot gezonde markten in de toekomst

Naar een herstel van vertrouwen in de financiële sector

14.

verwelkomt de kortetermijnmaatregelen die zijn genomen om het vertrouwen in het financiële systeem terug te brengen; herinnert eraan dat deze noodmaatregelen niet volstaan om een aantal van de fundamentele problemen aan te pakken die tot de crisis hebben geleid, te weten onevenwichtigheden op mondiaal niveau, het nemen van buitensporige risico’s, hefboomconstructies en beloning van kortetermijndenken; wijst nogmaals op de noodzaak om beloningsregelingen die een mogelijke oorzaak van de financiële instabiliteit zijn, te herzien;

15.

verzoekt om gecoördineerde maatregelen van de lidstaten om algemene en specifieke garanties van de nationale banken ter dekking van de passiva van kredietinstellingen mogelijk te maken teneinde de onzekerheid op de kredietmarkten te verminderen en het functioneren van die markten te bevorderen;

16.

verzoekt de lidstaten, en met name de lidstaten die tot de eurozone behoren, te onderzoeken of de mogelijkheid bestaat van een grote Europese lening die door de lidstaten gezamenlijk wordt gegarandeerd;

17.

wijst er nogmaals op dat de huidige uitzonderlijke openbare ingrepen in het financiële stelsel vooral zijn ingegeven door de noodzaak om het spaargeld van en de kredietverlening aan individuen en ondernemingen, ook kleine en middelgrote ondernemingen, veilig te stellen; herinnert de regeringen van de lidstaten aan hun verantwoordelijkheid en hun verantwoordingsplicht ten opzichte van de parlementen bij het gebruik van openbare middelen voor reddingsplannen en beveelt ten sterkste aan dat er een aantal passende controlemaatregelen en, indien nodig, sancties worden ingevoerd en worden gecoördineerd op EU-niveau om deze doelen te bereiken;

18.

onderstreept dat het van groot belang is ervoor te zorgen dat de verlaging van centrale rentepercentages wordt doorgegeven aan de kredietnemers;

19.

wijst erop dat regelgevers en bevoegde autoriteiten van de lidstaten de activiteiten van banken en bankiers in de laatste maanden grondig onder de loep moeten nemen en ook moeten vaststellen of laakbaar of zelfs crimineel gedrag tot de collaps van de banken zou kunnen hebben bijgedragen en waarborgen dat het overheidsingrijpen en monetaire beleidsmaatregelen, in de zin van rentepercentages, geëigend zijn geweest om de kredietschaarste te verhelpen;

20.

is van mening dat de reddingsmaatregelen voor financiële instellingen strikt gecontroleerd moeten worden om ervoor te zorgen dat de spelregels voor allen gelijk zijn, onder meer ten aanzien van de solvabiliteit, de verwachte baten, de liquiditeit op de markt voor kredietverlening tussen banken, de ontwikkeling van human resources en het vertrouwen van de klanten (particulieren zowel als ondernemers);

21.

is van mening dat voorwaarden verbonden moeten worden aan de reddingsplannen voor de banksector in termen van monetaire prikkels, kredietverstrekking, leenvoorwaarden, herstructurering van de sector en bescherming van het sociaal beleid;

22.

meent dat de ontwikkeling van microkrediet, dat te boek staan als doeltreffend instrument met een groot multipliereffect, dient te worden aangemoedigd, met name door commerciële banken die overheidssteun hebben genoten te verplichten dergelijk krediet aan te bieden;

23.

dringt erop aan bij het denken over een nieuw regelgevingskader er vooral op te letten dat de kredietuitbreiding door de banken tot een normaal niveau wordt teruggebracht, met name met het oog op het doen herleven van het securitiseringsproces als essentieel instrument om de nodige middelen beschikbaar te maken voor hypotheken, autofinancieringen en creditcardrekeningen;

24.

verzoekt de Commissie een heldere analyse te maken van de gevolgen van het reddingspakket voor het concurrentievermogen van de financiële sector en het functioneren van de interbancaire markt; verzoekt de Commissie interdisciplinaire teams te vormen, waarin deskundigen zitten van de directoraten-generaal Concurrentie, Economische en financiële zaken en Interne markt en diensten van de Commissie, de drie niveau 3-toezichthoudende commissies en het Europees Systeem van Centrale Banken, teneinde kennis en knowhow te poolen en te waarborgen dat evenwichtige, onpartijdige en tijdige beoordelingen van hoge kwaliteit voor alle lidstaten worden gemaakt;

Doeltreffender structuren voor regelgeving en toezicht

25.

is van mening dat de Europese Centrale Bank (ECB) dan wel geen officiële toezichtstaak heeft, maar dat haar rol bij het toezicht op de financiële stabiliteit in de eurozone, met name het toezicht op de bankensector in de EU, vergroot moet worden; pleit er dan ook voor dat de ECB wordt betrokken bij het EU-brede macro-prudentiële toezicht op voor het systeem belangrijke financiële instellingen, op basis van artikel 105, lid 6, van het Verdrag;

26.

betreurt het ontbreken van duidelijke instrumenten en maatregelen van de EU die het mogelijk zouden maken om tijdig grondige maatregelen te nemen tegen het feit dat de gevolgen van de financiële crisis verschillend zijn voor lidstaten binnen en buiten het eurogebied;

27.

herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om de gevolgen te analyseren van de gedragingen van banken die hun activa hebben verplaatst naar de meer recent toegetreden lidstaten na de goedkeuring van reddingsplannen door andere lidstaten en verzoekt haar de speculaties („short selling”) ten opzichte van de munt van meer recent toegetreden lidstaten zorgvuldig onder de loep te nemen; verzoekt de Commissie de uitkomst van die analyses mede te delen aan de Larosière-groep en de bevoegde commissie van het Parlement;

28.

dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan het probleem van de garanties voor banken met spoed aan te pakken om ervoor te zorgen dat dergelijke regelingen in de toekomst voorkomen dat banken in de EU omvallen, om zo de interbancaire leningen weer op gang te brengen, wat een noodzakelijke voorwaarde is voor de beëindiging van de bankencrisis en voor het stimuleren van nieuwe kredietverlening aan de reële economie, meer investeringen en consumptie, zodat een uitweg uit de economische crisis kan worden gevonden;

29.

dringt er bij de Larosière- deskundigengroep met klem op aan rekening te houden met de aanbevelingen inzake het toezicht op de financiële markten in eerdere resoluties van het Parlement; verzoekt de Commissie zijn bijdrage tot de totstandbrenging van een stabiel en doeltreffend regulerings- en toezichtsysteem dat de schadelijke gevolgen van toekomstige crises kan voorkomen of beperken, kracht bij te zetten; verzoekt de Commissie naar behoren rekening te houden met een eventueel standpunt van het Parlement ten aanzien van deze conclusies, alvorens haar goedkeuring daaraan te hechten;

30.

erkent de juistheid van de aanbevelingen van de Larosière-groep en onderstreept dat in het Parlement in de afgelopen jaren een groot aantal van deze maatregelen heeft bepleit; is er verheugd over dat de Commissie voornemens is gebruik te maken van haar initiatiefbevoegdheid en maatregelen wil nemen om de meest urgent problemen in verband met de crisis aan te pakken en dringt er bij de Commissie op aan zo snel mogelijk met dit proces te beginnen; doet een beroep op de Voorjaarsraad 2009 om een sterke politieke stimulans te geven en een routekaart voor alle wetsinitiatieven vast te stellen teneinde voor een tijdige aanneming daarvan, samen met het Parlement, te zorgen;

31.

herhaalt dat meer transparantie, beter risicomanagement en beter gecoördineerd toezicht meestal grotendeelsl volstaan om nieuwe crises te voorkomen en dat de regelgeving volledig herzien moet worden en moet gelden voor alle actoren en transacties op de financiële markten; wijst erop dat het mondiale karakter van de financiële markten een internationale coördinatie van de hervormingen noodzakelijk maakt; onderstreept dat regelgevinginitiatieven gericht moeten zijn op het creëren van transparantie, duurzaamheid, stabiliteit en meer verantwoordelijkheid van financiële actoren op de markt; herinnert de Commissie aan haar verplichting om in te gaan op verzoeken van het Parlement ten aanzien van hedgefondsen en private equity;

32.

is van oordeel dat credit rating bureaus informatielacunes moeten opvullen en onzekerheidsfactoren en belangenconflicten bekend moeten maken; wijst met klem op de noodzaak van een herziening en verbetering van het boekhoudbeleid, om pro-cycle-effecten te voorkomen;

33.

stelt voor dat zorgvuldig wordt nagegaan of toekomstige maatregelen voor een gezonde regulering van de financiële sector, met name het macro-prudentiële toezicht op het regelgevingskader, geen belemmering kunnen vormen voor economisch herstel en innovatie op het gebied van financiële producten of deze zelfs onmogelijk zouden kunnen maken en de aantrekkelijkheid van de financiële markten van de EU zouden kunnen verminderen, zodat kapitaalstromen en ondernemingen naar derde landen zouden kunnen vertrekken; wijst op het grote eigen belang om de eerste financiële marktplaats in de wereld te blijven;

De reële economie: de crisis als kans om duurzame groei te bewerkstelligen

Veiligstellen van arbeidsplaatsen en stimuleren van de vraag

34.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om alle beschikbare middelen aan te wenden ter ondersteuning van de ondernemingen van de Europese Unie, met name KMO’s, het creëren van arbeidsplaatsen te bevorderen en bij te dragen tot meer vertrouwen bij de investeerders, werkgevers, werknemers en consumenten in de EU;

35.

pleit er krachtig voor dat de toegang tot voldoende betaalbaar en redelijk veilig krediet in de hele Europese Unie verzekerd is voor KMO’s, burgers en alle sectoren waarvan het duurzame voortbestaan door de kredietschaarste in gevaar is, met name door een tekort aan krediet; verzoekt de Commissie te zorgen voor de uitwisseling van beste praktijken in dit verband;

36.

benadrukt dat onder de huidige omstandigheden waarin KMO’s te kampen hebben met ernstige liquiditeitsproblemen en een beperkte toegang tot kredieten, overheidsinstanties en particuliere klanten een maximale termijn van 30 dagen voor betalingen aan dergelijke ondernemingen dienen te respecteren; dringt er bij de Commissie op aan om bij de herziening van de richtlijn betalingsachterstanden rekening te houden met deze kwestie (7);

37.

roept op tot een volledige en spoedige tenuitvoerlegging, zowel op communautair als op nationaal niveau van de aanbevelingen van het Parlement inzake de mededeling van de Commissie „Denk eerst klein” – Een „Small Business Act” voor Europa (COM(2008)0394);

38.

pleit ervoor een grootschalig Europees werkgelegenheidsinitiatief te lanceren, enerzijds door ervoor te zorgen dat overal in de Europese Unie binnen drie dagen kosteloos een bedrijf opgezet kan worden en de formaliteiten voor het in dienst nemen van de eerste werknemers via één enkel loket vervuld kunnen worden, en anderzijds door de regelingen uit te breiden om vooral laaggeschoolden weer aan het werk te krijgen door persoonlijk advies, intensieve scholing, herscholing of bijscholing van werknemers, stages, gesubsidieerde arbeidsplaatsen en subsidies voor startende zelfstandigen en bedrijven; steunt bovendien de toewijzingdoor de Commissie van middelen uit het Europees Sociaal Fonds ter bevordering van de ontwikkeling en aanpassing van vaardigheden;

39.

adviseert ten sterkste dat het EU-werkgelegenheidsinitiatief voorziet in een vroegtijdig optreden op het moment waarop banen werkelijk verloren gaan, niet het minst om het risico van uitsluiting van de arbeidsmarkt te beperken; overweegt dat een dergelijk optreden aanzienlijke investeringen op het gebied van opleidingen zal vereisen, en dat ook het aantal opleidingsinstanties zal moeten worden vergroot, waarbij er op moet worden gelet dat de opleidingen en projecten voor herintreders beter worden gecoördineerd en zich niet alleen van korte-termijnmaatregelen moet bedienen, maar het ook mogelijk moet maken hogere kwalificaties te bereiken, teneinde het algemeen scholingsniveau in de EU op te trekken en beter af te stemmen op de veranderende behoeften van de huidige economie;

40.

verwelkomt de voorstellen van de Commissie en verzoekt de lidstaten de verordeningen inzake het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling aan te passen, onder meer door het vereenvoudigen van en uitbreiden van de subsidiabele kosten, om op nog efficiëntere wijze de doelstellingen op het gebied van werkgelegenheid en sociale integratie te kunnen bereiken, waarbij steun moet blijven worden gegeven aan de werkgelegenheid in sleutelsectoren van de economie en ervoor moet worden gezorgd dat bij het verstrekken van dergelijke steun de sociale en territoriale cohesie een prioriteit blijft, opdat scheefgroei binnen de Europese Unie wordt vermeden; wenst dat de financiële middelen ter ondersteuning van de werkgelegenheid versneld ter beschikking worden gesteld en dat er EU-steunprogramma’s worden opgezet, gericht op de ondersteuning van de meest kwetsbare groeperingen in de samenleving, met inbegrip van programma’s voor het verzekeren van aanvaardbare levensomstandigheden en toegang tot hoogwaardige diensten van algemeen belang;

41.

verzoekt de lidstaten te investeren in de sociale economie, die met haar aanzienlijke potentieel voor het creëren van banen van hoge kwaliteit en het versterken van de sociale en territoriale cohesie, kan bijdragen aan de groei;

42.

benadrukt het belang van implementatie van gemeenschappelijke beginselen inzake flexizekerheid waarbij echter een adequate sociale bescherming voor iedereen moet worden gegarandeerd, en benadrukt met name het belang van socialezekerheidsstelsels die afdoende bescherming bieden, met inachtneming van de tradities van de lidstaten;

43.

verzoekt de Commissie om, in samenwerking met de lidstaten, de ontwikkeling van de situatie op de arbeidsmarkt van de EU en het effect van de crisis op deze markt regelmatig te blijven volgen en om passende maatregelen te nemen om de economieën van de Europese Unie weer op een traject naar duurzame groei te zetten;

44.

onderstreept de noodzaak om alle burgers van de Unie een passende levensstandaard te garanderen en dringt aan op het nemen van geschikte noodmaatregelen; pleit voor maatregelen van sociaal beleid die de recessie tegengaan door ondersteuning van een actief arbeidsmarktbeleid en maatregelen gericht op sociale integratie, waarbij bijzondere aandacht wordt gegeven aan de meest kwetsbare leden van de samenleving;

45.

verzoekt de Commissie met spoed vast te stellen welke industriële sectoren in Europa gevaar lopen getroffen te worden door een recessie, zodat zo nodig op het niveau van de Europese Unie opgetreden kan worden; benadrukt evenwel dat sommige problemen van industrieën van de EU niet alleen het gevolg zijn van de financiële crisis; is derhalve van mening dat steunmaatregelen van de overheid zorgvuldig en gericht moeten zijn, opdat zij alleen de gevolgen van de financiële crisis compenseren, en meent dat zij moeten worden gekoppeld aan de strengst mogelijke voorwaarden met betrekking tot herstructurering en investeringen in innovatie en duurzaamheid;

46.

waarschuwt voor een al te grote versoepeling van de communautaire mededingingsregels, aangezien de interne markt hierdoor zou kunnen worden verzwakt; is bezorgd dat de nationale reacties op de economische neergang tot protectionisme en concurrentieverstoring kunnen leiden, waardoor de economische welvaart van de burgers van de Unie op de lange termijn ernstig zou worden ondermijnd;

47.

verzoekt om een analyse van de maatregelen die deel uitmaken van de nationale herstelplannen wat betreft hun onmiddellijke effect op de koopkracht;

48.

verzoekt de Raad zijn goedkeuring te hechten aan het voorstel om alle lidstaten de mogelijkheid te geven een verlaagd BTW-tarief toe te passen voor energie-efficiënte goederen en diensten en arbeidsintensieve en lokaal verleende diensten, met het oog op het te verwachten stimulerende effect voor de werkgelegenheid en de vraag;

49.

onderstreept de toegevoegde waarde van het trans-Europese vervoersnetprogramma (TEN-T) om de Lissabonstrategie, de doelstellingen van de Europese Unie inzake klimaatverandering en meer sociale, economische en territoriale cohesie te verwezenlijken, terwijl het op korte termijn de totale vraag in de Europese Unie stimuleert; beklemtoont dat de 30 prioritaire TEN-T-projecten – met name de grensoverschrijdende corridors – van belang zijn voor het vlottrekken van de economie en inspelen op de toenemende vraag naar betere en milieuvriendelijkere comodaliteit; verzoekt de Commissie en de lidstaten nieuwe methoden voor de financiering van vervoerinfrastructuur te ontwikkelen en de begroting voor TEN-T-projecten in het toekomstig financieel kader en in het herstelplan substantieel te verhogen;

50.

verzoekt de lidstaten de mogelijkheid te overwegen om de loonbelasting voor lagere inkomens te verminderen teneinde de koopkracht te verhogen en de vraag naar detailhandelsgoederen te stimuleren;

Meer samenhang en minder economische ongelijkheid

51.

benadrukt het belang van territoriale cohesiedoelen in het kader van de voorgestelde stimuleringsmaatregelen, daar de gevolgen van de crisis in Europa duidelijk van land tot land verschillen;

52.

verzoekt de Commissie, vooral in het licht van de huidige crisis, terdege rekening te houden met de gevolgen van horizontale beleidsmaatregelen voor de verschillen in prestaties die in het eurogebied tussen regio’s bestaan, zoals blijkt uit haar mededeling EMU@10;

53.

wenst dat passende instrumenten worden ontwikkeld om snellere convergentie van minder dynamische regio’s mogelijk te maken aan de hand van strategische doelstellingen, zoals het groener maken van de economie en voldoende participatie in de Lissabon-strategie, vooral door bevordering van innovatie, KMO’s en initiatieven op microniveau;

54.

begroet alle Commissievoorstellen die de toegang tot de bestaande cohesie-instrumenten eenvoudiger en sneller maken en de uitvoering van projecten versnellen, met name door het eerder uitbetalen van middelen, tijdelijke vergroting van de communautaire steunpercentages, verbetering van de technische bijstand en versnelling van de betalingsprocedures;

Intelligente en duurzame structurele hervormingen en investeringen

55.

wenst dat zowel op het niveau van de Europese Unie als op dat van de lidstaten instrumenten en maatregelen voor herstel die de vraag en het vertrouwen in de Europese Unie kunnen stimuleren, worden verfijnd in overeenstemming met een gemeenschappelijk prioriteitenpakket in het kader van de Lissabon-strategie, zoals investeringen in onderwijs, infrastructuur, onderzoek en ontwikkeling, vaardigheden en levenslang leren, efficiënt energiegebruik en groene technologieën, breedbandnetwerken, stedelijk vervoer, creatieve industrieën en diensten, gezondheidszorg en voorzieningen voor kinderen en ouderen;

56.

is verheugd over het voorstel van de Commissie om de investering van 0,5 miljard EUR in vervoersinfrastructuur te vervroegen van 2010 naar 2009; beklemtoont echter dat de Commissie en lidstaten ook stadsvervoer en prioritaire TEN-T-projecten in aanmerking moeten laten komen voor de aanvullende middelen van 5 miljard EUR die in het kader van het herstelplan worden vrijgemaakt; is van oordeel dat met name vergevorderde TEN-T-projecten van de grotere beschikbaarheid van middelen moeten profiteren;

57.

benadrukt dat het in de huidige, zeer sombere situatie noodzakelijk is dat lidstaten die meer recent zijn toegetreden tot de Europese Unie en die niet lid zijn van de eurozone, toegang krijgen tot EU-middelen; meent dat deze middelen een noodzakelijke financiële injectie zouden zijn voor lidstaten die niet over de speelruimte beschikken van de lidstaten in het eurogebied of die met grote begrotingstekorten of tekorten op de lopende rekening te kampen hebben;

58.

onderstreept het feit dat de crisis uiterst negatieve economische en sociale gevolgen heeft in vele nieuwe lidstaten, met een aanzienlijk risico van verminderde groei en stabiliteit en meer armoede; verwacht bovendien een overloopeffect op de euro en de economieën van de eurozone; vraagt daarom een gecoördineerde aanpak voor de Gemeenschap als geheel met het oog op communautaire solidariteit en het opnemen van collectieve verantwoordelijkheid op dit gebied; verzoekt de Commissie alle instrumenten voor de stabilisatie van de getroffen lidstaten te herzien en te intensiveren, inclusief stabilisatie van de wisselkoersen, zodat in snelle en doeltreffende veiligheidsnetmaatregelen en reactiepakketten kan worden voorzien;

59.

verzoekt de Commissie te overwegen om mogelijke maatregelen ter verbetering van de energiezekerheid te nemen door de ontwikkeling van een intern gastransmissienetwerk van de Europese Unie sneller uit te voeren, waarmee de zekerheid van de energievoorziening zou worden gewaarborgd;

60.

meent dat een krachtig beleid van openbare investeringen dat op de totstandbrenging van een „koolstofarme economie” is gericht, van het grootste belang is voor de bestrijding van de recessie;

61.

roept de lidstaten in dit verband op hun fiscale stelsels te hervormen om ervoor te zorgen dat bepaalde sectoren met een groot effect op het milieu, zoals landbouw, vervoer en energie, in overeenstemming met duurzaamheidsbeginselen functioneren;

62.

dringt sterk aan op het nemen van een reeks maatregelen van stedelijk beleid die een efficiënt energiegebruik in het verkeer en gebouwen combineren met het scheppen van arbeidsplaatsen;

63.

onderstreept de noodzaak van aanzienlijke investeringen door middel van gecoördineerde inspanningen van ongekende omvang op het gebied van energie, milieu en infrastructuur, gericht op ondersteuning van duurzame ontwikkeling, de totstandkoming van arbeidsplaatsen van hoge kwaliteit en het waarborgen van sociale cohesie; is van mening dat de van de bevolking gevraagde inspanningen beter zullen worden geaccepteerd indien ze als billijk worden beschouwd en bijdragen tot werkgelegenheid en sociale integratie;

64.

pleit voor initiatieven van de Europese Unie op het gebied van onderwijs en opleiding en voor toegang tot risicokapitaal en krediet- en microkredietfaciliteiten om de groei te stimuleren en de convergentie in de Europese Unie te bevorderen;

65.

benadrukt de noodzaak om de administratieve lasten te verminderen voor investeringsprojecten die door particuliere ondernemingen worden medegefinancierd; verzoekt de Commissie en de lidstaten derhalve maatregelen te treffen die investeringen bespoedigen en vergemakkelijken;

66.

benadrukt dat bij het aanpakken van de acute problemen als gevolg van de economische crisis, de langetermijnstrategie en de mogelijkheid eindelijk een aantal prioritaire doelstellingen te verwezenlijken, niet uit het oog mogen worden verloren, met name:

met het oog op het enorme werkgelegenheidspotentieel in de dienstensector intensivering van de inspanningen om hinderpalen voor de vrijheid van dienstverlening uit de weg te ruimen, zoals voorzien in de Dienstenrichtlijn (8), die door vertraging nog steeds niet ten uitvoer is gelegd;

bespoediging van de tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake postdiensten (9);

voltooiing van de interne energiemarkt;

snelle versterking van de investeringen in O&O, met inbegrip van substantiële investeringen in O&O en innovatie als voorwaarde voor elke steunverlening aan de industrie; aangezien de – nogal bescheiden – doelstelling van 3 % van het BBP nog steeds niet is behaald, met name omdat de particuliere sector zijn aandeel van 2 % nog niet heeft opgebracht en omdat op het gebied van investeringen in O&O de kloof met andere regio’s steeds groter wordt, ondanks de uitdrukkelijke doelstelling om van de EU de meest dynamische kenniseconomie in de wereld te maken;

spoedige realisering van de Europese octrooiregeling;

verwijdering van alle overgebleven obstakels voor het vrij verkeer van werknemers;

voltooiing van de prioritaire TEN-T-netwerken;

Europese economische instrumenten: eendrachtig optreden van de Europese Unie

Economische coördinatie

67.

dringt aan op een betere samenhang tussen het onderhavige herstelplan op lidstaatniveau, de doeleinden en prioriteiten van de Lissabon-strategie, de geïntegreerde beleidsrichtsnoeren en nationale hervormingsprogramma’s, en op gebruikmaking van de mogelijkheden voor flexibiliteit die worden geboden door het herziene stabiliteits- en groeipact;

68.

stelt vast dat een centraal dilemma in de huidige crisis is dat de Europese economische beleidsinstrumenten nog niet voldoende ontwikkeld zijn om aan de komende uitdagingen het hoofd te bieden; vraagt daarom een herziening en bijwerking van de essentiële beleidsinstrumenten voor de Europese Raad van voorjaar 2010, met name de geïntegreerde beleidsrichtsnoeren;

69.

verzoekt de Commissie om richtsnoeren inzake de nationale hervormingsplannen in het licht van haar groeiprognoses;

70.

wenst dat naar behoren uitgewerkte criteria en normen worden ontwikkeld voor een strikt toezicht op en regelmatige beoordeling van de werkzaamheid van de herstelplannen door de Commissie, met name wat betreft de realiteit van de aangekondigde investeringen, waarbij bedacht moet worden dat de volle omvang van de crisis en de vereiste tegenmaatregelen nog niet volledig te overzien zijn;

71.

roept alle betrokken partijen – het Parlement, de Raad, de Commissie en de sociale partners op het niveau van de Europese Unie en de lidstaten – op om op de Europese Voorjaarsraad in maart 2009 samen te werken op basis van de volgende voorstellen:

ontwikkeling van wederzijdse versterking van op stabiliteit en groei gericht macro-economisch beleid van de lidstaten door het stabiliteitsbeleid en investeringen tot een zaak van gemeenschappelijk belang te maken dat over en weer steun biedt;

vaststelling van een kader dat de lidstaten verplicht met elkaar en met de Commissie te overleggen alvorens belangrijke besluiten op het gebied van het economisch beleid te nemen, waarbij wordt uitgegaan van een gemeenschappelijke visie op problemen, prioriteiten en de noodzakelijke en geschikte tegenmaatregelen;

vaststelling van ambitieuze op maat gesneden nationale herstelplannen, bijgestelde programma’s voor stabiliteit en convergentie en herziening van de nationale begrotingen aan de hand van de meest recente economische prognoses, alsmede de toezegging deze met spoed ten uitvoer te leggen;

formulering van een samenhangende strategie van de Europese Unie voor maatregelen op korte en lange termijn die stoelen op gemeenschappelijke prioriteiten en doelstellingen;

verbetering van het economisch bestuur van het eurogebied overeenkomstig de aanbevelingen in de resolutie van het Parlement over de EMU@10 van 18 november 2008;

72.

roept op tot een dringende beoordeling door het Parlement, de Raad, de Commissie en de Europese Investeringsbank van de voordelen die eventueel kunnen worden ontleend aan een haalbaar fonds voor de Europese overheidsschuld, waarvan de aflossingskosten lager zouden zijn dan voor het overeenkomstige totaal van overheidsschulden en dat tijdelijk van aard zou zijn, na een bepaalde tijd zou worden overgeheveld naar overheidsschulden;

Europese Investeringsbank

73.

is van mening dat de deelneming van de Europese Investeringsbank (EIB) van cruciaal belang is en dat de EIB bevoegd is voor een groot deel van de kredieten die in het herstelplan worden genoemd; begroet de overeenkomst van de lidstaten over een kapitaalverhoging voor de EIB; herinnert eraan dat sommige EIB-maatregelen ook steun uit de EU-begroting vereisen, maar dat daarin nog niet is voorzien in het herstelplan; meent dat deze steun kan worden verleend in de vorm van een mix van subsidies en leningen of in de vorm van gemeenschappelijke risicodelingsinstrumenten zoals de risicodelende financieringsfaciliteit (RSFF) en het leninggarantie-instrument voor TEN-vervoersprojecten (LGTT); stelt voor dat de EIB wordt verzocht met haar eigen reserves aan LGTT-projecten bij te dragen, waardoor het hefboomeffect kan worden versterkt; benadrukt de rol van de EIB bij de herfinanciering van KMO’s, handelsbanken en bestaande particulier-openbare partnerschapsstructuren; herinnert er in dit verband aan dat milieuvriendelijke subsidiecriteria vastgesteld moeten worden;

EU-begroting

74.

wijst erop dat het door de Commissie goedgekeurde economisch herstelplan en de daaropvolgende op 28 januari 2009 voorgestelde maatregelen een communautaire component van naar schatting 30 miljard EUR bevatten, die over de volgende sectoren moet worden verdeeld: 5 miljard EUR voor energie-interconnectieprojecten en breedbandinternet via een herziening van het meerjarig financieel kader 2007-2013 (MFK), en maatregelen met betrekking tot de „doorlichting” van het GLB; vooruitbetalingen uit hoofde van de structuur- en cohesiefondsen; verschillende initiatieven op het vlak van onderzoek en ontwikkeling, zoals het Europese initiatief voor groene auto’s, fabrieken van de toekomst en energie-efficiënte gebouwen; een verhoging van de voorfinanciering voor de meest vergevorderde projecten van het trans-Europees vervoernetwerk alsook voor initiatieven ten voordele van KMO’s of het communautaire innovatieprogramma (CIP) en voor door de EIB reeds toegekende nieuwe of bestaande financieringen en leningen;

75.

benadrukt dat de huidige crisis niet als excuus mag worden gebruikt om een hoognodige heroriëntatie van de uitgaven richting „groene” investeringen uit te stellen, maar juist moet worden aangegrepen als een extra stimulans voor een dergelijke heroriëntatie, en herhaalt in dit verband het belang van de voor 2009 geplande begrotingsherziening, die meer zou moeten zijn dan alleen een theoretische visie op hoe de begroting er na 2013 uit zou kunnen zien, en ambitieuze voorstellen zou moeten bevatten voor een andere programmering bij de tussentijdse herziening van de meerjarenprogramma’s, om een antwoord te formuleren op de huidige crisis, duurzame ontwikkeling te bevorderen en rekening te houden met de uitdagingen die de klimaatverandering met zich meebrengt;

76.

benadrukt dat bepaalde elementen uit het voorgestelde herstelplan te vaag geformuleerd zijn; verzoekt de Commissie de twee takken van de begrotingautoriteit onverwijld alle nadere informatie te verstrekken die onontbeerlijk is voor de besluitvorming; benadrukt tevens dat meerdere elementen in het herstelplan een wijziging van de bestaande meerjarenprogramma’s noodzakelijk maken; wijst er in dit verband op dat deze wijzigingen moeten worden doorgevoerd met volledige inachtneming van de bevoegdheden van het Parlement;

77.

benadrukt dat de implementatie van het door de Commissie voorgestelde herstelplan bijgevolg een zaak van lange adem dreigt te worden en verzoekt alle betrokken instellingen zo snel mogelijk de vereiste besluiten te nemen, gezien de zeer netelige economische situatie van de Europese Unie;

78.

benadrukt dat het merendeel van de door de Commissie voorgestelde communautaire maatregelen berust op een herverdeling van reeds geprogrammeerde kredieten en niet op het mobiliseren van nieuwe begrotingsmiddelen; verzoekt de Commissie alle vereiste maatregelen te nemen naar aanleiding van de zeer slechte economische prognoses die ze in januari 2009 heeft gepubliceerd, en haar begrotingsvoorstellen in het licht van deze nieuwe prognoses te herzien;

79.

is verheugd over het herstelplan en de aanverwante initiatieven en herinnert eraan dat alle nieuwe uitgaven die niet zijn opgenomen in de begroting 2009 moeten worden gefinancierd met extra middelen, om het huidige meerjarig financieel kader (MFK) 2007-2013 waarover is onderhandeld door de twee takken van de begrotingsautoriteit niet in gevaar te brengen; herinnert in dit verband aan de mogelijkheden die worden geboden door de bepalingen van het interinstitutioneel akkoord (IIA) van 17 mei 2006, met name de punten 21 tot en met 23;

80.

benadrukt dat in het kader van het herstelplan gecoördineerde actie op verschillende niveaus wordt voorgesteld om de Europese economieën te versterken; herhaalt dat het Parlement bereid is met de Raad te onderhandelen over de door de Commissie voorgestelde herziening van het MFK 2007-2013 met 5 miljard EUR en over alle andere wijzigingen in instrumenten die gevolgen voor de begroting hebben; is van mening dat de onderhandelingen zich zouden moeten richten op een vergroting van de reikwijdte van het aantal binnen deze begrotingsherziening gesteunde projecten, overeenkomstig de prioriteiten van de lidstaten;

81.

erkent de belangrijke rol van de EIB en van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) bij de financiering van investeringen en bij het verbeteren van de toegang tot financiering voor bedrijven, in het bijzonder voor KMO’s; wijst erop dat bijdragen door de EU-begroting aan EIB-interventies een krachtig hefboomeffect op investeringen kunnen teweegbrengen, en wil onderzoeken hoe de EU-begroting verder zou kunnen bijdragen aan het tot stand brengen van dergelijke effecten, en dat ze in alle gevallen gekoppeld moeten zijn aan een intentieverklaring van het Parlement, de Raad, de Commissie en de EIB inzake de investeringsprioriteiten, zodat deze afgestemd zijn op echt duurzame projecten; is verontrust over de toenemende neiging binnen de Raad en de Commissie om de EIB en de EBWO diverse aanvullende taken toe te vertrouwen, zonder eerst alle vereiste economische en financiële garanties te hebben verstrekt betreffende het vermogen van de EIB en de EBWO om zich met succes van deze taken te kwijten; wijst erop dat de Commissie voorstelt de financiële instrumenten die door de EIB zijn ontwikkeld uit hoofde van het akkoord over het MFK 2007-2013 uit te breiden; verzoekt de Commissie een eerste balans op te maken van de reeds ten uitvoer gelegde activiteiten in dit verband en oplossingen voor te stellen voor de budgettaire en reglementaire problemen bij de tenuitvoerlegging van acties als JASMINE, JASPER en JEREMIE;

82.

verwacht dat de Commissie haar intenties met betrekking tot de toekomstige acties verduidelijkt, met name wat betreft de eventuele bijdrage van de EU-begroting aan het versterken van deze instrumenten; roept de Commissie op de twee takken van de begrotingsautoriteit mede te delen in hoeverre deze nieuwe instrumenten die ter beschikking van de EIB worden gesteld voor toekomstige initiatieven, een bijdrage uit de Gemeenschapsbegroting vereisen; constateert verder dat de toename van de aan de EIB en de EBWO toevertrouwde taken grote vraagtekens oproept met betrekking tot het democratische toezicht op de gefinancierde projecten, wanneer communautaire begrotingsmiddelen in het geding zijn;

83.

betreurt dat het Commissievoorstel om in trans-Europese projecten voor onderlinge koppeling van energienetten en breedbandinfrastructuur te investeren geen gehoor vindt door een gebrek aan overeenstemming binnen de Raad, hetgeen indruist tegen de wens van de Europese Raad, zoals tot uitdrukking gebracht in december 2008; is van mening dat de begroting van de EU moet worden gebruikt om de economische crisis het hoofd te bieden met behulp van de passende instrumenten waarin het IIA voorziet, en nodigt de Raad uit om hierover zo spoedig mogelijk met het Parlement in overleg te treden; is van mening dat enkel een beroep kan worden gedaan op de marges die bevestigd zijn en niet op basis van de geschatte behoeften in toekomstige begrotingsjaren; herinnert eraan dat een herschikkingsoperatie het bestaande beleid kan belemmeren; beschouwt de tussentijdse herziening als een laatste en laattijdige mogelijkheid om te reageren op de economische crisis; wijst erop dat het herstelplan, indien goedgekeurd, aanzienlijke gevolgen zal hebben voor de begroting 2009; herinnert de Commissie eraan dat haar voorstel indicatief is en afhankelijk is van de goedkeuring van de wetgever; verzoekt om nadere informatie over de ontwikkelingsfase van elk project om een vlotte implementatie te garanderen alsook om een beoordeling van de gevolgen ervan op korte trmijn voor de werkgelegenheid en de groei van de hele Europese economie, en vraagt om concrete cijfers betreffende de implementatie, met name met betrekking tot de financiële programmering; wijst erop dat de EU-uitgaven voor energieprojecten, die in het huidige financieel kader van de EU beperkt moeten zijn, zich zouden moeten richten op projecten die snel kunnen worden gestart en die helpen de 2020-beleidsdoelen van de EU inzake klimaatverandering te realiseren, met name energiebesparing, energie-efficiëntieprojecten en investeringen in netwerken voor hernieuwbare energie;

84.

herinnert aan de op de overlegvergadering van 21 november 2008 goedgekeurde gemeenschappelijke verklaring over „de uitvoering van het cohesiebeleid”, waarin de voordelen voor de economie van de versnelde implementatie van de structuurfondsen en het Cohesiefonds worden benadrukt, en over „betalingskredieten”, waarin de financiering van nieuwe initiatieven wordt gesteund, met name met betrekking tot de economische crisis; merkt op dat het bedrag van de op basis van het Commissievoorstel over het financieel beheer van het ESF, EFRO en het Cohesiefonds voor 2009 voorziene bijkomende vooruitbetalingen is vastgesteld op 6,3 miljard EUR en dat de voorgestelde wijzigingen van het financieel beheer van de fondsen tussentijdse betalingen kunnen versnellen;

85.

verzoekt de Commissie de begrotingsautoriteit op de hoogte te houden en te verduidelijken of vervroegde betalingen in het kader van het financieel beheer van de fondsen zullen stroken met het voor 2009 door de begrotingsautoriteit vastgelegde betalingsschema, en met name te verduidelijken of het door het Parlement en de Raad vastgestelde niveau van betalingskredieten hoog genoeg is om de huidige en toekomstige initiatieven te financieren;

86.

herhaalt dat elke wijziging van het niveau van de betalingen dat de Commissie voorstelt, moet worden opgenomen in een gewijzigde begroting die moet worden goedgekeurd door de twee takken van de begrotingsautoriteit;

87.

onderstreept de toegevoegde waarde van het trans-Europese vervoersnetprogramma (TEN-T) om de strategie van Lissabon, de doelstellingen van de Unie inzake klimaatverandering en het streven naar meer sociale, economische en territoriale cohesie te verwezenlijken, terwijl het op korte termijn de totale vraag in Europa stimuleert; is daarom verheugd over het voorstel van de Commissie om de investering van 0,5 miljard EUR in vervoersinfrastructuur te vervroegen van 2010 naar 2009;

88.

verzoekt de Commissie om bij de presentatie van de lijst van specifieke projecten waarvoor communautaire begrotingssteun is aangevraagd, conform het verzoek van de Europese Raad van december 2008, rekening te houden met de noodzaak het concurrentievermogen van de EU-economie met een langetermijnperspectief te verhogen en daarbij infrastructuurprojecten te bevorderen die reeds zijn goedgekeurd en gepland;

89.

beveelt een flexibele benadering aan voor de uitgavenstructuur van de Europese begroting en toewijzing van niet-vastgelegde kredieten of kredieten die niet op jaarbasis op de begroting staan aan prioriteiten die overeenkomstig een cohesiekader zijn vastgesteld; dringt er nogmaals op aan de Europese begroting met spoed te versterken en daarbij haar omvang en uitgavenstructuur opnieuw te bezien;

Europese Unie en globaal bestuur

90.

pleit er krachtig voor dat de Europese Unie een leidende rol speelt binnen internationale fora, met name in het Financiële Stabiliteitsforum (FSF) en het Internationaal Monetair Fonds en tijdens de komende bijeenkomsten van de G20; acht het vooral van belang dat het multilaterale toezicht op valutazones en de financiële markten wordt versterkt; wijst erop dat in tijden van een vrij wereldwijd kapitaalverkeer convergentie in het middelpunt staat van echt gelijke concurrentievoorwaarden en een omvattend kader voor regulering en toezicht;

91.

herinnert aan het belang van de volgende G20-top op 2 april 2009 in Londen, waar naar verwachting verklaringen zullen worden omgezet in besluiten; herinnert eraan dat het belangrijk is het eens te worden over een duidelijk tijdschema voor de maatregelen, teneinde het proces resultaatgericht te maken; dringt erop aan dat niet alleen over financiële overwegingen wordt onderhandeld, maar dat de staatshoofden en regeringsleiders ook nadenken over hoe de mondiale onevenwichtigheden kunnen worden gecorrigeerd en hoe zij overeenstemming kunnen bereiken over de coördinatie van de verschillende in de afgelopen tijd aangenomen herstelplannen; rekening houdend met het punt van de werkloosheid; is er voorstander van gebruik te maken van de aanbevelingen van de Larosière-groep als basis voor de bepaling van het EU-standpunt over de toekomstige financiële architectuur; verzoekt de Raad en de Commissie het Parlement om zijn mening te vragen alvorens een onderhandelingsstandpunt voor de top goed te keuren;

92.

betuigt met nadruk zijn steun aan het besluit van de Europese leden van de G20 om definitieve maatregelen tegen belastingparadijzen en niet-coöperatieve jurisdicties te nemen door zo spoedig mogelijk overeenstemming te bereiken over een sanctie-instrumentarium dat op de Top van Londen zijn beslag moet krijgen; beveelt aan dat de EU op haar eigen niveau een adequaat wetgevingskader moet vaststellen ter beperking van de handelsbetrekkingen met deze jurisdicties; onderstreept dat benaderingen die op wereldschaal coherentie vertonen van essentieel belang zijn om dit probleem op te lossen;

93.

beveelt ten sterkste aan dat terdege wordt vastgesteld wat de gevolgen van internationale transacties zijn voor de reële economie in de Europese Unie, vooral wat betreft handel, klimaatverandering en financiën; pleit voor intensiever internationaal overleg met de belangrijkste valutablokken om te voorkomen dat valutamanipulatie en volatiliteit gevolgen hebben voor de reële economie;

94.

verzoekt de Raad en de Commissie het overleg en de samenwerking met de handelspartners van de Europese Unie te intensiveren, met name met de nieuw geïnstalleerde regering van de VS;

95.

is van mening dat de huidige crisis niet ten koste mag gaan van de verantwoordelijkheden van de Europese Unie voor de bevordering van internationale ontwikkeling en de bestrijding van de armoede in de wereld; waarschuwt dat het gevaar van een terugval in een protectionistisch beleid vermeden moet worden; onderstreept dat de wereldwijde inspanningen om tot een herstel te komen veel gebaat zouden zijn bij een tijdige afronding van de besprekingen van de Doha-handelsronde;

*

* *

96.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de Europese Centrale Bank, de Europese Investeringsbank, het Europees Economisch en Sociaal Comité en de voorzitter van de Eurogroep.


(1)  PB C 16 van 22.1.2009, blz. 1.

(2)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0506.

(3)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0058.

(4)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0543.

(5)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0425.

(6)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0476.

(7)  Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (PB L 200 van 8.8.2000, blz. 35).

(8)  Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36).

(9)  Richtlijn 2008/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot wijziging van Richtlijn 97/67/EG wat betreft de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap (PB L 52 van 27.2.2008, blz. 3).


Top