Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007AE1246

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement — Duurzame elektriciteitsproductie met behulp van fossiele brandstoffen: Naar bijna-nulemissie bij de verbranding van steenkool vanaf 2020 COM(2006) 843 final

PB C 10 van 15.1.2008, p. 39–44 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 10/39


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de „Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement — Duurzame elektriciteitsproductie met behulp van fossiele brandstoffen: Naar bijna-nulemissie bij de verbranding van steenkool vanaf 2020”

COM(2006) 843 final

(2008/C 10/10)

De Europese Commissie heeft op 10 januari 2007 besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig art. 262 van het EG-Verdrag, te raadplegen over het bovengenoemde voorstel.

De gespecialiseerde afdeling Vervoer, energie, infrastructuur, informatiemaatschappij, die belast was met de betreffende voorbereidende werkzaamheden, heeft haar advies goedgekeurd op 5 september 2007. Rapporteur was de heer ZBORIL.

Tijdens zijn 438e zitting van 26 en 27 september 2007 (vergadering van 27 september) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat werd goedgekeurd met 135 stemmen voor en 1 stem tegen, bij 4 onthoudingen.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het EESC is ingenomen met de mededeling van de Commissie en kan zich vinden in de analyse en beschrijving zoals die in het document worden gepresenteerd. De wereld staat voor de grote uitdaging om een effectief antwoord te vinden op de gevaren van de globale klimaatverandering en tegelijk te blijven voldoen aan de grote vraag naar energie.

1.2

Kolengestookte centrales in de EU-27 zijn verantwoordelijk voor een CO2-uitstoot die 24 % van de totale hoeveelheid emissies in de EU bedraagt. Dergelijke krachtcentrales komen dan ook als eerste in aanmerking om er CCS-installaties (systemen voor het vastleggen en permanent opslaan van CO2) in aan te brengen.

1.3

Naar alle waarschijnlijkheid zal steenkool de komende decennia deel blijven uitmaken van de Europese energiemix. De speciale voordelen ervan — beschikbaarheid, betaalbaarheid en stabilisering van de energiemarkt — zullen ervoor zorgen dat steenkool een van de belangrijkste grondstoffen voor de commerciële elektriciteitsproductie zal blijven. De voorraden steenkool zijn ongelijkmatig verdeeld over de wereld en ook binnen de EU. Dankzij nieuwe steenkooltechnologieën kan de uitstoot van CO2 in principe drastisch worden verminderd (1). Hiertoe dienen op de korte en middellange termijn marktmechanismen en wettelijke kaders te worden ontwikkeld ter aanmoediging van investeringen in de meest geavanceerde technologieën die de efficiëntie van stroomopwekking op basis van steenkoolverbranding kunnen verbeteren en aldus in staat zijn de specifieke CO2-emissies terug te dringen.

1.4

Op het ogenblik beschikken we nog niet over aantoonbaar kosteneffectieve, commercieel haalbare methoden voor het afscheiden en vastleggen van het grootste deel van de CO2 die wordt uitgestoten door kolengestookte centrales. Het gaat hier om een technologie die nog in ontwikkeling is. Niettemin is er goede hoop dat het binnen de twintig jaar zal lukken om dergelijke steenkooltechnologieën met een bijna-nulemissie (ZET's) te ontwikkelen en commercieel aantrekkelijk te maken.

1.5

Het EESC wil er hierbij nogmaals op wijzen dat de uitdaging waarvoor wij staan om de uitstoot te beperken, dusdanig ernstig is dat alle denkbare energiebronnen en technologieën optimaal ontwikkeld moeten worden om ze praktisch en commercieel haalbaar te maken. Bij de overgang naar duurzame energie staan, naast technologieën op het gebied van kernenergie en hernieuwbare energie, alsmede energiebesparingsmaatregelen, steenkool en andere fossiele brandstoffen centraal. Al deze factoren tezamen spelen een rol; bepalend zijn de technische haalbaarheid en de betaalbaarheid.

1.6

Het EESC stelt met tevredenheid vast dat op de lange termijn, na 2020, de techniek van het vastleggen en opslaan van CO2 zo ver ontwikkeld zal zijn dat het mogelijk wordt om de uitstoot door kolengestookte centrales tot bijna nul te reduceren. Tegen 2020 zal de behoefte aan nieuwe kolengestookte capaciteit voor het opwekken van elektriciteit ca. 350 GW bedragen en tegen 2030 ca. 500 GW, terwijl de investeringskosten naar schatting zullen oplopen tot 600 à 800 miljard euro. Om een en ander te realiseren zal er nu een begin moeten worden gemaakt met gecoördineerde inspanningen op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie.

1.7

Mits de efficiëntie in de energiecentrales voortdurend wordt verbeterd en de ontwikkeling van technologieën voor een bijna-nulemissie wordt voortgezet, zal steenkool kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen op het gebied van preventieve klimaatbescherming. De veelbelovende ervaringen die tot nu toe met CCS zijn opgedaan, mogen er evenwel niet toe leiden dat men nu al strategieën en doelstellingen op het gebied van energiebeleid gaat goedkeuren waarbij wordt uitgegaan van een ruime beschikbaarheid van CCS-technologieën.

1.8

De vergunningsprocedures zullen vereenvoudigd en geleidelijk aan geharmoniseerd moeten worden, waarvoor samenwerking tussen de nationale regelgevende instanties vereist is. Het is zaak dat de lange looptijden voor bouwprojecten zoveel mogelijk worden verkort zonder dat ook maar in het minst wordt afgedongen op de veiligheidseisen.

1.9

Verder wil het EESC erop wijzen dat steenkool niet alleen de belangrijkste grondstof voor het opwekken van elektriciteit is en een vitale rol speelt bij de staalproductie en andere industriële processen, maar ook voorbestemd is om een fundamentele bijdrage te leveren aan het bevredigen van de energiebehoefte in de toekomst, doordat hierdoor de overgang naar een waterstofeconomie wordt vergemakkelijkt. Door kolenliquefactie kan steenkool worden benut als een substituut voor ruwe olie. Er kan ook synthetisch gas worden geproduceerd uit steenkool.

1.10

Voor het delven van bruin- en steenkool van eigen bodem blijft er behoefte bestaan aan een adequaat politiek en economisch kader. Op plaatselijk niveau zijn de welvaart en werkgelegenheid zeer gebaat bij steenkoolwinning en energietransformatie. Ook als wordt gekeken naar de sociale situatie in de nieuwe lidstaten, is het van buitengewoon belang dat het aandeel van fossiele brandstoffen bij de opwekking van stroom (kolengestookte centrales) niet achteruit gaat: van de in totaal 286 500 personen die in de EU werkzaam zijn in de steenkoolindustrie, werken er 212 100 in een nieuwe lidstaat. Voor de steenkoolindustrie in de gehele EU geldt dat mijnexploitanten speciale aandacht dienen te besteden aan de zeer moeilijke arbeidsomstandigheden van mijnbouwers, hun vaardigheden, hun veiligheid en hun werkomgeving.

1.11

Het EESC stelt vast dat de Commissie zich in haar document optimistisch betoont over het tijdschema waarbinnen CCS kan worden ingevoerd en over de daartoe benodigde voorbereidende stappen. De Commissie zou zich nu dienen te concentreren op maatregelen die ertoe moeten leiden dat er in 2015 10 à 12 demonstratie-installaties in bedrijf kunnen worden genomen, en op maatregelen die ertoe moeten leiden dat er een adequaat raamwerk voor CCS wordt opgezet waarmee de belangrijkste risico's worden opgevangen, dat betrouwbaar is en tegelijk voldoende speelruimte laat. Tussentijdse evaluaties van de stand van zaken betreffende een verbeterde efficiëntie bij het opwekken van elektriciteit zijn dringend gewenst. Al te grote haast en een te restrictief regelgevend kader zouden de ontwikkeling van deze voor de hele wereld zo belangrijke technologie ernstig in gevaar kunnen brengen.

1.12

Het EESC dringt verder aan op intensieve O&TO-activiteiten op het gebied van hernieuwbare alternatieve energiebronnen, die kunnen bijdragen tot een betrouwbare energiemix in de EU. Tegelijkertijd dient de interne energiemarkt van de EU zo snel mogelijk een realiteit te worden.

2.   Inleiding

2.1

Het EESC heeft al eerder in verschillende adviezen de kwestie van fossiele brandstoffen behandeld, het meest recent nog in het verkennende advies „De energievoorziening van de EU: een strategie voor een optimale energiemix” (2), waarin de EU wordt opgeroepen serieus werk te maken van technologieën voor een schone exploitatie van steenkool, d.w.z. efficiëntere krachtcentrales en commerciële toepassingen van CCS. Het verbruik van gas is gestegen en stijgt nog altijd, wat mede politieke oorzaken heeft. Inmiddels is duidelijk dat voortzetting van deze ontwikkeling problemen oplevert. Gas zal op de lange termijn moeilijk kunnen dienen als substituut voor steenkool, noch kan het kernenergie verdringen vanwege de uitstoot die het produceert. Net als olie is gas een kostbare grondstof voor industriële processen met een hoge meerwaarde.

2.2

Het onderhavige document over duurzame elektriciteitsproductie met behulp van fossiele brandstoffen is op 10 januari 2007 door de Commissie gepubliceerd in het kader van een pakket maatregelen betreffende het klimaat en de energievoorziening („Een energiebeleid voor Europa”).

2.3

Dit pakket behelst verder in de eerste plaats doelstellingen op het gebied van klimaatverandering, die erop neerkomen dat de ontwikkelde landen tegen 2002 de uitstoot van broeikasgassen met 30 % zouden moeten terugdringen, terwijl voor de EU zelf een minimum van 20 % is vastgesteld. In het maatregelenpakket is ook aandacht voor: de interne gas- en elektriciteitsmarkt; de interconnectie van gas- en elektriciteitsnetwerken; de toekomstige rol van kernenergie in het kader van het Indicatieve Nucleaire Programma; een routekaart voor hernieuwbare energie (m.n. biobrandstof voor het vervoer), en een Europees Strategisch Plan voor Energietechnologie. De Europese Raad heeft op 9 maart 2007 zijn goedkeuring gehecht aan de doelstellingen en belangrijkste onderdelen van dit maatregelenpakket.

2.4

Doel van onderhavige mededeling is een algemeen beeld te schetsen van de maatregelen die vereist zijn om te bewerkstelligen dat fossiele brandstoffen en met name steenkool een bijdrage kunnen blijven leveren aan de continuïteit en diversificatie van de energievoorziening in Europa en de gehele wereld, en wel op een manier die verenigbaar is met de strategie voor duurzame ontwikkeling en het beleid tegen de opwarming van de aarde. In het document wordt rekening gehouden met de reeds verrichte werkzaamheden en de in de loop van 2006 ontvangen adviezen binnen het kader van het tweede Europese klimaatveranderingsprogramma (European Climate Change Programme — ECCPII), de werkgroep op hoog niveau (HLG) inzake concurrentiekracht, energie en milieu, de voorbereiding van het Zevende Kaderprogramma voor onderzoek (KP7) en het platform voor nulemissietechnologie t.b.v. met fossiele brandstoffen gestookte centrales (Zero Emission Fossil Fuel Power Plant Technology Platform — ZEP TP).

3.   Het Commissiedocument

3.1

In het Commissiedocument wordt de rol van fossiele brandstoffen bij het opwekken van energie herbekeken en geconcludeerd dat deze een belangrijk bestanddeel vormen van de energiemix in de Europese Unie en in vele andere economieën. Ze spelen met name een belangrijke rol bij de opwekking van elektriciteit: meer dan 50 % van de elektriciteit in de EU wordt met behulp van fossiele brandstoffen (voornamelijk steenkool en aardgas) geproduceerd. In een aantal landen is dat zelfs 80 % (Polen, Griekenland). Kolen hebben momenteel een cruciaal aandeel in de continuïteit van de energievoorziening in de EU en dat zal zo blijven. Het gaat hier om de fossiele brandstof met veruit de grootste en meest verspreide mondiale reserves, die volgens schattingen nog ten minste volstaan voor 130 jaar (bruinkool) en 200 jaar (steenkool).

3.2

Steenkool kan zijn waardevolle rol bij het veilig stellen van de energievoorziening en de economie van zowel de EU als de rest van de wereld echter alleen blijven spelen als er technologieën worden gebruikt die het mogelijk maken de koolstofvoetafdruk van de verbranding drastisch te verlagen. Wanneer dergelijke technologieën op zo'n grote schaal worden ontwikkeld dat het duurzaam gebruik van steenkool op een economisch en commercieel verantwoorde wijze mogelijk wordt, kunnen ze ook oplossingen leveren voor verbrandingsprocessen waarbij andere fossiele brandstoffen worden gebruikt (bijvoorbeeld gasgestookte elektriciteitscentrales). De EU moet daarom technologische oplossingen ontwikkelen voor een duurzaam gebruik van steenkool, niet alleen om kolen te kunnen behouden in de Europese energiemix, maar ook om te waarborgen dat de mondiale toename van het gebruik van steenkool mogelijk is zonder dat onomkeerbare schade wordt toegebracht aan het wereldklimaat.

3.3

„Schone steenkool”-technologieën zijn al ontwikkeld en worden inmiddels algemeen gebruikt in de sector van de elektriciteitsproductie, waardoor de problemen van plaatselijke verontreiniging en zure regen zijn teruggedrongen, omdat de uitstoot van SO2, NOx, deeltjes en stof door kolengestookte centrales aanzienlijk is verlaagd. Technologieën voor schone steenkool hebben ook een gestage toename mogelijk gemaakt van de energie-efficiënte bij de omzetting van steenkool in elektriciteit. Dergelijke verwezenlijkingen vormen een belangrijke springplank voor verdere vooruitgang op het gebied van innoverende technische oplossingen, de zg. „duurzame steenkool”-technologieën, waarbij CCS wordt geïntegreerd in de kolengestookte elektriciteitsproductie.

3.4

Volgens de Commissie is er een reële kans om in de komende 10 tot 15 jaar technologieën voor duurzame steenkool tot commerciële levensvatbaarheid te brengen. Dit zal echter een doortastende investeringsinspanning van de industrie en de bouw van een reeks demonstratie-installaties vergen, zowel binnen als buiten de EU, alsmede daarmee verband houdende en gedurende lange tijd volgehouden beleidsinitiatieven, die bij wijze van spreken nu meteen al van start zouden moeten gaan en eventueel zelfs tot 2020 of langer zouden moeten doorlopen.

3.5

Om een dergelijke ontwikkeling te vergemakkelijken zal de Commissie aanzienlijk meer middelen gaan uittrekken voor O&TO op het gebied van energie, waarbij de demonstratie van duurzame technologieën voor het gebruik van fossiele brandstoffen tot een van de prioriteiten voor de periode 2007-2013 zal worden gemaakt. Een Europees Strategisch Energietechnologieplan is een geschikt instrument voor de algemene coördinatie van dergelijke O&TO- en demonstratie-inspanningen en voor de maximalisering van de synergieën op zowel EU- als lidstaatniveau. De Commissie zal, op basis van de succesvolle resultaten van de O&TO-projecten, de meest geschikte manier bepalen om het ontwerp, de bouw en de exploitatie (vanaf 2015) te ondersteunen van 12 grootschalige installaties voor de demonstratie van technologieën voor duurzame fossiele brandstoffen bij commerciële elektriciteitsproductie.

3.6

Op basis van de recent gedane en geplande investeringen zal de Commissie nagaan of de in de EU nieuw gebouwde resp. nog te bouwen, met fossiele brandstoffen gestookte centrales wel efficiënt genoeg gebruik maken van de beste beschikbare technologieën en of het voor deze kolen- en gasgestookte centrales, voorzover ze nog niet met CCS zijn uitgerust, mogelijk zal zijn om in een later stadium alsnog CCS-technologieën in te bouwen („klaar voor CO2-vangst”). Indien dit laatste niet het geval zou zijn, overweegt de Commissie om zo spoedig mogelijk, na een passende effectbeoordeling, wettelijk bindende instrumenten voor te stellen.

3.7

In 2007 zal de Commissie de potentiële risico's van CCS evalueren en eisen uitwerken voor de vergunning van CCS-activiteiten en voor een adequate reactie op de geïdentificeerde risico's en effecten. Zodra een degelijk beheerskader is uitgewerkt, kan dit worden gecombineerd met een aanpassing van het bestaande milieuregelgevingskader op EU-niveau om onterechte belemmeringen voor CCS-technologieën uit de weg te ruimen. De Commissie zal ook nagaan of bestaande instrumenten (zoals de richtlijn betreffende milieueffectrapportage en de richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) eventueel moeten worden gewijzigd, dan wel of een afzonderlijk regelgevingskader moet worden voorgesteld. Zij zal afwegen of bepaalde aspecten van het regelgevingskader beter op EU- dan wel op nationaal niveau kunnen worden aangepakt.

3.8

De Commissie is van mening dat er een duidelijk en voorspelbaar langetermijnkader moet worden vastgesteld om een vlotte en snelle overgang naar met CCS uitgeruste elektriciteitsproductie op basis van steenkool mogelijk te maken. Dit is noodzakelijk om het voor de elektriciteitsbedrijven mogelijk te maken, de vereiste investeringen en het nodige onderzoek te doen in het geruststellende besef dat hun concurrenten dezelfde weg zullen opgaan. Op basis van de momenteel beschikbare informatie meent de Commissie dat vanaf 2020 alle nieuwe kolengestookte elektriciteitscentrales moeten zijn uitgerust met CCS-faciliteiten. De bestaande centrales moeten vervolgens geleidelijk dezelfde aanpak gaan volgen. De Commissie zal evalueren wat het optimale tijdschema is voor de modernisering van met fossiele brandstoffen gestookte centrales in de periode nadat de commerciële levensvatbaarheid van technologieën voor duurzame steenkool is aangetoond.

3.9

Naar raming zullen de kosten voor CO2-vangst en -opslag bij de elektriciteitsproductie met het huidige niveau van technologische ontwikkeling oplopen tot ongeveer 70 euro per ton CO2  (3), wat een grootschalig gebruik van deze technologie op dit moment veel te duur maakt. Op basis van de beschikbare modellen en studies met (middel)langetermijnperspectief worden de kosten van CCS tegen 2020 daarentegen geraamd op ca. 20-30 euro/ton CO2. Volgens de modellen zal dit er vanaf 2020 of iets later op neerkomen dat de extra kosten voor de elektriciteitproductie in kolengestookte centrales die uitgerust zijn met CCS, amper 10 % of zelfs minder van het huidige kostenniveau bedragen.

3.10

De potentiële negatieve milieueffecten bij een duurzaam gebruik van fossiele brandstoffen en CCS hebben vooral te maken met een eventuele lekkage bij CO2-opslag. De effecten van lekkage kunnen zowel plaatselijk zijn (lokale biosfeer) als mondiaal (klimaatverandering). In het rapport van de Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering (IPCC) wordt echter geconcludeerd dat, afgaande op de huidige ervaringen, de fractie van CO2 die kan worden vastgehouden in goed geselecteerde en beheerde opslagplaatsen, naar alle waarschijnlijkheid, over een tijdsbestek van 100 jaar gemeten, meer dan 99 % zal bedragen. De keuze van de locatie en het beheer zijn dus cruciaal, wil men het risico minimaliseren. In de effectbeoordeling van de Commissie die de wetgevingswerkzaamheden vooraf zal gaan, zullen alle potentiële risico's worden bestudeerd en afdoende veiligheidsmaatregelen worden voorgesteld.

3.11

De baten van het gebruik van technologieën voor duurzame fossiele brandstoffen, met name CCS, zullen naar verwachting zeer aanzienlijk zijn. In de eerste plaats kunnen ze een vermindering opleveren van de koolstofuitstoot door kolen- en gasgestookte centrales met 90 %. Dit kan tegen 2030 resulteren in een vermindering van het totale aantal CO2-emissies in de EU-27 met 25 à 30 % ten opzichte van de niveaus van 2000. Een vroegtijdige betrokkenheid van derde landen bij de ontwikkeling en toepassing van technologieën voor duurzame steenkool, met name van de CCS-component daarvan, is essentieel voor een duurzame mondiale economische ontwikkeling en voor het aanpakken van de klimaatverandering in een scenario waarin wereldwijd steeds meer steenkool wordt gebruikt. Het succes van duurzame steenkool en met name de commerciële en grootschalige ingebruikneming van CCS schept ook kansen voor een betere toegang tot energie in de armste delen van de wereld, waar men nog altijd niet de mogelijkheid heeft om energie te gebruiken.

4.   Algemene opmerkingen

4.1

Het EESC is ingenomen met de mededeling van de Commissie en kan zich vinden in de analyse en de beschrijving van de stand van zaken zoals die in het document worden gepresenteerd. De wereld staat voor de grote uitdaging om enerzijds een effectief antwoord te vinden op de gevaren van de globale klimaatverandering en anderzijds te blijven voldoen aan de grote vraag naar energie van de gevestigde economieën en de almaar groeiende vraag naar energie van de zich ontwikkelende economieën.

4.2

Koolgestookte centrales in de EU produceren 24 % van de totale CO2-uitstoot in de Unie. De emissies die ontstaan bij de elektriciteitsproductie in centrales waarin fossiele brandstoffen worden gestookt, hebben een zeer dichte concentratie als gevolg van het hoge brandstofverbruik in grote verbrandingsovens. Daardoor zijn dergelijke elektriciteitscentrales het meest geschikt om er CCS-systemen in te installeren. Deze systemen bestaan uit drie betrekkelijk onafhankelijk van elkaar verlopende fasen:

a)

vastleggen en afscheiden van CO2 uit het verbrandingsgas op de plaats waar dit ontstaat (meestal achter een verwarmingsketel);

b)

vervoer van CO2 naar de plaats waar deze permanent wordt opgeslagen (meestal via pijpleidingen), en

c)

definitieve en permanente opslag van CO2 (in geschikte geologische formaties of in de zee, met inachtneming van de allerstrengste veiligheidseisen voor het opslaan van schadelijke stoffen).

4.3

Naar alle waarschijnlijk zal steenkool de komende decennia deel blijven uitmaken van de Europese energiemix. De speciale voordelen ervan — beschikbaarheid, betaalbaarheid en stabilisering op de energiemarkt — zullen ervoor zorgen dat steenkool een van de belangrijkste grondstoffen voor de commerciële elektriciteitsproductie zal blijven. De voorraden steenkool zijn ongelijkmatig verdeeld over de wereld en ook binnen de EU. Globaal gezien is het bemoedigend dat de grootste steenkoolvelden in de economisch meest ontwikkelde en politiek stabiele landen liggen. De steenkoolreserves in de ontwikkelde EU-lidstaten zijn grotendeels uitgeput geraakt als gevolg van de langdurige mijnbouwactiviteiten van de afgelopen decennia. Een aantal landen heeft ervoor gekozen om de steenkoolwinning geleidelijk af te bouwen of zelfs helemaal stop te zetten.

4.4

Slechts één op de drie lidstaten van de EU kan putten uit eigen koolvoorraden. De overige landen zijn afhankelijk van de invoer van m.n. steenkool. In 2006 is er in de EU voor 161,6 miljoen ton aan steenkool gedolven, terwijl er voor 235,3 miljoen ton is ingevoerd. In dat jaar is er ook voor 373,8 miljoen ton aan bruinkool verbruikt, een hoeveelheid die geheel en al afkomstig was van binnen de EU. Het is dan ook nodig om adequate methoden te ontwikkelen voor een substantiële reductie van specifieke CO2-emissies die worden geproduceerd bij het opwekken van elektriciteit in koolgestookte centrales, en om deze op brede schaal ingang te doen vinden.

4.5

Dankzij nieuwe steenkooltechnologieën kan de uitstoot van CO2 in principe drastisch worden verminderd (4). Hiertoe dienen op de korte en middellange termijn marktmechanismen en juridische kaders te worden ontwikkeld ter aanmoediging van investeringen in de meest geavanceerde technologieën met behulp waarvan de efficiëntie van de elektriciteitsproductie op basis van steenkoolverbranding kan worden verbeterd en aldus de specifieke CO2-emissies kunnen worden teruggedrongen. Er is momenteel behoefte aan een gezamenlijke inspanning van de Commissie, de regeringen van de lidstaten en de industrie om wereldwijd activiteiten aan te moedigen op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en demonstratie van schone steenkooltechnologieën (zoals de vastlegging en opslag van koolstof), die op den duur zullen leiden tot een bijna-nulemissie van CO2 bij de verbranding van steenkool.

4.6

Op het ogenblik beschikken we nog niet over aantoonbaar kosteneffectieve methoden voor het afscheiden en vastleggen van het grootste deel van de CO2 die wordt uitgestoten door kolengestookte centrales. Het gaat hier om een technologie die nog in ontwikkeling is. Niettemin is er goede hoop dat het binnen de twintig jaar zal lukken om dergelijke steenkooltechnologieën met een bijna-nulemissie (ZET's) te ontwikkelen en commercieel aantrekkelijk te maken. CCS-installaties in krachtcentrales zullen naar wordt aangenomen de elektriciteitsopwekking minder efficiënt maken vanwege de hoeveelheid stroom die ze zelf verbruiken. De algehele efficiëntie varieert per gebruikte technologie: de te verkiezen OXYFUEL-technologie verbruikt 8 à 10 % van de gegenereerde stroom, terwijl de andere technologieën een nog hoger eigen stroomverbruik kennen. Dit betekent dat er meer brandstof nodig is per MWh elektriciteit die in het net komt, zodat de efficiëntie van de elektriciteitsproductie zal moeten worden opgevoerd. De geavanceerdere CCS-installaties van de toekomst zullen zelfs nog meer energie verbruiken om te kunnen functioneren.

4.7

Voorlopig is verbetering van de efficiëntie van bestaande en nieuwe koolgestookte krachtcentrales een kosteneffectieve manier om de toename van CO2-emissies te beperken. Bij het plannen van de aanzienlijke hoeveelheid nieuwe koolgestookte capaciteit die er in de nabije toekomst bij moet komen, zou men de beste op de markt verkrijgbare technologie moeten aanwenden. Voorzover dit praktisch haalbaar is, zouden deze productie-eenheden zo moeten worden geconstrueerd dat er later, zodra deze technologie op de markt komt, tegen weinig kosten CCS-installaties in aangebracht kunnen worden.

4.8

Het EESC wil er hierbij nogmaals op wijzen dat de uitdaging waarvoor wij staan om de uitstoot te beperken, dusdanig ernstig is dat alle denkbare energiebronnen en technologieën optimaal ontwikkeld moeten worden om ze praktisch en commercieel haalbaar te maken. Bij de overgang naar duurzame energie staan, naast technologieën op het gebied van kernenergie en hernieuwbare energie alsmede energiebesparingsmaatregelen, steenkool en andere fossiele brandstoffen centraal. Al deze factoren tezamen spelen een rol; bepalend zijn de technische haalbaarheid en de betaalbaarheid.

4.9

De gerede verwachtingen die CCS wekt, mogen nog zo hoopvol zijn, toch mag dit er niet toe leiden dat men nu al strategieën en doelstellingen op het gebied van energiebeleid gaat goedkeuren waarbij wordt uitgegaan van een situatie waarin CCS-technologieën reeds in ruime mate voorhanden zijn.

5.   Bijzondere opmerkingen

5.1

Steenkool levert een zeer belangrijk aandeel aan de elektriciteitsopwekking in Europa, hoewel 70 % van de opgewekte elektriciteit wordt geleverd door kolengestookte centrales die meer dan twintig jaar oud zijn. Doordat het stroomverbruik licht zal stijgen en veel van de huidige krachtcentrales binnenkort technisch en/of economisch niet meer exploitabel zullen zijn, zal er tegen 2020 voor ca. 350 GW en tegen 2030 voor ca. 500 GW aan nieuwe stroomopwekkingscapaciteit bij moeten komen. Bij de berekening van de kosten van kolengestookte, met CCS uitgeruste krachtcentrales in de EU is uitgegaan van een optimistisch kostenplaatje, geldend voor een nieuwe 300 MW krachtcentrale: 500 miljoen euro (ca 1,7 miljoen euro per MW geïnstalleerd vermogen). Aanpassing van een moderne krachtcentrale (gebouwd tussen nu en 2020) vergt 0,5 à 0,7 miljoen euro per MW geïnstalleerd vermogen, terwijl de aanpassing van bestaande faciliteiten zelfs meer dan 1 miljoen euro per MW geïnstalleerd vermogen kost. Als men tegen 2030 500 GW aan elektriciteit zou produceren met de meest geavanceerde CCS-technologie, dan zou er naar schatting zo'n 600 à 800 miljard euro geïnvesteerd moeten worden.

5.2

Het EESC stelt met tevredenheid vast dat op de lange termijn, na 2020, de techniek van het vastleggen en opslaan van CO2 zo ver ontwikkeld zal zijn dat het mogelijk wordt om de uitstoot door kolengestookte centrales tot bijna nul te reduceren. Om een en ander te realiseren zal er nu een begin moeten worden gemaakt met gecoördineerde inspanningen op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie.

5.2.1

De komende tien jaar kan de CO2-uitstoot op kosteneffectieve worden teruggedrongen door een verhoging van de efficiëntie bij de verbranding van steenkool, wat kan worden bereikt door op ruimere schaal gebruik te maken van geavanceerde technologie voor een kolengestookte energieopwekking.

5.2.2

Beide strategieën kunnen elkaar aanvullen als de daartoe benodigde technische oplossingen worden gevonden. Ingebruikneming van moderne, efficiënte technologieën voor elektriciteitsproductie op basis van steenkoolverbranding op de korte tot middellange termijn kan vastlegging van koolstof op de langere termijn goedkoper maken, mits deze productie-eenheden zo worden geconstrueerd dat CCS-voorzieningen kosteneffectief zijn aan te brengen wanneer deze technologie op de markt komt.

5.2.3

In het Zevende Kaderprogramma wordt ervan uitgegaan dat voor een radikale omschakeling naar een weinig of geen CO2 uitstotend, betrouwbaar, concurrerend en duurzaam energiesysteem behoefte is aan nieuwe technologieën en materialen, maar dat de hieraan verbonden risico's zo groot en de vooruitzichten op winst zo onzeker zijn dat het bedrijfsleven niet geneigd zal zijn om alle voor O&TO, demonstratie en toepassing benodigde investeringen te doen. Van de 2,35 miljard euro die in KP7 zijn uitgetrokken voor energie (periode 2007-2013), is een gedeelte bestemd voor CCS en schone steenkool.

5.2.4

Het begrip „klaar voor CO2-vangst” zal nader moeten worden gepreciseerd Voor een succesvolle tenuitvoerlegging is het nodig dat de regelgevende instanties en de industrie met elkaar gaan samenwerken. De markt kan alleen goed functioneren als er een adequaat en stabiel politiek raamwerk is.

5.2.5

Het EESC is van mening dat de krachtcentralecapaciteit dringend uitgebreid en gemoderniseerd dient te worden. Gelet op de voorziene grotere afhankelijkheid van ingevoerde energie in de toekomst (69 % tegen 2030), zullen we het om redenen van continue energievoorziening niet kunnen stellen zonder een gevarieerd samengestelde energiemix. Een gestabiliseerd aandeel steenkool in de elektriciteitsopwekking kan substantieel bijdragen tot de continuïteit van de energievoorziening in de EU.

5.2.6

Mits de efficiëntie in de energiecentrales voortdurend wordt verbeterd en de ontwikkeling van technologieën voor een bijna-nulemissie wordt voortgezet, zal steenkool kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen op het gebied van preventieve klimaatbescherming. Bij het opstellen van regels voor de handel in emissierechten in de afzonderlijke EU-lidstaten zal de nadruk moeten liggen op het verbeteren van de efficiëntie ter beperking van de uitstoot van BKG.

5.2.7

De vergunningsprocedures zullen vereenvoudigd en geleidelijk aan geharmoniseerd moeten worden, hetgeen vraagt om samenwerking tussen de nationale regelgevende instanties. Het is zaak dat de lange looptijden voor bouwprojecten zoveel mogelijk worden verkort zonder dat ook maar in het minst wordt afgedongen op de veiligheidseisen.

5.3

Verder wil het EESC erop wijzen dat steenkool niet alleen de belangrijkste grondstof voor het opwekken van elektriciteit is en een vitale rol speelt bij de staalproductie en andere industriële processen, maar ook voorbestemd is om een fundamentele bijdrage te leveren aan het bevredigen van de energiebehoefte in de toekomst, doordat hierdoor de overgang naar een waterstofeconomie wordt vergemakkelijkt. Door kolenliquefactie kan steenkool worden benut als een substituut voor ruwe olie. Er kan ook synthetisch gas worden geproduceerd uit steenkool. Dit soort technologieën en toepassingen zouden uiteindelijk ook een vitale rol kunnen gaan spelen bij de totstandbrenging van een duurzame energiemix. De Commissie gaat in haar document voorbij aan deze belangrijke aspecten van het huidige en toekomstige gebruik van steenkool.

5.4

De diepgaande discussie die op dit ogenblik wordt gevoerd over de mogelijkheden voor de benutting van steenkool gedurende de komende decennia, heeft ertoe geleid dat er minder wordt gesproken over kwesties die te maken hebben met de steenkoolwinning. Men dient echter te bedenken dat er wat het delven van bruin- en steenkool van eigen bodem betreft behoefte blijft bestaan aan een adequaat politiek en economisch kader. Steenkoolwinning en energietransformatie zijn zeer interessant voor de welvaart en werkgelegenheid op plaatselijk niveau. Verbranding van kool van eigen bodem betekent dat de toegevoegde waarde van het delven, transformeren en distribueren ervan niet verloren gaat voor de EU. Wanneer daarentegen olie of gas wordt gebruikt, zal 75 % van de prijs opgaan aan het dekken van de invoerkosten.

5.5

Ook als wordt gekeken naar de sociale situatie in de nieuwe lidstaten, is het van buitengewoon belang dat het aandeel van fossiele brandstoffen in de elektriciteitsproductie (kolengestookte centrales) niet achteruit gaat: van de in totaal 286 500 personen die in de EU werkzaam zijn in de steenkoolindustrie, werken er 212 100 in een nieuwe lidstaat. Er is een verantwoord beleid nodig als het gaat om de zeer moeilijke werkomstandigheden van mijnbouwers in de EU.

5.6

Vermindering van het aantal mijngebieden in het kader van regionale planning en al te stringente voorschriften op het gebied van milieubescherming hebben in het verleden vaak onnodig remmend gewerkt op de mijnbouw en extra hindernissen opgeworpen. De ligging van de voorraden en de voortdurende verplaatsing van de activiteiten bij het delven van grondstoffen brengen, in vergelijking met andere industriële sectoren, specifieke uitdagingen met zich mee. Met deze bijzondere situatie zal, vooral bij het opstellen van een juridisch kader op het gebied van milieu (wet- en regelgeving inzake afvalverwerking, bodembescherming, waterbeheer e.d.), rekening moeten worden gehouden.

5.7

Het EESC stelt vast dat de Commissie zich in haar document optimistisch betoont over het tijdschema waarbinnen CCS kan worden ingevoerd en over de daarvoor benodigde voorbereidende stappen. Hoewel de principes bekend zijn, zal de ontwikkeling van een toepasbare technologische oplossing toch heel wat meer tijd vergen. Het valt niet te verwachten dat er zich plotseling een technische doorbraak zal voordoen, zodat men geen andere keus heeft dan de huidige werkzaamheden gestaag en intensief voort te zetten. De Commissie zou zich nu dienen te concentreren op maatregelen die ertoe moeten leiden dat in 2015 10 à 12 demonstratie-installaties in bedrijf kunnen worden genomen, en op maatregelen die ertoe moeten leiden dat er een adequaat raamwerk voor CCS wordt opgezet, waarmee de belangrijkste risico's worden opgevangen, dat betrouwbaar is en dat tegelijk voldoende speelruimte laat. Tussentijdse evaluaties van de stand van zaken betreffende een verbeterde efficiëntie bij het opwekken van elektriciteit zijn dringend gewenst. Al te grote haast en een te restrictief regelgevend kader zouden een en ander ernstig in gevaar kunnen brengen.

5.8

Het EESC dringt verder aan op intensieve O&TO-activiteiten op het gebied van hernieuwbare alternatieve energiebronnen die kunnen bijdragen tot een betrouwbare energiemix in de EU. Tegelijkertijd dient de interne energiemarkt van de EU zo snel mogelijk een realiteit te worden.

Brussel, 27 september 2007.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS


(1)  IPCC, 2005: Speciaal IPCC-rapport over het „Vastleggen en opslaan van kooldioxide”, voorbereid door Werkgroep III van het Intergouvernementele Panel voor Klimaatverandering [B. Metz, O. Davidson, H. C. de Coninck, M. Loos and L. A. Meyer (eds.)]. Cambridge University Press, Cambridge, United Kingdom and New York, NY, USA, 442 blz.

(2)  PB C 318 van 23.12.2006, blz. 185-194.

(3)  Zie de SEB voor nadere gegevens.

(4)  IPCC, 2005: Speciaal IPCC-rapport over het „Vastleggen en opslaan van kooldioxide”, voorbereid door Werkgroep III van het Intergouvernementele Panel voor Klimaatverandering [B. Metz, O. Davidson, H. C. de Coninck, M. Loos, en L. A. Meyer (eds.)]. Cambridge University Press, Cambridge, United Kingdom en New York, NY, USA, 442 blz.


Top