Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004AE1207

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG en 2002/57/EG met betrekking tot onderzoeken onder officieel toezicht en de gelijkwaardigheid van in derde landen geproduceerd zaaizaad”(COM(2004) 263 def. - 2004/0086 (CNS))

    PB C 74 van 23.3.2005, p. 55–56 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB C 74 van 23.3.2005, p. 29–30 (MT)

    23.3.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 74/55


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG en 2002/57/EG met betrekking tot onderzoeken onder officieel toezicht en de gelijkwaardigheid van in derde landen geproduceerd zaaizaad”

    (COM(2004) 263 def. - 2004/0086 (CNS))

    (2005/C 74/10)

    De Raad heeft op 29 april 2004 besloten, overeenkomstig de bepalingen van art. 37 van het EG-Verdrag, het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over voornoemd voorstel.

    De gespecialiseerde afdeling „Landbouw, plattelandsontwikkeling en milieu”, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 6 juli 2004 goedgekeurd. Algemeen rapporteur was de heer BROS.

    Het Comité heeft tijdens zijn 411e zitting op 15 en 16 september 2004 (vergadering van 15 september) het volgende advies uitgebracht, dat met 85 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 3 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1.   Inleiding

    1.1

    In de periode 1998-2003 heeft de Commissie de lidstaten toestemming gegeven om een tijdelijk experiment uit te voeren met zaadbemonstering en -controle op basis van de Gemeenschapswetgeving inzake het in de handel brengen van zaaizaad. Uit de resultaten kwam naar voren dat:

    onder specifieke omstandigheden een vereenvoudiging van de officiële goedkeuringsprocedures voor zaaizaad mogelijk was zonder dat de kwaliteit van het zaad minder was dan in het systeem van officiële zaadbemonstering en –controle;

    de veldkeuringen onder officieel toezicht moeten worden toegepast bij alle gewassen die bestemd zijn voor de productie van gecertificeerd zaaizaad;

    naar verhouding minder gebieden moeten worden aangewezen voor controle en keuring door officiële keurmeesters.

    1.2

    Nu de wijzigingen van de voorschriften voor zaaizaad in het internationale handelsverkeer (OESO-regelingen) zijn goedgekeurd, kan de gelijkwaardigheidsregeling voor zaaizaad uit de Gemeenschap ten opzichte van zaaizaad uit derde landen worden uitgebreid naar alle soorten zaaizaad die voldoen aan de eigenschappen en de onderzoeksvereisten die zijn vastgelegd in de verschillende EU-richtlijnen voor het in de handel brengen van zaaizaad.

    1.3

    Het Comité wenst het voorstel van de Commissie te onderzoeken in het licht van de ontwikkeling van de voorgestelde regels maar ook om een hoog kwaliteitsniveau voor zaaizaad en voor fytosanitaire kwesties in stand te houden.

    2.   Voorstel van de Commissie

    2.1

    De Commissie stelt voor om de experimenten met veldkeuringen onder officieel toezicht te verlengen tot 31 maart 2005 (Besluit 98/320/EG) teneinde de communautaire voorwaarden voor het in de handel brengen van zaaizaad dat in overeenstemming met dit besluit gewonnen is, van kracht te laten blijven totdat de nieuwe bepalingen in werking treden (na omzetting van de richtlijnen).

    2.2

    Tevens moeten de Richtlijnen 66/401/EEG (in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen), 66/402/EEG (in de handel brengen van zaaigranen), 2002/54/EG (in de handel brengen van bietenzaad) en 2002/57/EG (in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen) worden aangepast aan de conclusies n.a.v. de resultaten van het experiment en moeten hierin de volgende bepalingen worden opgenomen:

    de invoering van onderzoek onder officieel toezicht voor verschillende soorten zaaizaad;

    de definitie van onderzoek onder officieel toezicht (veldonderzoek of zaadcontrolelaboratorium, goedgekeurd door de nationale instantie die bevoegd is voor de certificering van zaaizaad);

    de bemonstering voor certificering kan officieel of onder officieel toezicht geschieden; voor de zaadbemonstering onder officieel toezicht worden nadere regels vastgesteld (bevoegde personen, controle en sancties);

    het principe van gelijkwaardigheid wordt uitgebreid tot in derde landen geproduceerd zaaizaad dat aan de communautaire voorwaarden en eisen voldoet (controle en certificering).

    3.   Algemene opmerkingen

    3.1

    Dit voorstel van de Commissie beoogt met name de controleprocedures in de zaaizaadsector te vereenvoudigen. In tal van lidstaten wordt de controle al uitbesteed. Het Comité steunt dit initiatief van de Commissie dan ook. Maar volgens het Comité had de Commissie beter een nieuwe richtlijn opgesteld, waarin alle onderdelen van de vier genoemde richtlijnen zijn ondergebracht; dan waren de wijzigingen begrijpelijker geweest en zouden de maatregelen beter op elkaar kunnen worden afgestemd.

    3.2

    Het besluit van de Commissie betreffende de experimenten met veldkeuringen onder officieel toezicht loopt af op 31 juli 2004. Er zal dus een rechtsvacuüm ontstaan tijdens de medebeslissingsprocedure waaraan het wetsvoorstel van de Commissie is onderworpen. Het Comité verzoekt de Commissie derhalve haar besluit 98/320/EG te wijzigen om een rechtsvacuüm te voorkomen.

    3.3

    De Commissie stelt ook voor de experimentele fase tot 31 maart 2005 te verlengen, zodat de wijzigingen in de betreffende richtlijnen tijdig kunnen worden omgezet. Het Comité wijst er echter nu al op dat deze periode veel te kort is; het duurt immers ongeveer tien maanden voordat de omzettingen hebben plaatsgevonden. Het Comité stelt dan ook voor de periode te verlengen tot 31 juli 2005.

    3.4

    Het Comité kan geen oordeel vellen over de deugdelijkheid van de technische details van de omstandigheden waaronder veldtoezicht plaatsvindt (met name de wijziging van het bemonsteringspercentage) of over het aantal monsters dat voor laboratoriumonderzoek moet worden genomen. Het Comité wil evenwel beklemtonen dat voor alle lidstaten een gemeenschappelijke noemer moet worden vastgesteld. Daarom zouden de gegevens niet in de vorm van een bandbreedte maar als minimumcontrolepercentage moeten worden uitgedrukt.

    3.5

    Door de officiële controle te laten uitvoeren door erkende personen wordt de procedure een stuk efficiënter. De Commissie moet erop toezien dat de systemen voor controle van de certificering efficiënt blijven. Momenteel is de Commissie verantwoordelijk voor de uitvoering van vergelijkende communautaire onderzoeken en de uitwisseling van ervaringen. Het bedrag dat hiervoor wordt uitgetrokken (tussen de 500 000 en 600 000 euro) is niet voldoende om het beoogde doel te bereiken. Het Comité verzoekt de Commissie om extra middelen uit te trekken voor harmonisatie van de controlestelsels.

    3.6

    Het Comité wijst erop dat tijdens de toetredingsonderhandelingen met de nieuwe lidstaten overgangsperiodes zijn toegekend voor soorten die niet op de lijst voorkomen omdat zij niet aan de communautaire criteria voldoen. Het Comité vestigt de aandacht van de Commissie op deze niet vermelde soorten, die alleen in de betreffende landen (Cyprus, Letland, Malta, Slovenië) kunnen worden verhandeld. Deze overgangsperiode moet gepaard gaan met extra garanties, met name over de grootte van de monsters en over de aanwezigheid van oot (avena fatua).

    3.7

    Het Comité vestigt de aandacht van de Commissie op geschillen in verband met de handel in partijen slecht zaaizaad tussen lidstaten. Met het oog op de totstandbrenging van de interne markt moeten producenten ook de herkomst van verhandelde partijen kunnen nagaan en is een goede coördinatie tussen certificeringsinstanties en producenten van zaaizaad onmisbaar.

    3.8

    Indien het principe van gelijkwaardigheid volgens de regels van de OESO wordt uitgebreid tot derde landen, moet de Commissie erop toezien dat deze gelijkwaardigheid, overeenkomstig het wederkerigheidsbeginsel, ook door derde landen wordt toegepast. Deze gelijkwaardigheid moet op gelijke normen zijn gebaseerd. Ook moet worden verlangd dat de controle met het oog op de instandhouding van een ras volgens dezelfde criteria geschiedt, zodat het kwaliteitsniveau overal hetzelfde is.

    4.   Conclusies

    4.1

    Het Comité hecht zijn goedkeuring aan het voorstel van de Commissie, dat vereenvoudiging van de controleprocedures bepleit zonder aan de kwaliteitseisen voor de productie van zaaizaad te tornen. Het Comité beklemtoont echter dat de Commissie de prestaties van de controlestelsels moet blijven volgen.

    4.2

    Het Comité wijst erop dat de Commissie deze gelegenheid te baat had moeten nemen om een wetsvoorstel voor één richtlijn te presenteren waarin alle richtlijnen betreffende de handel in zaaigranen, zaaizaad van groenvoedergewassen, bietenzaad en zaaizaad van oliehoudende planten bijeen worden gebracht.

    4.3

    Het Comité denkt dat een verlenging tot 31 maart 2005 onvoldoende is om de richtlijnen in nationaal recht om te zetten. Het Comité stelt dan ook voor de periode te verlengen tot 31 juli 2005.

    Brussel, 15 september 2004

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Roger BRIESCH


    Top