Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 42007X1222(02)

    Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 25 mei 2007 over de toekomstperspectieven voor de Europese samenwerking op jeugdgebied

    PB C 314 van 22.12.2007, p. 24–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    22.12.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 314/24


    Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 25 mei 2007 over de toekomstperspectieven voor de Europese samenwerking op jeugdgebied

    (2007/C 314/07)

    DE RAAD EN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN,

    GELET OP:

    (1)

    het verzoek van de Raad (1) om het in 2002 goedgekeurde algemeen kader voor Europese samenwerking op het gebied van jeugdzaken in 2009 te evalueren;

    (2)

    de eerste gedachtewisseling over de toekomstperspectieven voor het Europees jeugdbeleid in de zitting van de Raad Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur van 16 februari 2007, op basis van een gezamenlijke discussienota van het Duitse, het Portugese en het Sloveense voorzitterschap, met het oog op de evaluatie van het kader voor samenwerking;

    (3)

    de werkzaamheden van het Bureau van Europese beleidsadviseurs van de Europese Commissie (2), waaruit naar voren komt dat er moet worden geïnvesteerd in het welzijn, de gezondheid en het onderwijs van jongeren, alsmede in hun integratie in de arbeidsmarkt en in hun actief burgerschap;

    (4)

    het interimverslag van de Europese Commissie aan de voorjaarsbijeenkomst in 2007 van de Europese Raad, getiteld „Balans van de sociale realiteit (3), waarin de aandacht wordt gevestigd op de billijke verdeling over de generaties tegen de achtergrond van de globalisering en de demografische veranderingen, en de weg wordt vrijgemaakt voor een open debat over sociale zaken en uitdagingen die ook de sociale situatie van jongeren in Europa sterk zullen beïnvloeden;

    (5)

    het verzoek van de Raad (4) om een gestructureerde dialoog met jongeren te promoten met het oog op een grotere betrokkenheid, op alle niveaus, van jongeren en jongerenorganisaties bij de ontwikkeling en uitvoering van beleidsmaatregelen die hen betreffen, en aldus hun actief burgerschap te bevorderen;

    (6)

    het op de voorjaarsbijeenkomst van 2005 van de Europese Raad goedgekeurde Europees pact voor de jeugd, waarin de prioritaire actiegebieden worden genoemd waarop een grotere betrokkenheid van jongeren en van alle relevante actoren van het jeugdbeleid nodig is,

    1.

    MERKEN OP dat, overeenkomstig het Europees pact voor de jeugd, voor de ontwikkeling van een doeltreffend en duurzaam jeugdbeleid een werkelijk sectoroverschrijdende aanpak op de betrokken beleidsgebieden vereist is en dat de Raad een belangrijke bijdrage zal leveren aan de ontwikkeling en de uitvoering daarvan;

    2.

    MERKEN VOORTS OP dat er, in het licht van de demografische veranderingen die in alle lidstaten waarneembaar zijn, waarbij het aantal jongeren in verhouding tot de totale bevolking de komende decennia nog zal afnemen, steeds meer behoefte bestaat aan een sectoroverschrijdende strategie om duurzame beleidsmaatregelen te ontwikkelen met een billijke verdeling over de generaties, waarbij de kansen en de noodzakelijke lasten in gelijke mate door alle leeftijdsgroepen worden gedragen en waarbij jongeren in staat worden gesteld om een aan hun leeftijd en behoeften aangepast niveau van autonomie te verwerven;

    3.

    MERKEN OP dat de open coördinatiemethode en het Europees pact voor de jeugd de belangrijkste instrumenten zijn voor de ontwikkeling van het jeugdbeleid in Europa. Ter wille van de efficiëntie, de samenhang en de zichtbaarheid moeten er initiatieven worden ontplooid om te zorgen voor een betere wisselwerking, en dus voor een wederzijdse versterking van deze instrumenten in de toekomst. Een toename van de rapportagelast voor de lidstaten moet worden voorkomen;

    4.

    ONDERSTREPEN het belang van het programma Jeugd in actie  (5) om de Europese samenwerking op het gebied van het jeugdbeleid te versterken, van de Europese structuurfondsen om een bijdrage te leveren aan de uitvoering van het Europees pact voor de jeugd op nationaal, regionaal en lokaal niveau, en aan de uitvoering van de open coördinatiemethode;

    5.

    JUICHEN initiatieven van de Commissie toe die de aandacht vestigen op de fundamentele rol die jonge vrouwen en mannen vervullen met betrekking tot de toekomstige organisatie van de samenleving in de Europese Unie en haar lidstaten, door een werkelijk sectoroverschrijdende aanpak van de ontwikkeling van het jeugdbeleid aan te moedigen, de gestructureerde dialoog met jongeren te versterken en de autonomie en het actief burgerschap van jongeren te bevorderen;

    6.

    VERKLAREN zich bereid om, met de steun van het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, bij te dragen tot de ontwikkeling, de uitvoering en follow-up van dergelijke initiatieven, en rekening te houden met de rol van de betrokken regionale en lokale actoren;

    6 bis.

    ZIJN VOORNEMENS om, door de aanneming van deze conclusies, middels een reeks relevante voorstellen inzake thematische en structurele toekomstperspectieven bij te dragen aan een diepgaande discussie over de toekomstperspectieven voor de Europese samenwerking op het gebied van jeugdbeleid, en aan de evaluatie van het kader voor die samenwerking in 2009;

    7.

    ZIJN derhalve VAN OORDEEL dat de volgende punten van bijzonder belang zijn:

    a)

    De Europese samenwerking op het gebied van jeugdbeleid is mede verantwoordelijk voor het aanpakken van de levenskwaliteit van jongeren in Europa door middel van specifieke jeugdbeleidsinstrumenten, maar ook door een betere integratie van de jeugddimensie in aanverwante beleidsgebieden en een sectoroverschrijdende coördinatie met deze gebieden. Een dergelijke samenwerking zou kunnen worden versterkt om:

    de sociale integratie van jongeren te verbeteren en hun overgang naar autonomie te vergemakkelijken en aldus te reageren op demografische uitdagingen, met name door:

    alle jongeren de mogelijkheid te bieden de noodzakelijke basisvaardigheden en competenties te verwerven;

    de overgang van onderwijs en opleiding naar werk te vergemakkelijken;

    flexibiliteit, met inbegrip van de grotere mobiliteit die van jongeren wordt verlangd, te combineren met zekerheid („flexizekerheid”);

    het ondernemingspotentieel van jongeren te bevorderen; en

    waar nodig, beleid te bevorderen dat tweede kansen biedt waarmee jongeren kunnen worden teruggeleid naar de weg om hun menselijk kapitaal voor de toekomst op te bouwen;

    de omstandigheden waaronder kinderen in een multiculturele samenleving leven, te verbeteren door interculturele vaardigheden van jongeren te stimuleren;

    de eerbiediging van de mensenrechten en van waarden als verdraagzaamheid, wederzijds respect, diversiteit, gelijkheid en solidariteit te bevorderen, en alle vormen van discriminatie te bestrijden;

    het welzijn van jongeren te bevorderen, wat onder meer inhoudt dat zij de kans krijgen om een gezond leven te leiden;

    de culturele en creatieve inzet van jongeren te bevorderen;

    steun te verlenen aan jongeren door een betere combinatie van werk, gezin en privéleven mogelijk te maken, zodat zij — desgewenst — een gezin kunnen stichten en tegelijk ten volle kunnen deelnemen aan onderwijs en opleiding of de arbeidsmarkt kunnen betreden;

    de sociaaleconomische omstandigheden waarin jongeren in achtergebleven stedelijke en plattelandsgebieden leven, te verbeteren.

    b)

    De ontwikkeling van een sectoroverschrijdend jeugdbeleid, in nauwe samenwerking met jongeren, mensen die actief zijn in het jongerenwerk en jongerenorganisaties, is van essentieel belang. Naast andere voorstellen die moeten worden ontwikkeld, moeten de bestaande instrumenten van de gestructureerde dialoog — zoals de jongerenmanifestaties van het voorzitterschap en de Europese jeugdweek — worden gebruikt om informele fora op te zetten waaraan vertegenwoordigers van de betrokken beleidsgebieden van de Raad, de Commissie en het Europees Parlement deelnemen. Er moet voor worden gezorgd dat vertegenwoordigers van de jongeren van meet af aan worden betrokken bij de ontwikkeling en implementatie van dergelijke fora, met bijzondere aandacht voor jongeren in sociaal, cultureel of economisch achtergestelde situaties.

    Er moeten voorstellen worden opgesteld voor een grotere sectoroverschrijdende samenwerking in de Raad en zijn instanties, waarbij de jongerensector betrokken wordt.

    c)

    Een regelmatig Europees Jongerenrapport over de situatie van jongeren in Europa, zou nuttig kunnen zijn om de zorgen van jongeren en hun levenskwaliteit te analyseren en onder de aandacht te brengen, en in Europa een jeugdbeleid kunnen helpen ontwikkelen. Als onderdeel van de gestructureerde dialoog moeten jongeren actief bijdragen aan de rapportage. De verslagen moeten worden opgevat als zichtbare stimulansen om besprekingen met betrekking tot de thematische prioriteiten ervan op gang te brengen.

    Om extra rapportageverplichtingen te voorkomen moet daartoe gebruik worden gemaakt van de informatie die door middel van de rapportages in het kader van de open coördinatiemethode is verzameld, eventueel aangevuld met relevante gegevens en gestructureerde voorbeelden van goede praktijken afkomstig van de lidstaten, de jongerenorganisaties en de onderzoekswereld.

    d)

    Om de continuïteit, de samenhang en de zichtbaarheid op het gebied van jeugdzaken te verbeteren, moet optimaal gebruik worden gemaakt van de samenwerking tussen de drie voorzitterschappen in het kader van het 18-maandenprogramma. Overeenkomstig het reglement van orde van de Raad (6) zou een en ander betekenen dat er tijdig met de volgende drie voorzitterschappen en de Commissie wordt samengewerkt, zodat de thematische prioriteiten voor de volgende drie jaar duidelijk kunnen worden vastgesteld op basis van een agenda die door de Raad is onderschreven.

    De voorzitterschappen dienen met name aandacht te schenken aan de koppeling van de afzonderlijke stadia van de gestructureerde dialoog met jongeren, en ervoor te zorgen dat onderwerpen die met jongeren zijn besproken, worden opgevolgd.

    e)

    Er moet een grensoverschrijdend kader komen ter facilitering van de uitwisseling van goede praktijken tussen lokale en regionale actoren van het jeugdbeleid, met bijzondere nadruk op leren in groepsverband met betrekking tot lokale strategieën voor de implementatie van het Europees pact voor de jeugd. De resultaten van deze uitwisselingen moeten gemakkelijk toegankelijk zijn voor alle belanghebbenden en zij moeten stelselmatig worden geëvalueerd en benut, mede als onderdeel van de bijdrage van de ministers voor Jeugdzaken aan de verwezenlijking van de Lissabondoelstellingen.

    De uitwisselingen moeten worden ondersteund door een aantal richtsnoeren betreffende de planning, de structurering en de evaluatie. De ontwikkeling van een regeling voor het toekennen van prijzen moet worden overwogen, teneinde uitstekende voorbeelden van een geslaagde implementatie van lokale strategieën onder de aandacht te brengen en de bewustwording van werkzaamheden op jeugdgebied binnen de Europese context te vergroten.


    (1)  Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over Aandacht voor jongerenbelangen in Europa — implementatie van het Europees pact voor de jeugd en bevordering van actief burgerschap (PB C 292 van 24.11.2005, blz. 5).

    (2)  http://ec.europa.eu/dgs/policy_advisers/publications/index_en.htm

    (3)  COM(2007) 63 def.

    (4)  Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de verwezenlijking van de gemeenschappelijke doelstellingen inzake participatie door en voorlichting van jongeren ter bevordering van hun actief Europees burgerschap (PB C 297 van 7.12.2006, blz. 6).

    (5)  PB L 327 van 24.11.2006, blz. 30.

    (6)  PB L 285 van 16.10.2006, blz. 47.


    Top