Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023R1066

Verordening (EU) 2023/1066 van de Commissie van 1 juni 2023 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde groepen onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten (Voor de EER relevante tekst)

C/2023/3443

PB L 143 van 2.6.2023, p. 9–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/1066/oj

2.6.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 143/9


VERORDENING (EU) 2023/1066 VAN DE COMMISSIE

van 1 juni 2023

betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde groepen onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 2821/71 van de Raad van 20 december 1971 betreffende de toepassing van artikel 85, lid 3, van het Verdrag op groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen (1), en met name artikel 1, lid 1, punt b),

Na bekendmaking van de ontwerpverordening (2),

Na raadpleging van het Adviescomité voor restrictieve praktijken en machtsposities,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EEG) nr. 2821/71 verleent de Commissie de bevoegdheid artikel 101, lid 3, van het Verdrag bij verordening toe te passen op bepaalde groepen van overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen en die betrekking hebben op a) het onderzoek en de ontwikkeling van producten, technologieën of procedés tot aan het stadium van industriële toepassing, en b) de exploitatie van de resultaten daarvan, met inbegrip van de bepalingen betreffende intellectuele-eigendomsrechten.

(2)

Artikel 179, lid 2, van het Verdrag roept de Unie op om ondernemingen, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, te stimuleren bij hun inspanningen op het gebied van hoogwaardig onderzoek en hoogwaardige technologische ontwikkeling, en hun streven naar onderlinge samenwerking te ondersteunen. Samenwerking tussen ondernemingen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling kan bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Green Deal (3).

(3)

Verordening (EU) nr. 1217/2010 van de Commissie (4) omschrijft groepen van onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten waarvan volgens de Commissie kan worden aangenomen dat zij gewoonlijk aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag voldoen. Die verordening verstrijkt op 30 juni 2023. Gezien de over het algemeen positieve ervaring met de toepassing van die verordening en de resultaten van de evaluatie van de verordening, is het passend een nieuwe groepsvrijstellingsverordening vast te stellen.

(4)

Deze verordening beoogt onderzoek en ontwikkeling te vergemakkelijken en tegelijk de mededinging afdoende te beschermen. Bovendien beoogt deze verordening ook ondernemingen voldoende rechtszekerheid verschaffen. Bij het nastreven van deze doelstellingen moet rekening worden gehouden met de noodzaak het administratieve toezicht en het wetgevingskader zo veel mogelijk te vereenvoudigen.

(5)

Beneden een bepaald niveau van marktmacht kan, met het oog op de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag, over het algemeen worden aangenomen dat de positieve effecten van onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten zullen opwegen tegen eventuele negatieve effecten ervan voor de mededinging.

(6)

Voor de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag bij verordening hoeft niet te worden omschreven welke overeenkomsten onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag kunnen vallen. Bij de individuele beoordeling van overeenkomsten overeenkomstig artikel 101, lid 1, van het Verdrag moet rekening worden gehouden met verschillende factoren, en met name met de structuur van de relevante markt.

(7)

Samenwerking op het gebied van tegen betaling verrichte of gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten en van de exploitatie van de resultaten daarvan zal het meest bevorderlijk zijn voor de technische en economische vooruitgang als de partijen hun complementaire vaardigheden, activa of activiteiten ten behoeve van die samenwerking inzetten.

(8)

In het algemeen kan worden aangenomen dat gebruikers baat hebben bij een toename van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten en een grotere doeltreffendheid ervan doordat nieuwe of verbeterde producten, technologieën of procedés op de markt worden gebracht, die producten, technologieën of procedés sneller worden gelanceerd, of de nieuwe of verbeterde producten, technologieën of procedés tot prijsverlagingen leiden.

(9)

De gezamenlijke exploitatie van de resultaten kan uiteenlopende vormen aannemen, zoals de productie en distributie van producten, de toepassing van technologieën of procedés, of de toekenning of licentiëring van intellectuele-eigendomsrechten of het doorgeven van de knowhow die noodzakelijk is voor die productie of toepassing, waarmee een wezenlijke bijdrage aan de technische of economische vooruitgang wordt geleverd.

(10)

Om de in deze verordening verleende vrijstelling te rechtvaardigen, moet de gezamenlijke exploitatie betrekking hebben op producten (met inbegrip van goederen en diensten), technologieën of procedés waarvoor de toepassing van de onderzoeks- en ontwikkelingsresultaten onmisbaar is.

(11)

Bovendien moet in de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst worden vastgelegd dat alle partijen volledige toegang krijgen tot de eindresultaten van de gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, met inbegrip van de mogelijk daaraan verbonden intellectuele-eigendomsrechten en knowhow, met het oog op verder onderzoek en ontwikkeling en met het oog op exploitatie, zodra de eindresultaten beschikbaar zijn. De toegang tot de resultaten mag doorgaans niet worden beperkt wanneer het gaat om gebruik van de resultaten voor verder onderzoek en ontwikkeling. Wanneer de partijen echter conform deze verordening hun exploitatierechten beperken, en met name wanneer zij zich op het niveau van de exploitatie specialiseren, kan de toegang tot de resultaten met het oog op exploitatie dienovereenkomstig worden beperkt. Wanneer voorts academische instellingen, onderzoeksinstituten of ondernemingen die onderzoek en ontwikkeling als commerciële dienstverlening aanbieden zonder zich in de regel zelf met de exploitatie van de resultaten bezig te houden, aan onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten deelnemen, kunnen zij overeenkomen de resultaten hiervan uitsluitend voor verder onderzoek en ontwikkeling te gebruiken.

(12)

Afhankelijk van hun mogelijkheden en commerciële behoeften kunnen de bijdragen van de partijen aan hun gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verschillen. Om rekening te houden met de verschillen in de waarde of de aard van de bijdragen van partijen of om die verschillen te compenseren, kan daarom in een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst die onder de vrijstelling verleend door deze verordening valt, worden bepaald dat de ene partij een andere partij vergoedt voor het verkrijgen van toegang tot de resultaten ten behoeve van verder onderzoek en ontwikkeling of exploitatie. Die vergoeding mag echter niet zo hoog zijn dat deze de toegang effectief belemmert.

(13)

Wanneer de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst niet in een gezamenlijke exploitatie van de resultaten voorziet, moeten de partijen in de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst vastleggen dat zij elkaar wederzijds toegang verlenen tot hun bestaande knowhow indien deze knowhow onmisbaar is voor de exploitatie van de resultaten door de andere partijen. Eventuele in rekening gebrachte vergoedingen (bv. licentievergoedingen) mogen niet zo hoog zijn dat ze de toegang tot de knowhow van de andere partijen effectief belemmeren.

(14)

De bij deze verordening verleende vrijstelling moet uitsluitend worden toegekend voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten die de betrokken ondernemingen niet de mogelijkheid bieden de mededinging voor een wezenlijk deel van de betrokken producten, technologieën of procedés uit te schakelen. Overeenkomsten tussen concurrenten waarvan het gezamenlijke marktaandeel voor de producten, technologieën of procedés die door de resultaten van onderzoek en ontwikkeling kunnen worden verbeterd, gesubstitueerd of vervangen, op het moment dat de overeenkomst wordt gesloten, een bepaald niveau overschrijdt, moeten derhalve van de vrijstelling worden uitgesloten.

(15)

Wanneer een partij verschillende onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten financiert die door concurrenten worden uitgevoerd met betrekking tot dezelfde producten, technologieën of procedés, kan niet worden uitgesloten dat concurrentieverstorende afschermingseffecten kunnen optreden, met name wanneer die partij het exclusieve recht verkrijgt om de resultaten ten aanzien van derden te exploiteren. Daarom mag voor tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten het voordeel van de door deze verordening verleende vrijstelling worden beperkt tot overeenkomsten waarbij het gezamenlijke marktaandeel van alle partijen die bij deze onderling verbonden overeenkomsten betrokken zijn, met name de financier en alle uitvoerders van onderzoek en ontwikkeling, een bepaald niveau niet overschrijden.

(16)

De door deze verordening verleende vrijstelling mag echter niet aan een marktaandeeldrempel worden onderworpen wanneer de partijen bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst geen concurrerende ondernemingen zijn met betrekking tot producten, technologieën of procedés die kunnen worden verbeterd, gesubstitueerd of vervangen door de producten, technologieën of procedés die uit de overeenkomst voortvloeien. Dit omvat bv. overeenkomsten met betrekking tot de ontwikkeling van producten, technologieën of procedés die een volledig nieuwe vraag zouden creëren, of onderzoek en ontwikkeling dat niet nauw verbonden is met een specifiek product, technologie of procedé, of nog niet gericht is op een specifieke doelstelling.

(17)

Er geldt geen vermoeden dat onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten ofwel onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen, of dat zij niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 101, lid 3, van het Verdrag wanneer de in deze verordening vastgestelde marktaandeeldrempel wordt overschreden of wanneer niet aan andere in deze verordening gestelde voorwaarden is voldaan. In dergelijke gevallen moet de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst individueel worden beoordeeld op grond van artikel 101 van het Verdrag.

(18)

Om bij de gemeenschappelijke exploitatie van de resultaten van gezamenlijk of tegen betaling uitgevoerd onderzoek en ontwikkeling een daadwerkelijke mededinging te behouden, moet worden bepaald dat de vrijstelling niet langer geldt wanneer het gezamenlijke marktaandeel van de partijen voor de producten, technologieën of procedés die het resultaat van tegen betaling verrichte gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten zijn, een bepaald niveau overschrijdt. De vrijstelling moet, ongeacht de marktaandelen van de partijen, echter nog enige tijd na de aanvang van de gezamenlijke exploitatie blijven gelden totdat de marktaandelen gestabiliseerd zijn, met name na de invoering van een geheel nieuw product, zodat een minimumperiode van rendement op de betrokken investeringen wordt gewaarborgd.

(19)

Deze door deze verordening verleende vrijstelling moet niet van toepassing zijn op overeenkomsten welke beperkingen bevatten die voor het bereiken van de positieve effecten van een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst niet onmisbaar zijn. Overeenkomsten die bepaalde soorten ernstige mededingingsbeperkingen bevatten, zoals beperkingen van de vrijheid van de partijen om onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten te verrichten op een gebied waarop de overeenkomst geen betrekking heeft, de vaststelling van aan derden berekende prijzen, de beperking van de productie of verkoop, alsmede de beperking van de passieve verkoop van de producten, technologieën of procedés die voortvloeien uit gezamenlijke of tegen betaling uitgevoerde onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, moeten, ongeacht het marktaandeel van de partijen, in beginsel van de in deze verordening vervatte vrijstelling worden uitgesloten. In dit verband gelden beperkingen inzake gebruiksgebied (“field of use”) niet als productie- of verkoopbeperkingen en evenmin als territoriale beperkingen of beperkingen ten aanzien van de klantenkring.

(20)

De marktaandeeldrempels, de niet-vrijstelling van bepaalde overeenkomsten en de in deze verordening vervatte voorwaarden garanderen in het algemeen dat de overeenkomsten waarvoor de groepsvrijstelling geldt, de partijen niet in staat stellen voor een wezenlijk deel van de betrokken producten, technologieën of procedés de mededinging uit te schakelen.

(21)

Overeenkomsten tussen ondernemingen die geen concurrerende leveranciers zijn van producten, technologieën of procedés die kunnen worden verbeterd, gesubstitueerd of vervangen door de resultaten van onderzoek en ontwikkeling en die voldoen aan de voorwaarden van deze verordening, zullen slechts in uitzonderlijke omstandigheden een einde maken aan de daadwerkelijke mededinging op het gebied van innovatie. Deze overeenkomsten dienen derhalve, ongeacht het marktaandeel, voor de door deze verordening verleende vrijstelling in aanmerking te komen en in uitzonderlijke omstandigheden dient het voordeel uit de verordening te worden ingetrokken. De vrijstelling van dergelijke overeenkomsten uit hoofde van deze verordening doet geen afbreuk aan de mededingingsbeoordeling van onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten die niet voldoen aan de voorwaarden van deze verordening of overeenkomsten waarvoor het voordeel van de door deze verordening verleende vrijstelling is ingetrokken.

(22)

In deze verordening moeten typische situaties worden vermeld waarin het passend kan worden geacht de vrijstelling die deze verordening verleent in te trekken overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (5).

(23)

Aangezien onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten vaak van lange aard zijn, vooral wanneer de samenwerking zich uitstrekt tot de exploitatie van de resultaten, dient de geldigheidsduur van deze verordening op twaalf jaar te worden vastgesteld,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

1.   Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst”: een overeenkomst tussen twee of meer partijen die betrekking heeft op de voorwaarden waaronder deze partijen:

a)

gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verrichten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën die:

i)

geen gezamenlijke exploitatie van de resultaten van dat onderzoek en die ontwikkeling omvatten, of

ii)

de gezamenlijke exploitatie van de resultaten van dat onderzoek en die ontwikkeling omvatten, of

b)

tegen betaling onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verrichten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën die:

i)

geen gezamenlijke exploitatie van de resultaten van dat onderzoek en die ontwikkeling omvatten, of

ii)

de gezamenlijke exploitatie van de resultaten van dat onderzoek en die ontwikkeling omvatten, of

c)

de resultaten van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën die zijn verricht op grond van een eerdere onder punt a) vallende overeenkomst tussen dezelfde partijen, gezamenlijk exploiteren, of

d)

de resultaten van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten ten aanzien van contractproducten of contracttechnologieën, die zijn verricht op grond van een eerdere onder punt b) vallende overeenkomst tussen dezelfde partijen, gezamenlijk exploiteren;

2)

“overeenkomst”: een overeenkomst tussen ondernemingen, een besluit van een ondernemersvereniging of een onderling afgestemde feitelijke gedraging;

3)

“onderzoek en ontwikkeling”: activiteiten gericht op de verwerving van knowhow ten aanzien van producten, technologieën of procedés, de uitvoering van theoretische analyses, systematische studies of experimenten, met inbegrip van experimentele en als demonstratie bedoelde productie, technische tests van producten of procedés, de oprichting van de installaties benodigd voor de demonstratie en de verwerving van intellectuele-eigendomsrechten op de resultaten;

4)

“product”: een goed of een dienst, daaronder begrepen zowel intermediaire goederen of diensten als eindgoederen of -diensten;

5)

“contracttechnologie”: een technologie die of procedé dat uit de gezamenlijke of tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten voortvloeit;

6)

“contractproduct”: een product dat uit de gezamenlijke of tegen betaling verrichte gezamenlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten voortvloeit of met gebruikmaking van de contracttechnologieën wordt geproduceerd;

7)

“exploitatie van de resultaten”: de productie of distributie van de contractproducten of de toepassing van de contracttechnologieën dan wel de toekenning of licentiëring van intellectuele-eigendomsrechten, alsmede het doorgeven van de knowhow die voor de productie of distributie van de producten of de toepassing van de technologieën noodzakelijk is;

8)

“intellectuele-eigendomsrechten”: industriële-eigendomsrechten, bv. octrooien en handelsmerken, evenals auteursrechten en naburige rechten;

9)

“knowhow”: een geheel van praktische kennis die voortvloeit uit ervaring en proeven, die:

a)

“geheim” is, d.w.z. niet algemeen bekend of gemakkelijk verkrijgbaar is,

b)

“wezenlijk” is, d.w.z. van betekenis en nuttig is voor de productie van de contractproducten of de toepassing van de contracttechnologieën, en

c)

“geïdentificeerd” is, d.w.z. dusdanig uitvoerig is beschreven dat kan worden nagegaan of deze aan de criteria inzake het geheim en wezenlijk zijn voldoet;

10)

“gezamenlijk” in samenhang met de ingevolge een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst verrichte activiteiten: de omstandigheid dat de taken:

a)

door een gemeenschappelijk team, gemeenschappelijke organisatie of gemeenschappelijke onderneming worden verricht,

b)

gezamenlijk aan een derde partij worden toevertrouwd, of

c)

onder de partijen worden verdeeld door middel van specialisatie op het niveau van onderzoek en ontwikkeling dan wel exploitatie;

11)

“specialisatie op het niveau van onderzoek en ontwikkeling”: de omstandigheid dat elk van de partijen bij de door de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst bestreken onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten is betrokken en dat zij de onderzoeks- en ontwikkelingstaken onderling verdelen op de door hen passend geachte wijze. Tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten zijn hieronder niet begrepen;

12)

“specialisatie op het niveau van de exploitatie”: de omstandigheid dat de partijen individuele taken, zoals productie of distributie, onderling verdelen of elkaar beperkingen opleggen ten aanzien van de exploitatie van de resultaten, zoals beperkingen betreffende bepaalde gebieden, klanten of gebruiksgebieden; dit omvat ook situaties waarin slechts één partij de contractproducten produceert en distribueert of de contracttechnologieën toepast op basis van een door de andere partijen verleende exclusieve licentie;

13)

“tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten”: onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten die door een partij worden verricht en door een financier worden gefinancierd;

14)

“financier”: een partij die tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten financiert, doch zelf geen van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verricht;

15)

“concurrerende onderneming”: een daadwerkelijke of potentiële concurrent:

a)

“daadwerkelijke concurrent”: een onderneming die producten, technologieën of procedés levert die door het contractproduct of de contracttechnologie op de relevante geografische markt zouden kunnen worden verbeterd, gesubstitueerd of vervangen,

b)

“potentiële concurrent”: een onderneming die, zonder de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst, op grond van realistische overwegingen en niet louter als theoretische mogelijkheid, wellicht binnen niet meer dan drie jaar de vereiste extra investeringen zou doen of andere noodzakelijke kosten zou maken om producten, technologieën of procedés te leveren die door het contractproduct of de contracttechnologie op de relevante geografische markt zouden kunnen worden verbeterd, gesubstitueerd of vervangen;

16)

“relevante productmarkt”: de relevante markt voor de producten die door de contractproducten kunnen worden verbeterd, gesubstitueerd of vervangen;

17)

“relevante technologiemarkt”: de relevante markt voor de technologieën of procedés die door de contracttechnologieën kunnen worden verbeterd, gesubstitueerd of vervangen;

18)

“actieve verkoop”: alle vormen van verkoop niet zijnde passieve verkoop;

19)

“passieve verkoop”: verkoop in reactie op spontane verzoeken van individuele klanten, daaronder begrepen de levering van producten aan de klant, zonder dat de verkoop is geïnitieerd door actieve benadering van de specifieke klant, de specifieke klantenkring of het specifieke grondgebied; hieronder is ook begrepen verkoop die voortvloeit uit inschrijvingen bij overheidsopdrachten of reacties op particuliere aanbestedingen.

2.   Voor de toepassing van deze verordening omvatten de begrippen “onderneming” en “partij” de respectieve daarmee verbonden ondernemingen. Onder “verbonden ondernemingen” wordt verstaan:

1)

ondernemingen waarin een partij bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst direct of indirect een of meer van de volgende rechten of bevoegdheden heeft:

a)

de bevoegdheid om meer dan de helft van de stemrechten uit te oefenen,

b)

de bevoegdheid om meer dan de helft van de leden van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van de krachtens de wet tot vertegenwoordiging bevoegde organen te benoemen, of

c)

het recht de zaken van de onderneming te beheren;

2)

ondernemingen die ten aanzien van een partij bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst direct of indirect over de in punt 1) genoemde rechten of bevoegdheden beschikken;

3)

ondernemingen waarin een in punt 2) bedoelde onderneming direct of indirect over een of meer van de in punt 1) genoemde rechten of bevoegdheden beschikt;

4)

ondernemingen waarin een partij bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst gezamenlijk met een of meer van punt 1), 2) of 3) bedoelde ondernemingen, of waarin twee of meer van de laatstbedoelde ondernemingen gezamenlijk over een of meer in punt 1) genoemde rechten of bevoegdheden beschikken;

5)

ondernemingen waarin een of meer van de in punt 1) genoemde rechten of bevoegdheden gezamenlijk in handen zijn van:

a)

partijen bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst of de respectieve daarmee verbonden ondernemingen als bedoeld in de punten 1) tot en met 4), of

b)

een of meer van de partijen bij de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst of een of meer van de daarmee verbonden ondernemingen als bedoeld in de punten 1) tot en met 4), en een of meer derden.

Artikel 2

Vrijstelling

1.   Overeenkomstig artikel 101, lid 3, van het Verdrag en onverminderd de bepalingen van deze verordening, is artikel 101, lid 1, van het Verdrag niet van toepassing op onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten.

2.   De in lid 1 bedoelde vrijstelling is van toepassing voor zover onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten beperkingen van de mededinging inhouden die onder artikel 101, lid 1, van het Verdrag vallen.

3.   De in lid 1 bedoelde vrijstelling is ook van toepassing op onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten die bepalingen bevatten betreffende de toekenning of licentiëring van intellectuele-eigendomsrechten aan een of meer van de partijen of aan een door de partijen opgerichte entiteit voor de gezamenlijke of betaalde uitvoering van onderzoek en ontwikkeling of de gezamenlijke exploitatie van de resultaten, mits die bepalingen rechtstreeks verband houden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de overeenkomst en niet het voornaamste onderwerp van de overeenkomst vormen.

Artikel 3

Toegang tot de eindresultaten

1.   De in artikel 2 bedoelde vrijstelling is van toepassing onder de in de leden 2, 3 en 4 van dit artikel vervatte voorwaarden.

2.   De onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst moet bepalen dat alle partijen volledige toegang moeten krijgen tot de eindresultaten van de gezamenlijke of tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, met het oog op verder onderzoek, ontwikkeling en exploitatie.

3.   De in lid 2 bedoelde toegang:

a)

omvat alle daaruit voortvloeiende intellectuele-eigendomsrechten en knowhow, en

b)

wordt verleend zodra de resultaten van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten beschikbaar worden.

4.   Wanneer in de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst wordt bepaald dat de partijen elkaar vergoeden voor het verlenen van toegang tot de resultaten ten behoeve van verder onderzoek en ontwikkeling of verdere exploitatie, mag de vergoeding niet zo hoog zijn dat zij de toegang effectief belemmert.

5.   Onderzoekinstituten, academische instellingen of ondernemingen die onderzoek en ontwikkeling als commerciële dienstverlening aanbieden zonder zich gewoonlijk met de exploitatie van de resultaten daarvan bezig te houden, kunnen overeenkomen de resultaten hiervan uitsluitend te gebruiken voor verder onderzoek en ontwikkeling.

6.   Wanneer de partijen hun exploitatierechten beperken in overeenstemming met deze verordening, en met name wanneer zij zich op het niveau van de exploitatie specialiseren, kan de toegang tot de resultaten met het oog op exploitatie dienovereenkomstig worden beperkt.

Artikel 4

Toegang tot bestaande knowhow

1.   Indien de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst geen gezamenlijke exploitatie van de resultaten omvat, is de in artikel 2 bedoelde vrijstelling van toepassing onder de in de leden 2 en 3 van dit artikel gestelde voorwaarden.

2.   De overeenkomst moet bepalen dat elke partij toegang zal krijgen tot alle reeds bestaande knowhow van de andere partijen indien die knowhow onontbeerlijk is voor de exploitatie van de resultaten.

3.   Wanneer in de overeenkomst is bepaald dat de partijen elkaar vergoeden voor het verlenen van toegang tot hun reeds bestaande knowhow, mag de vergoeding niet zo hoog zijn dat zij deze toegang effectief belemmert.

Artikel 5

Gezamenlijke exploitatie

1.   De in artikel 2 bedoelde vrijstelling geldt slechts op voorwaarde dat de gezamenlijke exploitatie slechts betrekking heeft op resultaten die aan de volgende twee voorwaarden voldoen:

a)

de resultaten zijn onmisbaar voor de productie van de contractproducten of de toepassing van de contracttechnologieën;

b)

de resultaten worden beschermd door intellectuele-eigendomsrechten of vormen knowhow.

2.   Wanneer een of meer partijen belast zijn met de productie van de contractproducten door middel van specialisatie op het niveau van de exploitatie, is de in artikel 2 bedoelde vrijstelling van toepassing op voorwaarde dat deze partijen verplicht zijn orders voor de levering van de contractproducten van de andere partijen uit te voeren, behalve wanneer een van de volgende gevallen van toepassing is:

a)

de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst voorziet ook dat de distributie door een gezamenlijk team, organisatie of onderneming moet worden uitgevoerd of gezamenlijk aan een derde moet worden toevertrouwd;

b)

de partijen zijn overeengekomen dat alleen de partij die de contractproducten vervaardigt, deze mag distribueren.

Artikel 6

Marktaandeeldrempels en duur van de vrijstelling

1.   Wanneer twee of meer van de partijen concurrerende ondernemingen zijn zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, punt 15), geldt de in artikel 2 bedoelde vrijstelling voor de duur van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten, mits op het tijdstip waarop de overeenkomst wordt gesloten:

a)

voor de in artikel 1, lid 1, punt 1, a) en c), bedoelde onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten het gezamenlijke marktaandeel van de partijen bij de overeenkomst op de relevante product- en technologiemarkten niet meer dan 25 % bedraagt;

b)

voor de in artikel 1, lid 1, punt 1, b) en d), bedoelde onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten het gezamenlijke marktaandeel van de financier en van alle partijen waarmee de financier onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten heeft gesloten, ten aanzien van dezelfde contractproducten of contracttechnologieën op de relevante product- en technologiemarkten niet meer dan 25 % bedraagt.

2.   Wanneer de partijen geen concurrerende ondernemingen zijn in de betekenis van artikel 1, lid 1, punt 15), geldt de in artikel 2 bedoelde vrijstelling voor de duur van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.

3.   Voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten waarvoor de resultaten gezamenlijk worden geëxploiteerd, blijft de in artikel 2 bedoelde vrijstelling gelden voor een periode van zeven jaar vanaf het tijdstip waarop de contractproducten of contracttechnologieën voor het eerst op de interne markt in de handel worden gebracht, mits op het tijdstip waarop de onder artikel 1, lid 1, punt 1, a) of b), vallende overeenkomst wordt gesloten, aan de voorwaarden uit lid 1 of lid 2 van dit artikel wordt voldaan. Voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten die onder artikel 1, lid 1, punt 1, c) en d), vallen, kan een dergelijke blijvende vrijstelling gelden mits op het tijdstip waarop de eerdere overeenkomst op grond van artikel 1, lid 1, punt 1, a) of b), wordt gesloten, aan de voorwaarden uit lid 1 of lid 2 van dit artikel wordt voldaan.

4.   Na het verstrijken van de in lid 3 van dit artikel bedoelde periode van zeven jaar blijft de in artikel 2 bedoelde vrijstelling gelden zolang:

a)

voor de in artikel 1, lid 1, punt 1, a) en c), bedoelde onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten het gezamenlijke marktaandeel van de partijen bij de overeenkomst niet meer dan 25 % op de relevante contractproduct- en contracttechnologiemarkten bedraagt;

b)

voor de in artikel 1, lid 1, punt 1, b) en d), bedoelde onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten het gezamenlijke marktaandeel van de financier en van alle partijen waarmee de financier onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten heeft gesloten, ten aanzien van dezelfde contractproducten of contracttechnologieën niet meer dan 25 % op de relevante contractproduct- en contracttechnologiemarkten bedraagt.

5.   Indien het gezamenlijke marktaandeel van de betrokken partijen aan het einde van de in lid 3 bedoelde periode van zeven jaar de in lid 4 bedoelde relevante drempel niet overschrijdt, maar vervolgens boven die drempel stijgt, blijft de in artikel 2 bedoelde vrijstelling van toepassing gedurende twee opeenvolgende kalenderjaren volgende op het jaar waarin de relevante marktaandeeldrempel voor het eerst werd overschreden.

Artikel 7

Toepassing van de marktaandeeldrempels

1.   Voor de toepassing van de in artikel 6, leden 1 en 4, vastgestelde marktaandeeldrempels gelden de regels bepaald in leden 2, 3 en 4 van dit artikel.

2.   Marktaandelen worden berekend op basis van de waarde van de verkopen of, indien geen gegevens over de verkoopwaarde op de markt beschikbaar zijn, op basis van de verkoopvolumes op de markt. Indien geen gegevens betreffende de waarde van de verkopen op de markt beschikbaar zijn, kan worden gebruikgemaakt van ramingen die zijn gebaseerd op andere betrouwbare marktinformatie, waaronder de omvang van de verkopen op de markt, uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling of onderzoeks- en ontwikkelingscapaciteit.

3.   Marktaandelen worden berekend op basis van gegevens die betrekking hebben op het voorgaande kalenderjaar. Indien het voorgaande kalenderjaar niet representatief is voor de positie van de partijen op de relevante markt(en), wordt het marktaandeel berekend als een gemiddelde van de marktaandelen van de partijen voor de drie voorafgaande kalenderjaren.

4.   Het marktaandeel van de in artikel 1, lid 2, punt 5), bedoelde ondernemingen wordt in gelijke delen toegerekend aan elke onderneming die over een of meer van de in artikel 1, lid 2, punt 1), genoemde rechten of bevoegdheden beschikt.

Artikel 8

Hardcore beperkingen

De in artikel 2 bedoelde vrijstelling geldt niet voor onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten die, als zodanig of in combinatie met andere factoren waarover de partijen controle hebben, rechtsreeks of onrechtstreeks een van de volgende punten tot doel hebben:

a)

de vrijheid van de partijen te beperken om zelfstandig of in samenwerking met derden onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten te verrichten:

i)

op een gebied dat geen verband houdt met dat waarop de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst betrekking heeft, of

ii)

na de voltooiing van het gezamenlijke of betaalde onderzoek en ontwikkeling, op het gebied waarop de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst betrekking heeft of op een verbonden gebied;

b)

de productie of de verkoop te beperken, met uitzondering van:

i)

de vaststelling van productiedoelstellingen wanneer de gezamenlijke exploitatie van de resultaten tevens de gezamenlijke vervaardiging van de contractproducten omvat,

ii)

de vaststelling van verkoopdoelstellingen wanneer de gezamenlijke exploitatie van de resultaten:

1)

de gezamenlijke distributie van de contractproducten of de gezamenlijke licentiëring van de contracttechnologieën omvat, en

2)

wordt uitgevoerd door een gemeenschappelijk team, gemeenschappelijke organisatie of gemeenschappelijke onderneming of gezamenlijk is toevertrouwd aan een derde;

iii)

praktijken in de vorm van specialisatie op het niveau van de exploitatie,

iv)

de beperking van de vrijheid van de partijen om met de contractproducten of contracttechnologieën concurrerende producten, technologieën of procedés te produceren, te verkopen, toe te kennen of te licentiëren gedurende de periode waarvoor de partijen zijn overeengekomen de resultaten gezamenlijk te exploiteren;

c)

de prijzen vast te stellen bij de verkoop van de contractproducten of de licentiëring van de contracttechnologieën aan derden, met uitzondering van de vaststelling van de prijzen die aan directe afnemers worden aangerekend of de vaststelling van licentievergoedingen die aan directe licentienemers worden aangerekend wanneer de gezamenlijke exploitatie van de resultaten:

i)

de gezamenlijke distributie van de contractproducten of de gezamenlijke licentiëring van de contracttechnologieën omvat, en

ii)

wordt uitgevoerd door een gemeenschappelijk team, gemeenschappelijke organisatie of gemeenschappelijke onderneming of gezamenlijk is toevertrouwd aan een derde;

d)

het gebied te beperken waarop, of de klantenkring te beperken waaraan, de partijen de contractproducten passief mogen verkopen of de contracttechnologieën mogen licentiëren, met uitzondering van de verplichting om een andere partij een exclusieve licentie te verlenen op de resultaten van het onderzoek en de ontwikkeling;

e)

de beperking van de actieve verkoop van de contractproducten of contracttechnologieën in gebieden of aan afnemers die niet uitsluitend aan een van de partijen zijn toegewezen door middel van specialisatie op het niveau van de exploitatie;

f)

de partijen te verbieden te voldoen aan de vraag van afnemers in de aan de partijen toegewezen respectievelijke gebieden of van afnemers die anderszins door middel van specialisatie op het niveau van de exploitatie aan de partijen zijn toegewezen, en die de contractproducten in andere gebieden binnen de interne markt in de handel zouden brengen;

g)

de partijen te verplichten het voor gebruikers of wederverkopers moeilijk te maken de contractproducten van andere wederverkopers binnen de interne markt af te nemen.

Artikel 9

Uitgesloten beperkingen

1.   De in artikel 2 bedoelde vrijstelling geldt niet voor de volgende in onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten vervatte verplichtingen:

a)

de verplichting om geen bezwaar te maken:

i)

na voltooiing van het onderzoek en de ontwikkeling, tegen de geldigheid van intellectuele-eigendomsrechten:

1)

die de partijen bezitten op de interne markt, en

2)

die relevant zijn voor het onderzoek en de ontwikkeling, of

ii)

na het verstrijken van de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst, de geldigheid van intellectuele-eigendomsrechten die:

1)

die de partijen bezitten op de interne markt, en

2)

de resultaten van het onderzoek en de ontwikkeling beschermen;

b)

de verplichting om aan derden geen licenties te verlenen voor de productie van de contractproducten of de toepassing van de contracttechnologieën, tenzij de overeenkomst voorziet in de exploitatie van de resultaten van de gezamenlijke of tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten door één of meer van de partijen en deze exploitatie ten aanzien van derden in de interne markt plaatsvindt.

2.   Lid 1, punt a), doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om in de beëindiging van de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst te voorzien indien een van de partijen de geldigheid van de in lid 1, punt a), i) en ii), bedoelde intellectuele-eigendomsrechten aanvecht.

3.   Indien de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst een van de in lid 1 van dit artikel genoemde uitgesloten beperkingen bevat, blijft de in artikel 2 bedoelde vrijstelling van toepassing op het resterende deel van de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst mits de uitgesloten beperkingen scheidbaar zijn van de rest van de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst en mits aan de overige voorwaarden uit deze verordening wordt voldaan.

Artikel 10

Intrekking in individuele gevallen door de Commissie

1.   De Commissie kan, overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003, het voordeel van de door deze verordening verleende vrijstelling intrekken wanneer zij in een bepaald geval tot de bevinding komt dat een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst waarop de door deze verordening verleende vrijstelling van toepassing is, toch gevolgen heeft die onverenigbaar zijn met artikel 101, lid 3, van het Verdrag.

2.   De Commissie kan het voordeel van de door deze verordening verleende vrijstelling overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1/2003 intrekken, met name wanneer:

a)

het bestaan van een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst de mogelijkheid voor derden om op de bij de contractproducten of contracttechnologieën betrokken gebieden onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten te verrichten, substantieel beperkt;

b)

het bestaan van een onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst de toegang van derden tot de relevante markt voor de contractproducten of contracttechnologieën substantieel beperkt;

c)

de partijen zonder objectief gerechtvaardigde reden de resultaten van hun gezamenlijke of tegen betaling verrichte onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten niet exploiteren ten aanzien van derden;

d)

de contractproducten of contracttechnologieën in de gehele interne markt, of in een wezenlijk deel daarvan, geen daadwerkelijke mededinging ondervinden, of

e)

het bestaan van de onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomst de mededinging op het gebied van innovatie op een bepaald gebied substantieel beperkt.

Artikel 11

Intrekking in individuele gevallen door de mededingingsautoriteit van een lidstaat

De mededingingsautoriteit van een lidstaat kan het voordeel van de door deze verordening verleende vrijstelling intrekken indien aan de voorwaarden van artikel 29, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 is voldaan.

Artikel 12

Overgangsperiode

Het verbod van artikel 101, lid 1, van het Verdrag geldt niet gedurende de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2025 voor op 30 juni 2023 reeds van kracht zijnde overeenkomsten die niet aan de in deze verordening gestelde voorwaarden voor vrijstelling voldoen, maar wel aan de in Verordening (EU) nr. 1217/2010 gestelde voorwaarden voor vrijstelling.

Artikel 13

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2023.

Zij is van toepassing tot en met 30 juni 2035.

Deze Verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 juni 2023.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 285 van 29.12.1971, blz. 46.

(2)   PB C 120 van 15.3.2022, blz. 9.

(3)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de Europese Green Deal (COM(2019) 640 final).

(4)  Verordening (EU) nr. 1217/2010 van de Commissie van 14 december 2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde groepen onderzoeks- en ontwikkelingsovereenkomsten (PB L 335 van 18.12.2010, blz. 36).

(5)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).


Top