This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32023R0100
Commission Implementing Regulation (EU) 2023/100 of 11 January 2023 imposing a provisional anti-dumping duty on imports of stainless steel refillable kegs originating in the People’s Republic of China
Uitvoeringsverordening (EU) 2023/100 van de Commissie van 11 januari 2023 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op navulbare vaten van roestvrij staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China
Uitvoeringsverordening (EU) 2023/100 van de Commissie van 11 januari 2023 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op navulbare vaten van roestvrij staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China
C/2023/234
PB L 10 van 12.1.2023, p. 36–76
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
12.1.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 10/36 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/100 VAN DE COMMISSIE
van 11 januari 2023
tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op navulbare vaten van roestvrij staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 7,
Na raadpleging van de lidstaten,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Opening van het onderzoek
(1) |
Op 13 mei 2022 heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) op grond van artikel 5 van de basisverordening een antidumpingonderzoek geopend met betrekking tot de invoer van navulbare vaten van roestvrij staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“China” of “het betrokken land”). Zij heeft daartoe een bericht van inleiding gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) (“het bericht van inleiding”). |
(2) |
De Commissie heeft het onderzoek geopend naar aanleiding van een klacht die op 31 maart 2022 is ingediend door het European Kegs Committee (“de klager”). De klacht werd ingediend namens de bedrijfstak van de Unie voor navulbare vaten van roestvrij staal in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal over dumping en aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om een onderzoek te openen. |
1.2. Registratie
(3) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 5 bis, van de basisverordening moet de Commissie de invoer waarop een antidumpingonderzoek betrekking heeft gedurende de periode van voorafgaande kennisgeving registreren, tenzij zij over voldoende bewijsmateriaal in de zin van artikel 5 beschikt dat niet aan de vereisten van artikel 10, lid 4, punt c) of d), is voldaan. Aangezien uit het bewijsmateriaal in het dossier bleek dat niet was voldaan aan het vereiste van punt d), heeft de Commissie de invoer van het betrokken product niet onderworpen aan registratie overeenkomstig artikel 14, lid 5 bis, van de basisverordening. |
1.3. Belanghebbenden
(4) |
In het bericht van inleiding heeft de Commissie belanghebbenden uitgenodigd contact met haar op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de producenten in de Unie die door de klager worden vertegenwoordigd; andere haar bekende producenten in de Unie; de haar bekende importeurs, handelaren en gebruikers; de haar bekende producenten-exporteurs, en de autoriteiten van het betrokken land specifiek in kennis gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd eraan deel te nemen. |
(5) |
De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het onderzoek en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen. Er waren geen verzoeken om te worden gehoord. |
1.4. Samenstelling van een steekproef
(6) |
In het bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening. |
Steekproef van producenten in de Unie
(7) |
In het bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie heeft samengesteld. De Commissie stelde de steekproef samen op basis van de productie- en verkoopvolumes, rekening houdend met hun geografische locatie. Deze steekproef bestond uit drie producenten in de Unie. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden 73 % van de totale productie in de Unie en 74 % van de totale verkoop in de Unie. De Commissie nodigde de belanghebbenden uit om opmerkingen over de voorlopige steekproef in te dienen. Er werden daarover geen opmerkingen ontvangen. De steekproef is representatief voor de bedrijfstak van de Unie. |
1.4.1. Steekproef van importeurs
(8) |
Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken. |
(9) |
Slechts één niet-verbonden importeur heeft de gevraagde informatie geleverd en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. De Commissie bepaalde daarom dat er geen steekproef van niet-verbonden importeurs nodig was. |
1.4.2. Steekproef van producenten-exporteurs in China
(10) |
Om vast te stellen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, om deze samen te stellen, heeft de Commissie alle producenten-exporteurs in China verzocht de in het bericht van inleiding vermelde informatie te verstrekken. Bovendien heeft de Commissie de vertegenwoordiging van de Volksrepubliek China bij de Europese Unie verzocht eventuele andere producenten-exporteurs die in deelname aan het onderzoek geïnteresseerd konden zijn te identificeren en/of contact met hen op te nemen. |
(11) |
Zes producenten in het betrokken land die tijdens het onderzoektijdvak vaten uitvoerden naar de Unie, verstrekten de gevraagde informatie en stemden ermee in om in de steekproef te worden opgenomen. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef van twee producenten-exporteurs samengesteld op basis van het grootste representatieve volume van de uitvoer naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werden alle bekende betrokken producenten-exporteurs en de autoriteiten van het betrokken land geraadpleegd over de samenstelling van de steekproef. Er werden geen opmerkingen ontvangen. |
1.5. Antwoorden op de vragenlijsten en controlebezoeken
(12) |
De Commissie heeft de overheid van de Volksrepubliek China (“Chinese overheid”) een vragenlijst toegezonden over het bestaan van verstoringen van betekenis in China in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. Zij heeft hierop geen antwoord ontvangen. |
(13) |
De Commissie publiceerde online (3) de vragenlijsten voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, de niet-verbonden importeurs en de producenten in de Unie en stuurde de macro-economische vragenlijst op 20 mei 2022 naar de klager. |
(14) |
De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, de schade als gevolg daarvan en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Krachtens artikel 16 van de basisverordening zijn controlebezoeken ter plaatse verricht bij de volgende onderneming: |
(15) |
In verband met de uitbraak van de COVID-19-pandemie en de ingestelde inperkingsmaatregelen heeft de Commissie overeenkomstig haar Mededeling over de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 voor antidumping- en antisubsidieonderzoeken bij de volgende Chinese producenten-exporteurs kruislingse controles op afstand verricht:
|
1.6. Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode
(16) |
Het onderzoek naar de dumping en de schade had betrekking op de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 (“het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2018 tot aan het einde van het onderzoektijdvak (“de beoordelingsperiode”). |
2. ONDERZOCHT PRODUCT, BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
2.1. Onderzocht product
(17) |
Dit onderzocht product heeft betrekking op navulbare vaten, fusten, tanks, tonnen en dergelijke recipiënten van roestvrij staal, bekend staand als “navulbare roestvrijstalen vaten”, met een ongeveer cilindervormig lichaam, met een wanddikte van 0,5 mm of meer, van de soort gebruikt voor andere materialen dan vloeibaar gemaakt gas, ruwe olie en aardolieproducten, met een capaciteit van 4,5 liter of meer, ongeacht het type afwerking, volume, of soort roestvrij staal, al dan niet met aanvullende onderdelen (extractoren, halzen, kimmen of andere onderdelen), al dan niet geverfd of bekleed met andere materialen (“vaten” of “het onderzochte product”). |
(18) |
De volgende producten vallen buiten dit onderzoek wanneer zij los van het onderzochte product worden ingevoerd: halzen, tapstangen, koppelingen of tappen, kragen, ventielen en andere onderdelen van het onderzochte product (extractoren, halzen, kimmen of andere onderdelen). |
2.2. Betrokken product
(19) |
Het betrokken product is het onderzochte product van oorsprong uit China, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7310 10 00 en ex 7310 29 90 (Taric-codes 7310100010 en 7310299010) (“het betrokken product”). |
2.3. Soortgelijk product
(20) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de volgende producten dezelfde fysische en technische basiskenmerken hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:
|
(21) |
De Commissie heeft in dit stadium beslist dat die producten derhalve soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
3. DUMPING
3.1. China
3.1.1. Procedure voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening
(22) |
Aangezien er bij de inleiding van het onderzoek voldoende bewijsmateriaal beschikbaar was dat wees op het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening met betrekking tot China, achtte de Commissie het passend om met betrekking tot de producenten-exporteurs uit dit land het onderzoek te openen uit hoofde van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. |
(23) |
Om de benodigde gegevens voor de mogelijke toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening te verzamelen, heeft de Commissie bijgevolg in het bericht van inleiding alle producenten-exporteurs in China verzocht informatie over de basisproducten voor de productie van vaten te verstrekken. Zes producenten-exporteurs hebben de betreffende informatie verstrekt. |
(24) |
Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de vermeende verstoringen van betekenis nodig achtte, heeft de Commissie de Chinese overheid een vragenlijst toegezonden. Bovendien heeft de Commissie in punt 5.3.2 van het bericht van opening alle belanghebbenden uitgenodigd om binnen 37 dagen na de datum van bekendmaking van het bericht van opening in het Publicatieblad van de Europese Unie hun standpunt kenbaar te maken, informatie in te dienen en ondersteunend bewijsmateriaal te verstrekken met betrekking tot de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. De Chinese overheid reageerde niet binnen de daarvoor gestelde termijn op de vragenlijst en diende evenmin opmerkingen in over de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Vervolgens heeft de Commissie de Chinese overheid ervan in kennis gesteld dat zij overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening de beschikbare gegevens zou gebruiken om het bestaan van verstoringen van betekenis in China vast te stellen. De Commissie heeft de Chinese overheid verzocht haar opmerkingen over de toepassing van artikel 18 in te dienen. Er werden geen opmerkingen ontvangen. |
(25) |
In punt 5.3.2. van het bericht van inleiding heeft de Commissie ook vermeld dat zij, gezien het beschikbare bewijsmateriaal, op grond van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, Mexico en Turkije als mogelijke representatieve derde landen beschouwt voor de vaststelling van de normale waarde aan de hand van niet-verstoorde prijzen of benchmarks. De Commissie merkte verder op dat zij andere mogelijk geschikte representatieve landen zou onderzoeken overeenkomstig de criteria als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening. |
(26) |
Op 20 juli 2022 heeft de Commissie de belanghebbenden door middel van een mededeling (“de eerste mededeling”) op de hoogte gebracht van de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen. In die mededeling heeft de Commissie een lijst verstrekt van alle productiefactoren zoals grondstoffen, arbeid en energie die bij de productie van vaten een rol spelen. Daarnaast heeft de Commissie, op basis van de criteria voor de keuze van niet-verstoorde prijzen of benchmarks, mogelijke representatieve landen aangewezen, namelijk Mexico, Brazilië en Rusland als geschikte representatieve landen. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen over de eerste mededeling. |
(27) |
Op 19 september 2022 heeft de Commissie de belanghebbenden door middel van een tweede mededeling (“de tweede mededeling”) op de hoogte gebracht van de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen, met Brazilië als het representatieve land. Tevens deelde zij de belanghebbenden mee dat zij de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (“VAA-kosten”) en de winst zou vaststellen op basis van de producent KHS Industria de Maquinas LTDA in Brazilië. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd opmerkingen te maken. Van de twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs werden opmerkingen ontvangen. |
(28) |
Na de ontvangen opmerkingen en informatie over de tweede mededeling te hebben geanalyseerd, kwam de Commissie tot de conclusie dat Brazilië een geschikte keuze was als representatief land waarvan de niet-verstoorde prijzen en kosten zouden worden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde in het voorlopige stadium. De onderliggende redenen voor die keuze worden nader beschreven in punt 3.2.1.1 en volgende. |
3.2. Normale waarde
(29) |
Artikel 2, lid 1, van de basisverordening bepaalt het volgende: “De normale waarde is normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald”. |
(30) |
In artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening wordt echter het volgende bepaald: “Wanneer […] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen”, en “[deze] omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst” (hierna wordt naar “administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten” verwezen met de afkorting “VAA-kosten”). |
(31) |
Zoals in de volgende punten verder wordt toegelicht, heeft de Commissie in het onderhavige onderzoek geconcludeerd dat, op basis van het beschikbare bewijsmateriaal en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid, het passend was artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen. |
3.2.1. Bestaan van verstoringen van betekenis
(32) |
In recente onderzoeken betreffende de staalsector in China (4), de belangrijkste grondstof voor de productie van vaten, heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake was van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. |
(33) |
In die onderzoeken heeft de Commissie vastgesteld dat er sprake is van aanzienlijk overheidsingrijpen in China, wat leidt tot een verstoring van de effectieve toewijzing van middelen overeenkomstig de marktbeginselen (5). De Commissie heeft met name geconcludeerd dat de Chinese overheid niet alleen nog steeds een aanzienlijk deel van de staalsector in handen heeft als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt b), eerste streepje, van de basisverordening (6), maar dat de Chinese overheid zich ook kan mengen in de prijzen en kosten via overheidsaanwezigheid in bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening (7). De Commissie heeft verder vastgesteld dat de aanwezigheid van de staat op de financiële markten en het ingrijpen door de staat op die markten, alsmede bij de verstrekking van grondstoffen en basisproducten, een aanvullend verstorend effect hebben op de markt. In feite leidt het planningssysteem van China er over de gehele linie toe dat er middelen worden geconcentreerd in sectoren die door de Chinese overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, in plaats van dat de allocatie overeenkomstig de marktwerking plaatsvindt (8). Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat de Chinese faillissements- en eigendomswetgeving niet naar behoren functioneert in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening, en dus verstoringen veroorzaakt, met name wanneer in China insolvente ondernemingen op de been worden gehouden en grondgebruiksrechten worden toegewezen (9). In dezelfde geest heeft de Commissie vastgesteld dat in de staalsector sprake was van verstoringen van loonkosten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening (10), alsmede van verstoringen op de financiële markten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening, met name wat de toegang tot kapitaal voor ondernemingen in China betreft (11). |
(34) |
Net als in de vorige onderzoeken betreffende de staalsector in China heeft de Commissie in het onderhavige onderzoek onderzocht of het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening al dan niet passend was om gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in China. De Commissie heeft dit gedaan op basis van het bewijsmateriaal in het dossier, met inbegrip van het bewijsmateriaal in het verzoek, alsook in het werkdocument van de diensten van de Commissie over verstoringen van betekenis in de economie van de Volksrepubliek China ten behoeve van handelsbeschermingsonderzoeken (12) (“rapport”), dat is gebaseerd op openbaar beschikbare bronnen. Bij deze analyse is niet alleen gekeken naar het aanzienlijke overheidsingrijpen in de economie van China in het algemeen, maar ook naar de specifieke marktsituatie in de sector die het onderzochte product omvat. De Commissie heeft deze bewijselementen verder aangevuld met haar eigen onderzoek naar de verschillende criteria die relevant zijn om het bestaan van verstoringen van betekenis in China te bevestigen, zoals die ook in het kader van haar eerdere onderzoeken in dit verband zijn vastgesteld. |
(35) |
Volgens het verzoek hanteert de Chinese staat een interventionistisch economisch beleid om zijn doelen na te streven, die niet zozeer een afspiegeling zijn van de heersende economische omstandigheden op een vrije markt, maar veeleer samenvallen met de politieke agenda van de Chinese Communistische Partij (“CCP”). In het verzoek werd in dit verband niet alleen gewezen op de verstoringen op de markt voor roestvrij staal (roestvrij staal is goed voor tussen 40 % en 60 % van de productiekosten van vaten), maar werd ook gesteld dat alle andere productiefactoren – grond, kapitaal, arbeid – evenzeer verstoord zijn. Dientengevolge zijn niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van roestvrij staal ongeschikt om te worden gebruikt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, maar gaat dit ook op voor alle kosten voor basisproducten (waaronder grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.), omdat de prijsvorming ervan door aanzienlijk overheidsingrijpen wordt beïnvloed. |
(36) |
Ter ondersteuning van zijn standpunt verwees de indiener van het verzoek naar een aantal openbaar beschikbare informatiebronnen, zoals het rapport, de conclusies van de EUCCC (13), de recente onderzoeken van de Commissie naar de Chinese staalsector (14) en de conclusies van het Mondiaal Forum van de G20 over de overcapaciteit van staal (15). |
(37) |
Zoals aangegeven in overweging 24, heeft de Chinese overheid geen opmerkingen gemaakt of bewijsmateriaal verstrekt ter ondersteuning of weerlegging van het bestaande bewijsmateriaal in het dossier, waaronder het rapport, en het door de klager verstrekte aanvullende bewijsmateriaal over de aanwezigheid van verstoringen van betekenis en/of over de geschiktheid van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening in het onderhavige geval. |
(38) |
De sector van het onderzochte product, d.w.z. de staalsector, is nog steeds in sterke mate in handen van de Chinese overheid. De nominale verdeling tussen het aantal staatsondernemingen en particuliere ondernemingen is volgens schattingen weliswaar bijna gelijk, maar van de vijf Chinese staalproducenten die tot de tien grootste staalproducenten ter wereld behoren, zijn er vier staatsondernemingen (16). En terwijl de tien grootste producenten in 2016 slechts ongeveer 36 % van de totale industriële productie voor hun rekening namen, stelde de Chinese overheid in datzelfde jaar de doelstelling vast om tegen 2025 60 % tot 70 % van de staalproductie te consolideren in circa tien grote ondernemingen (17). Dit voornemen is door de Chinese overheid in april 2019 herhaald bij de aankondiging van richtsnoeren over de consolidering van de staalindustrie (18). Deze consolidering kan ertoe leiden dat winstgevende particuliere ondernemingen moeten fuseren met ondermaats presterende staatsondernemingen (19). Aangezien de Chinese overheid geen medewerking verleende en er een aantal kleine en middelgrote ondernemingen in de sector actief zijn, kon de exacte verhouding tussen de particuliere staalproducenten en de staalproducenten die in handen zijn van de staat niet worden vastgesteld. In ieder geval bleek uit het onderzoek dat ten minste één producent van vaten een staatsonderneming is, namelijk Penglai Jinfu Stainless Steel Products Co., Ltd. |
(39) |
Hoewel er mogelijk geen specifieke informatie beschikbaar is voor het onderzochte product, betreft het een subsector van de staalsector en worden de bevindingen met betrekking tot de staalindustrie derhalve geacht ook indicatief te zijn voor het onderzochte product. De meest recente Chinese beleidsdocumenten met betrekking tot de staalsector bevestigen dat de Chinese overheid belang blijft hechten aan de sector en voornemens is in de sector in te grijpen om die vorm te geven in overeenstemming met het overheidsbeleid. Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van het ontwerp voor een richtsnoeradvies van het Ministerie van Industrie en Informatietechnologie over de bevordering van een hoogwaardige ontwikkeling van de staalindustrie, waarin wordt opgeroepen tot een verdere consolidatie van de industriële basis en tot aanzienlijke verbeteringen bij de modernisering van de industriële keten (20), of aan de hand van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie, waarin wordt gesteld dat de sector zal “vasthouden aan de combinatie van marktleiderschap en stimulering door de overheid” en “een groep leidende, ecologisch toonaangevende ondernemingen met een groot concurrentievermogen zal promoten (21)”. Op provinciaal niveau zijn soortgelijke voorbeelden te vinden van het voornemen van de Chinese autoriteiten om toezicht te houden op en sturing te geven aan de ontwikkelingen in de sector, zoals in Shandong, waar niet alleen wordt voorzien in “het bouwen van een ecologie voor de staalindustrie […], het opzetten van productieparken, het uitbreiden van de industriële keten en het creëren van industriële clusters”, maar er ook naar wordt gestreefd dat de staalindustrie “een toonbeeld wordt voor de transformatie en modernisering […] van onze provincie en zelfs van het hele land” (22). |
(40) |
Wat betreft de vraag of de Chinese overheid zich door haar aanwezigheid in bedrijven kon mengen in de prijzen en kosten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), tweede streepje, van de basisverordening, was het door het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid, en aangezien de meeste vatenproducenten kmo’s zijn, onmogelijk om systematisch persoonlijke banden tussen producenten van het onderzochte product en de CCP vast te stellen. Uit het onderzoek is echter gebleken dat het management van Shandong Gold Group, een staatsonderneming en controlerend aandeelhouder van Penglai Jinfu Stainless Steel Products, nauwe banden heeft met de CCP: de voorzitter van de raad van bestuur van Shandong Gold Group is tevens secretaris van het partijcomité en was een vertegenwoordiger op het 20e nationale congres van de CCP, en de directeur en uitvoerend manager van Shandong Gold Group is tevens adjunct-secretaris van het partijcomité. |
(41) |
Aangezien het bij het onderzochte product echter om een subsector van de staalsector gaat, is de beschikbare informatie met betrekking tot staalproducenten ook relevant voor het onderzochte product. In de ruimere categorie van de staalsector is er voldoende bewijsmateriaal voor persoonlijke banden tussen de staalproducenten en de CCP. Zo is de voorzitter van de raad van bestuur van Baowu ook secretaris van het partijcomité, en is de algemeen directeur tevens de adjunct-secretaris van dat comité (23). Evenzo is de voorzitter van de raad van bestuur van Baosteel ook secretaris van het partijcomité en bekleedt de uitvoerend directeur de functie van adjunct-secretaris van dat comité (24). Meer in het algemeen is het, gelet op de algemene toepasbaarheid van de wetgeving inzake de aanwezigheid van de CCP in ondernemingen, niet aannemelijk dat het vermogen van de Chinese overheid om via haar aanwezigheid in bedrijven invloed uit te oefenen op de prijzen en kosten met betrekking tot het onderzochte product, anders zou zijn dan met betrekking tot de staalsector als geheel. |
(42) |
Zowel publieke als particuliere ondernemingen in de staalsector zijn onderworpen aan beleidstoezicht en beleidsadvies. Aangezien de Chinese overheid niet aan dit onderzoek heeft meegewerkt en de vatenproducenten meestal kleine en middelgrote ondernemingen zijn, was het moeilijk de precieze omvang van de partijopbouw in de ondernemingen van de vatenindustrie vast te stellen. Uit het onderzoek is evenwel gebleken dat Shandong Gold Group (meerderheidsaandeelhouder van Penglai Jinfu Stainless Steel Products) partijopbouwende activiteiten actief steunt. De rol van het partijcomité van de onderneming werd als volgt omschreven: “We moeten de grote kans die de centrale regering, het partijcomité van de provincie Shandong en de provinciale regering die staatsondernemingen steunen, krachtig aangrijpen om de bouw van ondernemingen van wereldklasse te versnellen, strategische doelstellingen in het oog te houden, strategische focus te handhaven, de strategische uitvoering te versterken en ons te houden aan de algemene regeling van algemene doelstellingen, tussentijdse doelstellingen en jaarlijkse doelstellingen, ons te houden aan de combinatie van strategische planning en tactische bevordering” en verder “de partij onwrikbaar en uitvoerig te leiden, de algemene vereisten van partijopbouw in het nieuwe tijdperk volledig uit te voeren en een sterke garantie te bieden voor een ontwikkeling van hoge kwaliteit. Het is noodzakelijk om de politieke opbouw van de partij volledig te versterken, de politieke discipline en politieke regels strikt na te leven, het politieke oordeel, het politieke begrip en de politieke uitvoering van partijorganisaties op alle niveaus en partijleden en -kaderleden effectief te verbeteren, en altijd een hoge mate van consistentie met het Centraal Comité van de partij met kameraad Xi Jinping als kern te handhaven, “vier bewustzijnsfuncties” tot stand te brengen, “vier zelfvertrouwen” te versterken, en “twee handhaving” te bereiken (25). |
(43) |
Verder wordt in de sector van het onderzochte product een beleid gehanteerd dat discrimineert ten gunste van binnenlandse producenten of dat anderszins de markt beïnvloedt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), derde streepje, van de basisverordening. Hoewel tijdens het onderzoek geen beleidsdocumenten konden worden gevonden die specifiek de ontwikkeling van de vatenindustrie als zodanig sturen, profiteert die sector van de richtsnoeren en interventies van de overheid in de staalsector, aangezien het onderzochte product daarvan een subsector is. |
(44) |
De Chinese overheid beschouwt de staalindustrie als een sleutelindustrie (26). Dit wordt bevestigd in de talrijke plannen, richtlijnen en andere documenten die zijn toegespitst op staal en die op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau worden uitgegeven. In het kader van het in maart 2021 goedgekeurde 14e vijfjarenplan heeft de Chinese overheid de staalsector bestemd voor transformatie en modernisering, alsmede voor optimalisering en structurele aanpassing (27). |
(45) |
Voorts wordt de sector in het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie, dat ook van toepassing is op de staalsector, genoemd als het “fundament van de reële economie” en “een sleutelgebied dat China’s internationale concurrentievoordeel vormgeeft”, en worden een aantal doelstellingen en werkmethoden vastgesteld die de ontwikkeling van de staalsector in de periode 2021-2025 zouden stimuleren, zoals een technologische upgrade ter verbetering van de structuur van de sector (niet in de laatste plaats door verdere bedrijfsconcentraties) of een digitale transformatie (28). |
(46) |
Het 14e vijfjarenplan over de ontwikkeling van de grondstoffenindustrie bevat ook specifieke doelstellingen voor de ontwikkeling van de staalsector. Afdeling IV, punt 3, van het document bevat de volgende bepalingen: “Het optimaliseren van de organisatiestructuur: toonaangevende ondernemingen groter en sterker maken. Vasthouden aan de combinatie van marktleiderschap en overheidsbevordering, wegnemen van belemmeringen voor transregionale fusies en reorganisaties, opheffen van beperkingen zoals marktsegmentatie en regionale blokkades, coördineren en oplossen van de belangrijkste problemen bij transregionale fusies en reorganisaties van ondernemingen, ondersteunen van ondernemingen om fusies en reorganisaties tussen regio’s en tussen eigenaren te bespoedigen, verhogen van het concentratieniveau van de sector en ontwikkelen van het internationale bedrijfsleven. In […], staal, […] en andere sectoren, cultiveren van een groep van toonaangevende ondernemingen in de industriële keten met ecologisch leiderschap en kern concurrentievermogen”. |
(47) |
De bovengenoemde vijfjarenplannen op centraal niveau vinden hun weerklank in de provinciale en/of gemeentelijke vijfjarenplannen of in de uitvoeringsplannen van de vijfjarenplannen. Zo bevat het uitvoeringsplan van Henan voor de transformatie en verbetering van de staalsector tijdens het 14e vijfjarenplan bepalingen betreffende: punt 2(1): strenge controle van de totale productiecapaciteit; punt 2(2): versnelling en bevordering van fusies en overnames; punt 2(3): bouw van kenmerkende staalproductiebases (29). |
(48) |
Behalve in het 14e vijfjarenplan wordt de staalsector ook in andere beleidsdocumenten streng gereguleerd. Hebei, de grootste staalproducerende provincie in China, heeft bijvoorbeeld een driejarig actieplan voor clusterontwikkeling in de keten van de staalindustrie 2020-2022 (van toepassing tijdens het onderzoektijdvak) uitgebracht. Dit document reguleert de staalsector als volgt: “Vasthouden aan structurele aanpassing en benadrukken van productdiversificatie. Bevorderen van de structurele aanpassing en de optimalisering van de indeling van de ijzer- en staalsector, bevorderen van de gezamenlijke reorganisatie, transformatie en verbetering van ondernemingen, en bevorderen van de ontwikkeling van de ijzer- en staalsector naar grootschalige ondernemingen, modernisering van technische apparatuur, diversificatie van productieprocessen en diversificatie van downstreamproducten”. Voorts bevat het plan specifieke doelstellingen voor de structuur van staalondernemingen in de provincie: “Gestaag bevorderen van de ontwikkeling van groepen. Versnellen van de hervorming van de gemengde eigendom van staatsondernemingen, concentreren op het bevorderen van de regio-overschrijdende fusie en reorganisatie van particuliere ijzer- en staalondernemingen, en streven naar de oprichting van één à twee grote groepen van wereldklasse, drie à vijf grote groepen met enige binnenlandse invloed als pijlers en acht à tien nieuwe, uitmuntende en specifieke ondernemingsgroepen”. |
(49) |
Ten slotte voorziet het plan in overheidssteun om het mondiale concurrentievermogen van de in Hebei gevestigde staalondernemingen te verbeteren: “Zorgen voor een relevante en gediversifieerde ontwikkeling. Ondersteunen van ijzer- en staalondernemingen bij de ontwikkeling van strategische opkomende industrieën zoals informatietechnologie van de nieuwe generatie, geavanceerde apparatuur en nieuwe materialen, en versnellen van de ontwikkeling van moderne dienstverlenende industrieën zoals moderne logistiek, financiële diensten, e-commerce enz. Aanmoedigen van in aanmerking komende ijzer- en staalondernemingen om zich te ontwikkelen in de richting van diepgaande verwerking, zoals auto’s en mechanische onderdelen, staalkabels, stalen strengen, laselektroden enz. Versterken van de samenwerking op het gebied van internationale productiecapaciteit, aanmoedigen van ijzer- en staalondernemingen om deel te nemen aan fusies en reorganisaties van buitenlandse ijzer- en staalondernemingen via verschillende kanalen, en begeleiden van concurrerende ijzer- en staalondernemingen in de provincie om in het buitenland te investeren en daar fabrieken te bouwen” (30). |
(50) |
Bovendien wordt in de Catalogus van leidende beginselen voor herstructurering van de industrie (versie van 2019) (31) de staalsector genoemd als aangemoedigde bedrijfstak. |
(51) |
Samengevat heeft de Chinese overheid maatregelen getroffen om marktdeelnemers ertoe te bewegen zich aan de doelstellingen van het overheidsbeleid te houden, namelijk om aangemoedigde bedrijfstakken te ondersteunen, waaronder de productie van staal als de belangrijkste grondstof voor de vervaardiging van het onderzochte product. Dergelijke maatregelen belemmeren de vrije marktwerking. |
(52) |
Uit het onderhavige onderzoek is niet gebleken dat de discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van de faillissements- en eigendomswetgeving in de vatensector overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt b), vierde streepje, van de basisverordening, zoals vermeld in overweging 33, geen gevolgen zou hebben voor de producenten van het onderzochte product. |
(53) |
De vatensector wordt ook beïnvloed door verstoringen van de loonkosten in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), vijfde streepje, van de basisverordening, zoals ook vermeld in overweging 33. Deze sector staat derhalve zowel direct (bij het vervaardigen van het onderzochte product of de belangrijkste basisproducten) als indirect (bij het krijgen van toegang tot basisproducten van ondernemingen die in China aan hetzelfde arbeidsrechtstelsel onderworpen zijn) bloot aan verstoringen (32). |
(54) |
Bovendien is in het onderhavige onderzoek geen bewijsmateriaal overgelegd waaruit blijkt dat de sector van het onderzochte product niet wordt beïnvloed door overheidsingrijpen in het financiële stelsel in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), zesde streepje, van de basisverordening, zoals ook vermeld in overweging 33. Daarom leidt het aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële stelsel ertoe dat de marktomstandigheden op alle niveaus sterk worden beïnvloed. |
(55) |
Tot slot herinnerde de Commissie eraan dat voor de productie van het onderzochte product een aantal basisproducten nodig is. Wanneer de producenten van vaten deze basisproducten aankopen of daarvoor een contract sluiten, zijn de prijzen die zij betalen (en die als hun kosten worden geregistreerd), duidelijk blootgesteld aan dezelfde systemische verstoringen als hierboven genoemd. Zo maken leveranciers van basisproducten gebruik van arbeid die aan de verstoringen onderhevig is. Mogelijk lenen zij geld dat onderhevig is aan de verstoringen in de financiële sector/bij de kapitaaltoewijzing. Daarnaast zijn zij onderworpen aan het planningssysteem dat op alle niveaus van de overheid en op alle sectoren van toepassing is. |
(56) |
Dientengevolge zijn niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van vaten ongeschikt om te worden gebruikt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, maar geldt dit ook voor alle kosten voor basisproducten (waaronder grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.), omdat de prijsvorming ervan door aanzienlijk overheidsingrijpen wordt beïnvloed, zoals beschreven in de delen I en II van het rapport. Het overheidsingrijpen dat met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen is beschreven, vindt namelijk plaats in geheel China. Dit betekent bijvoorbeeld dat een basisproduct dat zelf in China is geproduceerd door de combinatie van een reeks productiefactoren aan verstoringen van betekenis onderhevig is. Hetzelfde geldt voor het basisproduct van het basisproduct enz. |
(57) |
Noch de Chinese overheid, noch de producenten-exporteurs hebben in het kader van het onderhavige onderzoek bewijsmateriaal of argumenten van het tegendeel aangedragen. |
(58) |
Samengevat is uit het beschikbare bewijsmateriaal gebleken dat de prijzen en kosten van het onderzochte product, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door vrije marktwerking tot stand zijn gekomen omdat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening, zoals blijkt uit de daadwerkelijke of mogelijke gevolgen van een of meer van de daarin genoemde relevante factoren. Op grond daarvan en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid is de Commissie tot de conclusie gekomen dat het in dit geval niet passend is om voor de vaststelling van de normale waarde gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten. Bijgevolg heeft de Commissie, in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, dat wil zeggen in dit geval aan de hand van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een geschikt representatief land, zoals wordt besproken in het volgende punt. |
3.2.1.1. Representatief land
Algemene opmerkingen
(59) |
De keuze voor het representatieve land is gemaakt op basis van de volgende criteria uit hoofde van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening:
|
(60) |
Zoals toegelicht in de overwegingen 26 en 27, heeft de Commissie in het dossier twee mededelingen aangaande de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde bekendgemaakt: de eerste mededeling over de productiefactoren van 20 juli 2022 en de tweede mededeling over de productiefactoren van 19 september 2022. In deze mededelingen zijn de feiten en het bewijsmateriaal beschreven die ten grondslag liggen aan de relevante criteria. In de tweede mededeling over de productiefactoren heeft de Commissie de belanghebbenden in kennis gesteld van haar voornemen om Brazilië in het onderhavige geval als een geschikt representatief land aan te merken indien het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening zou worden bevestigd. |
Een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van China en vervaardiging van het onderzochte product
(61) |
In de eerste mededeling over de productiefactoren heeft de Commissie Brazilië, Mexico en Rusland aangemerkt als landen die volgens de Wereldbank een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling hebben als China, d.w.z. dat zij door de Wereldbank op basis van het bruto nationaal inkomen elk als “hogere-middeninkomensland” werden ingedeeld, en dat bekend is dat het onderzochte product daar wordt geproduceerd. Er zijn geen opmerkingen ontvangen over de in die mededeling genoemde landen. |
(62) |
In de tweede mededeling gaf de Commissie aan dat voor een van de landen die werden geïdentificeerd als landen waar het onderzochte product wordt geproduceerd, namelijk Mexico, de producent van vaten de productie vóór het onderzoektijdvak heeft gestaakt en dat er na 2017 geen financiële gegevens beschikbaar waren in de Orbis-databank (34). Mexico werd derhalve niet langer beschouwd als een mogelijk representatief land voor dit onderzoek. |
Beschikbaarheid van relevante openbare gegevens in het representatieve land
(63) |
In de tweede mededeling gaf de Commissie aan dat de enige producent van vaten in Rusland die in de eerste mededeling werd genoemd, noch in 2021, noch in 2020 een redelijke winst had behaald. |
(64) |
In de tweede mededeling gaf de Commissie aan dat zij slechts voor één producent in Brazilië, KHS Industria de Maquinas LTDA, en alleen voor het jaar 2020 over gegevens beschikte waaruit bleek dat er sprake was van een redelijke winst in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. Voor 2021 waren nog geen geactualiseerde financiële gegevens beschikbaar. |
(65) |
In het licht van bovenstaande overwegingen heeft de Commissie de belanghebbenden er met de tweede mededeling van op de hoogte gebracht dat zij voornemens was om overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening Brazilië als geschikt representatief land en de onderneming KHS Industria de Maquinas LTDA te gebruiken om niet-verstoorde prijzen of benchmarks te verkrijgen voor de berekening van de normale waarde. De belanghebbenden werd verzocht opmerkingen in te dienen over de geschiktheid van Brazilië als representatief land en van KHS Industria de Maquinas LTDA als producent in het representatieve land. |
(66) |
Naar aanleiding van de tweede mededeling werden opmerkingen ontvangen van de twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, waarin zij het volgende stelden:
|
(67) |
Bijgevolg stelden de partijen dat de betrouwbaarheid van de marktgegevens in Brazilië voor de vaststelling van een niet-verstoorde marktwaarde voor deze productiefactoren twijfelachtig was. |
(68) |
De twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs stelden Maleisië voor als een geschikt representatief land, omdat het een niveau van economische ontwikkeling had dat vergelijkbaar is met dat van China, ook al was er in Maleisië geen producent van vaten gevestigd. |
(69) |
Maleisië kon echter niet als potentieel representatief land worden beschouwd, aangezien er, zoals de partijen zelf erkennen, in Maleisië geen vaten worden geproduceerd. |
(70) |
Voorts heeft de Commissie het bewijsmateriaal (35) over waarschijnlijke verstoringen van de markt voor gewalste platte producten van roestvrij staal (GS 721933) in Brazilië opnieuw onderzocht. Het bestaan van antidumpingrechten op de markt voor gewalste platte producten van roestvrij staal van oorsprong uit China is niet relevant, aangezien de invoer uit China wordt uitgesloten bij de vaststelling van een referentieprijs van de grondstof. De uitvoercontingenten voor gewalste platte producten van roestvrij staal naar de Verenigde Staten lijken de invoer uit de Verenigde Staten niet te beperken, aangezien dit land nog steeds de op twee na grootste exporteur van dit product naar Brazilië is (na China en Indonesië). Bovendien is de invoer van gewalste platte producten van roestvrij staal in Brazilië uit de Verenigde Staten iets duurder dan de invoer uit de tien grootste importerende landen, met uitzondering van China (respectievelijk 16,3 EUR/kg en 14,5 EUR/kg gewalste platte producten van roestvrij staal). In het licht van deze feiten verwierp de Commissie het argument dat de Braziliaanse markt van gewalste platte producten van roestvrij staal (GS 721933) werd verstoord als gevolg van de antidumpingrechten ten aanzien van China en de uitvoercontingenten ten aanzien van de Verenigde Staten. |
(71) |
Met betrekking tot het niveau van de invoerrechten op de drie belangrijkste grondstoffen merkte de Commissie op dat de niet-verstoorde waarden die voor de berekening van de normale waarde worden gebruikt, wel degelijk rekening houden met invoerrechten, aangezien zij een benadering vormen voor een prijs op de binnenlandse markt van de mogelijke representatieve landen. Daarom is een abstracte vergelijking van de respectieve niveaus van de invoerrechten voor de grondstoffen in beginsel niet relevant om de geschiktheid van de representatieve landen te vergelijken. In elk geval merkte de Commissie op dat het niveau van de invoerrechten slechts één van de elementen is aan de hand waarvan wordt beoordeeld of een bepaalde markt open of beschermd is en dat de partij geen ander specifiek bewijsmateriaal heeft verstrekt om aan te tonen dat dit voor Brazilië het geval was voor de betrokken grondstoffen. De Commissie heeft dit argument dan ook verworpen. |
(72) |
Wat de invoer van de belangrijkste grondstoffen uit China betreft, heeft de Commissie ook een vergelijking gemaakt met Brazilië en Rusland, de twee potentiële representatieve landen waarvan is bevestigd dat zij vaten produceren. Uit de analyse van de invoergegevens bleek dat de invoer uit China in Rusland van de belangrijkste productiefactor, rollen van roestvrij staal (GS 721933), die meer dan 50 % van de productiekosten van vaten vertegenwoordigt, hoger was dan in Brazilië (60 % van de rollen van roestvrij staal in Rusland werd ingevoerd uit China, terwijl dit aandeel in Brazilië veel lager was (37 %)). Bovendien was de invoer van tapstangen uit China in Rusland, die meer dan 20 % van de productiekosten van vaten vertegenwoordigt, ook hoger dan in Brazilië (respectievelijk 68 % en 50 %). Gezien het aandeel van deze twee belangrijkste grondstoffen (rollen en tapstangen van roestvrij staal) in de productiekosten van vaten, zouden deze verschillen in het volume van de invoer uit China alleen al de kwaliteit van de gegevens voor niet-verstoorde waarden in Rusland meer ondermijnen dan in Brazilië. Op grond van het bovenstaande werd Rusland niet beschouwd als een geschikt representatief land in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. |
(73) |
De Commissie heeft ook het bewijsmateriaal over KHS Industria de Maquinas LTDA in Brazilië onderzocht en bevestigd dat de onderneming gespecialiseerd was in engineering en productie van de vultechnologie en het systeem voor het overtappen van bier in vaten, navullen of toebehoren, en niet zozeer in de productie van vaten. Zij kon dus niet meer worden beschouwd als producent van vaten. |
(74) |
In feite had de Commissie in de eerste mededeling nog twee andere producenten van vaten geïdentificeerd. De Commissie kon echter voor geen van de overige geïdentificeerde vatenproducenten in Brazilië passende financiële gegevens vinden. Bij gebrek aan een geschikte benchmark om VAA-kosten en winst vast te stellen voor het onderzochte product in Brazilië, het enige overblijvende representatieve land waar de productie van vaten en dus de beschikbaarheid van de belangrijkste grondstoffen werd bevestigd, was de Commissie voorlopig van oordeel dat gegevens van ondernemingen in een sector die een soortgelijk product vervaardigen, onder deze omstandigheden geschikt konden zijn. Daarom zocht zij naar gegevens over producenten van producten die vergelijkbaar zijn met vaten, namelijk producten die vergelijkbaar zijn wat betreft de gebruikte grondstof, de vorm en het doel van het eindproduct. Het onderzoek was gebaseerd op de NACE-codes (36). De gegevens van vijf ondernemingen met NACE-code 2592 (lichte metalen verpakkingen), die metalen blikken, verpakkingsproducten, containers voor de levensmiddelenindustrie produceren, waren beschikbaar in de Orbis-databank (37) en de door die ondernemingen vervaardigde producten konden worden beschouwd als vergelijkbaar met vaten wat betreft de gebruikte grondstof, de vorm en het doel van het eindproduct. Bovendien waren de twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in China in de Orbis-databank ook geregistreerd onder dezelfde NACE-code 2592, als producenten van metalen blikken, verpakkingsproducten en containers voor de levensmiddelenindustrie. Van deze vijf producenten van metalen blikken, verpakkingsproducten en containers in Brazilië had slechts één, Metalurgica Mococa SA (38), financiële gegevens voor het onderzoektijdvak. |
(75) |
Op basis van de analyse van de beschikbare gegevens heeft de Commissie besloten Brazilië in het voorlopige stadium van het onderzoek te gebruiken als het geschikte representatieve land en de financiële gegevens van één onderneming, Metalurgica Mococa SA, te gebruiken voor de door berekening vastgestelde normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. |
Niveau van sociale en milieubescherming
(76) |
Aangezien was vastgesteld dat Brazilië op grond van alle voornoemde factoren het geschikte representatieve land was, hoefde er conform artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, laatste zin, van de basisverordening geen beoordeling plaats te vinden van het niveau van sociale en milieubescherming. |
Conclusie
(77) |
Gezien de analyse hierboven voldeed Brazilië aan de criteria van artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening om als geschikt representatief land te worden beschouwd. |
Bronnen aan de hand waarvan de niet-verstoorde kosten zijn vastgesteld
(78) |
In de eerste mededeling heeft de Commissie de productiefactoren vermeld, zoals grondstoffen, energie en arbeid, waarvan de producenten-exporteurs bij de productie van het onderzochte product gebruikmaken, en heeft zij de belanghebbenden verzocht om opmerkingen te maken en openbaar beschikbare informatie voor te stellen over niet-verstoorde waarden voor elk van de in die mededeling genoemde productiefactoren. |
(79) |
Vervolgens heeft de Commissie in de tweede mededeling verklaard dat zij, voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening, gebruik zou maken van de database van Global Trade Atlas (“GTA”) om de niet-verstoorde kosten van de meeste productiefactoren, met name de grondstoffen, vast te stellen. Bovendien heeft de Commissie verklaard dat zij gebruik zou maken van de IAO voor de vaststelling van niet-verstoorde arbeidskosten (39) en van het onderzoek naar wereldwijde elektriciteitsprijzen voor elektriciteit (40). |
(80) |
In de tweede mededeling heeft de Commissie de belanghebbenden ook meegedeeld dat als gevolg van het verwaarloosbare aandeel van sommige grondstoffen in de totale productiekosten van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, deze verwaarloosbare posten onder “hulpstoffen” waren gegroepeerd. De Commissie heeft het percentage van de hulpstoffen op de totale grondstofkosten berekend en toegepast op de herberekende grondstofkosten wanneer zij gebruikmaakt van de vastgestelde niet-verstoorde benchmarks in het geschikte representatieve land. |
Niet-verstoorde kosten en benchmarks
3.2.1.2. Productiefactoren
(81) |
Aan de hand van alle door de belanghebbenden verstrekte en tijdens de kruislingse controle op afstand verzamelde gegevens zijn voor de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening de volgende productiefactoren en de bronnen daarvan in kaart gebracht: Tabel 1 Productiefactoren van vaten
|
Grondstoffen
(82) |
Met het oog op de vaststelling van de niet-verstoorde prijs van grondstoffen als geleverd aan de fabriekspoort van een producent in het representatieve land, heeft de Commissie als basis de gewogen gemiddelde invoerprijs voor het representatieve land gebruikt, zoals vermeld in de GTA, waarbij invoerrechten en vervoerskosten werden opgeteld. Voor het representatieve land werd een invoerprijs vastgesteld als het gewogen gemiddelde van de eenheidsprijzen van de invoer uit alle derde landen, met uitzondering van China en de in bijlage 1 bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad (41) genoemde landen die geen lid zijn van de WTO. De Commissie heeft besloten de invoer uit China naar het representatieve land uit te sluiten, aangezien zij in overweging 58 tot de conclusie is gekomen dat het niet passend is de binnenlandse prijzen en kosten in China te gebruiken wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, punt b), van de basisverordening. Aangezien er geen bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat dezelfde verstoringen niet gelijkelijk gevolgen hebben voor de voor uitvoer bestemde producten, was de Commissie van mening dat die verstoringen gevolgen hebben gehad voor de uitvoerprijzen. Na uitsluiting van de invoer in het representatieve land uit China en landen zonder markteconomie stelde de Commissie vast dat de invoer van de belangrijkste grondstoffen uit andere derde landen representatief bleef. |
(83) |
Na de tweede mededeling stelden de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs dat de juiste GS-code voor tapstangen, die moet worden gebruikt om de niet-verstoorde waarde van deze grondstof vast te stellen, GS 848180 en niet GS 848190 is. De producenten-exporteurs voerden aan dat de GS-code 848180 staat voor kranen, afsluiters, kleppen en soortgelijke artikelen voor pijpen, ketelschalen, tanks, kuipen en dergelijke, terwijl de GS-code 848190 betrekking heeft op onderdelen daarvan. De in de steekproef opgenomen exporteurs stelden dat een tapstang een soort klep op zich is, en geen onderdeel daarvan. Aangezien de meeteenheid voor deze code in de Braziliaanse nomenclatuur stuk/artikel is, weerspiegelt zij op passende wijze de realiteit van de wijze waarop dit materiaal wordt aangekocht en de prijsstelling tot stand komt. Bovendien is dit de code die ook door de leveranciers van tapstangen wordt gebruikt wanneer zij uit de EU uitvoeren. De GS-code 848180 is dus de juiste indeling voor tapstangen. |
(84) |
De Commissie heeft verduidelijkt dat de GS-rubriek 8481 onder meer ook betrekking heeft op “door gas aangedreven biertapinstallaties voor tapkasten, hoofdzakelijk bestaande uit een of meer handbediende kranen die worden gevoed door de druk van koolzuurgas dat in de biervaten wordt gepompt”. De tapstang van een vat is ontworpen om het gas onder druk (koolzuurgas) in het vat te houden en om de koolzuurhoudende vloeistof te laten stromen. Deze functie wordt voornamelijk vervuld door het mechanisme in de behuizing van de tapstang van het vat, waarin een ventiel (of twee ventielen, afhankelijk van het model) is opgenomen. Daarom kan een tapstang worden beschouwd als een onderdeel van de door gas aangedreven biertapinstallaties die vallen onder GS-rubriek 8481 en moet hij worden ingedeeld onder GN-code 848190. Voorts diende een van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs zijn documentatie over de invoer van tapstangen in, waarin de invoer van tapstangen onder GS 848190 werd vermeld. In totaal verklaarde de helft van de medewerkende producenten-exporteurs dat de GS-code 848190 moet worden gebruikt voor tapstangen. Het argument van de partijen om de GS-code 848180 te gebruiken, werd dan ook afgewezen. |
(85) |
De gegevens over de invoer van tapstangen in Brazilië werden ingedeeld onder de twee relevante uitgebreide codes: de code 84819010 (onderdelen van aerosolventielen, artikelen voor badkamers enz.) en de code 84819090 (onderdelen van kranen, andere artikelen voor kanalisatie enz.). De code 84819090 werd geselecteerd, aangezien tapstangen geen deel uitmaken van aerosolventielen. |
(86) |
Voor een aantal productiefactoren vertegenwoordigden de werkelijk gemaakte kosten door de medewerkende producenten-exporteurs afzonderlijk een verwaarloosbaar deel van de totale grondstofkosten in het onderzoektijdvak. Aangezien de voor die factoren gebruikte waarde geen merkbare invloed had op de berekeningen van de dumpingmarge, ongeacht de gebruikte bron, besloot de Commissie deze kosten op te nemen bij de kosten van hulpstoffen, zoals toegelicht in overweging 80. |
(87) |
Teneinde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), eerste streepje, van de basisverordening de niet-verstoorde prijs van grondstoffen vast te stellen, heeft de Commissie de desbetreffende invoerrechten van het representatieve land toegepast. |
(88) |
De Commissie heeft de vervoerskosten van de medewerkende producent-exporteur voor de levering van grondstoffen uitgedrukt als een percentage van de werkelijke kosten van dergelijke grondstoffen, en heeft vervolgens hetzelfde percentage toegepast op de niet-verstoorde kosten van dezelfde grondstoffen, teneinde de niet-verstoorde vervoerskosten te verkrijgen. De Commissie was van oordeel dat, in het kader van dit onderzoek, de verhouding tussen de grondstoffen van de producent-exporteur en de gerapporteerde vervoerskosten redelijkerwijs kon worden gebruikt als indicatie om de niet-verstoorde vervoerskosten van grondstoffen bij levering aan de fabriek van de onderneming te schatten. |
Arbeid
(89) |
De Commissie heeft de statistieken van de IAO (42) gebruikt om de lonen in Brazilië vast te stellen. De IAO-statistieken verschaften informatie over de maandlonen van werknemers in de verwerkende industrie en de gemiddelde werkuren per week (43) in Brazilië in 2021. De extra arbeidskosten voor de werkgever, gebaseerd op algemeen beschikbare bronnen (44), werden bij het maandloon opgeteld. |
(90) |
Tijdens de kruislingse controle op afstand van één in de steekproef opgenomen producent-exporteur vond de Commissie geen gegevens over de werkelijke arbeidsuren, maar alleen over de standaardarbeidsuren. De producent-exporteur meldde dat de werkelijke arbeidsuren voor en na de dienst/dag gemiddeld 10 minuten hoger waren om de productiefaciliteiten te bereiken en te verlaten. De Commissie verhoogde daarom de standaardarbeidsuren van deze in de steekproef opgenomen producent-exporteur met 20 minuten per dienst/dag. |
Elektriciteit
(91) |
In de tweede mededeling heeft de Commissie aangegeven dat zij het onderzoek naar de wereldwijde elektriciteitsprijzen zal gebruiken voor de benchmark voor elektriciteit (45). De in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs stelden dat de Commissie de gegevens van EDP Brasil (46), de belangrijkste elektriciteitsleverancier op de lokale markt van Brazilië, moest gebruiken, rekening houdend met de verschillende tarieven voor piek- en daluren en de relevante prijzen die worden aangerekend aan de categorie van industriële verbruikers, die betrouwbaar waren voor de benchmark voor elektriciteit. |
(92) |
Het Ministerie van Mijnbouw en Energie in Brazilië (Ministério de Minas e Energia) publiceert jaarlijks een rapport over de energiesector in Brazilië (47). Het rapport van 2021 bevat het gemiddelde elektriciteitstarief (48) van alle grote elektriciteitsleveranciers voor industriële gebruikers in Brazilië (49). De Commissie beschouwde deze bron als de meest betrouwbare om de benchmark voor elektriciteit vast te stellen, aangezien deze de gemiddelde tarieven van alle grote elektriciteitsleveranciers in Brazilië omvatte, in tegenstelling tot de door de producenten-exporteurs voorgestelde gegevensbron, die slechts naar één leverancier verwees. Daarom is gebruikgemaakt van het gemiddelde elektriciteitstarief voor industriële gebruikers dat is gepubliceerd in het rapport van het Ministerie van Mijnbouw en Energie in Brazilië in 2021. |
Vaste productiekosten, VAA-kosten en winst
(93) |
Artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening bepaalt: “De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst”. Bovendien moet een waarde voor de vaste productiekosten worden vastgesteld om de niet in de bovengenoemde productiefactoren opgenomen kosten te bestrijken. |
(94) |
De algemene productiekosten van de medewerkende producenten-exporteurs werden uitgedrukt als aandeel van de werkelijke productiekosten van de producenten-exporteurs. Dit percentage is toegepast op de niet-verstoorde productiekosten. |
(95) |
Om een niet-verstoord en redelijk bedrag voor VAA-kosten en winst vast te stellen, heeft de Commissie zich gebaseerd op de financiële gegevens voor 2021 van Metalurgica Mococa SA, zoals ontleend aan de Orbis-databank. |
Berekening
(96) |
Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie de normale waarde per productsoort in het stadium af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. |
(97) |
Ten eerste heeft de Commissie bepaald wat de niet-verstoorde productiekosten zijn. De Commissie heeft de niet-verstoorde kosten per eenheid toegepast op het werkelijke verbruik van de individuele productiefactoren van de medewerkende producenten-exporteurs. Deze door de producenten-exporteurs verstrekte verbruikscijfers werden gecontroleerd tijdens de kruiscontrole op afstand. De Commissie vermenigvuldigde het gebruik van de factoren met de niet-verstoorde kosten per eenheid in het representatieve land, zoals beschreven in overwegingen 82-88. |
(98) |
Toen de niet-verstoorde productiekosten waren vastgesteld, heeft de Commissie de vaste productiekosten toegepast, zoals vermeld in overweging 94. |
(99) |
Op de productiekosten die zijn vastgesteld zoals beschreven in de vorige overweging, heeft de Commissie de VAA-kosten en de winst van Metalurgica Mococa SA in Brazilië toegepast. De VAA-kosten, uitgedrukt als percentage van de kosten van verkochte goederen en toegepast op de niet-verstoorde productiekosten, bedroegen 8,5 %. De winst, uitgedrukt als percentage van de kosten van verkochte goederen en toegepast op de niet-verstoorde productiekosten, bedroeg 24,4 %. |
(100) |
Op basis daarvan heeft de Commissie de normale waarde per productsoort in het stadium af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, punt a), van de basisverordening. |
3.2.2. Uitvoerprijs
(101) |
Eén in de steekproef opgenomen producent-exporteur voerde rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie uit. De andere voerde rechtstreeks uit naar onafhankelijke afnemers of via een niet-verbonden handelsonderneming in Hongkong. In dit geval werden de goederen van de producent-exporteur rechtstreeks naar de onafhankelijke afnemer in de Unie verzonden, maar werd de factuur opgesteld voor de handelsonderneming in Hongkong. |
(102) |
Voor de rechtstreekse uitvoer van het betrokken product naar onafhankelijke afnemers in de Unie was de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening de voor het betrokken product met het oog op uitvoer naar de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs. |
(103) |
Voor de uitvoer via een niet-verbonden handelsonderneming in Hongkong werd de uitvoerprijs vastgesteld op basis van de prijs waartegen het uitgevoerde product voor het eerst werd doorverkocht aan die handelsonderneming. Hoewel de Commissie over bewijsmateriaal beschikte (vrachtbrieven enz.) dat deze goederen van de producent-exporteur rechtstreeks naar de onafhankelijke afnemer in de Unie werden verzonden, kon de verkoopprijs aan de eindafnemer niet worden vastgesteld. De Commissie nam contact op met de handelsonderneming in Hongkong, maar die heeft geen medewerking verleend. Ook de Europese eindgebruiker die de vaten in kwestie kocht, werkte niet mee aan het onderzoek. Daarom was de verkoopprijs aan de eindafnemer in de Unie in het voorlopige stadium van het onderzoek niet beschikbaar. |
3.2.3. Vergelijking
(104) |
De Commissie vergeleek de normale waarde en de uitvoerprijs van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs per productsoort in het stadium af fabriek. |
(105) |
Waar dat voor het verkrijgen van een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid ervan. Correcties werden toegepast voor vervoer, verzekering, verlading, overlading, lossing, douanerechten en voor krediet- en bankkosten. |
3.2.4. Dumpingmarges
(106) |
Voor de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product, zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening. |
(107) |
Op grond hiervan zijn de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:
|
(108) |
Voor de medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen, heeft de Commissie de gewogen gemiddelde dumpingmarge berekend op grond van artikel 9, lid 6, van de basisverordening. Die marge werd dus vastgesteld op basis van de marges voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, zonder de marges van de producenten-exporteurs met nulmarges of minimale dumpingmarges mee te wegen, alsmede op basis van marges die zijn vastgesteld onder de omstandigheden bedoeld in artikel 18 van de basisverordening. |
(109) |
Dit leidt voor de medewerkende producenten-exporteurs die geen deel uitmaken van de steekproef tot een voorlopige dumpingmarge van 72,1 %. |
(110) |
Wat alle andere producenten-exporteurs in China betreft, heeft de Commissie de dumpingmarge overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens. Daartoe bepaalde de Commissie de mate van medewerking van de producenten-exporteurs. |
(111) |
De Commissie oordeelde dat de mate van medewerking in dit geval laag was, aangezien de medewerkende producenten-exporteurs in het onderzoektijdvak slechts ongeveer 32 % van de geraamde totale invoer uit China vertegenwoordigden. Voor alle andere producenten-exporteurs in China achtte de Commissie het derhalve passend de dumpingmarge vast te stellen op basis van de representatieve productsoort met de hoogste marge van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs. Daarom werd de voor het gehele land geldende dumpingmarge voor alle andere niet-medewerkende producenten-exporteurs vastgesteld op 91,0 %. |
(112) |
De volgende tabel bevat de voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:
|
4. SCHADE
4.1. Definitie van de bedrijfstak van de Unie en productie in de Unie
(113) |
Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, werd het soortgelijke product tijdens het onderzoektijdvak in de Unie door acht producenten vervaardigd. Zij vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. |
(114) |
De totale productie in de Unie tijdens het onderzoektijdvak werd vastgesteld op ongeveer 1 926 200 vaten. De Commissie heeft dit cijfer vastgesteld op basis van alle beschikbare informatie met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie, zoals het antwoord op de door de klager verstrekte macro-economische vragenlijst. Zoals in overweging 7 is vermeld, vertegenwoordigden de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ongeveer 73 % van de geraamde totale productie van het soortgelijke product in de Unie. |
4.2. Verbruik in de Unie
(115) |
Het verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt: Tabel 2 Verbruik in de Unie (stuks)
|
(116) |
De Commissie heeft het verbruik van vaten in de Unie vastgesteld aan de hand van de totale verkoop van de bedrijfstak van de Unie in de Unie, plus de totale invoer uit China. De methode voor het bepalen van de invoer uit China wordt nader toegelicht in punt 4.3.1. De invoer uit andere derde landen in de Unie werd niet in aanmerking genomen, omdat deze als verwaarloosbaar werd beschouwd (zie overweging 119). |
(117) |
De gegevens over de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie zijn verkregen uit het antwoord van de klager op de vragenlijst en gecontroleerd aan de hand van de informatie die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben verstrekt in hun antwoorden op de vragenlijst. |
(118) |
Het betrokken product wordt in de Unie ingevoerd onder twee GN-codes (ex 7310 10 00 en ex 7310 29 90), afhankelijk van de capaciteit van het vat. Vaten met een capaciteit van 50 liter en meer, maar 300 liter en minder vallen onder GN-code 7310 10 00, en vaten met een capaciteit van minder dan 50 liter vallen onder GN-code 7310 29 90. Aangezien deze twee GN-codes ook een groot aantal andere producten omvatten dan het onderzochte product (bv. blikken, blikken dozen, voederbakken voor vee, emmers, brandblussers, bussen, containers en tanks voor diverse doeleinden, waterflessen, stalen vaten enz.), was het niet mogelijk de invoer vast te stellen op basis van de GN-codes alleen. |
(119) |
Wat de invoer uit andere derde landen betreft, wordt in de klacht gesteld dat de markt van de Unie hoofdzakelijk wordt voorzien van vaten door de producenten in de Unie en de exporteurs uit China. Uit het onderzoek door de Commissie van gegevens over leveranciers, verstrekt door drie grootverbruikers (zie verder in overweging 130), bleek dat er geen andere leveranciers op de markt zijn. De Commissie concludeerde derhalve dat de invoer in de Unie uit andere derde landen, zo die er al is, verwaarloosbaar is en geen merkbaar effect zal hebben op het verbruik in de Unie zal hebben. |
(120) |
Tijdens de beoordelingsperiode daalde het verbruik in de Unie met 66 %. Na de aanvankelijke daling van 27 % in 2019 volgde een sterkere daling in 2020 en het onderzoektijdvak (2021). Deze daling viel samen met de jaren waarin de Unie het zwaarst werd getroffen door de COVID-19-pandemie en kan worden toegeschreven aan de overeenkomstige zogenaamde “lockdowns”, namelijk maatregelen die door de regeringen in de gehele Unie werden ingevoerd ter bestrijding van de COVID-19-pandemie. |
(121) |
De COVID-19-maatregelen troffen vooral hotels, restaurants en cafés (“de horecasector”). De horecasector koopt bier en andere dranken van gebruikers, meestal bierbrouwerijen. Het bier wordt aan hen geleverd in vaten die worden bevestigd aan tapinstallaties waardoor de drank vervolgens in glazen wordt geschonken en aan klanten in de horecasector wordt geserveerd. |
(122) |
In 2020 en het onderzoektijdvak was een grote meerderheid van de horecasector in de Unie verplicht om de werktijden te verkorten en/of de capaciteit te beperken of gedurende langere perioden volledig gesloten te blijven als gevolg van overheidsmaatregelen ter bestrijding van de verspreiding van de COVID-19-pandemie. Een dergelijke afname van de activiteiten in de horecasector en bijgevolg van de vraag naar tapbier had als logisch gevolg dat er een verminderde vraag was naar vaten waarin de gebruikers het bier aan hun klanten in de horecasector leveren. |
4.3. Invoer uit het betrokken land
4.3.1. Methode voor het kwantificeren van de invoer uit het betrokken land
(123) |
In de klacht stelde de klager een methode voor om de invoer uit het betrokken land vast te stellen. Deze methode berustte op de marktkennis van de klager en maakte een raming van een aanzienlijke toename van de invoer in de Unie, namelijk 188 % in de beoordelingsperiode, zoals blijkt uit tabel 3. Tabel 3 Verkoop van Chinese vaten in de Unie — Raming in de klacht (eenheden)
|
(124) |
Zoals uiteengezet in de punten 193 tot 203 van de klacht, bestond de bovengenoemde methode uit drie hoofdelementen. Ten eerste maakte de klager een optelsom van de gevraagde hoeveelheden vaten in alle biedprocedures (in de klacht “aanbestedingen” genoemd) die werden georganiseerd door vijf grootverbruikers, d.w.z. de grote brouwerijgroepen die aanwezig zijn op de markt van de Unie, namelijk: AB InBev, Asahi CEE, Carlsberg, Heineken en Molson Coors (“grootverbruikers”). Ten tweede bracht de klager zijn eigen verkoop die hij overeenkomstig de door hem uitgebrachte offertes voor die aanbestedingen had gerealiseerd in mindering, waarbij hij ervan uitging dat de rest van de totale in elke aanbesteding gevraagde partij werd gewonnen en geleverd door de producenten uit China. Ten slotte voegde de klager de door de importeurs-verkopers ingevoerde hoeveelheden toe, geschat op basis van zijn marktkennis. |
(125) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de aantallen vaten die de grootverbruikers na een aanbesteding daadwerkelijk hebben gekocht, zelden overeenkomen met de hoeveelheden die oorspronkelijk via die aanbesteding waren aangevraagd. Hoewel de verhoudingen per aanbesteding en tussen de grootverbruikers verschillen, kochten de grootverbruikers in de beoordelingsperiode gemiddeld minder dan 60 % van de oorspronkelijk via de aanbestedingen gevraagde hoeveelheden. Dit komt door de bijzondere wijze van functioneren van deze markt, met name in verband met de modaliteiten en de opvolging van de aanbestedingen door de gebruikers, zoals uiteengezet in punt 5.1, waarbij de gebruikers met name niet contractueel verplicht waren de daadwerkelijk aangeboden hoeveelheden af te nemen. |
(126) |
De Commissie wilde daarom nagaan of deze raming van de invoer van het betrokken product in de Unie in de klacht juist was en, indien dit niet het geval was, de ingevoerde hoeveelheden nauwkeuriger ramen. Daartoe verzocht zij de douaneautoriteiten van zes EU-lidstaten met de grootste invoer van de twee bovengenoemde GN-codes in de beoordelingsperiode om gegevens te verstrekken over alle zendingen onder de twee GN-codes, hetzij uit China, hetzij uit de hele wereld: België, Tsjechië, Frankrijk, Duitsland, Nederland en Polen. België, Frankrijk, Duitsland en Nederland waren de vijf landen met de grootste invoer in beide categorieën, Polen was een van de vijf lidstaten met het grootste volume van de invoer uit China, en Tsjechië had het grootste volume wat de invoer uit de rest van de wereld betreft. Deze zes lidstaten vertegenwoordigden tijdens de beoordelingsperiode samen 73 % van de EU-invoer uit China en 66 % van de wereldwijde invoer. |
(127) |
De Commissie analyseerde de ontvangen gegevens en berekende op basis van de beschrijving van elke zending een laagste en een hoogste cijfer van wat redelijkerwijs kon worden beschouwd als invoer van het betrokken product in de zes lidstaten. In het bijzonder werden de zendingen die werden omschreven als “(bier)vaten” samengevoegd om het laagste cijfer te verkrijgen en werden de zendingen met een omschrijving die overeenkomt met de kenmerken van vaten samengevoegd om het hoogste cijfer te verkrijgen. In dat verband werden zendingen die als iets anders werden omschreven, zoals voederbakken, emmers, gastanks, ketels, blikken, blikken dozen enz., of die niet verenigbaar waren met de kenmerken van vaten, terzijde gelegd. In de meeste gevallen registreerden de douaneautoriteiten niet de eenheden (aantal vaten) in elke zending, maar alleen het gewicht van die zending. In die gevallen gebruikte de Commissie voor de berekening van het aantal vaten de omrekenfactor: 1 vat = 10 kg (50). De resulterende hoogste en laagste cijfers voor elk jaar werden vervolgens gecorrigeerd met de factor 0,73, d.w.z. het percentage dat de zes lidstaten vertegenwoordigen in de totale invoer in de Unie van de twee GN-codes uit China, om een volledig cijfer te berekenen van de hoeveelheden vaten die uit China in de Unie zijn ingevoerd. De resultaten van die analyse zijn te vinden in tabel 4. Tabel 4 Invoer in de Unie op basis van gedetailleerde douanegegevens
|
(128) |
Uit deze cijfers bleek dat de in de klacht gebruikte methode niet de meest geschikte was om de invoer van het betrokken product in de Unie te kwantificeren. |
(129) |
Bovendien heeft de Commissie de overige vier niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs verzocht om hun verkoopgegevens voor de gehele beoordelingsperiode te verstrekken. Zij verstrekten allemaal de gevraagde niet-gecontroleerde gegevens die werden samengevoegd met de gecontroleerde verkoophoeveelheden die de twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in hun antwoorden op de vragenlijst hadden vermeld, wat resulteerde in de in tabel 5 samengevatte ingevoerde hoeveelheden. Tabel 5 Totale door in de steekproef opgenomen en niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs vermelde uitgevoerde hoeveelheid
|
(130) |
In verband met de discrepanties tussen de beschikbare gegevens publiceerde de Commissie op 2 september 2022 een mededeling in het dossier, waarin de volgens de tabellen 4 en 5 verzamelde invoerhoeveelheden en de daaraan ten grondslag liggende verschillende methodologieën werden vermeld, en verzocht zij de belanghebbenden hun opmerkingen kenbaar te maken. De Commissie richtte zich, ondanks hun aanvankelijke weigering tot medewerking, ook tot de grootverbruikers met het verzoek om gegevens over hun leveranciers en aankoopvolumes te verstrekken, teneinde de cijfers van de producenten-exporteurs in tabel 5 te valideren. Slechts drie van de vijf grootverbruikers verstrekten de gevraagde gegevens (zie ook overweging 136). De enige opmerkingen over de mededeling werden op 12 september 2022 ingediend door de klager. |
(131) |
Het eerste argument van de klager was dat bij de raming van de invoer in tabel 4 op basis van de analyse van de douanegegevens nog steeds een deel van de Chinese invoer ontbreekt. Hij verwees bijvoorbeeld naar het feit dat er geen statistieken waren over de invoer in andere lidstaten, zoals Roemenië en Spanje, die van belang zijn voor het verbruik van bier en vaten, waardoor de totalen worden onderschat. |
(132) |
Ten tweede stelde de klager dat de door de medewerkende producenten-exporteurs in tabel 5 gemelde cijfers de in de Unie tijdens de beoordelingsperiode ingevoerde volumes niet volledig weergeven wegens de beperkte medewerking van de producenten-exporteurs. In zijn opmerkingen stelde de klager dat het medewerkingspercentage van de producenten-exporteurs slechts 28 % bedroeg. |
(133) |
Ten derde stelde de klager dat de door de drie grootverbruikers verkregen informatie over het verbruik slechts een gedeeltelijk beeld gaf van het verbruik in de Unie van vaten omdat kleine en middelgrote brouwerijen niet in aanmerking werden genomen en de gebruikers slechts in beperkte mate meewerkten. |
(134) |
De Commissie heeft al deze opmerkingen van de klager zorgvuldig overwogen. Wat het eerste argument betreft: hoewel de correctie van de invoerstatistieken van de zes lidstaten met de factor 0,73, zoals uiteengezet in overweging 127, werd gebruikt om de resterende invoer uit de andere lidstaten te bepalen, kan in dit stadium niet worden uitgesloten dat de werkelijke invoervolumes in andere lidstaten, zoals Roemenië en Spanje, te laag zijn ingeschat. |
(135) |
Wat het tweede argument betreft, is uit het onderzoek voorlopig gebleken, zoals uiteengezet in overweging 111, dat de mate van medewerking gering is en dat de medewerkende producenten-exporteurs in het onderzoektijdvak goed waren voor 32 % van de invoer van vaten uit China. Daarom kan in dit stadium van het onderzoek niet worden uitgesloten dat er naast de medewerkende exporteurs nog andere producenten-exporteurs of exporteurs in China zijn die tijdens de hele beoordelingsperiode aan de Unie hebben verkocht. |
(136) |
Wat het derde argument en de zeer geringe medewerking van de gebruikers betreft, merkte de Commissie op dat van de vijf grootverbruikers, die goed zijn voor ongeveer 50 % van de gebruikersmarkt, slechts drie gebruikers (AB InBev, Asahi en Molson Coors) de gevraagde gegevens hebben verstrekt. Bovendien kocht slechts één van deze drie gebruikers (AB InBev) vaten van Chinese leveranciers. Bovendien werkte de overige 50 % van de gebruikersmarkt, hoofdzakelijk bestaande uit kleinere brouwerijen, niet mee aan het onderzoek, zoals ook in punt 5.1 wordt vermeld. |
(137) |
In het licht van deze opmerkingen en overwegingen merkte de Commissie verder op dat de aangekochte hoeveelheden die werden gemeld door de enige medewerkende gebruiker die vaten uit China betrekt, ver onder de verkoop in de Unie lagen die door de overeenkomstige producenten-exporteurs werd gemeld. Voorts was de Commissie van oordeel dat er andere producenten-exporteurs waren die niet aan het onderzoek meewerkten, en dat de cijfers die werden ingediend door de niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs niet werden gecontroleerd omdat die producenten niet in de steekproef waren opgenomen. |
(138) |
In het licht van al deze elementen en met name de tegenstrijdige gegevens van de gebruikers en de zeer geringe medewerking van de producenten-exporteurs en van de gebruikers, wier gegevens over aankopen nuttig zouden zijn om de door de medewerkende producenten-exporteurs gemelde hoeveelheden te controleren, was de Commissie voorlopig van oordeel dat de meest geschikte methode om de invoer te kwantificeren gebaseerd moest worden op de officiële invoerstatistieken in tabel 4. Gezien de opmerkingen van de bedrijfstak dat zelfs het hoogste cijfer van de op statistieken gebaseerde gegevens waarschijnlijk te laag zou zijn, was de Commissie voorlopig van oordeel dat de op statistieken gebaseerde hoogste cijfers het meest geschikt waren om het niveau van de invoer in dit voorlopige stadium te berekenen. |
(139) |
Om extra zekerheid te krijgen over de geschiktheid van deze methode, onderzocht de Commissie vervolgens de statistieken over de invoer van vaten op het niveau van de Taric-codes, die vanaf de opening van dit onderzoek beschikbaar zijn in de databank van producten onder toezicht, om na te gaan hoe groot het aandeel is van de invoer van vaten in de totale invoer van producten onder beide relevante GN-codes. Het gemiddelde aandeel van de invoer van producten op het niveau van de Taric-codes (d.w.z. de invoer van vaten) in de invoer van alle producten op het niveau van de betrokken GN-codes voor de periode 13 mei 2022 tot en met 6 december 2022 was in overeenstemming met het gemiddelde aandeel van de invoer van vaten in de GN-codes die de Commissie voor de beoordelingsperiode heeft vastgesteld. |
(140) |
Om de geschiktheid van deze methode nader te controleren is de Commissie voornemens opnieuw contact op te nemen met de in de klacht genoemde grote importeurs om haar beoordeling van de ingevoerde hoeveelheden in de betrokken periode verder te verfijnen. De Commissie zal na het voorlopige stadium ook trachten meer informatie te verzamelen over de kleine brouwerijen. |
(141) |
Bovendien is de Commissie voornemens om bij de medewerkende in de steekproef opgenomen en niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs gegevens over de periode na de opening van het onderzoek te verzamelen, teneinde deze in overeenstemming te brengen met de nauwkeurigere officiële invoerstatistieken die beschikbaar zijn voor de periode na de opening van het onderzoek. De Commissie is ook voornemens de invoergegevens van de niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten te controleren en de douaneautoriteiten van Roemenië en Spanje te verzoeken om gedetailleerde douanegegevens te verstrekken over de desbetreffende GN-codes om de feitelijke invoergegevens verder te verfijnen. |
4.3.2. Volume en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land
(142) |
Zoals uiteengezet in punt 4.3.1, heeft de Commissie het volume van de invoer vastgesteld op basis van officiële douanestatistieken van de lidstaten. Het marktaandeel van de invoer werd vastgesteld als aandeel van de totale gemelde invoer uit China in het totale verbruik in de Unie (zoals vastgesteld in punt 4.2.). |
(143) |
De invoer in de Unie uit het betrokken land ontwikkelde zich als volgt: Tabel 6 Invoervolume (stuks) en marktaandeel
|
(144) |
Zoals blijkt uit de bovenstaande tabel, daalde het volume van de invoer uit China tijdens de beoordelingsperiode met 39 %. Dit dalende volume van de invoer volgde de algemene dalende trend van het verbruik van vaten tijdens de beoordelingsperiode (zie tabel 2), zij het in mindere mate en in ieder geval aanzienlijk minder uitgesproken dan de dalende trend van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie (zie tabel 9). |
(145) |
Deze dalingen moeten worden gekaderd binnen de heersende marktsituatie in 2020 en het onderzoektijdvak, namelijk een aanzienlijke daling van de vraag naar vaten tijdens de COVID-19-pandemie. Op een dergelijke krimpende markt daalde de invoer van vaten met een aanzienlijk kleinere marge dan de verkoop van de bedrijfstak van de Unie. Zo is het marktaandeel van de invoer uit China, dankzij de lagere prijzen, in de beoordelingsperiode voortdurend toegenomen (met 79 % in de beoordelingsperiode). Tijdens het onderzoektijdvak was het Chinese marktaandeel met 31 % vrij groot. |
4.3.3. Prijzen van de invoer uit het betrokken land: prijsonderbieding en verhindering van prijsverhoging
(146) |
Gezien de moeilijkheden om de prijzen per eenheid vast te stellen op basis van officiële statistieken, heeft de Commissie de prijzen van de invoer vastgesteld op basis van de gegevens verstrekt door de medewerkende producenten-exporteurs. De prijsonderbieding van de invoer werd vastgesteld op basis van de antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de Chinese producenten-exporteurs. |
(147) |
De gemiddelde prijs van de invoer in de Unie uit het betrokken land ontwikkelde zich als volgt: Tabel 7 Invoerprijzen (EUR/stuk)
|
(148) |
De prijzen van de invoer uit China daalden in 2019 en 2020 met respectievelijk 13 % en 11 % en begonnen in 2020 en het onderzoektijdvak weer te stijgen tot het niveau van 2018. |
(149) |
De Commissie heeft de prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak vastgesteld aan de hand van een vergelijking van:
|
(150) |
De prijzen zijn, indien nodig gecorrigeerd en na aftrek van rabatten en kortingen, per productsoort vergeleken voor de transacties. Bijna de volledige verkoop van zowel de producenten-exporteurs als de bedrijfstak van de Unie ging rechtstreeks naar eindgebruikers (d.w.z. brouwerijen), zodat de verkoopkanalen en het handelsstadium aan beide zijden gelijk waren. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als een percentage van de theoretische omzet in het onderzoektijdvak van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Daaruit bleek een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge tussen 11,9 % en 14 % van de invoer uit het betrokken land op de markt van de Unie. |
(151) |
Naast prijsonderbieding was er ook sprake van aanzienlijke verhindering van een prijsverhoging in de zin van artikel 3, lid 3, van de basisverordening. Door de aanzienlijke prijsdruk als gevolg van de laaggeprijsde invoer met dumping van Chinese producenten-exporteurs was de bedrijfstak van de Unie niet in staat de prijzen tijdens het hele onderzoektijdvak te verhogen in overeenstemming met de ontwikkeling van de productiekosten en om een redelijk winstniveau te bereiken. |
(152) |
Zoals blijkt uit tabel 11 nam de gemiddelde verkoopprijs in de EU in de beoordelingsperiode met bijna 10 % af. Tegelijkertijd stegen de productiekosten in dezelfde periode met 16 %, zodat de verkoopprijs aanzienlijk lager lage dan de productiekosten. Met name in 2020 en tijdens het onderzoektijdvak stegen de productiekosten aanzienlijk, maar moest de prijs stabiel worden gehouden vanwege de prijsdruk door de Chinese uitvoer. Daarentegen lagen de prijsniveaus en de daaruit voortvloeiende winsten op uitvoermarkten die niet door invoer met dumping werden getroffen of waar maatregelen zijn ingesteld om de eerlijke handel te herstellen, gemiddeld 22 % hoger dan de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie (+ 29 % in het onderzoektijdvak) (zie overweging 196). |
(153) |
Deze situatie had duidelijke gevolgen voor de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie, zoals blijkt uit tabel 14. Beginnend bij 12 % in 2018, daalde de winstgevendheid sterk voor de rest van de periode, vooral in 2020 en tijdens het onderzoektijdvak. |
(154) |
Uit de ontwikkeling van deze drie indicatoren blijkt duidelijk dat de bedrijfstak van de Unie onder sterke prijsdruk stond van de Chinese invoer met dumping, waardoor hij gedwongen werd te verkopen tegen zeer lage prijzen onder de productiekosten. De bijzonderheden van de marktsituatie, met name wat betreft de prijsdruk waaronder de bedrijfstak van de Unie tijdens het verkoopproces te lijden had, worden uiteengezet in punt 5.1. Dit zorgde voor een duidelijke verhindering van een prijsverhoging voor de bedrijfstak van de Unie. |
4.4. Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie
4.4.1. Algemene opmerkingen
(155) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische factoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
(156) |
Zoals vermeld in overweging 7, werd voor de vaststelling van de mogelijke door de bedrijfstak van de Unie geleden schade gebruikgemaakt van een steekproef. |
(157) |
Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens in het antwoord op de door de klager verstrekte macro-economische vragenlijst. De gegevens hadden betrekking op alle producenten in de Unie. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in de antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt. De gegevens hadden betrekking op de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Beide reeksen gegevens bleken representatief voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
(158) |
De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van dumping in het verleden. |
(159) |
De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken. |
4.4.2. Macro-economische indicatoren
4.4.2.1. Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
(160) |
De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 8 Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
|
(161) |
In de beoordelingsperiode is het productievolume gedaald met 62 %. De productie volgde nauwkeurig de variatie in het verbruik: een eerste daling van de vraag in 2019 (met 23 %) en een verdere en meer uitgesproken daling van de vraag in 2020 en 2021 (uitbraak van de COVID-19-pandemie). |
(162) |
De productiecapaciteit nam in de beoordelingsperiode met 4 % licht toe. Dit is het gevolg van de verbeterde efficiëntie van de procedures en de personeelsbezetting bij de productielijnen van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode. |
(163) |
De twee bovengenoemde trends (daling van de productie, toename van de capaciteit) hebben tot een aanzienlijke afname van de bezettingsgraad geleid (– 64 %). Tijdens het onderzoektijdvak bereikte de bezettingsgraad een zeer laag niveau (28 %). |
4.4.2.2. Verkoopvolume en marktaandeel
(164) |
Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 9 Verkoopvolume en marktaandeel
|
(165) |
Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie daalde tijdens de beoordelingsperiode gestaag (met 71 %), waarbij de trend sterker was dan de ontwikkeling van het verbruik. |
(166) |
Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie daalde van 83 % in 2018 tot 69 % in het onderzoektijdvak, een daling met 14 procentpunten, als gevolg van de aanzienlijke prijsdruk van de Chinese invoer, zoals uiteengezet in punt 4.4.3.1, die tijdens de beoordelingsperiode voortdurend aan marktaandeel won. |
4.4.2.3. Groei
(167) |
De vraag naar en de productie van vaten vertoonden in de beoordelingsperiode een dalende trend. In de context van het dalende verbruik verloor de bedrijfstak van de Unie aanzienlijke verkoopvolumes en marktaandeel, en behield hij een verminderde verkoop slechts ten koste van zijn verkoopprijzen, zoals uiteengezet in punt 4.4.3.1. |
4.4.2.4. Werkgelegenheid en productiviteit
(168) |
De werkgelegenheid en de productiviteit ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 10 Werkgelegenheid en productiviteit
|
(169) |
Tijdens de beoordelingsperiode heeft de werkgelegenheid in de sector zich op dezelfde wijze ontwikkeld als de productie en het verbruik in de Unie en is zij drastisch gedaald met 50 %. Gezien het voorgaande, in een situatie waarin de productie tijdens de beoordelingsperiode daalde met 62 %, nam de productiviteit af. Ondanks de verminderde werkgelegenheid daalde de productiviteit in de beoordelingsperiode met 33 % en herstelde ze zich tijdens het onderzoektijdvak slechts gedeeltelijk dankzij enige efficiëntieverbeteringen. |
4.4.2.5. Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping
(170) |
Alle dumpingmarges lagen aanzienlijk boven de de-minimusdrempel. De gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie waren aanzienlijk, gezien de omvang en de prijzen van de invoer uit het betrokken land. |
(171) |
Dit is het eerste antidumpingonderzoek ten aanzien van het betrokken product. Daarom waren er geen gegevens beschikbaar om de gevolgen van mogelijke dumping in het verleden vast te stellen. |
4.4.3. Micro-economische indicatoren
4.4.3.1. Prijzen en factoren die prijzen beïnvloeden
(172) |
De gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 11 Verkoopprijzen in de Unie
|
(173) |
De verkoopprijzen daalden tussen 2018 en 2019 met 2 %, waarna ze in 2020 sterk daalden met 8 % en in het onderzoektijdvak op ongeveer hetzelfde niveau bleven. De gemiddelde verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie daalden tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 9 %. |
(174) |
Tijdens dezelfde beoordelingsperiode stegen de productiekosten per eenheid met 16 %. Dit hield vooral verband met de stijging van de vaste kosten, die volgde op de daling van het productievolume. Om dit tegen te gaan, verlaagde de bedrijfstak van de Unie zijn vaste kosten tijdens de jaren van de COVID-19-lockdowns met meer dan 20 %. Desondanks was het effect van de verhoudingsgewijs hogere vaste kosten in een periode van lage bezettingsgraad aanzienlijk, aangezien het gewicht van die kosten in de totale productiekosten steeg van 13 % in 2018 tot 23 % in het onderzoektijdvak. Tijdens de beoordelingsperiode heeft de bedrijfstak van de Unie zijn werkgelegenheid teruggebracht (zie tabel 10) en de loonkosten verminderd als gevolg van de ontslagen tijdens de COVID-19-periode (zie punt 4.4.3.2). |
(175) |
De verkoopprijzen en productiekosten volgden een afwijkende trend. Zoals uiteengezet in punt 4.3.3 en in punt 5.1, was de bedrijfstak van de Unie niet in staat zijn prijzen tot een houdbaar niveau te verhogen om de gestegen productiekosten en de lage bezettingsgraad te dekken, aangezien de prijsonderhandelingen op de markt sterk werden beïnvloed door de laaggeprijsde invoer met dumping uit China. |
4.4.3.2. Loonkosten
(176) |
De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 12 Gemiddelde loonkosten per werknemer
|
(177) |
De gemiddelde loonkosten per werknemer daalden in 2019, gevolgd door een stijging in 2020 en in het onderzoektijdvak. Zoals blijkt uit tabel 10 daalde de werkgelegenheid tegelijkertijd echter met 54 %. |
4.4.3.3. Voorraden
(178) |
De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 13 Voorraden
|
(179) |
De voorraden namen tijdens de beoordelingsperiode met 58 % af. Dit hield verband met de daling van de productie en de verkoop. De voorraden liepen tijdens de beoordelingsperiode als percentage van de productie in totaal op met 11 %, omdat de bedrijfstak een zekere activiteit moest handhaven en daarom de productie niet kon verlagen in overeenstemming met de daling van de verkoop. Aangezien het grootste deel van de productie plaatsvond op basis van orders en klantspecificaties, vormen voorraden in elk geval geen belangrijke schade-indicator. |
4.4.3.4. Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken
(180) |
De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 14 Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen
|
(181) |
De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet. |
(182) |
Tijdens de beoordelingsperiode daalde de winst in 2019 met 58 %, om vervolgens sterk te dalen en in 2020 om te slaan in verliezen met dubbele cijfers. Ze herstelde zich gedeeltelijk in 2021, maar bleef nog steeds negatief. De winstgevendheid daalde tijdens de beoordelingsperiode in totaal met – 173 %. In de context van de plotselinge daling van de vraag in verband met de COVID-19-pandemie was de bedrijfstak van de Unie door de toegenomen concurrentie van de laaggeprijsde Chinese uitvoer, zoals uiteengezet in punt 5.1, gedwongen zijn prijzen te verlagen in een periode van stijgende productiekosten, zoals uiteengezet in punt 4.4.3.1, en dit leidde tot aanzienlijke verliezen. |
(183) |
De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De nettokasstroom ontwikkelde zich op een vergelijkbare wijze als de winstgevendheid: een drastische daling in 2019-2020, gevolgd door een gedeeltelijk herstel in het onderzoektijdvak, maar bleef negatief. |
(184) |
Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. Het ontwikkelde zich op een vergelijkbare wijze als de winstgevendheid: een drastische daling met 129 % tijdens de beoordelingsperiode tot negatieve waarden. |
(185) |
Gezien de daling van de winstgevendheid, de kasstroom en het rendement van investeringen werd het vermogen om kapitaal aan te trekken van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ernstig aangetast. |
4.4.4. Conclusie inzake schade
(186) |
De belangrijke macro-indicatoren vertoonden tijdens de beoordelingsperiode een negatieve trend: het verkoopvolume van de Unie daalde met 71 %, de productie met 62 % en de werkgelegenheid met 50 %. |
(187) |
Een soortgelijk beeld kan worden geschetst voor de micro-indicatoren: de winstgevendheid van de verkoop in de Unie (van + 12 % naar – 9 %), de verkoopprijzen (– 9 %) en de kasstroom (– 109 %) zijn alle aanzienlijk verslechterd. |
(188) |
In een context van verminderd verbruik als gevolg van de COVID-19-pandemie, waarbij de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie stegen met 16 %, lagen de invoerprijzen uit China sinds 2018 consequent en aanzienlijk onder de prijzen en kosten van de bedrijfstak van de Unie. |
(189) |
Het invoervolume van de Chinese exporteurs daalde in de beoordelingsperiode met 39 %. Tegelijkertijd was de daling van het verbruik echter veel sterker (met 66 %). Derhalve steeg het marktaandeel van de Chinese uitvoer met 79 %, van 17 % in 2018 tot 31 % in het onderzoektijdvak, en lagen hun prijzen tijdens de hele beoordelingsperiode aanzienlijk onder die van de bedrijfstak van de Unie. De prijsonderbiedingsmarge bedroeg tijdens het onderzoektijdvak gemiddeld 13,1 %, zoals uiteengezet in punt 4.3.3. |
(190) |
De laaggeprijsde Chinese invoer met dumping veroorzaakte ook aanzienlijke verhindering van een prijsverhoging voor de bedrijfstak van de Unie gezien de prijsbederfmarges die varieerden van 52,9 % tot 58,8 %. De bedrijfstak van de Unie was niet in staat zijn prijzen te verhogen naarmate de productiekosten stegen en werd dus in een slechte winstgevende situatie gedwongen te verkeren om, althans gedeeltelijk, zijn verkoopvolume te behouden. |
(191) |
Op basis van het bovenstaande is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening. |
5. OORZAKELIJK VERBAND
(192) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit het betrokken land aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie tevens onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere bekende factoren schade had kunnen lijden. Deze factoren waren de COVID-19-pandemie die het verbruik in de Unie trof en de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie. De Commissie heeft zich ervan verzekerd dat eventuele schade die werd veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met dumping uit het betrokken land, niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven. |
5.1. Gevolgen van de invoer met dumping
(193) |
Het volume van de invoer uit China is in de beoordelingsperiode met 39 % gedaald van 602 010 stuks in 2018 tot 370 107 stuks in 2021; in dezelfde periode steeg het marktaandeel van die invoer echter met 14 procentpunten tot 31 % in het onderzoektijdvak, waardoor schade werd berokkend aan de bedrijfstak van de Unie, waarvan het verkoopvolume in dezelfde periode daalde met 71 %. |
(194) |
Bovendien vond deze invoer in de hele beoordelingsperiode plaats tegen prijzen die aanzienlijk lager waren dan die van de bedrijfstak van de Unie. Zoals uiteengezet in punt 4.4.3.1 had de bedrijfstak van de Unie geen andere keuze dan de lage prijzen van de Chinese producenten te volgen om een minimaal verkoopvolume te behouden in een periode van dalend verbruik en stijgende productiekosten. Dit leidde op zijn beurt tot een sterke daling van de winstgevendheid voor alle in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, van winst (+ 12 % in 2018) tot zware verliezen (– 9 % in 2021), en de daaruit voortvloeiende verslechtering van andere financiële indicatoren zoals rendement van investeringen en kasstroom. Zoals uiteengezet in punt 4.3.3 was deze verhindering van een prijsverhoging duidelijk te wijten aan het gedrag van de Chinese producenten-exporteurs die vaten met dumping op de markt van de Unie aanboden. |
(195) |
Op een aanzienlijk kleinere markt daalde de verkoop van de bedrijfstak van de Unie van 2,8 miljoen vaten in 2018 naar 800 000 in het onderzoektijdvak. Zonder prijsverlaging zou de bedrijfstak van de Unie het risico hebben gelopen om zelfs deze beperkte verkoop mis te lopen, wat voor sommige producenten in de Unie zou hebben geleid tot een volledige stopzetting van hun productie. |
(196) |
De uitvoer van de Unie, die in punt 5.2.2 nader wordt beschreven, laat zien wat een normale situatie zou zijn in termen van prijsniveaus en daaruit voortvloeiende winsten op uitvoermarkten die niet worden getroffen door invoer met dumping of waar maatregelen zijn ingesteld om de eerlijke handel te herstellen, bijvoorbeeld de VS, de belangrijkste uitvoermarkt voor de producenten in de Unie, waar vaten van oorsprong uit China sinds 2019 onderworpen zijn aan antidumpingmaatregelen. Tijdens de beoordelingsperiode lagen de eindprijzen (met inbegrip van transportkosten en invoerrechten) van de bedrijfstak van de Unie gemiddeld 22 % hoger dan de verkoopprijzen op de markt van de Unie (+ 29 % in het onderzoektijdvak) en constant boven de productiekosten, behalve in 2020, het jaar waarin de gevolgen van de COVID-19-pandemie het sterkst voelbaar waren. Deze prijzen zijn representatief voor een markt waarop de eerlijke handel is hersteld door antidumpingmaatregelen tegen Chinese invoer en zijn derhalve een redelijke benadering van wat de prijzen op de markt van de Unie hadden kunnen zijn zonder de in de overwegingen 197-209 beschreven verhindering van een prijsverhoging. |
(197) |
De markt van de Unie is hoofdzakelijk verdeeld over twee grote categorieën gebruikers voor zowel de producenten in de Unie als de Chinese producenten-exporteurs, namelijk de kleine en middelgrote onafhankelijke brouwerijen (die goed zijn voor ongeveer 40 % van de verkoop) en de grote bierconglomeraten (die goed zijn voor meer dan 50 %). |
(198) |
Kleine en middelgrote onafhankelijke brouwerijen kopen vaten doorgaans naargelang hun behoeften op middellange en korte termijn. De brouwerijen nemen contact op met verschillende vatenproducenten met een verzoek om een offerte voor de gevraagde hoeveelheid en een levertijd. Dit is een zeer belangrijk segment voor de bedrijfstak van de Unie, waar de geografische nabijheid en de levertijd een voordeel kunnen vormen. Dit segment van gebruikers werkte niet mee aan het onderzoek. Niettemin heeft de bedrijfstak van de Unie bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat verscheidene orders verloren zijn gegaan aan de laaggeprijsde Chinese aanbiedingen voor dit segment. Dit dwong de producenten in de Unie hun prijzen aanzienlijk te verlagen om concurrerend te blijven. |
(199) |
De andere helft van de markt van de Unie wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van de vijf grootverbruikers, die samen goed zijn voor meer dan 50 % van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie in de Unie (van deze vijf zouden de grootste twee, AB InBev en Heineken, een gecombineerd mondiaal aandeel in de biermarkt hebben van respectievelijk meer dan 50 % en 60 %) en ten minste 55 % van de verkoop van de twee in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs. De bedrijfstak van de Unie toonde aan dat die gebruikers de aankoop van vaten voor het volgende jaar organiseerden via een biedprocedure via onderhandse aanbestedingen. Wat de verkoop aan de onafhankelijke brouwerijen betreft, waren de concurrenten door de aanbestedingsprocedure gedwongen hun prijzen zo laag mogelijk te houden en werd de bedrijfstak van de Unie door de aanwezigheid van de Chinese producenten-exporteurs die tegen zeer lage prijzen inschreven, gedwongen die lage prijzen te evenaren, waardoor zij hun kostenverhogingen niet op hun afnemers konden afwentelen. |
(200) |
Wat de aanbestedingsprocedure betreft, bleek uit het onderzoek dat deze door de grootverbruikers op een eigenaardige manier werd uitgevoerd. De aanbestedingsvoorwaarden waren specifiek wat de prijzen en de gevraagde maximumhoeveelheden betreft. Er bestond geen contractuele verplichting voor de afnemer om de aangeboden hoeveelheid vaten af te nemen, terwijl er een contractuele verplichting bestond voor de leverancier om de aangeboden hoeveelheid te leveren tegen een aangeboden prijs. In feite kwamen de werkelijk aangekochte hoeveelheden zelden overeen met de oorspronkelijk in het kader van de aanbesteding gevraagde hoeveelheden. Tegelijkertijd waren de winnaars van de aanbesteding (d.w.z. de leveranciers van vaten) verplicht de aangeboden leveringshoeveelheden tegen een bepaalde prijs te respecteren, zonder dat zij bijvoorbeeld rekening konden houden met wijzigingen in de productiekosten. |
(201) |
Tijdens de beoordelingsperiode organiseerden de medewerkende gebruikers gemiddeld zeven aanbestedingen per jaar. De hoeveelheden die uiteindelijk op basis van deze aanbestedingen werden afgenomen variëren per aanbesteding en kwamen gemiddeld overeen met minder dan 60 % van de aangeboden hoeveelheden. Bovendien werd de tijdens de aanbestedingsprocedure overeengekomen prijs door de gebruikers toegepast als uitgangspunt voor eventuele latere prijsonderhandelingen voor verkoop op de spotmarkt. |
(202) |
De aanbestedingsprocedure, die werkte met rode, gele en groene verkeerslichten om elke deelnemer (waaronder producenten in de Unie en Chinese exporteurs) te laten weten hoe hoog of laag zijn aanbod was ten opzichte van de andere deelnemers, werd gebruikt als een instrument om de prijzen zo laag mogelijk te krijgen. De aanwezigheid van de Chinese exporteurs, met zeer lage biedprijzen, dwong de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen te verlagen tot een onhoudbaar niveau. De prijzen van de bedrijfstak van de Unie voor verkoop via aanbestedingen lagen gemiddeld 10 % lager dan de andere verkopen in 2020 en het onderzoektijdvak, terwijl het aan het einde van de aanbestedingsprocedure ondertekende contract slechts betrekking had op potentiële aankoopvolumes zonder enige zekerheid om een bestelling te ontvangen. Dit wordt bevestigd door het feit dat tijdens het onderzoek aanzienlijke prijsonderbieding en aanzienlijk prijsbederf werden vastgesteld. |
(203) |
Bovendien verwees AB InBev in haar opmerkingen van 20 juni 2022 naar “recente prijzen van de leveranciers van vaten [van de Unie] die concurrerend zijn [waren] met de prijzen van Chinese leveranciers” in het onderzoektijdvak en 2022. Dit is een verdere bevestiging dat de producenten in de Unie hun prijzen hebben verlaagd ten opzichte van de eerdere jaren van de beoordelingsperiode om te kunnen blijven concurreren met de Chinese prijzen. |
(204) |
Een ander gerelateerd kenmerk van de aanbestedingsprocedure was dat een aanzienlijk aantal verkopen uiteindelijk buiten de eigenlijke aanbestedingen om werd gesloten door middel van deze latere prijsonderhandelingen op basis van dit “systeem van verkeerslichten”. Dit blijkt uit de door de bedrijfstak van de Unie via aanbestedingen verkochte hoeveelheden, die tijdens de hele beoordelingsperiode zeer gering waren. Dit niveau daalde van meer dan 30 % van hun totale verkoop in de periode 2019-2020 tot minder dan 16 % in het onderzoektijdvak. In de praktijk profiteerden de gebruikers van deze merkwaardige aanbestedingsprocedure en van de laaggeprijsde Chinese aanbiedingen met dumping om de prijzen van de bedrijfstak van de Unie naar het Chinese niveau te drukken, terwijl zij uiteindelijk buiten het kader van de aanbesteding om overeenstemming over deze prijzen bereikten. |
(205) |
Uit de door de medewerkende gebruikers verstrekte gegevens blijkt dat de Chinese producenten-exporteurs in de beoordelingsperiode gemiddeld 30 % van de aangeboden hoeveelheden binnenhaalden. Dit is echter een voorzichtige raming, aangezien uit het bewijsmateriaal in het dossier blijkt dat een van de grootste niet-medewerkende gebruikers (Heineken) tijdens het onderzoektijdvak goed was voor ten minste 30 % van de door de twee in de steekproef opgenomen Chinese producenten uitgevoerde hoeveelheden. |
(206) |
Zoals hierboven uiteengezet, maakte de vraag of de verkoop al dan niet formeel in het kader van een aanbesteding werd gesloten, hoe dan ook geen verschil wat betreft de gevolgen en het oorzakelijk verband van de Chinese dumpingprijzen voor de prijzen van de bedrijfstak van de Unie en de schadesituatie. |
(207) |
Zoals uiteengezet in punt 4.3.3, daalden de Chinese prijzen in 2019 en 2020 ten opzichte van 2018, en stegen zij weer in het onderzoektijdvak, maar bereikten zij slechts het niveau van 2018. In dezelfde periode daalden de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 9 % en stegen de productiekosten met 16 %. |
(208) |
De prijsdruk van de invoer van vaten uit China in beide marktsegmenten leidde ertoe dat de bedrijfstak van de Unie, om zijn marktaandeel ten minst gedeeltelijk te behouden, zijn verkoopprijzen moest verlagen ondanks de stijging van de productiekosten. Bijgevolg daalde de winstgevendheid tijdens de beoordelingsperiode van 12 % tot – 9 % en verslechterden alle financiële indicatoren. |
(209) |
Daarom wordt geconcludeerd dat – gezien de gelijktijdigheid in de tijd – de verslechtering van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie samenviel met de aanzienlijke aanwezigheid van Chinese invoer tegen zeer lage prijzen. In een context van een krimpende markt en stijgende productiekosten onderboden de Chinese prijzen consequent de prijzen van de bedrijfstak van de Unie en drukten zij de marktprijzen in de EU, waardoor een reëel en substantieel oorzakelijk verband tussen beide werd vastgesteld. |
5.2. Gevolgen van andere factoren
5.2.1. De COVID-19-pandemie en de daling van het verbruik
(210) |
Vanaf 2018 werden vaten tegen zeer lage prijzen uit China ingevoerd. Tijdens de beoordelingsperiode lag de gemiddelde prijs van de Chinese invoer gemiddeld 24 % lager dan de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie. Dit viel samen met een constante daling van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, ondanks de stijgende productiekosten. Het feit dat de daling van het verbruik nog werd verergerd door de COVID-19-pandemie deed geen afbreuk aan het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de schade voor de bedrijfstak van de Unie. Tijdens de beoordelingsperiode nam het verbruik af met 66 % en het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie met 71 %, maar daalde de Chinese uitvoer slechts met 39 %, waardoor het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie steeg van 17 % naar 31 %. Zoals uiteengezet in overweging 196 op basis van de marktprijzen die op de Amerikaanse markt kunnen worden bereikt, zou de bedrijfstak van de Unie zonder de Chinese invoer en de uitgeoefende prijsdruk in staat zijn geweest zijn prijzen tot een houdbaarder niveau te verhogen en de gestegen productiekosten te dekken. |
(211) |
De aanzienlijke daling van het verbruik en de bezettingsgraad hadden aanzienlijke gevolgen voor de prestaties van de bedrijfstak van de Unie. Maar zoals hierboven in punt 4.4.3.1 is uiteengezet, steeg het aandeel van de vaste kosten in de totale kosten van de bedrijfstak van de Unie, zelfs toen de bedrijfstak van de Unie erin slaagde de eerste aanzienlijk te verlagen, tot 23 %. Tegelijkertijd wist de bedrijfstak tijdens de COVID-19-periode ook andere structurele kosten, zoals die van de arbeidskosten, te verlagen. Door dit beheer van de vaste en andere structurele kosten tijdens deze periode kon het effect van deze kosten op de prestaties tot een minimum worden beperkt, zoals hierboven uiteengezet, maar dit kon slechts gedeeltelijk worden gecompenseerd vanwege de aanzienlijke verhindering van een prijsverhoging als gevolg van de Chinese invoer. |
5.2.2. Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie
(212) |
Het volume van de uitvoer van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ontwikkelde zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 15 Uitvoerprestaties van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie
|
(213) |
Tijdens de beoordelingsperiode nam de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie af met 52 %. |
(214) |
De uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie vertoonden tussen 2018 en 2020 min of meer dezelfde trends als de ontwikkeling van de verkoopvolumes van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie. Zowel de verkoop in de Unie als de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie daalden tijdens dit eerste deel van de beoordelingsperiode, die het zwaarst werd getroffen door de COVID-19-pandemie. Het uitvoervolume daalde relatief gezien echter minder sterk dan de verkoop aan de markt van de Unie. Bovendien begonnen de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie zich duidelijk te herstellen zodra de COVID-19-beperkingen werden opgeheven, waarbij het uitvoervolume tussen 2020 en 2021 meer dan verdubbelde. Bovendien lagen tijdens de hele beoordelingsperiode de uitvoerprijzen van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk hoger dan de verkoopprijs op de markt van de Unie en constant boven de productiekosten, behalve in 2020, het jaar dat het zwaarst werd getroffen door de COVID-19-pandemie, dat ook de helft van het onderzoektijdvak bestrijkt. Op grond daarvan concludeerde de Commissie dat de tijdelijke daling van de uitvoerprestaties niet heeft bijgedragen tot de schade, aangezien het niveau van de uitvoerprijzen voldoende was om de bedrijfstak van de Unie in staat te stellen winstgevend te zijn op het grootste deel van zijn uitvoer. |
5.3. Conclusie inzake het oorzakelijk verband
(215) |
De Chinese uitvoerprijzen lagen sinds het begin van de beoordelingsperiode in 2018 aanzienlijk lager dan de prijzen en kosten van de bedrijfstak van de Unie. Uit het onderzoek bleek een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van 13,1 %. Deze toenemende aanwezigheid op de markt tegen zeer lage prijzen ging ten koste van de bedrijfstak van de Unie, die tijdens de beoordelingsperiode genoodzaakt was de verkoopprijzen te verlagen om tijdens en na de COVID-19-pandemie ten minste een beperkte afzet op de markt te behouden. Naar aanleiding daarvan ontwikkelde de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie zich nadelig. |
(216) |
De Commissie heeft onderscheid gemaakt tussen en gekeken naar de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de schade veroorzakende gevolgen van de invoer met dumping. Het effect van de COVID-19-pandemie en de daarmee samenhangende daling van het verbruik van vaten in de Unie en wereldwijd hadden een negatieve invloed op de ontwikkelingen van de bedrijfstak van de Unie, maar werden beschouwd als een tijdelijke factor met beperkte gevolgen. De situatie van de bedrijfstak van de Unie verslechterde reeds vóór de COVID-19-pandemie, wat bleef voortduren tot het einde van de beoordelingsperiode. |
(217) |
Op basis van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de invoer met dumping uit het betrokken land de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft berokkend en dat de andere factoren, ongeacht of ze individueel dan wel collectief werden beschouwd, geen afbreuk deden aan het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de aanmerkelijke schade. |
6. NIVEAU VAN DE MAATREGELEN
(218) |
Om het niveau van de maatregelen te bepalen, heeft de Commissie beoordeeld of een recht lager dan de dumpingmarge toereikend zou zijn om de schade voor de bedrijfstak van de Unie als gevolg van de invoer met dumping op te heffen. |
6.1. Schademarge
(219) |
De schade zou worden opgeheven indien de bedrijfstak van de Unie een nagestreefde winst zou kunnen behalen door te verkopen tegen een richtprijs in de zin van artikel 7, leden 2 quater en 2 quinquies, van de basisverordening. |
(220) |
Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening heeft de Commissie voor het vaststellen van de nagestreefde winst de volgende factoren in aanmerking genomen: de mate van winstgevendheid vóór de toename van de invoer vanuit het betrokken land, de mate van winstgevendheid die vereist is ter dekking van alle kosten en investeringen, onderzoek en ontwikkeling (O&O) en innovatie, alsmede de onder normale mededingingsvoorwaarden te verwachten mate van winstgevendheid. Die winstmarge mag niet lager zijn dan 6 %. |
(221) |
De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie stelden in hun antwoorden op de vragenlijst voor de nagestreefde winst vast te stellen tussen 12 % en 20 %, aangezien dit volgens hen het niveau is dat nodig is om de benodigde investeringen in processen en producten te financieren en de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie op lange termijn te waarborgen. De bedrijfstak toonde ook aan dat in de jaren waarin er sprake was van normale mededingingsvoorwaarden hun gemiddelde winstgevendheid 15 % bedroeg. |
(222) |
Op grond van dit bewijsmateriaal heeft de Commissie voorlopig besloten een winstmarge van 12 % te hanteren, wat aan de lage kant is van de in de vorige overweging beschreven cijfers, en dus een zeer conservatieve aanpak te volgen. |
(223) |
Gezien het bovenstaande werd de winstmarge overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater, voorlopig vastgesteld op 12 %. |
(224) |
Wat het niveau van de investeringen, onderzoek en ontwikkeling (O&O) en innovatie tijdens de beoordelingsperiode betreft, heeft de Commissie de verstrekte informatie gecontroleerd en geconcludeerd dat het verschil tussen de uitgaven voor investeringen, O&O en innovatie (“IOI”) onder normale mededingingsvoorwaarden, zoals verstrekt door de bedrijfstak van de Unie en gecontroleerd door de Commissie, reeds was opgenomen in de nagestreefde winst van 12 %. |
(225) |
Op basis hiervan berekende de Commissie een geen schade veroorzakende prijs per stuk voor het soortgelijke product van de bedrijfstak van de Unie door de bovengenoemde nagestreefde winstmarge (zie overweging 223) op basis van productsoort toe te passen op de productiekosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens het onderzoektijdvak. |
(226) |
De Commissie heeft vervolgens het niveau van de schademarge bepaald door de gewogen gemiddelde invoerprijs van de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs in het betrokken land, zoals vastgesteld voor de berekeningen van de prijsonderbieding, te vergelijken met de gewogen gemiddelde, geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product dat in het onderzoektijdvak door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de markt van de Unie werd verkocht. Als uit deze vergelijking een verschil naar voren kwam, werd dit uitgedrukt als percentage van de gewogen gemiddelde cif-waarde bij invoer. |
(227) |
Het schadeopheffende prijsniveau voor “andere medewerkende ondernemingen” en voor “alle andere ondernemingen” wordt op dezelfde manier vastgesteld als de dumpingmarge voor deze ondernemingen.
|
6.2. Conclusie inzake het niveau van de maatregelen
(228) |
Na bovenstaande beoordeling moeten de voorlopige antidumpingrechten overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening als volgt worden vastgesteld:
|
7. BELANG VAN DE UNIE
(229) |
Gezien de beslissing van de Commissie om artikel 7, lid 2, van de basisverordening toe te passen, heeft zij onderzocht of zij duidelijk kon concluderen dat het niet in het belang van de Unie was om in dit geval maatregelen te nemen, ondanks de vaststelling van schadeveroorzakende dumping, overeenkomstig artikel 21, van de basisverordening. Het belang van de Unie werd vastgesteld op basis van een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers. |
7.1. Belang van de bedrijfstak van de Unie
(230) |
Er zijn acht ondernemingen in de Unie die vaten produceren. Zij hebben meer dan 400 werknemers rechtstreeks in dienst (in 2018 waren het er meer dan 800), gevestigd in Oostenrijk, Tsjechië, Duitsland, Italië en Spanje. |
(231) |
Het instellen van maatregelen zou de bedrijfstak van de Unie in staat stellen zijn marktaandeel te behouden, de bezettingsgraad te verhogen, prijzen op te trekken tot een duurzaam niveau en de winstgevendheid te verbeteren tot niveaus die onder normale mededingingsvoorwaarden zijn te verwachten. |
(232) |
Het niet instellen van maatregelen zou waarschijnlijk leiden tot een verdere verslechtering van de winstgevendheid, die al negatief was. Het niet-instellen van maatregelen zou kunnen leiden tot de sluiting van productiefaciliteiten en tot ontslagen, waardoor de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie in gevaar zou kunnen komen. |
(233) |
Derhalve concludeert de Commissie voorlopig dat de instelling van voorlopige maatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Unie is. |
7.2. Belang van de niet-verbonden importeurs en handelaren
(234) |
Eén niet-verbonden importeur, die 1,6 % van het volume van de Chinese invoer vertegenwoordigt, diende een steekproefformulier in en beantwoordde de vragenlijst. De gemiddelde winst van de medewerkende importeur tijdens het onderzoektijdvak bedroeg 16 %. |
(235) |
Deze importeur had bezwaar tegen de instelling van maatregelen. Hij stelde dat de instelling van maatregelen, in het licht van de stijgende prijzen van roestvrij staal en verzendkosten, nog meer negatieve gevolgen zou hebben voor zijn winstgevendheid, met liquidatie van de onderneming als gevolg. De onderneming benadrukte ook dat zij de afgelopen jaren uit eigen middelen aanzienlijke O&O-investeringen heeft gedaan om nieuwe intellectuele eigendom te ontwikkelen, alsmede investeringen om nieuwe oplossingen voor de productie van vaten te ontwikkelen die de gebruikers in de Unie ten goede zouden kunnen komen, en dat de instelling van maatregelen een einde zou kunnen maken aan dit project. |
(236) |
De Commissie concludeerde dat de importeur waarschijnlijk een deel van het antidumpingrecht aan de eindgebruikers kan doorberekenen. Het goede winstniveau van de importeur verzacht ook het effect van het recht op de levensvatbaarheid van de importeur. Per saldo duidt de zeer beperkte medewerking van slechts één importeur aan dit onderzoek erop dat de maatregelen geen zeer negatieve gevolgen voor de importeurs in het algemeen hebben en dus niet opwegen tegen het positieve effect van de maatregelen op de producenten in de Unie. |
(237) |
De handelaren/dienstverleners die vaten personaliseren en op maat maken, kunnen hun activiteiten voortzetten en daarbij concurreren op basis van hun verdiensten en niet op basis van de invoer met dumping. |
7.3. Belang van de gebruikers
(238) |
Bij de opening van het onderzoek meldden zich twee gebruikers, Appie en Carlsberg, maar zij verstrekten slechts beperkte informatie in hun antwoorden op de vragenlijst. Een andere gebruiker, AB InBev, registreerde zich als belanghebbende en diende opmerkingen in, maar verstrekte geen antwoorden op de vragenlijst. Deze gebruikers vertegenwoordigen brouwerijen of brouwerijconglomeraten. |
(239) |
In een later stadium nam de Commissie, zoals uiteengezet in punt 4.3.1, opnieuw contact op met de grootverbruikers met het verzoek om gegevens te verstrekken over hun leveranciers en aankoopvolumes. Drie gebruikers (AB InBev, Asahi en Molson Coors) verstrekten een aantal gegevens, maar verstrekten geen antwoorden op de vragenlijst. |
(240) |
AB InBev verzette zich aanvankelijk tegen het instellen van maatregelen door te stellen dat:
|
(241) |
Wat het eerste argument betreft, bleek uit de tijdens het onderzoek verzamelde informatie dat de horecasector geen vaten van de bierproducenten koopt, maar alleen de inhoud ervan (d.w.z. het bier). Cafés en bars betalen statiegeld voor de vaten, dat wordt terugbetaald wanneer ze leeg zijn en aan de bierproducenten worden teruggegeven. De invloed van de kosten van vaten op de winstgevendheid van de horecasector zal derhalve naar verwachting beperkt zijn. |
(242) |
Wat het tweede argument betreft, lijkt de bedrijfstak van de Unie over voldoende reservecapaciteit te beschikken. Op zijn hoogtepunt, in 2018, bedroeg het verbruik in de Unie ongeveer 3,2 miljoen vaten; de bedrijfstak van de Unie heeft een totale productiecapaciteit van bijna 6,8 miljoen vaten. Zelfs wanneer de uitvoer in aanmerking wordt genomen, heeft de bedrijfstak van de Unie nog een reservecapaciteit van bijna 2 miljoen vaten. |
(243) |
Gezien de lange levensduur (meestal 30 jaar) en het feit dat vaten navulbaar zijn, zijn de gevolgen van de kosten van de vaten voor de drankenindustrie minimaal. |
(244) |
De Commissie concludeerde bijgevolg voorlopig dat de nadelige gevolgen van de maatregelen voor gebruikers naar verwachting beperkt zullen zijn en niet opwegen tegen het positieve effect van maatregelen voor producenten in de Unie. |
7.4. Conclusie inzake het belang van de Unie
(245) |
Op basis van het bovenstaande concludeerde de Commissie dat er geen dwingende redenen waren om aan te nemen dat het in dit stadium van het onderzoek niet in het belang van de Unie was om maatregelen in te stellen op de invoer van navulbare vaten van roestvrij staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China. |
8. VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN
(246) |
Op grond van de conclusies van de Commissie inzake dumping, schade, oorzakelijk verband, hoogte van de maatregelen en het belang van de Unie moeten voorlopige maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping. |
(247) |
De voorlopige antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van navulbare vaten van roestvrij staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China moeten worden ingesteld in overeenstemming met de regel van het laagste recht in artikel 7, lid 2, van de basisverordening. De Commissie heeft de schademarges en de dumpingmarges vergeleken. Het bedrag van de rechten werd vastgesteld op het niveau van de dumpingmarge, of van de schademarge indien deze lager is. |
(248) |
Op basis van het voorgaande moeten de voorlopige antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, als volgt worden vastgesteld:
|
(249) |
De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen dan ook de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit het betrokken land en vervaardigd door de genoemde rechtspersonen. Op de invoer van het betrokken product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die aan de specifiek genoemde ondernemingen zijn verbonden, is het recht van toepassing dat geldt voor “alle andere ondernemingen”. Die invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten. |
(250) |
Om een goede toepassing van de antidumpingrechten te garanderen, moet het voor “alle andere ondernemingen” vastgestelde antidumpingrecht niet alleen gelden voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs in dit onderzoek, maar ook voor de producenten die in het onderzoektijdvak geen producten naar de Unie hebben uitgevoerd. |
(251) |
Om het risico op ontwijking als gevolg van het verschil in rechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De ondernemingen met individuele antidumpingrechten moeten een geldige handelsfactuur overleggen aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. De factuur moet voldoen aan de in artikel 1, lid 3, van deze verordening vastgestelde vereisten. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het antidumpingrecht dat van toepassing is op “alle andere ondernemingen”. |
(252) |
Hoewel de douaneautoriteiten van de lidstaten over deze factuur moeten beschikken om ten aanzien van de invoer de individuele antidumpingrechten te kunnen toepassen, is overlegging van die factuur niet de enige factor waarmee de douaneautoriteiten rekening moeten houden. Zelfs als aan hen een factuur wordt overgelegd die voldoet aan alle vereisten van artikel 1, lid 3, van deze Verordening, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten namelijk hun gebruikelijke controles uitvoeren en kunnen zij, net als in alle andere gevallen, aanvullende documenten (vervoersdocumenten enz.) verlangen om de juistheid van de gegevens in de aangifte te controleren en te waarborgen dat het lagere recht vervolgens terecht wordt toegepast, in overeenstemming met de douanewetgeving. |
(253) |
Indien het volume van de uitvoer door een van de ondernemingen die een lager individueel recht genieten, in het bijzonder na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan het voor het gehele land geldende recht in te stellen. |
(254) |
Statistieken over navulbare vaten van roestvrij staal worden vaak uitgedrukt in aantal stuks. In de gecombineerde nomenclatuur van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (53) wordt een dergelijke aanvullende eenheid voor navulbare vaten van roestvrij staal echter niet genoemd. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat bij invoer niet alleen het gewicht in kg of ton, maar ook het aantal stuks van het betrokken product in de aangifte voor het vrije verkeer moet worden opgenomen. Stuks moeten worden vermeld voor de Taric-codes 7310100010 en 7310299010, mits deze vermelding verenigbaar is met bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87. |
9. REGISTRATIE
(255) |
Zoals vermeld in overweging 3, heeft de Commissie de invoer van het betrokken product niet aan registratie onderworpen. |
10. INFORMATIE OVER VOORLOPIGE MAATREGELEN
(256) |
Overeenkomstig artikel 19 bis van de basisverordening heeft de Commissie de belanghebbenden op de hoogte gebracht van de beoogde instelling van voorlopige rechten. Deze informatie is ook openbaar gemaakt op de website van DG Handel. Belanghebbenden kregen drie werkdagen de tijd om opmerkingen in te dienen over de juistheid van de berekeningen die specifiek aan hen zijn meegedeeld. |
(257) |
Ningbo Major en Penglai Jinfu hebben gezamenlijk opmerkingen ingediend over de voorafgaande mededeling van feiten en overwegingen, waarin zij de Commissie verzochten af te zien van de toepassing van de voorlopige maatregelen. Zij benadrukten dat de richtprijzen van sommige productsoorten volgens hun informatie niet de verwachte richtprijzen weerspiegelden. Zij voerden ook aan dat sommige productsoorten bij de berekening van de schademarge buiten beschouwing waren gelaten en dat een tabel in de mededeling van feiten en overwegingen een onjuiste kolomtitel bevatte. |
(258) |
De Commissie heeft de opmerkingen grondig onderzocht en kwam tot de conclusie dat geen van deze opmerkingen betrekking had op de juistheid van de berekeningen; zij zal deze derhalve samen met alle andere opmerkingen na de bekendmaking van de voorlopige maatregelen onderzoeken. |
(259) |
Wat de in de tabel van de mededeling van feiten en overwegingen gebruikte eenheid betreft, hebben de producenten-exporteurs terecht opgemerkt dat het inderdaad gaat om stuks in plaats van ton. Verder werden sommige productsoorten niet opgenomen in de berekening van de schademarge, omdat de bedrijfstak van de Unie de overeenkomstige productsoorten niet produceerde en deze derhalve niet relevant waren voor de berekening van de prijsbederfmarge. |
11. SLOTBEPALING
(260) |
Met het oog op een behoorlijk bestuur nodigt de Commissie de belanghebbenden uit schriftelijk te reageren en/of binnen een vaste termijn een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen. |
(261) |
De bevindingen betreffende de instelling van voorlopige rechten zijn voorlopig en kunnen in het definitieve stadium van het onderzoek worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer in de Unie van navulbare vaten, fusten, tanks, tonnen en dergelijke recipiënten van roestvrij staal, bekendstaand als “navulbare roestvrijstalen vaten”, met een ongeveer cilindervormig lichaam, met een wanddikte van 0,5 mm of meer, van de soort gebruikt voor andere materialen dan vloeibaar gemaakt gas, ruwe olie en aardolieproducten, met een capaciteit van 4,5 liter of meer, ongeacht het type afwerking, volume, of soort roestvrij staal, al dan niet met aanvullende onderdelen (extractoren, halzen, kimmen of andere onderdelen), al dan niet geverfd of bekleed met andere materialen, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7310 10 00 en ex 7310 29 90 (Taric-codes 7310100010 en 7310299010) en van oorsprong uit de Volksrepubliek China, met uitzondering van halzen, tapstangen, koppelingen of tappen, kragen, ventielen en andere onderdelen die los van het onderzochte product worden ingevoerd.
2. De voorlopige antidumpingrechten die van toepassing zijn op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 genoemde en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde producten is als volgt:
Land |
Onderneming |
Voorlopig antidumpingrecht |
Aanvullende Taric-code |
Volksrepubliek China |
Penglai Jinfu Stainless Steel Products Co., Ltd |
58,8 % |
A024 |
|
Ningbo Major Draft Beer Equipment Co., Ltd |
52,9 % |
A030 |
|
Andere medewerkende ondernemingen opgenomen in de bijlage |
56,3 % |
|
|
Alle andere ondernemingen |
91,0 % |
C999 |
3. De individuele rechten voor de in lid 2 vermelde ondernemingen worden uitsluitend toegepast indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die als volgt luidt: “Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) (betrokken product) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in [betrokken land]. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.
4. Bij het in de Unie in het vrije verkeer brengen van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.
5. Wanneer een aangifte voor het vrije verkeer wordt overgelegd voor het in lid 1 bedoelde product, wordt in het desbetreffende vak van die aangifte het aantal stuks van de ingevoerde producten vermeld, mits deze vermelding verenigbaar is met bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87.
6. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
1. Belanghebbenden moeten hun schriftelijke opmerkingen inzake deze verordening binnen 15 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie indienen.
2. Belanghebbenden die om een hoorzitting bij de Commissie willen verzoeken, moeten dit binnen vijf kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening doen.
3. Belanghebbenden die willen worden gehoord door de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures, moeten hiertoe binnen vijf kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening een verzoek indienen. De raadadviseur-auditeur beoordeelt buiten deze termijn ingediende verzoeken en kan in voorkomend geval besluiten die verzoeken te aanvaarden.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.#
Artikel 1 is van toepassing voor een termijn van zes maanden.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 januari 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(2) PB C 195 van 13.5.2022, blz. 24.
(3) https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-view?caseId=2602
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191 van de Commissie van 16 februari 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde soorten ijzeren of stalen bevestigingsmiddelen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 36 van 17.2.2022, blz. 1); Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95 van de Commissie van 24 januari 2022 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, zoals uitgebreid tot bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, verzonden vanuit Taiwan, Indonesië, Sri Lanka en de Filipijnen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit deze landen, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 16 van 25.1.2022, blz. 36); Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239 van de Commissie van 15 december 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde stalen windmolenmasten voor grootschalige toepassing van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 450 van 16.12.2021, blz. 59); Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635 van de Commissie van 16 april 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gelaste buizen en pijpen van ijzer of niet-gelegeerd staal, van oorsprong uit Belarus, de Volksrepubliek China en Rusland, naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 132 van 19.4.2021, blz. 145).
(5) Zie overweging 208 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 59 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overwegingen 67-74 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239 en overwegingen 149-150 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635.
(6) Zie overweging 192 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 46 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overwegingen 67-74 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239 en overwegingen 115-118 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635.
(7) Zie overwegingen 193-194 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 47 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overwegingen 67-74 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239 en overwegingen 119-122 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635. Het recht van overheidsinstanties om belangrijk leidinggevend personeel in staatsondernemingen te benoemen en te ontslaan, zoals bepaald in de Chinese wetgeving, kan worden beschouwd als afspiegeling van de corresponderende eigendomsrechten, maar daarnaast vormen de CCP-cellen in ondernemingen — niet alleen in staatsondernemingen maar ook in particuliere ondernemingen — een ander kanaal door middel waarvan de staat zich in de besluitvorming van ondernemingen kan mengen. Volgens het Chinese ondernemingsrecht moet in elke onderneming een CCP-organisatie in het leven worden geroepen (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP) en moet de onderneming de nodige voorwaarden scheppen voor de activiteiten van de partijorganisatie. Deze eis lijkt in het verleden niet altijd te zijn gevolgd of strikt te zijn gehandhaafd. De CCP heeft haar aanspraken op zeggenschap bij zakelijke beslissingen in staatsondernemingen in elk geval sinds 2016 echter nadrukkelijk als politiek beginsel doen gelden. Ook zijn er berichten dat de CCP druk uitoefent op particuliere ondernemingen om “vaderlandslievendheid” voorop te stellen en zich naar de partijlijn te voegen. In 2017 werd bericht dat in 70 % van de circa 1,86 miljoen ondernemingen in particuliere eigendom partijcellen aanwezig waren, en dat er toenemende druk was om de CCP-organisaties het laatste woord te laten hebben bij de zakelijke besluitvorming in de betrokken ondernemingen. Deze voorschriften zijn van algemene toepassing in de gehele Chinese economie, in alle sectoren, ook op producenten van het onderzochte product en de leveranciers van hun basisproducten.
(8) Zie overwegingen 195-201 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overwegingen 48-52 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overwegingen 67-74 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239 en overwegingen 123-129 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635.
(9) Zie overweging 202 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 53 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overwegingen 67-74 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239 en overwegingen 130-133 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635.
(10) Zie overweging 203 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 54 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overwegingen 67-74 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239 en overwegingen 134-135 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635.
(11) Zie overweging 204 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/191, overweging 55 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/95, overwegingen 67-74 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/2239 en overwegingen 136-145 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635.
(12) Werkdocument van de diensten van de Commissie SWD(2017) 483 final/2 van 20.12.2017, beschikbaar op: https://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2017/december/tradoc_156474.pdf
(13) Kamer van Koophandel van de Europese Unie in China, Overcapacity in China: an impediment to the Party’s reform agenda, online beschikbaar op: https://www.europeanchamber.com.cn/en/publications-overcapacity-in-china (geraadpleegd op 16 november 2022).
(14) Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635 en Uitvoeringsverordening (EU) 2020/508 van de Commissie van 7 april 2020 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platen en rollen van roestvrij staal van oorsprong uit Indonesië, de Volksrepubliek China en Taiwan (PB L 110 van 8.4.2020, blz. 3).
(15) Mondiaal Forum over de overcapaciteit van staal, Ministerieel Rapport, 20 september 2018.
(16) Rapport — hoofdstuk 14, blz. 358: 51 % particuliere ondernemingen en 49 % staatsondernemingen wat betreft productie, en 44 % staatsondernemingen en 56 % particuliere ondernemingen wat betreft capaciteit.
(17) Beschikbaar op:www.gov.cn/zhengce/content/2016-02/04/content_5039353.htm; https://policycn.com/policy_ticker/higher-expectations-for-large-scale-steel-enterprise/?iframe=1&secret=c8uthafuthefra4e, en www.xinhuanet.com/english/2019-04/23/c_138001574.htm .(geraadpleegd op 28 oktober 2022)
(18) Beschikbaar op http://www.jjckb.cn/2019-04/23/c_137999653.htm (geraadpleegd op 28 oktober 2022).
(19) Zoals in het geval van het meerderheidsbelang dat China Baowu Steel Group in juni 2019 verwierf in Magang Steel, zie https://www.ft.com/content/a7c93fae-85bc-11e9-a028-86cea8523dc2https://www.ft.com/content/a7c93fae-85bc-11e9-a028-86cea8523dc2 (geraadpleegd op 28 oktober 2022).
(20) Zie: https://www.miit.gov.cn/gzcy/yjzj/art/2020/art_af1bef04b9624997956b2bff6cdb7383.html (geraadpleegd op 16 november 2022).
(21) Zie afdeling IV, onderafdeling 3, van het plan, beschikbaar op: https://www.miit.gov.cn/zwgk/zcwj/wjfb/tz/art/2021/art_2960538d19e34c66a5eb8d01b74cbb20.html (geraadpleegd op 16 november 2022).
(22) Zie het voorwoord van het 14e vijfjarenplan voor de ontwikkeling van de staalindustrie.
(23) Zie de website van de groep, beschikbaar op: http://www.baowugroup.com/about/board_of_directors (geraadpleegd op 7 september 2022).
(24) Zie de website van de onderneming, beschikbaar op: https://www.baosteel.com/about/manager (geraadpleegd op 7 september 2022).
(25) Shandong Gold Group verspreidt, leert en implementeert de geest van het 20e Nationale Congres van de Communistische Partij van China (originele tekst in het Chinees), persartikel beschikbaar op de website van China Gold News: https://www.gold.org.cn/ky1227/kydj/202210/t20221028_193328.html (geraadpleegd op 17 november 2022).
(26) Rapport — deel III, hoofdstuk 14, blz. 346 e.v.
(27) Zie het 14e vijfjarenplan van de Volksrepubliek China voor nationale economische en sociale ontwikkeling en doelstellingen op lange termijn voor 2035, deel III, artikel VIII, beschikbaar op: https://cset.georgetown.edu/publication/china-14th-five-year-plan/ (geraadpleegd op 28 oktober 2022).
(28) Zie met name de afdelingen I en II van het plan.
(29) De bepalingen van dit punt zijn zeer gedetailleerd en bevatten strikte doelstellingen voor de toekomst: “Voor ijzer- en staalondernemingen die voornemens zijn hun activiteiten op verschillende locaties te verplaatsen of te renoveren, moeten de regeringen van de locaties waar zij hun intrek nemen of vertrekken de communicatie en coördinatie versterken en de relevante indicatoren voor energieverbruik en kolenverbruik overdragen via de markt voor de handel in energiegebruiksrechten om tot een win-winsamenwerking te komen en een vlotte en ordelijke voortgang van het project te waarborgen. Bouwen van zes kenmerkende staalproductiebases in Anyang, Jiyuan, Pingdingshan, Xinyang, Shangqiu, Zhoukou enz., en verbeteren van de schaal, intensivering, specialisatie en herkenbaarheid van de sector. Zo zal ervoor worden gezorgd dat de productiecapaciteit van ruwijzer in Anyang City tegen 2025 onder de 14 miljoen ton komt te liggen en de productiecapaciteit van ruwstaal onder de 15 miljoen ton, en zal in de Anyang-basis van Anyang Iron and Steel Group Co, Ltd. een productiecentrum voor 8,5 miljoen ton hoogwaardig speciaal staal worden opgezet; ondersteunen van Henan Jiyuan Iron and Steel (Group) Co., Ltd. bij de bouw van een productiebasis voor staven en draad van hoogwaardig en speciaal staal en een regionaal verwerkingscentrum; ondersteunen van Angang Group Xinyang Iron and Steel Co., Ltd., Minyuan Iron and Steel Group Co., Ltd. en Henan Angang Zhoukou Iron and Steel Co., Ltd. voor de bouw van regionale ijzer- en staalcomplexen”.
(30) Zie respectievelijk de punten 2, 8 en 16 van het driejarig actieplan van de provincie Hebei inzake clusterontwikkeling in de keten van de staalindustrie 2020-2022.
(31) “Catalogus van leidende beginselen voor herstructurering van de industrie” (versie 2019), goedgekeurd bij besluit nr. 29 van de Nationale Commissie voor Ontwikkeling en Hervorming van de Volksrepubliek China van 27 augustus 2019; te raadplegen via: http://www.gov.cn/xinwen/2019-11/06/5449193/files/26c9d25f713f4ed5b8dc51ae40ef37af.pdf (geraadpleegd op 28 oktober 2022).
(32) Zie de overwegingen 134-135 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/635 en de overwegingen 143-144 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/508.
(33) World Bank Open Data — Upper Middle Income, https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income
(34) bvdinfo.com
(35) https://www.globaltradealert.org/data_extraction
(36) De NACE-code is de Europese algemene nomenclatuur van de economische activiteiten van ondernemingen. De volgende codes werden onderzocht: 2591 (stalen vaten en dergelijke), 2592 (verpakkingsmiddelen van licht metaal), 2599 (andere producten van metaal, n.e.g.), 2829 (andere machines en apparaten voor algemeen gebruik, n.e.g.), 2893 (machines voor de productie van voedings- en genotmiddelen).
(37) Orbis-databank, verstrekt door Bureau Van Dijk (https://orbis.bvdinfo.com).
(38) https://www.mococa.com
(39) https://ilostat.ilo.org/
(40) https://www.globalpetrolprices.com/Brazil/
(41) Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33).
(42) https://ilostat.ilo.org/data/data-catalogue/
(43) Naar behoren aangepast voor niet gewerkte tijd, zoals vakantie en nationale feestdagen.
(44) https://establishbrazil.com/articles/whats-real-cost-employee;
https://ccbc.org.br/en/publicacoes/artigos-ccbc-en/how-much-do-your-employees-in-brazil-really-cost/; https://bpc-partners.com/inss-brazilian-salaries-benefits/
(45) https://www.globalpetrolprices.com/Brazil/
(46) https://www.edp.com.br/tarifas-vigentes/
(47) https://www.gov.br/mme/pt-br/assuntos/secretarias/energia-eletrica/publicacoes/informativo-gestao-setor-eletrico
(48) De piek- en daluren en de verschillende extra kosten die in die periode van toepassing zijn.
(49) https://www.gov.br/mme/pt-br/assuntos/secretarias/energia-eletrica/publicacoes/informativo-gestao-setor-eletrico/informativo-gestao-setor-eletrico-ano-2021.pdf/view
(50) Aangezien gewicht de enige beschikbare kwantitatieve eenheid in de Comext-databank en de databank voor producten onder toezicht van de Commissie is, is de omrekening van kwantitatieve hoeveelheden van ton/kilogram naar eenheden (aantal vaten) in het hele onderzoek uitgevoerd volgens de formule 1 vat=10 kg wanneer wordt uitgegaan van die databanken. Dit was de in de klacht gebruikte omrekeningsfactor en uit verder onderzoek van de Commissie bleek dat 10 kg ongeveer het gemiddelde gewicht is van een vat op de markt.
(51) Het hoogste cijfer voor het jaar 2 018 wijkt af van de waarde die is gevonden in de mededeling in het dossier van 2 september 2022. Dit komt door een administratieve fout bij de aggregatie van gegevens van de douaneautoriteiten, die later is gecorrigeerd.
(52) Prijs af fabriek met inbegrip van transportkosten en invoerrechten die van toepassing zijn op de Amerikaanse markt
(53) Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1), als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1998 van de Commissie van 20 september 2022 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 282 van 31.10.2022, blz. 1).
BIJLAGE
Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs
Land |
Naam |
Aanvullende Taric-code |
Volksrepubliek China |
Kingyip — Guangzhou JingYe Machinery Co., Ltd. |
A031 |
|
Ningbo Hefeng Container Manufacturer Co., Ltd. |
A032 |
|
Qingdao HenKeg Craft Beer Technology Co., Ltd. |
A033 |
|
Yantai Toptech Ltd. |
A034 |