37)
|
Aanhangsel 12 wordt als volgt gewijzigd:
a)
|
de inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:
i)
|
het volgende punt 1.1.1 wordt ingevoegd na punt 1.1:
|
ii)
|
punt 2 wordt vervangen door:
“2.
|
BASISKENMERKEN VAN DE GNSS-ONTVANGER”;
|
|
iii)
|
punt 3 wordt vervangen door:
“3.
|
DOOR DE GNSS-ONTVANGER VERSTREKTE ZINNEN”;
|
|
iv)
|
de volgende punten 4.2.4 en 4.2.5 worden ingevoegd:
“4.2.4
|
Structuur van het WriteRecord-commando
|
4.2.5
|
Overige commando’s”;
|
|
v)
|
punt 5.2 wordt vervangen door:
“5.2.
|
Overdracht van informatie van de GNSS-ontvanger naar de VU”;
|
|
vi)
|
punt 5.2.1 wordt geschrapt;
|
vii)
|
de volgende punten 5.3, 5.4 en 5.4.1 worden ingevoegd:
“5.3.
|
Overdracht van informatie van de VU naar de GNSS-ontvanger
|
5.4.
|
Behandeling van fouten
5.4.1
|
Afwezigheid van positie-informatie van de GNSS-ontvanger”;
|
|
|
viii)
|
de punten 6 en 7 worden vervangen door:
“6.
|
VERWERKING EN REGISTRATIE VAN POSITIEGEGEVENS DOOR DE VU
|
7.
|
TEGENSTRIJDIGE GNSS-TIJDGEGEVENS”;
|
|
ix)
|
het volgende punt 8 wordt toegevoegd:
“8.
|
TEGENSTRIJDIGE BEWEGINGSGEGEVENS”;
|
|
|
b)
|
punt 1 wordt als volgt gewijzigd:
i)
|
de tekst voor figuur 1 wordt vervangen door:
“1. INLEIDING
Dit aanhangsel bevat de technische voorschriften voor de GNSS-ontvanger en de door de voertuigunit gebruikte GNSS-gegevens, met inbegrip van de protocollen die moeten worden toegepast om een veilige en correcte overdracht van plaatsbepalingsinformatie te waarborgen.
1.1. Toepassingsgebied
GNS_1
|
De voertuigunit verzamelt locatiegegevens van ten minste één GNSS-satellietnetwerk.
Zoals wordt verduidelijkt in figuur 1, kan de voertuigunit al dan niet met een externe GNSS-module zijn uitgerust:”;
|
|
ii)
|
het volgende punt 1.1.1 wordt ingevoegd na punt 1.1:
“1.1.1
|
Referentienormen
De onderstaande referentienormen worden in dit aanhangsel gebruikt:
NMEA
|
NMEA (National Marine Electronics Association - nationale vereniging voor scheepvaartelektronica) 0183 Interface Standard, V4.11”;
|
|
|
iii)
|
de volgende afkortingen worden toegevoegd aan punt 1.2:
“OSNMA
|
Galileo Open Service Navigation Message Authentication
|
RTC
|
Real Time Clock (real-time klok)
|
”;
|
|
c)
|
punt 2 wordt als volgt gewijzigd:
i)
|
de titel wordt vervangen door:
“2.
|
BASISKENMERKEN VAN DE GNSS-ONTVANGER”;
|
|
ii)
|
punt GNS_3 wordt vervangen door:
“GNS_3
|
De GNSS-ontvanger moet in staat zijn de authenticatie van navigatieberichten via de open dienst van Galileo (OSNMA) te ondersteunen.”;
|
|
iii)
|
de volgende punten GNS_3a t.e.m. GNS_3g worden toegevoegd:
“GNS_3a
|
De GNSS-ontvanger voert een aantal coherentiecontroles uit om na te gaan of de metingen die de GNSS-ontvanger op basis van de OSNMA-gegevens heeft verricht, hebben geleid tot de juiste informatie over de positie, snelheid en gegevens van het voertuig, en dus niet zijn beïnvloed door externe aanvallen zoals meaconing. Deze coherentiecontroles bestaan bijvoorbeeld uit:
—
|
het opsporen van abnormale stroomemissies door middel van gecombineerde monitoring van de dichtheidsverhouding tussen Automatic Gain Control (AGC) en Carrier-to-Noise (C/N0),
|
—
|
de coherentie van de metingen van het pseudobereik en de coherentie van de Dopplermetingen in de loop van de tijd, met inbegrip van de detectie van abrupte meetsprongen,
|
—
|
technieken voor de monitoring van de autonome integriteit van ontvangers (RAIM), met inbegrip van de opsporing van metingen die incoherent zijn met de geraamde positie,
|
—
|
controles van de positie en snelheid, met inbegrip van abnormale positie- en snelheidsoplossingen, plotse sprongen en gedrag dat niet samenhangend is met de rijkenmerken van het voertuig,
|
—
|
coherentie van tijd en frequentie, met inbegrip van kloksprongen en -afwijkingen die niet samenhangend zijn met de kenmerken van de ontvangende klok.
|
|
GNS_3b
|
De volgende documenten worden door de Europese Commissie opgesteld en goedgekeurd:
—
|
Een Signal in Space Interface Control Document (SIS ICD), waarin de OSNMA-informatie die in het Galileosignaal is verzonden, in detail wordt gespecificeerd.
|
—
|
Richtsnoeren voor OSNMA-ontvangers, met de eisen en processen voor ontvangers om een beveiligde toepassing van OSNMA te garanderen, en aanbevelingen om de prestaties van OSNMA te verbeteren.
|
GNSS-ontvangers die op tachografen zijn gemonteerd, intern of extern, worden gebouwd overeenkomstig het SIS ICD en de richtsnoeren voor OSNMA-ontvangers.
|
GNS_3c
|
De GNSS-ontvanger verstrekt positieberichten, geauthenticeerde positieberichten genoemd in deze bijlage en de aanhangsels daarbij, die worden opgesteld door uitsluitend gebruik te maken van satellieten die navigatieberichten uitzenden waarvan de authenticiteit met succes is geverifieerd.
|
GNS_3d
|
De GNSS-ontvanger verstrekt ook standaard-positieberichten, opgesteld door gebruik te maken van zichtbare satellieten, ongeacht of deze geauthenticeerd zijn of niet.
|
GNS_3e
|
De GNSS-ontvanger gebruikt de Real Time Clock (RTC) van de VU als tijdsreferentie voor de tijdsynchronisatie die nodig is voor OSNMA.
|
GNS_3f
|
De RTC-tijd van de VU wordt aan de GNSS-ontvanger verstrekt door de VU.
|
GNS_3g
|
De in voorschrift 41 van bijlage IC gespecificeerde maximumafwijking wordt aan de GNSS-ontvanger verstrekt door de VU, samen met de RTC-tijd van de VU.”;
|
|
|
d)
|
punt 3 wordt vervangen door:
“3.
|
DOOR DE GNSS-ONTVANGER VERSTREKTE ZINNEN
In dit deel worden de zinnen beschreven die de slimme tachograaf gebruikt voor het verzenden van standaard-positieberichten en geauthenticeerde positieberichten. Dit deel is van toepassing op de configuratie van de slimme tachograaf, zowel met als zonder externe GNSS-module.
GNS_4
|
De standaard-positieberichten berusten op de aanbevolen minimale specifieke (RMC) GNSS-gegevens van de NMEA-zin, bestaande uit de positie-informatie (breedte- en lengtegraad), de UTC-tijd (gecoördineerde wereldtijd) in het formaat hhmmss.ss, de in knopen uitgedrukte snelheid over de grond (SOG) alsook op extra waarden.
De RMC-zin heeft de volgende notatie (vanaf NMEA-standaard V4.11):
$--RMC,hhmmss.ss,A,llll.ll,a,yyyyy.yy,a,x.x,x.x,xxxx,x.x,a,a,a*hh
2)
|
Status, A= Geldige positie, V= Waarschuwing
|
7)
|
snelheid over de grond in knopen
|
8)
|
Track made good, werkelijke graden
|
10)
|
Magnetische variatie, graden
|
De navigatiestatus is facultatief en is mogelijk niet aanwezig in de RMC-zin.
De status geeft aan of het GNSS-signaal beschikbaar is. Zolang de statuswaarde verschilt van “A”, kunnen de ontvangen gegevens (bijvoorbeeld de tijd of breedte-/lengtegraad) niet worden gebruikt om de voertuigpositie te registreren in de VU.
De positienauwkeurigheid (resolutie) is gebaseerd op de hierboven beschreven notatie van de RMC-zin. Het eerste deel van de velden 3 en 5 stelt de graden voor. De resterende cijfers stellen de minuten voor met drie cijfers achter de komma. De resolutie bedraagt bijgevolg één duizendste van een minuut of één zestigduizendste van een graad (aangezien een minuut één zestigste van een graad is).
|
GNS_4a
|
De geauthenticeerde positiegegevens berusten op een op NMEA gelijkende zin, Authenticated Minimum Specific (AMC) Data, bestaande uit de positie-informatie (breedtegraad, lengtegraad), de UTC-tijd (hhmmss.ss) en de in knopen uitgedrukte snelheid over de grond (SOG), alsook op extra waarden.
De AMC-zin heeft de volgende notatie (vanaf NMEA-standaard V4.11, behalve voor waarde nummer 2):
$--AMC,hhmmss.ss,A,llll.ll,a,yyyyy.yy,a,x.x,x.x,xxxx,x.x,a,a,a*hh
2)
|
Status, A=geauthenticeerde positie (vastgesteld door minstens 4 satellieten die navigatieberichten uitzenden waarvan de authenticiteit met succes is geverifieerd), J=jamming of O=andere GNSS-aanval bij gebrek aan mislukte authenticatie van navigatieberichten (door de toepassing van coherentiecontroles overeenkomstig GNS_3a), F=mislukte authenticatie van navigatieberichten (vastgesteld door OSNMA-verificaties als gespecificeerd in de in GNS_3b bedoelde documenten), V=Void (geauthenticeerde positie niet beschikbaar om andere redenen)
|
7)
|
snelheid over de grond in knopen
|
8)
|
Track made good, werkelijke graden
|
10)
|
Magnetische variatie, graden
|
De navigatiestatus is facultatief en is mogelijk niet aanwezig in de AMC-zin.
De status geeft aan of een geauthenticeerde GNSS-positie beschikbaar is, of een aanval op de GNSS-signalen is vastgesteld, of de authenticatie van navigatieberichten is mislukt en of de GNSS-positie leeg is. Wanneer de statuswaarde verschilt van “A”, worden de ontvangen gegevens (bijvoorbeeld de tijd of breedte-/lengtegraad) als ongeldig beschouwd en kunnen ze niet worden gebruikt om de voertuigpositie te registreren in de VU. Wanneer de waarde van de status is ingesteld op ‘J’ (jamming), ‘O’ (andere GNSS-aanval), of ‘F’ (mislukte authenticatie van navigatieberichten), wordt een GNSS-anomalie geregistreerd in de VU, zoals gedefinieerd in bijlage IC en aanhangsel 1 (EventFaultCode).
|
GNS_5
|
Zoals toegelicht in aanhangsel 1 voor het type GeoCoordinates, slaat de voertuigunit de positie-informatie voor de breedte- en lengtegraad op in de VU-database met een resolutie van één tiende van een minuut of één zeshonderdste van een graad.
Met behulp van het GSA-commando (GPS DOP en actieve satellieten), zoals bepaald in norm NMEA V4.11, kan de VU de beschikbaarheid en nauwkeurigheid van standaardposities bepalen en registreren. Met name de HDOP-waarde wordt gebruikt als aanwijzing voor de mate van nauwkeurigheid van de geregistreerde locatiegegevens (zie punt 4.2.2). De VU slaat de verzwakking van horizontale nauwkeurigheid (HDOP) op, berekend als minimum van de HDOP-waarden die voor de beschikbare GNSS-systemen werden verzameld.
In de GNSS Id is de overeenkomstige NMEA Id. voor elke GNSS-constellatie en elk satellietaugmentatiesysteem (SBAS) vermeld.
$--GSA,a,a,x,x,x,x,x,x,x,x,x,x,x,x,x.x,x.x,x.x,a*hh
3)
|
ID van de 1ste satelliet die voor de positiebepaling wordt gebruikt
|
4)
|
ID van de 2de satelliet die voor de positiebepaling wordt gebruikt
|
…
14)
|
ID van de 12de satelliet die voor de positiebepaling wordt gebruikt
|
Het systeem-ID is facultatief en is mogelijk niet aanwezig in de GSA-zin.
Het commando geauthenticeerde actieve satellieten (ASA) van de op NMEA gelijkende zin kan ook door de VU worden gebruikt om de beschikbaarheid en nauwkeurigheid van het signaal van geauthenticeerde posities te bepalen en te registreren. Waarden 1 t.e.m. 18 zijn gedefinieerd in norm NMEA V4.11.
$--ASA,a,a,x,x,x,x,x,x,x,x,x,x,x,x,x.x,x.x,x.x,a*hh
3)
|
ID van de 1ste satelliet die voor de positiebepaling wordt gebruikt
|
4)
|
ID van de 2de satelliet die voor de positiebepaling wordt gebruikt
|
…
14)
|
ID van de 12de satelliet die voor de positiebepaling wordt gebruikt
|
Het systeem-ID is facultatief en is mogelijk niet aanwezig in de ASA-zin.
|
GNS_6
|
Wanneer een externe GNSS-module wordt gebruikt, wordt de GSA-zin opgeslagen in de beveiligde GNSS-transceiver met recordnummer ‘02’ t.e.m. ‘06’, en wordt de ASA-zin opgeslagen met recordnummer ‘12’ t.e.m. ‘16’.
|
GNS_7
|
De maximumgrootte van de zinnen (bv. RMC, AMC, GSA, ASA of andere) die kunnen worden gebruikt om het formaat van het Read Record-commando aan te passen, bedraagt 85 bytes (zie Tabel 1).”;
|
|
|
e)
|
punt 4 wordt als volgt gewijzigd:
i)
|
in punt 4.1.1 wordt punt GNS_9 als volgt gewijzigd:
1)
|
de tekst vóór punt b) wordt vervangen door:
“GNS_9
|
De externe GNSS-module bestaat uit de volgende onderdelen (zie Figuur 6):
a)
|
Een commerciële GNSS-ontvanger die de positiegegevens verstrekt via de GNSS-gegevensinterface. De GNSS-gegevensinterface kan bijvoorbeeld onder NMEA-standaard V4.11 vallen, waarbij de GNSS-ontvanger functioneert als zender en NMEA-zinnen naar de beveiligde GNSS-transceiver verstuurt met een zendfrequentie van 1 Hz voor de vooraf gedefinieerde reeks NMEA- of op NMEA gelijkende zinnen, die ten minste de RMC-, AMC-, GSA- en ASA-zinnen moeten bevatten. De keuze van de GNSS-gegevensinterface wordt overgelaten aan de fabrikant van de externe GNSS-module.”;
|
|
|
2)
|
punt c) wordt vervangen door:
“c)
|
Een behuizing (systeemkast) voor de GNSS-ontvanger en de beveiligde GNSS-transceiver, uitgerust met een functie om manipulatie te detecteren. In de functie om manipulatie te detecteren worden de beveiligingsmaatregelen toegepast die zijn voorgeschreven in het beveiligingsprofiel van de slimme tachograaf.”;
|
|
|
ii)
|
punt 4.2.1 wordt als volgt gewijzigd:
1)
|
punt GNS_14 wordt vervangen door:
“GNS_14
|
Het communicatieprotocol tussen de externe GNSS-module en de voertuigunit ondersteunt de volgende functies:
1.
|
de verzameling en verspreiding van GNSS-gegevens (bijvoorbeeld positie, tijd en snelheid);
|
2.
|
de verzameling van de configuratiegegevens van de externe GNSS-module;
|
3.
|
het beheerprotocol ter ondersteuning van de koppeling, wederzijdse authenticatie en sleutelovereenstemming tijdens de sessie tussen de externe GNSS-module en de VU,
|
4.
|
De verzending naar de externe GNSS-module van de RTC-tijd van de VU en van het maximale verschil tussen de werkelijke tijd en de RTC-tijd van de VU.”;
|
|
|
2)
|
de volgende alinea wordt ingevoegd na punt GNS_18:
“GNS_18a
|
Met betrekking tot functie 4), de verzending van de RTC-tijd van de VU en het maximale verschil tussen de werkelijke tijd en de RTC-tijd van de VU naar de externe GNSS-module, gebruikt de beveiligde GNSS-transceiver een EF (EF VU) in hetzelfde DF met bestandsidentificator gelijk aan ‘2F30’, zoals beschreven in tabel 1.”;
|
|
3)
|
de volgende alinea wordt ingevoegd na punt GNS_19:
“GNS_19 bis
|
De beveiligde GNSS-transceiver slaat de gegevens van de VU op in het EF VU. Dit is een lineair recordbestand met vaste lengte en met als identificator ‘2F30’ in hexadecimale notatie.”;
|
|
4)
|
in punt GNS_20 wordt de eerste alinea vervangen door:
“GNS_20
|
De beveiligde GNSS-ontvanger gebruikt een geheugen om de gegevens op te slaan en moet in staat zijn zoveel lees-/schrijfcycli uit te voeren als nodig zijn tijdens een levensduur van minstens 15 jaar. Afgezien daarvan worden het interne ontwerp en de uitvoering van de beveiligde GNSS-transceiver overgelaten aan de fabrikanten.”;
|
|
5)
|
in GNS_21 wordt tabel 1 vervangen door:
“
Tabel 1
Bestandsstructuur
|
|
Toegangscondities (AC)
|
File
|
Bestandsidentificatie
|
Lezen
|
Bijwerken
|
Gecodeerd
|
MF
|
3F00
|
|
|
|
EF.ICC
|
0002
|
ALW
|
NEV
(door VU)
|
Nr.
|
DF GNSS-module
|
0501
|
ALW
|
NEV
|
Nr.
|
EF EGF_MA_Certificate
|
C100
|
ALW
|
NEV
|
Nr.
|
EF CA_Certificate
|
C108
|
ALW
|
NEV
|
Nr.
|
EF Link_Certificate
|
C109
|
ALW
|
NEV
|
Nr.
|
EF EGF
|
2F2F
|
SM-MAC
|
NEV
(door VU)
|
Nr.
|
EF VU
|
2F30
|
SM-MAC
|
SM-MAC
|
Nr.
|
Bestand/gegevenselement
|
Record-nummer
|
Grootte (in bytes)
|
Standaardwaarden
|
|
|
Min
|
Max
|
|
MF
|
|
552
|
1031
|
|
EF.ICC
|
|
|
|
|
sensorGNSSSerialNumber
|
|
8
|
8
|
|
|
|
|
|
|
DF GNSS-module
|
|
612
|
1023
|
|
EF EGF_MA_Certificate
|
|
204
|
341
|
|
EGFCertificate
|
|
204
|
341
|
{00..00}
|
EF CA_Certificate
|
|
204
|
341
|
|
MemberStateCertificate
|
|
204
|
341
|
{00..00}
|
EF Link_Certificate
|
|
204
|
341
|
|
LinkCertificate
|
|
204
|
341
|
{00..00}
|
|
|
|
|
|
EF EGF
|
|
|
|
|
NMEA RMC-zin
|
'01'
|
85
|
85
|
|
Eerste NMEA GSA-zin
|
'02'
|
85
|
85
|
|
Tweede NMEA GSA-zin
|
'03'
|
85
|
85
|
|
Derde NMEA GSA-zin
|
'04'
|
85
|
85
|
|
Vierde NMEA GSA-zin
|
'05'
|
85
|
85
|
|
Vijfde NMEA GSA-zin
|
'06'
|
85
|
85
|
|
Verlengd serienummer van de externe GNSS-module, in aanhangsel 1 gedefinieerd als SensorGNSSSerialNumber
|
'07'
|
8
|
8
|
|
Identificator van het besturingssysteem van de beveiligde GNSS-transceiver, in aanhangsel 1 gedefinieerd als SensorOSIdentifier
|
'08'
|
2
|
2
|
|
Typegoedkeuringsnummer van de externe GNSS-module, in aanhangsel 1 gedefinieerd als SensorExternalGNSSApprovalNumber
|
'09'
|
16
|
16
|
|
Identificatiesymbool van de beveiligingscomponent van de externe GNSS-module, in aanhangsel 1 gedefinieerd als SensorExternalGNSSSCIdentifier
|
'10'
|
8
|
8
|
|
AMC Sentence
|
'11'
|
85
|
85
|
|
1ste ASA-zin
|
'12'
|
85
|
85
|
|
2de ASA-zin
|
'13'
|
85
|
85
|
|
3de ASA-zin
|
'14'
|
85
|
85
|
|
4de ASA-zin
|
'15'
|
85
|
85
|
|
5de ASA-zin
|
'16'
|
85
|
85
|
|
RFU - Gereserveerd voor toekomstig gebruik
|
Van '17' t.e.m. 'FD'
|
|
|
|
EF VU
|
|
|
|
|
VuRtcTime (zie aanhangsel 1)
|
'01'
|
4
|
4
|
{00..00}
|
VuGnssMaximalTimeDifference (zie aanhangsel 1)
|
'02'
|
2
|
2
|
{00..00}
|
”
|
|
iii)
|
punt 4.2.2 wordt als volgt gewijzigd:
1)
|
in punt GNS_22 wordt de eerste alinea vervangen door:
“GNS_22
|
De beveiligde overdracht van GNSS-positiegegevens, de RTC-tijd van de VU en het maximale tijdsverschil tussen de werkelijke tijd en de RTC-tijd van de VU wordt alleen toegestaan in de volgende omstandigheden:”;
|
|
2)
|
punt GNS_23 wordt vervangen door:
“GNS_23
|
Tenzij de koppeling of wederzijdse authenticatie en sleutelovereenstemming tijdens de sessie plaatsvindt, vraagt de VU om de T seconden, waarbij T een waarde is kleiner dan of gelijk aan 20, de positie-informatie op van de externe GNSS-module. Dit proces verloopt als volgt:
1.
|
De VU vraagt positiegegevens op van de externe GNSS-module, samen met de DOP-waarden (mate van onnauwkeurigheid, gebaseerd op de GSA- en ASA-zinnen). De beveiligde VU-transceiver gebruikt de SELECT- en READ RECORD-commando's (commando’s SELECTEER en LEES RECORD) van de norm ISO/IEC 7816-4:2013 voor beveiligde berichtenuitwisseling in alleen-authenticeren-modus, zoals beschreven in punt 11.5 van aanhangsel 11; de bestandsidentificator is ‘2F2F’ en het recordnummer is ‘01’ voor de NMEA RMC-zin,‘02’, ‘03’, ‘04’, ‘05’, ‘06’ voor de NMEA GSA-zin, ‘11’ voor de AMC-zin en ‘12’, ’13’, ’14’, ’15’, ’16’ voor de ASA-zin.
|
2.
|
De laatste ontvangen positiegegevens worden in het hoofdbestand (EF) opgeslagen met identificator ‘2F2F’ en de in Tabel 1 omschreven records worden opgeslagen in de beveiligde GNSS-transceiver naarmate die via de GNSS-interface NMEA-gegevens met een frequentie van ten minste 1 Hz ontvangt van de GNSS-ontvanger.
|
3.
|
De beveiligde GNSS-transceiver verstuurt het antwoord naar de beveiligde VU-transceiver en gebruikt daarvoor het APDU-antwoordbericht met beveiligde berichtenuitwisseling in alleen-authenticeren-modus, zoals toegelicht in punt 11.5 van aanhangsel 11.
|
4.
|
De beveiligde VU-transceiver controleert de authenticiteit en integriteit van het ontvangen antwoord. Bij een positieve uitkomst worden de positiegegevens via de GNSS-interface overgebracht naar de verwerkingseenheid van de VU.
|
5.
|
De verwerkingseenheid van de VU controleert de ontvangen gegevens door de informatie (bijvoorbeeld lengtegraad, breedtegraad, tijd) te lezen in de NMEA RMC-zin. Indien de niet-geauthenticeerde positie geldig is, staat deze informatie in de NMEA RMC-zin. Indien de niet-geauthenticeerde positie geldig is, leest de verwerkingseenheid van de VU ook de HDOP-waarden in de NMEA GSA-zinnen en wordt de minimumwaarde voor de beschikbare satellietsystemen berekend (voor zover positiebepaling mogelijk is).
|
6.
|
De verwerkingseenheid van de VU leest ook de gegevens (bijv. lengtegraad, breedtegraad, tijd) in de AMC-zin. Als de geauthenticeerde positie niet geldig is of het GNSS-signaal is aangevallen, wordt deze informatie opgenomen in de AMC-zin. Als de positie geldig is, leest de verwerkingseenheid van de VU ook de HDOP-waarden in de ASA-zinnen en wordt de minimumwaarde voor de beschikbare satellietsystemen berekend (voor zover positiebepaling mogelijk is).
|
|
GNS_23a
|
De VU schrijft ook de RTC-tijd van de VU en het maximale tijdsverschil tussen de werkelijke tijd en de RTC-tijd van de VU, indien nodig, door gebruik te maken van de commando’s ISO/IEC 7816-4:2013 SELECT en WRITE RECORD(S) (commando’s SELECTEER en SCHRIJF RECORD(S)) met beveiligde berichtenuitwisseling in alleen-authenticeren-modus, zoals beschreven in punt 11.5 van aanhangsel 11, met bestandsidentificator ‘2F30’ en RECORD-nummer gelijk aan ‘01’ voor VuRtcTime en ‘02’ voor MaximalTimeDifference.”;
|
|
|
iv)
|
punt 4.2.3 wordt als volgt gewijzigd:
1)
|
in punt GNS_26 worden het vierde en vijfde streepje vervangen door:
“-
|
Indien de record niet wordt gevonden, zendt de beveiligde GNSS-transceiver ‘6A83’ terug.
|
-
|
Indien manipulatie werd vastgesteld, zendt de externe GNSS-module de statusmelding ‘6690’ terug.”;
|
|
2)
|
punt GNS_27 wordt geschrapt;
|
|
v)
|
de volgende punten 4.2.4 en 4.2.5 worden ingevoegd:
‘4.2.4
|
Structuur van het WriteRecord-commando
In dit gedeelte wordt een uitvoerige beschrijving gegeven van de structuur van het Write Record-commando (commando schrijf record). Daarbij komt ook de beveiligde berichtenuitwisseling (in alleen-authenticeren-modus) aan bod, zoals beschreven in aanhangsel 11 “Algemene beveiligingsmechanismen”.
GNS_26a
|
Het commando ondersteunt de beveiligde berichtenuitwisseling in alleen-authenticeren-modus (zie aanhangsel 11).
|
GNS_26b
|
Commandobericht
Byte
|
Lengte
|
Waarde
|
Beschrijving
|
CLA
|
1
|
‘0Ch’
|
Beveiligde berichtenuitwisseling gevraagd
|
INS
|
1
|
‘D2h’
|
Write Record
|
P1
|
1
|
‘XXh’
|
Recordnummer (‘00’ verwijst naar de huidige record)
|
P2
|
1
|
‘04h’
|
Record schrijven waarvan het nummer in P1 staat
|
Gegevens
|
X
|
‘XXh’
|
Gegevens
|
|
GNS_26c
|
De in P1 aangeduide record wordt de geldige record.
Byte
|
Lengte
|
Waarde
|
Beschrijving
|
SW
|
2
|
‘XXXXh’
|
Statuswoorden (SW1, SW2)
|
—
|
Indien het commando succesvol is, zendt de beveiligde GNSS-transceiver ‘9000’ terug.
|
—
|
Indien het huidige bestand niet recordgeoriënteerd is, zendt de beveiligde GNSS-transceiver ‘6981’ terug.
|
—
|
Indien het commando wordt gebruikt met P1 = ‘00’ terwijl er geen geldig hoofdbestand (EF) is, zendt de beveiligde GNSS-transceiver ‘6986’ terug (commando niet toegestaan).
|
—
|
Indien de record niet wordt gevonden, zendt de beveiligde GNSS-transceiver ‘6A83’ terug.
|
—
|
Indien manipulatie werd vastgesteld, zendt de externe GNSS-module de statuswoorden ‘6690’ terug.
|
|
|
4.2.5
|
Overige commando’s
GNS_27
|
De beveiligde GNSS-transceiver ondersteunt de volgende in aanhangsel 2 gespecificeerde commando's van tachografen van de tweede generatie:
Commando
|
Verwijzing
|
Select (Selecteer)
|
Aanhangsel 2, punt 3.5.1
|
Read Binary (Lees binair getal)
|
Aanhangsel 2, punt 3.5.2
|
Get Challenge (Vraag naar identiteit)
|
Aanhangsel 2, punt 3.5.4
|
PSO: Verify Certificate (Verifieer certificaat)
|
Aanhangsel 2, punt 3.5.7
|
External Authenticate (Externe authenticatie)
|
Aanhangsel 2, punt 3.5.9
|
General Authenticate (Algemene authenticatie)
|
Aanhangsel 2, punt 3.5.10
|
MSE:SET
|
Aanhangsel 2, punt 3.5.11
|
|
|
”
|
vi)
|
in punt 4.4.1 wordt punt GNS_28 vervangen door:
“GNS_28
|
Een fout in de communicatie met de externe GNSS-module wordt opgeslagen in de VU, zoals gedefinieerd in voorschrift 82 van Bijlage IC en aanhangsel 1 (EventFaultType). In dit geval is er sprake van een communicatiefout indien de beveiligde VU-transceiver geen antwoordbericht ontvangt op een verzoekbericht, zoals omschreven in punt 4.2.”;
|
|
vii)
|
in punt 4.4.2 wordt punt GNS_29 vervangen door:
“GNS_29
|
Indien de fysieke integriteit van de GNSS-module is aangetast, zorgt de externe GNSS-module ervoor dat het cryptografisch materiaal onbeschikbaar is. Zoals omschreven in GNS_25 en GNS_26, detecteert de VU manipulatie indien de antwoordstatus ‘6690’ is. De VU genereert en registreert vervolgens een poging tot inbreuk op de beveiliging, zoals gedefinieerd in voorschrift 85 van bijlage IC en aanhangsel 1 (EventFaultType voor manipulatiedetectie van GNSS). Bij wijze van alternatief kan de externe GNSS-module op VU-verzoeken antwoorden zonder beveiligde berichtenuitwisseling en met status ‘6A88’.”;
|
|
viii)
|
in punt 4.4.3 wordt punt GNS_30 vervangen door:
“GNS_30
|
Indien geen gegevens van de GNSS-ontvanger worden ontvangen, genereert de beveiligde GNSS-transceiver een antwoordbericht op het READ RECORD-commando waarvan het RECORD-nummer gelijk is aan ‘01’ en met een gegevensveld van 12 bytes, allemaal ingesteld op ‘0xFF’. Bij ontvangst van het antwoordbericht met deze waarde van het gegevensveld genereert en registreert de VU een afwezigheid van positie-informatie van de GNSS-ontvanger, zoals gedefinieerd in voorschrift 81 van bijlage IC en aanhangsel 1 (EventFaultType).”;
|
|
ix)
|
punt 4.4.4 wordt als volgt gewijzigd:
1)
|
punt GNS_31 wordt vervangen door:
“GNS_31
|
Als de VU detecteert dat het EGF-certificaat dat wordt gebruikt voor wederzijdse authenticatie niet meer geldig is, genereert en registreert de VU een poging tot inbreuk op de beveiliging, zoals gedefinieerd in voorschrift 85 van bijlage IC en aanhangsel 1 (EventFaultType voor verlopen certificaat van de externe GNSS-module). De VU blijft gebruikmaken van de ontvangen GNSS-positiegegevens.”;
|
|
2)
|
de titel van figuur 4 wordt vervangen door:
“Figuur 6
Overzicht van de externe GNSS-module”;
|
|
|
f)
|
punt 5 wordt als volgt gewijzigd:
i)
|
in punt 5.1 wordt punt GNS_32 vervangen door:
“GNS_32
|
Voor de verzending van de positie, DOP en satellietgegevens functioneert de GNSS-ontvanger als zender en verstuurt hij NMEA-zinnen of op NMEA gelijkende zinnen naar de verwerkingseenheid van de VU, die functioneert als ontvanger. De zendfrequentie bedraagt 1/10 Hz of meer voor de vooraf gedefinieerde reeks zinnen, die ten minste de RMC-, GSA-, AMC- en ASA-zinnen moeten bevatten. Bij wijze van alternatief mogen de verwerkingseenheid van de VU en de interne GNSS-ontvanger gebruik maken van andere gegevensformaten om de gegevens in de NMEA-zinnen of op NMEA gelijkende zinnen, zoals gespecificeerd in GNS_4, GNS_4a en GNS_5, uit te wisselen.”;
|
|
ii)
|
punt 5.2 wordt vervangen door:
“5.2.
|
Overdracht van informatie van de GNSS-ontvanger naar de VU
GNS_34
|
De verwerkingseenheid van de VU controleert de ontvangen gegevens door de informatie (bijvoorbeeld lengtegraad, breedtegraad, tijd) te lezen uit de NMEA RMC-zin en de AMC-zin.
|
GNS_35
|
Indien de niet-geauthenticeerde positie geldig is, staat deze informatie in de NMEA RMC-zin. Is de niet-geauthenticeerde positie ongeldig, dan zijn er geen positiegegevens beschikbaar en is het niet mogelijk de voertuigpositie op basis daarvan te registreren. Als de niet-geauthenticeerde positie geldig is, leest de verwerkingseenheid van de VU ook de waarden van HDOP uit GSA NMEA.
|
GNS_36
|
De verwerkingseenheid van de VU leest ook de gegevens (bijv. lengtegraad, breedtegraad, tijd) uit de AMC-zin. Indien de niet-geauthenticeerde positie geldig is overeenkomstig GNS_4a, staat deze informatie in de AMC-zin. Als de niet-geauthenticeerde positie geldig is, leest de verwerkingseenheid van de VU ook de waarden van HDOP uit ASA-zinnen.
|
|
5.3.
|
Overdracht van informatie van de VU naar de GNSS-ontvanger
GNS_37
|
De verwerkingseenheid van de VU verstrekt aan de GNSS-ontvanger de RTC-tijd van de VU en het maximale verschil tussen de werkelijke tijd en de RTC-tijd van de VU, overeenkomstig GNS_3f en GNS_3g.
|
|
5.4.
|
Behandeling van fouten
5.4.1
|
Afwezigheid van positie-informatie van de GNSS-ontvanger
GNS_38
|
De VU genereert en registreert een afwezigheid van positie-informatie van de GNSS-ontvanger, zoals gedefinieerd in voorschrift 81 van bijlage IC en aanhangsel 1 (EventFaultType).”;
|
|
|
|
|
g)
|
de punten 6 en 7 worden vervangen door:
“6.
|
VERWERKING EN REGISTRATIE VAN POSITIEGEGEVENS DOOR DE VU
Dit gedeelte geldt voor de configuratie van de slimme tachograaf, zowel met als zonder externe GNSS-module.
GNS_39
|
Positiegegevens worden opgeslagen in de VU, samen met een teken dat aangeeft of de positie is geauthenticeerd. Wanneer positiegegevens moeten worden geregistreerd in de VU, zijn de volgende regels van toepassing:
a)
|
Als zowel de geauthenticeerde als de standaardpositie geldig en coherent is, worden de standaardpositie en de nauwkeurigheid ervan opgeslagen in de VU en wordt het teken op “geauthenticeerd” gezet.
|
b)
|
Als zowel de geauthenticeerde als de standaardpositie geldig maar niet coherent is, worden de geauthenticeerde positie en de nauwkeurigheid ervan opgeslagen in de VU en wordt het teken op “geauthenticeerd” gezet.
|
c)
|
Als de geauthenticeerde positie geldig is maar de standaardpositie niet geldig is, worden de geauthenticeerde positie en de nauwkeurigheid ervan geregistreerd in de VU en wordt het teken op “geauthenticeerd” gezet.
|
d)
|
Als de standaardpositie geldig is maar de geauthenticeerde positie niet geldig is, worden de standaardpositie en de nauwkeurigheid ervan geregistreerd in de VU en wordt het teken op “niet geauthenticeerd” gezet.
|
Geauthenticeerde en standaardposities worden als coherent beschouwd, zoals afgebeeld in figuur 7, als de horizontale geauthenticeerde positie zich bevindt in een cirkel met de horizontale standaardpositie als middelpunt, en waarvan de straal het resultaat is van de afronding tot het volgende gehele getal van de waarde van R_H, overeenkomstig de volgende formule:
R_H = 1,74 • σUERE • HDOP
|
waarbij:
—
|
R_H is de relatieve straal van een cirkel rond de geraamde horizontale positie, in meters. Het is een indicator die wordt gebruikt om de coherentie tussen standaard- en geauthenticeerde posities te berekenen.
|
—
|
σUERE is de standaardafwijking voor de User Equivalent Range Error (UERE), een model voor alle meetfouten voor de doeltoepassing, ook in een stedelijke omgeving. Er wordt een constante waarde gebruikt van σUERE = 10 meter.
|
—
|
HDOP is door de GNSS-ontvanger berekende verzwakking van de horizontale nauwkeurigheid.
|
—
|
σUERE . HDOP is de schatting van de standaardafwijking in het horizontale vlak.
|
|
GNS_40
|
Wanneer de statuswaarde in een ontvangen AMC-zin op ‘J’, ‘O’ of ‘F’ wordt gezet overeenkomstig voorschrift GNS_4a, genereert en registreert de VU een GNSS-anomalie, zoals gedefinieerd in voorschrift 88a van bijlage IC en aanhangsel 1 (EventFaultType). De voertuigunit kan aanvullende controles uitvoeren alvorens een GNSS-anomalie op te slaan, na ontvangst van de ‘J’- of ‘O’-instelling.
|
|
7.
|
TEGENSTRIJDIGE GNSS-TIJDGEGEVENS
GNS_41
|
Als de VU een verschil vaststelt tussen het tijdstip van de tijdmetingsfunctie van de voertuigunit en het tijdstip dat afkomstig is van de GNSS-signalen, genereert en registreert hij een tijdsconflict, zoals gedefinieerd in voorschrift 86 van bijlage IC en aanhangsel 1 (EventFaultType).”;
|
|
|
h)
|
het volgende punt 8 wordt toegevoegd:
“8.
|
TEGENSTRIJDIGE BEWEGINGSGEGEVENS
GNS_42
|
De VU genereert en registreert een bewegingsconflict overeenkomstig voorschrift 84 van bijlage IC, in het geval op basis van de bewegingssensor berekende bewegingsinformatie in strijd is met bewegingsinformatie die door de interne GNSS-ontvanger, de externe GNSS-module of een andere onafhankelijke bewegingsbron is berekend, zoals uiteengezet in voorschrift 26 van bijlage IC.
Het bewegingsconflict wordt gegenereerd in een van de volgende omstandigheden:
|
Omstandigheid 1:
het getrimde gemiddelde van de snelheidsverschillen tussen deze bronnen wordt gebruikt als de positie-informatie van de GNSS-ontvanger beschikbaar is en de contactschakelaar aanstaat, zoals hieronder gespecificeerd:
—
|
Maximaal één keer per 10 seconden wordt de absolute waarde berekend van het verschil tussen de via GNSS geraamde voertuigsnelheid en de door de bewegingssensor geraamde voertuigsnelheid.
|
—
|
Het getrimde gemiddelde wordt berekend op basis van alle waarden binnen een tijdvenster dat de voertuigbeweging over de laatste vijf minuten bestrijkt.
|
—
|
Het getrimde gemiddelde wordt berekend als gemiddelde van 80 % van de betreffende snelheidswaarden, na eliminatie van de hoogste absolute waarden.
|
Het voorval van tegenstrijdige bewegingsgegevens wordt gestart indien het getrimde gemiddelde van de snelheidsverschillen gedurende vijf ononderbroken minuten groter is dan 10 km/h. (Opmerking: door het getrimde gemiddelde over de laatste vijf minuten te berekenen, wordt het risico van uitschieters en tijdelijk afwijkende meetwaarden tegengegaan).
Voor de berekening van het getrimde gemiddelde wordt het voertuig als in beweging beschouwd als minstens één snelheidswaarde van het voertuig, op basis van de bewegingssensor of de GNSS-ontvanger, niet gelijk is aan nul.
|
|
Omstandigheid 2:
Het bewegingsconflict wordt ook gegenereerd als de volgende voorwaarde is vervuld:
[OdometerDifference×OdometerToleranceFactor+Minimum(SlipDistanceUpperlimit;(OdometerDifference×SlipFactor))+GnssTolerance+FerryTrainDistance]
waarbij:
—
|
GnssDistance de afstand is tussen de huidige positie van het voertuig en de vorige, beide verkregen op basis van geldige geauthenticeerde positieberichten, zonder rekening te houden met de hoogte,
|
—
|
OdometerDifference het verschil is tussen de huidige kilometerstand en de kilometerstand die overeenstemt met het vorige geldige geauthenticeerde positiebericht,
|
—
|
de OdometerToleranceFactor gelijk is aan 1,1 (worstcase-tolerantiefactor voor alle meettolerantie van de kilometerteller van het voertuig),
|
—
|
de GNSSTolerance gelijk is aan 1 km (worstcase-GNSS-tolerantie),
|
—
|
het minimum (SlipDistanceUpperLimit; (OdometerDifference * SlipFactor)) de minimumwaarde is tussen:
—
|
de SlipDistanceUpperLimit, die gelijk is aan 10 km (bovengrens van de slipafstand veroorzaakt door het slipeffect tijdens het remmen),
|
—
|
en OdometerDifference * SlipFactor, waarbij SlipFactor gelijk is aan 0,2 (maximale invloed van het slipeffect tijdens het remmen),
|
|
—
|
FerryTrainDistance wordt berekend als: FerryTrainDistance =200km/h * tFerryTrain, waarbij tFerryTrain de som is van de duur in uren van de ferry-/treinverbindingen in het desbetreffende tijdsinterval. De duur van een ferry-/treinverbinding is gedefinieerd als het tijdsverschil tussen het eindteken en het beginteken van de verbinding.
|
De voorafgaande controles worden om de 15 minuten verricht als de nodige positiegegevens beschikbaar zijn, en anders zodra deze beschikbaar zijn.
Voor deze omstandigheid:
—
|
zijn de datum en het tijdstip van het begin van het voorval gelijk aan de datum en het tijdstip van ontvangst van het vorige positiebericht,
|
—
|
zijn de datum en het tijdstip van het voorval gelijk aan de datum en het tijdstip waarop de gecontroleerde voorwaarde opnieuw vals wordt.
|
|
|
Omstandigheid 3:
De voertuigunit stelt een afwijking vast die eruit bestaat dat de bewegingssensor geen beweging vaststelt en de onafhankelijke bewegingsbron wel een beweging vaststelt voor een bepaalde periode. De voorwaarden om een verschil vast te stellen en de periode waarin het verschil wordt vastgesteld, worden uiteengezet door de fabrikant van de voertuigeenheid, hoewel het verschil over een maximale tijdspanne van drie uur moet worden vastgesteld.”.
|
|
|
|
|