Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021R1228

    Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1228 van de Commissie van 16 juli 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 met betrekking tot de eisen voor de constructie, het testen, de installatie, de exploitatie en de reparatie van slimme tachografen en tachograafonderdelen (Voor de EER relevante tekst)

    C/2021/5125

    PB L 273 van 30.7.2021, p. 1–140 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 21/08/2023

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2021/1228/oj

    30.7.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 273/1


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1228 VAN DE COMMISSIE

    van 16 juli 2021

    tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 met betrekking tot de eisen voor de constructie, het testen, de installatie, de exploitatie en de reparatie van slimme tachografen en tachograafonderdelen

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer (1), en met name artikel 11,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EU) nr. 165/2014 voorzag in de invoering van de slimme tachograaf, met een verbinding met het wereldwijde satellietnavigatiesysteem (GNSS), een communicatiesysteem voor vroegtijdige detectie op afstand en een interface met intelligente vervoerssystemen (ITS).

    (2)

    De technische eisen voor de constructie, het testen, de installatie, de exploitatie en de reparatie van tachografen en tachograafonderdelen zijn uiteengezet in Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 van de Commissie (2).

    (3)

    Verordening (EU) nr. 165/2014 en Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn gewijzigd bij Verordening (EU) 2020/1054 van het Europees Parlement en de Raad (4). Op grond van Verordening (EU) 2020/1054 moet de slimme tachograaf worden uitgerust met diverse aanvullende functies. Bijgevolg moet een nieuwe versie van de slimme tachograaf worden gedefinieerd door Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 te wijzigen.

    (4)

    Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 165/2014 moet de positie van het voertuig automatisch worden geregistreerd telkens wanneer het voertuig de grens van een lidstaat overschrijdt en telkens wanneer het laad- of losactiviteiten verricht.

    (5)

    De interface met intelligente vervoerssystemen, die facultatief is in de per 15 juni 2019 ingevoerde versie van de slimme tachograaf, moet verplicht zijn voor de nieuwe versie van de slimme tachograaf.

    (6)

    De nieuwe versie van de slimme tachograaf moet worden voorbereid om het Galileo-satellietsignaal te authenticeren zodra het Galileo-systeem operationeel wordt.

    (7)

    Om te voorkomen dat het controleapparaat fysiek moet worden vervangen na elke wijziging van de technische specificaties van de tachograaf, moet ervoor worden gezorgd dat de toekomstige tachograaffuncties door middel van software-updates kunnen worden geïmplementeerd en verbeterd.

    (8)

    Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 voorziet voor voertuigen met een gewicht van minder dan 3,5 ton die incidenteel deze drempel kunnen overschrijden, bijvoorbeeld bij het trekken van een aanhangwagen, in de mogelijkheid een adapter te plaatsen tussen de bewegingssensor en de tachograaf. Ingevolge de wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 is de verplichting om een tachograaf te installeren uitgebreid tot voertuigen van meer dan 2,5 ton. In het licht van de verplichte uitrusting van lichte bedrijfsvoertuigen met een tachograaf moet het beveiligingsniveau van de adapter worden verhoogd door de tachograaf uit te rusten met een interne sensor, die onafhankelijk van het signaal van de bewegingssensor werkt.

    (9)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) nr. 165/2014 ingestelde comité,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Bijlage IC bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

    Artikel 2

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 21 augustus 2023.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 16 juli 2021.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)  PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1.

    (2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 van de Commissie van 18 maart 2016 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de eisen voor de constructie, het testen, de installatie, de exploitatie en de reparatie van tachografen en tachograafonderdelen (PB L 139 van 26.5.2016, blz. 1).

    (3)  Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1).

    (4)  Verordening (EU) 2020/1054 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 wat betreft de minimumeisen voor maximale dagelijkse en wekelijkse rijtijden, minimumonderbrekingen en dagelijkse en wekelijkse rusttijden, en Verordening (EU) nr. 165/2014 wat betreft positionering door middel van tachografen (PB L 249 van 31.7.2020, blz. 1).


    BIJLAGE

    Bijlage IC bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    De inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:

    (a)

    het volgende punt 3.6.4 wordt ingevoegd:

    “3.6.4

    Invoeren van laad- en losverrichtingen”;

    (b)

    het volgende punt 3.9.18 wordt ingevoegd:

    “3.9.18

    GNSS-storing”;

    (c)

    de volgende punten 3.12.17, 3.12.18 en 3.12.19 worden ingevoegd:

    “3.12.17

    Grensoverschrijdingen

    3.12.18

    Laden en lossen

    3.12.19

    Digitale kaart”;

    (d)

    punt 3.20 wordt vervangen door:

    “3.20

    Gegevensuitwisseling met aanvullende externe apparaten”;

    (e)

    De volgende punten 3.27 en 3.28 worden ingevoegd:

    “3.27

    Monitoring van grensoverschrijdingen

    3.28

    Software-updates”;

    (f)

    het volgende punt 4.5.3.2.1.1 wordt ingevoegd:

    “4.5.3.2.1.1

    Aanvullende toepassingsidentificatie (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie”;

    (g)

    de volgende punten 4.5.3.2.17 tot en met 4.5.3.2.22 worden ingevoegd:

    “4.5.3.2.17

    Authenticatiestatus voor de posities in verband met de plaatsen waar de dagelijkse werkperiode begint en/of eindigt (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    4.5.3.2.18

    Authenticatiestatus voor de posities waar de bestuurder drie uren gecumuleerde rijtijd bereikt (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    4.5.3.2.19

    Grensoverschrijdingen (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    4.5.3.2.20

    Laad- en losverrichtingen (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    4.5.3.2.21

    Invoeren ladingtype (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    4.5.3.2.22

    VU-configuraties (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)”;

    (h)

    het volgende punt 4.5.4.2.1.1 wordt ingevoegd:

    “4.5.4.2.1.1

    Aanvullende toepassingsidentificatie (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie”;

    (i)

    de volgende punten 4.5.4.2.16 tot en met .5.4.2.22 worden ingevoegd:

    “4.5.4.2.16

    Authenticatiestatus voor de posities in verband met de plaatsen waar de dagelijkse werkperiode begint en/of eindigt (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    4.5.4.2.17

    Authenticatiestatus voor de posities waar de bestuurder drie uren gecumuleerde rijtijd bereikt (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    4.5.4.2.18

    Grensoverschrijdingen (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    4.5.4.2.19

    Laad- en losverrichtingen (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    4.5.4.2.20

    Invoeren ladingtype (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    4.5.4.2.21

    Kalibrering van aanvullende gegevens (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    4.5.4.2.22

    VU-configuraties (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)”;

    (j)

    het volgende punt 4.5.5.2.1.1 wordt ingevoegd na punt 4.5.5.2.1:

    “4.5.5.2.1.1

    Aanvullende toepassingsidentificatie (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie”;

    (k)

    het volgende punt 4.5.5.2.6 wordt ingevoegd:

    “4.5.5.2.6

    VU-configuraties (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)”;

    (l)

    het volgende punt 4.5.6.2.1.1 wordt ingevoegd na punt 4.5.6.2.1:

    “4.5.6.2.1.1

    Aanvullende toepassingsidentificatie (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie”;

    (m)

    het volgende punt 4.5.6.2.6 wordt ingevoegd:

    “4.5.6.2.6

    VU-configuraties (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)”.

    2)

    De inleidende tekst voor de lijst van aanhangsels wordt vervangen door:

    “INLEIDING

    In deze bijlagen worden de eisen beschreven voor controleapparaten en tachograafkaarten van de tweede generatie.

    Sinds 15 juni 2019 worden controleapparaten van de tweede generatie geïnstalleerd in voertuigen die voor het eerst in de Unie worden ingeschreven en worden tachograafkaarten van de tweede generatie afgegeven.

    Om een vlotte uitrol van tachograafsystemen van de tweede generatie mogelijk te maken is er bij het ontwerp van de tachograafkaarten van de tweede generatie voor gezorgd dat zij ook in voertuigunits van de eerste generatie kunnen worden gebruikt overeenkomstig bijlage IB van Verordening (EEG) nr. 3821/85.

    Omgekeerd kunnen tachograafkaarten van de eerste generatie ook worden gebruikt in voertuigunits van de tweede generatie. Voertuigunits van de tweede generatie kunnen echter alleen worden gekalibreerd met werkplaatskaarten van de tweede generatie.

    In deze bijlage worden de eisen inzake de interoperabiliteit tussen tachograafsystemen van de eerste en tweede generatie gespecificeerd. In aanhangsel 15 zijn nadere bijzonderheden opgenomen betreffende het beheer van de co-existentie van beide generaties.

    Bovenop de invoering van nieuwe functies, zoals de authenticatie van Galileo Open Signal Navigation-berichten, de detectie van grensoverschrijdingen, de invoer van laad- en losverrichtingen en de behoefte om de capaciteit van de bestuurderskaart op te trekken tot 56 dagen rijactiviteiten, worden bij deze verordening de technische eisen voor de tweede generatie controleapparaten en tachograafkaarten vastgesteld.”.

    3)

    Deel 1 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt f) wordt vervangen door:

    “f)

    “kalibrering van een digitale tachograaf”:

    het bijwerken of bevestigen van voertuigparameters die in het geheugen opgeslagen zijn. Voertuigparameters zijn onder andere de voertuigidentificatie (voertuigidentificatienummer (VIN), kentekennummer en lidstaat van registratie) en de voertuigkenmerken (w, k, l, bandenmaat, snelheidsbegrenzer (indien van toepassing), actuele UTC-tijd, actuele kilometerstand, standaard ladingtype). Bij de kalibrering van een controleapparaat worden het type en de identificatiecodes van alle aanwezige verzegelingen die relevant zijn voor de typekeuring, opgeslagen in het geheugen.

    Enkel de UTC-tijd bijwerken of bevestigen wordt beschouwd als een tijdafstelling en niet als een kalibrering, op voorwaarde dat er geen tegenspraak is met voorschrift 409 als toegelicht in punt 6.4.

    Voor het kalibreren van een controleapparaat is een werkplaatskaart nodig;”;

    b)

    punt g) wordt vervangen door:

    “g)

    “kaartnummer”:

    een nummer van 16 alfanumerieke tekens dat een tachograafkaart binnen een lidstaat op unieke wijze identificeert. Het kaartnummer omvat een identificatie, bestaande uit een identificatie van de bestuurder of de eigenaar van de kaart in combinatie met een opeenvolgende index van de kaart, een vervangingsindex van de kaart en een vernieuwingsindex van de kaart.

    Een kaart wordt dus op unieke wijze geïdentificeerd door de code van de lidstaat van afgifte en het kaartnummer;”;

    c)

    de punten i) en j) worden vervangen door:

    “i)

    “vernieuwingsindex van de kaart”:

    het 16de alfanumerieke teken van een kaartnummer, dat wordt verhoogd bij elke vernieuwing van een tachograafkaart die overeenstemt met een bepaalde identificatie, d.w.z. de identificatie van een bestuurder of eigenaar en een opeenvolgende index;

    j)

    “vervangingsindex van de kaart”:

    het 15de alfanumerieke teken van een kaartnummer, dat wordt verhoogd bij elke vervanging van een tachograafkaart die overeenstemt met een bepaalde identificatie, d.w.z. de identificatie van een bestuurder of eigenaar en een opeenvolgende index;”;

    d)

    punt ee) wordt vervangen door:

    “ee)

    “ongeldige kaart”:

    een kaart die ongeldig is, waarvan de authenticatie mislukt is, of waarvan de geldigheidstermijn nog niet begonnen of reeds verstreken is.

    Een kaart wordt door de voertuigunit eveneens als ongeldig beschouwd als:

    in de voertuigunit reeds eerder een kaart is ingevoerd van dezelfde lidstaat van afgifte, met dezelfde identificatie, d.w.z. identificatie van de bestuurder of eigenaar en een opeenvolgende index, en met een hogere vernieuwingsindex; of

    in de voertuigunit reeds eerder een kaart is ingevoerd van dezelfde lidstaat van afgifte, met dezelfde identificatie, d.w.z. identificatie van de bestuurder of eigenaar en een opeenvolgende index en vernieuwingsindex, maar met een hogere vervangingsindex,”;

    e)

    punt ll) wordt vervangen door:

    “ll)

    “systeem voor communicatie op afstand”, “module voor communicatie op afstand” of “systeem voor vroegtijdige detectie op afstand”:

    de uitrusting van de voertuigunit die wordt gebruikt voor de uitvoering van gerichte wegcontroles; ”;

    f)

    punt nn) wordt vervangen door:

    “nn)

    “vernieuwing van een kaart”:

    afgifte van een nieuwe tachograafkaart wanneer een bestaande kaart verlopen of defect is en teruggestuurd is naar de autoriteit van afgifte;”;

    g)

    punt pp) wordt vervangen door:

    “pp)

    “vervanging van een kaart”:

    afgifte van een nieuwe tachograafkaart ter vervanging van een bestaande kaart, die als verloren, gestolen of defect gemeld is en die niet teruggestuurd is naar de autoriteit van afgifte;”;

    h)

    punt tt) wordt vervangen door:

    “tt)

    “tijdsafstelling”:

    een afstelling van de lopende tijd; die afstelling gebeurt automatisch op basis van de door de GNSS-ontvanger verstrekte tijd, of kan tijdens een kalibrering worden uitgevoerd;”;

    i)

    in punt yy) wordt het eerste streepje vervangen door:

    “-

    alleen in voertuigen van het type M1 en N1 wordt geïnstalleerd en gebruikt (als gedefinieerd in artikel 4 van Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad (1),”;

    j)

    punt aaa) wordt vervangen door:

    “aaa)

    gereserveerd voor toekomstig gebruik;”;

    k)

    punt ccc) wordt vervangen door:

    “ccc)

    “datum van invoering”:

    de in Verordening (EU) nr. 165/2014 vastgestelde datum vanaf dewelke voertuigen die voor het eerst worden ingeschreven overeenkomstig onderhavige verordening met een tachograaf moeten zijn uitgerust.”.

    4)

    Punt 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    paragraaf 05) wordt vervangen door:

    “05)

    De voertuigunit moet zijn uitgerust met een ITS-interface als gespecificeerd in aanhangsel 13.

    Het controleapparaat mag door middel van een extra interface en/of de ITS-interface op andere systemen worden aangesloten.”;

    b)

    in paragraaf 07) wordt de laatste alinea vervangen door:

    “Dit gebeurt met inachtneming van de toepasselijke EU-regelgeving inzake gegevensbescherming en overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 165/2014.”.

    5)

    Punt 2.2 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    het zesde streepje wordt vervangen door:

    “-

    handmatige invoer door de bestuurder:

    invoer van de plaatsen waar de dagelijkse werkperiode begint en/of eindigt,

    manuele invoer van bestuurdersactiviteiten en toestemming van de bestuurder voor de ITS-interface,

    invoer van specifieke omstandigheden,

    invoer van laad- /losverrichtingen,”;

    b)

    de volgende streepjes worden toegevoegd:

    “—

    monitoring van grensoverschrijdingen,

    software-updates.”.

    6)

    Punt 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in paragraaf 12) wordt het vijfde streepje vervangen door:

    “-

    de downloadfunctie is niet toegankelijk in de operationele modus, behalve:

    a)

    in de gevallen als voorzien in voorschrift 193,

    b)

    voor het downloaden van een bestuurderskaart als er geen andere kaart in de VU is ingebracht.”;

    b)

    paragraaf 13) wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    het tweede streepje wordt vervangen door:

    “-

    in bedrijfsmodus: gegevens over de bestuurder (voorschriften 102, 105, 108, 133a en 133e) kunnen alleen worden uitgevoerd tijdens perioden waarvoor geen vergrendeling aanwezig is of die niet door een ander bedrijf zijn vergrendeld (zoals geïdentificeerd door de eerste 13 cijfers van het bedrijfskaartnummer),”;

    ii)

    het vierde streepje wordt vervangen door:

    “-

    persoonsgegevens die door de tachograaf of de tachograafkaarten zijn geregistreerd of gegenereerd, worden slechts via de ITS-interface van de VU doorgegeven na controle van de instemming door de bestuurder waarop die gegevens betrekking hebben;”.

    7)

    In punt 2.4, wordt paragraaf 14), vierde streepje, vervangen door:

    “-

    externe GNSS-module (dit profiel is alleen vereist en van toepassing voor de variant met een externe GNSS-module).”.

    8)

    Punt 3.1 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    paragraaf 16) wordt vervangen door:

    “16)

    Bij het inbrengen van de kaart (of de authenticatie van de kaart op afstand) bepaalt het controleapparaat of de kaart geldig is overeenkomstig de definitie in deel 1, punt ee). Indien dit het geval is, worden het kaarttype en de generatie van de kaart geïdentificeerd.

    Om te controleren of de kaart reeds eerder werd ingevoerd, maakt het controleapparaat gebruik van de in zijn geheugen opgeslagen gegevens van de tachograafkaart als bepaald in voorschrift 133.”;

    b)

    paragraaf 20) wordt vervangen door:

    “20)

    De tachograafkaart kan alleen worden uitgenomen wanneer het voertuig stilstaat en nadat de relevante gegevens op de kaart opgeslagen zijn. Het uitnemen van de kaart vereist een doelgerichte handeling van de gebruiker.”.

    9)

    Punt 3.2 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de paragrafen 26) en 27) worden vervangen door:

    “26)

    Om manipulatie van bewegingsgegevens te detecteren, moet informatie van de bewegingssensor worden bevestigd door informatie over beweging van het voertuig die afkomstig is van de GNSS-ontvanger of andere van de bewegingssensor onafhankelijke bronnen. Er moet in de VU ten minste één andere onafhankelijke bron van bewegingsinformatie aanwezig zijn waarvoor geen externe interface vereist is.

    27)

    Deze functie meet de positie van het voertuig met het oog op de registratie van:

    de posities waar de bestuurder en/of de bijrijder hun dagelijkse werktijd aanvatten;

    de posities waar de gecumuleerde rijtijd een veelvoud van drie uur bereikt;

    de posities waar het voertuig een landsgrens heeft overschreden;

    de posities waar laad-/losverrichtingen zijn uitgevoerd;

    de posities waar de bestuurder en/of de bijrijder hun dagelijkse werktijd beëindigen.”;

    b)

    in punt 3.2.1 wordt de volgende zin toegevoegd aan paragraaf 30):

    “De tolerantie mag niet worden gebruikt om de gemeten afstand doelbewust te wijzigen.”;

    c)

    In punt 3.2.2 wordt paragraaf 33) vervangen door:

    “33)

    Om een maximumtolerantie op de getoonde snelheid van ± 6 km/h tijdens gebruik te garanderen en rekening houdend met:

    een tolerantie van ± 2 km/h voor invoervariaties (bandenvariaties, …),

    een tolerantie van ± 1 km/h voor metingen gedurende de installatie of periodieke controles,

    moet het controleapparaat bij snelheden tussen 20 en 180 km/h en bij kenmerkende coëfficiënten van het voertuig tussen 2 400 en 25 000 imp/km de snelheid meten met een tolerantie van ± 1 km/h (bij constante snelheid).

    Opmerking: de resolutie van de gegevensopslag geeft een extra tolerantie van ± 0,5 km/h aan de door het controleapparaat opgeslagen snelheid.”;

    d)

    In punt 3.2.3 wordt paragraaf 37) vervangen door:

    “37)

    De absolute positie moet worden gemeten in geografische coördinaten van de lengte- en breedtegraad in graden en minuten met een resolutie van 1/10 minuut.”.

    10)

    Punt 3.3 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    paragraaf 41) wordt vervangen door:

    “41)

    Afwijkingen mogen niet meer dan ± 1 seconde per dag bedragen in temperatuuromstandigheden overeenkomstig voorschrift 213, zonder enige vorm van tijdsafstelling.”;

    b)

    de volgende paragrafen 41a), 41b) en 41c) worden ingevoegd:

    “41a)

    Als de tijdsafstelling door een werkplaats wordt uitgevoerd overeenkomstig voorschrift 212, moet de tijd tot op 3 seconden nauwkeurig zijn.

    41b)

    De voertuigunit bevat een afwijkingsmeter, die de maximale afwijking sinds de laatste tijdsafstelling berekent overeenkomstig punt 3.23. De maximale tijdsafwijking wordt bepaald door de fabrikant van de voertuigunit en mag niet meer dan 1 seconde/dag bedragen, als gespecificeerd in voorschrift 41.

    41c)

    De afwijkingsmeter wordt 1 seconde na elke tijdsafstelling van het controleapparaat gereset overeenkomstig punt 3.23. Dit omvat:

    automatische tijdsafstellingen,

    in kalibreringsmodus uitgevoerde tijdsafstellingen.”.

    11)

    Punt 3.6 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt 3.6.1 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de paragrafen 57) tot en met 59) worden vervangen door:

    “57)

    Plaatsen worden gedefinieerd als het land en — voor zover relevant — de regio.

    58)

    Bij het uitnemen van de bestuurders- of werkplaatskaart geeft het controleapparaat de huidige plaats van het voertuig weer op basis van de GNSS-informatie en van de opgeslagen digitale kaart overeenkomstig punt 3.12.19 en vraagt het de kaarthouder die plaats te bevestigen of manueel te corrigeren.

    59)

    De overeenkomstig voorschrift 58 ingevoerde plaats wordt beschouwd als de plaats waar de dagelijkse werkperiode eindigt. Ze wordt tijdelijk op de relevante bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen en mag derhalve later worden overschreven.

    In de volgende omstandigheden wordt de tijdelijke invoer die bij de laatste kaartuitneming is gebeurd gevalideerd (d.w.z. niet meer overschreven):

    invoer van een plaats waar de lopende dagelijkse werkperiode begint tijdens manuele invoer overeenkomstig voorschrift 61);

    de volgende invoer van een plaats waar de lopende dagelijkse werkperiode begint als de kaarthouder tijdens de manuele invoer overeenkomstig voorschrift 61) niet invoert op welke de werkperiode begint of eindigt.

    In de volgende omstandigheden wordt de tijdelijke invoer die bij de laatste kaartuitneming is gebeurd overschreven en wordt de nieuwe waarde gevalideerd:

    de volgende invoer van een plaats waar de lopende dagelijkse werkperiode eindigt als de kaarthouder tijdens de manuele invoer overeenkomstig voorschrift 61) niet invoert op welke plaats de werkperiode begint of eindigt.”;

    ii)

    aan paragraaf 60) wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “Het controleapparaat moet de huidige plaats van het voertuig weergeven op basis van de GNSS-informatie en van de opgeslagen digitale kaart(en) overeenkomstig punt 3.12.19 en het moet de bestuurder vragen die plaats te bevestigen of manueel te corrigeren.”;

    b)

    In punt 3.6.2 wordt paragraaf 61) vervangen door:

    “61)

    Manuele invoer van activiteiten is uitsluitend toegestaan bij het inbrengen van een bestuurderskaart of werkplaatskaart. Bij het manueel invoeren van activiteiten worden de plaatselijke tijd- en datumwaarden van de tijdszone (UTC offset) gebruikt die op dat moment voor de voertuigunit zijn ingesteld.

    Bij het inbrengen van een bestuurders- of werkplaatskaart wordt de kaarthouder herinnerd aan:

    de datum en de tijd waarop de kaart voor het laatst is uitgenomen;

    facultatief: de voor de voertuigunit ingestelde plaatselijke tijd.

    Bij de invoer van een bestuurders- of werkplaatskaart die voor de voertuigunit nog niet bekend is, wordt de kaarthouder gevraagd te bevestigen dat hij ermee instemt dat zijn persoonlijke tachograafgegevens via de ITS-interface worden doorgegeven. Om te controleren of de kaart reeds ingevoerd is geweest, maakt het controleapparaat gebruik van de in zijn geheugen opgeslagen gegevens van de tachograafkaart, als bepaald in voorschrift 133.

    Wanneer de bestuurderskaart (resp. werkplaatskaart) is ingebracht, kan de bestuurder (resp. werkplaats) op elk moment via het menu zijn of haar instemming geven of intrekken.

    Activiteiten kunnen worden ingevoerd met de volgende beperkingen:

    Activiteiten zijn WERKEN, BESCHIKBAARHEID of RUSTPAUZE;

    De begin- en eindtijden van elke activiteit moeten binnen de laatste periode tussen het uitnemen en inbrengen van de kaart vallen;

    Activiteiten mogen elkaar niet in tijd overlappen.

    Indien nodig is manuele invoer mogelijk wanneer een nog niet eerder gebruikte bestuurderskaart (of werkplaatskaart) voor het eerst wordt ingebracht.

    De procedure voor manuele invoer van activiteiten bestaat uit evenveel opeenvolgende stappen als nodig voor het instellen van het type en de begin- en eindtijd van elke activiteit. Voor elk willekeurig deel van de laatste periode tussen het uitnemen en invoeren van de kaart kan de kaarthouder ervoor kiezen geen enkele activiteit op te geven.

    Tijdens de met het inbrengen van een kaart verbonden manuele invoer kan de kaarthouder, indien van toepassing, het volgende invoeren:

    een plaats waar een vorige dagelijkse werkperiode is geëindigd, alsook de relevante tijd (waarbij de invoer tijdens de laatste kaartuitneming wordt overschreven en dus gevalideerd),

    een plaats waar de lopende dagelijkse werkperiode begint, alsook de relevante tijd (waarbij de tijdelijke invoer die bij de laatste kaartuitneming is gebeurd wordt gevalideerd).

    Met betrekking tot de bij het inbrengen van de huidige kaart ingevoerde plaats waar de huidige dagelijkse werkperiode begint, moet het controleapparaat de huidige plaats van het voertuig weergeven op basis van de GNSS-informatie en de opgeslagen digitale kaart(en) overeenkomstig punt 3.12.19, en moet het de bestuurder vragen die plaats te bevestigen of manueel te corrigeren.

    Wanneer de kaarthouder tijdens de manuele invoer bij het inbrengen van een kaart niet invoert op welke plaats de werkperiode begint of eindigt, wordt aangenomen dat die plaats niet is gewijzigd na de laatste keer dat de kaart is uitgenomen. De volgende invoer van een plaats waar de vorige dagelijkse werkperiode eindigt, overschrijft in dat geval de tijdelijke invoer bij de laatste kaartuitneming.

    Wanneer een plaats is ingevoerd, wordt deze geregistreerd op de relevante tachograafkaart.

    De manuele invoer wordt onderbroken indien:

    de kaart wordt uitgenomen; of

    het voertuig in beweging is en de kaart zich in de lezer van de bestuurder bevindt.

    Extra onderbrekingen zijn toegestaan, bv. een time-out na een zekere periode van inactiviteit van de gebruiker. Indien de manuele invoer wordt onderbroken, valideert het controleapparaat elke volledige invoer van plaats en activiteit (met ondubbelzinnige vermelding van hetzij plaats en tijd, hetzij het type activiteit en de begin- en eindtijd).

    Indien een tweede bestuurders- of werkplaatskaart wordt ingebracht terwijl de manuele invoer voor een eerder ingebrachte kaart nog bezig is, mag die manuele invoer worden voltooid voordat de manuele invoer voor de tweede kaart begint.

    De kaarthouder kan manueel activiteiten invoeren overeenkomstig de volgende minimumprocedure:

    Voer voor de laatste periode tussen het uitnemen en inbrengen van de kaart activiteiten manueel in, in chronologische volgorde;

    De begintijd van de eerste activiteit is het tijdstip waarop de kaart wordt uitgenomen. Voor elke volgende invoer wordt de begintijd vooraf ingesteld als onmiddellijk volgend op de eindtijd van de voorafgaande invoer. Voor elke activiteit wordt het type activiteit en de eindtijd geselecteerd.

    De procedure eindigt wanneer de eindtijd van een manueel ingevoerde activiteit gelijk is aan het tijdstip waarop de kaart is ingebracht.

    Het controleapparaat moet het mogelijk maken dat de gegevens die tijdens de procedure moeten worden ingevoerd via de in aanhangsel 13 gespecificeerde ITS-interface en, optioneel, via andere interfaces, manueel worden ingevoerd door de bestuurders of werkplaatsen.

    Het controleapparaat moet de kaarthouder vervolgens in staat stellen een manueel ingevoerde activiteit te wijzigen, totdat ze wordt gevalideerd door een specifiek commando te selecteren. Daarna kunnen er geen wijzigingen meer worden aangebracht.”;

    c)

    In punt 3.6.3 wordt paragraaf 62) vervangen door:

    “62)

    De bestuurder kan de twee onderstaande specifieke omstandigheden in real-time in het controleapparaat invoeren:

    “NIET VERPLICHT” (begin, einde);

    “VERVOER PER FERRY/TREIN” (begin, einde).

    “VERVOER PER FERRY/TREIN” is niet toegestaan wanneer een omstandigheid “NIET VERPLICHT” geopend is. Als een omstandigheid “NIET VERPLICHT” is geopend, mag het controleapparaat de gebruiker niet de mogelijkheid bieden een beginvlag “VERVOER PER FERRY/TREIN” in te voeren.

    Een geopende omstandigheid “NIET VERPLICHT” moet door het controleapparaat automatisch worden gesloten wanneer een bestuurderskaart wordt ingebracht of uitgenomen.

    Een geopende omstandigheid “NIET VERPLICHT” onderdrukt de volgende voorvallen en waarschuwingssignalen:

    rijden zonder geschikte kaart,

    waarschuwingssignalen in verband met de rijtijd.

    Onmiddellijk na het selecteren van RUSTPAUZE op de ferry of trein voert de bestuurder het beginvlagje VERVOER PER FERRY/TREIN in.

    Een geopende omstandigheid VERVOER PER FERRY/TREIN moet door het controleapparaat worden beëindigd in de volgende gevallen:

    als de bestuurder het VERVOER PER FERRY/TREIN manueel beëindigt, namelijk bij aankomst van de ferry of trein op zijn bestemming en alvorens van de trein of ferry te rijden,

    als een omstandigheid ”NIET VERPLICHT” is geopend,

    als de bestuurder zijn kaart uitneemt;

    als de rijactiviteit overeenkomstig punt 3.4 gedurende een kalenderminuut wordt gerekend als RIJTIJD.

    Als meer dan één specifieke omstandigheid van hetzelfde type binnen éénzelfde kalenderminuut wordt ingevoerd, wordt alleen de laatste geregistreerd.”;

    d)

    het volgende punt 3.6.4 wordt toegevoegd:

    “3.6.4

    Invoeren van laad- of losverrichtingen

    62a)

    Het controleapparaat moet de bestuurder in staat stellen in realtime in te voeren en te bevestigen dat het voertuig wordt geladen, gelost of dat er tegelijkertijd wordt geladen en gelost.

    Als meer dan één specifieke laad- of losverrichting van hetzelfde type binnen éénzelfde kalenderminuut worden ingevoerd, wordt alleen de laatste geregistreerd.”;

    62b)

    Laden, lossen of gelijktijdig laden en lossen worden ingevoerd als afzonderlijke voorvallen.

    62c)

    De laad-/losinformatie wordt ingevoerd vooraleer het voertuig de plaats waar de laad- en losverrichtingen plaatsvinden verlaat.”.

    12)

    Punt 3.9 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    In punt 3.9.12 wordt paragraaf 83) vervangen door:

    “83)

    Dit voorval treedt op als de VU zich niet in de kalibreringsmodus bevindt bij een onderbreking in de normale gegevensstroom tussen de bewegingssensor en de voertuigunit en/of bij een fout in de integriteit of authenticatie van de gegevens tijdens de gegevensuitwisseling tussen de bewegingssensor en de voertuigunit. Dit voorval treedt eveneens op als de VU zich niet in de kalibreringsmodus bevindt en de op basis van de impulsen van de bewegingssensor berekende snelheid in één seconde van 0 naar meer dan 40 km/h stijgt en daarna gedurende minstens 3 seconden boven de 40 km/h blijft.”;

    b)

    In punt 3.9.13 wordt paragraaf 84) vervangen door:

    “84)

    Dit voorval treedt op, als gespecificeerd in aanhangsel 12, als de VU zich niet in de kalibreringsmodus bevindt, wanneer de op basis van de bewegingssensor berekende bewegingsinformatie verschilt van de bewegingsinformatie die is berekend op basis van informatie van de interne GNSS-ontvanger of de externe GNSS-module, en eventuele andere onafhankelijke bronnen overeenkomstig voorschrift 26. Dit voorval treedt niet op tijdens een vervoer per ferry of trein.”;

    c)

    In punt 3.9.15 wordt paragraaf 86) vervangen door:

    “86)

    Dit voorval treedt op wanneer een VU die zich niet in de kalibreringsmodus bevindt een afwijking detecteert tussen de tijd van de meetfunctie van de voertuigunit en de tijd op basis van de door de GNSS-ontvanger of de externe GNSS-module verzonden geauthenticeerde plaatsen. Er wordt een “tijdsafwijking” gedetecteerd als het tijdsverschil groter is dan ±3 seconden overeenkomstig de tijdkundige nauwkeurigheid als bepaald in voorschrift 41a), verhoogd met de maximale tijdsafwijking per dag. Dit voorval wordt opgeslagen samen met de interne klokwaarde van het controleapparaat. De VU verricht de controle om het voorval “tijdsconflict” te genereren net voordat de VU de interne klok van de VU automatisch bijwerkt overeenkomstig voorschrift 211.”;

    d)

    in punt 3.9.17 wordt het achtste streepje vervangen door:

    “-

    ITS interfacefout.”;

    e)

    het volgende punt wordt toegevoegd:

    “3.9.18

    GNSS-storing

    88a)

    Dit voorval treedt op als de VU zich niet in de kalibreringsmodus bevindt, als de GNSS-ontvanger een aanval detecteert of als de authenticatie van de navigatieberichten mislukt is, als gespecificeerd in aanhangsel 12. Nadat een GNSS-storing is veroorzaakt, mag de VU de volgende 10 minuten geen andere GNSS-storingsvoorvallen genereren.”.

    13)

    In punt 3.10 wordt de laatste rij in de tabel vervangen door:

    “ITS-interface

    Correcte werking”

     

    14)

    Punt 3.12 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de eerste alinea wordt vervangen door:

    “Voor de toepassing van dit artikel:

    “wordt “365 dagen” gedefinieerd als 365 kalenderdagen van gemiddelde activiteit van de bestuurder in een voertuig. De gemiddelde activiteit per dag in een voertuig wordt gedefinieerd als ten minste 6 bestuurders of bijrijders, 6 cycli van kaartinvoer en -uitname en 256 wijzigingen in de activiteiten. “365 dagen” omvat derhalve ten minste 2190 bestuurders of bijrijders, 2190 cycli van kaartinvoer en kaartuitname en 93 440 wijzigingen van activiteiten;

    het gemiddeld aantal ingevoerde plaatsen per dag wordt gedefinieerd als ten minste 6 invoerverrichtingen bij het begin van de dagelijkse werktijd en 6 invoerverrichtingen aan het einde van de dagelijkse werktijd, zodat "365 dagen" overeenstemt met minstens 4380 ingevoerde plaatsen,

    het gemiddeld aantal posities per dag wanneer de gecumuleerde rijtijd een veelvoud van 3 uur bereikt is gedefinieerd als ten minste 6 posities, zodat “365 dagen” overeenstemt met minstens 2190 posities,

    het gemiddelde aantal grensoverschrijdingen per dag is gedefinieerd als minstens 20 overschrijdingen, zodat “365 dagen” overeenstemt met minstens 7300 grensoverschrijdingen,

    het gemiddelde aantal laad- en losverrichtingen per dag is gedefinieerd als minstens 25 verrichtingen (ongeacht het type), zodat “365 dagen” overeenstemt met minstens 9125 laad- en losverrichtingen,

    de tijd wordt met een resolutie van 1 minuut geregistreerd, tenzij anders gespecificeerd;

    kilometerstanden worden met een resolutie van 1 kilometer geregistreerd;

    de snelheid wordt geregistreerd met een resolutie van 1 km/h;

    posities (lengte en breedte) worden geregistreerd in graden en minuten, met een resolutie van 1/10 minuut, met de daaraan gekoppelde GNSS-nauwkeurigheid en acquisitietijd, en met een vlagje dat aangeeft of de positie al dan niet is geauthenticeerd.”;

    b)

    punt 3.12.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    aan paragraaf 93 wordt het volgende streepje toegevoegd:

    “-

    aanduiding versie digitale kaart (voorschrift 133l).”;

    ii)

    paragraaf 94) wordt vervangen door:

    “94)

    Identificatiegegevens van de VU worden door de fabrikant van de VU definitief geregistreerd en opgeslagen, met uitzondering van gegevens die in geval van een software-update overeenkomstig deze verordening gewijzigd kunnen worden, en de compatibiliteit met tachograafkaarten van de eerste generatie.”;

    c)

    in punt 3.12.1.2 komt de eerste alinea van paragraaf 97) als volgt te luiden:

    “97)

    De voertuigunit moet voor de 20 recentste geslaagde verbindingen met bewegingssensoren (indien op één kalenderdag meerdere verbindingen tot stand worden gebracht, worden alleen de eerste en laatste van de dag opgeslagen) de volgende gegevens in zijn geheugen kunnen registeren en opslaan:”;

    d)

    in punt 3.12.1.3 komt de eerste alinea van paragraaf 100) als volgt te luiden:

    “100)

    De voertuigunit moet voor de 20 recentste geslaagde koppelingen met externe GNSS-systemen (indien op één kalenderdag meerdere koppelingen tot stand worden gebracht, worden alleen de eerste en laatste van de dag opgeslagen) de volgende gegevens in zijn geheugen kunnen registreren en opslaan:”;

    e)

    punt 3.12.5 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    paragraaf 110) wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    het eerste streepje wordt vervangen door:

    “-

    het nummer van de bestuurders- en/of bijrijderskaart en de lidstaat van afgifte”;

    2)

    het volgende streepje wordt toegevoegd:

    “-

    een vlagje dat aangeeft of de positie al dan niet is geauthenticeerd.”;

    ii)

    de volgende paragraaf 110a) wordt ingevoegd:

    “110 a)

    Voor tijdens de manuele invoerprocedure bij het inbrengen van de kaart overeenkomstig voorschrift 61 ingevoerde plaatsen waar de dagelijkse werkperiode begint of eindigt, worden de huidige kilometerstand en positie van het voertuig opgeslagen.”;

    f)

    in punt 3.12.8 wordt de tabel in paragraaf 117) als volgt gewijzigd:

    i)

    de vijfde rij wordt vervangen door:

    “Laatste kaartsessie niet correct afgesloten

    de 10 meest recente voorvallen.

    datum en tijd van kaartinvoer,

    kaartsoort, kaartnummer, lidstaat van afgifte en generatie van de kaart,

    laatste sessiegegevens zoals af te lezen van de kaart:

    datum en tijd van kaartinvoer.”

    ii)

    de volgende rij wordt toegevoegd:

    “GNSS-storing

    de langste voorvallen op elk van de laatste 10 dagen waarop een dergelijk voorval is opgetreden,

    de 5 langste voorvallen gedurende de afgelopen 365 dagen.

    datum en tijd van het begin van het voorval,

    datum en tijd van het einde van het voorval,

    kaartsoort, kaartnummer, lidstaat van afgifte en generatie van de kaart die bij het begin en/of einde van het voorval is ingebracht,

    aantal vergelijkbare voorvallen op die dag.”

    g)

    in punt 3.12.10 worden de volgende streepjes toegevoegd aan paragraaf 120):

    “-

    het serienummer van de bewegingssensor, de externe GNSS-module (indien aanwezig), en het systeem voor communicatie op afstand (indien aanwezig),

    -

    het standaard ladingtype dat met het voertuig is geassocieerd (vervoer van goederen of passagiers),

    -

    het land waar de kalibrering heeft plaatsgevonden, en de datum en tijd waarop de positie die gebruikt is om dat land te bepalen aan de GNSS-ontvanger is meegedeeld.”;

    h)

    de volgende punten worden toegevoegd:

    “3.12.17   Grensoverschrijdingen

    133 a)

    Het controleapparaat moet in zijn geheugen de volgende gegevens over grensoverschrijdingen registreren en opslaan:

    het land dat het voertuig verlaat,

    het land dat het voertuig binnen rijdt,

    de positie waar het voertuig de grens heeft overschreden;

    133b)

    Samen met de landen en posities moet het controleapparaat gegevens registreren en in zijn geheugen opslaan met betrekking tot:

    het nummer van bestuurders- en/of bijrijderskaart en de lidstaat van afgifte,

    de generatie van de kaart,

    de gerelateerde GNSS-nauwkeurigheid, datum- en tijd,

    een vlagje dat aangeeft of de positie al dan niet is geauthenticeerd,

    de kilometerstand van het voertuig op het tijdstip waarop de grens wordt overschreden.

    133c)

    Het geheugen moet de gegevens betreffende grensoverschrijdingen van ten minste 365 dagen kunnen bewaren.

    133d)

    Wanneer de opslagcapaciteit opgebruikt is, worden de oudste gegevens door nieuwe overschreven.

    3.12.18   Laden en lossen

    133e)

    Het controleapparaat moet in zijn geheugen de volgende gegevens over laad- en losverrichtingen van het voertuig registreren en opslaan:

    het type verrichting (laden, lossen of tegelijkertijd laden en lossen),

    de positie waar de laad-/losverrichting heeft plaatsgevonden.

    133f)

    Wanneer de positie van het voertuig op het tijdstip van de laad-/losverrichting niet via de GNSS-ontvanger kan worden bepaald, gebruikt het controleapparaat de recentste beschikbare positie en de daaraan gekoppelde datum en tijd.

    133g)

    Samen met het type verrichting moet het controleapparaat gegevens registreren en in zijn geheugen opslaan met betrekking tot:

    het nummer van bestuurders- en/of bijrijderskaart en de lidstaat van afgifte,

    de generatie van de kaart,

    de datum en het tijdstip van de laad- en/of losverrichting,

    desgevallend de gerelateerde GNSS-nauwkeurigheid, datum en tijd,

    een vlagje dat aangeeft of de positie al dan niet is geauthenticeerd,

    de kilometerstand van het voertuig.

    133h)

    Het geheugen moet laad- en losverrichtingen van ten minste 365 kalenderdagen kunnen opslaan.

    133i)

    Wanneer de opslagcapaciteit opgebruikt is, worden de oudste gegevens door nieuwe overschreven.

    3.12.19   Digitale kaart

    133j)

    Met het oog op de registratie van de positie van het voertuig op het moment waarop een landsgrens wordt overschreden, bewaart het controleapparaat de gegevens op een digitale kaart in het geheugen.

    133k)

    De Europese Commissie zorgt ervoor dat de digitale kaarten die mogen worden gebruikt om de functie monitoring van grensoverschrijdingen door het controleapparaat te ondersteunen in verschillende formaten van een specifieke beveiligde website kunnen worden gedownload.

    133l)

    Bij elke kaart wordt op de website een aanduiding van de versie en hashwaarde vermeld.

    133m)

    De kaarten bezitten de volgende eigenschappen:

    een definiëringsniveau dat overeenstemt met NUTS niveau 0, overeenkomstig de Nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek,

    een schaal van 1:1 000 000.

    133n)

    Tachograaffabrikanten kiezen een kaart op de website en downloaden deze op een beveiligde manier.

    133o)

    Tachograaffabrikanten gebruiken een van de website gedownloade kaart slechts nadat ze de integriteit daarvan door middel van de hashwaarde van de kaart hebben gecontroleerd.

    133p)

    De geselecteerde kaart wordt door de fabrikant in het controleapparaat opgeslagen in een passend formaat; de inhoud van de geïmporteerde kaart wordt niet gewijzigd.

    133q)

    De aanduiding van de versie van de gebruikte kaart wordt door de fabrikant opgeslagen in het controleapparaat.

    133r)

    De opgeslagen digitale kaart moet kunnen worden geüpdatet of vervangen door een nieuwe kaart die door de Europese Commissie beschikbaar is gesteld.

    133s)

    De update van digitale kaarten gebeurt door middel van de mechanismen voor software-updates die door de fabrikant zijn voorzien middels toepassing van de voorschriften 226d en 226e, zodat het controleapparaat de authenticiteit en integriteit van een nieuwe ingevoerde kaart kan verifiëren alvorens die op te slaan en de vorige versie te overschrijven.

    133 t)

    Tachograaffabrikanten kunnen extra informatie toevoegen aan de basiskaart als bedoeld in voorschrift 133m) voor andere doeleinden dan grensoverschrijdingen, zoals de grenzen van EU-regio's, voor zover de inhoud van de basiskaart niet wordt gewijzigd.”.

    15)

    Punt 3.13 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in paragraaf 134) wordt het derde streepje, vervangen door:

    “-

    de rijtijd van de bestuurder, de cumulatieve rustperiode en de gecumuleerde rijtijden gedurende de voorafgaande en de lopende week te berekenen,”;

    b)

    de volgende paragraaf 135a) wordt toegevoegd:

    “135 a)

    De structuur in de TACHO_G2-toepassing is afhankelijk van de versie. Kaarten van versie 2 bevatten extra hoofdbestanden ten opzichte van de kaarten van versie 1, namelijk:

    in bestuurders- en werkplaatskaarten:

    EF Places_Authentication bevat de authenticatiestatus van de in EF Places opgeslagen voertuigposities. Samen met elke authenticatiestatus wordt een tijdsstempel opgeslagen; die moet exact overeenstemmen met de datum en het tijdstip van de samen met de overeenkomstige positie in EF Places ingevoerde gegevens;

    EF GNSS_Places_Authentication bevat de authenticatiestatus van de in EF GNSS_Places opgeslagen voertuigposities. Samen met elke authenticatiestatus wordt een tijdsstempel opgeslagen; die moet exact overeenstemmen met de datum en het tijdstip van de samen met de overeenkomstige positie in EF Places ingevoerde gegevens;

    EF Border_Crossings, EF Load_Unload_Operations en EF Load_Type_Entries bevatten gegevens die verband houden met grensoverschrijdingen, laad- en losverrichtingen en het ladingtype.

    op werkplaatskaarten:

    EF Calibration_Add_Data bevat extra kalibreringsgegevens in aanvulling van de in EF Calibration opgeslagen gegevens. De oude datum- en tijdswaarde en het VIN-nummer van het voertuig worden telkens samen met de kalibreringsgegevens opgeslagen en moeten exact overeenstemmen met de datum- en tijdswaarde van het VIN-nummer die samen met de overeenkomstige kalibreringsgegevens in EF Calibration zijn opgeslagen.

    op alle tachograafkaarten:

    EF VU_Configuration bevat de specifieke settings van de houder van de tachograafkaart.

    The VU negeert elke in EF Places_Authentication of EF GNSS_Places_Authentication aanwezige authenticatiestatus als er in EF Places of EF GNSS_Places geen voertuigpositie met dezelfde tijdsstempel is gevonden.

    De VU negeert het hoofdbestand EF VU_Configuration op alle kaarten zolang er geen specifieke regels zijn vastgesteld betreffende het gebruik van die hoofdbestanden. Die regels zullen worden vastgesteld door de wijziging van bijlage IC, op dat moment zal deze paragraaf worden gewijzigd of geschrapt.”.

    16)

    Punt 3.14 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt 3.14.1 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    paragraaf 140) wordt vervangen door:

    “140)

    Alle voorvallen en fouten die niet zijn gedefinieerd voor controleapparaten van de eerste generatie worden niet op de bestuurders- en werkplaatskaarten van de eerste generatie opgeslagen.”;

    ii)

    paragraaf 143) wordt vervangen door:

    “143)

    Voordat een bestuurders- of werkplaatskaart uitgenomen wordt en nadat alle relevante gegevens op de kaart zijn opgeslagen, moet het controleapparaat de “gegevens van de kaartsessie” resetten.”;

    b)

    punt 3.14.2 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    aan paragraaf 144) wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “De structuur in de TACHO_G2-toepassing is afhankelijk van de versie. Kaarten van versie 2 bevatten extra hoofdbestanden ten opzichte van de kaarten van versie 1.”;

    ii)

    de volgende paragrafen 147 a) en 147b) worden ingevoegd:

    “147 a)

    Bij het inbrengen van de bestuurders- of werkplaatskaart wordt het standaard ladingtype door het controleapparaat opgeslagen op de kaart.

    147b)

    Bij het inbrengen van de bestuurders- of werkplaatskaart, en na de manuele invoerprocedure, verifieert het controleapparaat de laatste op de kaart opgeslagen plaats waar de dagelijkse werkperiode begint of eindigt. Die plaats kan tijdelijk zijn, zoals gespecificeerd in voorschrift 59. Als die plaats in een ander land ligt dan die waar het voertuig zich bevindt, worden de gegevens betreffende de grensoverschrijdingen door het controleapparaat opgeslagen op de kaart, met:

    het land dat de bestuurder verlaat: niet beschikbaar,

    het land dat de bestuurder binnenrijdt: het huidige land waar het voertuig zich bevindt,

    de datum en tijd waarop de bestuurder de grens heeft overschreden: het tijdstip waarop de kaart wordt ingebracht,

    de positie van de bestuurder wanneer de grens werd overschreden: niet beschikbaar,

    de kilometerstand van het voertuig: niet beschikbaar.”;

    iii)

    de volgende paragraaf 150a) wordt toegevoegd:

    “150 a)

    Zolang er geen specifieke regels zijn vastgesteld betreffende het gebruik van die hoofdbestanden, negeert de VU het hoofdbestand EF VU_Configuration op alle kaarten. Die regels zullen worden vastgesteld door de wijziging van bijlage IC; op dat moment zal deze paragraaf worden gewijzigd of geschrapt.”.

    17)

    In punt 3.15.4 wordt paragraaf 167) als volgt gewijzigd:

    a)

    het tweede streepje wordt vervangen door:

    “-

    de inhoud van de in voorschrift 169 genoemde afgedrukte documenten in hetzelfde formaat als de afdrukken zelf,”;

    b)

    het vijfde en zesde streepje worden vervangen door:

    “-

    de gecumuleerde rijtijd van de bestuurder tijdens de voorbije en de lopende week,

    -

    de gecumuleerde rijtijd van de bijrijder tijdens de voorbije en de lopende week,”;

    c)

    het achtste en negende streepje worden vervangen door:

    “-

    de gecumuleerde rijtijd van de bestuurder tijdens de lopende week,

    -

    de gecumuleerde rijtijd van de bijrijder tijdens de lopende dagelijkse werkperiode,

    -

    de gecumuleerde rijtijd van de bestuurder tijdens de lopende dagelijkse werkperiode.”.

    18)

    Punt 3.18 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    paragraaf 193) wordt vervangen door:

    “193)

    Verder is er een optie waardoor het controleapparaat in elke werkingsmodus gegevens via een willekeurige andere interface naar een door dit kanaal geauthenticeerd bedrijf kan downloaden. In dit geval zijn de gegevenstoegangsrechten in de bedrijfsmodus van toepassing op die download.”;

    b)

    de volgende paragrafen 196a) en 196b) worden ingevoegd:

    “196a)

    Een vervoersonderneming die gebruik maakt van voertuigen die uitgerust zijn met een controleapparaat dat aan deze bijlage voldoet en die onder Verordening (EG) nr. 561/2006 vallen, moet ervoor zorgen dat alle gegevens van de voertuigunits en bestuurderskaarten worden gedownload.

    De maximumtermijn binnen dewelke de relevante gegevens moeten worden gedownload bedraagt:

    90 dagen voor gegevens van de voertuigunit;

    28 dagen voor gegevens van de bestuurderskaart.

    196b)

    Vervoersondernemingen bewaren de van de voertuigunit en bestuurderskaarten gedownloade gegevens gedurende ten minste twaalf maanden na de registratie van die gegevens.”.

    19)

    In punt 3.19 worden aan paragraaf 199) de volgende streepjes toegevoegd:

    “-

    positie van het voertuig,

    -

    een indicatie dat de bestuurder op dat moment wellicht inbreuk pleegt op de rijtijden.”.

    20)

    Punt 3.20 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de titel wordt vervangen door:

    “3.20

    Gegevensuitwisseling met aanvullende externe apparaten”;

    b)

    paragraaf 200) wordt vervangen door:

    “200)

    Het controleapparaat moet overeenkomstig aanhangsel 13 worden uitgerust met een ITS-interface die ervoor zorgt dat de door de tachograaf of de tachograafkaart geregistreerde of gegenereerde gegevens kunnen worden gebruikt door externe apparaten.

    In de operationele modus mogen de persoonsgegevens niet via de ITS-interface worden verzonden zonder de instemming van de bestuurder. Instemming van de bestuurder is echter niet vereist voor de toegang tot de tachograaf of tachograafkaart in de controle-, bedrijfs- of kalibreringsmodus. De gegevens en functionele toegangsrechten voor die modi zijn gespecificeerd in de voorschriften 12 en 13.

    De volgende eisen moeten van toepassing zijn voor ITS-gegevens die via die interface worden verstrekt:

    persoonsgegevens mogen slechts beschikbaar zijn na de controleerbare bevestiging door de bestuurder dat hij ermee instemt dat zijn persoonsgegevens het voertuignetwerk mogen verlaten.

    Een set bestaande gegevens die via de ITS-interface beschikbaar kan worden gesteld, en de classificatie als al dan niet persoonsgebonden zijn gespecificeerd in aanhangsel 13. Er kunnen ook aanvullende gegevens worden gegenereerd in aanvulling op de in aanhangsel 13 genoemde reeks gegevens. De fabrikant van de VU classificeert die gegevens als “persoonsgegevens” of “niet-persoonsgebonden gegevens”; de instemming van de bestuurder heeft betrekking op de “persoonsgegevens”,

    wanneer de bestuurderskaart is ingebracht, kan de bestuurder op elk moment via het menu zijn instemming geven of intrekken,

    de ITS-interface mag de correcte werking en beveiliging van de voertuigunit in geen geval verstoren of aantasten.

    Aanvullende VU-interfaces zijn eveneens toegestaan indien zij volledig voldoen aan de vereisten van aanhangsel 13 inzake de instemming van de bestuurder. Het controleapparaat moet de instemmingsstatus van de bestuurder kunnen meedelen aan andere platforms in het voertuignetwerk en aan externe apparaten.

    Voor persoonsgegevens die in het voertuignetwerk worden ingevoerd en die verder worden verwerkt buiten het voertuignetwerk, berust de verantwoordelijkheid om dat proces in overeenstemming te brengen met de geldende Uniewetgeving inzake gegevensbescherming niet bij de fabrikant van de tachograaf.

    De ITS-interface moet, zowel voor de bestuurder als de bijrijder, de mogelijkheid bieden gegevens in te voeren tijdens de procedure voor manuele gegevensinvoer overeenkomstig voorschrift 61.

    De ITS-interface mag ook worden gebruikt voor de invoer van aanvullende informatie in realtime, zoals:

    selectie van de bestuurdersactiviteit, overeenkomstig voorschrift 46,

    plaatsen overeenkomstig voorschrift 56,

    specifieke omstandigheden overeenkomstig voorschrift 62,

    laad- en losverrichtingen overeenkomstig voorschrift 62a.

    Die informatie kan ook via andere interfaces worden ingevoerd.”;

    c)

    paragraaf 201) wordt vervangen door:

    “201)

    Om de achterwaartse compatibiliteit te waarborgen mogen tachografen ook worden voorzien van de in bijlage IB van Verordening (EEG) nr. 3821/85, als laatstelijk gewijzigd, gespecificeerde seriële verbinding. Die seriële verbinding is geclassificeerd als een onderdeel van het voertuignetwerk, overeenkomstig voorschrift 200.”.

    21)

    Punt 3.21 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    paragraaf 202) wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    het negende streepje wordt vervangen door:

    “-

    andere parameters van het controleapparaat bijwerken of bevestigen: VIN van het voertuig, w, l, bandenmaat en instelling van de snelheidsbegrenzer, indien van toepassing, en het standaard ladingtype.”;

    ii)

    het volgende streepje wordt toegevoegd:

    “-

    automatische opslag van het land waar de kalibrering heeft plaatsgevonden, en van de datum en tijd waarop de positie die gebruikt is om dat land te bepalen aan de GNSS-ontvanger is meegedeeld.”;

    b)

    paragraaf 205) wordt vervangen door:

    “205)

    Het koppelen van de externe GNSS-module aan de VU omvat ten minste:

    het bijwerken van de installatiegegevens van de externe GNSS-module die in dat systeem zijn opgeslagen (indien nodig),

    het kopiëren van de vereiste identificatiegegevens van de externe GNSS-module naar het geheugen van de VU, m.i.v. het serienummer van de externe GNSS-module.”.

    22)

    In punt 3.22 wordt de volgende alinea toegevoegd aan paragraaf 209):

    “Als de I/O-modus van de I/O signaallijn voor kalibrering actief is overeenkomstig dit voorschrift, genereert de VU geen waarschuwing “Rijden zonder geschikte kaart” (voorschrift 75).”.

    23)

    Punt 3.23 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    paragraaf 211) wordt vervangen door:

    “211)

    De tijdsbepaling van de interne klok van de VU wordt met variabele tussenpozen automatisch bijgewerkt. De volgende automatische tijdsafstelling wordt geïnitieerd tussen 72h en 168h na de vorige, en nadat de VU via een geldig geauthenticeerd positiebericht overeenkomstig aanhangsel 12 toegang krijgt tot de GNSS-tijdgegevens. Niettemin mag de tijdsafstelling nooit verder reiken dan de gecumuleerde maximale tijdsafwijking per dag, als door de VU-fabrikant berekend overeenkomstig eis 41b. Als het verschil tussen de interne klok van de VU en de GNSS-ontvanger groter is dan de maximale afwijking per dag, brengt de tijdsafstelling de interne klok van de VU zo dicht mogelijk bij de tijd van de GNSS-ontvanger. De tijdsafstelling mag alleen gebeuren als de door de GNSS-ontvanger verstrekte tijd wordt ontvangen via geauthenticeerde positieberichten als toegelicht in aanhangsel 12. De referentietijd voor de automatische tijdsafstelling van de interne klok van de VU is de door het geauthenticeerde positiebericht verstrekte tijd.”;

    b)

    paragraaf 212) wordt vervangen door:

    “212)

    In de kalibreringsmodus kan de tijdafstellingsfunctie voor de bijwerking van de huidige tijd worden geactiveerd.

    Werkplaatsen kunnen de tijd afstellen:

    hetzij door in de VU een tijd in te voeren aan de hand van de WriteDataByIdentifier-dienst overeenkomstig punt 6.2 van aanhangsel 8,

    hetzij door een afstemming van de VU-klok op de door de GNSS-ontvanger verstrekte tijd te vragen. Dit mag alleen gebeuren als de door de GNSS-ontvanger verstrekte tijd wordt ontvangen via geauthenticeerde positieberichten. In het laatste geval wordt gebruik gemaakt van de RoutineControl-dienst overeenkomstig deel 8 van aanhangsel 8.”.

    24)

    De volgende punten 3.27 en 3.28 worden ingevoegd:

    “3.27

    Monitoring van grensoverschrijdingen

    226a)

    Deze functie detecteert wanneer het voertuig een landsgrens heeft overschreden, welk land het heeft verlaten en welk land het is binnengereden.

    226b)

    De grensoverschrijding wordt gedetecteerd op basis van de door het controleapparaat gemeten positie, en de overeenkomstig punt 3.12.19 opgeslagen digitale kaart.

    226c)

    Grensoverschrijdingen in verband met de aanwezigheid van het voertuig in een land gedurende minder dan 120s mogen niet worden geregistreerd.

    3.28

    Software-updates

    226d)

    De voertuigunit van het voertuig moet een functie bevatten voor de uitvoering van software-updates voor zover voor die updates geen andere hardware nodig is dan de hardwarecapaciteit als toegelicht in voorschrift 226f, en de typekeuringsinstanties hun goedkeuring verlenen voor de software-updates op basis van de bestaande typegoedkeuring van de VU, overeenkomstig artikel 12, lid 5, van Verordening (EU) nr. 165/2014.

    226e)

    De software-updatefunctie wordt ontworpen voor de ondersteuning van de volgende functies, voor zover die wettelijk verplicht zijn:

    wijziging van de functies als bedoeld in punt 2.2, behalve de software-updatefunctie zelf,

    de toevoeging van nieuwe functies die direct verband houden met de handhaving van de Uniewetgeving inzake het wegvervoer,

    de wijziging van de operationele modi in punt 2.3,

    de wijziging van de bestandsstructuur, zoals de toevoeging van nieuwe gegevens of de vergroting van het bestandsformaat,

    de uitrol van softwarepatches om fouten in de software of beveiliging of gerapporteerde aanvallen op functies van het controleapparaat aan te pakken.

    226f)

    De voertuigunit moet over een vrije hardwarecapaciteit beschikken van ten minste 35% voor de software en gegevens die nodig zijn voor de toepassing van voorschrift 226e en van ten minste 65% voor de update van de digitale kaart op basis van de hardware die vereist is voor de NUTS 0-kaart, versie 2021.”.

    25)

    In punt 4.1, na paragraaf 235), wordt de afbeelding “Community model tachograph cards”, betreffende de achterzijde van de tachograafkaart vervangen door de volgende afbeelding:

    Image 1

    ”.

    26)

    Punt 4.5 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    paragraaf 246) wordt vervangen door:

    “246)

    Er mogen aanvullende gegevens op tachograafkaarten worden opgeslagen, voor zover de toepasselijke regelgeving inzake gegevensbescherming daarbij in acht wordt genomen.”;

    b)

    in paragraaf 247) wordt na het tweede streepje de volgende noot ingevoegd:

    “Noot: versie 2 van de tweede generatie kaarten bevat aanvullende hoofdbestanden in DF Tachograph G2.”;

    c)

    punt 4.5.3.2 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de titel wordt vervangen door:

    “4.5.3.2

    Toepassingen voor tachografen van de tweede generatie (niet toegankelijk voor voertuigunits van de eerste generatie en versie 2 van de voertuigunits van de tweede generatie)”;

    ii)

    het volgende punt 4.5.3.2.1.1 wordt ingevoegd na punt 4.5.3.2.1:

    “4.5.3.2.1.1

    Aanvullende toepassingsidentificatie (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie).

    278 a)

    Op bestuurderskaarten moeten de aanvullende toepassingsidentificatiegegevens die alleen voor versie 2 gelden kunnen worden opgeslagen.”;

    iii)

    in punt 4.5.3.2.7 wordt paragraaf 287) vervangen door:

    “287)

    Op een bestuurderskaart moeten gegevens over de 12 meest recente voorvallen van elke soort (d.w.z. 132 voorvallen) kunnen worden opgeslagen.”;

    iv)

    in punt 4.5.3.2.8 wordt paragraaf 290) vervangen door:

    “290)

    Op de bestuurderskaart moeten gegevens over de 24 meest recente fouten van elke soort (d.w.z. 48 fouten) kunnen worden opgeslagen.”;

    v)

    in punt 4.5.3.2.9 wordt paragraaf 292) vervangen door:

    “292)

    Het geheugen van de bestuurderskaart moet de gegevens over de activiteiten van de bestuurder 56 dagen vasthouden (voor dit voorschrift wordt aangenomen dat een bestuurder zijn activiteiten gemiddeld 117 keer per dag wijzigt).”;

    vi)

    in punt 4.5.3.2.10 wordt paragraaf 295) vervangen door:

    “295)

    Op de bestuurderskaart moeten 200 records kunnen worden opgeslagen.”;

    vii)

    in punt 4.5.3.2.11 wordt paragraaf 297) vervangen door:

    “297)

    In het geheugen van de bestuurderskaart moeten 112 records kunnen worden bewaard.”;

    viii)

    in punt 4.5.3.2.14 wordt paragraaf 302) vervangen door:

    “302)

    Op een bestuurderskaart moeten 112 records kunnen worden opgeslagen.”;

    ix)

    in punt 4.5.3.2.15 wordt paragraaf 304) vervangen door:

    “304)

    Op de bestuurderskaart moeten 200 records kunnen worden opgeslagen.”;

    x)

    in punt 4.5.3.2.16 wordt paragraaf 306) vervangen door:

    “306)

    Op de bestuurderskaart moeten 336 records kunnen worden opgeslagen.”;

    xi)

    de volgende punten 4.5.3.2.17 tot en met 4.5.3.2.22 worden ingevoegd:

    “4.5.3.2.17

    Authenticatiestatus voor posities in verband met plaatsen waar de dagelijkse werkperiode begint en/of eindigt (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    306 a)

    Een bestuurderskaart moet de door de bestuurder ingevoerde aanvullende gegevens betreffende de plaatsen waar dagelijkse werkperioden beginnen en/of eindigen, kunnen opslaan overeenkomstig punt 4.5.3.2.11.

    de datum en het tijdstip van invoer, die volledig identiek moeten zijn aan de datum en het tijdstip die zijn opgeslagen in EF Places onder DF Tachograph_G2,

    een vlagje dat aangeeft of de positie al dan niet is geauthenticeerd.

    306b)

    Het geheugen van de bestuurderskaart moet 112 records kunnen bewaren.

    4.5.3.2.18

    Authenticatiestatus voor de posities waar de bestuurder drie uren gecumuleerde rijtijd bereikt (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    306c)

    Een bestuurderskaart moet de aanvullende gegevens kunnen bewaren in verband met de positie van het voertuig waar de gecumuleerde rijtijd een veelvoud van drie uur bereikt overeenkomstig punt 4.5.3.2.16::

    de datum en het tijdstip waarop de gecumuleerde rijtijd een veelvoud van drie uren bereikt, die volledig identiek moeten zijn aan de datum en het tijdstip die zijn opgeslagen in EF GNSS_Places onder F Tachograph_G2,

    een vlagje dat aangeeft of de positie al dan niet is geauthenticeerd.

    306d)

    Op de bestuurderskaart moeten 336 records kunnen worden opgeslagen.

    4.5.3.2.19

    Grensoverschrijdingen (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    306e)

    De bestuurder moet de volgende gegevens in verband met grensoverschrijdingen kunnen opslaan bij het inbrengen van de kaart overeenkomstig voorschrift 147b of als de kaart reeds is ingebracht:

    het land dat het voertuig verlaat,

    het land dat het voertuig binnenrijdt,

    de datum en het tijdstip waarop het voertuig de grens overschrijdt;

    de positie van het voertuig wanneer het de grens overschrijdt,

    de GNSS-nauwkeurigheid,

    een vlagje dat aangeeft of de positie al dan niet is geauthenticeerd,

    de kilometerstand van het voertuig.

    306f)

    In het geheugen van de bestuurderskaart moeten 1120 records kunnen worden opgeslagen.

    4.5.3.2.20

    Laad- en losverrichtingen (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    306 g)

    De bestuurder moet de volgende gegevens met betrekking tot laad- en losverrichtingen kunnen opslaan:

    het type verrichting (laden, lossen of tegelijkertijd laden en lossen),

    de datum en het tijdstip van de laad- en/of losverrichting,

    de positie van het voertuig,

    de GNSS-nauwkeurigheid, de datum en het tijdstip waarop de positie is bepaald,

    een vlagje dat aangeeft of de positie al dan niet is geauthenticeerd,

    de kilometerstand van het voertuig.

    306h)

    Op de bestuurderskaart moeten 1624 laad- en losverrichtingen kunnen worden opgeslagen.

    4.5.3.2.21

    Invoeren ladingtypes (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    306i)

    Op de bestuurderskaart moeten telkens wanneer de kaart in de VU wordt ingebracht automatisch de volgende gegevens met betrekking tot het ladingtype worden opgeslagen:

    het ladingtype (goederen of passagiers),

    de datum en het tijdstip van de invoer.

    306j)

    Op de bestuurderskaart moeten 336 records kunnen worden opgeslagen.

    4.5.3.2.22

    VU-configuraties (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    306k)

    Op de bestuurderskaart moeten de specifieke tachograafsettings van de kaarthouder kunnen worden opgeslagen.

    306 l)

    De opslagcapaciteit van de bestuurderskaart voor de specifieke settings van de kaarthouder moet 3072 bytes bedragen.”;

    d)

    punt 4.5.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de titel wordt vervangen door:

    “4.5.4.2

    Toepassingen voor tachografen van de tweede generatie (niet toegankelijk voor voertuigunits van de eerste generatie en versie 2 van de voertuigunits van de tweede generatie).”;

    ii)

    het volgende punt 4.5.4.2.1.1 wordt ingevoegd na punt 4.5.4.2.1:

    “4.5.4.2.1.1

    Aanvullende toepassingsidentificatie (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie).

    330 a)

    Op werkplaatskaarten moeten de aanvullende toepassingsidentificatiegegevens die alleen voor versie 2 gelden kunnen worden opgeslagen.”;

    iii)

    in punt 4.5.3.2.16 wordt paragraaf 338) vervangen door:

    “338)

    Op de werkplaatskaart moeten 255 records kunnen worden opgeslagen.”;

    iv)

    in punt 4.5.4.2.8 wordt paragraaf 344) vervangen door:

    “344)

    Op een werkplaatskaart moeten de gegevens over de activiteiten van de bestuurder ten minste gedurende 1 dag, met 240 veranderingen van activiteiten, kunnen worden bewaard.”;

    v)

    in punt 4.5.4.2.9 wordt paragraaf 346) vervangen door:

    “346)

    Op de werkplaatskaart moeten 8 records kunnen worden opgeslagen.”;

    vi)

    punt 4.5.4.2.10 wordt vervangen door:

    “4.5.4.2.10

    Plaatsen en posities waar de dagelijkse werkperioden beginnen en/of eindigen

    347)

    Een werkplaatskaart moet records betreffende de plaatsen en posities waar de dagelijkse werkperiode begint en/of eindigt op dezelfde manier kunnen opslaan als een bestuurderskaart.

    348)

    Op de werkplaatskaart moeten 4 paren records kunnen worden opgeslagen.”;

    vii)

    in punt 4.5.4.2.13 wordt paragraaf 352) vervangen door:

    “352)

    Op de werkplaatskaart moeten 8 records kunnen worden opgeslagen.”;

    viii)

    in punt 4.5.4.2.14 wordt paragraaf 354) vervangen door:

    “354)

    Op de werkplaatskaart moeten 24 records kunnen worden opgeslagen.”;

    ix)

    in punt 4.5.4.2.15 wordt paragraaf 356) vervangen door:

    “356)

    Op de werkplaatskaart moeten 4 records kunnen worden opgeslagen.”;

    x)

    de volgende punten 4.5.4.2.16 tot en met 4.5.4.2.22 worden ingevoegd:

    “4.5.4.2.16

    Authenticatiestatus voor posities in verband met plaatsen waar de dagelijkse werkperiode begint en/of eindigt (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    356 a)

    Op een werkplaatskaart moeten aanvullende gegevens over de plaatsen waar de dagelijkse werkperiode begint en/of eindigt op dezelfde manier kunnen worden opgeslagen als op een bestuurderskaart.

    356b)

    In het geheugen van de werkplaatskaart moeten 4 paren records kunnen worden opgeslagen.

    4.5.4.2.17

    Authenticatiestatus voor de posities waar de bestuurder drie uren gecumuleerde rijtijd bereikt (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    356c)

    Op een werkplaatskaart moeten de aanvullende gegevens in verband met de positie van het voertuig waar de gecumuleerde rijtijd een veelvoud van drie uur bereikt op dezelfde manier kunnen worden opgeslagen als op een bestuurderskaart.

    356d)

    Op een werkplaatskaart moeten 24 records kunnen worden opgeslagen.

    4.5.4.2.18

    Grensoverschrijdingen (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    356e)

    Op de werkplaatskaart moeten de gegevens over grensoverschrijdingen op dezelfde manier kunnen worden opgeslagen als op een bestuurderskaart.

    356f)

    In het geheugen van de werkplaatskaart moeten gegevens van 4 records kunnen worden opgeslagen.

    4.5.4.2.19

    Laad- en losverrichtingen (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    356 g)

    Op de werkplaatskaart moeten de gegevens over laad- en losverrichtingen op dezelfde manier kunnen worden opgeslagen als op een bestuurderskaart.

    356h)

    Op de werkplaatskaart moeten 8 laad-, los- of gelijktijdige laad- en losverrichtingen kunnen worden opgeslagen.

    4.5.4.2.20

    Invoeren ladingtypes (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    356i)

    Op de werkplaatskaart moeten de gegevens over het ladingtype op dezelfde manier kunnen worden opgeslagen als op een bestuurderskaart.

    356j)

    Op de werkplaatskaart moeten 4 records kunnen worden opgeslagen.

    4.5.4.2.21

    Kalibrering aanvullende gegevens (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    356k)

    Op werkplaatskaarten moeten de aanvullende kalibreringsgegevens die alleen voor versie 2 gelden kunnen worden opgeslagen:

    de oude datum en tijd en het VIN-nummer, die volledig identiek moeten zijn aan de waarden die zijn opgeslagen in EF Calibration onder DF Tachograph_G2,

    het tijdens die kalibrering ingevoerde standaardladingtype,

    het land waar de kalibrering heeft plaatsgevonden, en de datum en tijd waarop de positie die gebruikt is om dat land te bepalen aan de GNSS-ontvanger is meegedeeld.

    356 l)

    Op de werkplaatskaart moeten 255 records kunnen worden opgeslagen.

    4.5.4.2.22

    VU-configuraties (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    356 m)

    Op de werkplaatskaart moeten de specifieke tachograafsettings van de kaarthouder kunnen worden opgeslagen.

    356n)

    De opslagcapaciteit van de werkplaatskaart voor de specifieke tachograafsettings van de kaarthouder moet 3072 bytes bedragen.”;

    e)

    punt 4.5.5 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    in punt 4.5.5.1.5 wordt het tweede streepje vervangen door:

    “-

    aard van de controle (tonen en/of afdrukken en/of VU overbrengen en/of kaart overbrengen),”;

    ii)

    het volgende punt 4.5.5.2.1.1 wordt ingevoegd na punt 4.5.5.2.1:

    “4.5.5.2.1.1

    Aanvullende toepassingsidentificatie (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie).

    363 a)

    Op controlekaarten moeten de in aanhangsel 2 gespecificeerde aanvullende toepassingsidentificatiegegevens die alleen voor versie 2 gelden kunnen worden opgeslagen.”;

    iii)

    het volgende punt wordt ingevoerd na punt 4.5.5.2.5:

    “4.5.5.2.6

    VU-configuraties (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie)

    368 a)

    Op de controlekaart moeten de specifieke tachograafsettings van de kaarthouder kunnen worden opgeslagen.

    368b)

    De opslagcapaciteit van de controlekaart voor de specifieke tachograafsettings van de kaarthouder moet 3072 bytes bedragen.”;

    f)

    punt 4.5.6.2 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    het volgende punt wordt ingevoerd na punt 4.5.6.2.1:

    “4.5.6.2.1.1

    Aanvullende toepassingsidentificatie (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de tweede generatie).

    375 a)

    Op bedrijfskaarten moeten de in aanhangsel 2 gespecificeerde aanvullende toepassingsidentificatiegegevens die alleen voor versie 2 van toepassing zijn, kunnen worden opgeslagen.”;

    ii)

    het volgende punt 4.5.6.2.6 wordt ingevoegd:

    “4.5.6.2.6

    VU-configuraties (niet toegankelijk door versie 1 van voertuigunits van de 2de generatie)

    380 a)

    Op de bedrijfskaart moeten de specifieke tachograafsettings van de kaarthouder kunnen worden opgeslagen.

    380b)

    De opslagcapaciteit van de bedrijfskaart voor de specifieke tachograafsettings van de kaarthouder moet 3072 bytes bedragen.”.

    27)

    Punt 5 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt 5.1 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    paragraaf 383) wordt vervangen door:

    “383)

    Vóór de activering mag het controleapparaat geen gegevens als bedoeld in de voorschriften 102 tot en met 133 opslaan. Niettemin mag het controleapparaat, voordat het wordt geactiveerd, pogingen tot inbreuk op de beveiliging van de voertuigunit en controleapparaatfouten registreren en opslaan overeenkomstig respectievelijk de voorschriften 117 en 118.”;

    ii)

    paragraaf 392) wordt vervangen door:

    “392)

    Na de installatie moet een kalibrering volgen. Bij de eerste kalibrering worden niet noodzakelijk het kentekennummer van het voertuig (VRN en de lidstaat) ingevoerd, wanneer die gegevens niet bekend zijn bij de erkende werkplaats die de kalibrering uitvoert. In dat geval, en alleen op dat moment, kan de eigenaar van het voertuig het VRN en de lidstaat invoeren met behulp van zijn bedrijfskaart, voordat het voertuig gebruikt wordt in het kader van Verordening (EG) nr. 561/2006 (bv. door middel van commando's in een juiste menustructuur van de mens-machine-interface van de voertuigunit). Die invoer mag alleen met behulp van een werkplaatskaart worden bijgewerkt of bevestigd.”;

    b)

    punt 5.2 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    in paragraaf 395) wordt de eerste alinea vervangen door:

    “Na controle van het controleapparaat bij de installatie wordt op het controleapparaat een gegraveerd of onuitwisbaar bedrukt installatieplaatje aangebracht. Dat plaatje moet duidelijk zichtbaar en gemakkelijk toegankelijk zijn. Waar dat niet mogelijk is, wordt het plaatje aangebracht op de B-stijl van het voertuig, zodat het duidelijk zichtbaar is. Bij voertuigen zonder B-stijl moet het installatieplaatje worden aangebracht op de deur van het voertuig, en ten allen tijde duidelijk zichtbaar zijn.”;

    ii)

    paragraaf 396) wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    het tiende streepje wordt vervangen door:

    “-

    het serienummer van de apparatuur voor communicatie op afstand, indien van toepassing,”;

    2)

    het volgende zestiende streepje wordt toegevoegd:

    “-

    het standaard ladingtype van het voertuig.”.

    28)

    punt 6.4 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    paragraaf 409) wordt vervangen door:

    “409)

    Periodieke controles van in de voertuigen geïnstalleerde inrichtingen moeten plaatsvinden na iedere reparatie van de inrichting, of na iedere wijziging van de kenmerkende coëfficiënt van het voertuig of van de effectieve omtrek van de wielbanden, of wanneer de UTC-tijd van de inrichting meer dan 5 minuten afwijkt, of wanneer het kentekennummer gewijzigd is en ten minste om de twee jaar (24 maanden) na de laatste controle.”:

    b)

    aan paragraaf 410) wordt het volgende streepje toegevoegd:

    “-

    dat de versie-aanduiding van de opgeslagen digitale kaart de recentste is.”;

    c)

    de volgende paragraaf 410 a) wordt ingevoegd:

    “410 a)

    Als de bevoegde nationale instanties een manipulatie detecteren, kan het voertuig voor een herkalibrering van het controleapparaat naar een erkende werkplaats worden gestuurd.”.

    29)

    Punt 8 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    In punt 8.1 worden de paragrafen 429) en 430) vervangen door:

    “429)

    Procedures voor het updaten van de in-situ software van het controleapparaat moeten worden goedgekeurd door de autoriteit die de typegoedkeuring voor het controleapparaat heeft verleend. Een software-update mag de in het controleapparaat opgeslagen gegevens over de activiteiten van de bestuurder wijzigen noch verwijderen. Software mag alleen onder de verantwoordelijkheid van de fabrikant van het apparaat worden geüpdatet.

    430)

    De typegoedkeuring van softwarewijzigingen met het oog op een update van voorheen goedgekeurde apparatuur mag niet worden geweigerd indien de wijzigingen alleen betrekking hebben op functies die niet in deze bijlage zijn gespecificeerd. Indien technisch niet uitvoerbaar, mag de invoering van nieuwe tekensets bij de software-update van controleapparaten achterwege worden gelaten.”;

    b)

    Punt 8.4 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    paragraaf 443) wordt vervangen door:

    “443)

    Het laboratorium voert slechts interoperabiliteitstests uit van controleapparaten of tachograafkaarten na een geslaagde kwetsbaarheidsanalyse van de beveiligingsbeoordeling en functiebeoordeling, behalve in de uitzonderlijke omstandigheden als beschreven in voorschrift 432).”;

    ii)

    paragraaf 447) wordt vervangen door:

    “447)

    Het interoperabiliteitscertificaat wordt door het laboratorium aan de fabrikant afgegeven nadat alle vereiste interoperabiliteitstests zijn geslaagd en nadat de fabrikant heeft aangetoond dat voor het product zowel een geldig functioneel certificaat als een geldig veiligheidscertificaat zijn verleend, behalve in de uitzonderlijke omstandigheden als beschreven in voorschrift 432).”.

    30)

    Aanhangsel 1 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de volgende punten 2.11 bis en 2.11 ter worden ingevoegd:

    “2.11 bis

    CardBorderCrossing

    2.11 ter

    CardBorderCrossingRecord’;

    ii)

    de volgende punten 2.24 bis, 2.24 ter, 2.24 quater en 2.24 quinquies worden ingevoegd:

    “2.24 bis

    CardLoadTypeEntries

    2.24 ter

    CardLoadTypeEntryRecord

    2.24 quater

    CardLoadUnloadOperations

    2.24 quinquies

    CardLoadUnloadRecord”;

    iii)

    het volgende punt 2.26 bis wordt ingevoegd:

    “2.26 bis

    CardPlaceAuthDailyWorkPeriod”;

    iv)

    Het volgende punt 2.48 bis wordt ingevoegd:

    “2.48 bis

    CompanyCardApplicationIdentificationV2”;

    v)

    het volgende punt 2.50 bis wordt ingevoegd:

    “2.50 bis

    ControlCardApplicationIdentificationV2’;

    vi)

    het volgende punt 2.60 bis wordt ingevoegd:

    “2.60 bis

    DownloadInterfaceVersion”;

    vii)

    het volgende punt 2.61 bis wordt ingevoegd:

    “2.61 bis

    DriverCardApplicationIdentificationV2”;

    viii)

    de volgende punten 2.79 bis, 2.79 ter en 2.79 quater worden ingevoegd:

    “2.79 bis

    GNSSAuthAccumulatedDriving

    2.79 ter

    GNSSAuthStatusADRecord

    2.79 quater

    GNSSPlaceAuthRecord”;

    ix)

    punt 2.84 wordt vervangen door:

    “2.84

    Gereserveerd voor toekomstig gebruik”;

    x)

    het volgende punt 2.89 bis wordt ingevoegd:

    “2.89 bis

    LengthOfFollowingData”;

    xi)

    het volgende punt 2.90 bis wordt ingevoegd:

    “2.90 bis

    LoadType”;

    xii)

    het volgende punt 2.101 bis wordt ingevoegd:

    “2.101 bis

    NoOfBorderCrossingRecords”;

    xiii)

    het volgende punt 2.111 bis wordt ingevoegd:

    “2.111 bis

    NoOfLoadUnloadRecords”;

    xiv)

    het volgende punt 2.112 bis wordt ingevoegd:

    “2.112 bis

    NoOfLoadTypeEntryRecords”;

    xv)

    het volgende punt 2.114 bis wordt ingevoegd:

    “2.114 bis

    OperationType”;

    xvi)

    de volgende punten 2.116 bis en 2.116 ter worden ingevoegd:

    “2.116 bis

    PlaceAuthRecord

    2.116 ter

    PlaceAuthStatusRecord”;

    xvii)

    het volgende punt 2.117 bis wordt ingevoegd:

    “2.117 bis

    PositionAuthenticationStatus”;

    xviii)

    het volgende punt 2.158 bis wordt ingevoegd:

    “2.158 bis

    TachographCardsGen1Suppression”;

    xix)

    het volgende punt 2.166 bis wordt ingevoegd:

    “2.166 bis

    VehicleRegistrationIdentificationRecordArray”;

    xx)

    het volgende punt 2.185 bis wordt ingevoegd:

    “2.185 bis

    VuConfigurationLengthRange”;

    xxi)

    het volgende punt 2.192 bis wordt ingevoegd:

    “2.192 bis

    VuDigitalMapVersion”;

    xxii)

    de volgende punten 2.203 bis en 2.203 ter worden ingevoegd:

    “2.203 bis.

    VuBorderCrossingRecord

    2.203 ter.

    VuBorderCrossingRecordArray”;

    xxiii)

    het volgende punt 2.204 bis wordt ingevoegd:

    “2.204 bis

    VuGnssMaximalTimeDifference”;

    xxiv)

    de volgende punten 2.208 bis en 2.208 ter worden ingevoegd:

    “2.208 bis

    VuLoadUnloadRecord

    2.208 ter

    VuLoadUnloadRecordArray”;

    xxv)

    het volgende punt 2.222 bis wordt ingevoegd:

    “2.222 bis

    VuRtcTime”

    xxvi)

    de volgende punten 2.234 bis, 2.234 ter en 2.234 quater. worden ingevoegd:

    “2.234 bis

    WorkshopCardApplicationIdentificationV2

    2.234 ter

    WorkshopCardCalibrationAddData

    2.234 quater

    WorkshopCardCalibrationAddDataRecord”;

    b)

    in punt 2 wordt de tekst vóór punt 2.1) vervangen door:

    “Voor elk van de volgende gegevenssoorten bestaat de standaardwaarde voor een ”onbekende” of een ”niet-toepasbare” inhoud in het opvullen van het dataelement met ‘FF’-bytes, tenzij anders gespecificeerd.

    Tenzij anders gespecificeerd, worden alle gegevenssoorten gebruikt voor toepassingen van de eerste en tweede generatie. Er wordt vermeld welke types gegevens alleen voor versie 2 van de tweede generatie worden gebruikt.

    Voor kaartgegevenstypes die worden gebruikt voor toepassingen van de eerste en tweede generatie is het in dit aanhangsel gespecificeerde formaat dat voor toepassingen van de tweede generatie. Het formaat voor toepassingen van de eerste generatie wordt geacht reeds bekend te zijn bij de lezer. Het voorschrift van bijlage IC met betrekking tot dergelijke gegevenstypes heeft betrekking op toepassingen van zowel de eerste als de tweede generatie.

    Types kaartgegevens die niet zijn gedefinieerd voor kaarten van de eerste generatie worden niet opgeslagen in toepassingen van de eerste generatie op kaarten van de tweede generatie. Met name:

    Typekeuringsnummers die zijn opgeslagen in toepassingen van de eerste generatie op kaarten van de tweede generatie worden, indien nodig, ingekort tot de eerste 8 tekens,

    Alleen het “begin VERVOER PER FERRY OF TREIN” van een specifieke omstandigheid “VERVOER PER FERRY OF TREIN” wordt opgeslagen in een toepassing van de eerste generatie op kaarten van de tweede generatie.”;

    c)

    de volgende punten 2.11 bis en 2.11 ter worden ingevoegd:

    “2.11 bis

    CardBorderCrossings

    Generatie 2, versie 2:

    Op een bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen informatie met betrekking tot grensoverschrijdingen van het voertuig wanneer dat een landsgrens heeft overschreden (voorschriften 306f en 356f van bijlage IC).

    Image 2

    borderCrossingPointerNewestRecord is de index van de laatst gewijzigde op de kaart opgeslagen record betreffende een grensoverschrijding.

    Waardetoekenning is het cijfer dat correspondeert met de teller van de op de kaart opgeslagen grensoverschrijding, beginnend met "0" voor de eerste grensoverschrijding in de structuur.

    cardBorderCrossingRecords is de set op de kaart opgeslagen grensoverschrijdingen.

    2.11 ter

    CardBorderCrossingRecord

    Generatie 2, versie 2:

    Op een bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen informatie met betrekking tot grensoverschrijdingen wanneer het voertuig een landsgrens heeft overschreden (voorschriften 147b, 306e en 356e van bijlage IC).

    Image 3

    countryLeft is het land dat het voertuig heeft verlaten, of “geen informatie beschikbaar” overeenkomstig voorschrift 147b van bijlage 1C. “Rest van de wereld” (NationNumeric code ‘FF’H) wordt gebruikt als de VU niet in staat is te bepalen in welk land het voertuig zich bevindt (bv. omdat het huidige land niet op de opgeslagen digitale kaarten staat).

    countryEntered is het land waar het voertuig is binnen gereden, of het land waar het voertuig zich bevindt op het moment waarop de kaart wordt ingebracht. “Rest van de wereld”(NationNumeric code ‘FF’H) wordt gebruikt als de VU niet in staat is te bepalen in welk land het voertuig zich bevindt (bv. omdat het huidige land niet op de opgeslagen digitale kaarten staat).

    gnssPlaceAuthRecord bevat informatie over de positie van het voertuig, als de VU detecteert dat het voertuig een landsgrens heeft overschreden, of “geen informatie beschikbaar” overeenkomstig voorschrift 147b van bijlage IC, en de authenticatiestatus daarvan.

    vehicleOdometerValue is de kilometerstand van het voertuig als de VU detecteert dat het voertuig een landsgrens heeft overschreden, of “geen informatie beschikbaar” overeenkomstig voorschrift 147b van bijlage IC, en de authenticatiestatus daarvan.”;

    d)

    de volgende paragrafen 2.24 bis, 2.24 ter, 2.24 quater en 2.24 quinquies worden ingevoegd:

    “2.24 bis

    CardLoadTypeEntries

    Generatie 2, versie 2:

    Op een bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen informatie met betrekking tot het ladingtype als de kaart in de unit wordt ingebracht (Bijlage IC, voorschriften 306j, en 365j).

    Image 4

    loadTypeEntryPointerNewestRecord is de index van de laatst gewijzigde op de kaart opgeslagen record betreffende het ladingtype

    Waardetoekenning is het cijfer dat correspondeert met de teller van het record betreffende het ladingtype, beginnend met “0” voor het eerste op de kaart opgeslagen record van het ladingtype in de structuur.

    cardLoadTypeEntryRecords is de reeks records die de datum en tijd en het ingevoerde ladingtype bevatten.

    2.24 ter

    CardLoadTypeEntryRecord

    Generatie 2, versie 2:

    Op een bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen informatie met betrekking tot wijzigingen van het ladingtype als de kaart in de unit wordt ingebracht (Bijlage IC, voorschriften 306i, en 365i).

    Image 5

    timeStamp is de datum en tijd waarop het ladingtype is ingevoerd.

    loadTypeEntered is het ingevoerde ladingtype.

    2.24 quater

    CardLoadUnloadOperations

    Generatie 2, versie 2:

    Op een bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen informatie met betrekking tot de laad- en losverrichtingen van het voertuig (Bijlage IC, voorschriften 306h) en 365h).

    Image 6

    loadUnloadPointerNewestRecord is de index van de laatst bijgewerkte record betreffende het inbrengen/uitnemen van de kaart.

    Value assignement is het cijfer dat correspondeert met de teller van de op de kaart opgeslagen laad- en losrecord, beginnend met "0" voor de laad- en losrecord in de structuur.

    cardLoadUnloadRecords is de reeks records die de identificatie van het type uitgevoerde verrichting bevat (laden, lossen of tegelijkertijd laden en lossen), de datum en tijd waarop de laad- en losverrichting is verricht, informatie over de positie van het voertuig en de kilometerstand.

    2.24 quinquies

    CardLoadUnloadRecord

    Generatie 2, versie 2:

    Op een bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen informatie met betrekking tot de laad- en losverrichtingen van het voertuig (voorschriften 306g en 365g van Bijlage IC).

    Image 7

    timeStamp is de datum en het tijdstip van het begin van de laad- en losverrichting,

    operationType is het ingevoerde type verrichting (laden, lossen of tegelijkertijd laden en lossen).

    gnssPlaceAuthRecord bevat informatie met betrekking tot de positie van het voertuig.

    vehicleOdometerValue is de kilometerstand bij het begin van de laad- en losverrichting.”;

    e)

    het volgende punt 2.26 bis wordt ingevoegd:

    “2.26 bis

    CardPlaceAuthDailyWorkPeriod

    Generatie 2, versie 2:

    Op een bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen informatie met betrekking tot de authenticatiestatus van de plaats waar de dagelijkse werkperiode begint en/of eindigt (voorschriften 306b en 356b van bijlage 1C).

    Image 8

    placeAuthPointerNewestRecord is de index van de laatst bijgewerkte record betreffende de plaatsauthenticatiestatus.

    Waardetoekenning is het cijfer dat correspondeert met de teller van de op de kaart opgeslagen record betreffende de plaatauthenticatiestatus, beginnend met "0" voor de eerste record van de plaatsauthenticatiestatus in de structuur.

    placeAuthStatusRecords is de reeks records die de record betreffende de plaatauthenticatiestatus van de ingevoerde plaatsen bevat.”;

    f)

    in punt 2.36 wordt de regel die overeenkomt komt met de waarde “bbH” vervangen door:

     

    “‘bb’H Index voor wijzigingen betreffende het gebruik van de voor de structuur gedefinieerde gegevenselementen, gegeven door de high byte.

     

    ‘00’H voor toepassingen van de 1e generatie.

     

    ‘00’H voor versie 1 van toepassingen van de tweede generatie.

     

    ‘01’H voor versie 2 van toepassingen van de tweede generatie.”

    g)

    in punt 2.40 wordt de alinea tussen de aanhef en de code vervangen door het volgende:

    “Generatie 2:

    Op een bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen informatie met betrekking tot de door de kaarthouder gebruikte voertuigunits (voorschriften 304 en 352 van bijlage 1C).”;

    h)

    het volgende punt 2.48 bis wordt ingevoegd:

    “2.48 bis

    CompanyCardApplicationIdentificationV2

    Generatie 2, versie 2:

    Op een bedrijfskaart opgeslagen informatie met betrekking tot de toepassingsidentificatie van de kaart (voorschrift 375a van bijlage 1C).

    Image 9

    lengthOfFollowingData is het aantal volgende bytes in de record.

    vuConfigurationLengthRange is het aantal bytes op een tachograafkaart dat beschikbaar is voor de opslag van VU-configuraties.”;

    i)

    het volgende punt 2.50 bis wordt ingevoegd:

    “2.50 bis

    ControlCardApplicationIdentificationV2

    Generatie 2, versie 2:

    Op een controlekaart opgeslagen informatie met betrekking tot de toepassingsidentificatie van de kaart (voorschrift 363a van bijlage 1C).

    Image 10

    lengthOfFollowingData is het aantal volgende bytes in de record.

    vuConfigurationLengthRange is het aantal bytes op een tachograafkaart dat beschikbaar is voor de opslag van VU-configuraties.”;

    j)

    het volgende punt 2.60 bis wordt ingevoegd:

    “2.60 bis.

    DownloadInterfaceVersion

    Generatie 2, versie 2:

    Code die de versie van de downloadinterface van de voertuigunit aanduidt.

    Image 11

    Waardetoekenning: ‘aabb’H:

     

    ‘aa’H ‘00’H: niet gebruikt.

     

    ‘01’H: Voertuigunit van de tweede generatie

     

    ‘bb’H ‘00’H: niet gebruikt.

     

    ‘01’H: versie 2 van de VU van de tweede generatie.”;

    k)

    het volgende punt 2.61 bis wordt ingevoegd:

    “2.61 bis

    DriverCardApplicationIdentificationV2

    Generatie 2, versie 2:

    Op een bestuurderskaart opgeslagen informatie met betrekking tot de toepassingsidentificatie van de kaart (voorschrift 278a van bijlage 1C).

    Image 12

    lengthOfFollowingData is het aantal volgende bytes in de record.

    noOfBorderCrossingRecords is het aantal records betreffende grensoverschrijdingen dat op de bestuurderskaart kan worden opgeslagen.

    noOfLoadUnloadRecords is het aantal laad- en losrecords dat op de bestuurderskaart kan worden opgeslagen.

    noOfLoadTypeEntryRecords is het aantal records betreffende het ladingtype dat op de bestuurderskaart kan worden opgeslagen.

    vuConfigurationLengthRange is het aantal bytes op een tachograafkaart dat beschikbaar is voor de opslag van VU-configuraties.”;

    l)

    punt 2.63 wordt vervangen door:

    “2.63.

    DSRCSecurityData

    Generatie 2:

    Zie aanhangsel 11 voor de definitie van deze datasoort.”;

    m)

    in punt 2.66 wordt de tekst die overeenstemt met de tweede generatie vervangen door:

    “Generatie 2:

    Image 13

    Waardetoekenning: overeenkomstig ISO/IEC8824-1.”;

    n)

    punt 2.70 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de hoofding die overeenstemt met de tweede generatie wordt vervangen door het volgende:

    “Generatie 2, versie 1;”;

    ii)

    de volgende tekst wordt toegevoegd:

     

    “Generatie 2, versie 2:

    ‘0x’H

    Algemene voorvallen,

    ‘00’H

    Geen verdere details,

    ‘01’H

    Inbrengen van een ongeldige kaart,

    ‘02’H

    Kaartconflict,

    ‘03’H

    Tijdsoverlapping,

    ‘04’H

    Rijden zonder geschikte kaart,

    ‘05’H

    Inbrengen van de kaart tijdens het rijden,

    ‘06’H

    Laatste kaartsessie niet correct afgesloten,

    ‘07’H

    Snelheidsoverschrijding,

    ‘08’H

    Onderbreking in de stroomvoorziening,

    ‘09’H

    Fout in de bewegingsgegevens,

    ‘0A’H

    Tegenstrijdige bewegingsgegevens,

    ‘0B’H

    Tijdsconflict (tussen GNSS en de interne klok van de VU),

    ‘0C’H

    Fout in de communicatie met het systeem voor communicatie op afstand,

    ‘0D’H

    Ontbreken van plaatsbepalingsinformatie van de GNSS-ontvanger,

    ‘0E’H

    Fout in de communicatie met de externe GNSS-module,

    ‘0F’H

    GNSS-storing

    ‘1x’H

    Poging tot inbreuk op de beveiliging van de voertuigunit,

    ‘10’H

    Geen verdere details,

    ‘11’H

    Authenticatiefout van de bewegingssensor,

    ‘12’H

    Authenticatiefout van de tachograafkaart,

    ‘13’H

    Niet-geautoriseerde wijziging van de bewegingssensor,

    ‘14’H

    Integriteitsfout bij de gegevensinvoer op de kaart,

    ‘15’H

    Integriteitsfout in de opgeslagen gebruikersgegevens,

    ‘16’H

    Overdrachtsfout in de interne gegevens,

    ‘17’H

    Niet-geautoriseerde opening van het omhulsel,

    ‘18’H

    Hardwaresabotage,

    ‘19’H

    GNSS is gemanipuleerd,

    ‘1 A’H

    Authenticatiefout van de externe GNSS-module,

    ‘1 B’H

    Certificaat van de externe GNSS-module is vervallen,

    ‘1C’H

    Tegenstrijdigheid tussen de bewegingsgegevens en de opgeslagen gegevens over de bestuurdersactiviteit,

    ‘1D’H to ‘1F’H

    RFU,

    ‘2x’H

    Poging tot inbreuk op de beveiliging van de sensor,

    ‘20’H

    Geen verdere details,

    ‘21’H

    Authenticatiefout,

    ‘22’H

    Integriteitsfout in de opgeslagen gegevens,

    ‘23’H

    Fout in de interne gegevensoverdracht,

    ‘24’H

    Niet-geautoriseerde opening van het omhulsel,

    ‘25’H

    Hardwaresabotage,

    ‘26’H tot ‘2F’H

    RFU,

    ‘3x’H

    Fouten van het controleapparaat,

    ‘30’H

    Geen verdere details,

    ‘31’H

    VU interne fout

    ‘32’H

    Printerfout,

    ‘33’H

    Displayfout,

    ‘34’H

    Downloadfout,

    ‘35’H

    Sensorfout,

    ‘36’H

    Interne GNSS-ontvanger,

    ‘37’H

    Externe GNSS-module,

    ‘38’H

    Systeem voor communicatie op afstand,

    ‘39’H

    ITS-interface,

    ‘3 A’H

    Interne sensorfout

    ‘3B’H tot ‘3F’H

    RFU,

    ‘4x’H

    Kaartfouten,

    ‘40’H

    Geen verdere details,

    ‘41’H tot ‘4F’H

    RFU,

    ‘50’H tot ‘7F’H

    RFU,

    ‘80’H tot ‘FF’H

    Specifiek voor de fabrikant.”;

    o)

    punt 2.71 wordt vervangen door:

    “2.71.

    ExtendedSealIdentifier

    Generatie 2:

    De verlengde zegelidentificatiecode identificeert een zegel op unieke wijze (voorschrift 401 van bijlage IC).

    Image 14

    manufacturerCode is een code van de zegelfabrikant. Waardetoekenning: Zie de door de Europese Commissie te beheren databaseregistratie (zie https://dtc.jrc.ec.europa.eu).

    sealIdentifier is het zegelidentificatienummer dat uniek is voor de fabrikant. Waardetoekenning: alfanumeriek getal, uniek binnen het domein van de fabrikant overeenkomstig [ISO8859-1].”;

    p)

    in punt 2.76 wordt de alinea tussen de aanhef en de code vervangen door het volgende:

    “Generatie 2:

    De geografische coördinaten zijn gecodeerd als gehele getallen. Die gehele getallen zijn veelvouden van de ±DDMM.M-codering voor de breedte en ±DDDMM.M-codering voor de lengte. In dit geval worden met ±DD en ±DDD de graden en met MM.M de minuten aangeduid. Lengte- en breedtegraad van een onbekende positie worden weergegeven als Hex ‘7FFFFF’ (decimaal 8388607).”;

    q)

    de volgende punten 2.79 bis, 279 ter en 2.79 quater worden ingevoegd:

    “2.79 bis

    GNSSAuthAccumulatedDriving

    Generatie 2, versie 2:

    Op een bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen informatie die de authenticatiestatus van de GNSS-posities van het voertuig verstrekt als de gecumuleerde rijtijd een veelvoud van drie uur bereikt (voorschriften 306d en 356d van bijlage IC).

    Image 15

    gnssAuthADPointerNewestRecord is de index van de laatst bijgewerkte record van de authenthicatiestatus van de GNSS-positie.

    Waardetoekenning is het cijfer dat correspondeert met de teller van de record betreffende de authenticatiestatus van de GNSS-positie, beginnend met "0" voor de eerste record van de authenticatiestatus van de GNSS-positie in de structuur.

    gnssAuthStatusADRecords is de reeks records die de datum en tijd waarop de gecumuleerde rijtijd een veelvoud van drie uur bereikt en de authenticatiestatus van de GNSS-positie bevat.

    2.79 ter

    GNSSAuthStatusADRecord

    Generatie 2, versie 2:

    Op een bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen informatie die de authenticatiestatus van een GNSS-positie van het voertuig verstrekt als de gecumuleerde rijtijd een veelvoud van drie uur bereikt (voorschriften 306c en 356c van bijlage IC). Andere informatie in verband met de GNSS-positie zelf wordt opgeslagen in een ander record (zie 2.79 GNSSAccumulatedDrivingRecord).

    Image 16

    timeStamp is de datum en het tijdstip waarop de gecumuleerde rijtijd een veelvoud van drie uur bereikt (dezelfde datum en tijd als in de overeenkomstige GNSSAccumulatedDrivingRecord),

    authenticationStatus is de authenticatiestatus van de GNSS-positie waar de gecumuleerde rijtijd een veelvoud van drie uur bereikt.

    2.79 quater

    GNSSPlaceAuthRecord

    Generatie 2, versie 2:

    Informatie betreffende de GNSS-positie van het voertuig (voorschriften 108, 109, 110, 296, 306a, 306c, 306e, 306g, 356a, 356c, 356e en 356g van bijlage IC).

    Image 17

    timeStamp is de datum en tijd waarop de GNSS-positie van het voertuig werd bepaald.

    gnssAccuracy is de nauwkeurigheid van de GNSS-positiegegevens.

    geoCoordinates is de met gebruik van GNSS geregistreerde plaats.

    authenticationStatus is de authenticatiestatus van de GNSS-positie op het moment waarop die werd bepaald.”;

    r)

    punt 2.84 wordt vervangen door:

    “2.84.

    Gereserveerd voor toekomstig gebruik”;

    s)

    het volgende punt 2.89 bis wordt ingevoegd:

    “2.89 bis

    LengthOfFollowingData

    Generatie 2, versie 2:

    Lengte-indicator voor uitbreidbare records.

    Image 18

    Waardetoekenning: zie aanhangsel 2.”;

    t)

    het volgende punt 2.90 bis wordt ingevoegd:

    “2.90 bis

    LoadType

    Generatie 2, versie 2:

    code voor het ingevoerde ladingtype.

    Image 19

    Waardetoekenning:

    ‘00’H

    Niet-gedefinieerd ladingtype,

    ‘01’H

    Goederen,

    ‘02’H

    Passagiers,

    ‘03’H .. ‘FF’H

    RFU.”;

    u)

    het volgende punt 2.101 bis wordt ingevoegd:

    “2.101 bis

    NoOfBorderCrossingRecords

    Generatie 2, versie 2:

    Aantal records betreffende grensoverschrijdingen dat op een bestuurders- of werkplaatskaart kan worden opgeslagen.

    Image 20

    Waardetoekenning: zie aanhangsel 2.”;

    v)

    het volgende punt 2.111 bis wordt ingevoegd:

    “2.111 bis

    NoOfLoadUnloadRecords

    Generatie 2, versie 2:

    Aantal records betreffende laad- en losverrichtingen dat op een kaart kan worden opgeslagen.

    Image 21

    Waardetoekenning: zie aanhangsel 2.”;

    w)

    het volgende punt 2.112 bis wordt ingevoegd:

    “2.112 bis

    NoOfLoadTypeEntryRecords

    Generatie 2, versie 2:

    Aantal records betreffende de invoer van het ladingtype dat op een bestuurders- of werkplaatskaart kan worden opgeslagen.

    Image 22

    Waardetoekenning: zie aanhangsel 2.”;

    x)

    het volgende punt 2.114 bis wordt ingevoegd:

    “2.114 bis

    OperationType,

    Generatie 2, versie 2:

    code die het ingevoerde type verrichting weergeeft

    Image 23

    Waardetoekenning:

    ‘00’H

    RFU,

    ‘01’H

    Laden,

    ‘02’H

    Lossen,

    ‘03’H

    Tegelijkertijd laden en lossen

    ‘04’H .. ‘FF’H

    RFU.”;

    y)

    de volgende punten 2.116 bis en 2.116 ter worden ingevoegd:

    “2.116 bis

    PlaceAuthRecord

    Informatie met betrekking tot een plaats waar een dagelijkse werkperiode begint of eindigt (voorschriften 108, 271, 296, 324 en 347 van bijlage IC).

    Generatie 2, versie 2:

    Image 24

    entryTime is de een datum en tijd van invoer.

    entryTypeDailyWorkPeriod is het type invoer.

    dailyWorkPeriodCountry is het ingevoerde land.

    dailyWorkPeriodRegion is de ingevoerde regio.

    vehicleOdometerValue is de kilometerstand op het moment van invoer van de plaats.

    entryGNSSPlaceAuthRecord is de opgeslagen locatie, GNSS-authenticatiestatus en tijd.

    2.116 ter

    PlaceAuthStatusRecord

    Generatie 2, versie 2:

    Op een bestuurders- of werkplaatskaart opgeslagen informatie met betrekking tot de authenticatiestatus van een plaats waar een dagelijkse werkperiode begint en/of eindigt (voorschriften 306a en 356a van bijlage 1C). Andere informatie in verband met de plaats zelf wordt opgeslagen in een ander record (zie 2.117 PlaceRecord).

    Image 25

    entryTime is een datum en tijd in verband met de invoer (dezelfde datum en tijd als in de overeenkomstige PlaceRecord).

    authenticationStatus is de authenticatiestatus van de opgeslagen GNSS-positie.”;

    z)

    het volgende punt 2.117 bis wordt ingevoegd:

    “2.117 bis

    PositionAuthenticationStatus

    Generatie 2, versie 2:

    Image 26

    Waardetoekenning (zie aanhangsel 12)

    ‘00’H

    Niet geauthenticeerd (zie aanhangsel 12, voorschrift GNS_39),

    ‘01’H

    Geauthenticeerd (zie aanhangsel 12, voorschrift GNS_39),

    ‘02’H .. ‘FF’H

    RFU.”;

    aa)

    in punt 2.120 worden de waardetoekenningen ‘22’H t.e.m. ‘7F’H, vervangen door:

    ‘‘22’H

    VuBorderCrossingRecord,

    ‘23’H

    VuLoadUnloadRecord,

    ‘24’H

    VehicleRegistrationIdentification,

    ‘25’H t.e.m. ‘7F’H

    RFU.’;

    bb)

    het volgende punt 2.158 bis wordt ingevoegd:

    “2.158 bis

    TachographCardsGen1Suppression

    Generatie 2, versie 2:

    Mogelijkheid van een VU van de tweede generatie om met de eerste generatie bestuurders-, controle- en bedrijfskaarten te werken (zie aanhangsel 15, MIG 002).

    Image 27 Waardetoekenning:

    ‘0000’H

    De VU kan werken met tachograafkaarten van de eerste generatie (defaultwaarde),

    ‘A5E3’H

    De VU werkt niet met tachograafkaarten van de eerste generatie,

    Alle andere waarden.

    Niet gebruikt.”;

    cc)

    het volgende punt 2.166 bis wordt ingevoegd:

    “2.166 bis

    VehicleRegistrationIdentificationRecordArray

    Generatie 2, versie 2:

    Het VIN-nummer van het voertuig plus metagegevens zoals gebruikt in het downloadprotocol.

    Image 28

    recordType geeft de soort record aan (VehicleRegistrationIdentification). Waardetoekenning: zie RecordType.

    recordSize is de grootte van VehicleIdentificationNumber in bytes.

    noOfRecords is het aantal records in de reeks records.

    Records is de reeks kentekennummers van voertuigen.”;

    dd)

    In punt 2.168 wordt de eerste regel na de aanhef vervangen door:

    “Generatie 2, versie 1:”;

    ee)

    punt 2.174 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de hoofding die overeenstemt met de tweede generatie wordt vervangen door het volgende:

    “Generatie 2, versie 1:”;

    ii)

    de volgende tekst wordt toegevoegd:

    “Generatie 2, versie 2:

    Image 29

    Als aanvulling op de eerste generatie wordt het volgende gegevenselement gebruikt:

    sensorSerialNumber is het serienummer van een met de voertuigunit verbonden bewegingssensor op het einde van de kalibrering,

    sensorGNSSSerialNumber is het serienummer van de met de voertuigunit verbonden externe GNSS-module op het einde van de kalibrering (indien aanwezig),

    rcmSerialNumber is het serienummer van de apparatuur voor communicatie op afstand die op het einde van de kalibrering met de VU is verbonden (indien van toepassing),

    sealDataVu geeft informatie over de zegels die aan de verschillende onderdelen van het voertuig zijn gehecht.

    byDefaultLoadType is het standaard ladingtype van het voertuig (enkel aanwezig in versie 2).

    calibrationCountry is het land waar de kalibrering heeft plaatsgevonden.

    calibrationCountryTimestamp is de datum en het tijdstip waarop de positie die wordt gebruikt om te bepalen in welk land de kalibrering is uitgevoerd, door de GNSS-ontvanger werden verstrekt.”;

    ff)

    het volgende punt 2.185 bis wordt ingevoegd:

    “2.185 bis

    VuConfigurationLengthRange

    Generatie 2, versie 2:

    Het aantal bytes op een tachograafkaart dat beschikbaar is voor de opslag van VU-configuraties.

    Image 30

    Waardetoekenning: zie aanhangsel 2.”;

    gg)

    het volgende punt 2.192 bis wordt ingevoegd:

    “2.192 bis

    VuDigitalMapVersion

    Generatie 2, versie 2:

    de versie van de in de voertuigunit opgeslagen digitale kaart (voorschrift 133j van bijlage IC).

    Image 31

    Waardetoekenning: als gespecificeerd op de specifieke beveiligde website die door de Europese Commissie is opgezet (voorschrift 133k van bijlage IC).”;

    hh)

    punt 2.203 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de hoofding die overeenstemt met de tweede generatie wordt vervangen door het volgende:

    “Generatie 2, versie 1:”;

    ii)

    de volgende tekst wordt toegevoegd:

    “Generatie 2, versie 2:

    In een voertuigunit opgeslagen informatie met betrekking tot de GNSS-positie van het voertuig als de gecumuleerde rijtijd een veelvoud van drie uur bereikt (voorschriften 108 en 110 van bijlage IC).

    Image 32

    In versie 2 van generatie 2 wordt in plaats van gnssPlaceRecord gebruik gemaakt van gnssPlaceAuthRecord, dat aanvullende de GNSS-authenticatiestatus bevat.”;

    ii)

    de volgende punten 2.203 bis en 2.203 ter worden ingevoegd:

    “2.203 bis

    VuBorderCrossingRecord

    Generatie 2, versie 2:

    In een voertuigunit opgeslagen informatie met betrekking tot grensoverschrijdingen van het voertuig wanneer dat een landsgrens heeft overschreden (voorschriften 133a en 133b van bijlage IC).

    Image 33

    cardNumberAndGenDriverSlot identificeert de in de lezer van de bestuurder ingebrachte kaart, inclusief de generatie.

    cardNumberAndGenCodriverSlot identificeert de in de lezer van de bijrijder ingebrachte kaart, inclusief de generatie.

    countryLeft is het land dat het voertuig heeft verlaten, op basis van de laatste beschikbare positie alvorens de grensoverschrijding werd gedetecteerd. “Rest van de wereld” (NationNumeric code ‘FF’H) wordt gebruikt als de VU niet in staat is te bepalen in welk land het voertuig zich bevindt (bv. omdat het huidige land niet op de opgeslagen digitale kaarten staat).

    countryEntered is het land waar het voertuig is binnen gereden. “Rest van de wereld” (NationNumeric code ‘FF’H) wordt gebruikt als de VU niet in staat is te bepalen in welk land het voertuig zich bevindt (bv. omdat het huidige land niet op de opgeslagen digitale kaarten staat).

    gnssPlaceAuthRecord bevat informatie in verband met de positie van het voertuig op het moment waarop de grensoverschrijding werd gedetecteerd en de authenticatiestatus daarvan.

    vehicleOdometerValue is de kilometerstand van het voertuig als de VU detecteert dat het voertuig een landsgrens heeft overschreden.

    2.203 ter

    VuBorderCrossingRecordArray

    Generatie 2, versie 2:

    In een voertuigunit opgeslagen informatie met betrekking tot de grensoverschrijding van het voertuig (voorschrift 133c van bijlage 1C).

    Image 34

    recordType geeft de soort record aan (VuBorderCrossingRecord). Waardetoekenning: zie RecordType.

    recordSize is de omvang van de VuBorderCrossingRecord in bytes.

    noOfRecords is het aantal records in de reeks records.

    records is een reeks records van grensoverschrijdingen.”;

    jj)

    het volgende punt 2.204 bis wordt ingevoegd:

    “2.204 bis

    VuGnssMaximalTimeDifference

    Generatie 2, versie 2:

    Het maximale verschil tussen de werkelijke tijd en de VU Real Time Clock time, op basis van de maximale tijdsafwijking als gespecificeerd in voorschrift 041 van bijlage IC, door de voertuigunit verzonden naar externe GNSS-module; zie voorschrift GNS_3g van aanhangsel 12.

    Image 35

    ”;

    kk)

    in punt 2.205 wordt de tekst die overeenstemt met de tweede generatie vervangen door:

    “Generatie 2:

    Image 36

    Als aanvulling op de eerste generatie worden de volgende gegevenselementen gebruikt:

    vuGeneration identificeert de generatie van de VU.

    vuAbility geeft aan of de voertuigunit al dan niet tachograafkaarten van de eerste generatie ondersteunt

    vuDigitalMapVersion is op de digitale kaart van de VU opgeslagen versie van de digitale kaart (enkel aanwezig in versie 2).”;

    ll)

    de volgende punten 2.208 bis en 2.208 ter worden ingevoegd:

    “2.208 bis

    VuLoadUnloadRecord

    Generatie 2, versie 2:

    In de VU opgeslagen informatie in verband met een ingevoerde laad- en losverrichting (voorschriften 133e, 133f en 133g van bijlage IC).

    Image 37

    timeStamp is de datum en tijd waarop de laad- en losverrichting is ingevoerd.

    operationType is het ingevoerde type verrichting (laden, lossen of tegelijkertijd laden en lossen),

    cardNumberAndGenDriverSlot identificeert de in de lezer van de bestuurder ingebrachte kaart, inclusief de generatie.

    cardNumberAndGenCodriverSlot identificeert de in de lezer van de bijrijder ingebrachte kaart, inclusief de generatie.

    gnssPlaceAuthRecord bevat informatie met betrekking tot de positie van het voertuig, en de authenticatiestatus daarvan.

    vehicleOdometerValue is de kilometerstand in verband met de laad- en/losverrichting,

    2.208 ter

    VuLoadUnloadRecordArray

    Generatie 2, versie 2:

    In de VU opgeslagen informatie in verband met een ingevoerde laad- en losverrichting (voorschriften 133h van bijlage IC).

    Image 38

    recordType geeft de type record aan (VuLoadUnloadRecord).Waardetoekenning: zie RecordType.

    recordSize is de omvang van de VuLoadUnloadRecord in bytes.

    noOfRecords is het aantal records in de reeks records.

    records is een reeks records van laad- en losverrichtingen.”;

    mm)

    punt 2.219 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de hoofding die overeenstemt met de tweede generatie wordt vervangen door het volgende:

    “Generatie 2, versie 1:”;

    ii)

    de volgende tekst wordt toegevoegd:

    “Generatie 2, versie 2:

    In een voertuigunit opgeslagen informatie met betrekking tot een plaats waar een bestuurder een dagelijkse werkperiode begint of eindigt (voorschrift 087 van bijlage 1B en voorschriften 108 en 110 van bijlage 1C).

    Image 39

    In de gegevensstructuur van versie 2 van de tweede generatie is placeRecord vervangen door het volgende gegevenselement:

    placeAuthRecord bevat informatie in verband met de ingevoerde plaats, de opgeslagen positie, GNSS-authenticatiestatus en tijd van de positiebepaling.”;

    nn)

    na punt 2.222 wordt het volgende punt ingevoegd:

    “2.222 bis

    VuRtcTime

    Generatie 2, versie 2:

    De tijd van de VU-realtimeklok, door de VU verzonden naar de externe GNSS-module, zie aanhangsel 12, voorschrift GNS_3f.

    Image 40

    ”;

    oo)

    de volgende punten 2.234 bis, 2.234 ter en 2.234 quater worden ingevoegd:

    “2.234 bis

    WorkshopCardApplicationIdentificationV2

    Generatie 2, versie 2:

    Op een werkplaatskaart opgeslagen informatie met betrekking tot de toepassingsidentificatie van de kaart (voorschrift 330a van bijlage IC).

    Image 41

    lengthOfFollowingData is het aantal volgende bytes in de record.

    noOfBorderCrossingRecords is het aantal records betreffende grensoverschrijdingen dat op de werkplaatskaart kan worden opgeslagen.

    noOfLoadUnloadRecords is het aantal laad- en losrecords dat op de werkplaatskaart kan worden opgeslagen.

    noOfLoadTypeEntryRecords is het aantal records betreffende het ladingtype dat op de werkplaatskaart kan worden opgeslagen.

    vuConfigurationLengthRange is het aantal bytes op een tachograafkaart, beschikbaar voor de opslag van VU-configuraties.

    2.234 ter

    WorkshopCardCalibrationAddData

    Generatie 2, versie 2:

    Op een werkplaatskaart opgeslagen informatie met betrekking tot aanvullende gegevens (bv. standaard ladingtype) die tijdens een kalibrering zijn ingevoerd (voorschrift 356I van bijlage IC)

    Image 42

    calibrationPointerNewestRecord: de index van de laatst bijgewerkte record van de kalibrering van aanvullende gegevens.

    Waardetoekenning: het cijfer dat correspondeert met de teller van de op de kaart opgeslagen record van de kalibrering van aanvullende gegevens, beginnend met een "0" voor de eerste kalibrering van aanvullende gegevens in de structuur.

    workshopCardCalibrationAddDataRecords: is de reeks records die de oude datum en tijd, de identificatiewaarde en het standaard ladingtype van het voertuig bevatten.

    2.234 quater

    WorkshopCardCalibrationAddDataRecord

    Generatie 2, versie 2:

    Op een werkplaatskaart opgeslagen informatie met betrekking tot het standaard ladingtype dat tijdens een kalibrering is ingevoerd (voorschrift 356k van bijlage IC)

    Image 43

    oldTimeValue is de oude waarde en tijd die is opgenomen in de overeenkomstige WorkshopCardCalibrationRecord,

    vehicleIdentificationNumber is het VIN-nummer van het voertuig, ook opgenomen in de overeenkomstige WorkshopCardCalibrationRecord,

    byDefaultLoadType is het standaard ladingtype van het voertuig (enkel aanwezig in versie 2).

    calibrationCountry is het land waar de kalibrering heeft plaatsgevonden.

    calibrationCountryTimestamp is de datum en het tijdstip waarop de GNSS-ontvanger de positie om het land te bepalen heeft verstrekt.”.

    31)

    Aanhangsel 2 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in punt 2.5 wordt de tweede alinea van punt TCS_09 vervangen door:

    “operationele status wanneer commando's worden uitgevoerd of verbinding wordt gemaakt met de voertuigunit,”;

    b)

    punt 3 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    in punt 3.2.1, wordt het vierde streepje onder TCS_16 geschrapt.

    ii)

    punt 3.5.7.2 wordt als volgt gewijzigd:

    (1)

    punt TCS_86 wordt vervangen door:

    “TCS_86

    Het commando kan worden uitgevoerd in MF, DF Tachograaf en DF Tachograaf_G2 (zie ook TCS_34).”:

    (2)

    de paragrafen TCS_88 en TCS_89 worden vervangen door de volgende tekst:

    “TCS_88

    Voor APDU's met korte lengte geldt het volgende: de IFD gebruikt het minimaal vereiste aantal APDU's om de payloadgegevens van het commando over te brengen en om het maximumaantal bytes in het eerste APDU-commando te verzenden. Elke waarde van ‘Lc’ tot 255 bytes moet door de kaart worden ondersteund.

    TCS_89 Voor APDU's met uitgebreide lengte geldt het volgende: indien het certificaat niet in een enkele APDU past, ondersteunt de kaart het ketenen van commando's. De IFD gebruikt het minimaal vereiste aantal APDU's om de payloadgegevens van het commando over te brengen en om het maximumaantal bytes in het eerste APDU-commando te verzenden. Als er moet worden geketend, moet elke waarde van ‘Lc’ tot de opgegeven maximale uitgebreide lengte door de kaart worden ondersteund.

      Opmerking: overeenkomstig aanhangsel 11 slaat de kaart het certificaat of de toepasselijke inhoud daarvan op en werkt de kaart de currentAuthenticatedTime bij.

      De antwoordberichtstructuur en statuswoorden zijn vastgelegd in TCS_85.”;

    iii)

    in punt 3.5.10 wordt de laatste rij van de tabel in paragraaf TCS_101 als volgt vervangen:

    “Le

    1

    ‘00h’

    Zoals gespecificeerd in ISO/IEC 7816-4”

    ;

    iv)

    in punt 3.5.16 wordt de laatste rij van de tabel in paragraaf TCS_138 als volgt vervangen:

    “Le

    1

    ‘00h’

    Zoals gespecificeerd in ISO/IEC 7816-4”

    ;

    c)

    punt 4 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    in paragraaf TCS_141 wordt de tweede alinea vervangen door:

    “In dit hoofdstuk worden het maximum- en minimumaantal registraties voor de verschillende tachograaftoepassingen gespecificeerd. Op versie 2 van de tweede generatie bestuurders- en werkplaatskaarten, moet de toepassing van de eerste generatie het in TCS_150 en TCS_158 gespecificeerde maximumaantal records ondersteunen.’;

    ii)

    in punt 4.2.1 wordt de tabel in paragraaf TCS_150 als volgt gewijzigd:

    (1)

    de rij betreffende cardIssuingAuthorityName wordt vervangen door het volgende:

    Image 44

    ”;

    (2)

    de rij betreffende LastCardDownload wordt vervangen door het volgende:

    Image 45

    ”;

    iii)

    punt 4.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

    (1)

    paragraaf TCS_152 wordt vervangen door:

    “TCS_152

    Na personalisatie heeft de toepassing van de tweede generatie voor de bestuurderskaart de onderstaande permanente bestandsstructuur en bestandstoegangsregels:

    Toelichting:

    de korte EF-identificator SFID wordt opgegeven als decimaal getal; zo komt de waarde ‘30’ overeen met ‘11110’ in binaire notatie.

    EF Application_Identification_V2, EF Places_Authentication, EF GNSS_Places_Authentication, EF Border_Crossings, EF Load_Unload_Operations, EF VU_Configuration en EF Load_Type_Entries zijn enkel aanwezig op versie 2 van de tweede generatie bestuurderskaarten.

    cardStructureVersion in EF Application_Identification is gelijk aan {01 01} voor versie 2 van de tweede generatie bestuurderskaarten, terwijl dit voor versie 1 van de tweede generatie bestuurderskaarten gelijk was aan {01 00}.

    Image 46

    In deze tabel worden de volgende afkortingen voor de beveiligingsvoorwaarden gebruikt:

    SC1

    ALW OR SM-MAC-G2

    SC5

    voor het READ BINARY-commando met even instructiebyte (INS): SM-C-MAC-G2 AND SM-R-ENC-MAC-G2

    voor het READ BINARY-commando met oneven instructiebyte (indien ondersteund): NEV”;

    (2)

    paragraaf TCS_154 wordt vervangen door:

    “TCS_154

    De toepassing van de tweede generatie voor de bestuurderskaart heeft de onderstaande gegevensstructuur:

    Image 47

    Image 48

    Image 49

    ”;

    (3)

    in paragraaf TCS_155, wordt de tabel vervangen door de volgende tabel:

     

     

     

     

     

     

    Min

    Max

    n1

    NoOfEventsPerType

    12

    12

    n2

    NoOfFaultsPerType

    24

    24

    n3

    NoOfCardVehicleRecords

    200

    200

    n4

    NoOfCardPlaceRecords

    112

    112

    n6

    CardActivityLengthRange

    13776 Bytes

    (56 dagen * 117 wijzigingen van activiteit)

    13776 Bytes

    (56 dagen * 117 wijzigingen van activiteit)

    n7

    NoOfCardVehicleUnitRecords

    200

    200

    n8

    NoOfGNSSADRecords

    336

    336

    n9

    NoOfSpecificConditionRecords

    112

    112

    n10

    NoOfBorderCrossingRecords

    1120

    1120

    n11

    NoOfLoadUnloadRecords

    1624

    1624

    n12

    NoOfLoadTypeEntryRecords

    336

    336

    n13

    VuConfigurationLengthRange

    3072 Bytes

    3072 Bytes

    ”;

    iv)

    punt 4.3.2 wordt als volgt gewijzigd:

    (1)

    paragraaf TCS_160 wordt vervangen door:

    “TCS_160

    Na personalisatie heeft de toepassing van de tweede generatie voor de werkplaatskaart de onderstaande permanente bestandsstructuur en bestandstoegangsregels:

    Toelichting:

    de korte EF-identificator SFID wordt opgegeven als decimaal getal; zo komt de waarde ‘30’ overeen met ‘11110’ in binaire notatie.

    EF Application_Identification_V2, EF Places_Authentication, EF GNSS_Places_Authentication, EF Border_Crossings, EF Load_Unload_Operations, EF Load_Type_Entries, EF VU_Configuration en EF Calibration_Add_Data zijn enkel aanwezig op versie 2 van de tweede generatie werkplaatskaarten.

    cardStructureVersion in EF Application_Identification is gelijk aan {01 01} voor versie 2 van de tweede generatie werkplaatskaarten, terwijl dit voor versie 1 van de tweede generatie werkplaatskaarten gelijk was aan {01 00}.

    Image 50

    In deze tabel worden de volgende afkortingen voor de beveiligingsvoorwaarden gebruikt:

    SC1

    ALW OR SM-MAC-G2

    SC5

    voor het READ BINARY-commando met even instructiebyte (INS): SM-C-MAC-G2 AND SM-R-ENC-MAC-G2

    voor het READ BINARY-commando met oneven instructiebyte (indien ondersteund): NEV”;

    (2)

    in paragraaf TCS_162, wordt de tabel vervangen door de volgende tabel:

    Image 51

    Image 52

    Image 53

    Image 54

    ”;

    (3)

    in paragraaf TCS_163 wordt de tabel vervangen door de volgende tabel:

     

     

     

     

     

     

    Min

    Max

    n1

    NoOfEventsPerType

    3

    3

    n2

    NoOfFaultsPerType

    6

    6

    n3

    NoOfCardVehicleRecords

    8

    8

    n4

    NoOfCardPlaceRecords

    8

    8

    n5

    NoOfCalibrationRecords

    255

    255

    n6

    CardActivityLengthRange

    492 bytes (1 dag * 240 veranderingen van activiteit)

    492 bytes (1 dag *

    240 veranderingen van activiteit)

    n7

    NoOfCardVehicleUnitRecords

    8

    8

    n8

    NoOfGNSSADRecords

    24

    24

    n9

    NoOfSpecificConditionRecords

    4

    4

    n10

    NoOfBorderCrossingRecords

    4

    4

    n11

    NoOfLoadUnloadRecords

    8

    8

    n12

    NoOfLoadTypeEntryRecords

    4

    4

    n13

    VuConfigurationLengthRange

    3072 Bytes

    3072 Bytes

    ”;

    v)

    punt 4.4.2 wordt als volgt gewijzigd:

    (1)

    paragraaf TCS_168 wordt vervangen door:

    “TCS_168

    Na personalisatie heeft de toepassing van de tweede generatie voor de controlekaart de onderstaande permanente bestandsstructuur en bestandstoegangsregels.

    Toelichting:

    de korte EF-identificator SFID wordt opgegeven als decimaal getal; zo komt de waarde ‘30’ overeen met ‘11110’ in binaire notatie.

    EF Application_Identification_V2, en EF VU_Configuration komen alleen voor op versie 2 van controlekaarten van de tweede generatie,

    cardStructureVersion in EF Application_Identification is gelijk aan {01 01} voor versie 2 van de tweede generatie controlekaarten, terwijl dit voor versie 1 van de tweede generatie controlekaarten gelijk was aan {01 00}.

    Image 55

    In deze tabel worden de volgende afkortingen voor de beveiligingsvoorwaarden gebruikt:

    SC1

    ALW OR SM-MAC-G2

    SC5

    voor het READ BINARY-commando met even instructiebyte (INS): SM-C-MAC-G2 AND SM-R-ENC-MAC-G2

    voor het READ BINARY-commando met oneven instructiebyte (indien ondersteund): NEV”;

    (2)

    in paragraaf TCS_170 wordt de tabel vervangen door het volgende:

    Image 56

    Image 57

    ”;

    (3)

    in paragraaf TCS_171 wordt de tabel vervangen door de volgende tabel:

     

     

     

     

     

     

    Min

    Max

    n7

    NoOfControlActivityRecords

    230

    520

    n13

    VuConfigurationLengthRange

    3072 Bytes

    3072 Bytes

    ”;

    vi)

    punt 4.5.2 wordt als volgt gewijzigd:

    (1)

    paragraaf TCS_176 wordt vervangen door:

    “TCS_176

    Na personalisatie heeft de toepassing van de tweede generatie voor de bedrijfskaart de onderstaande permanente bestandsstructuur en bestandstoegangsregels:

    Toelichting:

    de korte EF-identificator SFID wordt opgegeven als decimaal getal; zo komt de waarde ‘30’ overeen met ‘11110’ in binaire notatie.

    EF Application_Identification_V2, en EF VU_Configuration zijn komen alleen voor op versie 2 van bedrijfskaarten van de tweede generatie,

    cardStructureVersion in EF Application_Identification is gelijk aan {01 01} voor versie 2 van de tweede generatie bedrijfskaarten, terwijl dit voor versie 1 van de tweede generatie bedrijfskaarten gelijk was aan {01 00}.

    Image 58

    In deze tabel worden de volgende afkortingen voor de beveiligingsvoorwaarden gebruikt:

    SC1

    ALW OR SM-MAC-G2

    SC5

    voor het READ BINARY-commando met even instructiebyte (INS): SM-C-MAC-G2 AND SM-R-ENC-MAC-G2

    voor het READ BINARY-commando met oneven instructiebyte (indien ondersteund): NEV”;

    (2)

    in paragraaf TCS_178 wordt de tabel vervangen door de volgende tabel:

    Image 59

    ”;

    (3)

    in paragraaf TCS_179 wordt de tabel vervangen door de volgende tabel:

     

     

     

     

     

     

    Min

    Max

    n8

    NoOfCompanyActivityRecords

    230

    520

    n13

    VuConfigurationLengthRange

    3072 Bytes

    3072 Bytes

    32)

    Aanhangsel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt 1 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de paragraaf betreffende specifieke omstandigheden wordt vervangen door:

    Specifieke omstandigheden, manuele invoer

    Image 60

    Niet verplicht

    Image 61

    Vervoer per veerboot/trein

    Image 62

    Laden

    Image 63

    Lossen

    Image 64

    Tegelijkertijd laden en lossen

    Image 65

    Ladingtype: passagiers

    Image 66

    Ladingtype: goederen,

    Image 67

    Ladingtype: niet-gedefinieerd ladingtype”,

    ii)

    De pictogrammen voor diverse worden als volgt gewijzigd:

    (1)

    het beveiligingspictogram wordt vervangen door:

    Image 68

    Beveiliging/geauthenticeerde gegevens/zegels”;

    (2)

    het volgende pictogram wordt toegevoegd

    Image 69

    Digitale kaart/grensoverschrijding’;

    b)

    punt 2 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de volgende pictogramcombinaties worden toegevoegd aan de lijst van diversen:

     

    Image 70

    de positie waar het voertuig een grens tussen twee landen heeft overschreden

    Image 71

    de positie waar een laadverrichting heeft plaatsgevonden

    Image 72

    de positie waar een losverrichting heeft plaatsgevonden

    Image 73

    de positie waar gelijktijdig is geladen en gelost”;

    ii)

    de volgende pictogramcombinatie wordt toegevoegd aan de pictogrammen voor afdrukken:

    Image 74

    Geschiedenis van ingebrachte kaarten”;

    iii)

    de volgende pictogramcombinatie wordt toegevoegd aan de pictogrammen voor voorvallen:

    Image 75

    GNSS-storing”.

    33)

    Aanhangsel 4 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in punt 1 wordt punt PRT_005 vervangen door:

    “PRT_005

    Gegevensvelden met opeenvolgende tekens worden links uitgelijnd afgedrukt en opgevuld met spaties tot de lengte van het gegevensbestanddeel of, indien nodig, afgekapt tot de lengte van het gegevensbestanddeel. Namen en adressen mogen op twee regels worden afgedrukt.”;

    b)

    punt 2 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de volgende streepjes worden toegevoegd tussen de tabel en paragraaf PRT_007:

    “-

    In een datablok verwijst de tekst na ‘pi=’ naar het overeenkomstige pictogram of de overeenkomstige pictogramcombinatie als gedefinieerd in aanhangsel 3,

    -

    Als het wordt afgedrukt na de lengte- en breedtegraad van een opgeslagen positie, of na de tijdsstempel van het moment waarop de positie is bepaald, geeft het Image 76 pictogram aan dat de positie is berekend op basis van geauthenticeerde navigatieberichten,

    -

    * gegevens uitsluitend beschikbaar in (alle versies van) tachografen van de tweede generatie,

    -

    ** gegevens uitsluitend beschikbaar in versie 2 van de tweede generatie.”;

    ii)

    de blokken 2 en 3 worden vervangen door:

    Image 77

    Image 78

    Als de kaart geen persoonlijke kaart is en de achternaam van de kaarthouder niet hoeft te worden vermeld, moet de naam van het bedrijf of de werkplaats of die van de controle-instantie worden afgedrukt.”;

    iii)

    vóór blok 4, wordt de zin voorafgegaan door (*) geschrapt

    iv)

    het volgende blok wordt ingevoegd na blok 4:

    Image 79

    ”;

    v)

    blok 5 wordt vervangen door:

    Image 80

    ”;

    vi)

    vóór blok 6, wordt de zin voorafgegaan door (*) geschrapt

    vii)

    het volgende blok wordt ingevoegd na blok 8a:

    Image 81

    ”;

    viii)

    blok 8.2 wordt vervangen door:

    Image 82

    ”;

    ix)

    blok 10.2 wordt vervangen door:

    Image 83

    ”;

    x)

    vóór blok 11, wordt de zin voorafgegaan door (*) geschrapt

    xi)

    de blokken 11.4 en 11.5 worden vervangen door:

    Image 84

    Image 85

    Image 86

    Image 87

    ”;

    xii)

    blok 14 wordt vervangen door:

    Image 88

    ”;

    xiii)

    blok 15.1 wordt vervangen door:

    Image 89

    ”;

    xiv)

    de blokken 16 en 16.1 worden vervangen door:

    16

    GNSS-identificatie*

    Image 90

    Image 91

    Image 92

    Image 93

    ”;

    xv)

    blok 17.1 wordt vervangen door:

    Image 94

    Het kalibreringsdoel (p) is een numerieke code die verklaart waarom deze kalibreringsparameters geregistreerd werden, gecodeerd overeenkomstig het gegevensbestanddeel CalibrationPurpose.”;

    xvi)

    blok 23 wordt vervangen door:

    Image 95 ”;

    c)

    punt 3 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    in punt 3.1 wordt paragraaf PRT_008 vervangen door:

    “PRT_008

    De dagelijkse afdruk van de kaart met de activiteiten van de bestuurder moet in overeenstemming zijn met onderstaande opmaak:

    Image 96 ”;

    ii)

    in punt 3.2 wordt paragraaf PRT_009 vervangen door:

    “PRT_009

    De dagelijkse afdruk van de VU van de activiteiten van de bestuurder moet in overeenstemming zijn met onderstaande opmaak:

    Image 97 ”;

    iii)

    in punt 3.5 wordt paragraaf PRT_012 vervangen door:

    “PRT_012

    De afdruk van technische gegevens moet in overeenstemming zijn met onderstaande opmaak:

    Image 98 ”;

    iv)

    in punt 3.7 wordt paragraaf PRT_014 vervangen door:

    “PRT_014

    De afdruk van de geschiedenis van ingebrachte kaarten moet in overeenstemming zijn met onderstaande opmaak:

    Image 99 ”.

    34)

    Aanhangsel 7 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    De punten 2.2.6.1 tot en met 2.2.6.5 worden vervangen door:

    “2.2.6.1

    Positive Response Transfer Data Download Interface Version (Positief antwoord op verzoek tot downloaden van gegevensoverdrachten, interface, versie)

    2.2.6.2

    Positive Response Transfer Data Overview (Positief antwoord op een overzicht van gegevensoverdrachten)

    2.2.6.3

    Positive Response Transfer Data Activities (Positief antwoord op een verzoek tot overdracht van gegevens met betrekking tot activiteiten)

    2.2.6.4

    Positive Response Transfer Data Events and Faults (Positief antwoord op een verzoek tot overdracht van gegevens met betrekking tot voorvallen en fouten)

    2.2.6.5

    Positive Response Transfer Data Detailed Speed (Positief antwoord op een verzoek tot overdracht van gegevens met betrekking tot de exacte snelheid)”;

    ii)

    het volgende punt wordt toegevoegd:

    “2.2.6.6

    Positive Response Transfer Data Technical Data (Positief antwoord op een verzoek tot overdracht van technische gegevens)”;

    b)

    punt 2 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    in punt 2.2.2 worden de tabel met de berichtstructuur en de opmerkingen na de tabel vervangen door:

    Berichtstructuur

    Max. 4 bytes

    Max. 255 bytes

    1 byte

     

     

    Header

    Gegevens

    Controlesom

    IDE ->

    <- VU

    FMT

    TGT

    SRC

    LEN

    SID

    DS_ / TRTP

    GEGEVENS

    CS

    Start Communication Request

    81

    EE

    F0

     

    81

     

     

    E0

    Positive Response Start Communication

    80

    F0

    EE

    03

    C1

     

    EA, 8F

    9B

    Start Diagnostic Session Request

    80

    EE

    F0

    02

    10

    81

     

    F1

    Positive Response Start Diagnostic

    80

    F0

    EE

    02

    50

    81

     

    31

    Link Control Service

     

     

     

     

     

     

     

     

    Verify Baud Rate (stage 1)

     

     

     

     

     

     

     

     

    9 600 Bd

    80

    EE

    F0

    04

    87

    01

    01,01

    EC

    19 200 Bd

    80

    EE

    F0

    04

    87

    01

    01,02

    ED

    38 400 Bd

    80

    EE

    F0

    04

    87

    01

    01,03

    EE

    57 600 Bd

    80

    EE

    F0

    04

    87

    01

    01,04

    EF

    115 200 Bd

    80

    EE

    F0

    04

    87

    01

    01,05

    F0

    Positive Response Verify Baud Rate

    80

    F0

    EE

    02

    C7

    01

     

    28

    Verify Baud Rate (stage 2)

    80

    EE

    F0

    03

    87

    02

    03

    ED

    Request Upload

    80

    EE

    F0

    0A

    35

     

    00,00,00,00,00,FF,FF, FF,FF

    99

    Positive Response Request Upload

    80

    F0

    EE

    03

    75

     

    00,FF

    D5

    Transfer Data Request

     

     

     

     

     

     

     

     

    Download interface version

    80

    EE

    F0

    02

    36

    00

     

    96

    Overview

    80

    EE

    F0

    02

    36

    01, 21 of 1

     

    CS

    Activities

    80

    EE

    F0

    06

    36

    02, 22 of 32

    Date

    CS

    Events & Faults

    80

    EE

    F0

    02

    36

    03, 23 of 33

    Date

    CS

    Detailed Speed

    80

    EE

    F0

    02

    36

    04 of 24

    Date

    CS

    Technical Data

    80

    EE

    F0

    02

    36

    05, 25 of 35

    Date

    CS

    Card download

    80

    EE

    F0

    02 of 03

    36

    06

    Slot

    CS

    Positive Response Transfer Data

    80

    F0

    EE

    Len

    76

    TREP

    Data

    CS

    Request Transfer Exit

    80

    EE

    F0

    01

    37

     

     

    96

    Positive Response Request Transfer Exit

    80

    F0

    EE

    01

    77

     

     

    D6

    Stop Communication Request

    80

    EE

    F0

    01

    82

     

     

    E1

    Positive Response Stop Communication

    80

    F0

    EE

    01

    C2

     

     

    21

    Acknowledge sub message

    80

    EE

    F0

    LEN

    83

     

    Data

    CS

    Negative responses

     

     

     

     

     

     

     

     

    General reject

    80

    F0

    EE

    03

    7F

    Sid Req

    10

    CS

    Service not supported

    80

    F0

    EE

    03

    7F

    Sid Req

    11

    CS

    Sub function not supported

    80

    F0

    EE

    03

    7F

    Sid Req

    12

    CS

    Incorrect Message Length

    80

    F0

    EE

    03

    7F

    Sid Req

    13

    CS

    Conditions not correct or Request sequence error

    80

    F0

    EE

    03

    7F

    Sid Req

    22

    CS

    Request out of range

    80

    F0

    EE

    03

    7F

    Sid Req

    31

    CS

    Upload not accepted

    80

    F0

    EE

    03

    7F

    Sid Req

    50

    CS

    Response pending

    80

    F0

    EE

    03

    7F

    Sid Req

    78

    CS

    Data not available

    80

    F0

    EE

    03

    7F

    Sid Req

    FA

    CS

    Opmerkingen:

    Sid Req = het Sid van het corresponderende verzoek.

    TREP = de TRTP van het corresponderende verzoek.

    Zwarte cellen geven aan dat niets wordt overgebracht.

    De term upload (vanaf de IDE) wordt gebruikt voor compatibiliteit met ISO 14229. Het betekent hetzelfde als download (vanaf de VU).

    Potentiële tellers van 2 bytes voor het tellen van subberichten worden in deze tabel niet getoond.

    Lezer is het lezernummer, “1” (kaart in de lezer van de bestuurder) of “2” (kaart in de lezer van de bijrijder).

    Indien de lezer niet is gespecificeerd, kiest de VU lezer 1 indien een kaart in die lezer is ingebracht en kiest hij lezer 2 alleen als die specifiek door de gebruiker wordt geselecteerd.

    TRTP 24 wordt gebruikt voor verzoeken tot het downloaden van gegevens van VU’s van de tweede generatie, versies 1 en 2.

    TRTP 00, 31, 32, 33 en 35 worden gebruikt voor verzoeken tot het downloaden van gegevens van VU’s van de tweede generatie, versie 2.

    TRTP 21, 22, 23 en 25 worden gebruikt voor verzoeken tot het downloaden van gegevens van VU’s van de tweede generatie, versie 1.

    TRTP 01 tot en met 05 worden gebruikt voor verzoeken tot het downloaden van gegevens van VU van de eerste generatie. Ze kunnen ook worden aanvaard door VU’s van de tweede generatie, maar alleen in het kader van de controle van bestuurders door een controle-instantie van buiten de EU die een controlekaart van de eerste generatie gebruikt.

    TRTP 11 tot en met 1F zijn voorbehouden voor fabrikantspecifieke downloadverzoeken.”;

    ii)

    punt 2.2.2.9 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    in punt DDP_011 worden de tweede alinea en de eerste tabel vervangen door:

    “Er zijn zeven soorten gegevensoverdracht. Voor gegevensdownloads van VU kunnen twee verschillende TRTP-waarden worden gebruikt voor elk type overdracht:

    Type gegevensoverdracht

    TRTP-waarden voor gegevensdownloads van VU’s

    van de eerste generatie

    TRTP-waarden voor gegevensdownloads van VU’s

    van de tweede generatie, versie 1

    TRTP-waarden voor gegevensdownloads van VU’s

    van de tweede generatie, versie 2

    Versie downloadinterface

    niet gebruikt

    niet gebruikt

    00

    Overzicht

    01

    21

    31

    Activiteiten van een gespecificeerde datum

    02

    22

    32

    Voorvallen en fouten

    03

    23

    33

    Exacte snelheid

    04

    24

    24

    Technische gegevens

    05

    25

    35

    2)

    punt DDP_054 wordt vervangen door:

    “DDP_054

    De IDE is verplicht gedurende een overbrengingssessie de overdracht van overzichtsgegevens (TRTP 01, 21 of 31) aan te vragen, omdat alleen dit garandeert dat de VU-certificaten in het gedownloade bestand worden geregistreerd (en de digitale handtekening kan worden geverifieerd).

    In het tweede geval (TRTP 02, 22 of 32) bevat het bericht Transfer Data Request de aanwijzing van de te downloaden kalenderdag (TimeReal opmaak).”;

    iii)

    in punt 2.2.2.10 wordt de tekst voor de streepjes onder punt DDP_055 vervangen door:

    “DDP_055

    In het eerste geval (TREP 01, 21 of 31) zendt de VU gegevens waarmee de operator van de IDE kan kiezen welke gegevens hij verder wil overdragen. De in dit bericht opgenomen informatie bestaat uit:”:

    iv)

    in punt 2.2.5.2 wordt figuur 2 vervangen door:

    Image 100 “;

    v)

    de punten 2.2.6.1 tot en met 2.2.6.5 worden vervangen door:

    “2.2.6.1

    Positive Response Transfer Data Download Interface Version (Positief antwoord op verzoek tot het downloaden van gegevensoverdrachten, interface, versie)

    DDP_028a

    Het gegevensveld van het bericht “Positive Response Transfer Data Download Interface Version” moet de onderstaande gegevens in de onderstaande volgorde onder het SID 76 Hex en het TREP 00 Hex verstrekken:

    Gegevensstructuur tweede generatie, versie 2 (TREP 00 Hex)

    Gegevenselement

     

    Opmerking

    DownloadInterfaceVersion

     

    Generatie en versie van de VU: 02,02 Hex voor de tweede generatie, versie 2.

    Niet ondersteund door VU van de eerste en de tweede generatie, versie 1, die negatief zullen reageren (subfunctie niet ondersteund, zie DDP_018)

     

     

     

    2.2.6.2

    Positive Response Transfer Data Overview (Positief antwoord op een overzicht van gegevensoverdrachten)

    DDP_029

    Het gegevensveld van het bericht ”Positive Response Transfer Data Overview” moet de onderstaande gegevens in de onderstaande volgorde onder het SID 76 Hex, het TREP 01, 21 of 31 Hex en de passende splitsing en telling van de subberichten verstrekken:

    Gegevensstructuur eerste generatie (TREP 01 Hex)

    Gegevenselement

     

    Opmerking

    MemberStateCertificate

     

    VU-veiligheidscertificaten

    VUCertificate

     

     

    VehicleIdentificationNumber

     

    Identificatie van het voertuig (VIN)

    VehicleRegistrationIdentification

     

     

    CurrentDateTime

     

    Huidige datum en tijd van de VU

    VuDownloadablePeriod

     

    Downloadbare periode

    CardSlotsStatus

     

    Soorten in de VU ingebrachte kaarten

    VuDownloadActivityData

     

    Vorige VU-download

    VuCompanyLocksData

     

    Alle bedrijfsversleutelingen opgeslagen. Indien dit segment leeg is, wordt alleen noOfLocks = 0 verzonden.

     

     

    VuControlActivityData

     

    Alle in de VU opgeslagen controlerecords. Indien dit segment leeg is, wordt alleen noOfControls = 0 verzonden.

     

     

     

     

    Handtekening

     

    RSA-handtekening van alle gegevens (behalve certificaten) vanaf VehicleIdentificationNumber tot de laatste byte van de laatste VuControlActivityData.

     

     

     

    Gegevensstructuur tweede generatie, versie 1 (TREP 21 Hex)

    Gegevenselement

     

    Opmerking

    MemberStateCertificateRecordArray

     

    Lidstaatcertificaat

    VUCertificateRecordArray

     

    VU-certificaat

    VehicleIdentificationNumberRecordArray

     

    Identificatie van het voertuig

    VehicleRegistrationIdentificationRecordArray

     

    Voertuigregistratienummer

    CurrentDateTimeRecordArray

     

    Huidige datum en tijd van de VU

    VuDownloadablePeriodRecordArray

     

    Downloadbare periode

    CardSlotsStatusRecordArray

     

    Soorten in de VU ingebrachte kaarten

    VuDownloadActivityDataRecordArray

     

    Vorige VU-download

    VuCompanyLocksRecordArray

     

    Alle bedrijfsversleutelingen opgeslagen. Indien het segment leeg is, wordt alleen een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    VuControlActivityRecordArray

     

    Alle in de VU opgeslagen controlerecords. Indien het segment leeg is, wordt alleen een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    SignatureRecordArray

     

    ECC-handtekening van alle voorgaande gegevens behalve de certificaten.

     

     

     

    Gegevensstructuur tweede generatie, versie 2 (TREP 31 Hex)

    Gegevenselement

     

    Opmerking

    MemberStateCertificateRecordArray

     

    Lidstaatcertificaat

    VUCertificateRecordArray

     

    VU-certificaat

    VehicleIdentificationNumberRecordArray

     

    Identificatie van het voertuig

    VehicleRegistrationNumberRecordArray

     

    Voertuigregistratienummer

    CurrentDateTimeRecordArray

     

    Huidige datum en tijd van de VU

    VuDownloadablePeriodRecordArray

     

    Downloadbare periode

    CardSlotsStatusRecordArray

     

    Soorten in de VU ingebrachte kaarten

    VuDownloadActivityDataRecordArray

     

    Vorige VU-download

    VuCompanyLocksRecordArray

     

    Alle bedrijfsversleutelingen opgeslagen. Indien het segment leeg is, wordt alleen een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    VuControlActivityRecordArray

     

    Alle in de VU opgeslagen controlerecords. Indien het segment leeg is, wordt alleen een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    SignatureRecordArray

     

    ECC-handtekening van alle voorgaande gegevens behalve de certificaten.

     

     

     

    2.2.6.3

    Positive Response Transfer Data Activities (Positief antwoord op een verzoek tot overdracht van gegevens met betrekking tot activiteiten)

    DDP_030

    Het gegevensveld van het bericht ”Positive Response Transfer Data Activities” moet de onderstaande gegevens in de onderstaande volgorde onder het SID 76 Hex, het TREP 02, 22 of 32 Hex en de passende splitsing en telling van de subberichten verstrekken:

    Gegevensstructuur eerste generatie (TREP 02 Hex)

    Gegevenselement

     

    Opmerking

    TimeReal

     

    Datum van de gedownloade dag

    OdometerValueMidnight

     

    Kilometerstand aan het einde van de gedownloade dag

    VuCardIWData

     

    Gegevens over de cycli van inbrengen en uitnemen van kaarten.

    Indien deze passage geen beschikbare gegevens bevat, wordt alleen noOfVuCardIWRecords = 0 verzonden.

    Wanneer een VuCardIWRecord 00:00 (kaart ingebracht op de vorige dag) of 24:00 (kaart uitgenomen de volgende dag) overschrijdt, wordt het volledig getoond op de twee betrokken dagen.

     

     

     

     

     

     

     

    VuActivityDailyData

     

    Status van de lezers op 00:00 en opgeslagen activiteitswijzigingen op de gedownloade dag.

     

     

    VuPlaceDailyWorkPeriodData

     

    Opgeslagen plaatsgegevens op de gedownloade dag. Indien dit segment leeg is, wordt alleen noOfPlaceRecords = 0 verzonden.

     

     

    VuSpecificConditionData

     

    Gegevens over specifieke omstandigheden die geregistreerd zijn voor de gedownloade dag. Indien dit punt leeg is, wordt alleen noOfSpecificConditionRecords=0 verzonden.

     

     

     

    Handtekening

     

    RSA-handtekening van alle gegevens vanaf TimeReal tot de laatste byte van de laatste specifieke omstandigheden-record

     

     

     

    Gegevensstructuur tweede generatie, versie 1 (TREP 22 Hex)

    Gegevenselement

     

    Opmerking

    DateOfDayDownloadedRecordArray

     

    Datum van de gedownloade dag

    OdometerValueMidnightRecordArray

     

    Kilometerstand aan het einde van de gedownloade dag

    VuCardIWRecordArray

     

    Gegevens over de cycli van inbrengen en uitnemen van kaarten.

    Indien dit segment geen beschikbare gegevens bevat, wordt een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    Wanneer een VuCardIWRecord 00:00 (kaart ingebracht op de vorige dag) of 24:00 (kaart uitgenomen de volgende dag) overschrijdt, wordt het volledig getoond op de twee betrokken dagen.

    VuActivityDailyRecordArray

     

    Status van de lezers op 00:00 en opgeslagen activiteitswijzigingen op de gedownloade dag.

    VuPlaceDailyWorkPeriodRecordArray

     

    Gegevens over plaatsen die geregistreerd zijn voor de gedownloade dag. Indien dit punt leeg is, wordt een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    VuGNSSADRecordArray

     

    GNSS-posities van het voertuig indien de gecumuleerde rijtijd van het voertuig een veelvoud van drie uur bereikt. Indien het segment leeg is, wordt alleen een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    VuSpecificConditionRecordArray

     

    Gegevens over specifieke omstandigheden die geregistreerd zijn voor de gedownloade dag. Indien dit punt leeg is, wordt een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    SignatureRecordArray

     

    ECC-handtekening van alle voorgaande gegevens.

     

     

     

    Gegevensstructuur tweede generatie, versie 2 (TREP 32 Hex)

    Gegevenselement

     

    Opmerking

    DateOfDayDownloadedRecordArray

     

    Datum van de gedownloade dag

    OdometerValueMidnightRecordArray

     

    Kilometerstand aan het einde van de gedownloade dag

    VuCardIWRecordArray

     

    Gegevens over de cycli van inbrengen en uitnemen van kaarten.

    Indien dit segment geen beschikbare gegevens bevat, wordt een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    Wanneer een VuCardIWRecord 00:00 (kaart ingebracht op de vorige dag) of 24:00 (kaart uitgenomen de volgende dag) overschrijdt, wordt het volledig getoond op de twee betrokken dagen.

    VuActivityDailyRecordArray

     

    Status van de lezers op 00:00 en opgeslagen activiteitswijzigingen op de gedownloade dag.

    VuPlaceDailyWorkPeriodRecordArray

     

    Gegevens over plaatsen die geregistreerd zijn voor de gedownloade dag. Indien dit punt leeg is, wordt een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    VuGNSSADRecordArray

     

    GNSS-posities van het voertuig indien de opgetelde rijtijd van het voertuig een veelvoud van drie uur bereikt. Indien het segment leeg is, wordt alleen een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    VuSpecificConditionRecordArray

     

    Gegevens over specifieke omstandigheden die geregistreerd zijn voor de gedownloade dag. Indien dit punt leeg is, wordt een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    VuBorderCrossingRecordArray

     

    Grensoverschrijdingen voor de gedownloade dag. Indien dit punt leeg is, wordt een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    VuLoadUnloadRecordArray

     

    Laad-/losverrichtingen op de gedownloade dag. Indien het segment leeg is, wordt alleen een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    SignatureRecordArray

     

    ECC-handtekening van alle voorgaande gegevens.

     

     

     

    2.2.6.4

    Positive Response Transfer Data Events and Faults (Positief antwoord op een verzoek tot overdracht van gegevens met betrekking tot voorvallen en fouten)

    DDP_031

    Het gegevensveld van het bericht ”Positive Response Transfer Data Events and Faults” moet de onderstaande gegevens in de onderstaande volgorde onder het SID 76 Hex, het TREP 03, 23 of 33 Hex en de passende splitsing en telling van de subberichten verstrekken:

    Gegevensstructuur eerste generatie (TREP 03 Hex)

    Gegevenselement

     

    Opmerking

    VuFaultData

     

    Alle in de VU opgeslagen of lopende fouten.

    Indien dit segment leeg is, wordt alleen noOfVuFaults = 0 verzonden.

    VuEventData

     

    Alle in de VU opgeslagen of lopende voorvallen (behalve snelheidsoverschrijding).

    Indien het segment leeg is, wordt alleen noOfVuEvents = 0 verzonden.

    VuOverSpeedingControlData

     

    Gegevens met betrekking tot de laatste snelheidsoverschrijdingscontrole (standaardwaarde indien er geen gegevens zijn).

    VuOverSpeedingEventData

     

    Alle in de VU opgeslagen snelheidsoverschrijdingen.

    Indien het segment leeg is, wordt alleen noOfVuOverSpeedingEvents = 0 verzonden.

    VuTimeAdjustmentData

     

    Alle in de VU opgeslagen tijdafstellingen (buiten het kader van een volledige kalibratie).

    Indien het segment leeg is, wordt alleen noOfVuTimeAdjrecords = 0 verzonden.

    Handtekening

     

    RSA-handtekening van alle gegevens vanaf noOfVuFaults tot de laatste byte van de laatste tijdafstellingsrecord.

     

     

     

    Gegevensstructuur tweede generatie, versie 1 (TREP 23 Hex)

    Gegevenselement

     

    Opmerking

    VuFaultRecordArray

     

    Alle in de VU opgeslagen of lopende fouten.

    Indien het segment leeg is, wordt een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    VuEventRecordArray

     

    Alle in de VU opgeslagen of lopende voorvallen (behalve snelheidsoverschrijding).

    Indien het segment leeg is, wordt een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    VuOverSpeedingControlDataRecordArray

     

    Gegevens met betrekking tot de laatste snelheidsoverschrijdingscontrole (standaardwaarde indien er geen gegevens zijn).

    VuOverSpeedingEventRecordArray

     

    Alle in de VU opgeslagen snelheidsoverschrijdingen.

    Indien het segment leeg is, wordt alleen een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    VuTimeAdjustmentRecordArray

     

    Alle in de VU opgeslagen tijdafstellingen (buiten het kader van een volledige kalibratie).

    Indien het segment leeg is, wordt een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    SignatureRecordArray

     

    ECC-handtekening van alle voorgaande gegevens.

     

     

     

    Gegevensstructuur tweede generatie, versie 2 (TREP 33 Hex)

    Gegevenselement

     

    Opmerking

    VuFaultRecordArray

     

    Alle in de VU opgeslagen of lopende fouten.

    Indien het segment leeg is, wordt een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    VuEventRecordArray

     

    Alle in de VU opgeslagen of lopende voorvallen (behalve snelheidsoverschrijding).

    Indien het segment leeg is, wordt een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    VuOverSpeedingControlDataRecordArray

     

    Gegevens met betrekking tot de laatste snelheidsoverschrijdingscontrole (standaardwaarde indien er geen gegevens zijn).

    VuOverSpeedingEventRecordArray

     

    Alle in de VU opgeslagen snelheidsoverschrijdingen.

    Indien het segment leeg is, wordt een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    VuTimeAdjustmentRecordArray

     

    Alle in de VU opgeslagen tijdafstellingen (buiten het kader van een volledige kalibratie).

    Indien het segment leeg is, wordt een beginlabel van een reeks met noOfRecords = 0 verzonden.

    SignatureRecordArray

     

    ECC-handtekening van alle voorgaande gegevens.

     

     

     

    2.2.6.5

    Positive Response Transfer Data Detailed Speed (Positief antwoord op een verzoek tot overdracht van gegevens met betrekking tot de gedetailleerde snelheid)

    DDP_032

    Het gegevensveld van het bericht ”Positive Response Transfer Data Detailed Speed” moet de onderstaande gegevens in de onderstaande volgorde onder het SID 76 Hex, het TREP 04 of 24 Hex en de passende splitsing en telling van de subberichten verstrekken:

    Gegevensstructuur eerste generatie (TREP 04 Hex)

    Gegevenselement

     

    Opmerking

    VuDetailedSpeedData

     

    Alle in de VU opgeslagen gegevens over gedetailleerde snelheid (één snelheidsblok per minuut waarin het voertuig rijdt).

    60 snelheidswaarden per minuut (één per seconde).

    Handtekening

     

    RSA-handtekening van alle gegevens vanaf noOfSpeedBlocks tot de laatste byte van het laatste snelheidsblok.

     

     

     

    Gegevensstructuur tweede generatie (TREP 24 Hex)

    Gegevenselement

     

    Opmerking

    VuDetailedSpeedBlockRecordArray

     

    Alle in de VU opgeslagen gegevens over gedetailleerde snelheid (één snelheidsblok per minuut waarin het voertuig rijdt).

    60 snelheidswaarden per minuut (één per seconde).

    SignatureRecordArray

     

    ECC-handtekening van alle voorgaande gegevens.

     

     

     

    “;

    vi)

    het volgende punt wordt toegevoegd:

    “2.2.6.6

    Positive Response Transfer Data Technical Data (Positief antwoord op een verzoek tot overdracht van technische gegevens)

    DDP_033

    Het gegevensveld van het bericht ”Positive Response Transfer Data Technical Data” moet de onderstaande gegevens in de onderstaande volgorde onder het SID 76 Hex, het TREP 05, 25 of 35 Hex en de passende splitsing en telling van de subberichten verstrekken:

    Gegevensstructuur eerste generatie (TREP 05 Hex)

    Gegevenselement

     

    Opmerking

    VuIdentification

     

     

    SensorPaired

     

     

    VuCalibrationData

     

    Alle in de VU opgeslagen kalibratierecords.

     

     

    Handtekening

     

    RSA-handtekening van alle gegevens vanaf vuManufacturerName tot de laatste byte van de laatste VuCalibrationRecord.

     

     

     

    Gegevensstructuur tweede generatie, versie 1 (TREP 25 Hex)

    Gegevenselement

     

    Opmerking

    VuIdentificationRecordArray

     

     

    VuSensorPairedRecordArray

     

    Alle in de VU opgeslagen sensorverbindingen.

    VuSensorExternalGNSSCoupledRecordArray

     

    Alle in de VU opgeslagen verbindingen met de externe GNSS-module.

    VuCalibrationRecordArray

     

    Alle in de VU opgeslagen kalibreringsrecords.

    VuCardRecordArray

     

    Alle in de VU opgeslagen gegevens over kaartinbrenging.

    VuITSConsentRecordArray

     

     

    VuPowerSupplyInterruptionRecordArray

     

     

    SignatureRecordArray

     

    ECC-handtekening van alle voorgaande gegevens.

     

     

     

    Gegevensstructuur tweede generatie, versie 2 (TREP 35 Hex)

    Gegevenselement

     

    Opmerking

    VuIdentificationRecordArray

     

     

    VuSensorPairedRecordArray

     

    Alle in de VU opgeslagen sensorverbindingen.

    VuSensorExternalGNSSCoupledRecordArray

     

    Alle in de VU opgeslagen verbindingen met de externe GNSS-module.

    VuCalibrationRecordArray

     

    Alle in de VU opgeslagen kalibreringsrecords.

    VuCardRecordArray

     

    Alle in de VU opgeslagen gegevens over kaartinbrenging.

    VuITSConsentRecordArray

     

     

    VuPowerSupplyInterruptionRecordArray

     

     

    SignatureRecordArray

     

    ECC-handtekening van alle voorgaande gegevens.

     

     

     

    “;

    c)

    in punt 3.3 wordt punt DDP_035 vervangen door:

    “DDP_035

    De download van een tachograafkaart omvat de onderstaande stappen:

    Download van de algemene informatie van de kaart naar de ICC en IC van het EF. Deze informatie is facultatief en wordt niet met een digitale handtekening beveiligd.

    Voor tachograafkaarten van de eerste en tweede generatie

    Download EF’s in Tachograph DF:

    Download het Card_Certificate en CA_Certificate van het EF. Deze informatie wordt niet met een digitale handtekening beveiligd.

    Het is verplicht om deze bestanden voor elke sessie te downloaden.

    Download van de andere toepassingsgegevens van de EF’s (in Tachograph DF) met uitzondering van EF Card_Download. Deze informatie wordt beveiligd met een digitale handtekening, overeenkomstig aanhangsel 11 “Algemene beveiligingsmechanismen”, deel A.

    Het is verplicht om ten minste de Application_Identification en Identification van het EF voor elke sessie te downloaden.

    Bij het downloaden van een bestuurderskaart is het ook verplicht de onderstaande EF's over te brengen:

    Events_Data,

    Faults_Data,

    Driver_Activity_Data,

    Vehicles_Used,

    Places,

    Control_Activity_Data,

    Specific_Conditions.

    Alleen voor tachograafkaarten van de tweede generatie:

    Download van de EF’s in Tachograph_G2 DF, behalve wanneer een in een VU ingebrachte bestuurderskaart wordt gedownload tijdens een bestuurderscontrole door een controle-instantie van buiten de EU, waarbij een controlekaart van de eerste generatie wordt gebruikt:

    Download van het CardSignCertificate, CA_Certificate en Link_Certificate van het EF. Deze informatie wordt niet met een digitale handtekening beveiligd.

    Het is verplicht om deze bestanden voor elke sessie te downloaden.

    Download van de andere toepassingsgegevens van de EF’s (in Tachograph_G2 DF) met uitzondering van Card_Download van het EF. Deze informatie wordt beveiligd met een digitale handtekening, overeenkomstig aanhangsel 11 “Algemene beveiligingsmechanismen”, deel B.

    Het is verplicht om ten minste de Application_Identification, Application_Identification_V2 (indien aanwezig) en Identification van het EF voor elke sessie te downloaden

    Bij het downloaden van een bestuurderskaart is het ook verplicht de onderstaande EF's over te brengen:

    Events_Data,

    Faults_Data,

    Driver_Activity_Data,

    Vehicles_Used,

    Places,

    Control_Activity_Data,

    Specific_Conditions,

    VehicleUnits_Used,

    GNSS_Places,

    Places_Authentication, indien aanwezig,

    GNSS_Places_Authentication, indien aanwezig,

    Border_Crossings, indien aanwezig,

    Load_Unload_Operations, indien aanwezig,

    Load_Type_Entries, indien aanwezig.

    Bij het downloaden van een bestuurderskaart moet de datum van LastCardDownload worden aangepast in Card_Download van het EF, in de Tachograph en, voor zover van toepassing, in de DF’s van Tachograph_G2.

    Bij het downloaden van een werkplaatskaart moet de kalibratieteller worden gereset in Card_Download in de DF’s van Tachograph en, voor zover van toepassing, Tachograph_G2.

    Bij het downloaden van een werkplaatskaart mag EF Sensor_Installation_Data in de Tachograph en, voor zover van toepassing, de DF’s van Tachograph_G2 niet worden gedownload.”.

    35)

    Aanhangsel 8 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de punten 8, 8.1 en 8.2 worden vervangen door:

    “8

    ROUTINECONTROL SERVICE (TIJDAFSTELLING)

    8.1.

    Omschrijving van het bericht

    8.2.

    Berichtformaat”;

    ii)

    de volgende punten 9, 9.1 en 9.2 worden toegevoegd:

    “9.

    FORMATEN VAN DATARECORDS

    9.1.

    Overgebrachte parameterreeksen

    9.2.

    formaten van dataRecords”;

    b)

    de volgende rij wordt toegevoegd aan tabel 1 van punt 3.1:

     

    Diagnostische sessies

    RoutineControl

    8

    31

     

    Image 101

    Image 102

    c)

    in punt 6.1.3 wordt punt CPR_053 vervangen door:

    “CPR_053

    De in dit document gedefinieerde waarden van de recordDataIdentifier worden in de onderstaande tabel getoond.

    De tabel recordDataIdentifier bestaat uit vijf kolommen en meerdere rijen.

    De 1ste kolom (Hex) bevat de ”Hex-waarde” die aan de in de 3de kolom gespecificeerde recordDataIdentifier is toegekend.

    De 2de kolom (Gegevenselement) specificeert het gegevenselement van aanhangsel 1 waarop de recordDataIdentifier is gebaseerd (soms is transcodering nodig).

    De 3de kolom (Omschrijving) specificeert de corresponderende recordDataIdentifier-naam.

    De 4de kolom (Toegangsrechten) specificeert de toegangsrechten tot deze recordDataIdentifier.

    De 5de kolom (Mnemonisch) specificeert de mnemonische notatie van deze recordDataIdentifier.

    Tabel 28

    Definitie van recordDataIdentifier-waarden

    Hex

    Gegevenselement

    recordDataIdentifier-naam

    (zie formaat in punt 8.2)

    Toegangsrechten

    (Lezen/schrijven)

    Mnemoniek

    F90B

    CurrentDateTime

    TimeDate

    L/S

    RDI_TD

    F912

    HighResOdometer

    HighResolutionTotalVehicleDistance

    L/S

    RDI_HRTVD

    F918

    K-ConstantOfRecordingEquipment

    Kfactor

    L/S

    RDI_KF

    F91C

    L-TyreCircumference

    LfactorTyreCircumference

    L/S

    RDI_LF

    F91D

    W-VehicleCharacteristicConstant

    WvehicleCharacteristicFactor

    L/S

    RDI_WVCF

    F921

    TyreSize

    TyreSize

    L/S

    RDI_TS

    F922

    nextCalibrationDate

    NextCalibrationDate

    L/S

    RDI_NCD

    F92C

    SpeedAuthorised

    SpeedAuthorised

    L/S

    RDI_SA

    F97D

    vehicleRegistrationNation

    RegisteringMemberState

    L/S

    RDI_RMS

    F97E

    VehicleRegistrationNumber

    VehicleRegistrationNumber

    L/S

    RDI_ VRN

    F190

    VehicleIdentificationNumber

    VIN

    L/S

    RDI_ VIN

    F9D0

    SensorSerialNumber

    MotionSensorSerialNumber

    L

    RDI_SSN

    F9D1

    RemoteCommunicationModuleSerialNumber

    RemoteCommunicationFacilitySerialNumber

    L

    RDI_RCSN

    F9D2

    SensorGNSSSerialNumber

    ExternalGNSSFacilitySerialNumber

    L

    RDI_GSSN

    F9D3

    SealDataVu

    SmartTachographSealsSerialNumber

    L/S

    RDI_SDV

    F9D4

    VuSerialNumber

    VuSerialNumber

    L

    RDI_VSN

    F9D5

    ByDefaultLoadType

    ByDefaultLoadType

    L/S

    RDI_BDLT

    F9D6

    TachographCardsGen1Suppression

    TachographCardsGen1Suppression

    L/S

    RDI_TCG1S

    F9D7

    VehiclePosition

    VehiclePosition

    L

    RDI_VP

    F9D8

    LastCalibrationCountry

    CalibrationCountry

    L

    RDI_CC

    ”;

    d)

    punt 8 wordt vervangen door:

    “8.

    ROUTINECONTROL-FUNCTIE (TIJDAFSTELLING)

    8.1.

    Omschrijving van het bericht

    CPR_065a

    De functie RoutineControl (tijdafstelling) voorziet in de mogelijkheid om een afstemming van de VU-klok op de door de GNSS-ontvanger verstrekte tijd te initiëren.

    Voor de uitvoering van de functie RoutineControl (tijdafstelling) moet de VU in de stand CALIBRATION staan.

    Voorwaarde: er moet worden op toegezien dat de VU in staat is authentiek verklaarde positieberichten te ontvangen van de GNSS-ontvanger.

    Zolang de tijdafstelling aan de gang is, antwoordt de VU op het verzoek RoutineControl, subfunctie requestRoutineResults, met routineInfo = 0x78.

    Opmerking: de tijdafstelling kan enige tijd in beslag nemen. Het diagnostisch testapparaat vraagt de status van de tijdafstelling door gebruik te maken van de subfunctie requestRoutineResults.

    8.2.

    Berichtformaat

    CPR_065b

    De berichtformaten voor de dienst RoutineControl (tijdafstelling) en primitieven daarvan zijn nader beschreven in de volgende tabellen.

    Tabel 37a

    RoutineControl, routine (TimeAdjustment) Request Message subfunctie startRoutine

    Byte #

    Parameternaam

    Hex-waarde

    Mnemoniek

    #1

    Formaatbyte - fysieke adressering

    80

    FMT

    #2

    Byte van het doeladres

    EE

    TGT

    #3

    Byte van het bronadres

    tt

    SRC

    #4

    Additionele lengtebyte

    xx

    LEN

    #5

    RoutineControl Request Sid (routinecontrole gevraagd)

    31

    RC

    #6

    routineControlType = [startRoutine]

    01

    RCTP_STR

    # 7 en # 8

    routineIdentifier = [TimeAdjustment]

    0100

    RI_TA

    #9

    Controlesom

    00-FF

    CS

    Tabel 37b

    RoutineControl, routine (TimeAdjustment), subfunctie startRoutine, positief antwoord

    Byte #

    Parameternaam

    Hex-waarde

    Mnemoniek

    #1

    Formaatbyte - fysieke adressering

    80

    FMT

    #2

    Byte van het doeladres

    tt

    TGT

    #3

    Byte van het bronadres

    EE

    SRC

    #4

    Additionele lengtebyte

    xx

    LEN

    #5

    RoutineControl Positive Response Sid (positief antwoord op verzoek om routinecontrole)

    71

    RCPR

    #6

    routineControlType = [startRoutine]

    01

    RCTP_STR

    # 7 en # 8

    routineIdentifier= [TimeAdjustment]

    0100

    RI_TA

    #9

    Controlesom

    00-FF

    CS

    Tabel 37c

    RoutineControl, routine (TimeAdjustment) berichtverzoek, subfunctie requestRoutineResults

    Byte #

    Parameternaam

    Hex-waarde

    Mnemoniek

    #1

    Formaatbyte - fysieke adressering

    80

    FMT

    #2

    Byte van het doeladres

    EE

    TGT

    #3

    Byte van het bronadres

    tt

    SRC

    #4

    Additionele lengtebyte

    xx

    LEN

    #5

    RoutineControl Request Sid (routinecontrole gevraagd)

    31

    RC

    #6

    routineControlType = [requestRoutineResults]

    03

    RCTP_RRR

    # 7 en # 8

    routineIdentifier= [TimeAdjustment]

    0100

    RI_TA

    #9

    Controlesom

    00-FF

    CS

    Tabel 37d

    RoutineControl, routine (TimeAdjustment), subfunctie requestRoutineResults, positief antwoord

    Byte #

    Parameternaam

    Hex-waarde

    Mnemoniek

    #1

    Formaatbyte - fysieke adressering

    80

    FMT

    #2

    Byte van het doeladres

    tt

    TGT

    #3

    Byte van het bronadres

    EE

    SRC

    #4

    Additionele lengtebyte

    xx

    LEN

    #5

    RoutineControl Positive Response Sid (positief antwoord op verzoek om routinecontrole)

    71

    RCPR

    #6

    routineControlType = [requestRoutineResults]

    03

    RCTP_RRR

    # 7 en # 8

    routineIdentifier= [TimeAdjustment]

    0100

    RI_TA

    #9

    routineInfo (zie Tabel 37f)

    XX

    RINF_TA

    #10

    routineStatusRecord[] = routineStatus#1 (zie Tabel 37g)

    XX

    RS_TA

    #11

    Controlesom

    00-FF

    CS

    Tabel 37e

    RoutineControl, routine (TimeAdjustment) negatief antwoord

    Byte #

    Parameternaam

    Hex-waarde

    Mnemoniek

    #1

    Formaatbyte - fysieke adressering

    80

    FMT

    #2

    Byte van het doeladres

    tt

    TGT

    #3

    Byte van het bronadres

    EE

    SRC

    #4

    Additionele lengtebyte

    03

    LEN

    #5

    Negative Response Service Id (identificatie negatieve antwoorddienst)

    7F

    NR

    #6

    inputOutputControlByIdentifier Request SId

    31

    RC

    #7

    responseCode=[

     

    sub-functionNotSupported

     

    incorrectMessageLengthOrInvalidFormat

     

    conditionsNotCorrect

     

    requestOutOfRange

    ]

    12

    13

    22

    31

    SFNS

    IMLOIF

    CNC

    ROOR

    #8

    Controlesom

    00-FF

    CS

    Tabel 37f

    RoutineControl, routine (TimeAdjustment), routineInfo

    routineInfo

    Hex-waarde

    Beschrijving

    NormalExitWithResultAvailable

    61

    De routine is volledig uitgevoerd; aanvullende routineresultaten beschikbaar.

    RoutineExecutionOngoing

    78

    De gevraagde routine is nog aan de gang.

    Tabel 37g

    RoutineControl, routine (TimeAdjustment), routineStatus

    Hex-waarde

    Testresultaat

    Beschrijving

    01

    positief

    De tijdafstelling is met succes voltooid.

    02..0F

     

    RFU

    10

    negatief

    Geen GNSS-ontvangst.

    11..7F

     

    RFU

    80..FF

     

    Specifiek voor de fabrikant

    e)

    het volgende punt 9 wordt toegevoegd:

    “9.

    FORMATEN VAN DATARECORDS

    Dit punt bevat nadere bijzonderheden betreffende:

    algemene regels die moeten worden toegepast op reeksen parameters die door de voertuigunit aan het testapparaat worden doorgegeven,

    formaten die moeten worden gebruikt voor gegevens die via de in punt 6 beschreven diensten voor gegevensoverbrenging worden doorgegeven.

    CPR_067

    Alle geïdentificeerde parameters moeten door de VU worden ondersteund.

    CPR_068

    Gegevens die door de VU aan het testapparaat worden doorgegeven in antwoord op een verzoekbericht, moeten van het gemeten type zijn (d.w.z. huidige waarde van de gevraagde parameter zoals gemeten of waargenomen door de VU).

    9.1.

    Overgebrachte parameterreeksen

    CPR_069

    Tabel 38 definieert de reeksen die worden gebruikt om de geldigheid van een overgebrachte parameter te bepalen.

    CPR_070

    De waarden in de reeks “foutindicator” de voertuigunit om onmiddellijk aan te geven dat geldige parametrische gegevens momenteel niet beschikbaar zijn wegens een of andere fout in de tachograaf.

    CPR_071

    De waarden in de reeks “niet beschikbaar” vormen een middel voor de voertuigunit om een bericht over te brengen dat een parameter bevat welke in die module niet beschikbaar is of niet wordt ondersteund. De waarden in de reeks “niet gevraagd” vormen een middel voor een inrichting om een commandobericht over te brengen en de parameters te identificeren waarvoor geen antwoord van de ontvangstinrichting wordt verwacht.

    CPR_072

    Indien een storing in een onderdeel het onmogelijk maakt geldige gegevens voor een parameter over te brengen, moet de foutindicator, als beschreven in tabel 38, worden gebruikt in plaats van de gegevens van die parameter. Indien de gemeten of berekende gegevens echter een waarde opleveren die geldig is, maar de gedefinieerde parameterreeks overschrijdt, mag de foutindicator niet worden gebruikt. De gegevens moeten worden overgebracht met gebruikmaking van de passende minimale of maximale parameterwaarde.

    Tabel 38

    bereik van dataRecords

    Reeksnaam

    1 byte

    (Hex-waarde)

    2 bytes

    (Hex-waarde)

    4 bytes

    (Hex-waarde)

    ASCII

    Geldig signaal

    00 t.e.m. FA

    0000 t.e.m. FAFF

    00000000 tot FAFFFFFF

    1 t.e.m. 254

    Parameterspecifieke indicator

    FB

    FB00 t.e.m. FBFF

    FB000000 tot FBFFFFFF

    geen

    Gereserveerde reeks voor toekomstige indicatorbits

    FC t.e.m. FD

    FC00 t.e.m. FDFF

    FC000000 t.e.m. FDFFFFFF

    geen

    Foutindicator

    FE

    FE00 t.e.m. FEFF

    FE000000 t.e.m. FEFFFFFF

    0

    Niet beschikbaar of niet gevraagd

    FF

    FF00 t.e.m. FFFF

    FF000000 t.e.m. FFFFFFFF

    FF

    CPR_073

    Voor in ASCII gecodeerde parameters is het ASCII-teken “*” gereserveerd als begrenzer.

    9.2.

    Formaten van dataRecords

    De tabellen 39 tot en met 42 bevatten bijzonderheden over de formaten die moeten worden gebruikt via de ReadDataByIdentifier- en WriteDataByIdentifier-diensten.

    CPR_074

    Tabel 39 geeft de lengte, resolutie en bedrijfsreeks voor elke parameter die door zijn recordDataIdentifier is geïdentificeerd:

    Tabel 39

    Formaat van dataRecords

    Parameternaam

    Data lengte (bytes)

    Resolutie

    Bedrijfsreeks

    TimeDate

    8

    Zie nadere informatie in tabel 40

    HighResolutionTotalVehicleDistance

    4

    5 m/bit toename, 0 m offset

    0 tot +21 055 406 km

    Kfactor

    2

    0,001 pulse/m /bit toename, 0 offset

    0 tot 64,255 pulsen/m

    LfactorTyreCircumference

    2

    0,125 10-3 m /bit toename, 0 offset

    0 tot + 8,031 m

    WvehicleCharacteristicFactor

    2

    0,001 pulse/m /bit toename, 0 offset

    0 tot 64,255 pulse/m

    Bandenmaat

    15

    ASCII

    ASCII

    NextCalibrationDate

    3

    Zie nadere informatie in tabel 41

    SpeedAuthorised

    2

    1/256 km/h/bit toename, 0 offset

    0 tot 250,996 km/h

    RegisteringMemberState

    3

    ASCII

    ASCII

    VehicleRegistrationNumber

    14

    Zie nadere informatie in tabel 42

    VIN

    17

    ASCII

    ASCII

    SealDataVu

    55

    Zie nadere informatie in tabel 43

    ByDefaultLoadType

    1

    Zie nadere informatie in tabel 44

    VuSerialNumber

    8

    Zie nadere informatie in tabel 45

    SensorSerialNumber

    8

    Zie nadere informatie in tabel 45

    SensorGNSSSerialNumber

    8

    Zie nadere informatie in tabel 45

    RemoteCommunicationModuleSerialNumber

    8

    Zie nadere informatie in tabel 45

    TachographCardsGen1Suppression

    2

    Zie nadere informatie in tabel 46

    VehiclePosition

    14

    Zie nadere informatie in tabel 47

    CalibrationCountry

    3

    ASCII

    NationAlpha zoals gedefinieerd in aanhangsel 1

    CPR_075

    In tabel 40 is het formaat van de verschillende bytes van de parameter TimeDate uiteengezet:

    Tabel 40

    Gedetailleerd formaat van TimeDate (recordDataIdentifier-waarde # F90B)

    Byte

    Parameterdefinitie

    Resolutie

    Bedrijfsreeks

    1

    Seconden

    0,25 s/bit toename, 0 s offset

    0 tot 59,75 s

    2

    Minuten

    1 min/bit toename, 0 min offset

    0 tot 59 min

    3

    Uren

    1 h/bit toename, 0 h offset

    0 tot 23 h

    4

    Maand

    1 maand/bit toename, 0 maand offset

    1 tot 12 maand

    5

    Dag

    0,25 dag/bit toename, 0 day offset (zie OPMERKING onder tabel 41)

    0,25 tot 31,75 dagen

    6

    Jaar

    1 jaar/bit toename, +1985 jaar offset

    (zie OPMERKING onder tabel 41)

    jaar 1985 tot 2235

    7

    Lokale minuutoffset

    1 min/bit toename, -125 min offset

    -59 tot +59 min

    8

    Lokale uuroffset

    1 h/bit toename, -125 h offset

    - 23 tot +23 h

    CPR_076

    In tabel 41 zijn de formaten van de verschillende bytes van de parameter NextCalibrationDate toegelicht:

    Tabel 41

    Gedetailleerd formaat van NextCalibrationDate (recordDataIdentifier-waarde # F922)

    Byte

    Parameterdefinitie

    Resolutie

    Bedrijfsreeks

    1

    Maand

    1 maand/bit toename, 0 maand offset

    1 tot 12 maand

    2

    Dag

    0,25 dag/bit toename, 0 dag offset (zie OPMERKING hieronder)

    0,25 tot 31,75 dagen

    3

    Jaar

    1 jaar/bit toename, +1985 jaar offset

    (zie OPMERKING hieronder)

    jaar 1985 tot 2235

    OPMERKING betreffende het gebruik van de ”Dag”-parameter:

    1)

    Een waarde van 0 voor de datum is ongeldig. De waarden 1, 2, 3 en 4 worden gebruikt om de eerste dag van de maand aan te geven; 5, 6, 7 en 8 geven de tweede dag van de maand aan; enz.

    2)

    Deze parameter beïnvloedt of wijzigt de bovenstaande uur-parameter niet.

    OPMERKING betreffende het gebruik van de parameter “Jaar”:

    Een waarde van 0 voor het jaar geeft het jaar 1985 aan; een waarde 1 geeft 1986 aan; enz.

    CPR_078

    Tabel 42 bevat bijzonderheden betreffende de formaten van de verschillende bytes van de VehicleRegistrationNumber-parameter.

    Tabel 42

    Gedetailleerd formaat van VehicleRegistrationNumber (recordDataIdentifier-waarde # F97E)

    Byte

    Parameterdefinitie

    Resolutie

    Bedrijfsreeks

    1

    Code Page (zoals gedefinieerd in aanhangsel 1)

    niet van toepassing

    VehicleRegistrationNumber

    2 – 14

    Vehicle Registration Number (zoals gedefinieerd in aanhangsel 1)

    niet van toepassing

    VehicleRegistrationNumber

    CPR_090

    In tabel 43 wordt het formaat van de verschillende bytes van de parameter SealDataVu toegelicht:

    Tabel 43

    Gedetailleerd formaat van SealDataVu (recordDataIdentifier waarde # F9D3)

    Byte

    Parameterdefinitie

    Resolutie

    Bedrijfsreeks

    1 – 11

    sealRecord1. Formaat SealRecord, zoals gedefinieerd in aanhangsel 1.

    niet van toepassing

    SealRecord

    12 - 22

    sealRecord2. Formaat SealRecord, zoals gedefinieerd in aanhangsel 1.

    niet van toepassing

    SealRecord

    23 – 33

    sealRecord3. Formaat SealRecord, zoals gedefinieerd in aanhangsel 1.

    niet van toepassing

    SealRecord

    34 – 44

    sealRecord4. Formaat SealRecord, zoals gedefinieerd in aanhangsel 1.

    niet van toepassing

    SealRecord

    45 – 55

    sealRecord5. Formaat SealRecord, zoals gedefinieerd in aanhangsel 1.

    niet van toepassing

    SealRecord

    OPMERKING: Als er minder dan vijf zegels zijn, wordt de waarde van EquipmentType in alle ongebruikte sealRecords op 15 gezet, d.w.z. ongebruikt.

    CPR_091

    In tabel 44 is het formaat van de verschillende bytes van de parameter ByDefaultLoadType nader toegelicht:

    Tabel 44

    Detailed format of ByDefaultLoadType (recordDataIdentifier value # F9D5)

    Byte

    Parameterdefinitie

    Resolutie

    Bedrijfsreeks

    1

    loadType

    '00'H: Type lading niet gedefinieerd

    '01'H: Goederen

    '02'H: Passagiers

    niet van toepassing

    '00'H t.e.m. '02'H

    CPR_092

    Tabel 45 bevat bijzonderheden betreffende de formaten van de verschillende bytes van de parameters VuSerialNumber, SensorSerialNumber, SensorGNSSSerialNumber en RemoteCommunicationModuleSerialNumber:

    Tabel 45

    Gedetailleerd formaat van VuSerialNumber, SensorSerialNumber, SensorGNSSSerialNumber en RemoteCommunicationModuleSerialNumber (recordDataIdentifier values # F9D4, F9D0, F9D2, F9D1)

    Byte

    Parameterdefinitie

    Resolutie

    Bedrijfsreeks

    1

    VuSerialNumber, SensorSerialNumber, SensorGNSSSerialNumber en RemoteCommunicationModuleSerialNumber:

     

    Formaat ExtendedSerialNumber, zoals gedefinieerd in aanhangsel 1.

    niet van toepassing

    ExtendedSerialNumber

    CPR_093

    In tabel 46 is het formaat van de verschillende bytes van de parameter TachographCardsGen1Suppression nader toegelicht:

    Tabel 46

    Gedetailleerd formaat van ByDefaultLoadType (recordDataIdentifier value # F9D6)

    Byte

    Parameterdefinitie

    Resolutie

    Bedrijfsreeks

    1-2

    TachographCardsGen1Suppression. Formaat TachographCardsGen1Suppression als gedefinieerd in aanhangsel 1.

    niet van toepassing

    '0000'H, 'A5E3'H

    CPR_094

    In tabel 47 is het formaat van de verschillende bytes van de parameter VehiclePosition nader toegelicht.

    Tabel 47

    Detailed format of VehiclePosition (recordDataIdentifier value # F9D7)

    Byte

    Parameterdefinitie

    Resolutie

    Bedrijfsreeks

    1 - 4

    Het tijdstempel van de positie van het voertuig was bepaald.

    Niet van toepassing

    TimeReal

    5

    GNSS-nauwkeurigheid

    Niet van toepassing

    GNSSAccuracy

    6 - 11

    Positie van het voertuig

    Niet van toepassing

    GeoCoordinates

    12

    Authenticatiestatus

    Niet van toepassing

    PositionAuthenticationStatus

    13

    Huidig land

    Niet van toepassing

    NationNumeric

    14

    Huidige regio

    Niet van toepassing

    RegionNumeric

    Opmerking: na de update van de positie van het voertuig, kan de update van het huidige land en de huidige regio worden uitgesteld.”.

    36)

    Aanhangsel 9 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    Het volgende punt 9 wordt toegevoegd aan de inhoudsopgave:

    “9.

    OSNMA-TESTS”;

    b)

    punt 1 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    aan punt 1.1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

    “De instantie van de lidstaten die bevoegd is voor de functionele tests van een voertuigunit of een externe GNSS-module moet erop toezien dat de ingebouwde GNSS-ontvanger de in dit aanhangsel gespecificeerde OSNMA-tests met succes heeft doorstaan. Deze tests worden als een onderdeel van de functionele tests van de voertuigunit of de externe GNSS-module beschouwd.”;

    ii)

    de volgende referentie wordt toegevoegd aan punt 1.2:

    “RGODP

    JRC Technisch verslag - Ontvangerrichtsnoeren voor OSNMA-gegevensverwerking”;

    c)

    in punt 2 worden de rijen 3.1 t.e.m. 3.41 vervangen door:

    “3.1

    Aanwezige functies

    02, 03, 04, 05, 07, 382,

    3.2

    Werkingsmodi

    09 t.e.m. 11*, 134, 135

    3.3

    Functies en gegevenstoegangsrechten

    12*, 13*, 382, 383, 386 t.e.m. 389

    3.4

    Controle op het inbrengen en uitnemen van kaarten

    15, 16, 17, 18, 19*, 20*, 134

    3.5

    Meting van snelheid, positie en afstand

    21 t.e.m. 37

    3.6

    Tijdmeting (test uitgevoerd bij 20 °C)

    38 t.e.m. 43

    3.7

    Controle op activiteiten van de bestuurder

    44 t.e.m. 53, 134

    3.8

    Controle op de status van de bestuurders

    54, 55, 134

    3.9

    Invoer door bestuurders

    56 t.e.m. 62c

    3.10

    Beheer van bedrijfsversleutelingen

    63 t.e.m. 68

    3.11

    Bewaking van controleactiviteiten

    69, 70

    3.12

    Detectie van voorvallen en/of fouten

    71 t.e.m. 88a, 134

    3.13

    Identificatiegegevens van de apparatuur

    93*, 94*, 97, 100

    3.14

    Gegevens over het inbrengen en uitnemen van de bestuurders- of werkplaatskaart

    102* t.e.m. 104*

    3.15

    Activiteiten van de bestuurder

    105* t.e.m. 107*

    3.16

    Plaats- en positiegegevens

    108* t.e.m. 112*

    3.17

    Gegevens over de kilometerstand

    113* t.e.m. 115*

    3.18

    Gedetailleerde snelheidsgegevens

    116*

    3.19

    Gegevens over voorvallen

    117*

    3.20

    Foutgegevens

    118*

    3.21

    Kalibratiegegevens

    119* t.e.m. 121*

    3.22

    Tijdafstellingsgegevens

    124*, 125*

    3.23

    Controleactiviteiten

    126*, 127*

    3.24

    Gegevens over bedrijfsversleutelingen

    128*

    3.25

    Downloadactiviteiten

    129*

    3.26

    Gegevens over specifieke omstandigheden

    130*, 131*

    3.27

    Gegevens tachograafkaarten

    132*, 133*

    3.28

    Grensoverschrijdingen

    133a* t.e.m. 133d*

    3.29

    Laad-/losverrichtingen

    133e* t.e.m. 133i*

    3.30

    Digitale kaart

    133j* t.e.m. 133t*

    3.31

    Registreren en opslaan op tachograafkaarten

    136, 137, 138*, 139*, 141*, 142, 143

    144, 145, 146*, 147*, 147a*, 147b*, 148*, 149, 150, 150a

    3.32

    Weergeven

    90, 134,

    151 t.e.m. 168,

    PIC_001, DIS_001

    3.33

    Afdrukken

    90, 134,

    169 t.e.m. 181, PIC_001, PRT_001 t.e.m. PRT_014

    3.34

    Waarschuwingssignalen

    134, 182 t.e.m. 191,

    PIC_001

    3.35

    Doorsturen van gegevens naar externe media

    90, 134, 192 t.e.m. 196

    3.36

    Communicatie op afstand voor gerichte wegcontroles

    197 t.e.m. 199

    3.37

    Gegevensuitwisselingen met extra externe inrichtingen

    200, 201

    3.38

    Kalibratie

    202 t.e.m. 206*, 383, 384, 386 t.e.m. 391

    3.39

    Kalibratiecontrole langs de weg

    207 t.e.m. 209

    3.40

    Tijdafstelling

    210 t.e.m. 212

    3.41

    Toezicht op grensoverschrijdingen

    226a t.e.m. 226c

    3.42

    Software-update

    226d t.e.m. 226f

    3.43

    Geen interferentie van aanvullende functies

    06, 425

    3.44

    Interface van de bewegingssensor

    02, 122

    3.45

    Externe GNSS-module

    03, 123

    3.46

    Verifieer of de voertuigunit (VU) de door de VU-fabrikant bepaalde voorvallen en/of fouten detecteert, registreert en opslaat, wanneer een gekoppelde bewegingssensor reageert op een magnetisch veld dat de bewegingsdetectie van het voertuig stoort

    217

    3.47

    Codereeks en gestandaardiseerde domeinparameters

    CSM_48, CSM_50”

    d)

    het volgende punt 9 wordt toegevoegd:

    “9.

    OSNMA-TESTS

    9.1.

    Inleiding

    Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de tests voor de correcte toepassing van OSNMA in de GNSS-ontvanger. Aangezien de authenticatie van het satellietsignaal uitsluitend door de GNSS-ontvanger wordt uitgevoerd, onafhankelijk van de andere componenten van de tachograaf, kunnen de in dit hoofdstuk beschreven tests worden uitgevoerd op losse GNSS-ontvangers. In dat geval dient de tachograaffabrikant een verslag in bij de typegoedkeuringsinstanties waarin hij nadere informatie verstrekt over de opstelling en de resultaten van de tests die onder verantwoordelijkheid van de fabrikant van de GNSS-ontvanger zijn uitgevoerd.

    9.2.

    Toepasselijke voorwaarden

    De in de OSNMA-testen gedefinieerde criteria voor het goed- of afkeuren, worden alleen als geldig beschouwd voor de vastgestelde testomstandigheden.

    De criteria kunnen worden herzien wanneer de OSNMA-dienstverklaring van Galileo wordt herzien, rekening houdende met de bijbehorende verbintenissen inzake prestaties van de diensten.

    9.3.

    Definities en afkortingen

    9.3.1

    Definities

    GNSS koude/warme/hete start:

    :

    verwijst naar de startstand van een GNSS-ontvanger, gebaseerd op de beschikbaarheid van tijd (T), almanak (A)- en astronavigatiegegevens (E), positie (P):

    koude start van de GNSS-ontvanger: geen

    warme start van de GNSS-ontvanger: T, A, P

    hete start van de GNSS-ontvanger: T, A, E, P

    koude-/warme-/hete start van OSNMA

    :

    verwijst naar de starttoestand van de OSNMA-functie, gebaseerd op de beschikbaarheid van de informatie van de openbare sleutel (P) en DSM-KROOT (K) (zoals gedefinieerd in de in aanhangsel 12 bedoelde richtsnoeren voor OSNMA-ontvangers):

    koude start van OSNMA: geen

    warme start van OSNMA: P

    hete start van OSNMA: P, K

    9.3.2

    Afkortingen

    ADKD

    Authentication Data & Key Delay (authenticatiegegevens en sleutelvertraging)

    DSM-KROOT

    Digital Signature Message KROOT (digitale handtekening van het KROOT-bericht)

    GNSS

    Global Navigation Satellite System (wereldwijd satellietnavigatiesysteem)

    KROOT

    Root Key of the TESLA key chain (basissleutel van de TESLA-sleutelketen)

    MAC

    Message Authentication Code (berichtauthenticatiecode)

    NMACK

    Number of MAC & key blocks (per 30 seconds) (aantal MAC en sleutelblokken (per 30 seconden))

    OSNMA

    Galileo Open Service Navigation Message Authentication (authenticatie van de navigatieberichten van de open dienst van Galileo)

    SLMAC

    Slow MAC (trage MAC)

    TESLA

    Timed Efficient Stream Loss-tolerant Authentication (verliestolerante authenticatie met efficiënte tijdsgestuurde stroom) (het protocol dat voor OSNMA wordt gebruikt).

    9.4.

    Apparatuur voor het opwekken van de GNSS-signalen

    Voor het opwekken van de GNSS-signalen kan gebruik worden gemaakt van een multiconstellatie GNSS-simulator die de verzending van OSNMA-berichten ondersteunt. Bij wijze van alternatief kan gebruik worden gemaakt van een signaalrepeater die in staat is GNSS-signaalsamples van bestanden te herhalen. De bitdiepte en samplingfrequentie zijn daarbij gewoonlijk 4 bits I/Q en 10MHz.

    Er wordt van uitgegaan dat de GNSS-ontvanger over interfaces beschikt om het commando te geven om het geheugen van de ontvanger vrij te maken (om zelfstandig de openbare sleutel, KROOT, klokinformatie, positie-informatie en almanak- en astronavigatiegegevens te wissen), om de lokale tijdsvaststelling van de ontvanger in te stellen voor de eis inzake OSNMA-tijdsverificatie en om de cryptografische informatie te laden. Deze commando’s kunnen beperkt zijn tot testomstandigheden; het is dus mogelijk dat ze niet beschikbaar zijn voor de nominale werking van de ontvanger.

    9.5.

    Testomstandigheden

    9.5.1

    GNSS-omstandigheden

    De gesimuleerde of herhaalde GNSS-signalen hebben de volgende kenmerken:

    Ontvangstscenario bij stilstaande gebruiker;

    Minstens GPS- en Galileo-constellaties;

    E1/L1 frequentie;

    Minstens 4 Galileo-satellieten met een hoogtehoek van meer dan 5°;

    Duur zoals vereist voor elke test;

    Constantie navigatie-ephemeriden van de satellieten tijdens de test.

    9.5.2

    OSNMA-omstandigheden

    Het OSNMA-bericht dat in het RF-signaal wordt verzonden, heeft de volgende kenmerken:

    Een HKROOT-bericht met OSNMA-status ingesteld op operationeel of test en een vaste DSM-KROOT van 8 blokken voor de geldende keten;

    Ten minste 4 Galileo-satellieten die OSNMA uitzenden;

    Een MACK-bericht met één MACK-blok (d.w.z. NMACK=1), en minstens één ADKD=0 en één ADKD=12 per satelliet en MACK-blok;

    Een taggrootte van 40 bits;

    De gelijkwaardige minimumtaglengte, zoals vereist in de richtsnoeren voor OSNMA-ontvangers (momenteel 80 bits).

    Behalve indien opgemerkt, moet de tijdsinstelling van de interne ontvanger voldoende nauwkeurig gekend zijn en zijn afgestemd op de gesimuleerde tijd. Dit garandeert dat de eis inzake initiële tijdsynchronisatie van OSNMA vervuld is voor elke testomstandigheid, d.w.z. nominale synchronisatie voor alle tests, behalve de SLMAC-test. Zie de richtsnoeren voor OSNMA-ontvangers voor nadere informatie over de tijdinitialisatie.

    Opmerking: de vastgestelde criteria voor goed- of afkeuren zijn conservatief en vormen geen weerspiegeling van de verwachte prestaties van Galileo OSNMA.

    9.6.

    Specificatie van de tests

    Nr.

    Test

    Beschrijving

    Gerelateerde voorschriften

    1.

    Administratieve controle

    1.1.

    Documentatie

    Juistheid van de documentatie

     

    2.

    Algemene tests

    2.1

    Hete start van OSNMA

    Doel: nagaan of de GNSS-ontvanger een positie met OSNMA berekent na een hete start.

    Procedure:

     

    De GNSS-ontvanger start in GNSS- en OSNMA-hetestartomstandigheden en vangt het signaal van zichtbare Galileo-satellieten op.

     

    De ontvanger authenticeert de Galileo-satellietnavigatiegegevens met OSNMA (ADKD = 0) en stelt een positie vast met geauthenticeerde gegevens.

     

    Criteria voor goed- of afkeuren: de ontvanger berekent binnen 160 seconden een geauthenticeerde plaatsbepaling.

    Aanhangsel 12,

    GNS_3b

    2.2

    warme start van OSNMA:

    Doel: nagaan of de GNSS-ontvanger een positie met OSNMA berekent na een warme start.

    Procedure:

     

    alvorens van start te gaan met de test worden de astronavigatiegegevens en KROOT-informatie gewist uit het geheugen van de ontvanger om een warme GNSS- en OSNMA-start af te dwingen.

     

    De GNSS-ontvanger start en vangt de signalen van de zichtbare Galileo-satellieten op.

     

    De DSM-KROOT is ontvangen en geverifieerd.

     

    De ontvanger authenticeert de Galileo-satellietnavigatiegegevens met OSNMA (ADKD = 0) en stelt een positie vast met geauthenticeerde gegevens.

     

    Criteria voor goed- of afkeuren: de ontvanger berekent binnen 430 seconden een geauthenticeerde geldige plaatsbepaling.

    Aanhangsel 12,

    GNS_3b

    2.3

    Warme OSNMA-start met SLMAC

    Doel: nagaan of de GNSS-ontvanger een positie met OSNMA berekent na een warme start met een tijdsinitialisering die SLMAC-modus vereist, zoals gedefinieerd in de richtsnoeren voor OSNMA-ontvangers.

    Procedure:

     

    De tijdsvaststelling van de interne ontvanger wordt geconfigureerd om over een initiële tijdsonzekerheid met een waarde tussen 2 en 2,5 minuten te beschikken, zodat, overeenkomstig de richtsnoeren voor OSNMA-ontvangers, de trage MAC-stand wordt geactiveerd.

     

    Alvorens van start te gaan met de tests worden de astronavigatiegegevens en KROOT-informatie gewist uit het geheugen van de ontvanger om een warme GNSS- en OSNMA-start af te dwingen.

     

    De GNSS-ontvanger start en vangt de signalen van de zichtbare Galileo-satellieten op.

     

    De DSM-KROOT is ontvangen en geverifieerd.

     

    De ontvanger authenticeert de Galileo-satellietnavigatiegegevens met uitsluitend OSNMA trage MAC (ADKD = 12) en stelt een positie vast met geauthenticeerde gegevens.

     

    Criteria voor goed- of afkeuren: de ontvanger berekent binnen 730 seconden een geauthenticeerde geldige plaatsbepaling.

    Aanhangsel 12,

    GNS_3b

    2.4

    Hete OSNMA-start met herhaald signaal

    Doel: nagaan of de GNSS-ontvanger een herhaald signaal vindt.

    Procedure:

     

    De GNSS-ontvanger start in GNSS- en OSNMA-hetestartomstandigheden en vangt het signaal van zichtbare Galileo-satellieten op.

     

    De ontvanger authenticeert de Galileo-satellietnavigatiegegevens met OSNMA (ADKD = 0) en stelt een positie vast met geauthenticeerde gegevens.

     

    Zodra de ontvanger een PVT-oplossing verstrekt met geauthenticeerde gegevens, wordt hij uitgeschakeld.

     

    Een herhaald signaal met een vertraging van 40 seconden ten opzichte van het vorige wordt gesimuleerd, en de ontvanger wordt ingeschakeld.

     

    De ontvanger detecteert dat de Galileo-systeemtijd van het signaal uit de ruimte en de lokale tijdvaststelling niet voldoen aan de synchronisatievereiste en stopt met de verwerking van OSNMA-gegevens, zoals gedefinieerd in de richtsnoeren voor OSNMA-ontvangers.

     

    Criteria voor goed- of afkeuren: de ontvanger detecteert de herhaling en berekent geen geauthenticeerde geldige positie vanaf het begin van de herhaling tot het einde van de test.

    Aanhangsel 12,

    GNS_3b

    2.5

    Hete OSNMA-start met valse gegevens

    Doel: nagaan of OSNMA valse gegevens detecteert.

    Procedure:

     

    de GNSS-ontvanger start in GNSS- en OSNMA-hetestartomstandigheden.

     

    De GNSS-ontvanger is in staat het signaal op te vangen van alle zichtbare Galileo-satellieten en de authenticiteit van hun navigatieberichten na te gaan door middel van OSNMA.

     

    Ten minste één bit van de door elke Galileo-satelliet verstrekte astronavigatiegegevens stemt niet overeen met de oorspronkelijke en geauthenticeerde gegevens, maar het Galileo I/NAV-bericht moet coherent zijn, met inbegrip van CRC.

     

    Criteria voor goed- of afkeuren: de ontvanger detecteert de valse gegevens binnen 160 seconden en berekent geen geauthenticeerde geldige positie tot het einde van de test.

    Aanhangsel 12,

    GNS_3b

    37)

    Aanhangsel 12 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    het volgende punt 1.1.1 wordt ingevoegd na punt 1.1:

    “1.1.1

    Referenties”;

    ii)

    punt 2 wordt vervangen door:

    “2.

    BASISKENMERKEN VAN DE GNSS-ONTVANGER”;

    iii)

    punt 3 wordt vervangen door:

    “3.

    DOOR DE GNSS-ONTVANGER VERSTREKTE ZINNEN”;

    iv)

    de volgende punten 4.2.4 en 4.2.5 worden ingevoegd:

    “4.2.4

    Structuur van het WriteRecord-commando

    4.2.5

    Overige commando’s”;

    v)

    punt 5.2 wordt vervangen door:

    “5.2.

    Overdracht van informatie van de GNSS-ontvanger naar de VU”;

    vi)

    punt 5.2.1 wordt geschrapt;

    vii)

    de volgende punten 5.3, 5.4 en 5.4.1 worden ingevoegd:

    “5.3.

    Overdracht van informatie van de VU naar de GNSS-ontvanger

    5.4.

    Behandeling van fouten

    5.4.1

    Afwezigheid van positie-informatie van de GNSS-ontvanger”;

    viii)

    de punten 6 en 7 worden vervangen door:

    “6.

    VERWERKING EN REGISTRATIE VAN POSITIEGEGEVENS DOOR DE VU

    7.

    TEGENSTRIJDIGE GNSS-TIJDGEGEVENS”;

    ix)

    het volgende punt 8 wordt toegevoegd:

    “8.

    TEGENSTRIJDIGE BEWEGINGSGEGEVENS”;

    b)

    punt 1 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de tekst voor figuur 1 wordt vervangen door:

    “1.   INLEIDING

    Dit aanhangsel bevat de technische voorschriften voor de GNSS-ontvanger en de door de voertuigunit gebruikte GNSS-gegevens, met inbegrip van de protocollen die moeten worden toegepast om een veilige en correcte overdracht van plaatsbepalingsinformatie te waarborgen.

    1.1.   Toepassingsgebied

    GNS_1

    De voertuigunit verzamelt locatiegegevens van ten minste één GNSS-satellietnetwerk.

    Zoals wordt verduidelijkt in figuur 1, kan de voertuigunit al dan niet met een externe GNSS-module zijn uitgerust:”;

    ii)

    het volgende punt 1.1.1 wordt ingevoegd na punt 1.1:

    “1.1.1

    Referentienormen

    De onderstaande referentienormen worden in dit aanhangsel gebruikt:

    NMEA

    NMEA (National Marine Electronics Association - nationale vereniging voor scheepvaartelektronica) 0183 Interface Standard, V4.11”;

    iii)

    de volgende afkortingen worden toegevoegd aan punt 1.2:

    OSNMA

    Galileo Open Service Navigation Message Authentication

    RTC

    Real Time Clock (real-time klok)

    ”;

    c)

    punt 2 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de titel wordt vervangen door:

    “2.

    BASISKENMERKEN VAN DE GNSS-ONTVANGER”;

    ii)

    punt GNS_3 wordt vervangen door:

    “GNS_3

    De GNSS-ontvanger moet in staat zijn de authenticatie van navigatieberichten via de open dienst van Galileo (OSNMA) te ondersteunen.”;

    iii)

    de volgende punten GNS_3a t.e.m. GNS_3g worden toegevoegd:

    “GNS_3a

    De GNSS-ontvanger voert een aantal coherentiecontroles uit om na te gaan of de metingen die de GNSS-ontvanger op basis van de OSNMA-gegevens heeft verricht, hebben geleid tot de juiste informatie over de positie, snelheid en gegevens van het voertuig, en dus niet zijn beïnvloed door externe aanvallen zoals meaconing. Deze coherentiecontroles bestaan bijvoorbeeld uit:

    het opsporen van abnormale stroomemissies door middel van gecombineerde monitoring van de dichtheidsverhouding tussen Automatic Gain Control (AGC) en Carrier-to-Noise (C/N0),

    de coherentie van de metingen van het pseudobereik en de coherentie van de Dopplermetingen in de loop van de tijd, met inbegrip van de detectie van abrupte meetsprongen,

    technieken voor de monitoring van de autonome integriteit van ontvangers (RAIM), met inbegrip van de opsporing van metingen die incoherent zijn met de geraamde positie,

    controles van de positie en snelheid, met inbegrip van abnormale positie- en snelheidsoplossingen, plotse sprongen en gedrag dat niet samenhangend is met de rijkenmerken van het voertuig,

    coherentie van tijd en frequentie, met inbegrip van kloksprongen en -afwijkingen die niet samenhangend zijn met de kenmerken van de ontvangende klok.

    GNS_3b

    De volgende documenten worden door de Europese Commissie opgesteld en goedgekeurd:

    Een Signal in Space Interface Control Document (SIS ICD), waarin de OSNMA-informatie die in het Galileosignaal is verzonden, in detail wordt gespecificeerd.

    Richtsnoeren voor OSNMA-ontvangers, met de eisen en processen voor ontvangers om een beveiligde toepassing van OSNMA te garanderen, en aanbevelingen om de prestaties van OSNMA te verbeteren.

    GNSS-ontvangers die op tachografen zijn gemonteerd, intern of extern, worden gebouwd overeenkomstig het SIS ICD en de richtsnoeren voor OSNMA-ontvangers.

    GNS_3c

    De GNSS-ontvanger verstrekt positieberichten, geauthenticeerde positieberichten genoemd in deze bijlage en de aanhangsels daarbij, die worden opgesteld door uitsluitend gebruik te maken van satellieten die navigatieberichten uitzenden waarvan de authenticiteit met succes is geverifieerd.

    GNS_3d

    De GNSS-ontvanger verstrekt ook standaard-positieberichten, opgesteld door gebruik te maken van zichtbare satellieten, ongeacht of deze geauthenticeerd zijn of niet.

    GNS_3e

    De GNSS-ontvanger gebruikt de Real Time Clock (RTC) van de VU als tijdsreferentie voor de tijdsynchronisatie die nodig is voor OSNMA.

    GNS_3f

    De RTC-tijd van de VU wordt aan de GNSS-ontvanger verstrekt door de VU.

    GNS_3g

    De in voorschrift 41 van bijlage IC gespecificeerde maximumafwijking wordt aan de GNSS-ontvanger verstrekt door de VU, samen met de RTC-tijd van de VU.”;

    d)

    punt 3 wordt vervangen door:

    “3.

    DOOR DE GNSS-ONTVANGER VERSTREKTE ZINNEN

    In dit deel worden de zinnen beschreven die de slimme tachograaf gebruikt voor het verzenden van standaard-positieberichten en geauthenticeerde positieberichten. Dit deel is van toepassing op de configuratie van de slimme tachograaf, zowel met als zonder externe GNSS-module.

    GNS_4

    De standaard-positieberichten berusten op de aanbevolen minimale specifieke (RMC) GNSS-gegevens van de NMEA-zin, bestaande uit de positie-informatie (breedte- en lengtegraad), de UTC-tijd (gecoördineerde wereldtijd) in het formaat hhmmss.ss, de in knopen uitgedrukte snelheid over de grond (SOG) alsook op extra waarden.

    De RMC-zin heeft de volgende notatie (vanaf NMEA-standaard V4.11):

    Image 103

    $--RMC,hhmmss.ss,A,llll.ll,a,yyyyy.yy,a,x.x,x.x,xxxx,x.x,a,a,a*hh

    1)

    Tijd (UTC)

    2)

    Status, A= Geldige positie, V= Waarschuwing

    3)

    Breedtegraad

    4)

    N of Z

    5)

    Lengtegraad

    6)

    O of W

    7)

    snelheid over de grond in knopen

    8)

    Track made good, werkelijke graden

    9)

    Datum, ddmmjj

    10)

    Magnetische variatie, graden

    11)

    O of W

    12)

    Indicator FAA-modus

    13)

    Navigatiestatus

    14)

    Controlesom

    De navigatiestatus is facultatief en is mogelijk niet aanwezig in de RMC-zin.

    De status geeft aan of het GNSS-signaal beschikbaar is. Zolang de statuswaarde verschilt van “A”, kunnen de ontvangen gegevens (bijvoorbeeld de tijd of breedte-/lengtegraad) niet worden gebruikt om de voertuigpositie te registreren in de VU.

    De positienauwkeurigheid (resolutie) is gebaseerd op de hierboven beschreven notatie van de RMC-zin. Het eerste deel van de velden 3 en 5 stelt de graden voor. De resterende cijfers stellen de minuten voor met drie cijfers achter de komma. De resolutie bedraagt bijgevolg één duizendste van een minuut of één zestigduizendste van een graad (aangezien een minuut één zestigste van een graad is).

    GNS_4a

    De geauthenticeerde positiegegevens berusten op een op NMEA gelijkende zin, Authenticated Minimum Specific (AMC) Data, bestaande uit de positie-informatie (breedtegraad, lengtegraad), de UTC-tijd (hhmmss.ss) en de in knopen uitgedrukte snelheid over de grond (SOG), alsook op extra waarden.

    De AMC-zin heeft de volgende notatie (vanaf NMEA-standaard V4.11, behalve voor waarde nummer 2):

    Image 104

    $--AMC,hhmmss.ss,A,llll.ll,a,yyyyy.yy,a,x.x,x.x,xxxx,x.x,a,a,a*hh

    1)

    Tijd (UTC)

    2)

    Status, A=geauthenticeerde positie (vastgesteld door minstens 4 satellieten die navigatieberichten uitzenden waarvan de authenticiteit met succes is geverifieerd), J=jamming of O=andere GNSS-aanval bij gebrek aan mislukte authenticatie van navigatieberichten (door de toepassing van coherentiecontroles overeenkomstig GNS_3a), F=mislukte authenticatie van navigatieberichten (vastgesteld door OSNMA-verificaties als gespecificeerd in de in GNS_3b bedoelde documenten), V=Void (geauthenticeerde positie niet beschikbaar om andere redenen)

    3)

    Breedtegraad

    4)

    N of Z

    5)

    Lengtegraad

    6)

    O of W

    7)

    snelheid over de grond in knopen

    8)

    Track made good, werkelijke graden

    9)

    Datum, ddmmjj

    10)

    Magnetische variatie, graden

    11)

    O of W

    12)

    Indicator FAA-modus

    13)

    Navigatiestatus

    14)

    Controlesom

    De navigatiestatus is facultatief en is mogelijk niet aanwezig in de AMC-zin.

    De status geeft aan of een geauthenticeerde GNSS-positie beschikbaar is, of een aanval op de GNSS-signalen is vastgesteld, of de authenticatie van navigatieberichten is mislukt en of de GNSS-positie leeg is. Wanneer de statuswaarde verschilt van “A”, worden de ontvangen gegevens (bijvoorbeeld de tijd of breedte-/lengtegraad) als ongeldig beschouwd en kunnen ze niet worden gebruikt om de voertuigpositie te registreren in de VU. Wanneer de waarde van de status is ingesteld op ‘J’ (jamming), ‘O’ (andere GNSS-aanval), of ‘F’ (mislukte authenticatie van navigatieberichten), wordt een GNSS-anomalie geregistreerd in de VU, zoals gedefinieerd in bijlage IC en aanhangsel 1 (EventFaultCode).

    GNS_5

    Zoals toegelicht in aanhangsel 1 voor het type GeoCoordinates, slaat de voertuigunit de positie-informatie voor de breedte- en lengtegraad op in de VU-database met een resolutie van één tiende van een minuut of één zeshonderdste van een graad.

    Met behulp van het GSA-commando (GPS DOP en actieve satellieten), zoals bepaald in norm NMEA V4.11, kan de VU de beschikbaarheid en nauwkeurigheid van standaardposities bepalen en registreren. Met name de HDOP-waarde wordt gebruikt als aanwijzing voor de mate van nauwkeurigheid van de geregistreerde locatiegegevens (zie punt 4.2.2). De VU slaat de verzwakking van horizontale nauwkeurigheid (HDOP) op, berekend als minimum van de HDOP-waarden die voor de beschikbare GNSS-systemen werden verzameld.

    In de GNSS Id is de overeenkomstige NMEA Id. voor elke GNSS-constellatie en elk satellietaugmentatiesysteem (SBAS) vermeld.

    Image 105

    $--GSA,a,a,x,x,x,x,x,x,x,x,x,x,x,x,x.x,x.x,x.x,a*hh

    1)

    Selectiemodus

    2)

    Modus

    3)

    ID van de 1ste satelliet die voor de positiebepaling wordt gebruikt

    4)

    ID van de 2de satelliet die voor de positiebepaling wordt gebruikt

    14)

    ID van de 12de satelliet die voor de positiebepaling wordt gebruikt

    15)

    PDOP

    16)

    HDOP

    17)

    VDOP

    18)

    Systeem-ID

    19)

    Controlesom

    Het systeem-ID is facultatief en is mogelijk niet aanwezig in de GSA-zin.

    Het commando geauthenticeerde actieve satellieten (ASA) van de op NMEA gelijkende zin kan ook door de VU worden gebruikt om de beschikbaarheid en nauwkeurigheid van het signaal van geauthenticeerde posities te bepalen en te registreren. Waarden 1 t.e.m. 18 zijn gedefinieerd in norm NMEA V4.11.

    Image 106

    $--ASA,a,a,x,x,x,x,x,x,x,x,x,x,x,x,x.x,x.x,x.x,a*hh

    1)

    Selectiemodus

    2)

    Modus

    3)

    ID van de 1ste satelliet die voor de positiebepaling wordt gebruikt

    4)

    ID van de 2de satelliet die voor de positiebepaling wordt gebruikt

    14)

    ID van de 12de satelliet die voor de positiebepaling wordt gebruikt

    15)

    PDOP

    16)

    HDOP

    17)

    VDOP

    18)

    Systeem-ID

    19)

    Controlesom

    Het systeem-ID is facultatief en is mogelijk niet aanwezig in de ASA-zin.

    GNS_6

    Wanneer een externe GNSS-module wordt gebruikt, wordt de GSA-zin opgeslagen in de beveiligde GNSS-transceiver met recordnummer ‘02’ t.e.m. ‘06’, en wordt de ASA-zin opgeslagen met recordnummer ‘12’ t.e.m. ‘16’.

    GNS_7

    De maximumgrootte van de zinnen (bv. RMC, AMC, GSA, ASA of andere) die kunnen worden gebruikt om het formaat van het Read Record-commando aan te passen, bedraagt 85 bytes (zie Tabel 1).”;

    e)

    punt 4 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    in punt 4.1.1 wordt punt GNS_9 als volgt gewijzigd:

    1)

    de tekst vóór punt b) wordt vervangen door:

    “GNS_9

    De externe GNSS-module bestaat uit de volgende onderdelen (zie Figuur 6):

    a)

    Een commerciële GNSS-ontvanger die de positiegegevens verstrekt via de GNSS-gegevensinterface. De GNSS-gegevensinterface kan bijvoorbeeld onder NMEA-standaard V4.11 vallen, waarbij de GNSS-ontvanger functioneert als zender en NMEA-zinnen naar de beveiligde GNSS-transceiver verstuurt met een zendfrequentie van 1 Hz voor de vooraf gedefinieerde reeks NMEA- of op NMEA gelijkende zinnen, die ten minste de RMC-, AMC-, GSA- en ASA-zinnen moeten bevatten. De keuze van de GNSS-gegevensinterface wordt overgelaten aan de fabrikant van de externe GNSS-module.”;

    2)

    punt c) wordt vervangen door:

    “c)

    Een behuizing (systeemkast) voor de GNSS-ontvanger en de beveiligde GNSS-transceiver, uitgerust met een functie om manipulatie te detecteren. In de functie om manipulatie te detecteren worden de beveiligingsmaatregelen toegepast die zijn voorgeschreven in het beveiligingsprofiel van de slimme tachograaf.”;

    ii)

    punt 4.2.1 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    punt GNS_14 wordt vervangen door:

    “GNS_14

    Het communicatieprotocol tussen de externe GNSS-module en de voertuigunit ondersteunt de volgende functies:

    1.

    de verzameling en verspreiding van GNSS-gegevens (bijvoorbeeld positie, tijd en snelheid);

    2.

    de verzameling van de configuratiegegevens van de externe GNSS-module;

    3.

    het beheerprotocol ter ondersteuning van de koppeling, wederzijdse authenticatie en sleutelovereenstemming tijdens de sessie tussen de externe GNSS-module en de VU,

    4.

    De verzending naar de externe GNSS-module van de RTC-tijd van de VU en van het maximale verschil tussen de werkelijke tijd en de RTC-tijd van de VU.”;

    2)

    de volgende alinea wordt ingevoegd na punt GNS_18:

    “GNS_18a

    Met betrekking tot functie 4), de verzending van de RTC-tijd van de VU en het maximale verschil tussen de werkelijke tijd en de RTC-tijd van de VU naar de externe GNSS-module, gebruikt de beveiligde GNSS-transceiver een EF (EF VU) in hetzelfde DF met bestandsidentificator gelijk aan ‘2F30’, zoals beschreven in tabel 1.”;

    3)

    de volgende alinea wordt ingevoegd na punt GNS_19:

    “GNS_19 bis

    De beveiligde GNSS-transceiver slaat de gegevens van de VU op in het EF VU. Dit is een lineair recordbestand met vaste lengte en met als identificator ‘2F30’ in hexadecimale notatie.”;

    4)

    in punt GNS_20 wordt de eerste alinea vervangen door:

    “GNS_20

    De beveiligde GNSS-ontvanger gebruikt een geheugen om de gegevens op te slaan en moet in staat zijn zoveel lees-/schrijfcycli uit te voeren als nodig zijn tijdens een levensduur van minstens 15 jaar. Afgezien daarvan worden het interne ontwerp en de uitvoering van de beveiligde GNSS-transceiver overgelaten aan de fabrikanten.”;

    5)

    in GNS_21 wordt tabel 1 vervangen door:

    Tabel 1

    Bestandsstructuur

     

     

    Toegangscondities (AC)

    File

    Bestandsidentificatie

    Lezen

    Bijwerken

    Gecodeerd

    MF

    3F00

     

     

     

    EF.ICC

    0002

    ALW

    NEV

    (door VU)

    Nr.

    DF GNSS-module

    0501

    ALW

    NEV

    Nr.

    EF EGF_MA_Certificate

    C100

    ALW

    NEV

    Nr.

    EF CA_Certificate

    C108

    ALW

    NEV

    Nr.

    EF Link_Certificate

    C109

    ALW

    NEV

    Nr.

    EF EGF

    2F2F

    SM-MAC

    NEV

    (door VU)

    Nr.

    EF VU

    2F30

    SM-MAC

    SM-MAC

    Nr.


    Bestand/gegevenselement

    Record-nummer

    Grootte (in bytes)

    Standaardwaarden

     

     

    Min

    Max

     

    MF

     

    552

    1031

     

    EF.ICC

     

     

     

     

    sensorGNSSSerialNumber

     

    8

    8

     

     

     

     

     

     

    DF GNSS-module

     

    612

    1023

     

    EF EGF_MA_Certificate

     

    204

    341

     

    EGFCertificate

     

    204

    341

    {00..00}

    EF CA_Certificate

     

    204

    341

     

    MemberStateCertificate

     

    204

    341

    {00..00}

    EF Link_Certificate

     

    204

    341

     

    LinkCertificate

     

    204

    341

    {00..00}

     

     

     

     

     

    EF EGF

     

     

     

     

    NMEA RMC-zin

    '01'

    85

    85

     

    Eerste NMEA GSA-zin

    '02'

    85

    85

     

    Tweede NMEA GSA-zin

    '03'

    85

    85

     

    Derde NMEA GSA-zin

    '04'

    85

    85

     

    Vierde NMEA GSA-zin

    '05'

    85

    85

     

    Vijfde NMEA GSA-zin

    '06'

    85

    85

     

    Verlengd serienummer van de externe GNSS-module, in aanhangsel 1 gedefinieerd als SensorGNSSSerialNumber

    '07'

    8

    8

     

    Identificator van het besturingssysteem van de beveiligde GNSS-transceiver, in aanhangsel 1 gedefinieerd als SensorOSIdentifier

    '08'

    2

    2

     

    Typegoedkeuringsnummer van de externe GNSS-module, in aanhangsel 1 gedefinieerd als SensorExternalGNSSApprovalNumber

    '09'

    16

    16

     

    Identificatiesymbool van de beveiligingscomponent van de externe GNSS-module, in aanhangsel 1 gedefinieerd als SensorExternalGNSSSCIdentifier

    '10'

    8

    8

     

    AMC Sentence

    '11'

    85

    85

     

    1ste ASA-zin

    '12'

    85

    85

     

    2de ASA-zin

    '13'

    85

    85

     

    3de ASA-zin

    '14'

    85

    85

     

    4de ASA-zin

    '15'

    85

    85

     

    5de ASA-zin

    '16'

    85

    85

     

    RFU - Gereserveerd voor toekomstig gebruik

    Van '17' t.e.m. 'FD'

     

     

     

    EF VU

     

     

     

     

    VuRtcTime (zie aanhangsel 1)

    '01'

    4

    4

    {00..00}

    VuGnssMaximalTimeDifference (zie aanhangsel 1)

    '02'

    2

    2

    {00..00}

    iii)

    punt 4.2.2 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    in punt GNS_22 wordt de eerste alinea vervangen door:

    “GNS_22

    De beveiligde overdracht van GNSS-positiegegevens, de RTC-tijd van de VU en het maximale tijdsverschil tussen de werkelijke tijd en de RTC-tijd van de VU wordt alleen toegestaan in de volgende omstandigheden:”;

    2)

    punt GNS_23 wordt vervangen door:

    “GNS_23

    Tenzij de koppeling of wederzijdse authenticatie en sleutelovereenstemming tijdens de sessie plaatsvindt, vraagt de VU om de T seconden, waarbij T een waarde is kleiner dan of gelijk aan 20, de positie-informatie op van de externe GNSS-module. Dit proces verloopt als volgt:

    1.

    De VU vraagt positiegegevens op van de externe GNSS-module, samen met de DOP-waarden (mate van onnauwkeurigheid, gebaseerd op de GSA- en ASA-zinnen). De beveiligde VU-transceiver gebruikt de SELECT- en READ RECORD-commando's (commando’s SELECTEER en LEES RECORD) van de norm ISO/IEC 7816-4:2013 voor beveiligde berichtenuitwisseling in alleen-authenticeren-modus, zoals beschreven in punt 11.5 van aanhangsel 11; de bestandsidentificator is ‘2F2F’ en het recordnummer is ‘01’ voor de NMEA RMC-zin,‘02’, ‘03’, ‘04’, ‘05’, ‘06’ voor de NMEA GSA-zin, ‘11’ voor de AMC-zin en ‘12’, ’13’, ’14’, ’15’, ’16’ voor de ASA-zin.

    2.

    De laatste ontvangen positiegegevens worden in het hoofdbestand (EF) opgeslagen met identificator ‘2F2F’ en de in Tabel 1 omschreven records worden opgeslagen in de beveiligde GNSS-transceiver naarmate die via de GNSS-interface NMEA-gegevens met een frequentie van ten minste 1 Hz ontvangt van de GNSS-ontvanger.

    3.

    De beveiligde GNSS-transceiver verstuurt het antwoord naar de beveiligde VU-transceiver en gebruikt daarvoor het APDU-antwoordbericht met beveiligde berichtenuitwisseling in alleen-authenticeren-modus, zoals toegelicht in punt 11.5 van aanhangsel 11.

    4.

    De beveiligde VU-transceiver controleert de authenticiteit en integriteit van het ontvangen antwoord. Bij een positieve uitkomst worden de positiegegevens via de GNSS-interface overgebracht naar de verwerkingseenheid van de VU.

    5.

    De verwerkingseenheid van de VU controleert de ontvangen gegevens door de informatie (bijvoorbeeld lengtegraad, breedtegraad, tijd) te lezen in de NMEA RMC-zin. Indien de niet-geauthenticeerde positie geldig is, staat deze informatie in de NMEA RMC-zin. Indien de niet-geauthenticeerde positie geldig is, leest de verwerkingseenheid van de VU ook de HDOP-waarden in de NMEA GSA-zinnen en wordt de minimumwaarde voor de beschikbare satellietsystemen berekend (voor zover positiebepaling mogelijk is).

    6.

    De verwerkingseenheid van de VU leest ook de gegevens (bijv. lengtegraad, breedtegraad, tijd) in de AMC-zin. Als de geauthenticeerde positie niet geldig is of het GNSS-signaal is aangevallen, wordt deze informatie opgenomen in de AMC-zin. Als de positie geldig is, leest de verwerkingseenheid van de VU ook de HDOP-waarden in de ASA-zinnen en wordt de minimumwaarde voor de beschikbare satellietsystemen berekend (voor zover positiebepaling mogelijk is).

    GNS_23a

    De VU schrijft ook de RTC-tijd van de VU en het maximale tijdsverschil tussen de werkelijke tijd en de RTC-tijd van de VU, indien nodig, door gebruik te maken van de commando’s ISO/IEC 7816-4:2013 SELECT en WRITE RECORD(S) (commando’s SELECTEER en SCHRIJF RECORD(S)) met beveiligde berichtenuitwisseling in alleen-authenticeren-modus, zoals beschreven in punt 11.5 van aanhangsel 11, met bestandsidentificator ‘2F30’ en RECORD-nummer gelijk aan ‘01’ voor VuRtcTime en ‘02’ voor MaximalTimeDifference.”;

    iv)

    punt 4.2.3 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    in punt GNS_26 worden het vierde en vijfde streepje vervangen door:

    “-

    Indien de record niet wordt gevonden, zendt de beveiligde GNSS-transceiver ‘6A83’ terug.

    -

    Indien manipulatie werd vastgesteld, zendt de externe GNSS-module de statusmelding ‘6690’ terug.”;

    2)

    punt GNS_27 wordt geschrapt;

    v)

    de volgende punten 4.2.4 en 4.2.5 worden ingevoegd:

    ‘4.2.4

    Structuur van het WriteRecord-commando

    In dit gedeelte wordt een uitvoerige beschrijving gegeven van de structuur van het Write Record-commando (commando schrijf record). Daarbij komt ook de beveiligde berichtenuitwisseling (in alleen-authenticeren-modus) aan bod, zoals beschreven in aanhangsel 11 “Algemene beveiligingsmechanismen”.

    GNS_26a

    Het commando ondersteunt de beveiligde berichtenuitwisseling in alleen-authenticeren-modus (zie aanhangsel 11).

    GNS_26b

    Commandobericht

    Byte

    Lengte

    Waarde

    Beschrijving

    CLA

    1

    ‘0Ch’

    Beveiligde berichtenuitwisseling gevraagd

    INS

    1

    ‘D2h’

    Write Record

    P1

    1

    ‘XXh’

    Recordnummer (‘00’ verwijst naar de huidige record)

    P2

    1

    ‘04h’

    Record schrijven waarvan het nummer in P1 staat

    Gegevens

    X

    ‘XXh’

    Gegevens

    GNS_26c

    De in P1 aangeduide record wordt de geldige record.

    Byte

    Lengte

    Waarde

    Beschrijving

    SW

    2

    ‘XXXXh’

    Statuswoorden (SW1, SW2)

    Indien het commando succesvol is, zendt de beveiligde GNSS-transceiver ‘9000’ terug.

    Indien het huidige bestand niet recordgeoriënteerd is, zendt de beveiligde GNSS-transceiver ‘6981’ terug.

    Indien het commando wordt gebruikt met P1 = ‘00’ terwijl er geen geldig hoofdbestand (EF) is, zendt de beveiligde GNSS-transceiver ‘6986’ terug (commando niet toegestaan).

    Indien de record niet wordt gevonden, zendt de beveiligde GNSS-transceiver ‘6A83’ terug.

    Indien manipulatie werd vastgesteld, zendt de externe GNSS-module de statuswoorden ‘6690’ terug.

    4.2.5

    Overige commando’s

    GNS_27

    De beveiligde GNSS-transceiver ondersteunt de volgende in aanhangsel 2 gespecificeerde commando's van tachografen van de tweede generatie:

    Commando

    Verwijzing

    Select (Selecteer)

    Aanhangsel 2, punt 3.5.1

    Read Binary (Lees binair getal)

    Aanhangsel 2, punt 3.5.2

    Get Challenge (Vraag naar identiteit)

    Aanhangsel 2, punt 3.5.4

    PSO: Verify Certificate (Verifieer certificaat)

    Aanhangsel 2, punt 3.5.7

    External Authenticate (Externe authenticatie)

    Aanhangsel 2, punt 3.5.9

    General Authenticate (Algemene authenticatie)

    Aanhangsel 2, punt 3.5.10

    MSE:SET

    Aanhangsel 2, punt 3.5.11

    vi)

    in punt 4.4.1 wordt punt GNS_28 vervangen door:

    “GNS_28

    Een fout in de communicatie met de externe GNSS-module wordt opgeslagen in de VU, zoals gedefinieerd in voorschrift 82 van Bijlage IC en aanhangsel 1 (EventFaultType). In dit geval is er sprake van een communicatiefout indien de beveiligde VU-transceiver geen antwoordbericht ontvangt op een verzoekbericht, zoals omschreven in punt 4.2.”;

    vii)

    in punt 4.4.2 wordt punt GNS_29 vervangen door:

    “GNS_29

    Indien de fysieke integriteit van de GNSS-module is aangetast, zorgt de externe GNSS-module ervoor dat het cryptografisch materiaal onbeschikbaar is. Zoals omschreven in GNS_25 en GNS_26, detecteert de VU manipulatie indien de antwoordstatus ‘6690’ is. De VU genereert en registreert vervolgens een poging tot inbreuk op de beveiliging, zoals gedefinieerd in voorschrift 85 van bijlage IC en aanhangsel 1 (EventFaultType voor manipulatiedetectie van GNSS). Bij wijze van alternatief kan de externe GNSS-module op VU-verzoeken antwoorden zonder beveiligde berichtenuitwisseling en met status ‘6A88’.”;

    viii)

    in punt 4.4.3 wordt punt GNS_30 vervangen door:

    “GNS_30

    Indien geen gegevens van de GNSS-ontvanger worden ontvangen, genereert de beveiligde GNSS-transceiver een antwoordbericht op het READ RECORD-commando waarvan het RECORD-nummer gelijk is aan ‘01’ en met een gegevensveld van 12 bytes, allemaal ingesteld op ‘0xFF’. Bij ontvangst van het antwoordbericht met deze waarde van het gegevensveld genereert en registreert de VU een afwezigheid van positie-informatie van de GNSS-ontvanger, zoals gedefinieerd in voorschrift 81 van bijlage IC en aanhangsel 1 (EventFaultType).”;

    ix)

    punt 4.4.4 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    punt GNS_31 wordt vervangen door:

    “GNS_31

    Als de VU detecteert dat het EGF-certificaat dat wordt gebruikt voor wederzijdse authenticatie niet meer geldig is, genereert en registreert de VU een poging tot inbreuk op de beveiliging, zoals gedefinieerd in voorschrift 85 van bijlage IC en aanhangsel 1 (EventFaultType voor verlopen certificaat van de externe GNSS-module). De VU blijft gebruikmaken van de ontvangen GNSS-positiegegevens.”;

    2)

    de titel van figuur 4 wordt vervangen door:

    Figuur 6

    Overzicht van de externe GNSS-module”;

    f)

    punt 5 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    in punt 5.1 wordt punt GNS_32 vervangen door:

    “GNS_32

    Voor de verzending van de positie, DOP en satellietgegevens functioneert de GNSS-ontvanger als zender en verstuurt hij NMEA-zinnen of op NMEA gelijkende zinnen naar de verwerkingseenheid van de VU, die functioneert als ontvanger. De zendfrequentie bedraagt 1/10 Hz of meer voor de vooraf gedefinieerde reeks zinnen, die ten minste de RMC-, GSA-, AMC- en ASA-zinnen moeten bevatten. Bij wijze van alternatief mogen de verwerkingseenheid van de VU en de interne GNSS-ontvanger gebruik maken van andere gegevensformaten om de gegevens in de NMEA-zinnen of op NMEA gelijkende zinnen, zoals gespecificeerd in GNS_4, GNS_4a en GNS_5, uit te wisselen.”;

    ii)

    punt 5.2 wordt vervangen door:

    “5.2.

    Overdracht van informatie van de GNSS-ontvanger naar de VU

    GNS_34

    De verwerkingseenheid van de VU controleert de ontvangen gegevens door de informatie (bijvoorbeeld lengtegraad, breedtegraad, tijd) te lezen uit de NMEA RMC-zin en de AMC-zin.

    GNS_35

    Indien de niet-geauthenticeerde positie geldig is, staat deze informatie in de NMEA RMC-zin. Is de niet-geauthenticeerde positie ongeldig, dan zijn er geen positiegegevens beschikbaar en is het niet mogelijk de voertuigpositie op basis daarvan te registreren. Als de niet-geauthenticeerde positie geldig is, leest de verwerkingseenheid van de VU ook de waarden van HDOP uit GSA NMEA.

    GNS_36

    De verwerkingseenheid van de VU leest ook de gegevens (bijv. lengtegraad, breedtegraad, tijd) uit de AMC-zin. Indien de niet-geauthenticeerde positie geldig is overeenkomstig GNS_4a, staat deze informatie in de AMC-zin. Als de niet-geauthenticeerde positie geldig is, leest de verwerkingseenheid van de VU ook de waarden van HDOP uit ASA-zinnen.

    5.3.

    Overdracht van informatie van de VU naar de GNSS-ontvanger

    GNS_37

    De verwerkingseenheid van de VU verstrekt aan de GNSS-ontvanger de RTC-tijd van de VU en het maximale verschil tussen de werkelijke tijd en de RTC-tijd van de VU, overeenkomstig GNS_3f en GNS_3g.

    5.4.

    Behandeling van fouten

    5.4.1

    Afwezigheid van positie-informatie van de GNSS-ontvanger

    GNS_38

    De VU genereert en registreert een afwezigheid van positie-informatie van de GNSS-ontvanger, zoals gedefinieerd in voorschrift 81 van bijlage IC en aanhangsel 1 (EventFaultType).”;

    g)

    de punten 6 en 7 worden vervangen door:

    “6.

    VERWERKING EN REGISTRATIE VAN POSITIEGEGEVENS DOOR DE VU

    Dit gedeelte geldt voor de configuratie van de slimme tachograaf, zowel met als zonder externe GNSS-module.

    GNS_39

    Positiegegevens worden opgeslagen in de VU, samen met een teken dat aangeeft of de positie is geauthenticeerd. Wanneer positiegegevens moeten worden geregistreerd in de VU, zijn de volgende regels van toepassing:

    a)

    Als zowel de geauthenticeerde als de standaardpositie geldig en coherent is, worden de standaardpositie en de nauwkeurigheid ervan opgeslagen in de VU en wordt het teken op “geauthenticeerd” gezet.

    b)

    Als zowel de geauthenticeerde als de standaardpositie geldig maar niet coherent is, worden de geauthenticeerde positie en de nauwkeurigheid ervan opgeslagen in de VU en wordt het teken op “geauthenticeerd” gezet.

    c)

    Als de geauthenticeerde positie geldig is maar de standaardpositie niet geldig is, worden de geauthenticeerde positie en de nauwkeurigheid ervan geregistreerd in de VU en wordt het teken op “geauthenticeerd” gezet.

    d)

    Als de standaardpositie geldig is maar de geauthenticeerde positie niet geldig is, worden de standaardpositie en de nauwkeurigheid ervan geregistreerd in de VU en wordt het teken op “niet geauthenticeerd” gezet.

    Geauthenticeerde en standaardposities worden als coherent beschouwd, zoals afgebeeld in figuur 7, als de horizontale geauthenticeerde positie zich bevindt in een cirkel met de horizontale standaardpositie als middelpunt, en waarvan de straal het resultaat is van de afronding tot het volgende gehele getal van de waarde van R_H, overeenkomstig de volgende formule:

    R_H = 1,74 • σUERE • HDOP

    waarbij:

    R_H is de relatieve straal van een cirkel rond de geraamde horizontale positie, in meters. Het is een indicator die wordt gebruikt om de coherentie tussen standaard- en geauthenticeerde posities te berekenen.

    σUERE is de standaardafwijking voor de User Equivalent Range Error (UERE), een model voor alle meetfouten voor de doeltoepassing, ook in een stedelijke omgeving. Er wordt een constante waarde gebruikt van σUERE = 10 meter.

    HDOP is door de GNSS-ontvanger berekende verzwakking van de horizontale nauwkeurigheid.

    σUERE . HDOP is de schatting van de standaardafwijking in het horizontale vlak.

    Image 107

    GNS_40

    Wanneer de statuswaarde in een ontvangen AMC-zin op ‘J’, ‘O’ of ‘F’ wordt gezet overeenkomstig voorschrift GNS_4a, genereert en registreert de VU een GNSS-anomalie, zoals gedefinieerd in voorschrift 88a van bijlage IC en aanhangsel 1 (EventFaultType). De voertuigunit kan aanvullende controles uitvoeren alvorens een GNSS-anomalie op te slaan, na ontvangst van de ‘J’- of ‘O’-instelling.

    7.

    TEGENSTRIJDIGE GNSS-TIJDGEGEVENS

    GNS_41

    Als de VU een verschil vaststelt tussen het tijdstip van de tijdmetingsfunctie van de voertuigunit en het tijdstip dat afkomstig is van de GNSS-signalen, genereert en registreert hij een tijdsconflict, zoals gedefinieerd in voorschrift 86 van bijlage IC en aanhangsel 1 (EventFaultType).”;

    h)

    het volgende punt 8 wordt toegevoegd:

    “8.

    TEGENSTRIJDIGE BEWEGINGSGEGEVENS

    GNS_42

    De VU genereert en registreert een bewegingsconflict overeenkomstig voorschrift 84 van bijlage IC, in het geval op basis van de bewegingssensor berekende bewegingsinformatie in strijd is met bewegingsinformatie die door de interne GNSS-ontvanger, de externe GNSS-module of een andere onafhankelijke bewegingsbron is berekend, zoals uiteengezet in voorschrift 26 van bijlage IC.

    Het bewegingsconflict wordt gegenereerd in een van de volgende omstandigheden:

     

    Omstandigheid 1:

    het getrimde gemiddelde van de snelheidsverschillen tussen deze bronnen wordt gebruikt als de positie-informatie van de GNSS-ontvanger beschikbaar is en de contactschakelaar aanstaat, zoals hieronder gespecificeerd:

    Maximaal één keer per 10 seconden wordt de absolute waarde berekend van het verschil tussen de via GNSS geraamde voertuigsnelheid en de door de bewegingssensor geraamde voertuigsnelheid.

    Het getrimde gemiddelde wordt berekend op basis van alle waarden binnen een tijdvenster dat de voertuigbeweging over de laatste vijf minuten bestrijkt.

    Het getrimde gemiddelde wordt berekend als gemiddelde van 80 % van de betreffende snelheidswaarden, na eliminatie van de hoogste absolute waarden.

    Het voorval van tegenstrijdige bewegingsgegevens wordt gestart indien het getrimde gemiddelde van de snelheidsverschillen gedurende vijf ononderbroken minuten groter is dan 10 km/h. (Opmerking: door het getrimde gemiddelde over de laatste vijf minuten te berekenen, wordt het risico van uitschieters en tijdelijk afwijkende meetwaarden tegengegaan).

    Voor de berekening van het getrimde gemiddelde wordt het voertuig als in beweging beschouwd als minstens één snelheidswaarde van het voertuig, op basis van de bewegingssensor of de GNSS-ontvanger, niet gelijk is aan nul.

     

    Omstandigheid 2:

    Het bewegingsconflict wordt ook gegenereerd als de volgende voorwaarde is vervuld:

    [OdometerDifference×OdometerToleranceFactor+Minimum(SlipDistanceUpperlimit;(OdometerDifference×SlipFactor))+GnssTolerance+FerryTrainDistance]

    waarbij:

    GnssDistance de afstand is tussen de huidige positie van het voertuig en de vorige, beide verkregen op basis van geldige geauthenticeerde positieberichten, zonder rekening te houden met de hoogte,

    OdometerDifference het verschil is tussen de huidige kilometerstand en de kilometerstand die overeenstemt met het vorige geldige geauthenticeerde positiebericht,

    de OdometerToleranceFactor gelijk is aan 1,1 (worstcase-tolerantiefactor voor alle meettolerantie van de kilometerteller van het voertuig),

    de GNSSTolerance gelijk is aan 1 km (worstcase-GNSS-tolerantie),

    het minimum (SlipDistanceUpperLimit; (OdometerDifference * SlipFactor)) de minimumwaarde is tussen:

    de SlipDistanceUpperLimit, die gelijk is aan 10 km (bovengrens van de slipafstand veroorzaakt door het slipeffect tijdens het remmen),

    en OdometerDifference * SlipFactor, waarbij SlipFactor gelijk is aan 0,2 (maximale invloed van het slipeffect tijdens het remmen),

    FerryTrainDistance wordt berekend als: FerryTrainDistance =200km/h * tFerryTrain, waarbij tFerryTrain de som is van de duur in uren van de ferry-/treinverbindingen in het desbetreffende tijdsinterval. De duur van een ferry-/treinverbinding is gedefinieerd als het tijdsverschil tussen het eindteken en het beginteken van de verbinding.

    De voorafgaande controles worden om de 15 minuten verricht als de nodige positiegegevens beschikbaar zijn, en anders zodra deze beschikbaar zijn.

    Voor deze omstandigheid:

    zijn de datum en het tijdstip van het begin van het voorval gelijk aan de datum en het tijdstip van ontvangst van het vorige positiebericht,

    zijn de datum en het tijdstip van het voorval gelijk aan de datum en het tijdstip waarop de gecontroleerde voorwaarde opnieuw vals wordt.

     

    Omstandigheid 3:

    De voertuigunit stelt een afwijking vast die eruit bestaat dat de bewegingssensor geen beweging vaststelt en de onafhankelijke bewegingsbron wel een beweging vaststelt voor een bepaalde periode. De voorwaarden om een verschil vast te stellen en de periode waarin het verschil wordt vastgesteld, worden uiteengezet door de fabrikant van de voertuigeenheid, hoewel het verschil over een maximale tijdspanne van drie uur moet worden vastgesteld.”.

    38)

    Aanhangsel 13 wordt vervangen door:

    “Aanhangsel 13

    ITS-INTERFACE

    INHOUDSOPGAVE

    1.

    INLEIDING

    1.1.

    Toepassingsgebied

    1.2.

    Afkortingen en definities

    2.

    REFERENTIENORMEN

    3.

    WERKINGSBEGINSELEN VAN DE ITS-INTERFACE

    3.1.

    Communicatietechnologie

    3.2.

    Beschikbare diensten

    3.3.

    Toegang via de ITS-interface

    3.4.

    Beschikbare gegevens en behoefte aan instemming van de bestuurder

    4.

    LIJST VAN GEGEVENS DIE BESCHIKBAAR ZIJN VIA DE ITS-INTERFACE EN PERSOONLIJKE/NIET-PERSOONLIJKE CLASSIFICATIE

    1.   INLEIDING

    1.1.   Toepassingsgebied

    ITS_01

    Dit aanhangsel bevat de basisspecificaties voor de communicatie via de tachograafinterface met intelligente vervoerssystemen (ITS), zoals vereist in de artikelen 10 en 11 van Verordening (EU) nr. 165/2014.

    ITS_02

    De ITS-interface staat toe dat externe inrichtingen gegevens verkrijgen van de tachograaf, gebruik maken van de diensten van de tachograaf en ook gegevens verstrekken aan de tachograaf.

    Andere tachograafinterfaces (bv. CAN bus) mogen eveneens voor dat doel worden gebruikt.

    Het volgende is niet gespecificeerd in dit aanhangsel:

    de wijze waarop gegevens die via de ITS-interface worden verstrekt, moeten worden verzameld en beheerd in de tachograaf,

    de wijze waarop de verzamelde gegevens moeten worden aangeboden aan de toepassing op de externe inrichting,

    de ITS-beveiligingsspecificatie, in aanvulling op hetgeen Bluetooth® verstrekt,

    de Bluetooth®-protocollen die worden gebruikt door de ITS-interface.

    1.2.   Afkortingen en definities

    De volgende afkortingen en definities, die specifiek zijn voor dit aanhangsel, worden gebruikt:

    GNSS

    Global Navigation Satellite System (wereldwijd satellietnavigatiesysteem)

    ITS

    Intelligent Transport System (Intelligent vervoerssysteem)

    OSI

    Open Systems Interconnection (Interconnectie in een open systeem)

    VU

    Vehicle Unit (Voertuigunit)

    ITS-eenheid

    een externe inrichting of externe toepassing die/dat gebruik maakt van de ITS-interface van de VU.

    2.   REFERENTIENORMEN

    ITS_03

    Dit aanhangsel verwijst naar en wordt geregeld door de hierna genoemde verordeningen en normen of gedeelten daarvan. In dit aanhangsel wordt verwezen naar de relevante normen of de relevante bepalingen daarvan. In geval van tegenspraak prevaleert dit aanhangsel.

    In dit aanhangsel wordt verwezen naar de volgende normen:

    Bluetooth® – Core Version 5.0.

    ISO 16844-7: Wegvoertuigen - Tachograafsystemen - Deel 7: Parameters

    ISO/IEC 7498-1:1994 Information technology - Open Systems Interconnection - Basic Reference Model, the Basic Model

    3.   WERKINGSBEGINSELEN VAN DE ITS-INTERFACE

    ITS_04

    De VU dient de tachograafgegevens die via de ITS-interface worden verstuurd, te actualiseren en bij te houden zonder tussenkomst van de ITS-interface.

    3.1.   Communicatietechnologie

    ITS_05

    Communicatie via de ITS-interface vindt plaats via een Bluetooth®-interface en is compatibel met Bluetooth® Low Energy (lage energie), overeenkomstig versie 5.0 of recenter van Bluetooth.

    ITS_06

    De communicatie tussen de VU en de ITS-eenheid wordt tot stand gebracht nadat een Bluetooth®-koppelingsproces is voltooid.

    ITS_07

    Er wordt een beveiligde en versleutelde communicatie tot stand gebracht tussen de VU en de ITS-eenheid, overeenkomstig de mechanismen van de Bluetooth®-specificatie. In dit aanhangsel worden geen andere dan de door Bluetooth® verstrekte versleutelings- of beveiligingsmechanismen gespecificeerd.

    ITS_08

    Bluetooth® maakt gebruik van een server/klant-model om de verzending van gegevens tussen inrichtingen te controleren, waarbij de VU de server is en de ITS-eenheid de klant.

    3.2.   Beschikbare diensten

    ITS_09

    De gegevens die overeenkomstig punt 4 via de ITS-interface moeten worden verzonden, worden ter beschikking gesteld via de in aanhangsels 7 en 8 vermelde diensten. Bovendien stelt de VU de diensten die nodig zijn voor manuele gegevensinvoer, overeenkomstig voorschrift 61 van bijlage IC, ter beschikking van de ITS-eenheid en, facultatief, voor andere realtime-gegevensinvoer.

    Image 108

    ITS_10

    Als de downloadinterface wordt gebruikt via de frontconnector, verstrekt de VU niet de in aanhangsel 7 vermelde downloaddiensten via de Bluetooth®-verbinding met de ITS.

    ITS_11

    Als de kalibratie-interface wordt gebruikt via de frontconnector, verstrekt de VU niet de in aanhangsel 8 bedoelde kalibratiediensten via de Bluetooth®-verbinding met de ITS.

    3.3.   Toegang via de ITS-interface

    ITS_12

    De ITS-interface verschaft draadloze toegang aan alle in de aanhangsels 7 en 8 vermelde diensten, ter vervanging van een kabelverbinding met de frontconnector voor kalibreren en downloaden, zoals gespecificeerd in aanhangsel 6.

    ITS_13

    De VU stelt de ITS-interface ter beschikking van de gebruiker via de combinatie van geldige tachograafkaarten die in de VU worden ingevoerd, zoals gespecificeerd in tabel 1.

    Tabel 1

    Beschikbaarheid van de ITS-interface al naargelang het type kaart dat in de tachograaf wordt ingebracht

    Beschikbaarheid van de ITS-interface

    Lezer bestuurder

     

    Geen kaart

    Bestuurderskaart

    Controlekaart

    Werkplaatskaart

    Bedrijfskaart

    Lezer bijrijder

    Geen kaart

    Niet beschikbaar

    Beschikbaar

    Beschikbaar

    Beschikbaar

    Beschikbaar

    Bestuurderskaart

    Beschikbaar

    Beschikbaar

    Beschikbaar

    Beschikbaar

    Beschikbaar

    Controlekaart

    Beschikbaar

    Beschikbaar

    Beschikbaar

    Niet beschikbaar

    Niet beschikbaar

    Werkplaatskaart

    Beschikbaar

    Beschikbaar

    Niet beschikbaar

    Beschikbaar

    Niet beschikbaar

    Bedrijfskaart

    Beschikbaar

    Beschikbaar

    Niet beschikbaar

    Niet beschikbaar

    Beschikbaar

    ITS_14

    Na een succesvolle Bluetooth®-koppeling met de ITS, wijst de VU de Bluetooth®-koppeling met de ITS toe aan de specifieke ingebrachte tachograafkaart, overeenkomstig tabel 2:

    Tabel 2

    Toewijzing van de ITS-koppeling al naargelang het type kaart dat in de tachograaf wordt ingebracht

    Toewijzing van de Bluetooth®-koppeling met de ITS

    Lezer bestuurder

     

    Geen kaart

    Bestuurderskaart

    Controlekaart

    Werkplaatskaart

    Bedrijfskaart

    Lezer bijrijder

    Geen kaart

    Niet beschikbaar

    Bestuurderskaart

    Controlekaart

    Werkplaatskaart

    Bedrijfskaart

    Bestuurderskaart

    Bestuurderskaart

    Bestuurderskaart  (*2)

    Controlekaart

    Werkplaatskaart

    Bedrijfskaart

    Controlekaart

    Controlekaart

    Controlekaart

    Controlekaart  (*1)

    Niet beschikbaar

    Niet beschikbaar

    Werkplaatskaart

    Werkplaatskaart

    Werkplaatskaart

    Niet beschikbaar

    Werkplaatskaart  (*1)

    Niet beschikbaar

    Bedrijfskaart

    Bedrijfskaart

    Bedrijfskaart

    Niet beschikbaar

    Niet beschikbaar

    Bedrijfskaart  (*1)

    ITS_15

    Als een tachograafkaart wordt uitgenomen, beëindigt de VU de aan deze kaart toegewezen Bluetooth®-koppeling met de ITS.

    ITS_16

    De VU ondersteunt de ITS-verbinding met minstens één ITS-eenheid en kan verbindingen met meerdere ITS-eenheden tegelijk ondersteunen.

    ITS_17

    De toegangsrechten tot de beschikbare gegevens en diensten via de ITS-interface moeten voldoen aan voorschriften 12 en 13 van bijlage IC, en de bestuurder moet toestemming geven overeenkomstig punt 3.4 van deze bijlage.

    3.4.   Beschikbare gegevens en behoefte aan toestemming van de bestuurder

    ITS_18

    Alle tachograafgegevens die beschikbaar zijn via de in punt 3.3 bedoelde diensten worden geclassificeerd als persoonlijk of niet-persoonlijk voor de bestuurder, bijrijder of beide.

    ITS_19

    Minstens de in punt 4 als verplicht geclassificeerde lijst van gegevens wordt beschikbaar gesteld via de ITS-interface.

    ITS_20

    De als “persoonlijk” geclassificeerde gegevens in punt 4 zijn alleen toegankelijk met de toestemming van de bestuurder; als de bestuurder toestemming verleent, aanvaardt hij dat de persoonlijke gegevens het voertuignetwerk verlaten, behalve in het geval van voorschrift ITS_25, waarvoor geen toestemming van de bestuurder nodig is.

    ITS_21

    Andere dan de in punt 4 vermelde gegevens die als verplicht worden beschouwd, kunnen beschikbaar worden gesteld via de ITS-interface. Niet in punt 4 vermelde gegevens worden geclassificeerd als “persoonlijk” of “niet persoonlijk” door de VU-fabrikant; de toestemming van de bestuurder is vereist voor gegevens die als “persoonlijk” zijn geclassificeerd, behalve in het geval van voorschrift ITS_25.

    ITS_22

    Wanneer een voor de voertuigunit onbekende bestuurderskaart wordt ingebracht, wordt de kaarthouder door de tachograaf gevraagd om toestemming te geven voor de verzending van persoonlijke gegevensoutput via de ITS-interface, overeenkomstig voorschrift 61 van bijlage IC.

    ITS_23

    De status van de toestemming (actief/inactief) wordt geregistreerd in het geheugen van de voertuigunit.

    ITS_24

    Indien er meerdere bestuurders zijn, zijn alleen de persoonsgegevens van de bestuurders die toestemming hebben gegeven toegankelijk via de ITS-interface. Als, bijvoorbeeld, in een teamsituatie alleen de bestuurder toestemming heeft gegeven, zijn de persoonsgegevens van de bijrijder niet toegankelijk.

    ITS_25

    Wanneer de VU zich in de controle-, bedrijfs- of kalibratiemodus bevindt, worden de toegangsrechten via de ITS-interface beheerd overeenkomstig eisen 12 en 13 van bijlage IC, en is de toestemming van de bestuurder dus niet vereist.

    4.   LIJST VAN GEGEVENS DIE BESCHIKBAAR ZIJN VIA DE ITS-INTERFACE EN PERSOONLIJKE/NIET-PERSOONLIJKE CLASSIFICATIE

    Gegevensnaam

    Gegevensformaat

    Bron

    Gegevensclassificatie (persoonlijk/niet-persoonlijk)

    Toestemming voor de beschikbaarheid van de gegevens

    Beschikbaarheid

    bestuurder

    bijrijder

    VehicleIdentificationNumber

    Aanhangsel 8

    VU

    niet persoonlijk

    niet persoonlijk

    toestemming niet nodig

    verplicht

    CalibrationDate

    ISO 16844-7

    VU

    niet persoonlijk

    niet persoonlijk

    toestemming niet nodig

    verplicht

    TachographVehicleSpeed

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    verplicht

    Driver1WorkingState

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    verplicht

    Driver2WorkingState

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    verplicht

    DriveRecognize

    ISO 16844-7

    VU

    niet persoonlijk

    niet persoonlijk

    toestemming niet nodig

    verplicht

    Driver1TimeRelatedStates

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    verplicht

    Driver2TimeRelatedStates

    ISO 16844-7

    VU

    Niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    verplicht

    DriverCardDriver1

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    verplicht

    DriverCardDriver2

    ISO 16844-7

    VU

    Niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    verplicht

    OverSpeed

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    verplicht

    TimeDate

    Aanhangsel 8

    VU

    niet persoonlijk

    niet persoonlijk

    toestemming niet nodig

    verplicht

    HighResolutionTotalVehicleDistance

    ISO 16844-7

    VU

    niet persoonlijk

    niet persoonlijk

    toestemming niet nodig

    verplicht

    HighResolutionTripDistance

    ISO 16844-7

    VU

    niet persoonlijk

    niet persoonlijk

    toestemming niet nodig

    verplicht

    ServiceComponentIdentification

    ISO 16844-7

    VU

    niet persoonlijk

    niet persoonlijk

    toestemming niet nodig

    verplicht

    ServiceDelayCalendarTimeBased

    ISO 16844-7

    VU

    niet persoonlijk

    niet persoonlijk

    toestemming niet nodig

    verplicht

    Driver1Identification

    ISO 16844-7

    Bestuurderskaart

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    verplicht

    Driver2Identification

    ISO 16844-7

    Bestuurderskaart

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    verplicht

    NextCalibrationDate

    Aanhangsel 8

    VU

    niet persoonlijk

    niet persoonlijk

    toestemming niet nodig

    verplicht

    Driver1ContinuousDrivingTime

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    verplicht

    Driver2ContinuousDrivingTime

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    verplicht

    Driver1CumulativeBreakTime

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    verplicht

    Driver2CumulativeBreakTime

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    verplicht

    Driver1CurrentDurationOfSelectedActivity

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    verplicht

    Driver2CurrentDurationOfSelectedActivity

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    verplicht

    SpeedAuthorised

    Aanhangsel 8

    VU

    niet persoonlijk

    niet persoonlijk

    toestemming niet nodig

    verplicht

    TachographCardSlot1

    ISO 16844-7

    VU

    niet persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming niet nodig

    verplicht

    TachographCardSlot2

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    niet persoonlijk

    toestemming niet nodig

    verplicht

    Driver1Name

    ISO 16844-7

    Bestuurderskaart

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    verplicht

    Driver2Name

    ISO 16844-7

    Bestuurderskaart

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    verplicht

    OutOfScopeCondition

    ISO 16844-7

    VU

    niet persoonlijk

    niet persoonlijk

    toestemming niet nodig

    verplicht

    ModeOfOperation

    ISO 16844-7

    VU

    niet persoonlijk

    niet persoonlijk

    toestemming niet nodig

    verplicht

    Driver1CumulatedDrivingTimePreviousAndCurrentWeek

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    verplicht

    Driver2CumulatedDrivingTimePreviousAndCurrentWeek

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    verplicht

    EngineSpeed

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    facultatief

    RegisteringMemberState

    Aanhangsel 8

    VU

    niet persoonlijk

    niet persoonlijk

    toestemming niet nodig

    verplicht

    VehicleRegistrationNumber

    Aanhangsel 8

    VU

    niet persoonlijk

    niet persoonlijk

    toestemming niet nodig

    verplicht

    Driver1EndOfLastDailyRestPeriod

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    facultatief

    Driver2EndOfLastDailyRestPeriod

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    facultatief

    Driver1EndOfLastWeeklyRestPeriod

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    facultatief

    Driver2EndOfLastWeeklyRestPeriod

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    facultatief

    Driver1EndOfSecondLastWeeklyRestPeriod

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    facultatief

    Driver2EndOfSecondLastWeeklyRestPeriod

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    facultatief

    Driver1TimeLastLoadUnloadOperation

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    facultatief

    Driver2TimeLastLoadUnloadOperation

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    facultatief

    Driver1CurrentDailyDrivingTime

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    facultatief

    Driver2CurrentDailyDrivingTime

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    facultatief

    Driver1CurrentWeeklyDrivingTime

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    facultatief

    Driver2CurrentWeeklyDrivingTime

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    facultatief

    Driver1TimeLeftUntilNewDailyRestPeriod

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    facultatief

    Driver2TimeLeftUntilNewDailyRestPeriod

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    facultatief

    Driver1CardExpiryDate

    ISO 16844-7

    Bestuurderskaart

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    facultatief

    Driver2CardExpiryDate

    ISO 16844-7

    Bestuurderskaart

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    facultatief

    Driver1CardNextMandatoryDownloadDate

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    facultatief

    Driver2CardNextMandatoryDownloadDate

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    facultatief

    TachographNextMandatoryDownloadDate

    ISO 16844-7

    VU

    niet persoonlijk

    niet persoonlijk

    toestemming niet nodig

    facultatief

    Driver1TimeLeftUntilNewWeeklyRestPeriod

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    facultatief

    Driver2TimeLeftUntilNewWeeklyRestPeriod

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    facultatief

    Driver1NumberOfTimes9hDailyDrivingTimesExceeded

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    facultatief

    Driver2NumberOfTimes9hDailyDrivingTimesExceeded

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    facultatief

    Driver1CumulativeUninterruptedRestTime

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    facultatief

    Driver2CumulativeUninterruptedRestTime

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    facultatief

    Driver1MinimumDailyRest

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    facultatief

    Driver2MinimumDailyRest

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    facultatief

    Driver1MinimumWeeklyRest

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    facultatief

    Driver2MinimumWeeklyRest

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    facultatief

    Driver1MaximumDailyPeriod

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    facultatief

    Driver2MaximumDailyPeriod

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    facultatief

    Driver1MaximumDailyDrivingTime

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    facultatief

    Driver2MaximumDailyDrivingTime

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    facultatief

    Driver1NumberOfUsedReducedDailyRestPeriods

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    facultatief

    Driver2NumberOfUsedReducedDailyRestPeriods

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    facultatief

    Driver1RemainingCurrentDrivingTime

    ISO 16844-7

    VU

    persoonlijk

    niet van toepassing

    toestemming van de bestuurder

    facultatief

    Driver2RemainingCurrentDrivingTime

    ISO 16844-7

    VU

    niet van toepassing

    persoonlijk

    toestemming van de bijrijder

    facultatief

    VehiclePosition

    Aanhangsel 8

    VU

    persoonlijk

    persoonlijk

    toestemming van de bestuurder en bijrijder

    verplicht

    ByDefaultLoadType

    Aanhangsel 8

    VU

    persoonlijk

    persoonlijk

    toestemming van de bestuurder en de bijrijder

    verplicht

    39)

    Aanhangsel 14 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in de inhoudsopgave wordt het volgende punt ingevoegd na punt 5.4.8:

    “5.5

    Gereserveerd voor toekomstig gebruik”;

    b)

    in punt 4.1.1.5 wordt punt DCS_17 vervangen door:

    “DSC_17

    Beveiligingsgegevens (DSRCSecurityData), met inbegrip van de gegevens die de REDCR nodig heeft om de gegevens te decoderen, worden verstrekt op de in aanhangsel 11 “Algemene beveiligingsmechanismen” vastgelegde wijze, voor tijdelijke opslag in de DSRC-VU als huidige versie van DSRCSecurityData, in het in punt 5.4.4 van dit aanhangsel omschreven formaat.”;

    c)

    punt 5 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    in punt 5.4.4 wordt de TachographPayload-sequentie in de definitie van de ASN.1-module voor de DSRC-gegevens in de RTM-toepassing vervangen door:

    Image 109

    ”;

    ii)

    in punt 5.4.5 wordt tabel 14.3 vervangen door:

    Tabel 14.3

    Elementen van RtmData, uitgevoerde acties en definities

    1)

    RTM-gegevenselement

    2)

    Door de VU uitgevoerde actie

     

    3)

    Gegevensdefinitie in ASN.1

    RTM1

    Kenteken

    van het voertuig

    De VU stelt de waarde van het gegevenselement RTM1 tp15638VehicleRegistrationPlate in op basis van de geregistreerde waarde van het gegevenstype

    VehicleRegistrationIdentification zoals gedefinieerd in aanhangsel 1 VehicleRegistrationIdentification

    Kenteken van het voertuig uitgedrukt als tekenreeks (string)

    tp15638VehicleRegistrationPlate LPN,

    --Vehicle RegistrationPlate using the data structure from ISO 14906, but with the following limitation for the RTM application:

    the SEQUENCE starts with the Country Code, followed by an alphabet indicator, followed by the plate number itself,

    which is always 14 octets (padded with zero's) so the LPN type length is always 17 octets (no length determinant needed), of which 14 are the ‘real’ plate number.

    RTM2

    Snelheidsoverschrijding

    De VU genereert een booleaanse

    waarde voor het gegevenselement RTM2

    tp15638SpeedingEvent.

    De VU berekent de waarde van tp15638SpeedingEvent op basis van de in de VU geregistreerde snelheidsoverschrijdingen de jongste tien dagen, zoals gedefinieerd in bijlage IC.

    1 (TRUE): de recentste snelheidsoverschrijding werd de voorbije tien dagen beëindigd of is nog steeds aan de gang;

    0 (FALSE): elk ander geval.

    tp15638SpeedingEvent BOOLEAN,

    RTM3

    Rijden zonder

    geldige kaart

    De VU genereert een booleaanse

    waarde voor het gegevenselement RTM3

    tp15638DrivingWithoutValidCard.

    De VU wijst de waarde TRUE toe aan de variabele tp15638DrivingWithoutValidCard indien de VU de jongste tien dagen ten minste één voorval heeft geregistreerd van het type “Rijden zonder geldige kaart”, zoals gedefinieerd in bijlage IC.

    1 (TRUE): het recentste voorval van het type “rijden zonder geldige kaart” werd de voorbije tien dagen beëindigd of is nog steeds aan de gang;

    0 (FALSE): elk ander geval.

    tp15638DrivingWithoutValidCard

    BOOLEAN,

    RTM4

    Geldige bestuurderskaart

    De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM4

    tp15638DriverCard op basis van de in de bestuurderslezer ingebrachte geldige bestuurderskaart.

    1 (TRUE): er is geen geldige bestuurderskaart ingebracht in de bestuurderslezer van de VU;

    0 (FALSE): er is een geldige bestuurderskaart ingebracht in de bestuurderslezer van de VU.

    tp15638DriverCard BOOLEAN,

    RTM5

    Inbrengen van de kaart tijdens

    het rijden

    De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM5 tp15638CardInsertion.

    De VU wijst de waarde TRUE toe aan de variabele tp15638CardInsertion indien de VU de voorbije tien dagen ten minste één voorval heeft geregistreerd van het type “Inbrengen van de kaart tijdens het rijden”, zoals gedefinieerd in bijlage IC.

    1 (TRUE): het recentste voorval van het type “inbrengen van de kaart tijdens het rijden” vond de voorbije tien dagen plaats;

    0 (FALSE): elk ander geval.

    tp15638CardInsertion BOOLEAN,

    RTM6

    Fout in de bewegingsgegevens

    De VU genereert een booleaanse

    waarde voor het gegevenselement RTM6.

    De VU wijst de waarde TRUE toe aan de variabele tp15638MotionDataError indien de VU de voorbije tien dagen ten minste één voorval heeft geregistreerd van het type “Fout in de bewegingsgegevens”, zoals gedefinieerd in bijlage IC.

    1 (TRUE): de recentste fout in de bewegingsgegevens werd de voorbije tien dagen beëindigd of is nog steeds aan de gang;

    0 (FALSE): elk ander geval.

    tp15638MotionDataError BOOLEAN,

    RTM7

    Tegenstrijdige

    bewegingsgegevens

    De VU genereert een booleaanse

    waarde voor het gegevenselement RTM7.

    De VU wijst de waarde TRUE toe aan de variabele tp15638VehicleMotionConflict indien de VU de voorbije tien dagen ten minste één voorval heeft geregistreerd van het type “tegenstrijdige bewegingsgegevens”.

    1 (TRUE): het recentste voorval van het type “tegenstrijdige bewegingsgegevens” werd de voorbije tien dagen beëindigd of is nog steeds aan de gang;

    0 (FALSE): elk ander geval.

    tp15638VehicleMotionConflict

    BOOLEAN,

    RTM8

    Tweede bestuurderskaart

    De VU genereert een booleaanse

    waarde voor het gegevenselement RTM8 op basis van bijlage IC (“Bestuurdersactiviteiten” TEAM en BIJRIJDER).

    Indien er een geldige bijrijderskaart is, stelt de VU de waarde van RTM8 in op TRUE.

    1 (TRUE): er is een geldige bijrijderskaart ingebracht in de VU;

    2 (FALSE): er is geen geldige bijrijderskaart ingebracht in de VU.

    tp156382ndDriverCard BOOLEAN,

    RTM9

    Lopende activiteit

    De VU genereert een booleaanse

    waarde voor het gegevenselement RTM9.

    De VU stelt de waarde van RTM9 in op TRUE indien in de VU een andere lopende activiteit dan RIJDEN is geregistreerd, zoals gedefinieerd in bijlage IC.

    1 (TRUE): andere activiteit

    gekozen;

    0 (FALSE): gekozen activiteit is “rijden”

    tp15638CurrentActivityDriving

    BOOLEAN

    RTM10

    Afsluiting van laatste sessie

    De VU genereert een booleaanse waarde voor het gegevenselement RTM10.

    De VU stelt de waarde van FTM10 in op TRUE indien de laatste kaartsessie niet juist is afgesloten, zoals gedefinieerd in bijlage IC.

    1 (TRUE): minstens één ingebrachte kaart heeft geleid tot een voorval “laatste kaartsessie niet correct afgesloten”;

    0 (FALSE): Geen enkele ingebrachte kaart heeft geleid tot een voorval “laatste kaartsessie niet correct afgesloten”.

    tp15638LastSessionClosed

    BOOLEAN

    RTM11

    Onderbreking van de

    stroomvoorziening

    De VU genereert een integerwaarde

    voor het gegevenselement RTM11.

    De VU wijst aan de variabele tp15638PowerSupplyInterruption een waarde toe gelijk aan het aantal geregistreerde onderbrekingen van de stroomvoorziening die de voorbije tien dagen in de VU zijn opgeslagen, als bedoeld in bijlage IC.

    Indien de voorbije tien dagen geen enkele onderbreking van de stroomvoorziening is geregistreerd, wordt de waarde van RTM11 ingesteld op 0.

    Aantal geregistreerde onderbrekingen van de stroomvoorziening de voorbije tien dagen.

    tp15638PowerSupplyInterruption

    INTEGER (0..127),

    RTM12

    Sensorstoring

    De VU genereert een integerwaarde voor het gegevenselement RTM12.

    De VU wijst aan de variabele sensorFault de volgende waarde toe:

    1 indien een voorval van het type “35”H Sensor

    de voorbije tien dagen is beëindigd of nog steeds aan de gang is.

    2 indien een voorval van het type fout in de GNSS-ontvanger (interne of extern, met enumwaarden “36”H of

    “37”H) de voorbije tien dagen is beëindigd of nog steeds aan de gang is.

    3 indien een voorval van het type “0E”H communicatiefout met de externe GNSS-module de voorbije tien dagen is beëindigd of nog steeds aan de gang is.

    4 indien fouten in zowel de sensor als de GNSS-ontvanger tijdens de voorbije tien dagen zijn beëindigd of nog steeds aan de gang zijn.

    5 indien zowel fouten in de sensor als communicatiefouten met de externe GNSS-module de voorbije tien dagen zijn beëindigd of nog steeds aan de gang zijn.

    6 indien zowel fouten in de GNSS-ontvanger als communicatiefouten met de externe GNSS-module de voorbije tien dagen zijn beëindigd of nog steeds aan de gang zijn.

    7 indien de drie sensorfouten de voorbije tien dagen allemaal zijn beëindigd of nog steeds aan de gang zijn.

    Indien de voorbije tien dagen geen voorvallen zijn beëindigd of nog steeds aan de gang zijn, stelt de VU de waarde van RTM12 in op 0.

    --fout in de sensor één byte volgens de verklarende woordenlijst van de gegevens

    tp15638SensorFault INTEGER (0..255),

    RTM13

    Tijdafstelling

    De VU genereert voor het gegevenselement RTM13 een integerwaarde (timeReal volgens aanhangsel 1) op basis van de aanwezigheid van tijdafstellingsgegevens, als bedoeld in bijlage IC.

    De VU stelt de waarde van RTM13 in op het laatste tijdstip waarop het voorval “Tijdafstelling” heeft plaatsgehad.

    Indien in de VU-gegevens geen voorval “Tijdafstelling” in de zin van bijlage IC is geregistreerd, wordt de waarde van RTM13 ingesteld op 0.

    oldTimeValue van de meest recente tijdafstelling.

    tp15638TimeAdjustment

    (0..4294967295),

    RTM14

    Poging tot inbreuk op

    de beveiliging

    De VU genereert voor het gegevenselement RTM14 een integerwaarde (timeReal volgens aanhangsel 1) op basis van de aanwezigheid van een poging tot inbreuk op de beveiliging, als bedoeld in bijlage IC.

    De VU stelt de waarde in van het laatste tijdstip waarop de VU het voorval “Poging tot inbreuk op de beveiliging” heeft geregistreerd.

    Indien in de VU-gegevens geen voorval “Poging tot inbreuk op de beveiliging” in de zin van bijlage IC is geregistreerd, stelt de VU de waarde van RTM14 in op 0.

    Begintijd van Iaatste opgeslagen poging tot inbreuk op de beveiliging.

    tp15638LatestBreachAttempt

    (0..4294967295),

    RTM15

    Laatste kalibratie

    De VU genereert voor het gegevenselement RTM15 een integerwaarde (timeReal volgens aanhangsel 1) op basis van de aanwezigheid van de recentste kalibratiegegevens, als bedoeld in bijlage IC.

    De VU stelt de waarde van

    RTM15 in op de oldTimeValue van de laatste kalibratierecord.

    Indien geen kalibratie heeft plaatsgevonden, stelt de VU de waarde van RTM15 in op 0.

    oldTimeValue van de meest recente kalibratierecord.

    tp15638LastCalibrationData

    (0..4294967295),

    RTM16

    Vorige kalibratie

    De VU genereert voor het gegevenselement RTM16 een integerwaarde (timeReal volgens aanhangsel 1) op basis van de kalibratierecords die voorafgingen aan de laatste kalibratie.

    De VU stelt de waarde van

    RTM16 in op de oldTimeValue van de kalibratierecord die voorafging aan de laatste kalibratie.

    Indien er geen vorige kalibratie is, stelt de VU de waarde van RTM16 in op 0.

    oldTimeValue van de kalibratierecord die voorafging aan de meest recente kalibratierecord.

    tp15638PrevCalibrationData

    (0..4294967295),

    RTM17

    Datum van aansluiting

    tachograaf

    De VU genereert een integerwaarde (timeReal volgens aanhangsel 1) voor het gegevenselement RTM17.

    De VU stelt de waarde van RTM17 in op de datum van de eerste kalibratie van de VU in het huidige voertuig.

    De VU haalt deze gegevens uit de VuCalibrationData (Aanhangsel 1) van de vuCalibrationRecords met CalibrationPurpose gelijk aan: “03”H

    Indien er geen vorige kalibratie is, stelt de VU de waarde van RTM17 in op 0.

    Datum van de eerste kalibratie van de VU in het huidige voertuig.

    tp15638DateTachoConnected

    (0..4294967295),

    RTM18

    Effectieve snelheid

    De VU genereert een integerwaarde

    voor het gegevenselement RTM18.

    De VU stelt de waarde van RTM18 in op de laatste effectieve snelheid die is geregistreerd op het opgenblik dat de RtmData voor het laatst zijn geactualiseerd.

    Laatste effectieve snelheid die is geregistreerd

    tp15638CurrentSpeed INTEGER (0..255),

    RTM19

    Tijdaanduiding

    Voor het gegevenselement RTM19 genereert de VU een integerwaarde (timeReal volgens aanhangsel 1).

    De VU stelt de waarde voor RTM19 in op het tijdstip waarop de RtmData voor het laatst zijn geactualiseerd.

    Tijdaanduiding van huidige

    TachographPayload

    tp15638Timestamp

    (0..4294967295),

    RTM20

    Tijdstip waarop de laatste geauthenticeerde voertuigpositie beschikbaar was

    De VU genereert een integerwaarde (timeReal volgens aanhangsel 1) voor het gegevenselement RTM20.

    De VU stelt de waarde van RTM20 in op het tijdstip waarop de laatste geauthenticeerde voertuigpositie beschikbaar was van de GNSS-ontvanger.

    Indien nooit een geauthenticeerde voertuigpositie beschikbaar was van de GNSS-ontvanger, stelt de VU de waarde van RTM20 in op 0.

    Tijdaanduiding van de laatste geauthenticeerde voertuigpositie

    tp15638LatestAuthenticatedPosition

    (0..4294967295),

    RTM21

    Ononderbroken rijtijd

    De VU genereert een integerwaarde voor het gegevenselement RTM21.

    De VU stelt de waarde voor RTM21 in op de lopende ononderbroken rijtijd van de bestuurder.

    Ononderbroken rijtijd van de bestuurder, gecodeerd als een integerwaarde.

    Lengte: 1 byte

    Resolutie: 2 minuten/bit

    Geen offset

    Gegevensbereik: 0 tot en met 250

    Een waarde van 250 geeft aan dat de ononderbroken rijtijd van de bestuurder minstens gelijk is aan 500 minuten.

    Waarden 251 tot en met 254 worden niet gebruikt.

    Waarde 255 geeft aan dat de informatie niet beschikbaar is.

    tp15638ContinuousDrivingTime INTEGER(0..255),

    RTM22

    Langste dagelijkse rijtijd voor de lopende en vorige RTM-shift, berekend overeenkomstig het addendum bij aanhangsel 14

    De VU genereert een integerwaarde voor het gegevenselement RTM22.

    De VU stelt de waarde van RTM22 in op de langste van de twee dagelijkse rijtijden van de bestuurder (de lopende of de vorige RTM-shift).

    Dagelijkse rijtijd van de bestuurder, gecodeerd als een integerwaarde.

    Lengte: 1 byte

    Resolutie: 4 minuten/bit

    Geen offset

    Gegevensbereik: 0 tot en met 250

    Een waarde van 250 geeft aan dat de dagelijkse rijtijd van de bestuurder minstens gelijk is aan 1000 minuten.

    Waarden 251 tot en met 254 worden niet gebruikt.

    Waarde 255 geeft aan dat de informatie niet beschikbaar is.

    tp15638DailyDrivingTimeShift INTEGER(0..255),

    RTM23

    Langste dagelijkse rijtijd in de lopende week, berekend overeenkomstig het addendum bij aanhangsel 14

    De VU genereert een integerwaarde voor het gegevenselement RTM23.

    De VU stelt de waarde van RTM23 in op de langste dagelijkse rijtijd van de bestuurder, namelijk de lopende RTM-shift of een voltooide RTM-shift die is begonnen of beëindigd in de lopende week.

    Dagelijkse rijtijd van de bestuurder, gecodeerd als een integerwaarde.

    Lengte: 1 byte

    Resolutie: 4 minuten/bit

    Geen offset

    Gegevensbereik: 0 tot en met 250

    Een waarde van 250 geeft aan dat de dagelijkse rijtijd van de bestuurder minstens gelijk is aan 1000 minuten.

    Waarden 251 tot en met 254 worden niet gebruikt.

    Waarde 255 geeft aan dat de informatie niet beschikbaar is.

    tp15638DailyDrivingTimeWeek INTEGER(0..255),

    RTM24

    Wekelijkse rijtijd, berekend overeenkomstig het addendum bij aanhangsel 14

    De VU genereert een integerwaarde voor het gegevenselement RTM24.

    De VU stelt de waarde voor RTM24 in op de wekelijkse rijtijd van de bestuurder.

    Wekelijkse rijtijd van de bestuurder, gecodeerd als een integerwaarde.

    Lengte: 1 byte

    Resolutie: 20 minuten/bit

    Geen offset

    Gegevensbereik: 0 tot en met 250

    Een waarde van 250 geeft aan dat de wekelijkse rijtijd van de bestuurder minstens gelijk is aan 5000 minuten.

    Waarden 251 tot en met 254 worden niet gebruikt.

    Waarde 255 geeft aan dat de informatie niet beschikbaar is.

    tp15638WeeklyDrivingTime INTEGER(0..255),

    RTM25

    Tweewekelijkse rijtijd, berekend overeenkomstig het addendum bij aanhangsel 14

    De VU genereert een integerwaarde voor het gegevenselement RTM25.

    De VU stelt de waarde voor RTM25 in op de tweewekelijkse rijtijd van de bestuurder.

    Tweewekelijkse rijtijd van de bestuurder, gecodeerd als een integerwaarde.

    Lengte: 1 byte

    Resolutie: 30 minuten/bit

    Geen offset

    Gegevensbereik: 0 tot en met 250

    Een waarde van 250 geeft aan dat de tweewekelijkse rijtijd van de bestuurder minstens gelijk is aan 7500 minuten.

    Waarden 251 tot en met 254 worden niet gebruikt.

    Waarde 255 geeft aan dat de informatie niet beschikbaar is.

    tp15638FortnightlyDrivingTime INTEGER(0..255),

    Opmerking: RTM22, RTM23, RTM24 en RTM25 worden berekend overeenkomstig het addendum bij dit aanhangsel”;

    iii)

    in punt 5.4.7 wordt tabel 14.9 vervangen door:

    Tabel 14.9

    Initialisatie - voorbeeld inhoud VST-frame

    Byte #

    Attribuut/veld

    Bits in byte

    Omschrijving

    1.

    TEKEN

    0111 1110

    Startteken

    2.

    Private LID

    xxxx xxxx

    Verbindingsadres van specifieke DSRC-VU

    3.

     

    xxxx xxxx

    4.

     

    xxxx xxxx

    5.

     

    xxxx xxxx

    6.

    MAC Control field

    1100 0000

    PDU-commando

    7.

    LLC Control field

    0000 0011

    UI-commando

    8

    Fragmentation header

    1xxx x001

    Geen fragmentatie

    9

    VST

    SEQUENCE {

    Fill BIT STRING (SIZE(4))

    1001

    Antwoord op initialisatie

    0000

    Niet gebruikt en ingesteld op 0

    10

    Profile INTEGER (0..127,...)

    Applications SEQUENCE OF {

    0000 0000

    Geen extensie. Voorbeeldprofiel 0

    Geen extensie, 1 toepassing

    11

     

    0000 0001

    12

    SEQUENCE {

    OPTION indicator

    OPTION indicator

    AID DSRCApplicationEntityID

    1.

    EID aanwezig

    1.

    Parameter aanwezig

    00 0010

    Geen extensie. AID = 2 Freight&Fleet

    13.

    EID Dsrc-EID

    xxxx xxxx

    Gedefinieerd in OBU en identificeert het toepassingsexemplaar.

    14

    Parameter Container {

    0000 0010

    Geen extensie, gekozen container = 02,

    Bytestring

    15

     

    0000 0110

    Geen extensie, lengte Rtm-contextmarkering = 6

    16

    Rtm-ContextMark ::= SEQUENCE {

    StandardIdentifier

    0000 0101

    Eerste byte is 05H, zijnde de lengte ervan.

    De volgende 5 bytes coderen de Object Identifier van de ondersteunde norm, deel en versie.

    {ISO (1) Standard (0) TARV (15638) part9(9) Version2 (2)}

    17.

    standardIdentifier

    0010 1000

    18

     

    1111 1010

    19

     

    0001 0110

    20

     

    0000 1001

    21

     

    0000 0010

    22

    ObeConfiguration Sequence {

    OPTION indicator

    0

    ObeStatus niet aanwezig

    EquipmentClass INTEGER (0..32767)

    xxx xxxx

    In dit veld worden

    23

    xxxx xxxx

    indicaties van de fabrikant over de software-/hardwareversie van de DSRC-interface vermeld

    24

    ManufacturerId INTEGER (0..65535)

    xxxx xxxx

    Fabrikant-ID voor DSRC-VU, zoals beschreven in register ISO 14816

    25

    xxxx xxxx

    26

    FCS

    xxxx xxxx

    Framecontrolevolgorde

    27

    xxxx xxxx

    28

    Teken

    0111 1110

    Eindteken

    iv)

    het volgende punt 5.5 wordt ingevoegd:

    “5.5

    Gereserveerd voor toekomstig gebruik”;

    v)

    in punt 5.7 worden de punten DSC_77 en DSC_78 vervangen door:

    “DSC_77

    De gegevens worden in beveiligde vorm beschikbaar gesteld aan de DSRC-VU door de VUSM. De VUSM controleert of de in de DSRC-VU geregistreerde gegevens met succes zijn verzonden naar de DSRC-VU. Eventuele fouten in de gegevensoverdracht van de VU naar het geheugen van de DSRC-VU worden geregistreerd met type EventFaultType en enum-waarde “0C”H “Communicatiefout met het systeem voor communicatie op afstand”, samen met de tijdaanduiding. De VUSM controleert of de gegevens met succes zijn verzonden naar de DSRC-VU.

    DSC_78

    Gereserveerd voor toekomstig gebruik.”;

    d)

    het volgende punt wordt toegevoegd:

    “Addendum

    Regels voor de berekening van de dagelijkse, wekelijkse en tweewekelijkse rijtijd

    1.   

    Basisberekeningsregels

    De VU berekent de dagelijkse, wekelijkse en tweewekelijkse rijtijd op basis van relevante gegevens die zijn opgeslagen op een bestuurderskaart (of werkplaatskaart) die is ingebracht in het bestuurdersslot (slot 1, kaartlezer #1) van de voertuigunit, en geselecteerde activiteiten van de bestuurder terwijl deze kaart in de VU is ingebracht.

    De rijtijden worden niet berekend wanneer geen bestuurderskaart (of werkplaatskaart) is ingebracht.

    ONBEKENDE periode(n) tijdens de voor de berekeningen benodigde periode worden gelijkgesteld aan RUSTPAUZE.

    Er wordt geen rekening gehouden met ONBEKENDE perioden en activiteiten van negatieve duur (d.w.z. het begin van de activiteit valt na het einde van de activiteit) ten gevolge van tijdsoverlappingen tussen twee verschillende VU’s of tijdafstellingen.

    Op de bestuurderskaart opgeslagen activiteiten die overeenstemmen met “NIET VERPLICHTE” perioden overeenkomstig de definitie van punt gg) van bijlage IC, worden als volgt geïnterpreteerd:

    RUSTPAUZE wordt berekend als “PAUZE” of “RUST”

    WERKEN en RIJDEN worden beschouwd als “WERKEN”

    BESCHIKBAARHEID wordt beschouwd als “BESCHIKBAARHEID”

    In het kader van dit addendum wordt verondersteld dat de VU een dagelijkse rustperiode heeft aan het begin van de records van de kaartactiviteiten.

    2.   

    Concepten

    De volgende concepten zijn uitsluitend van toepassing op dit aanhangsel, en zijn bedoeld als specificatie van de berekening van de rijtijden door de VU en de latere verzending ervan door het systeem voor communicatie op afstand.

    a)

    “RTM-shift” is de periode tussen het einde van een dagelijkse rustperiode en het einde van de direct daarop volgende dagelijkse rustperiode.

    De VU start een nieuwe RTM-shift nadat een dagelijkse rustperiode is beëindigd.

    De lopende RTM-shift is de periode sinds het einde van de laatste dagelijkse rustperiode;

    b)

    “cumulatieve rijtijd” is de som van de duur van alle RIJ-activiteiten van de bestuurder gedurende een andere periode dan NIET VERPLICHT;

    c)

    “dagelijkse rijtijd” is de opgetelde rijtijd in een RTM-shift;

    d)

    “wekelijkse rijtijd” is de opgetelde rijtijd voor de lopende week;

    e)

    “continue rustperiode” is een ononderbroken periode van RUSTPAUZE;

    f)

    “tweewekelijkse rijtijd” is de opgetelde rijtijd van de vorige en de lopende week;

    g)

    “dagelijkse rustperiode” is een periode van RUSTPAUZE, die kan bestaan uit een van de volgende:

    een regelmatige dagelijkse rustperiode,

    een gesplitste dagelijkse rustperiode, of

    een beperkte dagelijkse rustperiode.

    Wanneer een VU wekelijkse rustperioden berekent, worden die wekelijkse rustperioden in het kader van aanhangsel 14 beschouwd als dagelijkse rustperioden;

    h)

    een “regelmatige dagelijkse rustperiode” is een continue rustperiode van minstens 11 uur.

    Wanneer de omstandigheid VERVOER PER FERRY/TREIN van toepassing is, mag de regelmatige dagelijkse rustperiode bij wijze van uitzondering hoogstens twee keer worden onderbroken door andere activiteiten dan rust, met een maximale opgetelde duur van één uur, d.w.z. dat de regelmatige dagelijkse rustperiode die het vervoer per ferry/trein omvat, in twee of drie delen mag worden gesplit. De VU berekent dan een regelmatige dagelijkse rustperiode wanneer de overeenkomstig punt 3 berekende opgetelde rusttijd minstens 11 uur bedraagt.

    Wanneer een regelmatige dagelijkse rustperiode is onderbroken, zal de VU:

    de rijactiviteit tijdens die onderbrekingen niet meenemen bij de berekening van de dagelijkse rijtijd, en

    een nieuwe RTM-shift starten aan het einde van de regelmatige dagelijkse rustperiode die onderbroken is.

    Image 110

    i)

    een “beperkte dagelijkse rustperiode” is een continue rustperiode van minstens 9 en minder dan 11 uur;

    j)

    een “gesplitste dagelijkse rustperiode” is een dagelijkse rustperiode die in twee delen wordt opgenomen:

    het eerste deel is een continue rustperiode van minstens 3 en minder dan 9 uur,

    het tweede deel is een continue rustperiode van minstens 9 uur.

    Wanneer een omstandigheid VERVOER PER FERRY/TREIN van toepassing is tijdens een of beide delen van een gesplitste dagelijkse rustperiode, kan de gesplitste dagelijkse rustperiode bij wijze van uitzondering hoogstens twee keer worden onderbroken door andere activiteiten met een opgetelde duur van hoogstens één uur, d.w.z.:

    het eerste deel van de gesplitste dagelijkse rustperiode kan een of twee keer worden onderbroken, of

    het tweede deel van de gesplitste dagelijkse rustperiode kan een of twee keer worden onderbroken, of

    zowel het eerste deel van de gesplitste dagelijkse rustperiode als het tweede deel van de gesplitste dagelijkse rustperiode kan één keer worden onderbroken.

    De VU berekent dan een gesplitste dagelijkse rustperiode wanneer de overeenkomstig punt 3 berekende opgetelde rusttijd minstens als volgt bedraagt:

    minstens drie uur en minder dan 11 uur voor de eerste rustperiode en minstens 9 uur voor de tweede rustperiode, wanneer de eerste rustperiode onderbroken is door VERVOER PER FERRY/TREIN.

    minstens drie uur en minder dan 9 uur voor de eerste rustperiode en minstens 9 uur voor de tweede rustperiode, wanneer de eerste rustperiode niet is onderbroken door VERVOER PER FERRY/TREIN.

    Image 111

    Wanneer de gesplitste dagelijkse rustperiode is onderbroken, zal de VU:

    de rijactiviteit tijdens die onderbrekingen niet meenemen bij de berekening van de dagelijkse rijtijd, en

    een nieuwe RTM-shift starten aan het einde van de gesplitste dagelijkse rustperiode die onderbroken is;

    k)

    “week” is de periode in UTC-tijd tussen 00:00 uur op maandag en 24:00 uur op zondag;

    3.   

    Berekening van de rustperiode wanneer deze is onderbroken wegens vervoer per ferry/trein

    In het geval de rustperiode is onderbroken wegens vervoer per ferry/trein, berekent de VU de opgetelde rusttijd volgens de volgende stappen:

    a)

    Stap 1

    De VU detecteert onderbrekingen van de rusttijd die zich voordoen vóór de activering van het teken VERVOER PER FERRY/TREIN (BEGIN), overeenkomstig figuur 3 en in voorkomend geval figuur 4, en evalueert voor elke gedetecteerde onderbreking of de volgende voorwaarden zijn vervuld:

    de onderbreking heeft tot gevolg dat de totale duur van de gedetecteerde onderbrekingen, met inbegrip van, in voorkomend geval, onderbrekingen die zich voordoen tijdens het eerste deel van een gesplitste dagelijkse rustperiode ten gevolge van vervoer per ferry/trein, in totaal meer dan één uur bedraagt,

    de onderbreking heeft tot gevolg dat het totale aantal gedetecteerde onderbrekingen, met inbegrip van, in voorkomend geval, onderbrekingen die zich voordoen tijdens het eerste deel van een gesplitste dagelijkse rustperiode ten gevolge van vervoer per ferry/trein, meer dan twee uur bedraagt,

    er is een “Invoer van eindpunt van de dagelijkse werkperiode” opgeslagen nadat de onderbreking is beëindigd.

    Indien geen enkele van de bovenstaande voorwaarden is vervuld, wordt de continue rustperiode die onmiddellijk voorafgaat aan de onderbreking toegevoegd aan de opgetelde rusttijd.

    Indien minstens een van de bovenstaande voorwaarden is vervuld, stopt de VU met de berekening van de opgetelde rusttijd overeenkomstig stap 2 of detecteert hij onderbrekingen van de rusttijd die zich voordoen na het teken VERVOER PER FERRY/TREIN (BEGIN) overeenkomstig stap 3.

    b)

    Stap 2

    Voor elke onderbreking die is gedetecteerd overeenkomstig stap 1, evalueert de VU of de berekening van de opgetelde rusttijd moet stoppen. De VU stopt het berekeningsproces wanneer twee continue rustperioden die zich voordoen vóór de activering van de vlag VERVOER PER FERRY/TREIN (BEGIN) zijn toegevoegd aan de opgetelde rusttijd, met inbegrip van, in voorkomend geval, rustperioden die zijn toegevoegd in het eerste deel van een gesplitste dagelijkse rustperiode die eveneens is onderbroken door vervoer per ferry/trein. Zoniet gaat de VU over naar stap 3.

    c)

    Stap 3

    Indien de VU, na de uitvoering van stap 2, de berekening van de opgetelde rusttijd voortzet, detecteert hij onderbrekingen die zich voordeden na de deactivering van de voorwaarde VERVOER PER FERRY/TREIN, overeenkomstig figuur 3 en, in voorkomend geval, figuur 4.

    Voor elke gevonden onderbreking evalueert de VU of de onderbreking tot gevolg heeft dat de opgetelde tijd van alle gedetecteerde onderbrekingen in totaal meer dan één uur bedraagt; in dat geval wordt de berekening van de opgetelde rustperiode stopgezet aan het einde van de continue rustperiode die voorafgaat aan de onderbreking. Zoniet worden de continue rustperioden die zich voordoen na de respectieve onderbrekingen meegenomen in de berekening van de dagelijkse rustperiode tot de voorwaarde van stap 4 is vervuld.

    d)

    Stap 4

    De berekening van de opgetelde rusttijd stopt als de VU, ten gevolge van stappen 1 en 3, hoogstens twee continue rustperioden heeft toegevoegd aan de rustperiode waarvoor de voorwaarde VERVOER PER FERRY/TREIN is geactiveerd, met inbegrip, in voorkomend geval, van onderbrekingen die zich voordoen tijdens het eerste deel van een gesplitste dagelijkse rustperiode ten gevolge van vervoer per ferry/trein.

    Image 112

    Image 113

    Image 114

    Image 115

    Image 116

    Image 117

    4.   

    Berekening van de dagelijkse, wekelijkse en tweewekelijkse rijtijden

    De VU berekent de dagelijkse rijtijd(en) voor de lopende en vorige RTM-shifts. De rijtijd tijdens de onderbrekingen van de dagelijkse rustperioden wordt niet meegenomen in de berekening van de dagelijkse rijtijd als die onderbrekingen het gevolg zijn van vervoer per ferry/trein en als de eisen in punt 2, h) en j), en punt 3 zijn vervuld. Als de VU geen volledige of gesplitste dagelijkse rustperiode heeft berekend overeenkomstig punt 3, worden de rijtijden tijdens de onderbrekingen echter wel toegevoegd aan de dagelijkse rijtijd voor de lopende RTM-shift.

    De VU berekent ook de wekelijkse en tweewekelijkse rijtijden. De rijtijd tijdens de onderbrekingen van de dagelijkse rustperioden ten gevolge van vervoer per ferry/trein wordt toegevoegd aan de berekening van de wekelijkse en tweewekelijkse rijtijden.

    ”.

    40)

    Aanhangsel 15 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de titel wordt vervangen door:

    “Aanhangsel 15

    MIGRATIE: DE COËXISTENTIE VAN VERSCHILLENDE GENERATIES EN VERSIES VAN APPARATUUR BEHEREN

    ”.

    b)

    de inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    punt 2.2 wordt vervangen door:

    “2.2.

    Interoperabiliteit tussen VU en kaarten”;

    ii)

    het volgende punt 5 wordt toegevoegd:

    “5.

    REGISTRATIE VAN GRENSOVERSCHRIJDINGEN IN TACHOGRAFEN VAN DE EERSTE GENERATIE EN DE EERSTE VERSIE VAN TACHOGRAFEN VAN DE TWEEDE GENERATIE”;

    c)

    de punten 2, 3 en 4 worden vervangen door:

    “2.

    ALGEMENE BEPALINGEN

    2.1.

    Overzicht van de overgang

    In de inleiding van deze bijlage wordt een overzicht gegeven van de overgang tussen de tachograafsystemen van de eerste en de tweede generatie, en van de invoering van de tweede versie van de tweede generatie controleapparaten en tachograafkaarten.

    Naast de bepalingen van deze inleiding, wordt ook herinnerd aan de volgende informatie:

    bewegingssensoren van de eerste generatie zijn interoperabel met geen enkele versie van voertuigunits van de tweede generatie,

    alleen bewegingssensoren van de tweede generatie kunnen worden geïnstalleerd in voertuigen die zijn uitgerust met voertuigunits van de tweede generatie, ongeacht de versie,

    apparatuur voor gegevensdownload en kalibratie moet het gebruik van beide generaties of versies controleapparaten en tachograafkaarten ondersteunen.

    2.2.

    Interoperabiliteit tussen VU's en kaarten

    Er wordt van uitgegaan dat tachograafkaarten van de eerste generatie interoperabel zijn met voertuigunits van de eerste generatie (overeenkomstig bijlage IB van Verordening (EEG) nr. 3821/85), en dat tachograafkaarten van de tweede generatie, ongeacht de versie, interoperabel zijn met voertuigunits van de tweede generatie, ongeacht de versie (overeenkomstig bijlage IC bij deze verordening). Voorts zijn ook de onderstaande voorschriften van toepassing.

    MIG_001

    Behoudens het bepaalde in voorschrift MIG_004 en MIG_005, mogen tachograafkaarten van de eerste generatie verder worden gebruikt in voertuigunits van de tweede generatie, ongeacht de versie, tot het einde van hun geldigheidsduur. De houders kunnen evenwel vragen ze te vervangen door tachograafkaarten van de tweede generatie zodra deze beschikbaar zijn.

    MIG_002

    Het moet mogelijk zijn elke geldige bestuurders-, controle- en bedrijfskaart van de eerste generatie te gebruiken in voertuigunits van de tweede generatie, ongeacht de versie.

    MIG_003

    Werkplaatsen kunnen dit definitief onmogelijk maken, zodat tachograafkaarten van de eerste generatie niet meer worden aanvaard. Dit mag alleen gebeuren nadat de Europese Commissie is gestart met een procedure die tot doel heeft werkplaatsen te verzoeken dit te doen, bijvoorbeeld tijdens elke periodieke inspectie van de tachograaf.

    MIG_004

    Voertuigunits van de tweede generatie mogen alleen werkplaatskaarten van de tweede generatie kunnen gebruiken.

    MIG_005

    Om de operationele modus te bepalen, houden voertuigunits van de tweede generatie, ongeacht de versie, alleen rekening met het type geldige kaarten dat wordt ingebracht, ongeacht de generatie of versie.

    MIG_006

    Elke geldige tachograafkaart van de tweede generatie, ongeacht de versie, kan in voertuigunits van de eerste generatie worden gebruikt op exact dezelfde wijze als hetzelfde type tachograafkaarten van de eerste generatie.

    2.3.

    Interoperabiliteit tussen VU's en bewegingssensoren

    Er wordt van uitgegaan dat bewegingssensoren van de eerste generatie interoperabel zijn met voertuigunits van de eerste generatie, en dat bewegingssensoren van de tweede generatie interoperabel zijn met voertuigunits van de tweede generatie, ongeacht de versie. Voorts zijn ook de onderstaande voorschriften van toepassing.

    MIG_007

    Voertuigunits van de tweede generatie, ongeacht de versie, mogen niet worden gekoppeld aan en gebruikt met bewegingssensoren van de eerste generatie.

    MIG_008

    Bewegingssensoren van de tweede generatie kunnen worden gekoppeld aan en gebruikt met uitsluitend voertuigunits van de tweede generatie, ongeacht de versie, of met beide generaties voertuigunits.

    2.4.

    Interoperabiliteit tussen voertuigunits, tachograafkaarten en apparatuur voor het downloaden van gegevens

    MIG_009

    Apparatuur voor het downloaden van gegevens kan compatibel zijn met alle generaties en versies van voertuigunits en tachograafkaarten.

    2.4.1

    Kaarten rechtstreeks downloaden met intelligente toepassingsgerichte apparatuur (IDE)

    MIG_010

    De gegevens worden gedownload door IDE van tachograafkaarten van één generatie die in hun kaartlezers worden ingebracht, met gebruikmaking van de beveiligingsmechanismen en het downloadprotocol van deze generatie; alle gedownloade gegevens hebben het voor deze versie gedefinieerde formaat.

    MIG_011

    Om de controle van bestuurders door autoriteiten van buiten de EU mogelijk te maken, is het ook mogelijk om gegevens van bestuurders- (en werkplaats-)kaarten van de tweede generatie, ongeacht de versie, te downloaden op exact dezelfde wijze als van bestuurders- (en werkplaats-)kaarten van de eerste generatie. Een dergelijke download omvat:

    de IC en ICC (facultatief) van niet-ondertekende EF’s,

    het Card_Certificate en CA_Certificate van niet-ondertekende EF's (eerste generatie),

    de andere gegevensbestanden van de EF's (in DF Tachograph) die worden gevraagd door de eerste generatie van het downloadprotocol. Deze informatie wordt beveiligd met een digitale handtekening, volgens de beveiligingsmechanismen van de eerste generatie.

    Een dergelijke download omvat geen gegevensbestanden van EF's die alleen aanwezig zijn in bestuurders- (en werkplaats-)kaarten van de tweede generatie, versie 1 of 2 (gegevensbestanden van EF's in DF Tachograph_G2).

    2.4.2

    Het downloaden van een kaart via een voertuigunit

    MIG_012

    De gegevens worden gedownload van een kaart van de tweede generatie, ongeacht de versie, die is ingebracht in een voertuigunit van de eerste generatie, met gebruikmaking van het downloadprotocol van de eerste generatie. De kaart reageert op exact dezelfde wijze als een kaart van de eerste generatie op de commando's van de voertuigunit en de gedownloade gegevens hebben hetzelfde formaat als gegevens die zijn gedownload van een kaart van de eerste generatie.

    MIG_013

    De gegevens worden gedownload van een kaart van de eerste generatie, ongeacht de versie, die is ingebracht in een voertuigunit van de tweede generatie met gebruikmaking van het in aanhangsel 7 van deze bijlage gedefinieerde downloadprotocol. De voertuigunit stuurt commando's naar de kaart op precies dezelfde wijze als een voertuigunit van de eerste generatie, en de gedownloade gegevens beantwoorden aan het formaat dat is gedefinieerd voor kaarten van de eerste generatie.

    2.4.3

    Het downloaden van een voertuigunit

    MIG_014

    Buiten het kader van de controle van bestuurders door controle-autoriteiten van buiten de EU, wordt voor het downloaden van gegevens van een voertuigunit van de tweede generatie gebruik gemaakt van de beveiligingsmechanismen van de tweede generatie en van het in aanhangsel 7 van deze bijlage gespecificeerde downloadprotocol voor de desbetreffende versie.

    MIG_015

    Om controle-autoriteiten van buiten de EU de mogelijkheid te geven om bestuurders te controleren, kan het facultatief ook mogelijk zijn om gegevens te downloaden van voertuigunits van de tweede generatie, ongeacht de versie, door gebruik te maken van beveiligingsmechanismen van de eerste generatie. De gedownloade gegevens hebben dan hetzelfde formaat als gegevens die zijn gedownload uit een voertuigunit van de eerste generatie. Deze mogelijkheid kan worden geselecteerd via commando's in het menu.

    2.5.

    Interoperabiliteit tussen VU's en kalibratieapparatuur

    MIG_016

    Kalibratieapparatuur is in staat kalibraties te verrichten van tachografen van elke generatie of versie, met gebruikmaking van het kalibratieprotocol van deze generatie of versie. Kalibratieapparatuur kan compatibel zijn met alle generaties en versies van voertuigunits.

    3.

    BELANGRIJKSTE STAPPEN IN DE PERIODE VÓÓR DE DATUM VAN INVOERING

    MIG_017

    Testsleutels en -certificaten moeten op de datum van bekendmaking van deze bijlage ter beschikking staan van de fabrikanten.

    MIG_018

    De interoperabiliteitstesten zijn uiterlijk 15 maanden vóór de datum van invoering klaar om van start te gaan met versie 2 van voertuigunits en versie 2 van tachograafkaarten, op verzoek van fabrikanten.

    MIG_019

    Voor versie 2 van tachografen, tachograafkaarten en bewegingssensors van de tweede generatie worden dezelfde sleutels en certificaten gebruikt als voor versie 1 van apparatuur van de tweede generatie.

    MIG_020

    De lidstaten kunnen uiterlijk 1 maand vóór de datum van invoering werkplaatskaarten van versie 2 van de tweede generatie afgeven.

    MIG_021

    De lidstaten kunnen uiterlijk 1 maand vóór de datum van invoering alle andere types tachograafkaarten van versie 2 van de tweede generatie afgeven.

    4.

    BEPALINGEN VOOR DE PERIODE NA DE DATUM VAN INVOERING

    MIG_022

    Met ingang van de datum van invoering geven de lidstaten alleen nog tachograafkaarten van versie 2 van de tweede generatie af.

    MIG_023

    Fabrikanten van voertuigunits / bewegingssensoren mogen voertuigunits / bewegingssensoren van de eerste generatie blijven produceren zolang deze worden gebruikt op het terrein, zodat defecte onderdelen kunnen worden vervangen.

    MIG_023 bis

    Met ingang van de datum van invoering worden slecht werkende voertuigunits of externe GNSS-modules van versie 1 van de tweede generatie vervangen door voertuigunits of externe GNSS-modules van versie 2 van de tweede generatie.

    MIG_024

    Fabrikanten van voertuigunits / bewegingssensoren kunnen het behoud van de typegoedkeuring van voertuigunits / bewegingssensoren van de eerste generatie of van versie 1 van de tweede generatie waarvoor reeds typegoedkeuring is verkregen, vragen en krijgen.”;

    d)

    het volgende punt 5 wordt toegevoegd:

    “5.

    REGISTRATIE VAN GRENSOVERSCHRIJDINGEN IN TACHOGRAFEN VAN DE EERSTE GENERATIE EN TACHOGRAFEN VAN DE EERSTE VERSIE VAN DE TWEEDE GENERATIE

    MIG_025

    Het symbool van het land en, indien van toepassing, de regio die de bestuurder binnenrijdt na het overschrijden van een lidstaatgrens, overeenkomstig artikel 34, lid 7, van Verordening (EU) nr. 165/2014, wordt ingevoerd als een plaats waar de dagelijkse werkperiode begint, overeenkomstig de manuele invoer van plaatsen zoals vastgesteld in voorschrift 60 van bijlage IC bij Verordening (EU) nr. 165/2014 en voorschrift 50 van bijlage IB bij Verordening (EEG) nr. 3821/85.”.

    41)

    In aanhangsel 16 wordt punt ADA_012 vervangen door:

    “ADA_012

    De inputinterface van de adapter moet, voor zover van toepassing, in staat zijn de frequentie-impulsen van de inkomende snelheidsimpulsen te vermenigvuldigen met of te delen door een vaste factor, teneinde het signaal te herleiden tot het in deze bijlage gedefinieerde bereik van de k-factor (2 400 t.e.m. 25 000 impulsen/km). Deze vaste factor mag alleen worden geprogrammeerd door de fabrikant van de adapter en door de goedgekeurde werkplaats die de adapter heeft geïnstalleerd.”.


    (1)  Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG (PB L 151 van 14.6.2018, blz. 1).

    (*1)  De Bluetooth®-koppeling met de ITS wordt toegewezen aan de tachograafkaart in de bestuurderslezer van de VU.

    (*2)  De gebruiker selecteert de kaart waaraan de Bluetooth®-koppeling met de ITS wordt toegewezen (ingebracht in de lezer van de bestuurder of de bijrijder).


    Top