Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019R0576

    Uitvoeringsverordening (EU) 2019/576 van de Commissie van 10 april 2019 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht betreffende de invoer van mengsels van ureum en ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland, Trinidad en Tobago en de Verenigde Staten van Amerika

    C/2019/2719

    PB L 100 van 11.4.2019, p. 7–41 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2019/576/oj

    11.4.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 100/7


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/576 VAN DE COMMISSIE

    van 10 april 2019

    tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht betreffende de invoer van mengsels van ureum en ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland, Trinidad en Tobago en de Verenigde Staten van Amerika

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1), met name artikel 7,

    Na raadpleging van de lidstaten,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.   PROCEDURE

    1.1.   Inleiding

    (1)

    Op 13 augustus 2018 heeft de Europese Commissie op grond van artikel 5 van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad ("de basisverordening") een antidumpingonderzoek geopend met betrekking tot de invoer in de Unie van mengsels van ureum en ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland, Trinidad en Tobago en de Verenigde Staten van Amerika ("de betrokken landen"). Het bericht van inleiding is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2).

    (2)

    De Commissie heeft het onderzoek geopend naar aanleiding van een klacht die door Fertilizers Europe ("de klager") op 29 juni 2018 werd ingediend namens producenten die meer dan 50 % van de totale productie van mengsels van ureum en ammoniumnitraat (UAN) in de Unie voor hun rekening nemen. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal over dumping en aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om het onderzoek te openen.

    1.2.   Registratie

    (3)

    De Commissie heeft de invoer van het betrokken product overeenkomstig artikel 14, lid 5 bis, van de basisverordening aan registratie onderworpen bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/455 van de Commissie van 20 maart 2019 (3) ("de registratieverordening").

    1.3.   Belanghebbenden

    (4)

    In het bericht van inleiding werden belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie specifiek de klager, haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs en de autoriteiten van de Russische Federatie ("Rusland"), Trinidad en Tobago ("TT'") en de Verenigde Staten van Amerika ("VS"), haar bekende importeurs en verenigingen die de belangen van de gebruikers vertegenwoordigen alsmede andere haar bekende betrokken verenigingen op de hoogte gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd daaraan mee te werken.

    (5)

    De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over de opening van het onderzoek en te verzoeken om te worden gehoord door de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

    (6)

    De medewerkende producenten-exporteurs in Rusland en de VS beweerden dat de klagers niet de vereiste representativiteit hadden en dat er onvoldoende bewijsmateriaal bestond voor dumping en schade om het onderzoek te openen.

    (7)

    De Commissie heeft beide argumenten afgewezen. De Commissie heeft de conclusies die waren vervat in de aantekening inzake representativiteit voor het dossier dat door belanghebbenden kon worden ingezien, die erop neerkwamen dat de klacht was ingediend namens producenten die meer dan 50 % van de totale productie van UAN in de Unie voor hun rekening nemen, kruislings gecontroleerd en bevestigd. Voorts heeft de Commissie de klacht in overeenstemming met artikel 5 van de basisverordening onderzocht en is zij daarbij tot de conclusie gekomen dat de juistheid en de toereikendheid van het door de klager verstrekte bewijsmateriaal voldoende was en dat dus aan de vereisten was voldaan om een onderzoek te openen. Overeenkomstig artikel 5, lid 2, van de basisverordening, behoort een klacht alle gegevens te bevatten waarover de klager redelijkerwijze beschikt over de daarin vermelde factoren. Op basis van het verstrekte bewijsmateriaal en zoals bevestigd door de eigen beoordeling door de Commissie, was aan dit vereiste voldaan.

    1.4.   Samenstelling van een steekproef

    (8)

    In haar bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

    1.4.1.   Steekproef van producenten in de Unie

    (9)

    In het bericht van inleiding gaf de Commissie aan te hebben besloten het aantal te onderzoeken producenten in de Unie tot een redelijk aantal te beperken door gebruik te maken van een steekproef en dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. De Commissie stelde de voorlopige steekproef samen op basis van de productie en de verkoophoeveelheden in de Unie zoals door de producenten in de Unie gemeld in het kader van het representativiteitsonderzoek voorafgaand aan de opening. De aldus samengestelde voorlopige steekproef bestond uit drie producenten in de Unie die volgens de beschikbare informatie goed waren voor ongeveer 70 % van de productie en de verkoop in de Unie. De informatie over deze voorlopige steekproef is in het dossier opgenomen dat door belanghebbenden kon worden ingezien en de Commissie heeft hen uitgenodigd om opmerkingen te maken.

    (10)

    Kort na de opening liet een van de voorlopig in de steekproef opgenomen producenten, Yara Sluiskil B.V., aan de Commissie weten geen medewerking te willen verlenen. Voorts hebben twee producenten in de Unie na de publicatie van het bericht van inleiding geantwoord naar aanleiding van het representativiteitsonderzoek voorafgaand aan de opening. De Commissie heeft rekening gehouden met de productie- en verkoopgegevens van die producenten in de Unie met het oog op de samenstelling van de definitieve steekproef.

    (11)

    Verschillende belanghebbenden hebben nadere opmerkingen met betrekking tot de voorlopige steekproef ingediend. De Commissie heeft de opmerkingen in overweging genomen en in de aantekening die op 5 september 2018 aan het open dossier is toegevoerd, toegelicht waarom die opmerkingen geen invloed hadden op de definitieve samenstelling van de steekproef.

    (12)

    Bijgevolg bleef de Commissie vasthouden aan gebruikmaking van een steekproef, overeenkomstig artikel 17 van de antidumpingbasisverordening, op basis van de productie- en verkoophoeveelheden van het soortgelijke product in de Unie tijdens het onderzoektijdvak.

    (13)

    Aangezien Yara Sluiskil B.V. geen medewerking wilde verlenen, heeft de Commissie besloten haar te vervangen door OCI Nitrogen. De definitieve steekproef van producenten in de Unie, bestaande uit AB Achema, Grupa Azoty Zaklady Azotowe Pulawy S.A. en OCI Nitrogen B.V., bestreek meer dan 50 % van de totale productie- en verkoophoeveelheden van het soortgelijke product in de Unie. De steekproef is representatief voor de bedrijfstak van de Unie.

    1.4.2.   Steekproef van importeurs

    (14)

    Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken.

    (15)

    Verscheidene niet-verbonden importeurs hebben zich gemeld als belanghebbenden, maar slechts drie van hen hebben de verlangde informatie verstrekt en ermee ingestemd in de steekproef te worden opgenomen. Gezien het geringe aantal ontvangen antwoorden heeft de Commissie besloten dat een steekproef niet noodzakelijk was. Alle drie de importeurs werden uitgenodigd om een vragenlijst in te vullen.

    1.4.3.   Steekproef van producenten-exporteurs in Rusland, TT en de VS

    (16)

    Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te kunnen stellen, heeft de Commissie alle haar bekende producenten-exporteurs in Rusland, TT en de VS verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordigingen van de Russische Federatie, Trinidad en Tobago en van de Verenigde Staten van Amerika bij de Europese Unie verzocht eventuele andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, te achterhalen en/of te contacteren.

    (17)

    Twee producenten-exporteurs in Rusland, een in TT en een in de VS hebben de gevraagde informatie verstrekt en hebben ermee ingestemd te worden opgenomen in de steekproef.

    (18)

    Gezien het geringe aantal antwoorden van producenten-exporteurs heeft de Commissie besloten dat een steekproef niet noodzakelijk was.

    (19)

    Alle bekende betrokken producenten-exporteurs en de autoriteiten van de betrokken landen zijn bij nota van 21 augustus 2018 op de hoogte gebracht van de selectie van de ondernemingen die moeten worden onderzocht. Er zijn geen opmerkingen ontvangen.

    1.5.   Beantwoording van de vragenlijst

    (20)

    De Commissie heeft vragenlijsten opgestuurd naar de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de klager, de drie niet-verbonden importeurs die zich kenbaar hadden gemaakt, de vier producenten-exporteurs in de betrokken landen en alle gebruikersverenigingen en marktdeelnemers die zich kenbaar hadden gemaakt en om een vragenlijst hadden verzocht.

    (21)

    In de klacht verstrekte de klager voldoende bewijsmateriaal voor verstoringen van de grondstoffenmarkt in Rusland wat het betrokken product betreft. Daarom heeft het onderzoek, zoals aangekondigd in het bericht van inleiding, betrekking op deze verstoringen van de grondstoffenmarkt om te bepalen of artikel 7, leden 2 bis en 2 ter, van de basisverordening moeten worden toegepast op Rusland. Om deze reden heeft de Commissie een aanvullende vragenlijst gestuurd naar de Russische overheid.

    (22)

    Er werden antwoorden op de vragenlijst ontvangen van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, Fertilizers Europe, drie niet-verbonden importeurs, de vier producenten-exporteurs in de betrokken landen en zeventien verschillende marktdeelnemers, waaronder een aantal belangenorganisaties van gebruikers.

    (23)

    Ook van de Russische overheid werden antwoorden op de vragenlijst ontvangen. Dit antwoord was echter zeer onvolledig en ontbeerde de basisinformatie die de Commissie nodig had om de vermeende verstoringen van de grondstoffenmarkt in Rusland te onderzoeken en te beoordelen of een recht lager dan de dumpingmarge toereikend zou zijn om de schade weg te nemen. Evenmin reageerde de Russische overheid op het verzoek van de Commissie tot controle ter plaatse van de informatie in de antwoorden op de vragenlijst.

    (24)

    De Commissie heeft de Russische overheid bij twee memo's van 22 oktober en 19 december 2018 in kennis gesteld van de tekortkomingen van de antwoorden op de vragenlijst en van het uitblijven van een antwoord op het verzoek van de Commissie om de verstrekte gegevens te controleren. De Commissie gaf aan dat het niet verstrekken van de noodzakelijke gegevens ertoe zou leiden dat zij haar bevindingen met betrekking tot het bestaan van verstoringen van de grondstoffenmarkt in Rusland zou baseren op de beschikbare gegevens. De Russische overheid heeft niet de nodige informatie verstrekt in antwoord op deze nota's.

    1.6.   Controlebezoeken

    (25)

    De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, verstoringen van de grondstoffenmarkt voor het betrokken product in Rusland en daardoor veroorzaakte schade en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Krachtens artikel 16 van de basisverordening werden controlebezoeken ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen:

    a)

    Producenten in de Unie en hun brancheverenigingen

    AB Achema, Jonava, Litouwen

    Grupa Azoty Zaklady Azotowe Pulawy S. A., Pulawy, Polen

    OCI Nitrogen BV, Geleen, Nederland

    Fertilizers Europe, Brussel, België

    b)

    Niet-verbonden importeurs

    UnionInvivo, Parijs, Frankrijk

    Interore, Waver, België

    c)

    Producenten-exporteurs:

     

    Producenten-exporteurs in Rusland:

     

    Acron Group:

    PJSC Acron ("Acron"), Veliki Novgorod, Rusland (producent)

    Agronova Belgorod ("Agronova"), Moskou, Rusland (binnenlandse handelaar)

     

    EuroChem Group:

    Novomoskovsky Azot, JSC, Novomoskovsk, Rusland (producent)

    Nevinnomyssky Azot, JSC, Nevinnomyssk, Rusland (producent)

    EuroChem Trading Russia, Moskou, Rusland (binnenlandse handelaar)

     

    Producent-exporteur in TT:

    Methanol Holdings (Trinidad) Limited ("MTHL"), Point Lisas, TT

     

    Producent-exporteur in de VS:

    CF Industries Holdings, Inc. ("CFI"), Deerfield, Illinois, VS

    d)

    Verbonden importeurs:

    Acron France SAS ("Acron SAS"), Parijs, Frankrijk (importeur verbonden aan de Acron Group)

    EuroChem Agro GmbH, Mannheim, Duitsland (importeur verbonden aan de EuroChem Group)

    EuroChem Agro France SAS, Parijs, Frankrijk (importeur verbonden aan de EuroChem Group)

    Helm AG ("HAG"), Hamburg, Duitsland (importeur verbonden aan MHTL)

    Helm Engrais France ("HEF"), Parijs, Frankrijk (importeur verbonden aan MHTL)

    e)

    Verbonden exporteurs:

    Acron Switzerland AG ("Acron AG"), Baar, Zwitserland (exporteur verbonden aan de Acron Group)

    EuroChem Trading GmbH, Zug, Zwitserland (exporteur verbonden aan de EuroChem Group).

    1.7.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

    (26)

    Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018 ("het onderzoektijdvak" of "OT"). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2015 tot aan het einde van het onderzoektijdvak ("de beoordelingsperiode").

    2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

    2.1.   Betrokken product

    (27)

    Het betrokken product is: mengsels van ureum en ammoniumnitraat opgelost in water of ammoniakwater, van oorsprong uit Rusland, Trinidad en Tobago en de Verenigde Staten van Amerika, die momenteel vallen onder GN-code 3102 80 00 ("het betrokken product" of "UAN").

    (28)

    UAN is een vloeibare stikstofmeststof.

    (29)

    Het stikstofgehalte is het belangrijkste kenmerk van het betreokken product. Dit gehalte kan variëren tussen 28 % en 32 % aan UAN. Deze variatie wordt gewoonlijk verkregen door meer of minder water aan de oplossing toe te voegen. De meeste ingevoerde oplossingen hebben een stikstofgehalte van 32 %. UAN met een stikstofgehalte van 32 % is meer geconcentreerd dan UAN met een stikstofgehalte van 30 % of minder, en daarom goedkoper om te verzenden. Ongeacht het stikstofgehalte worden alle oplossingen van ureum en ammoniumnitraat echter geacht dezelfde fysieke en chemische basiskenmerken te hebben en derhalve één en hetzelfde product te vormen.

    2.2.   Soortgelijk product

    (30)

    UAN is een zuiver basisproduct en ongeacht het land van oorsprong zijn de kwaliteit en fysieke basiskenmerken identiek. De producenten in de Unie bieden UAN aan met een stikstofgehalte van 28 % tot 32 %.

    (31)

    Uit het onderzoek is gebleken dat de volgende producten dezelfde fysieke en chemische basiskenmerken hebben en voor dezelfde basistoepassingen worden gebruikt:

    het betrokken product;

    het product dat in de betrokken landen wordt vervaardigd en daar op de binnenlandse markt wordt verkocht, en

    het product dat in de Unie door de bedrijfstak van de Unie wordt vervaardigd en verkocht.

    (32)

    De Commissie heeft in dit stadium beslist dat die producten derhalve soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

    2.3.   Argumenten betreffende de productomschrijving

    (33)

    Een producent in de Unie gaf aan dat UAN-mengsels waaraan andere stoffen zijn toegevoegd ("additieven", met name ammoniumsulfaat, maar mogelijk ook andere stoffen) nog steeds als UAN worden ingedeeld onder GN-code 3102 80 00. Uit het onderzoek is gebleken dat het een gebruikelijke praktijk is om kleine hoeveelheden additieven toe te voegen en dat de markt het daaruit resulterende product nog altijd beschouwt als UAN.

    (34)

    Derhalve besloot de Commissie in dit stadium te verduidelijken dat de productomschrijving van het onderzoek mengsels van ureum en ammoniumnitraat opgelost in water of ammoniakwater omvat waaraan additieven kunnen zijn toegevoegd, tenzij de soort en de hoeveelheid additieven ertoe leiden dat het mengsel onder een andere GN-code moet worden ingedeeld.

    3.   DUMPING

    3.1.   Rusland

    3.1.1.   Producenten-exporteurs

    (35)

    Het onderzoek heeft uitgewezen dat er in Rusland in het OT drie groepen van ondernemingen waren die UAN produceerden: Acron Group, Eurochem Group en Kuibyshev Azot. Hiervan voerden in het O de eerste twee groepen UAN uit naar de Unie. Beide groepen hebben meegewerkt aan het onderzoek.

    (36)

    De Acron Group omvatte één UAN-producent die actief was in Rusland. De binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het OT geschiedde rechtstreeks aan niet-verbonden afnemers, en tevens onrechtstreeks via één verbonden binnenlandse handelaar. De uitvoer naar de Unie in het OT geschiedde rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers of onrechtstreeks, via hetzij een in Zwitserland gevestigde verbonden exporteur of een in Frankrijk gevestigde verbonden importeur.

    (37)

    De Eurochem Group omvatte twee UAN-producenten die actief waren in Rusland. De binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het OT geschiedde uitsluitend via een van de twee verbonden binnenlandse handelaren. De uitvoer naar de Unie in het OT geschiedde uitsluitend via een in Zwitserland gevestigde verbonden exporteur en vervolgens via een in Duitsland gevestigde verbonden importeur. De Duitse verbonden importeur verkocht het product dan door, hetzij rechtstreeks naar niet-verbonden afnemers hetzij onrechtstreeks via een van drie verbonden handelaren in Bulgarije, Frankrijk en Spanje. Laatstgenoemde onderneming liet een deel van de verkoop nog steeds verlopen via een tevens in Spanje gevestigde, andere verbonden handelaar.

    3.1.2.   Normale waarde

    (38)

    Om de normale waarde te berekenen heeft de Commissie eerst onderzocht of de totale binnenlandse verkoop van iedere medewerkende producent-exporteur representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. Uit het onderzoek beek dat Acron in het OT enkel UAN met een stikstofgehalte van 32 % produceerde, binnenlands verkocht en uitvoerde naar de Unie. De binnenlandse verkoop wordt representatief geacht als de totale hoeveelheden van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt per producent-exporteur tijdens het OT ten minste 5 % vertegenwoordigt van zijn totale naar de Unie uitgevoerde hoeveelheden van het betrokken product.

    (39)

    Op basis hiervan is gebleken dat de verkoop van Acron van het soortgelijke product op de binnenlandse markt niet representatief was.

    (40)

    Aangezien het soortgelijke product niet in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt werd verkocht, heeft de Commissie de normale waarde voor Acron door berekening vastgesteld overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening.

    (41)

    De normale waarde werd derhalve door berekening vastgesteld door de gemiddelde kosten voor de vervaardiging van het soortgelijke product van de medewerkende producent-exporteur in het onderzoektijdvak te vermeerderen met:

    a)

    het gewogen gemiddelde van de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten ("VAA-kosten") die in het OT zijn gemaakt door de medewerkende, in de steekproef opgenomen producent-exporteur in verband met de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties, en

    b)

    de gewogen gemiddelde winst die door de medewerkende producent-exporteur op de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties tijdens het OT is gemaakt.

    (42)

    De vervaardigingskosten die voor de berekening van de normale waarde zijn gebruikt, zijn gecorrigeerd zoals uitgelegd in de overwegingen 52 tot en met 55, en 59 en 60.

    (43)

    In het geval van Eurochem werd op basis van de representativiteitstest als bedoeld in overweging 38 vastgesteld dat het soortgelijke product in representatieve hoeveelheden werd verkocht op de binnenlandse markt. Het onderzoek wees uit dat Eurochem in het OT slechts één productsoort produceerde, in het binnenland verkocht en uitvoerde naar de Unie: UAN met een stikstofgehalte van 32 %.Daarom hoefde de Commissie niet te controleren of de omvang van de binnenlandse verkoop per productsoort die identiek is aan of vergelijkbaar is met een naar de Unie uitgevoerde productsoort, representatief was.

    (44)

    Vervolgens heeft de Commissie het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt bepaald om uit te maken of zij de werkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

    (45)

    De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs voor de enkele productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:

    a)

    de hoeveelheden van de productsoort die zijn verkocht tegen nettoverkoopprijzen die ten minste gelijk zijn aan de berekende productiekosten, meer dan 80 % van de totale verkochte hoeveelheden van deze productsoort vertegenwoordigen, en

    b)

    de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die productsoort ten minste gelijk is aan de productiekosten per eenheid.

    (46)

    In dit geval is de normale waarde het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die productsoort gedurende het OT.

    (47)

    De normale waarde is gelijk aan de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort van uitsluitend de winstgevende binnenlandse verkopen van de productsoorten tijdens het OT indien:

    a)

    de hoeveelheden van de winstgevende verkoop van deze productsoort 80 % of minder van de totale verkoophoeveelheden van die productsoort bedragen, of

    b)

    de gewogen gemiddelde prijs van deze productsoort lager ligt dan de productiekosten per eenheid.

    (48)

    Uit de analyse van de binnenlandse verkoop bleek dat minder dan 15 % van alle binnenlandse verkopen winstgevend was en dat de gewogen gemiddelde verkoopprijs lager was dan de productiekosten. De normale waarde werd bijgevolg berekend als gewogen gemiddelde van de prijzen van uitsluitend de winstgevende verkoop.

    (49)

    De vervaardigingskosten, die onderdeel zijn van de productiekosten die worden gebruikt voor de toetsing inzake normale handelstransacties als bedoeld in de overwegingen 45 tot en met 48, zijn gecorrigeerd zoals uitgelegd in de overwegingen 52 tot en met 55, en 59 en 60.

    (50)

    Eurochem stelde dat er in de berekening van de netto binnenlandse verkoopprijs een aanvullende correctie moet worden toegepast voor de VAA-kosten van de binnenlandse verbonden handelaar en voor een deel van de VAA-kosten van de twee producenten binnen dezelfde groep. Zij stelde dat deze kosten verband hielden met de verschillende handelsstadia waarin de binnenlandse verkoop en de uitvoer zich bevinden en voortkomen uit het feit dat het grootste deel van de binnenlandse verkoop via haar verbonden handelaren rechtstreeks wordt verkocht aan landbouwers.

    (51)

    Een dergelijke correctie zou echter de netto binnenlandse verkoopprijs niet correct weerspiegelen, daar normaal gesproken de VAA-kosten van verbonden binnenlandse handelaren en van producenten niet worden afgetrokken opdat de prijs de op de binnenlandse markt betaalde of te betalen prijs onder marktconforme voorwaarden naar behoren wordt weerspiegeld. Het argument werd daarom afgewezen.

    (52)

    Aardgas is de belangrijkste grondstof voor de vervaardiging van UAN en is goed voor een aanzienlijk deel — meer dan 50 % (4) — van de totale productiekosten. Naar aanleiding van het argument van de klager en de bevindingen van eerdere onderzoeken betreffende meststoffen van oorsprong uit Rusland, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening onderzocht of de administratie van de Russische producenten-exporteurs een redelijk beeld gaf van de aan de vervaardiging van het betrokken product verbonden aardgaskosten.

    (53)

    Uit het onderzoek bleek dat de aardgasprijzen in Rusland middels federale wetgeving door de overheid worden gereguleerd en gebaseerd zijn op beleidsdoelstellingen. De aardgasprijzen in Rusland weerspiegelen niet normale marktvoorwaarden. Onder normale marktvoorwaarden worden de prijzen hoofdzakelijk aan de hand van de productiekosten en winstverwachtingen vastgesteld. In Rusland daarentegen zijn door de overheid vastgestelde prijzen rechtstreeks van toepassing op Gazprom, de gasleverancier die in het bezit is van de Russische staat. Gazprom is met een marktaandeel van meer dan 50 % de grootste gasleverancier van het land en fungeert derhalve als prijsleider. Bij het onderzoek werd deze prijsstellingspraktijk bevestigd, waarbij alle andere gasleveranciers tegen vergelijkbaar lage prijzen verkopen. Bovendien is Gazprom de eigenaar van de pijpleidingen waardoor al het gas — met inbegrip van het gas dat wordt geleverd door onafhankelijke producenten — wordt vervoerd tegen tarieven die eveneens gereguleerd zijn.

    (54)

    Met betrekking tot de gasprijscorrectie maakten de Russische overheid en de twee Russische meewerkende producenten-exporteurs de volgende opmerkingen:

    a)

    de aardgasprijzen in Rusland zijn niet verstoord, omdat ze een afspiegeling vormen van normale marktvoorwaarden, waarbij de prijzen hoofdzakelijk worden vastgesteld aan de hand van de productiekosten en winstverwachtingen; de gereguleerde prijs dekt namelijk alle kosten van Gazprom;

    b)

    zelfs wanneer zou worden vastgesteld dat de gereguleerde binnenlandse gasprijs van Gazprom verstoord is, dan moet de gasprijscorrectie alleen worden toegepast op de gasprijs exclusief transportkosten;

    c)

    voor aardgas dat is gekocht van binnenlandse leveranciers die onafhankelijk zijn van Gazprom, moet geen correctie worden toegepast, en

    d)

    de Waidhausprijs is geen goede indicator voor de marktconforme prijs van aardgas.

    (55)

    In reactie op deze opmerkingen kwam de Commissie tot de volgende voorlopige conclusies:

    a)

    de bevindingen van het onderzoek ondersteunden niet het argument dat de gereguleerde binnenlandse prijzen alle kosten van Gazprom dekken. Hoewel Gazprom volgens zijn gecontroleerde rekeningen een winstgevende onderneming is, is de winst het resultaat van de verkoop ten uitvoer van de onderneming, doordat de uitvoerprijzen veel hoger zijn dan de binnenlandse prijzen. Bovendien vormen de geraamde winsten uit de uitvoer van gas een factor waarmee bij de berekening van de hoogte van de gereguleerde binnenlandse prijs (5) rekening wordt gehouden. Daarom kan worden aangenomen dat Gazprom, indien het enkel binnenlandse verkopen zou hebben, niet winstgevend zou zijn. In dit verband heeft de Commissie vastgesteld dat het haar door het gebrek aan medewerking van de Russische overheid niet mogelijk was de details van de berekening van de gereguleerde binnenlandse prijs voor Gazprom in het OT te onderzoeken. De Commissie kwam dan ook tot de conclusie dat de interventie van de Russische overheid op de gasmarkt van invloed is op de betrouwbaarheid van de gerapporteerde kosten van Gazprom. Inderdaad zou Gazprom zonder deze interventie werken op basis van normale commerciële overwegingen, op een grondslag van kostendekking en winst, ook wat de binnenlandse verkoop betreft. De Commissie heeft geen bewijsmateriaal onder ogen gekregen waaruit blijkt dat er tussen de twee meewerkende producenten-exporteurs en hun leveranciers, die ertoe gebracht worden de gereguleerde binnenlandse prijs te volgen, vrij onderhandeld is over de aardgasprijzen;

    b)

    volgens de informatie van de Russische medewerkende producenten-exporteurs (6) worden ook de transporttarieven (met inbegrip van die van onafhankelijke ondernemingen) door de Russische overheid gereguleerd wanneer dat transport via leidingen van Gazprom plaatsvindt (7). De Russische staat reguleert tevens de prijzen van logistieke ondersteunende diensten en leverings- en servicekosten;

    c)

    zoals uitgelegd in overweging 53 volgen onafhankelijke gasleveranciers, gelet op de dominante marktpositie van Gazprom op de Russische gasmarkt, de gereguleerde prijs en hanteren zij derhalve vergelijkbaar lage prijzen. Dit wordt ook bevestigd door de gecontroleerde rekeningen van de grootste particuliere leverancier van aardgas in Rusland (Novatek) (8);

    d)

    De Waidhausprijs bleek een goede referentie te zijn in eerdere onderzoeken waarin een gasprijscorrectie werd toegepast (9). Bovendien lag de Waidhausprijs tijdens het OT dicht in de buurt bij andere belangrijke prijsnoteringen in Europa: de Heren NBP-index (VK) en de TTF DA Heren-index (Nederland) (10). Ten slotte achtte de Commissie de Amerikaanse prijs (de Henry Hub-index) die door de Russische belanghebbenden was voorgesteld als alternatieve referentieprijs, niet geschikt, gelet op de andere geografische regio, de andere soort aardgasbronnen (zoals schaliegas) en op de beperkte mogelijkheden van de VS om aardgas in gasvorm uit te voeren (samengedrukt aardgas — CNG).

    (56)

    Tot slot beriepen de Russische overheid en de Russische meewerkende producenten-exporteurs zich op een recente uitspraak van het WTO-panel in het geschil tussen Rusland en Oekraïne in de zaak "DS493 — Ukraine — Anti-Dumping Measures on Ammonium Nitrate", waarin de door Oekraïne toegepaste gasprijscorrectie werd afgewezen.

    (57)

    Er zij op gewezen dat het panelverslag in zaak DS493 betrekking heeft op een geschil tussen Rusland en Oekraïne, waarbij Rusland bezwaar aantekent tegen de berekeningen van Oekraïne. De Unie was niet betrokken in deze zaak. Zoals het panel in die zaak heeft opgemerkt, is de vraag of de administratie van de exporteurs of producenten een redelijk beeld geeft van de met de productie en verkoop van het betrokken product verbonden kosten, "een kwestie die van geval tot geval moet worden beoordeeld, rekening houdend met het aan de onderzoekende autoriteit voorgelegde bewijsmateriaal en de door haar gedane vaststelling" (11). Hoewel hier op zich al uit blijkt dat het verslag niet relevant is voor het onderhavige onderzoek, merkt de Commissie verder op dat er momenteel een beroep loopt tegen het panelverslag. Om deze redenen wijst de Commissie het argument met betrekking tot het panelverslag af.

    (58)

    Om al deze redenen heeft de Commissie die argumenten van de hand gewezen en beschouwde zij de gasprijscorrectie gerechtvaardigd uit hoofde van artikel 2, lid 5, van de basisverordening als bevestigd door het Hof van Justitie (12).

    (59)

    Op basis van die bevindingen heeft de Commissie, net als bij eerdere onderzoeken betreffende meststoffen van oorsprong uit Rusland, de Russische kosten van aardgas gecorrigeerd door de verstoorde Russische binnenlandse prijs te vervangen door een niet-verstoorde internationale referentieprijs ("gasprijscorrectie"). Als referentieprijs gebruikte de Commissie de zogeheten Waidhausprijs: de prijs van uitgevoerd Russisch gas aan de Duits-Tsjechische grens. De prijs werd naar behoren gecorrigeerd tot de prijs af fabriek van de Russische producenten.

    (60)

    De productie van UAN omvat vier halffabricaten: ammoniak, salpeterzuur, ammoniumnitraatoplossing en ureum. Aardgas wordt gebruikt om ammoniak te produceren. Na de correctie van de kosten van aardgas in de vervaardigingskosten van ammoniak verving de Commissie de gecorrigeerde vervaardigingskosten van ammoniak in de vervaardigingskosten van het tweede halffabricaat (salpeterzuur), waarvoor ammoniak een rechtstreekse grondstof is. Dit "cascade-effect" ging door, zodat de gasprijscorrectie achtereenvolgens kon worden doorgevoerd voor de ammoniumnitraatoplossing, het ureum en het UAN.

    (61)

    Aangezien de binnenlandse verkoop van Acron zeer winstgevend is, had de gasprijscorrectie geen gevolgen voor de voor deze onderneming berekende normale waarde. Alle binnenlandse transacties van Acron waren na de gasprijscorrectie nog steeds winstgevend. Daarom werd bij de berekening van de normale waarde van Acron, zoals beschreven in overweging 41, de stijging van de vervaardigingskosten exact in evenwicht gebracht door een vermindering van de op de binnenlandse verkoop behaalde winst.

    3.1.3.   Uitvoerprijs

    (62)

    Zoals uitgelegd in de overwegingen 36 en 37 voerden de medewerkende Russische producenten-exporteurs hun producten naar de Unie hetzij rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers, hetzij via verbonden ondernemingen die optraden als importeur, exporteur of handelaar uit.

    (63)

    Ingeval de producenten-exporteurs het betrokken product rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie hadden uitgevoerd, was de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening de voor het betrokken product met het oog op uitvoer naar de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs.

    (64)

    In de gevallen waarin de producenten-exporteurs het betrokken product via als importeur optredende verbonden ondernemingen naar de Unie hadden uitgevoerd, werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening vastgesteld op basis van de prijs waartegen het ingevoerde product voor het eerst aan onafhankelijke afnemers in de Unie was doorverkocht. In dit geval zijn prijscorrecties toegepast voor alle tussen invoer en wederverkoop gemaakte kosten, met inbegrip van VAA-kosten en verdunningskosten, alsmede voor een redelijke winst.

    (65)

    Wat de verdunningskosten betreft, die specifiek zijn voor deze zaak, voerden de Russische producenten-exporteurs tijdens het onderzoektijdvak uitsluitend UAN met een stikstofgehalte van 32 % uit. De verbonden importeurs verkochten echter aan de onafhankelijke afnemers UAN met een stikstofgehalte van 32 % of minder. Daarom omvatte de in overweging 64 genoemde correctie ook de aanvullende verdunningskosten die de verbonden importeur maakte indien het betrokken product met water was verdund om het stikstofgehalte omlaag te brengen.

    3.1.4.   Vergelijking

    (66)

    De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs van de Russische medewerkende producenten-exporteurs vergeleken in het stadium af fabriek.

    (67)

    Waar dat met het oog op een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er zijn correcties toegepast voor invoerheffingen en indirecte belastingen; kortingen, rabatten en verschillen in hoeveelheden; vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten; kredietkosten; de VAA-kosten van de verbonden exporteurs inclusief handelsmarge.

    3.1.5.   Dumpingmarges

    (68)

    Voor de Russische producenten-exporteurs heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van het betrokken product, zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

    (69)

    Op grond hiervan zijn de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring: 31,9 % voor Acron en 34,0 % voor Eurochem.

    (70)

    De cif-prijs die voor de berekening van de dumpingmarges is gebruikt, is per transactie berekend (op basis van verrekenprijzen in het geval van wederverkoop door verbonden importeurs) aan de grens waar de inklaring plaatsvond. Dat kon een andere grens zijn dan de grens waar de goederen fysiek de grens van de Unie waren gepasseerd.

    (71)

    Wat alle andere potentiële producenten-exporteurs in Rusland betreft, heeft de Commissie de dumpingmarges overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens vastgesteld. Hiertoe bepaalde de Commissie de mate van medewerking van de Russische producenten-exporteurs. De mate van medewerking komt overeen met de omvang van de uitvoer naar de Unie van de medewerkende producenten-exporteurs, uitgedrukt als percentage van de totale omvang van de uitvoer naar de Unie — volgens de invoerstatistieken van Eurostat — van het betrokken land naar de Unie.

    (72)

    De uitvoer van de medewerkende Russische producenten-exporteurs was goed voor 100 % van de totale uitvoer van Rusland naar de Unie tijdens het OT. De Commissie heeft op basis hiervan besloten de residuele dumpingmarge vast te stellen op het niveau van de medewerkende onderneming met de hoogste dumpingmarge, te weten Eurochem Group.

    (73)

    De voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, zijn als volgt:

    Onderneming

    Voorlopige dumpingmarge

    Acron Group

    31,9 %

    Eurochem Group

    34,0 %

    Alle andere ondernemingen

    34,0 %

    3.2.   Trinidad en Tobago

    3.2.1.   Normale waarde

    (74)

    MHTL, de medewerkende producent-exporteur, was tijdens het onderzoektijdvak kennelijk de enige producent van het betrokken product in TT.

    (75)

    De Commissie onderzocht eerst of de totale omvang van de binnenlandse verkoop van MHTL representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening.

    (76)

    Aangezien er geen soortgelijk product werd verkocht op de binnenlandse markt, heeft de Commissie de normale waarde vastgesteld door berekening overeenkomstig artikel 2, lid 3, en artikel 2, lid 6, onder b), van de basisverordening.

    (77)

    De normale waarde werd door berekening vastgesteld door de gemiddelde productiekosten van het soortgelijke product van de medewerkende producent-exporteur in het onderzoektijdvak te vermeerderen met:

    a)

    de werkelijke VAA-kosten die in het kader van normale handelstransacties voor MHTL op de binnenlandse markt van TT van toepassing zijn bij de productie en de verkoop van dezelfde algemene categorie van producten;

    b)

    de werkelijke winst die in het kader van normale handelstransacties voor MHTL op de binnenlandse markt van TT is behaald bij de productie en de verkoop van dezelfde algemene categorie van producten.

    (78)

    In zijn na de controle ingediende opmerkingen van 12 december 2018 beargumenteerde MHTL dat de Commissie moet uitgaan van de VAA-kosten die in het kader van normale handelstransacties voor MHTL op de binnenlandse markt van TT van toepassing zijn bij de productie en de verkoop van dezelfde algemene categorie van producten. Aangezien MTHL in voldoende mate heeft aangetoond dat een dergelijke benadering in overeenstemming met artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening zou zijn, heeft de Commissie dit argument voorlopig aanvaard.

    (79)

    Overeenkomstig artikel 2, lid 3, en artikel 2, lid 6, onder b), maakte de Commissie tevens gebruik van de winst die MHTL in het kader van normale handelstransacties had geboekt met verkoop van dezelfde productcategorie als genoemd in overweging 78.

    3.2.2.   Uitvoerprijs

    (80)

    MHTL voerde het product in het onderzoektijdvak alleen naar de Unie uit via verbonden ondernemingen die optraden als importeurs. Alle uitvoer naar de Unie verliep via een verbonden importeur in Duitsland. Deze verbonden importeur verkocht het betrokken product aan onafhankelijke afnemers in Duitsland of aan verbonden ondernemingen in Frankrijk en Spanje, die het product op hun beurt verkochten aan onafhankelijke afnemers op hun respectieve nationale markten.

    (81)

    De uitvoerprijs werd daarom vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening, d.w.z. aan de hand van de prijs waartegen het ingevoerde product voor het eerst werd doorverkocht aan onafhankelijke afnemers in de Unie. In dit geval zijn prijscorrecties toegepast voor alle tussen invoer en wederverkoop gemaakte kosten, met inbegrip van VAA-kosten en verdunningskosten, alsmede voor een redelijke winst.

    (82)

    Wat de verdunnings- en mengkosten in dit specifieke geval betreft, voerde MHTL in het onderzoektijdvak uitsluitend UAN met een stikstofgehalte van 32 % uit. De verbonden importeurs verkochten echter aan de onafhankelijke afnemers UAN met een stikstofgehalte van 32 % of minder. Daarom omvatte de in overweging 81 genoemde correctie ook de aanvullende verdunnings- en mengkosten die de verbonden importeur maakte indien het betrokken product met water was verdund of was vermengd met zwavel om het stikstofgehalte omlaag te brengen.

    3.2.3.   Vergelijking

    (83)

    De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs van MHTL vergeleken in het stadium af fabriek.

    (84)

    Waar dat met het oog op een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er zijn correcties aangebracht in verband met kortingen, rabatten en verschillen in hoeveelheden; vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten en kredietkosten.

    3.2.4.   Dumpingmarge

    (85)

    Voor MHTL heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van het betrokken product, in overeenstemming met artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

    (86)

    Op basis hiervan bedraagt de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarge, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, 55,9 %.

    (87)

    Voor alle andere producenten-exporteurs in TT, voor zover die er zijn naast MHTL, heeft de Commissie de dumpingmarge overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens. Hiertoe bepaalde de Commissie de mate van medewerking van de producenten-exporteurs. De mate van medewerking komt overeen met de omvang van de uitvoer van de medewerkende producent-exporteur naar de Unie, uitgedrukt als percentage van het totale volume van de uitvoer van TT naar de Unie — volgens de invoerstatistieken van Eurostat.

    (88)

    De mate van medewerking is in dit geval hoog, aangezien de uitvoer van de medewerkende producent-exporteur, te weten MHTL, goed was voor 100 % van de totale uitvoer van TT naar de Unie tijdens het onderzoektijdvak. De Commissie heeft op basis hiervan besloten de residuele dumpingmarge vast te stellen op het niveau van MHTL.

    (89)

    De voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, zijn als volgt:

    Onderneming

    Voorlopige dumpingmarge

    Methanol Holdings (Trinidad) Limited

    55,9 %

    Alle andere ondernemingen

    55,9 %

    3.3.   Verenigde Staten van Amerika

    3.3.1.   Normale waarde

    (90)

    De klager heeft in zijn klacht aangegeven dat er ten minste twee UAN-producenten zijn in de VS. Bij het onderzoek werd bevestigd dat er meer producenten van het betrokken product zijn dan de enige medewerkende producent-exporteur, CFI. Evenwel bleek tevens dat alleen CFI het betrokken product in het onderzoektijdvak naar de Unie had uitgevoerd.

    (91)

    Eerst onderzocht de Commissie of de totale hoeveelheden van de binnenlandse verkoop van CFI representatief waren in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop is representatief als de totale hoeveelheden van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt per producent-exporteur tijdens het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedragen van zijn totale naar de Unie uitgevoerde hoeveelheden van het betrokken product. Op basis hiervan was de totale verkoop op de binnenlandse markt van het soortgelijke product door CFI representatief.

    (92)

    De Commissie heeft vastgesteld dat CFI in het onderzoektijdvak slechts één soort UAN naar de Unie uitvoerde, namelijk UAN met een stikstofgehalte van 32 %. Vervolgens is de Commissie voor CFI nagegaan welke op de binnenlandse markt verkochte productsoorten identiek waren aan of vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde soorten.

    (93)

    Vervolgens heeft de Commissie onderzocht of de binnenlandse verkoop van CFI op zijn binnenlandse markt voor de productsoort die identiek of vergelijkbaar is met de productsoort die wordt uitgevoerd naar de Unie, representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een productsoort is representatief als de totale hoeveelheden van de binnenlandse verkoop van die productsoort aan onafhankelijke afnemers in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedragen van de totale hoeveelheden van de uitvoer van de identieke of vergelijkbare productsoort naar de Unie. De Commissie heeft vastgesteld dat de binnenlandse verkoop van de productsoort die identiek was aan of vergelijkbaar was met de productsoort die naar de Unie werd uitgevoerd, representatief was tijdens het onderzoektijdvak.

    (94)

    Verder heeft de Commissie voor de productsoort in kwestie het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het onderzoektijdvak bepaald om uit te maken of zij de werkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

    (95)

    De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:

    a)

    de hoeveelheden van de productsoort verkocht tegen nettoverkoopprijzen die ten minste gelijk zijn aan de berekende productiekosten, meer dan 80 % van de totale verkoophoeveelheden van deze productsoort vertegenwoordigen, en

    b)

    de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die productsoort ten minste gelijk is aan de productiekosten per eenheid.

    (96)

    In dit geval is de normale waarde het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die productsoort in het onderzoektijdvak.

    (97)

    De normale waarde is gelijk aan de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort van uitsluitend de winstgevende binnenlandse verkopen van de productsoorten in het onderzoektijdvak indien:

    a)

    de hoeveelheden van de winstgevende verkoop van de productsoort 80 % of minder van de totale verkoophoeveelheden van die productsoort bedragen, of

    b)

    de gewogen gemiddelde prijs van deze productsoort lager ligt dan de productiekosten per eenheid.

    (98)

    Uit de analyse van de binnenlandse verkoop is gebleken dat 60 %-80 % (13) van alle binnenlandse verkopen van de productsoort die identiek is aan of vergelijkbaar is met de productsoort die naar de Unie wordt uitgevoerd, winstgevend was en dat de gewogen gemiddelde verkoopprijs hoger was dan de productiekosten. De normale waarde werd bijgevolg berekend als gewogen gemiddelde van de prijzen van uitsluitend de winstgevende verkoop.

    3.3.2.   Uitvoerprijs

    (99)

    CFI voerde rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie uit.

    (100)

    De uitvoerprijs was in dit geval de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het betrokken product dat met het oog op uitvoer naar de Unie werd verkocht, overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening.

    3.3.3.   Vergelijking

    (101)

    De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs van CFI vergeleken in het stadium af fabriek.

    (102)

    Waar dat met het oog op een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Er zijn correcties toegepast voor invoerheffingen en indirecte belastingen; kortingen, rabatten en verschillen in hoeveelheden; vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten en kredietkosten.

    3.3.4.   Dumpingmarge

    (103)

    Voor CFI heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde van de respectieve soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product, in overeenstemming met artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

    (104)

    Op basis hiervan bedraagt de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarge, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, 37,3 %.

    (105)

    Voor alle andere producenten-exporteurs in de VS, voor zover die er zijn naast de kennelijk enige producent-exporteur die meewerkt aan het onderzoek (CFI), heeft de Commissie de dumpingmarge overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens. Hiertoe bepaalde de Commissie de mate van medewerking van de producenten-exporteurs. De mate van medewerking komt overeen met de hoeveelheden van de uitvoer van de medewerkende producenten-exporteurs naar de Unie, uitgedrukt als percentage van de totale hoeveelheden van de uitvoer van de VS naar de Unie — volgens de invoerstatistieken van Eurostat.

    (106)

    De mate van medewerking is in dit geval hoog, aangezien de uitvoer van CFI goed was voor 100 % van de totale uitvoer van de VS naar de Unie tijdens het onderzoektijdvak. De Commissie heeft op basis hiervan besloten de residuele dumpingmarge vast te stellen op het niveau van de meewerkende producent-exporteur.

    (107)

    De voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, zijn als volgt:

    Onderneming

    Voorlopige dumpingmarge

    CF Industries Holdings, Inc.

    37,3 %

    Alle andere ondernemingen

    37,3 %

    4.   SCHADE

    4.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

    (108)

    Het soortgelijke product werd tijdens het onderzoektijdvak vervaardigd door ongeveer 20 de Commissie bekende producenten in de Unie. Zij vormen de "bedrijfstak van de Unie" in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

    (109)

    De totale productie in de Unie tijdens het onderzoektijdvak werd vastgesteld op ongeveer 3,9 miljoen ton. De Commissie heeft dit cijfer bepaald op basis van alle beschikbare informatie met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie, d.w.z. de productie-enquête van Fertilizers Europe en Fertecon (een erkend marktonderzoeksbureau dat zich richt op de mondiale meststofmarkten). Zoals vermeld in overweging 12 werd een steekproef van drie producenten in de Unie samengesteld die meer dan 50 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie vertegenwoordigden.

    4.2.   Verbruik in de Unie

    (110)

    De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van de verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie plus de invoer uit alle derde landen zoals vastgelegd bij Eurostat.

    (111)

    Het verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt:

    Tabel 1

    Verbruik in de Unie (ton)

     

    2015

    2016

    2017

    OT

    Totaal verbruik in de Unie

    4 803 732

    4 658 736

    4 783 671

    4 571 721

    Index

    100

    97

    100

    95

    Bron: Fertilizers Europe en Eurostat

    (112)

    Tijdens de beoordelingsperiode schommelde het verbruik in de Unie, dat over het geheel genomen met 5 % daalde. In 2016 en tijdens het onderzoektijdvak nam het gebruik door landbouwers af als gevolg van een periode van droogte op belangrijke UAN-markten.

    4.3.   Invoer uit de betrokken landen

    4.3.1.   Cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer uit de betrokken landen

    (113)

    De Commissie heeft onderzocht of de invoer van UAN uit de betrokken landen cumulatief moest worden beoordeeld overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening.

    (114)

    Volgens die bepaling wordt de invoer uit meer dan één land uitsluitend cumulatief beoordeeld indien wordt vastgesteld dat:

    a)

    de dumpingmarge voor het uit elk land ingevoerde product meer dan minimaal is in de zin van artikel 9, lid 3, en dat de uit elk land ingevoerde hoeveelheden niet te verwaarlozen zijn, en

    b)

    een cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer in het licht van de concurrentievoorwaarden tussen de ingevoerde producten en het soortgelijk product van de Unie, opportuun is.

    (115)

    De dumpingmarges die werden vastgesteld voor de invoer uit alle drie de betrokken landen, lagen boven de in artikel 9, lid 3, van de basisverordening vastgelegde de minimis drempel. De hoeveelheden van de invoer uit elk van de betrokken landen waren niet te verwaarlozen in de zin van artikel 5, lid 7, van de basisverordening. Het marktaandeel in het onderzoektijdvak was 13,4 % voor invoer uit Rusland, 8,1 % uit TT en 16,2 % uit de VS.

    (116)

    De concurrentievoorwaarden tussen de met dumping ingevoerde producten uit Rusland, TT en de VS en tussen de met dumping ingevoerde producten uit de betrokken landen en het soortgelijke product in de Unie waren vergelijkbaar. Meer specifiek concurreerden de ingevoerde producten met elkaar en met het in de Unie geproduceerde UAN, aangezien ze via dezelfde verkoopkanalen worden verkocht aan vergelijkbare categorieën afnemers. Het betrokken product is een homogeen basisproduct waarbij de mededinging bijna uitsluitend gebaseerd was op de prijs.

    (117)

    Aan alle criteria van artikel 3, lid 4, van de basisverordening werd dus voldaan en de invoer uit Rusland, TT en de VS werd voor de schadevaststelling cumulatief beoordeeld.

    (118)

    Tijdens een hoorzitting stelde MHTL dat invoer uit TT afzonderlijk moest worden beoordeeld aangezien i) de prijzen van invoer uit TT constant hoger waren dan de prijzen van invoer uit de VS en Rusland, ii) de invoerhoeveelheden tijdens de beoordelingsperiode daalden (in tegenstelling tot de VS en Rusland), iii) MHTL deel uitmaakt van een Europese groep, iv) MHTL een prijsvolger is en v) TT als ontwikkelingsland lid is van de WTO.

    (119)

    De Commissie heeft die argumenten afgewezen. Een besluit over de vraag of de invoer cumulatief moet worden beoordeeld, moet worden gebaseerd op de criteria zoals uiteengezet in artikel 3, lid 4, van de basisverordening, aan welke criteria is voldaan zoals in de overwegingen 114 tot en met 117 uiteengezet. Geen van de aspecten die door MHTL aan de orde werden gesteld, kon de passendheid van een onderzoek naar de invoer uit TT in combinatie met die uit Rusland en de VS in twijfel trekken (14).

    4.3.2.   Hoeveelheden en marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen

    (120)

    De Commissie heeft de hoeveelheden van de invoer vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat. Het marktaandeel van de invoer werd vastgesteld door de hoeveelheden van de invoer te vergelijken met het verbruik in de Unie.

    (121)

    De invoer in de Unie uit de betrokken landen heeft zich als volgt ontwikkeld:

    Tabel 2

    Invoerhoeveelheden (ton) en marktaandeel

     

    2015

    2016

    2017

    OT

    Volume van de invoer uit de betrokken landen (ton)

    1 051 602

    1 581 863

    1 647 295

    1 723 839

    Index

    100

    150

    157

    164

    Marktaandeel

    21,9 %

    34,0 %

    34,4 %

    37,7 %

    Index

    100

    155

    157

    172

    Volume van de invoer uit de Russische Federatie (ton)

    339 075

    582 906

    557 966

    613 491

    Index

    100

    172

    165

    181

    Marktaandeel

    7,1 %

    12,5 %

    11,7 %

    13,4 %

    Index

    100

    177

    165

    190

    Volume van de invoer uit Trinidad en Tobago (ton)

    488 392

    452 194

    444 290

    368 178

    Index

    100

    93

    91

    75

    Marktaandeel

    10,2 %

    9,7 %

    9,3 %

    8,1 %

    Index

    100

    95

    91

    79

    Volume van de invoer uit de VS (ton)

    224 136

    546 763

    645 040

    742 170

    Index

    100

    244

    288

    331

    Marktaandeel

    4,7 %

    11,7 %

    13,5 %

    16,2 %

    Index

    100

    252

    289

    348

    Bron: Eurostat

    (122)

    De invoer uit de betrokken landen is tijdens de beoordelingsperiode met 64 % gestegen. Het marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen steeg nog sterker, van 21,9 % in 2015 naar 37,7 % in het onderzoektijdvak, ofwel een stijging van 72 %. Aangezien het verbruik in dezelfde periode met 5 % daalde, ging de scherpe stijging van het marktaandeel van de betrokken landen duidelijk ten koste van andere marktdeelnemers.

    4.3.3.   Prijzen van de invoer uit de betrokken landen en prijsonderbieding

    (123)

    De Commissie heeft de prijzen van de invoer vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat. Het is belangrijk te verduidelijken dat de hoogte van deze statistische prijzen kan verschillen van de daadwerkelijk gecontroleerde prijzen voor meewerkende producenten-exporteurs, aangezien de meeste invoer uit de betrokken landen plaatsvindt via verbonden importeurs.

    (124)

    De gewogen gemiddelde prijzen van de invoer in de Unie uit de betrokken landen hebben zich als volgt ontwikkeld:

    Tabel 3

    Invoerprijzen (EUR/ton)

     

    2015

    2016

    2017

    OT

    Russische Federatie

    179

    130

    135

    126

    Index

    100

    73

    75

    70

    Trinidad en Tobago

    197

    151

    141

    140

    Index

    100

    77

    72

    71

    VS

    188

    137

    126

    124

    Index

    100

    73

    67

    66

    Betrokken landen

    189

    138

    133

    128

    Index

    100

    73

    70

    68

    Bron: Eurostat

    (125)

    De prijzen van de invoer uit de betrokken landen daalden gemiddeld met 32 %. Meer bepaald daalden de prijzen van de invoer uit alle drie de betrokken landen met 30 % tot 34 %. Vooral in 2016 namen de prijzen duidelijk af, toen de grondstofprijzen (vooral die van gas) daalden. In het onderzoektijdvak daalden de invoerprijzen evenwel met 4 %, in tegenstelling tot de grondstoffenprijzen, die stegen.

    (126)

    De Commissie stelde de prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak vast aan de hand van een vergelijking van:

    de gewogen gemiddelde invoerprijzen per productsoort van de meewerkende producenten-exporteurs in de betrokken landen die werden berekend aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, op cif-basis, met de nodige correcties voor douanerechten en kosten na invoer, en

    de overeenkomstige gewogen gemiddelde verkoopprijzen per productsoort van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie die in rekening werd gebracht aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie.

    (127)

    Normaal vergelijkt de Commissie de cif-prijs, grens Unie, van de producenten-exporteurs met de prijs van de producenten in de Unie af fabriek, omdat dit doorgaans een billijke vergelijking oplevert. Het onderzoek wees evenwel uit dat er in dit geval sprake is van uitzonderlijke omstandigheden: voor ongeveer een derde van de verkooptransacties van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zou het gebruik van de verkoopprijs af fabriek prijzen voor de bedrijfstak van de Unie opleveren die in termen van concurrentie niet vergelijkbaar zijn met de invoerprijzen.

    (128)

    Voor de verkoop van de bedrijfstak van de Unie die over zee worden vervoerd naar havens zoals die van Rouen (Frankrijk) en Gent (België) werd het passend geacht om de prijs voor levering in die haven te gebruiken in plaats van de prijs af fabriek. Die verkoop bedroeg ongeveer 40 % van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie. Deze aanpak werd om de volgende redenen accurater geacht dan gebruikmaking van prijzen af fabriek:

    i)

    UAN is een bijtende vloeistof en het vervoer naar gebruikers en distributeurs vergt speciale voertuigen en speciale opslagfaciliteiten. Hierdoor nemen de logistieke kosten zodanig toe dat die vaak meer dan 20 % uitmaken van de verkoopprijs van UAN in West-Europa en tot 30 % van de verkoopprijs kunnen bedragen bij bepaalde leveringsvoorwaarden;

    ii)

    de twee grootste in de steekproef opgenomen producenten bevinden zich in Polen en Litouwen, terwijl de grootste UAN-markten zich in West-Europa bevinden, wat betekent dat de logistieke kosten zeer hoog zijn en het vervoer deels over zee plaatsvindt; deze twee producenten concurreren in Oost-Europa op af fabriek en cif-basis met Russische invoer en in West-Europa met francoprijzen van Trinidad en Tobago, Rusland en de VS. In feite werd vastgesteld dat het grootste verschil tussen de verkoopprijzen van deze producenten in Oost- en West-Europa het bedrag van deze logistieke en vervoerskosten was;

    iii)

    vele belanghebbenden, waaronder producenten-exporteurs, hebben aangegeven dat het belangrijkste vergelijkingspunt voor UAN-prijzen in West-Europa de cif-prijs is (in voorkomend geval vermeerderd met het invoerrecht) van leveringen aan de havens van Rouen (Frankrijk) en Gent (België);

    iv)

    het grootste deel van de invoer uit de betrokken landen werd in het onderzoektijdvak op cif-basis in grote zeetankschepen naar West-Europa geleverd. Dit gold voor bijna alle leveringen van oorsprong uit Trinidad en Tobago en de VS, maar ook voor een groot deel van de leveringen uit de Russische Federatie;

    v)

    UAN is een homogeen basisproduct en daarom kijkt de meerderheid van de afnemers bij de aankoop ervan alleen naar de prijs;

    vi)

    op het niveau van de distributeurs en eindgebruikers kan de oorsprong van het betrokken product mogelijk niet worden bepaald, omdat in West-Europese havens (zoals Rouen en Gent) geleverd UAN ongeacht de bron in dezelfde tanks wordt opgeslagen, en

    vii)

    de concurrentie tussen de verkopen vanuit de haven van aflevering vond zowel voor de invoer als voor de verkopen van de bedrijfstak van de Unie aan dezelfde afnemers, tegen vergelijkbare incoterms, plaats en de desbetreffende producten werden vaak in dezelfde voertuigen afgeleverd bij de afnemers.

    (129)

    De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat, om na te gaan of er sprake is van prijsonderbieding, het passend is om ongeveer een derde van de verkooptransacties van twee in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zo aan te passen dat deze verkopen kunnen worden vergeleken in termen van de daadwerkelijke mededinging ervan met de betrokken invoer. Voor tweederde van de verkopen van de bedrijfstak van de Unie, zonder vervoer over zee, werd de reguliere methode (cif-prijs afgezet tegen prijs af fabriek) gebruikt.

    (130)

    De vergelijking van de prijzen vond per soort plaats voor transacties in hetzelfde handelsstadium, zo nodig na correctie, met aftrek van kortingen en rabatten. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als een percentage van de omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens het onderzoektijdvak. Daaruit bleek een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van 3,4 % voor de invoer uit Rusland, van 6,2 % voor de invoer uit TT en van 9,9 % voor de invoer uit de VS. Aangezien het betrokken product een basisproduct is en de mededinging goeddeels alleen op de prijs is gebaseerd en de prijzen zeer transparant zijn (d.w.z. bekend zijn op de markt), worden deze marges significant geacht. Reeds door een klein prijsverschil zal de afnemer van leverancier wisselen. Dit werd ook bevestigd door de antwoorden van de vertegenwoordigers van de gebruikers.

    (131)

    Met betrekking tot het onderzoektijdvak blijkt bij een vergelijking van de desbetreffende verkoopprijzen per soort voor transacties in hetzelfde handelsstadium dat de invoer uit de betrokken landen de prijzen van de Unie gemiddeld 6,8 % onderboden.

    4.4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

    4.4.1.   Algemene opmerkingen

    (132)

    Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

    (133)

    Zoals in overweging 13 is vermeld, werd voor de vaststelling van mogelijke door de bedrijfstak van de Unie geleden schade gebruikgemaakt van een steekproef.

    (134)

    Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van gegevens in de antwoorden van Fertilizers Europe op de vragenlijst. Deze gegevens hadden betrekking op alle producenten in de Unie. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in de antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt. Beide reeksen gegevens bleken representatief te zijn voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

    (135)

    De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoophoeveelheden, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit en hoogte van de dumpingmarge.

    (136)

    De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

    4.4.2.   Macro-economische indicatoren

    4.4.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

    (137)

    De totale productie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode ontwikkeld als volgt:

    Tabel 4

    Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

     

    2015

    2016

    2017

    OT

    Productiehoeveelheden (ton)

    4 238 411

    3 695 546

    4 253 903

    3 890 476

    Index

    100

    87

    100

    92

    Productiecapaciteit (meeteenheid)

    8 055 000

    8 205 000

    8 385 000

    8 385 000

    Index

    100

    102

    104

    104

    Bezettingsgraad

    53 %

    45 %

    51 %

    46 %

    Index

    100

    86

    96

    88

    Bron: gecontroleerde antwoorden van Fertilizers Europe op de vragenlijst

    (138)

    In de Unie wordt UAN gewoonlijk geproduceerd in geïntegreerde chemische productie-installaties. Daar worden gas en stikstof omgezet in stikstofmest en andere soortgelijke industriële producten, zoals melamine. Het productieproces omvat verschillende stadia, zoals de productie van ammoniak en salpeterzuur, en is zodoende sterk afhankelijk van de toegang tot gas (de belangrijkste grondstof) via pijpleidingen of terminals en is zeer kapitaalintensief. De producenten kunnen in de productie wisselen tussen verschillende eindproducten, maar deze mogelijkheid is beperkt en varieert per producent. Dit hangt af van de opzet van de geïntegreerde productie-installatie en van het klantenbestand van de producent. Elke onderneming probeert de winstgevendheid van de gehele installatie te maximaliseren. Dit onderzoek is niettemin uitsluitend gericht op UAN.

    (139)

    De productie van UAN daalde over het geheel genomen in de beoordelingsperiode met in totaal 8 %. De productie daalde sterk in 2016, toen de invoer uit de betrokken landen met 50 % toenam ten opzichte van het jaar ervoor en de vraag werd beïnvloed door droogte met betrekking tot belangrijke UAN-markten. Hoewel de situatie in 2017 verbeterde, leidden de dalende prijzen en winstgevendheid van UAN ertoe dat sommige producenten in de Unie in het onderzoektijdvak overschakelden op de productie van andere meststoffen op stikstofbasis. Producenten in de Unie die om economische redenen niet konden overschakelen op andere producten, waren genoodzaakt om de productie stil te leggen.

    (140)

    Tijdens de beoordelingsperiode steeg de productiecapaciteit met 4 % en daalde de bezettingsgraad met 12 %. Zoals opgemerkt in overweging 138 kunnen de productiecapaciteit en de bezettingsgraad van deze productsoort en bedrijfstak worden beïnvloed door de productie van andere producten die met dezelfde installaties kunnen worden geproduceerd. Dit is inderdaad terug te zien in deze trends.

    4.4.2.2.   Verkoophoeveelheden en marktaandeel

    (141)

    De verkoophoeveelheden en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 5

    Verkoophoeveelheden en marktaandeel

     

    2015

    2016

    2017

    OT

    Verkoophoeveelheden op de markt van de Unie (ton)

    3 348 196

    2 796 506

    2 934 634

    2 645 143

    Index

    100

    84

    88

    79

    Marktaandeel

    69,7 %

    60,0 %

    61,3 %

    57,9 %

    Index

    100

    86

    88

    83

    Bron: gecontroleerde antwoorden van Fertilizers Europe op de vragenlijst

    (142)

    De verkoophoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie werden berekend op macrobasis, uitgaande van de verkoop aan niet-verbonden en verbonden partijen. Een klein percentage van deze verkoop (ongeveer 3 % van het totaal) bestond echter uit de wederverkoop van ingevoerde producten van verschillende bronnen. Deze verkoop is uitgesloten van de bovenstaande verkoophoeveelheden, omdat die alleen de verkoop van producten van producenten in de Unie mogen omvatten. Om dubbeltelling te vermijden is deze wederverkoop ook uitgesloten van de verbruikscijfers in overweging 114. De verkoophoeveelheden op Unieniveau van de bedrijfstak van de Unie zijn zodoende met 21 % gedaald in de beoordelingsperiode. De daling van de verkoophoeveelheden in dit tijdsbestek is bijna gelijk aan de stijging van de verkopen door de betrokken landen.

    (143)

    Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie nam gedurende de beoordelingsperiode met 17 % af. Deze ontwikkeling was het gevolg van slechte marktomstandigheden, met name lage prijzen, waardoor de verkoophoeveelheden van de Unie daalden ten gunste van invoer uit de betrokken landen.

    4.4.2.3.   Groei

    (144)

    De bovenstaande cijfers met betrekking tot de productie, de verkoophoeveelheden en het marktaandeel laten zien dat de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode niet in staat was te groeien, noch in absolute termen, noch wat betreft het verbruik.

    4.4.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

    (145)

    De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich in de beoordelingsperiode ontwikkeld als volgt:

    Tabel 6

    Werkgelegenheid en productiviteit

     

    2015

    2016

    2017

    OT

    Aantal werknemers

    2 164

    2 029

    2 104

    2 005

    Index

    100

    94

    97

    93

    Productiviteit (ton/werknemer)

    1 959

    1 821

    2 022

    1 940

    Index

    100

    93

    103

    99

    Bron: gecontroleerde antwoorden van Fertilizers Europe op de vragenlijst

    (146)

    Gezien de verslechterende marktomstandigheden nam het aantal werknemers in de bedrijfstak van de Unie gedurende de beoordelingsperiode met 7 % af. Aangezien de productie nog sterker daalde, nam de productiviteit met 1 % af gedurende de beoordelingsperiode.

    4.4.2.5.   Hoogte van de dumpingmarge

    (147)

    Alle dumpingmarges lagen significant boven de de-minimisdrempel. De gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie waren aanzienlijk, gezien de hoeveelheden en de prijzen van de invoer uit de betrokken landen.

    4.4.3.   Micro-economische indicatoren

    4.4.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

    (148)

    De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 7

    Verkoopprijzen in de Unie

     

    2015

    2016

    2017

    OT

    Gemiddelde verkoopprijs af fabriek per eenheid in de Unie voor niet-verbonden afnemers (EUR/ton)

    176

    130

    127

    127

    Index

    100

    74

    72

    72

    Productiekosten af fabriek per eenheid (EUR/ton)

    146

    115

    123

    130

    Index

    100

    79

    84

    89

    Bron: gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

    (149)

    In de beoordelingsperiode zijn de verkoopprijzen met 28 % en de productiekosten per eenheid met 11 % gedaald. De grootste prijsdaling werd in 2016 genoteerd, toen de goedkope invoer uit de betrokken landen met 50 % toenam en de vraag licht afnam. De ontwikkeling van de productiekosten wordt hoofdzakelijk bepaald door schommelende gasprijzen. De stijging van de kosten in 2017 en tijdens het onderzoektijdvak werd echter niet gecompenseerd door stijgingen van de verkoopprijs voor het soortgelijke product, die dus verder werden gedrukt.

    4.4.3.2.   Loonkosten

    (150)

    De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 8

    Gemiddelde loonkosten per werknemer

     

    2015

    2016

    2017

    OT

    Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

    24 876

    24 323

    27 143

    27 410

    Index

    100

    98

    109

    110

    Bron: gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

    (151)

    De gemiddelde loonkosten per werknemer van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn in de beoordelingsperiode met 10 % gestegen. De loonkosten per werknemer stegen met name in 2017, toen de productie en de productiviteit toenamen.

    4.4.3.3.   Voorraden

    (152)

    De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 9

    Voorraden

     

    2015

    2016

    2017

    OT

    Eindvoorraden (ton)

    83 826

    54 411

    72 814

    38 961

    Index

    100

    65

    87

    46

    Eindvoorraden als percentage van de productie

    3,7 %

    2,7 %

    3,2 %

    1,8 %

    Index

    100

    71

    85

    49

    Bron: gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

    (153)

    De eindvoorraad en de voorraad als percentage van de productie zijn in de beoordelingsperiode gedaald. Aangezien de voorraad als percentage van de productie gedurende de gehele periode laag was en de eindvoorraad te maken heeft met seizoensgebonden schommelingen, wordt deze factor in dit onderzoek niet beschouwd als een nuttige indicator voor schade.

    4.4.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

    (154)

    De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 10

    Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

     

    2015

    2016

    2017

    OT

    Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

    14,0 %

    10,0 %

    1,1 %

    – 3,5 %

    Index

    100

    71

    8

    – 25

    Kasstroom (EUR)

    78 775 697

    39 007 376

    19 727 317

    5 827 513

    Index

    100

    50

    25

    7

    Investeringen (EUR)

    18 082 767

    15 044 306

    5 110 610

    8 593 605

    Index

    100

    83

    28

    48

    Rendement van investeringen

    57,2 %

    28,3 %

    7,9 %

    – 8,7 %

    Index

    100

    49

    14

    – 15

    Bron: gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

    (155)

    De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet. De winstgevendheid daalde aanzienlijk tijdens de beoordelingsperiode als gevolg van de in overweging 152 beschreven ontwikkeling van de gemiddelde verkoopprijzen en productiekosten. Door de sinds 2017 stijgende productiekosten en dalende verkoopprijzen in verband met invoer uit de betrokken landen heeft de bedrijfstak van de Unie in het onderzoektijdvak verlies geleden.

    (156)

    De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De trend in de nettokasstroom liet in de gehele beoordelingsperiode een daling zien.

    (157)

    Het rendement van de investeringen is de winst in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen. Het rendement ontwikkelde zich negatief in de beoordelingsperiode als gevolg van de eerdergenoemde trends op het gebied van de winstgevendheid en de kasstroom.

    (158)

    In de beoordelingsperiode bleef de bedrijfstak van de Unie investeren. De investeringen waren bedoeld om de productie efficiënter te maken, het energieverbruik te verlagen en milieuverbeteringen door te voeren. De investeringen waren in 2017 en het onderzoektijdvak evenwel aanzienlijk lager dan in 2015 en 2016. Het dalende investeringsniveau werd veroorzaakt door een verminderd vermogen om kapitaal aan te trekken, zoals blijkt uit de verslechterende kasstroom.

    4.4.4.   Conclusie over schade

    (159)

    In de beoordelingsperiode kreeg de bedrijfstak van de Unie te maken met een scherpe daling van de verkoopprijzen (28 %), die er in combinatie met de in 2017 en het onderzoektijdvak gestegen kosten toe heeft geleid dat de winst ter hoogte van 14 % in 2015 is omgeslagen in verliezen gedurende het onderzoektijdvak. Deze ontwikkeling heeft vergelijkbare dalingen van de kasstroom, de investeringen en het rendement daarop met zich meegebracht. Ook traden er aanzienlijke negatieve effecten op ten aanzien van hoeveelhedenindicatoren zoals de productie (– 8 %), de verkoophoeveelheden (– 21 %) en het marktaandeel, dat daalde van 69,7 % in 2015 naar 57,9 % in het onderzoektijdvak. Door deze ontwikkelingen is de bedrijfstak van de Unie in een kwetsbare situatie terechtgekomen.

    (160)

    Slechts enkele van de onderzochte indicatoren vertoonden een opwaartse lijn. De productiecapaciteit is in de beoordelingsperiode licht gestegen, maar de productie daalde zoals aangegeven in de voorgaande overweging. Ook zijn de voorraden gekrompen en was het voorraadniveau laag gedurende de hele beoordelingsperiode.

    (161)

    Op basis van het bovenstaande is de Commissie in dit stadium dan ook tot de conclusie gekomen dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

    5.   OORZAKELIJK VERBAND

    (162)

    Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit de betrokken landen aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie tevens onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere gekende factoren schade had kunnen lijden. De Commissie heeft zich ervan verzekerd dat eventuele schade veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met dumping uit de betrokken landen niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven. Deze factoren zijn onder meer: de invoer uit derde landen, een daling van het verbruik, ontwikkelingen op de (wereld)markt voor ureum, stijgende gasprijzen in 2017 en in het onderzoektijdvak, de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie, hogere kosten voor producenten in de Unie en bepaalde aan- en verkopen van UAN door producenten in de Unie.

    5.1.   Gevolgen van de invoer met dumping

    (163)

    De invoer uit de betrokken landen nam met 64 % toe in de beoordelingsperiode, waarbij hun marktaandeel steeg met 72 % zoals weergegeven in tabel 2. Deze ontwikkeling vond plaats ondanks een daling van het verbruik met 5 % in de beoordelingsperiode.

    (164)

    De prijzen van de invoer uit de betrokken landen daalden gemiddeld met 32 %. Meer bepaald daalden de prijzen van alle drie de betrokken landen met 30 % tot 34 % naargelang het land. Deze daling van de verkoopprijzen was bijzonder opvallend in 2016, toen, tegelijkertijd, de hoeveelheden van de invoer uit de betrokken landen met 50 % toenamen ten opzichte van 2015. Met betrekking tot het onderzoektijdvak blijkt bij een vergelijking van de desbetreffende verkoopprijzen per soort voor transacties in hetzelfde handelsstadium dat de invoer uit de betrokken landen de prijzen van de Unie gemiddeld 6,8 % onderboden.

    (165)

    Het is duidelijk dat de grote stijging van de invoer tegen dalende prijzen een aanzienlijke rol heeft gespeeld in de snelle verslechtering van de economische indicatoren van de bedrijfstak van de Unie. Dit effect werd versterkt door twee productspecifieke factoren. Ten eerste is UAN een basisproduct dat bijna uitsluitend op basis van de prijs wordt verkocht aan afnemers. Daarom kan een klein prijsverschil al grote gevolgen hebben. Ten tweede is UAN een vloeibaar product dat in speciale tanks moet worden opgeslagen, waardoor de marktprijzen kort na het tijdstip van productie moeten worden aanvaard, ongeacht de op dat moment geldende productiekosten.

    (166)

    De lage verkoopprijzen van het betrokken product uit de betrokken landen waren het schadelijkst in 2017 en het onderzoektijdvak, toen de kosten toenamen als gevolg van de hogere gasprijzen. De ingezakte verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie, die niet overeenkomstig de stijgende kosten verhoogd konden worden gezien de neerwaartse prijsdruk van de invoer, hebben ervoor gezorgd dat de prestatie-indicatoren van de bedrijfstak van de Unie zijn verslechterd, waardoor er in het onderzoektijdvak verliezen werden geboekt. In 2017 en tijdens het onderzoektijdvak konden sommige producenten zodoende niet voorkomen dat de productie moest worden onderbroken en dat de investeringen aanzienlijk daalden. Dit verergerde de schade, omdat doorlopende investeringen in een geïntegreerde chemische productie-installatie essentieel zijn voor het voortbestaan op de lange termijn.

    (167)

    Sommige belanghebbenden gaven aan dat er geen verband bestond tussen de omvang van de invoer en de verkoopprijzen en winst van de bedrijfstak van de Unie, omdat de prijzen en winst van de bedrijfstak van de Unie hoog waren tijdens periodes met een aanzienlijke invoer en vice versa. De hierboven weergegeven punten en het onvermogen van de bedrijfstak van de Unie om in dezelfde mate van haar binnenlandse markt te profiteren als producenten in de betrokken landen, tonen echter aan dat er sprake is van schade als gevolg van de invoer met dumping.

    5.2.   Gevolgen van andere factoren

    5.2.1.   Invoer uit derde landen

    (168)

    De omvang van de invoer uit andere derde landen heeft zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

    Tabel 11

    Invoer uit derde landen

     

     

    2015

    2016

    2017

    OT

    Totaal van derde landen met uitzondering van de betrokken landen

    Hoeveelheden (ton)

    403 934

    280 367

    201 741

    202 738

    Index

    100

    69

    50

    50

    Marktaandeel

    8,0 %

    5,7 %

    3,8 %

    4,1 %

    Index

    100

    72

    48

    51

    Gemiddelde prijs

    189

    140

    136

    129

    Index

    100

    74

    72

    68

    Bron: Comext

    (169)

    De invoer uit derde landen (met name uit Belarus, Noord-Macedonië, Servië en Algerije) nam in de beoordelingsperiode af met 50 % en had in het onderzoektijdvak een marktaandeel van slechts 4,1 %.

    (170)

    Op grond hiervan werd voorlopig geconcludeerd dat deze invoer slechts een marginaal effect heeft gehad op de situatie waarin de bedrijfstak van de Unie verkeert.

    5.2.2.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

    (171)

    De omvang van de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelde zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

    Tabel 12

    Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

     

    2015

    2016

    2017

    OT

    Omvang van de uitvoer (ton)

    272 077

    306 840

    559 840

    552 979

    Index

    100

    113

    206

    203

    Gemiddelde prijs (EUR/ton)

    171

    124

    122

    125

    Index

    100

    72

    72

    73

    Bron: Fertilizers Europe en in de steekproef opgenomen producenten

    (172)

    In de beoordelingsperiode schroefde de bedrijfstak van de Unie zijn verkoop op de uitvoermarkten op met zo'n 280 000 ton. De gestegen verkoop op de uitvoermarkt kon het verlies van circa 700 000 ton op de markt van de Unie dus maar ten dele compenseren. De prijzen van de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie waren vergelijkbaar met de prijzen van die bedrijfstak op de markt van de Unie.

    (173)

    Bijgevolg werd voorlopig geconcludeerd dat deze uitvoer niet heeft bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

    5.2.3.   Verbruik

    (174)

    Tijdens het onderzoek wezen sommige belanghebbenden op het schommelende verbruik en/of ongunstige weersomstandigheden op belangrijke markten aan als factoren die zouden hebben bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. Tabel 1 laat zien dat het verbruik op de markt van de Unie inderdaad schommelde tijdens de beoordelingsperiode, en dat dit verbruik over het geheel genomen daalde met 5 %. Ondanks deze schommelingen en voornoemde daling van dat verbruik over het geheel genomen, steeg de invoer uit de betrokken landen tijdens de beoordelingsperiode echter gestaag, wat ten koste ging van de overige invoer en de verkopen van de bedrijfstak van de Unie.

    (175)

    Bijgevolg werd voorlopig geconcludeerd dat de ontwikkeling van de vraag niet heeft bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

    5.2.4.   De (wereld)marktprijs van ureum

    (176)

    Sommige belanghebbenden beweerden dat de schade voor de producenten in de Unie te wijten was aan de wereldmarktprijs van ureum, aangezien die de UAN-prijzen in de Unie drukte. Uit het onderzoek is evenwel gebleken dat er geen wereldmarktprijs voor ureum bestaat die de situatie van de bedrijfstak van de Unie had kunnen beïnvloeden. Onafhankelijke actoren publiceren de prijzen op de spotmarkt voor ureum op diverse locaties over de hele wereld. In de beoordelingsperiode varieerden deze prijzen van plaats tot plaats (15). Bovendien is ureum niet de meststof die de voorkeur geniet in de Unie (waar ureum goed is voor 19 % van het meststoffenverbruik), terwijl de stof wereldwijd een aandeel van 56 % heeft in het totale meststoffenverbruik.

    (177)

    Daarom werd voorlopig geconcludeerd dat de (wereld)marktprijs van ureum geen significant effect kon hebben op de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie en op de schade die de bedrijfstak ondervindt.

    5.2.5.   Hogere kosten van producenten in de Unie

    (178)

    Verschillende belanghebbenden hebben gewezen op de gestegen verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten van producenten in de Unie en/of hebben aangegeven dat sommige klagende producenten in de Unie schade ondervinden door de hoge gasprijzen.

    (179)

    Uit het onderzoek is niet gebleken dat de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten bij de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zich op een abnormale manier hebben ontwikkeld. Ook de ontwikkeling van de gasprijzen tijdens de beoordelingsperiode is in dit geval geen verklaring voor de krimpende winsten. De hoge gasprijzen kunnen een verklaring zijn voor het voortdurende onvermogen om een toereikende winstgevendheid te behalen. Daarvan is hier echter geen sprake, aangezien de winstgevendheid in 2015 en 2016 resp. 14 % en 10 % bedroeg.

    (180)

    Daarom wordt de ontwikkeling van de gasprijzen gezien als een verzwarende factor voor de door sommige producenten in de Unie geleden schade. Niettemin was noch de stijging van de gasprijzen noch van andere kosten de belangrijkste oorzaak van de schade. Het was de prijsdruk in verband met de invoer uit de betrokken landen die verhinderde dat de bedrijfstak van de Unie de kostenstijgingen kon doorberekenen in de verkoopprijzen.

    5.2.6.   Bepaald door producenten in de Unie gekocht en verkocht UAN

    (181)

    Verschillende belanghebbenden hebben aangegeven dat de uiteindelijke schade die bepaalde producenten in de Unie hebben geleden aan henzelf te wijten was, omdat zij zelf UAN hadden gekocht.

    (182)

    Het onderzoek wees uit dat bepaalde producenten in de Unie of hun handelstak bepaald UAN hadden gekocht van importeurs of handelaren in de Unie om bepaalde bestellingen te kunnen leveren of om logistieke redenen. Aangezien UAN van verschillende bronnen wordt vermengd in tanks en die tanks soms worden gedeeld door verschillende marktdeelnemers, kan niet worden uitgesloten dat producenten in de Unie in feite een zekere hoeveelheid UAN hebben teruggekocht die zij eerder zelf hadden verkocht. In elk geval was het volume aan door de producenten in de Unie aangekocht UAN verwaarloosbaar ten opzichte van de totale verkoop in de Unie.

    (183)

    De bewering van een Russische producent-exporteur dat bepaalde producenten in de Unie UAN met korting onder de marktprijs verkopen in de Unie, werd niet onderbouwd met enig bewijs.

    (184)

    In het licht van het bovenstaande werd voorlopig geconcludeerd dat geen van de bovengenoemde activiteiten een significant effect had op de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

    5.2.7.   Andere factoren

    (185)

    Tijdens het onderzoek wezen sommige belanghebbenden op andere factoren die zouden hebben bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. Deze andere factoren omvatten i) het seizoensgebonden karakter van UAN-prijzen, ii) de additionele capaciteit van de producenten in de Unie, iii) onregelmatige leveringen door bepaalde producenten in de Unie, en iv) een digitaal platform dat online meststoffen zou verkopen tegen agressieve prijzen.

    (186)

    Het onderzoek wees echter uit dat i) het eventuele effect van seizoensinvloeden wat de UAN-prijzen betreft, wordt tenietgedaan doordat de analyse een periode van twaalf maanden bestrijkt; ii) producenten in de Unie bij wijze van bescherming hun toevlucht nemen tot additionele capaciteiten; iii) bepaalde onregelmatige leveringen door sommige producenten in de Unie te wijten waren aan regulier onderhoud en iv) de beperkte onlineverkoop van UAN geschiedde tegen marktprijzen.

    (187)

    Op grond hiervan werd voorlopig geconcludeerd dat geen van deze factoren heeft bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

    5.3.   Conclusie inzake het oorzakelijk verband

    (188)

    Tijdens de beoordelingsperiode en tegen een achtergrond van een dalend verbruik in de Unie namen de hoeveelheden van de invoer uit de betrokken landen en het marktaandeel ervan aanzienlijk toe, terwijl de prijzen van de invoer uit de betrokken landen gemiddeld 33 % daalden. De stijging van het marktaandeel van de invoer viel samen met een vergelijkbare achteruitgang van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie. Gelet op het feit dat UAN een prijsgevoelig basisproduct is, dat het marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen 37,7 % bedroeg tijdens het onderzoektijdvak en dat die invoer geschiedde tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderboden, veroorzaakte die invoer aanzienlijke schadelijke effecten. De prijsdruk die producenten in de Unie ervoeren door de invoer uit de betrokken landen was zeer schadelijk in 2017 en het onderzoektijdvak toen de kosten stegen. Door die druk zijn de prestatie-indicatoren van de bedrijfstak van de Unie verslechterd en zijn er in het onderzoektijdvak verliezen geleden.

    (189)

    Naar aanleiding van de analyse in de overwegingen 171 tot en met 188 werd vastgesteld dat andere factoren geen rol van betekenis hadden gespeeld in de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

    (190)

    Op basis van het voorgaande is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, werd veroorzaakt door de invoer met dumping uit de betrokken landen en dat de andere factoren, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, het oorzakelijke verband niet hebben verbroken.

    (191)

    De Commissie heeft onderscheid gemaakt tussen en afzonderlijk gekeken naar de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de schade veroorzakende gevolgen van de invoer met dumping. De meeste van die factoren sorteerden nagenoeg geen effect, terwijl de ontwikkeling van de gasprijzen slechts een beperkt effect had op de dalende winsten van de bedrijfstak van de Unie.

    6.   HOOGTE VAN DE MAATREGELEN

    (192)

    Om het niveau van de maatregelen te bepalen heeft de Commissie beoordeeld of een recht lager dan de dumpingmarge toereikend zou zijn om de schade voor de bedrijfstak van de Unie als gevolg van de invoer met dumping op te heffen.

    (193)

    In dit geval beweerden de klagers dat de grondstoffenmarkt in een van de onderzochte landen — Rusland — verstoord is in de zin van artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening. De beoordeling met betrekking tot Rusland staat in punt 6.3.

    (194)

    Een van de medewerkende Russische producenten-exporteurs voerde aan dat de mogelijke toepassing van artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening op Rusland zou neerkomen op discriminatie, omdat de grondstoffenmarkten voor aardgas in TT en de VS ook verstoord zijn in de zin van dit artikel.

    (195)

    De Commissie heeft deze argumenten onderzocht en voorlopig het volgende geconcludeerd:

    a)

    de vermeende subsidiëring van de aankoop van aardgas dat wordt gebruikt door de UAN-producent in TT, valt niet onder de verstoringen van de grondstoffenmarkt als bedoeld in artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening;

    b)

    hoewel het gestelde verbod op de uitvoer van aardgas zonder voorafgaande toestemming in de VS mogelijk neerkomt op een verstoring van de grondstoffenmarkt als bedoeld in artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening, lijkt het systeem van uitvoervergunningen automatisch van opzet te zijn en heeft de verwaarloosbare vergoeding die daarbij in rekening wordt gebracht, geen invloed op de uitvoerprijs.

    (196)

    Daarom verwierp de Commissie voorlopig het argument dat Rusland zou worden gediscrimineerd bij de toepassing van artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening.

    6.1.   Onderzoek van de marge die toereikend is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie weg te nemen wat Trinidad en Tobago en de Verenigde Staten van Amerika betreft

    (197)

    De Commissie bepaalde eerst het bedrag aan rechten dat noodzakelijk was om de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade weg te nemen bij ontbreken van verstoringen als bedoeld in artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening. In dit geval zou de schade worden weggenomen indien de bedrijfstak van de Unie in staat zou zijn om zijn productiekosten te dekken, met inbegrip van de kosten die voortvloeien uit multilaterale milieuovereenkomsten en de bijbehorende protocollen waarbij de Unie partij is, en uit de in bijlage I bis bij de basisverordening vermelde IAO-Verdragen, en een redelijke winst te boeken ("nagestreefde winst").

    (198)

    Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening, hield de Commissie bij de bepaling van de nagestreefde winst rekening met de volgende factoren: de mate van winstgevendheid vóór de toename van de invoer vanuit het aan een onderzoek onderworpen land, de mate van winstgevendheid die vereist is ter dekking van alle kosten en investeringen, onderzoek en ontwikkeling (O&O) en innovatie, alsmede de onder normale mededingingsvoorwaarden te verwachten mate van winstgevendheid.

    (199)

    Zoals weergegeven in tabel 2 begon de invoer uit de betrokken landen sterk te stijgen in 2016. Een winstmarge zou in dit verband dus moeten worden afgeleid van de jaren daarvóór. Om te voorkomen dat er een jaar zou worden gebruikt waarin een uitzonderlijke winst was geboekt, werd besloten de gewogen gemiddelde winst te gebruiken die de bedrijfstak van de Unie in de jaren 2013-2015 had behaald. De aldus verkregen nagestreefde winst (10 %) werd beschouwd als een gezonde winst onder normale mededingingsvoorwaarden.

    (200)

    Een in de steekproef opgenomen producent in de Unie stelde dat de Commissie bij de nagestreefde winst de geplande investeringen zou moeten optellen die tijdens de beoordelingsperiode niet zijn uitgevoerd. De Commissie heeft dit argument onderzocht in overeenstemming met artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening. De betrokken onderneming was echter niet in staat bewijsstukken te verstrekken ter staving van dit argument, dat derhalve voorlopig werd verworpen.

    (201)

    Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quinquies, van de basisverordening beoordeelde de Commissie als laatste stap de toekomstige kosten voortvloeiend uit multilaterale milieuovereenkomsten en de bijbehorende protocollen waarbij de Unie partij is, en uit de in bijlage I bis van de basisverordening vermelde Verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), die de bedrijfstak van de Unie tijdens de periode van toepassing van de maatregel uit hoofde van artikel 11, lid 2, zal maken. Op basis van het beschikbare bewijsmateriaal bepaalde de Commissie de aanvullende kosten op 3,7 %, bovenop de niet-schadelijke prijs. Een aantekening op het dossier over de wijze waarop de Commissie deze extra kosten heeft vastgesteld, is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden.

    (202)

    Deze kosten omvatten de toekomstige aanvullende kosten om te voldoen aan de EU-regeling voor de emissiehandel (EU-ETS). De EU-ETS is een hoeksteen van het EU-beleid om te voldoen aan multilaterale milieuovereenkomsten. Die aanvullende kosten zijn berekend aan de hand van de gemiddelde geschatte aanvullende EU-emissierechten ("EUA") die voor de duur van de maatregelen moeten worden gekocht. De in de berekening gebruikte EU-emissierechten zijn exclusief de te ontvangen kosteloze emissierechten en werden, zoals bij alle productiekosten gebeurt, gecontroleerd om ervoor te zorgen dat ze correct werden toegewezen aan het betrokken product. De kosten van de EU-emissierechten werden geëxtrapoleerd om rekening te houden met de verwachte prijsschommelingen voor de duur van de maatregelen. Voor deze verwachte prijzen zijn gegevens van Bloomberg New Energy Finance van 8 februari 2019 gebruikt. De gemiddelde geraamde prijs van EU-emissierechten voor deze periode bedraagt 24,14 EUR per ton geproduceerd CO2.

    (203)

    Op deze grondslag berekende de Commissie een niet-schadelijke prijs van het soortgelijke product voor de bedrijfstak van de Unie.

    (204)

    De Commissie bepaalde vervolgens het schade opheffende prijsniveau aan de hand van een vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs van de medewerkende producenten-exporteurs in TT en de VS, zoals vastgesteld bij de berekening van de prijsonderbieding, met de gewogen gemiddelde, geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product dat gedurende het onderzoektijdvak door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de markt van de Unie werd verkocht. Als uit deze vergelijking een verschil naar voren kwam, werd dit uitgedrukt als percentage van de gewogen gemiddelde cif-waarde bij invoer. Het resultaat van deze berekeningen is in onderstaande tabel opgenomen.

    Land

    Onderneming

    Dumpingmarge (%)

    Prijsbederfmarge (%)

    Trinidad en Tobago

    Methanol Holdings (Trinidad) Limited

    55,9

    16,3

    Trinidad en Tobago

    Alle andere ondernemingen

    55,9

    16,3

    Verenigde Staten van Amerika

    CF Industries Holdings, Inc.

    37,3

    22,6

    Verenigde Staten van Amerika

    Alle andere ondernemingen

    37,3

    22,6

    6.2.   Onderzoek van de marge die toereikend is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie weg te nemen wat Rusland betreft

    6.2.1.   Vergelijking tussen de dumpingmarge en de prijsbederfmarge

    (205)

    Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie met betrekking tot Rusland eerst onderzocht of de voorlopig vastgestelde dumpingmarge hoger zou zijn dan de marge die toereikend zou zijn om de schade voor de bedrijfstak van de Unie weg te nemen. Hiertoe werd een vergelijking gemaakt tussen de gewogen gemiddelde invoerprijs van de medewerkende producenten-exporteurs in Rusland, met de streefprijs van de bedrijfstak van de Unie, zoals hierboven uiteengezet in deel 6.1. Het resultaat van deze berekeningen is in onderstaande tabel opgenomen.

    Land

    Onderneming

    Dumpingmarge (%)

    Prijsbederfmarge (%)

    Rusland

    PJSC Acron

    31,9

    12,5

    Rusland

    Novomoskovsky Azot JSC

    34,0

    15,8

    Rusland

    Nevinnomyssky Azot JSC

    34,0

    15,8

    Rusland

    Alle andere ondernemingen

    34,0

    13,6

    (206)

    Aangezien de aldus berekende prijsbederfmarge lager was dan de dumpingmarge, is de Commissie tot het in artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening bedoelde onderzoek overgegaan.

    6.3.   Verstoringen van de grondstoffenmarkt

    (207)

    De klager heeft voldoende bewijsmateriaal verstrekt in de klacht waaruit blijkt dat de grondstoffenmarkt van het betrokken product in Rusland is verstoord in de zin van artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening. Volgens het bewijsmateriaal in de klacht geldt voor aardgas, dat goed is voor duidelijk meer dan 17 % van de productiekosten van het betrokken product, een dubbele prijsstelling in Rusland.

    (208)

    Daarom heeft de Commissie, zoals aangekondigd in het bericht van inleiding, overeenkomstig artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening bij het vaststellen van de passende hoogte van de maatregelen met betrekking tot Rusland gekeken naar de vermeende verstoring en eventuele andere verstoringen als bedoeld in artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening.

    (209)

    Om te beginnen stelde de Commissie vast welke hoofdgrondstoffen door de verschillende meewerkende producenten-exporteurs gebruikt worden bij de productie van het betrokken product. Als hoofdgrondstoffen zijn de grondstoffen in ogenschouw genomen die naar alle waarschijnlijkheid minstens 17 % van de productiekosten van het betrokken product uitmaken.

    (210)

    De Commissie heeft vastgesteld dat aardgas de hoofdgrondstof is voor de productie van het betrokken product. Bij het onderzoek werd bevestigd dat aardgas goed is voor meer dan 17 % van de productiekosten van UAN voor beide meewerkende Russische producenten-exporteurs, zoals vereist door artikel 7, lid 2 bis. Bij beide ondernemingen bedroegen de kosten van gas, uitgaande van de door hen verstrekte informatie, meer dan 50 % van de totale productiekosten van UAN, uitgaande van de ondernemingen gerapporteerde gasprijzen. Na toepassing van de gasprijscorrectie als beschreven in de overwegingen 52 tot en met 55 alsmede 59 en 60, beloopt de gasprijs 70 % tot 85 % van de totale productiekosten van UAN.

    (211)

    De Commissie heeft vervolgens onderzocht of de markt van het aardgas dat wordt gebruikt voor de productie van het betrokken product, wordt verstoord door een van de in artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening genoemde maatregelen: dubbeleprijsstellingssystemen, uitvoerbelastingen, aanvullende belastingen op de uitvoer, uitvoerquota, uitvoerverboden, fiscale belastingen op de uitvoer, vergunningsvereisten, minimumprijzen bij uitvoer, beperking of uitsluiting van de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde (btw), inklaringsbeperkingen voor exporteurs, lijsten van gekwalificeerde exporteurs, verplichtingen ten aanzien van de binnenlandse markt, ondernemingseigen mijnbouwrechten. Hiertoe onderzocht de Commissie de desbetreffende regelgeving van de Russische Federatie, de door de belanghebbenden, waaronder de Russische overheid, ingediende stukken, openbaar beschikbare verslagen en studies (16), gecontroleerde jaarrekeningen van de Russische gasleveranciers en strategische documenten van de Russische overheid (17).

    (212)

    De Commissie stelde vast dat er tijdens het OT sprake was een van de in artikel 7, lid 2 bis, tweede alinea genoemde maatregelen die de grondstoffenmarkt verstoren (een uitvoerbelasting van 30 %) (18) en dat deze maatregel tijdens het OT van invloed was op de verkoop van aardgas in Rusland.

    (213)

    Bovendien is aan de eigenaar van het verenigde gasleveringssysteem ("Unified Gas Supply System", hierna ook "UGGS" genoemd) een exclusief recht verleend om gas in gasvormige toestand uit te voeren. Tevens is bij wet bepaald dat die eigenaar van het UGGS een door de overheid gecontroleerde entiteit kan zijn. Derhalve is Gazprom de enige onderneming met een vergunning om aardgas uit te voeren. Deze situatie kan worden gekwalificeerd als een maatregel inzake "vergunningsvereisten" of "lijsten van gekwalificeerde exporteurs".

    (214)

    Tot slot noemde de klager de dubbele prijsstelling van aardgas als een mogelijke verstoring van de grondstoffenmarkt. Bij het onderzoek werd inderdaad voorlopig bewijs gevonden voor een dubbele prijsstelling voor aardgas in Rusland — een prijs voor binnenlandse verkoop en een uitvoerprijs — op basis van de gasprijsformule waarmee de gereguleerde binnenlandse prijzen worden vastgesteld.

    (215)

    In dit verband is de binnenlandse prijs in Rusland gereguleerd voor het staatsgasbedrijf Gazprom en niet gereguleerd voor andere leveranciers. Andere leveranciers dan Gazprom volgen de prijs die de Russische overheid vaststelt voor Gazprom echter nauwgezet, zoals is geconstateerd bij de onderzochte producenten-exporteurs en op basis van openbaar beschikbare informatie (19). Afhankelijk van het jaar wordt de binnenlandse prijs vastgesteld aan de hand van een prijsformule of door middel van indexatie. Het Russische ministerie van Economische Ontwikkeling publiceert de index regelmatig in een prognose van de sociaaleconomische ontwikkelingen (20). De gasprijsformule berekent de juiste binnenlandse gasprijs door de uitvoerbelasting, de internationale en de binnenlandse transportkosten en een zogeheten reductiecoëfficiënt in mindering te brengen op een internationale aardgasprijs. De Commissie oordeelde dat het effect van de dubbele prijsstelling kan worden toegeschreven aan de reductiecoëfficiënt, die losstaat van het effect van de uitvoerbelasting.

    (216)

    De Commissie heeft de aardgasprijs vergeleken met de prijs op de representatieve internationale markt. Bij het onderzoek werd bevestigd dat de binnenlandse aardgasprijs in Rusland aanzienlijk — meer dan twee keer — lager is dan de Waidhausprijs berekend zoals toegelicht in overwegingen 59 en 60.

    (217)

    Zoals uitgelegd in overweging 55, onder d), beschouwde de Commissie de Waidhausprijs als een geschikte referentie voor de representatieve internationale marktprijs bij de bepaling of de aardgasprijs op de binnenlandse markt in Rusland verstoord was.

    (218)

    Een van de medewerkende Russische producenten voerde aan dat aardgas geen grondstof is bij de productie van UAN en daarom geen voorwerp kan zijn voor analyse uit hoofde van artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening. Voorts beweerde de belanghebbende in kwestie dat de klacht niet uitwees dat de aardgaskosten hoger waren dan de drempel van 17 % van de totale productiekosten van UAN.

    (219)

    Zoals toegelicht in overweging 52 is aardgas goed voor meer dan 50 % van de productiekosten van het betrokken product. Het feit dat aardgas wordt gebruikt voor de productie van ammoniak, een van de eerste stappen in de productie van het betrokkekn product, zoals uitgelegd in overweging 60, doet niet af aan het feit dat aardgas een noodzakelijke grondstof is voor de productie van het betrokken product. Beide Russische UAN-producenten beschikken over volledig geïntegreerde chemische productie-installaties en profiteren voor het vervaardigen van het betrokken product derhalve van de geconstateerde verstoring van de aardgasmarkt. Het argument wordt daarom voorlopig afgewezen.

    (220)

    Rekening houdend met de beoordeling ervan zoals uitgelegd in de overwegingen 205 tot en met 215 kwam de Commissie tot de voorlopige conclusie dat aardgas voorwerp is van verstoringen in de zin van artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening.

    6.4.   Belang van de Unie uit hoofde van artikel 7, lid 2 ter, van de basisverordening

    (221)

    Nadat de Commissie had geconcludeerd dat er sprake was van grondstofmarktverstoringen in de zin van artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening in het geval van Rusland, onderzocht zij of zij duidelijk kon concluderen dat het in het belang van de Unie was om de hoogte van de voorlopige rechten te bepalen in overeenstemming met die bepaling. Bij de vaststelling van het belang van de Unie werd gekeken naar alle voor dit onderzoek relevante informatie, zoals de reservecapaciteit in het land van uitvoer, mededinging met betrekking tot grondstoffen en het effect op de toeleveringsketens van ondernemingen in de Unie overeenkomstig artikel 7, lid 2 ter, van de basisverordening. Met het oog op deze beoordeling heeft de Commissie specifieke vragen opgenomen in de vragenlijsten voor alle belanghebbenden. De klager en een aantal klagende producenten hebben antwoorden gegeven op deze vragen. Ook enkele andere belanghebbenden hebben gereageerd op deze vragen, maar de meeste antwoorden van deze belanghebbenden waren onvolledig.

    6.4.1.   Reservecapaciteit in het land van uitvoer

    (222)

    Wat UAN betreft, dit wordt, zoals opgemerkt in de overwegingen 141 en 143, gewoonlijk geproduceerd in geïntegreerde chemische productie-installaties. De reservecapaciteit is derhalve grotendeels afhankelijk van de opzet van de geïntegreerde installatie en van het klantenbestand van de producent. Elke onderneming probeert de winstgevendheid van de gehele installatie te maximaliseren en daarom is het moeilijk om de exacte reservecapaciteit te bepalen.

    (223)

    Gezien dit feit en de tijdens het onderzoek verzamelde informatie heeft de Commissie de reservecapaciteit in Rusland bepaald op tussen de 330 000 ton en 750 000 ton per jaar, oftewel tussen 7 % en 16 % van het UAN-verbruik in de Unie. Deze cijfers zijn bepaald aan de hand van gecontroleerde capaciteitsgegevens van de twee meewerkende Russische producenten-exporteurs met betrekking tot het merendeel van de productie in Rusland (daadwerkelijke reservecapaciteit, exclusief de additionele capaciteit) en van informatie die door de klagers was verstrekt (potentiële reservecapaciteit, met inachtneming van de additionele capaciteit).

    (224)

    De Russische UAN-markt (21) is relatief klein vergeleken met de Russische productiecapaciteit van UAN (22). Aangezien de productie veel groter is dan het binnenlands verbruik, is Rusland een netto-exporteur van UAN.

    (225)

    In 2017 voerde Rusland meer dan 100 000 ton UAN uit naar Oekraïne. Nadat Oekraïne in mei 2017 antidumpingmaatregelen had ingesteld ten aanzien van UAN van oorsprong uit Rusland, kwam deze uitvoer beschikbaar voor andere, interessantere markten, waaronder die van de Unie.

    (226)

    Rusland heeft een uitstekend uitvoerpotentieel. Zelfs wanneer de additionele capaciteit van de Russische producenten wordt aangemerkt als beperkt, valt niet te ontkennen dat de opwaartse trend van de hoeveelheden van de UAN-invoer in de Unie vanuit Rusland zoals weergegeven in tabel 2 zich na augustus 2018 heeft doorgezet (zie ook tabel 1 van de registratieverordening). Verder zij opgemerkt dat Eurochem op blz. 9 van zijn opmerkingen gedateerd 19 september 2018 voorzag dat de Russische UAN-uitvoer zou stijgen in 2018 en 2019.

    6.4.2.   Mededinging met betrekking tot de grondstoffen

    (227)

    Zoals aangegeven in overweging 54 is bij het onderzoek vastgesteld dat de gasprijzen in Rusland door de overheid worden gereguleerd aan de hand van federale wetten en dat zij niet normale marktomstandigheden weerspiegelen onder welke de prijzen met name worden vastgesteld op basis van de productiekosten en de winstverwachtingen.

    (228)

    Acron heeft een presentatie ingediend over de mededinging op de gasmarkt in Rusland (te weten over gasprijzen, winstgevendheid van gereguleerde en niet-gereguleerde prijzen en leveringsbronnen), die in 2016 door de Russische overheid buiten het kader van dit onderzoek is opgesteld. De Commissie was echter niet van mening dat deze presentatie, die aan de orde komt in de overwegingen 56 en 57, afbreuk doet aan de bevindingen van de bovenstaande overweging.

    (229)

    De regulering van de gasmarkt in Rusland levert Russische UAN-producenten een oneerlijk voordeel op, omdat zij kunnen profiteren van kunstmatig lage gasprijzen op de binnenlandse markt als gevolg van de binnenlandse regelgeving, die in de overwegingen 209 tot en met 217 is uiteengezet. Tegelijkertijd ondervinden producenten in de Unie negatieve gevolgen van de prijsdiscriminatie die door deze regels in Rusland wordt veroorzaakt: voor hetzelfde gas moeten zij aanzienlijk hogere prijzen betalen dan Russische producenten.

    (230)

    De Commissie verwacht dat deze situatie in de nabije toekomst niet zal veranderen (23).

    6.4.3.   Effect op de toeleveringsketens van ondernemingen in de Unie

    (231)

    Volgens de bevindingen van het onderzoek zijn de verwachte effecten op de toeleveringsketens beperkt. In feite verklaarden de meeste partijen, waaronder importeurs, dat de eindgebruikers van UAN, d.w.z. de landbouwers, als enigen de effecten van de prijsstijgingen als gevolg van maatregelen zouden voelen, aangezien er geen tussenpartijen in de toeleveringsketen zijn die rechten kunnen absorberen. UAN — een vloeibaar en tamelijk homogeen basisproduct — van verschillende oorsprong wordt vermengd in tanks en de meeste spelers in de toeleveringsketen kijken niet naar de oorsprong van het gekochte/gebruikte UAN. De verwachting is dat de leveringsketens derhalve over het algemeen geen significante veranderingen zullen ondergaan wanneer er maatregelen worden ingesteld. De producenten in de Unie zullen UAN blijven produceren en de invoer uit Rusland (en uit de andere onderzochte landen) zal naar alle waarschijnlijkheid worden voortgezet in het licht van de verwachte stijging van de UAN-vraag en het feit dat de producenten in de Unie slechts in beperkte mate kunnen overschakelen op een ander product.

    (232)

    Volgens de bevindingen van het onderzoek is er maar een klein effect op de landbouwers in de Unie als geheel. De Commissie heeft vastgesteld dat UAN een aandeel van minder dan 1 % in de totale landbouwkosten in de Unie heeft. Een eventuele uit maatregelen voortvloeiende prijsstijging zal naar alle waarschijnlijkheid dus geen significante gevolgen hebben voor de landbouwsector in de Unie als geheel.

    (233)

    Aangezien UAN als meststof in zeer uiteenlopende omstandigheden wordt gebruikt en gebruik ervan sterk verschilt per gewas, regio enz., heeft de Commissie afzonderlijk de gevolgen onderzocht voor in zachte tarwe (het belangrijkste gewas waarbij UAN wordt gebruikt) gespecialiseerde landbouwbedrijven in Frankrijk (het belangrijkste tarweproducerende land in de Unie) die UAN als enige bron van stikstofmest gebruiken.

    (234)

    In 2013 maakten alle kunstmeststoffen in dergelijke gespecialiseerde landbouwbedrijven 21,94 % van hun kosten uit (24). De Commissie schatte dat UAN in het teeltseizoen 2017/2018 maximaal 10 % van de totale productiekosten van deze bedrijven uitmaakte (25). Uitgaande van het hoogste ingestelde voorlopige antidumpingrecht zou dit neerkomen op een stijging van de productiekosten met maximaal 3 % (26), indien maatregelen van dezelfde omvang zouden worden doorgevoerd. Zodoende concludeerde de Commissie dat maatregelen zelfs voor deze landbouwbedrijven geen buitensporige gevolgen zouden hebben. Bovendien verbouwen veel landbouwbedrijven in de Unie (met inbegrip van Frankrijk) meerdere gewassen.

    6.4.4.   Conclusie

    (235)

    Nadat zij alle voor dit onderzoek relevante informatie had beoordeeld, kwam de Commissie tot de voorlopige conclusie dat het met betrekking tot Rusland in het belang van de Unie is om de hoogte van voorlopige rechten vast te stellen overeenkomstig artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening.

    (236)

    De Commissie stelde daarbij ten eerste vast dat de grondstoffenmarkt voor het betrokken product in Rusland verstoord was. Ten tweede was de Commissie van oordeel dat Rusland beschikt over een reservecapaciteit die kan worden gebruikt om de uitvoer naar de Unie op te schroeven. Bovendien oordeelde de Commissie dat Russische producenten vanwege de regulering van aardgas op de Russische markt een oneerlijk voordeel hebben ten opzichte van producenten in de Unie. Tot slot concludeerde de Commissie dat maatregelen niet negatief zouden uitpakken voor de toeleveringsketen in Europa. Meer in het bijzonder stelde de Commissie vast dat de maatregelen, ofschoon een beperkt aantal landbouwers in de Unie er mogelijk gevolgen van zou ondervinden, beperkte en over het algemeen niet-buitensporige effecten zouden sorteren. Tot slot was de Commissie van mening dat de UAN-invoer zou worden voortgezet en dat de levering derhalve niet zou worden verstoord door maatregelen. De invoer uit de betrokken landen — met een marktaandeel van meer dan 37 % in het onderzoektijdvak — zal naar alle waarschijnlijkheid worden voortgezet in het licht van de verwachte stijging van de UAN-vraag en het feit dat de producenten in de Unie slechts in beperkte mate kunnen overschakelen op een ander product. In elk geval kunnen de producenten in de Unie, die beschikken over reservecapaciteit, grote hoeveelheden UAN produceren.

    (237)

    Op basis van het voorgaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat met betrekking tot Rusland een lager recht dan de dumpingmarge niet toereikend zou zijn om de schade voor de bedrijfstak van de Unie weg te nemen. De producenten in de Unie wordt niet alleen schade berokkend door dumping, maar zij lijden ook onder bijkomende handelsverstoringen in vergelijking met de Russische producenten-exporteurs. Om de handel afdoende te beschermen, moet het niveau van de maatregelen ten aanzien van Rusland dan ook gelijk zijn aan de dumpingmarge als voorlopig vastgesteld.

    7.   BELANG VAN DE UNIE

    (238)

    Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of zij duidelijk kon concluderen dat het niet in het belang van de Unie was om in dit geval maatregelen vast te stellen met betrekking tot de invoer uit Rusland, Trinidad en Tobago en de VS, ondanks de vaststelling van schade veroorzakende dumping. De bepaling van het belang van de Unie werd gebaseerd op een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, importeurs, gebruikers en andere relevante marktdeelnemers.

    7.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

    (239)

    Er zijn 20 de Commissie bekende producenten van UAN in de Unie. De met het onderzoek meewerkende producenten in de Unie zijn goed voor 80 % van de productiehoeveelheden in de Unie. Twee ondernemingen of ondernemingsgroepen die goed zijn voor 30 % van de UAN-productie in de Unie, waren tegen het onderzoek gekant.

    (240)

    Het ontbreken van maatregelen zal naar alle waarschijnlijkheid aanzienlijke negatieve effecten hebben op de bedrijfstak van de Unie in termen van een verkoopdaling en verdere neerwaartse druk op de prijzen, waardoor de winstgevendheid en de investeringen zullen afnemen. Door de instelling van maatregelen zou de bedrijfstak van de Unie zijn potentieel kunnen benutten op een markt van de Unie met een gelijk speelveld, het verloren marktaandeel kunnen terugwinnen en de winstgevendheid kunnen verhogen tot een duurzaam geacht niveau.

    7.2.   Belang van de niet-verbonden importeurs

    (241)

    Drie niet-verbonden importeurs hebben geantwoord op de vragenlijst. Slechts twee hiervan waren bereid medewerking te blijven verlenen aan het onderzoek.

    (242)

    De UAN-activiteiten maakten een klein deel uit van de activiteiten van een van de twee meewerkende importeurs, die in feite een unie van coöperaties is die namens de leden ervan optreedt. De andere importeur, die sterker afhankelijk was van UAN, stemt zijn verkoopprijzen af op de ontwikkeling van de UAN-markt. De twee meewerkende importeurs bieden een breed scala aan diensten en/of producten aan en bedienen zich van meerdere leveringsbronnen.

    (243)

    De negatieve gevolgen die importeurs in de Unie ondervinden van maatregelen wegen niet op tegen de positieve gevolgen van die maatregelen voor de bedrijfstak van de Unie. Maatregelen zijn bedoeld om een gelijk speelveld te creëren waar alle belanghebbenden baat bij hebben. Voorts bieden importeurs over het algemeen een breed scala aan meststoffen en/of diensten aan en bedienen zij zich doorgaans van meerdere leveringsbronnen. De meeste belanghebbenden, waaronder de beide meewerkende importeurs, verklaarden dat de eindgebruikers van UAN, d.w.z. landbouwers, uiteindelijk degenen zouden zijn die de effecten van (eventuele) prijsstijgingen als gevolg van maatregelen zouden voelen.

    7.3.   Belang van de gebruikers

    (244)

    Elf belanghebbenden die de belangen van gebruikers vertegenwoordigen hebben op de vragenlijst gereageerd, zij het dat hun antwoorden maar weinig controleerbare gegevens bevatten.

    (245)

    Verenigingen die de belangen van de desbetreffende coöperaties en/of landbouwers vertegenwoordigen in de Unie (COPA-COGECA), Frankrijk (COOP de France), Ierland (Irish farmers association) en Finland (MTK) hebben aangegeven dat maatregelen negatief zouden uitpakken voor gebruikers van UAN, d.w.z. landbouwers. Een aanzienlijk aantal Franse coöperaties, verenigingen/groepen van coöperaties en inkoopcentrales die landbouwbenodigdheden, -grondstoffen enz. inkopen namens landbouwers, is ingegaan op de negatieve gevolgen die maatregelen kunnen hebben voor Franse landbouwers. Samenwerkende producenten-exporteurs, een aantal niet-verbonden importeurs en verschillende marktdeelnemers in Frankrijk en Spanje lieten vergelijkbare geluiden horen.

    (246)

    Een grote Franse tussenpersoon die actief is op het gebied van agro-foodproducten en meststoffen stelde dat antidumpingmaatregelen "licht zullen moeten worden".

    (247)

    Sommige belanghebbenden voerden aan dat er beperkte/geen vervangende producten zijn voor landbouwers (en/of andere marktdeelnemers), omdat in de Unie onvoldoende stikstofmeststoffen wordt geproduceerd. In het dossier wijst echter niets op een tekort aan stikstofmeststoffen in de Unie; er zijn talrijke bronnen voor levering van stikstofmeststoffen in het algemeen, zoals calciumammoniumnitraat, ammoniumnitraat of ureum.

    (248)

    Sommige opmerkingen betroffen de hoogte van de UAN-kosten voor landbouwbedrijven (hoewel de berekening aanzienlijk verschilde per belanghebbende) en/of wezen erop dat landbouwers het om verschillende redenen al jaren zwaar hebben (bv. door de slechte oogst in 2016, lage verkoopprijzen, slechte weersomstandigheden of sterke concurrentie) en dat er banen op het spel staan. Volgens deze belanghebbenden kunnen antidumpingmaatregelen sommige landbouwers ertoe dwingen om te stoppen met de productie en/of leiden tot verder verval van een bedrijfstak die de kosten niet kan doorberekenen en concurrerend moet blijven op een gemondialiseerde markt. Volgens sommige belanghebbenden is sprake van een wisselwerking tussen antidumpingmaatregelen en het gemeenschappelijk landbouwbeleid ("GLB") en zal het GLB niet langer toereikend zijn om het inkomen en het concurrentievermogen van landbouwbedrijven te garanderen.

    (249)

    De Commissie heeft deze argumenten van de hand gewezen. Zij erkent weliswaar dat het effect zou kunnen verschillen naar gelang van het type landbouwbedrijf of de landbouwpraktijk, maar de Commissie is tot de bevinding gekomen dat UAN minder dan ongeveer 1 % van de totale landbouwkosten in de Unie vertegenwoordigt. Een eventuele uit maatregelen voortvloeiende prijsstijging zal dus geen significante gevolgen hebben voor de landbouwsector in de Unie als geheel.

    (250)

    Aangezien UAN als meststof in zeer uiteenlopende omstandigheden wordt gebruikt en dat gebruik sterk verschilt per gewas, regio enz., heeft de Commissie de potentiële gevolgen van maatregelen onderzocht voor in zachte tarwe (het belangrijkste gewas waarbij UAN wordt gebruikt) gespecialiseerde landbouwbedrijven in Frankrijk (het belangrijkste tarweproducerende land in de Unie) die UAN als enige bron van stikstofmest gebruiken.

    (251)

    In 2013 was UAN in dergelijke gespecialiseerde bedrijven goed voor 15,4 % van hun kosten (27). De Commissie schatte dat UAN in het teeltseizoen 2017/2018 maximaal 10 % van de totale productiekosten van deze bedrijven uitmaakte (28). Uitgaande van instelling van het hoogste voorlopige antidumpingrecht zou dit neerkomen op een stijging van de productiekosten met maximaal 3 % (29), indien maatregelen van dezelfde omvang zouden worden doorgevoerd. Een prijsstijging als gevolg van eventuele ingestelde maatregelen zou derhalve geen buitensporig hoge effecten hebben op landbouwbedrijven uitgaande van het "worst case scenario", gelet op onder meer de instrumenten waarover landbouwers beschikken om UAN in te kopen tegen redelijke prijzen (bv. door gezamenlijk in te kopen via inkoopcentrales of een verzekering af te sluiten die de marges dekt). Voorts verbouwen veel landbouwbedrijven in de Unie verschillende gewassen.

    (252)

    Ten aanzien van de bewering over de gevolgen voor de werkgelegenheid bij landbouwbedrijven wordt opgemerkt dat de landbouw in de Unie al jaren steeds technologie-intensiever wordt en nog zal worden, waarbij het aantal banen is gedaald en naar verwachting nog verder zal dalen (30). Het effect van de antidumpingmaatregelen zal naar verwachting beperkt zijn in vergelijking met deze trends.

    (253)

    Ondanks de bovenstaande voorlopige bevindingen moedigt de Commissie de belanghebbenden die nog geen opmerkingen hebben gemaakt, aan om opmerkingen te maken over de belangen van de gebruikers. Deze opmerkingen en alle andere elementen die belanghebbenden na de voorlopige maatregelen binnen de gegeven termijnen onder de aandacht van de Commissie brengen, zullen in de definitieve fase zorgvuldig worden onderzocht.

    7.4.   Andere factoren

    (254)

    In dit punt worden andere opmerkingen geïnventariseerd die door meerdere belanghebbenden zijn ingediend. Deze belanghebbenden omvatten producenten-exporteurs, importeurs, verenigingen die desbetreffende coöperaties vertegenwoordigen en/of landbouwers in de Unie, Frankrijk en Ierland, Franse coöperaties, verenigingen/groepen van coöperaties en inkoopcentrales die landbouwbenodigdheden, -grondstoffen enz. inkopen namens landbouwers en verschillende marktdeelnemers in Frankrijk, Spanje en het centrale deel van de Unie.

    (255)

    Sommige belanghebbenden verzetten zich tegen maatregelen op grond dat invoer noodzakelijk is, er niet genoeg UAN wordt geproduceerd in de Unie, de kloof tussen vraag en aanbod toeneemt en UAN-producenten in de Unie de voorkeur geven aan andere producten met toegevoegde waarde. De Commissie heeft deze argumenten van de hand gewezen. Over het geheel genomen zijn er genoeg leveringsbronnen voor UAN. De beperkte productie van UAN in de Unie, de stijging van de vraag naar UAN in de Unie en het verdwijnen van een aantal traditionele leveringsbronnen van UAN in de Unie (zo is een onderneming die voorheen UAN produceerde in Frankrijk volledig overgestapt op andere meststoffen) vormen geen rechtvaardiging voor dumpingpraktijken. Het onderzoek liet zien welke voordelen de instandhouding van verschillende leveringsbronnen in de Unie (31), waaronder lokale UAN-producenten, heeft ten opzichte van een grotere afhankelijkheid van derde landen wat betreft UAN, die gepaard gaat met oneerlijke handelspraktijken en/of verstoringen van de grondstoffenmarkt en/of een grotere koolstofvoetafdruk (32). Het onderzoek heeft ook uitgewezen dat de UAN-producenten in de Unie de capaciteit/mogelijkheid hebben om de UAN-productie op te schroeven wanneer sprake is van een gelijk speelveld.

    (256)

    Sommige belanghebbenden voerden aan dat maatregelen zullen leiden tot een verminderd gebruik van UAN, een meststof die minder schadelijk is voor het milieu dan andere meststoffen, wat van belang is voor het beleid inzake milieubescherming. De Commissie heeft dit punt van de hand gewezen. UAN levert weliswaar verschillende agronomische voordelen op, maar is niet milieuneutraal en leidt in principe tot een hogere ammoniakvervluchting dan meststoffen op basis van nitraat.

    (257)

    Sommige belanghebbenden beweerden dat andere marktdeelnemers eronder zullen lijden, dat de werkgelegenheid bij UAN-producenten in de Unie lager is dan in andere bedrijfstakken, dat de voedselzekerheid op het spel staat (aangezien landbouwers als gevolg van de maatregelen minder UAN zullen gebruiken, waardoor het rendement en dus de oogsten zullen afnemen) en dat alle meststoffen op basis van stikstof duurder zullen worden (zodat de normale kloof tussen de verschillende soorten meststoffen in stand blijft). De Commissie heeft deze argumenten van de hand gewezen. Het ontbreekt aan betrouwbare schattingen van het aantal UAN-gerelateerde banen bij desbetreffende marktdeelnemers, terwijl er volgens gecontroleerde cijfers meer dan 1 000 UAN-gerelateerde banen zijn bij de producenten in de Unie. Zes belanghebbenden die de belangen van verschillende marktdeelnemers vertegenwoordigen hebben antwoorden op de vragenlijst ingediend, zij het dat hun antwoorden weinig controleerbare gegevens bevatten. Wat de voedselzekerheid betreft beogen de maatregelen een gelijk speelveld te creëren waar alle belanghebbenden baat bij kunnen hebben. Niets in het dossier wijst erop dat een eventuele prijsstijging van UAN een significant effect zal hebben op de prijzen van andere meststoffen.

    7.5.   Conclusie inzake het belang van de Unie

    (258)

    Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de voorlopige conclusie gekomen dat er geen dwingende redenen zijn om te besluiten dat het niet in het belang van de Unie zou zijn om in dit stadium van het onderzoek maatregelen in te stellen op de invoer van UAN van oorsprong uit de betrokken landen.

    8.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

    (259)

    Gelet op de conclusies van de Commissie inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie moeten voorlopige maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping.

    (260)

    Er moeten voorlopige antidumpingmaatregelen worden ingesteld ten aanzien van de invoer van mengsels van ureum en ammoniumnitraat opgelost in water of ammoniakwater, van oorsprong uit Trinidad en Tobago en de Verenigde Staten van Amerika, in overeenstemming met de regel van het laagste recht van artikel 7, lid 2, van de basisverordening. De Commissie heeft de schademarges en de dumpingmarges vergeleken (overweging 208). Het bedrag van de rechten werd vastgesteld op het niveau van de dumpingmarge, of van de schademarge indien deze lager is.

    (261)

    Er moeten voorlopige antidumpingmaatregelen worden ingesteld ten aanzien van de invoer van mengsels van ureum en ammoniumnitraat opgelost in water of ammoniakwater, van oorsprong uit Rusland, overeenkomstig artikel 7, lid 2 ter, van de basisverordening. De Commissie heeft beoordeeld of een recht lager dan de dumpingmarge toereikend zou zijn om de schade weg te nemen. Nadat zij verstoringen van de grondstoffenmarkt in verband met het betrokken product had vastgesteld in de zin van artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening, onder meer in de vorm van een uitvoerbelasting van 30 %, concludeerde de Commissie dat het in het belang van de Unie was, als bedoeld in artikel 7, lid 2 ter, van de basisverordening, om de hoogte van de rechten vast te stellen op het niveau van de dumpingmarge, aangezien een lager recht dan de dumpingmarge niet toereikend zou zijn om de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade tegen te gaan.

    (262)

    Gelet op het voorgaande moeten de voorlopige antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, worden vastgesteld als volgt:

    Land

    Onderneming

    Dumpingmarge (%)

    Schademarge (%)

    Voorlopig antidumpingrecht

    Rusland

    PJSC Acron

    31,9

    31,9

    31,9

    Rusland

    Novomoskovsky Azot JSC

    34,0

    34,0

    34,0

    Rusland

    Nevinnomyssky Azot JSC

    34,0

    34,0

    34,0

    Rusland

    Alle andere ondernemingen

    34,0

    34,0

    34,0

    Trinidad en Tobago

    Methanol Holdings (Trinidad) Limited

    55,9

    16,3

    16,3

    Trinidad en Tobago

    Alle andere ondernemingen

    55,9

    16,3

    16,3

    Verenigde Staten van Amerika

    CF Industries Holdings, Inc.

    37,3

    22,6

    22,6

    Verenigde Staten van Amerika

    Alle andere ondernemingen

    37,3

    22,6

    22,6

    (263)

    De bij deze verordening voor de afzonderlijke ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen dan ook de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd. Deze rechten zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de betrokken landen en geproduceerd door de genoemde juridische entiteiten. Op de invoer van het betrokken product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die aan de specifiek genoemde ondernemingen zijn verbonden, is het recht van toepassing dat voor "alle andere ondernemingen" geldt. Deze invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten.

    (264)

    Een onderneming die haar naam wijzigt, kan verzoeken om toepassing van deze individuele antidumpingrechten. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (33). Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten waarmee kan worden aangetoond dat de wijziging niet van invloed is op het recht van de onderneming om gebruik te maken van het recht dat op haar van toepassing is. Indien de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op het individuele recht dat op haar van toepassing is, wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie een bericht over de naamswijziging bekendgemaakt.

    (265)

    Om het gevaar van ontwijking als gevolg van het grote verschil in rechten zoveel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De ondernemingen met individuele antidumpingrechten moeten een geldige handelsfactuur overleggen aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. De factuur moet voldoen aan de voorschriften van artikel 1, lid 3, van deze verordening. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het antidumpingrecht dat van toepassing is op "alle andere ondernemingen".

    (266)

    Om een goede toepassing van de antidumpingrechten te garanderen, moet het voor alle andere ondernemingen vastgestelde antidumpingrecht niet alleen gelden voor de niet-meewerkende producenten-exporteurs in dit onderzoek, maar ook voor de producenten die in het onderzoektijdvak geen producten naar de Unie hebben uitgevoerd.

    9.   REGISTRATIE

    (267)

    Zoals vermeld in punt 1.2, heeft de Commissie de invoer van mengsels van ureum en ammoniumnitraat opgelost in water of ammoniakwater onderworpen aan registratie. De registratie vond plaats om het mogelijk te maken met terugwerkende kracht rechten te innen overeenkomstig artikel 10, lid 4, van de basisverordening.

    (268)

    In het licht van de voorlopige bevindingen moet de registratie van de invoer worden gestaakt/beëindigd.

    (269)

    In dit stadium van de procedure is geen besluit genomen over een mogelijke toepassing met terugwerkende kracht van antidumpingmaatregelen. Een dergelijk besluit zal in de definitieve fase worden genomen.

    10.   INFORMATIE OVER VOORLOPIGE MAATREGELEN

    (270)

    Overeenkomstig artikel 19 bis van de basisverordening heeft de Commissie de belanghebbenden op de hoogte gesteld van de voorgenomen instelling van voorlopige rechten. Deze informatie is ook gedeeld met het grote publiek op de website van DG TRADE. Belanghebbenden kregen drie werkdagen de tijd om opmerkingen in te dienen over de juistheid van de berekeningen die specifiek aan hen zijn medegedeeld.

    (271)

    Er werden opmerkingen ontvangen van Fertilizers Europe en de vier producenten-exporteurs. De Commissie heeft rekening gehouden met de opmerkingen die werden geacht verschrijvingen te betreffen en de marges dienovereenkomstig gecorrigeerd.

    11.   SLOTBEPALINGEN

    (272)

    Met het oog op een behoorlijk bestuur nodigt de Commissie de belanghebbenden uit binnen 15 dagen schriftelijk te reageren en/of binnen 5 dagen een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

    (273)

    De bevindingen betreffende de instelling van voorlopige rechten zijn voorlopig en kunnen in het definitieve stadium van het onderzoek worden gewijzigd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van mengsels van ureum en ammoniumnitraat opgelost in water of ammoniakwater, momenteel ingedeeld onder GN-code 3102 80 00 en van oorsprong uit Rusland, Trinidad en Tobago en de Verenigde Staten van Amerika.

    2.   Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde product is als volgt:

    Land

    Onderneming

    Voorlopig antidumpingrecht (%)

    Aanvullende Taric-code

    Rusland

    PJSC Acron

    31,9

    C500

    Rusland

    Novomoskovsky Azot JSC

    34,0

    C501

    Rusland

    Nevinnomyssky Azot JSC

    34,0

    C504

    Rusland

    Alle andere ondernemingen

    34,0

    C999

    Trinidad en Tobago

    Methanol Holdings (Trinidad) Limited

    16,3

    C502

    Trinidad en Tobago

    Alle andere ondernemingen

    16,3

    C999

    Verenigde Staten van Amerika

    CF Industries Holdings, Inc.

    22,6

    C503

    Verenigde Staten van Amerika

    Alle andere ondernemingen

    22,6

    C999

    3.   De individuele rechten die zijn vastgesteld voor de in lid 2 vermelde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die luidt als volgt: "Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheden) (betrokken product) die naar de Europese Unie worden uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, zijn vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in [betrokken land]. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is." Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor "alle andere ondernemingen" geldt.

    4.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.

    5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

    Artikel 2

    1.   Belanghebbenden moeten hun schriftelijke opmerkingen inzake deze verordening binnen 15 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie indienen.

    2.   Belanghebbenden moeten om een hoorzitting bij de Commissie verzoeken binnen vijf kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

    3.   Belanghebbenden moeten om een hoorzitting bij de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures verzoeken binnen vijf kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening. De raadadviseur-auditeur beoordeelt buiten deze termijn ingediende verzoeken en kan in voorkomend geval besluiten die verzoeken te aanvaarden.

    Artikel 3

    1.   De douaneautoriteiten wordt opgedragen de bij artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/455 van de Commissie van 20 maart 2019 (34) ("de registratieverordening") ingestelde registratie van de invoer te beëindigen.

    2.   Gegevens die zijn verzameld met betrekking tot producten die ten hoogste drie weken vóór de datum van de inwerkingtreding van deze verordening ten gebruike in de Unie zijn aangegeven, dienen te worden bewaard tot eventuele definitieve maatregelen in werking treden of tot deze procedure is beëindigd.

    Artikel 4

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 1 is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 10 april 2019.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Jean-Claude JUNCKER


    (1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

    (2)  Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van mengsels van ureum en ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland, Trinidad en Tobago en de Verenigde Staten van Amerika (PB C 284 van 13.8.2018, blz. 9).

    (3)  PB L 79 van 21.3.2019, blz. 9.

    (4)  Op basis van de oorspronkelijke kostenberekeningen van de Russische ondernemingen vóór de "gasprijscorrectie".

    (5)  Artikelen 11 en 14 van resolutie nr. 1021 van de regering van 29 december 2000.

    (6)  Op 22 oktober 2018 door Acron ingediend document. Dit is de bijgewerkte versie van de presentatie die de Russische overheid had opgesteld voor het Amerikaanse antisubsidieonderzoek inzake koudgewalste platte staalproducten van oorsprong uit de Russische Federatie.

    (7)  In de praktijk zijn dit alle gaspijpleidingen in Rusland, met uitzondering van een aantal korte lokale verbindingen tussen fabrieken en de hoofdpijpleiding.

    (8)  Zie het gecontroleerde jaarverslag van 2017 van Novatek, blz. 71; openbaar bewijsstuk C-9-2, bijlage O, van de antwoorden van Eurochem op de vragenlijst (NAK).

    (9)  Arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 7 februari 2013, EuroChem Mineral and Chemical Company OAO (EuroChem MCC)/Raad van de Europese Unie; T-84/07, ECLI:EU:T:2013:64, en arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 7 februari 2013, Acron OAO/Raad van de Europese Unie, T-118/10, ECLI:EU:T:2013:67.

    (10)  Zie BP Statistical Review of World Energy 2018.

    (11)  Panelverslag, Ukraine – Anti-dumping measures on Ammonium Nitrate, WT/DS493/R, punt 7.85.

    (12)  Arrest van het Gerecht (Achtste Kamer) van 7 februari 2013 — EuroChem Mineral and Chemical Company OAO (EuroChem MCC)/Raad van de Europese Unie, T118/10, ECLI:EU:T:2013:67; arrest van het Gerecht (Achtste Kamer) van 7 februari 2013 — Acron OAO/Raad van de Europese Unie, T-84/07, ECLI:EU:T:2013:64.

    (13)  Het exacte cijfer wordt niet verstrekt omdat dit bedrijfsspecifieke gegevens betreft.

    (14)  Zie ook panelverslag EU — Footwear (WT/DS405/R), punt 7.403.

    (15)  Zie bv. dia 8 uit de presentatie van Yara van 11 september 2018: https://www.yara.com/siteassets/investors/057-reports-and-presentations/conferencesrs/2018/2018-09-11-yar-handelsbanken-presentation.pdf/

    (16)  BP Statistical Review of World Energy 2018;

    Russian Oil and Gas Sector Regulatory Regime: Legislative Overview (King and Spalding 2017).

    (17)  Prognose van de sociaaleconomische ontwikkelingen 2016-2036 (ministerie van Economische Ontwikkeling van de Russische Federatie).

    (18)  Besluit van de regering van de Russische Federatie nr. 754 van 30 augustus 2013 tot goedkeuring van de tarieven van de douanerechten voor de uitvoer van goederen van de Russische Federatie naar andere staten dan die welke partij zijn bij de overeenkomsten betreffende de douane-unie.

    (19)  In het jaarverslag 2017 noemde Novatek (een onafhankelijke aardgasproducent en -leverancier) de prijsregulering als een risico in haar risicobeheersingsoverwegingen en stelde zij dat "[Novatek als] onafhankelijke aardgasproducent [niet is] onderworpen aan de regulering van de aardgasprijzen door de overheid. Niettemin worden de prijzen van de onderneming sterk beïnvloed door de prijzen die door een federale instantie worden vastgesteld.".

    (20)  Beschikbaar op: http://economy.gov.ru/minec/activity/sections/macro/prognoz/ (voor het laatst bekeken op 4 maart 2019).

    (21)  Bladzijde 9 van de openbare versie van de klacht bevat een grafiek met de titel "Wereldmarkt UAN 2015". De Russische UAN-markt maakt slechts een fractie uit van de categorie "overige" (1 705 000 ton).

    (22)  3 280 000 ton in 2018 volgens blz. 94 van de niet-vertrouwelijke versie van de klacht.

    (23)  Zo wordt op blz. 45 van het directieverslag 2018 van Grupa Azoty Zaklady Azotowe Pulawy S. verwacht dat de aardgasprijzen in de Unie tot 2020 tamelijk stabiel zullen blijven. Dit verslag is beschikbaar in de niet-vertrouwelijke versie van het dossier (t18.010219).

    (24)  Volgens het verslag "EU Cereal farms report base on 2013 FADN data", DG AGRI, blz. 44, bedroeg de prijs van meststoffen (alle soorten) 286 EUR/ha in een landbouwbedrijf gespecialiseerd in zachte tarwe in Frankrijk (2013). 21,94 % is het resultaat van de deling van 286 EUR door de som van de operationele kosten (1 003 EUR/ha) en de afschrijving (298 EUR/ha).

    (25)  Volgens het verslag "EU Cereal farms report base on 2013 FADN data", DG AGRI, blz. 44, bedroeg de prijs van meststoffen (alle soorten) 286 EUR/ha in een landbouwbedrijf gespecialiseerd in zachte tarwe in Frankrijk (2013). Zodoende werd aangenomen dat UAN op een dergelijk landbouwbedrijf tot 200 EUR/ha zou kosten (70 % van 286 EUR/ha, aangezien stikstofmeststoffen 70 % uitmaken van het totale meststoffengebruik in de EU), oftewel 13 % van de totale productiekosten in 2013. Dit percentage is na 2013 gedaald. Gelet op de sinds 2013 dalende prijs van stikstofmeststoffen in Frankrijk, zoals vermeld in "Agreste Bilan conjoncturel 2017 — Décembre 2017" (zie: http://agreste.agriculture.gouv.fr/conjoncture/bilans-annuels-conjoncturels/), kan redelijkerwijs worden aangenomen dat UAN in het teeltseizoen 2017/2018 maximaal 10 % van de totale productiekosten uitmaakte in een in zachte tarwe gespecialiseerd landbouwbedrijf in Frankrijk dat UAN als enige bron van stikstofmeststoffen gebruikte.

    (26)  Dit percentage zou 5 % bedragen indien berekend met de gegevens in voetnoot 24.

    (27)  Volgens het verslag "EU Cereal farms report base on 2013 FADN data", DG AGRI, blz. 44, bedroeg de prijs van meststoffen (alle soorten) 286 EUR/ha in een landbouwbedrijf gespecialiseerd in zachte tarwe in Frankrijk (2013). 15,4 % is het resultaat van de deling van 286 EUR door de som van de operationele kosten (1 003 EUR/ha) en de afschrijving (298 EUR/ha).

    (28)  Volgens het verslag "EU Cereal farms report base on 2013 FADN data", DG AGRI, blz. 44, bedroeg de prijs van meststoffen (alle soorten) 286 EUR/ha in een landbouwbedrijf gespecialiseerd in zachte tarwe in Frankrijk (2013). Zodoende werd aangenomen dat UAN op een dergelijk landbouwbedrijf tot 200 EUR/ha zou kosten (70 % van 286 EUR/ha, aangezien stikstofmeststoffen 70 % uitmaken van het totale meststoffengebruik in de EU), oftewel 13 % van de totale productiekosten in 2013. Dit percentage is na 2013 gedaald. Gelet op de sinds 2013 dalende prijs van stikstofmeststoffen in Frankrijk, zoals vermeld in "Agreste Bilan conjoncturel 2017 — Décembre 2017" (zie: http://agreste.agriculture.gouv.fr/conjoncture/bilans-annuels-conjoncturels/), kan redelijkerwijs worden aangenomen dat UAN in het teeltseizoen 2017/2018 maximaal 10 % van de totale productiekosten uitmaakte in een in zachte tarwe gespecialiseerd landbouwbedrijf in Frankrijk dat UAN als enige bron van stikstofmeststoffen gebruikte.

    (29)  Dit percentage zou 5 % bedragen indien berekend met de gegevens in voetnoot 23.

    (30)  "EU Agricultural Outlook for the Agricultural markets and Income 2017-2030", Europese Commissie, 2017, blz. 68 e.a.

    (31)  De Ierse vereniging van landbouwers erkent dat Ierse landbouwers een van de hoogste prijzen ter wereld betalen voor hun meststoffen (t18.010593). De klager legt een verband met het feit dat de lokale meststoffenproducent jaren geleden is verdwenen (t18.011682).

    (32)  De koolstofvoetafdruk van ammoniumnitraat bedraagt 1,1 ton CO2-equivalent per ton product in de EU, 2,3 in de VS en 2,6 in Rusland. Bron: "Growing together", Fertilizers Europe, 2018.

    (33)  Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, directoraat H, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.

    (34)  PB L 79 van 21.3.2019, blz. 9.


    Top