This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32006R1923
Regulation (EC) No 1923/2006 of the European Parliament and of the Council of 18 December 2006 amending Regulation (EC) No 999/2001 laying down rules for the prevention, control and eradication of certain transmissible spongiform encephalopathies (Text with EEA relevance)
Verordening (EG) nr. 1923/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EG) nr. 1923/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (Voor de EER relevante tekst)
PB L 404 van 30.12.2006, p. 1–8
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(BG, RO, HR)
In force
30.12.2006 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 404/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1923/2006 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 18 december 2006
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 152, lid 4, onder b),
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio's,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 999/2001 (3) beoogt één juridisch kader te bieden voor overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) in de Gemeenschap. |
(2) |
Bij Verordening (EG) nr. 932/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 wat betreft de verlenging van de geldigheidsduur van overgangsmaatregelen (4) is de geldigheidsduur van overgangsmaatregelen vastgesteld krachtens Verordening (EG) nr. 999/2001 verlengd tot uiterlijk 1 juli 2007. |
(3) |
Op de algemene vergadering van de Wereldorganisatie voor de Gezondheid van Dieren van mei 2003 is een resolutie goedgekeurd om de bestaande internationale criteria voor het indelen van landen naar BSE-risico (boviene spongiforme encefalopathie) te vereenvoudigen. In mei 2005 werd een voorstel hieromtrent door de algemene vergadering goedgekeurd. De artikelen van Verordening (EG) nr. 999/2001 dienen te worden aangepast aan het nieuwe internationaal overeengekomen systeem voor de indeling in categorieën. |
(4) |
Bijlage X bij Verordening (EG) nr. 999/2001 moet in verband met nieuwe ontwikkelingen op het gebied van bemonstering en analyses ingrijpend gewijzigd worden. Daarom moeten er enkele technische wijzigingen worden aangebracht in de huidige definitie van „snelle tests” in Verordening (EG) nr. 999/2001, zodat de structuur van die bijlage later gemakkelijker gewijzigd kan worden. |
(5) |
Ten behoeve van de duidelijkheid van de gemeenschapswetgeving moet worden gepreciseerd dat de definitie van „separatorvlees” die in andere communautaire wetgeving op het gebied van de voedselveiligheid wordt gehanteerd ook dient te gelden voor Verordening (EG) nr. 999/2001 in de context van TSE-uitroeiingsmaatregelen. |
(6) |
In Verordening (EG) nr. 999/2001 is een toezichtprogramma voor BSE en scrapie vastgesteld. In zijn advies van 6 en 7 maart 2003 heeft de Wetenschappelijke Stuurgroep aanbevolen een toezichtprogramma voor TSE's onder hertachtigen in te voeren. Daarom moet het systeem van toezicht van die verordening worden uitgebreid tot andere TSE's en moet de mogelijkheid worden geschapen om in een later stadium nadere maatregelen vast te stellen om dat systeem toe te passen. |
(7) |
Er is bij wijze van overgangsmaatregel bij Beschikking 2003/100/EG van de Commissie van 13 februari 2003 tot vaststelling van minimumeisen voor fokprogramma's ter verkrijging van resistentie tegen overdraagbare spongiforme encefalopathieën bij schapen (5) een geharmoniseerd fokprogramma ingevoerd om schapen te selecteren op resistentie tegen TSE's. Verordening (EG) nr. 999/2001 moet worden gewijzigd om dat programma een permanente rechtsgrond te geven en om de mogelijkheid te bieden dergelijke programma's te wijzigen om rekening te houden met de geëvalueerde wetenschappelijke resultaten en de algehele gevolgen van de tenuitvoerlegging ervan. |
(8) |
Verordening (EG) nr. 999/2001 verbiedt het vervoederen van bepaalde dierlijke eiwitten aan bepaalde dieren en voorziet in afwijkingen van dat verbod. Nieuwe ontwikkelingen betreffende voederverboden kunnen ertoe leiden dat bijlage IV bij die verordening gewijzigd moet worden. In de formulering van het desbetreffende artikel moeten bepaalde technische wijzigingen worden aangebracht zodat het in een later stadium wijzigen van de structuur van die bijlage gemakkelijker wordt. |
(9) |
Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (6) bevat voorschriften voor de verwijdering van gespecificeerd risicomateriaal en met een TSE besmette dieren. Er zijn inmiddels ook voorschriften vastgesteld voor de doorvoer van producten van dierlijke oorsprong door de Gemeenschap. Daarom moeten met het oog op de consistentie van de communautaire wetgeving de bestaande voorschriften van Verordening (EG) nr. 999/2001 inzake de verwijdering van materiaal en dieren als hierboven bedoeld worden vervangen door een verwijzing naar Verordening (EG) nr. 1774/2002 en moet de verwijzing naar de voorschriften inzake doorvoer in Verordening (EG) nr. 999/2001 worden geschrapt. |
(10) |
In verband met nieuwe ontwikkelingen op het gebied van gespecificeerd risicomateriaal zal ook bijlage V bij Verordening (EG) nr. 999/2001 ingrijpend gewijzigd moeten worden. In de formulering van de desbetreffende bepalingen van die verordening moeten bepaalde technische wijzigingen worden aangebracht zodat het in een later stadium wijzigen van de structuur van die bijlage gemakkelijker wordt. |
(11) |
Bedwelming door injectie van gas in de schedelholte is in de Gemeenschap weliswaar verboden, maar ook na het bedwelmen kan gasinjectie plaatsvinden. Daarom moeten de bepalingen betreffende slachtmethoden in Verordening (EG) nr. 999/2001 worden herzien zodat het injecteren van gas in de schedelholte na bedwelming wordt verboden. |
(12) |
Verordening (EG) nr. 1915/2003 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EG) nr. 999/2001 (7) bevat nieuwe bepalingen betreffende de uitroeiing van scrapie bij schapen en geiten. Daarom moet worden verboden dat schapen en geiten worden vervoerd vanaf bedrijven waar een officieel vermoeden van scrapie bestaat. |
(13) |
Op grond van de ontwikkelingen in de wetenschappelijke kennis moet in Verordening (EG) nr. 999/2001 de mogelijkheid worden geschapen om de voorschriften voor het in de handel brengen en de uitvoer van runderen, schapen en geiten en van sperma, embryo's en eicellen van die dieren ook op andere diersoorten toe te passen. |
(14) |
In zijn advies 26 juni 1998 heeft de Wetenschappelijke Stuurgroep aangegeven dat er bepaalde beperkingen in acht moeten worden genomen wat betreft de grondstoffen die bij de bereiding van dicalciumfosfaat worden gebruikt. Daarom moet dicalciumfosfaat worden geschrapt van de lijst van producten waarvoor Verordening (EG) nr. 999/2001 geen beperkingen ten aanzien van het in de handel brengen vastlegt. Er moet verduidelijkt worden dat er geen beperkingen gelden voor melk en zuivelproducten. |
(15) |
Niettegenstaande de mogelijkheid om vrijwaringsmaatregelen te treffen moet Verordening (EG) nr. 999/2001 het mogelijk maken om naar aanleiding van de ontwikkelingen in de wetenschappelijke kennis en de risico-indeling volgens de comitéprocedure specifiekere voorschriften vast te stellen voor het in de handel brengen en de uitvoer van producten van dierlijke oorsprong uit lidstaten of derde landen met een gecontroleerd of onbepaald TSE-risico. |
(16) |
De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (8). |
(17) |
De Commissie dient met name te worden gemachtigd de besluiten te nemen tot goedkeuring van de snelle tests, aanpassing van de leeftijd van de dieren, tot invoering van het tolerantieniveau, om het voederen van jonge dieren van herkauwende soorten met van vis afkomstige eiwitten toe te staan; om regels vast te stellen om vrijstelling te verlenen van de verplichting om gespecificeerd risicomateriaal te verwijderen en te vernietigen; om criteria vast te stellen om verbetering van de epidemiologische situatie aan te tonen, alsmede criteria om vrijstelling te verlenen van bepaalde beperkingen en productieprocessen. Aangezien die maatregelen een algemene strekking hebben en bedoeld zijn om niet-essentiële onderdelen van Verordening (EG) nr. 999/2001 te wijzigen en/of die verordening aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, dienen zij te worden vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG. |
(18) |
Verordening (EG) nr. 999/2001 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
de volgende overweging wordt ingevoegd:
|
2) |
de volgende overwegingen worden ingevoegd:
|
3) |
artikel 3, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 6 bis Fokprogramma's 1. Elke lidstaat kan een fokprogramma invoeren om te selecteren op resistentie tegen TSE's in zijn schapenpopulatie. Die programma's omvatten een regeling voor de erkenning van de TSE-resistente status van bepaalde koppels en kunnen tot andere diersoorten worden uitgebreid op grond van wetenschappelijke gegevens waaruit blijkt dat bepaalde genotypes van die diersoorten resistent zijn tegen TSE's. 2. Nadere voorschriften voor de in lid 1 bedoelde programma's worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 24, lid 2. 3. De lidstaten die fokprogramma's invoeren, dienen bij de Commissie regelmatig verslagen in, zodat de programma's wetenschappelijk kunnen worden beoordeeld, met name op de gevolgen ervan voor de frequentie van TSE, maar ook op de genetische diversiteit en variabiliteit en de instandhouding van oude, zeldzame of regionaal aangepaste schapenrassen. De wetenschappelijke resultaten en de algehele gevolgen van de fokprogramma's worden regelmatig geëvalueerd, en zo nodig worden die programma's dienovereenkomstig gewijzigd.”; |
7) |
artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
in artikel 8 worden de leden 1 tot en met 5 vervangen door: „1. Gespecificeerd risicomateriaal wordt verwijderd overeenkomstig bijlage V bij deze verordening en Verordening (EG) nr. 1774/2002. Het wordt niet in de Gemeenschap ingevoerd. De lijst van gespecificeerd risicomateriaal als bedoeld in bijlage V omvat tenminste de hersenen, het ruggenmerg, de ogen en de amandelen van runderen van meer dan 12 maanden oud en de wervelkolom van runderen boven een leeftijd die overeenkomstig de procedure van artikel 24, lid 3, wordt vastgesteld. Met inachtneming van de verschillende risicocategorieën als vastgesteld in artikel 5, lid 1, eerste alinea, en de vereisten van artikel 6, lid 1 bis en lid 1 ter, onder b), wordt de lijst van gespecificeerd risicomateriaal in bijlage V dienovereenkomstig gewijzigd. 2. Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing op weefsels van dieren die negatief gereageerd hebben op een voor dit specifieke doel volgens de procedure van artikel 24, lid 3, erkende alternatieve test die in bijlage X is opgenomen en volgens de voorwaarden van bijlage V is uitgevoerd. De lidstaten die krachtens dit lid het gebruik van een dergelijke alternatieve test toestaan, stellen de andere lidstaten en de Commissie daarvan in kennis. 3. In lidstaten of gebieden daarvan met een gecontroleerd of een onbepaald BSE-risico mag vernietiging van het weefsel van het centrale zenuwstelsel, na bedwelming, met een lang, staafvormig instrument dat in de schedelholte wordt ingebracht, of door injectie van gas in de schedelholte in samenhang met bedwelming, niet worden toegepast bij runderen, schapen en geiten waarvan het vlees voor menselijke of dierlijke consumptie bestemd is. 4. De in bijlage V vermelde leeftijdsgegevens kunnen worden aangepast. Deze aanpassingen vinden plaats aan de hand van de meest recente en betrouwbare wetenschappelijke inzichten over de statistische kans dat zich in de betrokken leeftijdsgroepen van de communautaire rundvee-, schapen- en geitenpopulatie een geval van TSE voordoet. 5. Regels inzake vrijstelling van de leden 1 tot en met 4 van dit artikel kunnen volgens de procedure van artikel 24, lid 3, worden goedgekeurd met betrekking tot de datum van de daadwerkelijke toepassing van het in artikel 7, lid 1, bedoelde voederverbod of, voor zover van toepassing in derde landen of gebieden daarvan waar een gecontroleerd BSE-risico bestaat, met betrekking tot de datum van de daadwerkelijke toepassing van het verbod op het gebruik van van zoogdieren afkomstige eiwitten in de voeding van herkauwers, teneinde de verplichtingen tot verwijdering en vernietiging van gespecificeerd risicomateriaal te beperken tot dieren die in de betrokken landen of gebieden vóór die datum geboren zijn.”; |
9) |
in artikel 9 worden de leden 1 en 2 vervangen door: „1. De in bijlage VI vermelde producten van dierlijke oorsprong worden vervaardigd met productieprocessen die volgens de procedure van artikel 24, lid 3, zijn goedgekeurd. 2. Beenderen van runderen, schapen en geiten uit landen of gebieden waar een gecontroleerd of onbepaald BSE-risico bestaat, mogen niet gebruikt worden voor de productie van separatorvlees. Voor 1 juli 2008 dienen de lidstaten bij de Commissie een verslag in over het gebruik van separatorvlees op hun grondgebied en de daarbij toegepaste productiemethode. Dit verslag bevat ook een verklaring ten aanzien van de vraag of de lidstaat voornemens is de productie van separatorvlees voort te zetten. Vervolgens dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een mededeling in over de toekomstige noodzaak en het gebruik van separatorvlees in de Gemeenschap, met inbegrip van het voorlichtingsbeleid voor de consument.”; |
10) |
artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
|
11) |
artikel 13, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
|
12) |
in artikel 15 wordt lid 3 vervangen door: „3. Volgens de procedure van artikel 24, lid 3, kunnen de leden 1 en 2 worden uitgebreid tot andere diersoorten; 4. Bepalingen ter uitvoering van dit artikel kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 24, lid 2.”; |
13) |
artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
|
14) |
het volgend artikel wordt ingevoegd: „Artikel 23 bis De volgende maatregelen die bedoeld zijn om niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen dan wel aan te vullen, worden vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 24, lid 3:
|
15) |
artikel 24 wordt vervangen door: „Artikel 24 Comités 1. De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid. Voor kwesties betreffende artikel 6 bis wordt eveneens het Permanent Zoötechnisch Comité door de Commissie geraadpleegd. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. De in artikel 5, lid 6, van dat besluit bedoelde termijnen worden vastgesteld op drie maanden en, in het geval van de in artikel 4, lid 2, van deze verordening bedoelde vrijwaringsmaatregelen, op 15 dagen. 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.”; |
16) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 24 bis Besluiten die worden genomen volgens een van de procedures van artikel 24 worden gebaseerd op een passende beoordeling van de mogelijke risico's voor de gezondheid van mens en dier en zijn, met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke gegevens, gericht op handhaving of, indien vanuit wetenschappelijk oogpunt gerechtvaardigd, verhoging van het in de Gemeenschap gegarandeerde niveau van bescherming van de gezondheid van mens en dier.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 december 2006
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. BORRELL FONTELLES
Voor de Raad
De voorzitter
J.-E. ENESTAM
(1) PB C 234 van 22.9.2005, blz. 26.
(2) Advies van het Europees Parlement van 17 mei 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 24 november 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van het Europees Parlement van 12 december 2006 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1041/2006 van de Commissie (PB L 187 van 8.7.2006, blz. 10).
(4) PB L 163 van 23.6.2005, blz. 1.
(5) PB L 41 van 14.2.2003, blz. 41.
(6) PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 208/2006 van de Commissie (PB L 36 van 8.2.2006, blz. 25).
(7) PB L 283 van 31.10.2003, blz. 29.
(8) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).
(9) PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 208/2006 van de Commissie (PB L 36 van 8.2.2006, blz. 25).”;
(10) PB C 174 E van 14.7.2005, blz. 178.”;