EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004R0833

Verordening (EG) nr. 833/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 449/2000 van de Commissie tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van hulpstukken (fittings) van smeedbaar gietijzer voor buisleidingen uit Brazilië, Tsjechië, Japan, de Volksrepubliek China, de Republiek Korea en Thailand en houdende aanvaarding van de door een producent/exporteur in Tsjechië aangeboden verbintenis

PB L 127 van 29.4.2004, p. 37–39 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 29/08/2000

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/833/oj

32004R0833

Verordening (EG) nr. 833/2004 van de Commissie van 26 maart 2004 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 449/2000 van de Commissie tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van hulpstukken (fittings) van smeedbaar gietijzer voor buisleidingen uit Brazilië, Tsjechië, Japan, de Volksrepubliek China, de Republiek Korea en Thailand en houdende aanvaarding van de door een producent/exporteur in Tsjechië aangeboden verbintenis

Publicatieblad Nr. L 127 van 29/04/2004 blz. 0037 - 0039


Verordening (EG) nr. 833/2004 van de Commissie

van 26 maart 2004

houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 449/2000 van de Commissie tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van hulpstukken (fittings) van smeedbaar gietijzer voor buisleidingen uit Brazilië, Tsjechië, Japan, de Volksrepubliek China, de Republiek Korea en Thailand en houdende aanvaarding van de door een producent/exporteur in Tsjechië aangeboden verbintenis

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(1), en met name op de artikelen 8 en 9,

Na overleg in het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. VOORAFGAANDE PROCEDURE

(1) Op 29 mei 1999 heeft de Commissie door een bericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen de inleiding van een antidumpingprocedure(2) aangekondigd betreffende de invoer van hulpstukken (fittings) van smeedbaar gietijzer (het betrokken product) uit Brazilië, de Volksrepubliek China, de Federale Republiek Joegoslavië, Japan, de Republiek Korea, Kroatië, Thailand en Tsjechië.

(2) Deze procedure heeft geresulteerd in de instelling van voorlopige antidumpingrechten in februari 2000 ten aanzien van Brazilië, Tsjechië, Japan, de Volksrepubliek China, de Republiek Korea en Thailand bij Verordening (EG) nr. 449/2000 van de Commissie(3), om de schadelijke gevolgen van dumping tegen te gaan.

(3) Bij diezelfde verordening heeft de Commissie een verbintenis aanvaard die was aangeboden door een producent/exporteur uit Tsjechië, Moravske Zelezárny a.s. (Moravske). Onder de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 449/2000 was het betrokken product dat door dit bedrijf was geproduceerd, overeenkomstig artikel 2, lid 1, van die verordening vrijgesteld van de genoemde voorlopige antidumpingrechten.

(4) Later zijn bij Verordening (EG) nr. 1784/2000(4) definitieve rechten ingesteld ten aanzien van Brazilië, Tsjechië, Japan, de Volksrepubliek China, de Republiek Korea en Thailand. Bij die verordening werd Moravske ook van het definitieve antidumpingrecht vrijgesteld, op voorwaarde dat het bedrijf zich aan de daarin gestelde voorwaarden houdt, aangezien in de voorlopige fase van de procedure reeds definitief een verbintenis van dat bedrijf was aanvaard.

B. SCHENDINGEN VAN DE VERBINTENIS

1. Verplichtingen van bedrijven waarvan een verbintenis is aanvaard

(5) Volgens de verbintenis moet het betrokken bedrijf onder andere het betrokken product naar de Gemeenschap uitvoeren tegen prijzen die gelijk zijn aan of hoger dan de in de verbintenis vermelde minimuminvoerprijzen. Het bedrijf heeft zich er ook toe verplicht de verbintenis niet te ontwijken door compenserende regelingen te treffen met andere partijen, waardoor de nettoprijs die de eerste onafhankelijke afnemer in de Gemeenschap betaalt lager zou zijn dan de minimuminvoerprijs.

(6) Om de verbintenis doeltreffend te kunnen controleren is Moravske bovendien verplicht de Europese Commissie ieder kwartaal een verslag te doen toekomen over de gehele uitvoer van het betrokken product naar de Europese Gemeenschap. Deze verslagen moeten gegevens bevatten over alle gedurende die periode uitgegane facturen voor verkooptransacties die zijn verricht op de voorwaarden van de verbintenis waarvoor om vrijstelling van de antidumpingrechten is verzocht. De gegevens in deze verslagen moeten in alle opzichten volledig en correct zijn.

(7) Om ervoor te zorgen dat deze verbintenis wordt nagekomen, heeft Moravske er ook mee ingestemd om controles ter plaatse toe te staan om de nauwkeurigheid en de waarachtigheid van de gegevens in genoemde kwartaalverslagen te controleren. Hiertoe is in september 2003 een controle ter plaatse uitgevoerd bij Moravske in Tsjechië.

2. Resultaten van de controle ter plaatse

(8) Bij het bezoek aan Moravske bleek dat de verkoop aan een bepaalde klant in de Gemeenschap van bepaalde typen van het betrokken product volgens de facturen bij uitvoer en de verslagen in het kader van de verbintenis schijnbaar had plaatsgevonden tegen prijzen die in overeenstemming waren met de minimuminvoerprijzen, terwijl de verkoop aan dezelfde klant van producten waarvoor geen antidumpingmaatregelen golden, plaatsvond tegen prijzen die aanzienlijk onder de gemiddelde verkoopprijs lagen die Moravske voor deze andere producten vroeg bij verkoop aan andere klanten in de Gemeenschap. De aan de verbintenis onderworpen goederen werden vervolgens door de koper in de Gemeenschap doorverkocht aan een tweede bedrijf in een andere lidstaat.

(9) Tijdens het bezoek beweerde Moravske dat, als gevolg van de hoogte van de minimuminvoerprijzen voor sommige modellen fittings, het in deze tweede lidstaat niet concurrerend kon zijn. Moravske gaf toe dat een systeem van kruiscompensatie was opgezet tussen producten waarvoor een verbintenis geldt en producten die niet onder de antidumpingmaatregelen vallen, waardoor Moravske die modellen tegen nettoprijzen (d.w.z. gecompenseerde prijzen) kon verkopen die onder de minimuminvoerprijzen lagen. Die verkopen door Moravske waren derhalve niet in overeenstemming met de voorwaarden van de verbintenis.

(10) Nadat het bedrijf in kennis was gesteld van het controlebezoek, had het de eerder bij de Commissie in het kader van de verbintenis ingediende kwartaalverslagen gecontroleerd. Kort voor het bezoek had het bedrijf de Commissie medegedeeld dat zestien facturen waarop de verbintenis van toepassing was, niet in de kwartaalverslagen waren vermeld. De fouten zouden te wijten zijn aan de boekhoudsoftware van het bedrijf. Naar aanleiding van informatie die de Commissie van de een van de douanediensten in de Gemeenschap had ontvangen, ontdekte zij bij het bezoek bovendien dat een andere factuur niet was opgenomen in het betrokken kwartaalverslag. De betrokken factuur bleek te zijn weggelaten als gevolg van een onjuiste codering voor het land van bestemming op die factuur in het boekhoudsysteem van het bedrijf.

(11) Hoewel niet alle verkooptransacties op de zeventien weggelaten facturen betrekking hadden op bedrijven waarmee Moravske compensatieafspraken had en hoewel zij schijnbaar in overeenstemming waren met de minimuminvoerprijzen, is het desalniettemin zo, dat het boekhoudsysteem van het bedrijf de facturen niet had verdisconteerd bij de opstelling van de verslagen in het kader van de verbintenis. Het bedrijf had derhalve niet voldaan aan zijn verplichting om volledig verslag te doen van de gehele uitvoer naar de Gemeenschap.

3. Inbreuken op de verbintenis

(12) De compensatieregeling werd beschouwd als een inbreuk op de verbintenis. Het niet rapporteren van de gehele uitvoer naar de Gemeenschap was ook een inbreuk op de verbintenis. Het bedrijf is derhalve schriftelijk in kennis gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was haar aanvaarding van de verbintenis in te trekken en de aanbeveling te doen een definitief antidumpingrecht in te stellen.

(13) Het bedrijf heeft binnen de gestelde termijnen schriftelijk opmerkingen gemaakt en gevraagd te worden gehoord, hetgeen werd toegestaan.

(14) In het kader van de huidige administratieve procedure heeft het bedrijf ook verzocht om een exemplaar van het interne verslag van de diensten van de Commissie van de controle ter plaatse, aangezien het zonder dit document niet in staat zou zijn om zijn belangen goed te verdedigen. Het bedrijf is echter overeenkomstig artikel 8, lid 9, en artikel 20 van Verordening (EG) nr. 384/96 volledig schriftelijk geïnformeerd over alle feiten en overwegingen op basis waarvan het onderhavige besluit zou worden genomen, en het heeft voldoende gelegenheid gekregen om opmerkingen te maken over deze feiten en overwegingen, voordat het onderhavige besluit zou worden genomen. Het bedrijf heeft derhalve alle informatie ontvangen die het nodig heeft om zijn recht op verdediging volledig te kunnen uitoefenen. Daarom kon dit verzoek niet worden ingewilligd. Een verzoek om toegang tot een verslag van het bezoek op grond van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad(5) wordt overeenkomstig het bepaalde in die verordening behandeld.

(15) Ten aanzien van de compensatieregeling is aangevoerd dat de betrokken klant in 2002 onbelangrijk was in verhouding tot de totale uitvoer van alle producten van het bedrijf naar de Gemeenschap en dat er derhalve geen sprake was van een wezenlijke inbreuk. Verder is aangevoerd dat intrekking van de aanvaarding van de verbintenis als consequentie voor deze compensatieregeling niet in verhouding stond tot hetgeen het bedrijf werd verweten.

(16) Dit argument betreffende het relatieve belang van de overtreding kan niet worden aanvaard, aangezien de compensatieregeling er nadrukkelijk op was gericht om Moravske in de gelegenheid te stellen zijn producten in een bepaalde lidstaat onder de minimuminvoerprijs en dus tegen schadelijke prijzen te verkopen. Verder geldt dat, zelfs als een inbreuk slechts één klant in één lidstaat betreft (of zelfs slechts één transactie), een overtreding als deze een duidelijke breuk betekent van de vertrouwensband op grond waarvan de Europese Commissie de verbintenis oorspronkelijk had aanvaard.

(17) Wat het relatieve belang van de inbreuken en de evenredigheid van de sanctie betreft, wordt eraan herinnerd dat het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen heeft bevestigd dat elke schending van een verbintenis voldoende grond oplevert voor intrekking van de aanvaarding(6).

(18) Ten aanzien van de kwestie van de facturen die waren weggelaten uit de verkoopverslagen van Moravske aan de Commissie, refereerde het bedrijf aan een andere antidumpingzaak(7) waarbij de aanvaarding van een verbintenis van een Noors bedrijf door de Commissie was ingetrokken naar aanleiding van een schending van de voorwaarden daarvan. Het betrokken Noorse bedrijf heeft later om een tussentijdse herziening van de tegen dat bedrijf toegepaste antidumpingmaatregelen verzocht, en dat verzoek is toegewezen. Naar aanleiding van een nieuw onderzoek door de diensten van de Commissie is ongeveer drie jaar na de intrekking van de aanvaarding van de oorspronkelijke verbintenis een nieuwe verbintenis van het betrokken bedrijf aanvaard.

(19) In dit verband vestigde Moravske de aandacht op het feit dat een van de redenen voor de aanvaarding van de nieuwe verbintenis van het Noorse bedrijf samenhing met verbeteringen van zijn boekhoudsysteem. Moravske gaf aan dat het ook bereid was zijn boekhoudsysteem te verbeteren om ervoor te zorgen dat geen facturen meer zouden worden weggelaten, en dat het in dit verband hetzelfde "voordeel" zou moeten krijgen als de Noorse exporteur.

(20) In antwoord op deze opmerking moet allereerst duidelijk worden gemaakt dat de twee gevallen niet identiek zijn. De intrekking van de aanvaarding van de verbintenis van het Noorse bedrijf vond plaats naar aanleiding van een inbreuk, en pas enkele jaren later, nadat bij een onderzoek was vastgesteld dat de omstandigheden ondertussen waren veranderd, werd een andere verbintenis van het bedrijf aanvaard. Bovendien is met verscheidene elementen rekening gehouden waaruit de Commissie heeft geconcludeerd dat dezelfde inbreuk niet opnieuw zou optreden (waarbij de verbeteringen in het boekhoudsysteem van het Noorse bedrijf slechts één onderdeel van de algehele beoordeling vormden).

(21) Deze situatie verschilt derhalve van die van Moravske, waarbij het om de niet-naleving van een lopende verbintenis gaat. Wat het bedrijf in de toekomst zou doen indien de Commissie de intrekking van de aanvaarding van de verbintenis niet intrekt, is hypothetisch en kan niet worden beschouwd als voldoende grond voor stopzetting van de onderhavige administratieve procedure.

(22) Moravske heeft ook nog aangevoerd dat de productie van het betrokken product door twee van de bedrijven die een klacht hadden ingediend die tot de huidige definitieve antidumpingmaatregelen heeft geleid, niet meer in de Gemeenschap plaatsvond. Beweerd werd dat er derhalve geen noodzaak meer was voor maatregelen, aangezien er geen bedrijfstak van de Gemeenschap meer was om te beschermen en dat het niet in het belang van de Gemeenschap was om opnieuw antidumpingrechten in te stellen op producten van Moravske.

(23) De Commissie heeft in dit verband contact opgenomen met de bedrijven die in de procedure de bedrijfstak van de Gemeenschap vertegenwoordigen, en deze bevestigden dat de productie van het betrokken product niet in aanzienlijke mate naar locaties buiten de Gemeenschap was verplaatst. Zelfs indien de bewering betreffende de overplaatsing van de productie juist was gebleken, doet dit niets af aan het feit dat Moravske zijn verbintenis had geschonden en dat de aanvaarding van de verbintenis derhalve onmiddellijk kan worden ingetrokken.

C. WIJZIGING VAN VERORDENING (EG) Nr. 449/2000 VAN DE COMMISSIE

(24) In het licht van het bovenstaande moet artikel 2 van Verordening (EG) nr. 449/2000 van de Commissie, waarin een verbintenis van Moravske Zelezárny a.s. wordt aanvaard, worden geschrapt en moeten de artikelen 3 en 4 van die verordening dienovereenkomstig worden hernummerd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De aanvaarding van de verbintenis die door Moravske Zelezárny a.s. is aangeboden wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 2

1. Artikel 2 van Verordening (EG) van de Commissie nr. 449/2000 wordt geschrapt.

2. Artikel 3 van Verordening (EG) van de Commissie nr. 449/2000 wordt "Artikel 2".

3. Artikel 4 van Verordening (EG) van de Commissie nr. 449/2000 wordt "Artikel 3".

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 maart 2004.

Voor de Commissie

Pascal Lamy

Lid van de Commissie

(1) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

(2) PB C 151 van 29.5.1999, blz. 21.

(3) PB L 55 van 29.2.2000, blz. 3.

(4) PB L 208 van 18.8.2000, blz. 8.

(5) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(6) Gerecht van eerste aanleg, Arrest van 30 maart 2000 in Zaak T-51/96, Miwon Co Ltd tegen Raad van de Europese Unie.

(7) Gekweekte Atlantische zalm uit Noorwegen. Verordening (EG) nr. 322/2002 van de Raad, PB L 51 van 22.2.2002, blz. 1.

Top