This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32004D0585
2004/585/EC: Council Decision of 19 July 2004 establishing Regional Advisory Councils under the Common Fisheries Policy
2004/585/EG: Besluit van de Raad van 19 juli 2004 tot oprichting van regionale adviesraden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid
2004/585/EG: Besluit van de Raad van 19 juli 2004 tot oprichting van regionale adviesraden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid
PB L 256 van 3.8.2004, p. 17–22
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(BG, RO, HR)
PB L 142M van 30.5.2006, p. 176–181
(MT)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 09/03/2015
3.8.2004 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 256/17 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 19 juli 2004
tot oprichting van regionale adviesraden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid
(2004/585/EG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (3), en met name de artikelen 31 en 32, voorzien in nieuwe vormen van deelname van de belanghebbenden aan het gemeenschappelijk visserijbeleid door middel van de oprichting van regionale adviesraden. |
(2) |
Voor een samenhangende aanpak bij de oprichting van de regionale adviesraden moeten deze raden overeenkomen met beheerseenheden op basis van biologische criteria en moet hun aantal, om zinvol advies te kunnen geven en uit praktisch oogpunt, beperkt blijven. |
(3) |
Aangezien de regionale adviesraden worden geleid door belanghebbenden, moeten zij hun structuur aanpassen aan de specifieke kenmerken van de betrokken visserijtakken en regio’s. Niettemin moet een algemeen kader worden vastgesteld voor de oprichting van de regionale adviesraden. |
(4) |
Terwille van de efficiëntie moet de omvang van de regionale adviesraden worden beperkt, maar tegelijkertijd moet worden gewaarborgd dat alle belangen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden behartigd, met inachtneming van het feit dat visserijbelangen daarbij het zwaarst wegen gezien de gevolgen die beheersmaatregelen en beleidsinitiatieven voor deze belangen hebben. |
(5) |
Om een consistente aanpak te waarborgen van vraagstukken die voor meer dan één regionale adviesraad van belang zijn, is het essentieel dat wordt gezorgd voor goede betrekkingen tussen de verschillende raden. |
(6) |
Gelet op de taken van het bij Besluit 1999/478/EG (4) van de Commissie inzake vernieuwing van het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur (RCVA), dat bestaat uit vertegenwoordigers van een veelheid aan Europese organisaties en belangengroepen, moeten de werkzaamheden van de regionale adviesraden worden gecoördineerd met die van het RCVA, waaraan deze raden ook hun verslagen moeten toesturen. |
(7) |
Om ervoor te zorgen dat de oprichting van de regionale adviesraden naar behoren verloopt, is het van essentieel belang om met overheidsmiddelen in de aanloopkosten en in de kosten van tolken en vertalen van de raden, bij te dragen. |
(8) |
In dit besluit is een financieel referentiebedrag in de zin van punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure (5) opgenomen voor de volledige looptijd van de financieringsbepalingen, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de bevoegdheden van de begrotingsautoriteit als omschreven in het Verdrag, |
BESLUIT:
Artikel 1
Definities
In dit besluit wordt verstaan onder:
1. |
„betrokken lidstaat”: een lidstaat die een visserijbelang heeft in het gebied of de visserijtak onder de bevoegdheid van een regionale adviesraad; |
2. |
„visserijsector”: de vangstsubsector die reders, kleinschalige vissers, vissers in loondienst, producentenorganisaties, alsook onder meer verwerkers, handelaars en andere afzetorganisaties en vrouwennetwerken omvat; |
3. |
„andere belangengroepen”: onder meer milieuorganisaties en groeperingen, aquacultuurproducenten, consumenten en recreatie- of sportvissers. |
Artikel 2
Oprichting van regionale adviesraden
1. Er wordt een regionale adviesraad opgericht voor elk van de volgende gebieden en bestanden:
a) |
Oostzee |
b) |
Middellandse Zee |
c) |
Noordzee |
d) |
Noordwestelijke wateren |
e) |
Zuidwestelijke wateren |
f) |
Pelagische bestanden |
g) |
Volle-zee/verre-zeevloot |
2. De geografische gebieden die onder iedere regionale adviesraad vallen, staan vermeld in bijlage I. Iedere regionale adviesraad mag onderafdelingen oprichten voor specifieke visserijtakken en biologische gebieden.
Artikel 3
Procedure
1. Vertegenwoordigers van de visserijsector en van andere belangengroepen met een belang in een regionale adviesraad dienen een verzoek met betrekking tot de werking van die regionale adviesraad aan de betrokken lidstaten en aan de Commissie te richten. Het verzoek moet sporen met de bij Verordening (EG) nr. 2371/2002 vastgestelde doelstellingen, beginselen en richtsnoeren van het gemeenschappelijk visserijbeleid, en moet het volgende inhouden:
a) |
een omschrijving van de doelstellingen, |
b) |
de operationele beginselen, |
c) |
een ontwerp-reglement van orde, |
d) |
een begrotingsraming, |
e) |
een voorlopige lijst van organisaties. |
2. De betrokken lidstaten bepalen, indien nodig na overleg met de betrokken marktdeelnemers, of het verzoek representatief is en beantwoordt aan de bepalingen van dit besluit, en dienen in onderlinge overeenstemming bij de Commissie met betrekking tot de betrokken regionale adviesraad een aanbeveling in.
3. Na beoordeling van de aanbeveling en eventuele wijzigingen in het verzoek, stelt de Commissie zo spoedig mogelijk, en in ieder geval indien enigszins mogelijk binnen drie maanden, bij besluit de datum vast met ingang waarvan de regionale adviesraad operationeel wordt. Dit besluit wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.
Artikel 4
Structurele elementen
1. Iedere regionale adviesraad bestaat uit een algemene vergadering en een uitvoerend comité.
2. De algemene vergadering komt ten minste eenmaal per jaar bijeen om het jaarverslag en het jaarlijkse strategieplan van het uitvoerend comité goed te keuren.
3. De algemene vergadering benoemt een uitvoerend comité van ten hoogste vierentwintig leden. Het uitvoerend comité beheert het werk van de regionale adviesraad en stelt de aanbevelingen van de raad vast.
Artikel 5
Lidmaatschap
1. Iedere regionale adviesraad bestaat uit vertegenwoordigers van de visserijsector en van andere belangengroepen die te maken hebben met het gemeenschappelijk visserijbeleid.
2. Europese en nationale organisaties die de visserijsector of andere belangengroepen vertegenwoordigen, mogen aan de betrokken lidstaten leden voordragen. De betrokken lidstaten komen tot overeenstemming over de leden van de algemene vergadering.
3. In de algemene vergadering en in het uitvoerend comité wordt tweederde van de zetels toegewezen aan vertegenwoordigers van de visserijsector en eenderde aan vertegenwoordigers van andere belangengroepen die te maken hebben met het gemeenschappelijk visserijbeleid.
4. Ten minste één vertegenwoordiger van de vangstsubsector uit iedere betrokken lidstaat is vertegenwoordigd in het uitvoerend comité.
Artikel 6
Deelname door niet-leden
1. Wetenschappers van instituten uit de betrokken lidstaten of internationale instanties worden uitgenodigd als deskundigen aan de werkzaamheden van de regionale adviesraden deel te nemen. Ook andere gekwalificeerde wetenschappers kunnen worden uitgenodigd.
2. De Commissie en nationale en regionale overheden van de betrokken lidstaten mogen als actief waarnemer deelnemen aan alle vergaderingen van een regionale adviesraad.
3. Een vertegenwoordiger van het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur mag als actief waarnemer deelnemen aan alle vergaderingen van een regionale adviesraad.
4. Vertegenwoordigers van de visserijsector en andere belangengroepen van derde landen, inclusief vertegenwoordigers van regionale visserijorganisaties, met visserijbelangen in het gebied of de visserijtak die onder de bevoegdheid van de regionale adviesraad valt, kunnen worden uitgenodigd om als actief waarnemer deel te nemen aan de vergaderingen van de regionale advies¬raad wanneer er vraagstukken worden behandeld die voor hen gevolgen kunnen hebben.
5. De bijeenkomsten van de algemene vergadering zijn voor het publiek toegankelijk. De vergaderingen van het uitvoerend comité zijn voor het publiek toegankelijk tenzij in uitzonderlijke gevallen een meerderheid in het uitvoerend comité anders besluit.
Artikel 7
Werking
1. De regionale adviesraden stellen de voor hun werkzaamheden noodzakelijke maatregelen vast, inclusief in voorkomend geval de instelling van een secretariaat en werkgroepen.
2. De regionale adviesraden stellen de noodzakelijke maatregelen vast om in alle stadia van het besluitvormingsproces transparantie te garanderen. De door het uitvoerend comité aangenomen aanbevelingen worden onverwijld ter beschikking gesteld van de algemene vergadering, de Commissie, de betrokken lidstaten en, op verzoek, aan het publiek.
3. De leden van het uitvoerend comité stellen aanbevelingen indien mogelijk bij consensus vast. Indien er geen consensus kan worden bereikt, worden in de bij meerderheid van stemmen van de aanwezige en stemmende leden goedgekeurde aanbevelingen de afwijkende meningen van leden vastgelegd. Na ontvangst van de schriftelijke aanbevelingen verstrekken de Commissie en in voorkomend geval de betrokken lidstaten een nauwkeurig antwoord binnen een redelijke termijn van maximaal drie maanden.
4. Iedere regionale adviesraad wijst bij consensus een voorzitter aan. De voorzitter stelt zich onpartijdig op.
5. De betrokken lidstaten verlenen passende bijstand, met inbegrip van logistieke ondersteuning, om de werkzaamheden van de regionale adviesraad te vergemakkelijken.
Artikel 8
Coördinatie tussen regionale adviesraden
Indien een vraagstuk van gemeenschappelijk belang is voor twee of meer regionale adviesraden, coördineren de betrokken raden hun standpunten om gezamenlijk advies over het vraagstuk te kunnen uitbrengen.
Artikel 9
Financiering
1. Een regionale adviesraad die rechtspersoonlijkheid heeft verworven, mag de Gemeenschap om financiële steun verzoeken.
2. Voor de operationele uitgaven van een regionale adviesraad kan gedurende de eerste vijf jaar communautaire aanloopsteun worden verleend overeenkomstig de voorwaarden van bijlage II, deel 1.
3. Voor de kosten van tolken en vertalen van de vergaderingen van regionale adviesraden kan communautaire steun worden verleend overeenkomstig de voorwaarden van bijlage II, deel 2.
4. Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van deze actie gedurende de periode 2004 2011 beloopt 7 596 000 miljoen EUR. Voor de periode na 31 december 2006 wordt het bedrag geacht te zijn bevestigd indien het voor deze fase verenigbaar is met de financiële vooruitzichten die gelden voor de periode die in 2007 begint. De jaarlijkse toewijzingen worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.
Artikel 10
Jaarverslag en audit
1. Iedere regionale adviesraad dient vóór 31 maart van ieder jaar bij de Commissie, de betrokken lidstaten en het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur vóór 31 maart van ieder jaar een verslag in over zijn werkzaamheden in het voorafgaande jaar.
2. De Commissie en de Rekenkamer mogen te allen tijde een audit laten uitvoeren, hetzij door een extern orgaan van hun keuze, hetzij door hun eigen diensten.
3. Iedere regionale adviesraad benoemt een erkende accountant voor de periode waarin de adviesraad communautaire steun ontvangt.
Artikel 11
Toetsing
Drie jaar nadat de laatste regionale adviesraad operationeel is geworden, of uiterlijk op 30 juni 2007, legt de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag over de uitvoering van dit besluit en over het functioneren van de regionale adviesraden voor.
Artikel 12
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 19 juli 2004.
Voor de Raad
De voorzitter
C. VEERMAN
(1) Advies uitgebracht op 1 april 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) Advies uitgebracht op 26 februari 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1242/2004 (PB L 236 van 7.7.2004, blz. 1).
(4) PB L 187 van 20.7.1999, blz. 70.
(5) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1. Akkoord laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2003/429/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 147 van 14.6.2003, blz. 25).
BIJLAGE I
In artikel 2 bedoelde regionale adviesraden
Benaming van de regionale adviesraad |
ICES-gebieden, CECAF-sectoren (1) en de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee |
Oostzee |
III b, III c en III d |
Middellandse Zee |
Maritieme wateren van de Middellandse Zee ten oosten van 5° 36' WL |
Noordzee |
IV, III a |
Noordwestelijke wateren |
V (m.u.v. V a en uitsluitend EG-wateren in V b), VI, VII |
Zuidwestelijke wateren |
VIII, IX en X (wateren rond de Azoren), en CECAF-sector 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 (wateren rond Madeira en de Canarische eilanden) |
Pelagische bestanden (blauwe wijting, makreel, horsmakreel, haring) |
Alle gebieden (behalve Oostzee en Middellandse Zee) |
Volle-zee /verre-zeevloot |
Alle niet-EG-wateren |
(1) Voor de toepassing van dit besluit zijn de ICES-gebieden die van Verordening (EEG) nr. 3880/91 (PB L 365 van 31.12.1991, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1) en de CECAF-sectoren die van Verordening (EG) nr. 2597/95 (PB L 270 van 13.11.1995, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.
BIJLAGE II
Kosten van regionale adviesraden
Deel 1
Deelname in de aanloopkosten van de regionale adviesraden
Vanaf het jaar van oprichting van een regionale adviesraad draagt de Gemeenschap gedurende maximaal vijf jaar bij in de exploitatiekosten van de raad. Het voor exploitatiekosten toe te kennen bedrag komt overeen met maximaal 90 % van de begroting van iedere regionale adviesraad, en mag in het eerste jaar niet meer dan 200 000 EUR bedragen. Voor de vier volgende jaren is de maximumbijdrage degressief (1) en afhankelijk van de begroting. De Commissie sluit met iedere regionale adviesraad voor ieder jaar een „overeenkomst betreffende een exploitatiesubsidie” waarin de algemene en bijzondere voorwaarden voor de toekenning van dergelijke steun staan vermeld. Alleen de werkelijke kosten komen in aanmerking voor de communautaire bijdrage, die zal worden toegekend op voorwaarde dat de andere financieringsbronnen zijn toegewezen.
Subsidiabele kosten zijn kosten die noodzakelijk zijn voor het normale functioneren en het verwezenlijken van de doelstellingen van de regionale adviesraad.
De volgende directe kosten komen voor subsidie in aanmerking:
— |
personeelskosten (kosten van het personeel per aan het project bestede werkdag); |
— |
apparatuur (nieuw of gebruikt); |
— |
kosten van goederen en leveringen; |
— |
kosten van het verspreiden van informatie onder de leden; |
— |
reis- en verblijfkosten van deskundigen die deelnemen aan de vergaderingen (overeenkomstig door de Commissie goedgekeurde tariefschalen of regels); |
— |
audits; |
— |
een reserve voor onvoorziene omstandigheden, ten bedrage van maximaal 5 % van de subsidiabele directe kosten. |
Deel 2
Bijdrage in de kosten van tolken en vertalen
De Commissie sluit met iedere regionale adviesraad voor ieder jaar een overeenkomst inzake subsidiëring van een actie ten belope van maximaal 50 000 EUR, waarin de algemene en bijzondere voorwaarden voor de toekenning van deze steun staan vermeld.
(1) Eerste jaar: 200 000 EUR (90 %), tweede jaar: 165 000 EUR (75 %), derde jaar: 132 000 EUR (60 %), vierde jaar: 121 000 EUR (55 %), en vijfde jaar: 110 000 EUR (50 %).