EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003L0045

Richtlijn 2003/45/EG van de Commissie van 28 mei 2003 houdende wijziging van Richtlijn 2002/57/EG van de Raad betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (Voor de EER relevante tekst)

PB L 138 van 5.6.2003, p. 40–44 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2003/45/oj

32003L0045

Richtlijn 2003/45/EG van de Commissie van 28 mei 2003 houdende wijziging van Richtlijn 2002/57/EG van de Raad betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 138 van 05/06/2003 blz. 0040 - 0044


Richtlijn 2003/45/EG van de Commissie

van 28 mei 2003

houdende wijziging van Richtlijn 2002/57/EG van de Raad betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen(1), gewijzigd bij Richtlijn 2002/68/EG(2), en met name op artikel 2, lid 3 bis, en artikel 24,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Richtlijn 2002/57/EG zijn communautaire bepalingen voor het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen vastgesteld. Binnen de definitie van de categorie "basiszaad" valt zaaizaad van andere dan zonnebloemhybriden niet onder die richtlijn; bovendien zijn in die richtlijn geen specifieke voorwaarden vastgesteld waaraan zaad van koolzaad en katoen moet voldoen.

(2) Beschikking 95/232/EG van de Commissie van 27 juni 1995 betreffende het opzetten van een tijdelijk experiment in het kader van Richtlijn 69/208/EEG van de Raad teneinde de voorwaarden vast te stellen waaraan zaad van hybriden en van mengrassen van kool- en van raapzaad moet voldoen(3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/68/EG, is er onder meer op gericht te bepalen aan welke voorwaarden zaaizaad van hybriden van koolzaad moet voldoen om overeenkomstig de communautaire wetgeving te kunnen worden gecertificeerd en in de handel te kunnen worden gebracht.

(3) De resultaten van het bij Beschikking 95/232/EG opgezette tijdelijke experiment bevestigen dat specifieke voorwaarden moeten worden vastgesteld voor zaaizaad van hybriden van koolzaad. Richtlijn 2002/57/EG moet worden gewijzigd om daarin specifieke voorwaarden op te nemen.

(4) De OESO heeft regels vastgesteld voor zaaizaad voor intra- en interspecifieke hybriden van katoen (Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense). Om op dat gebied te zorgen voor samenhang tussen de OESO en de EU, moet Richtlijn 2002/57/EG worden gewijzigd om daarin regels op te nemen die gelijkwaardig zijn aan die van de OESO.

(5) Mengrassen van oliehoudende planten en vezelgewassen vallen ook onder Richtlijn 2002/57/EG. In de etiketteringsvoorschriften van die richtlijn zijn echter geen passende bepalingen voor de etikettering van zaaizaad van mengrassen opgenomen. Richtlijn 2002/57/EG moet derhalve worden gewijzigd om daarin passende eisen voor de etikettering van mengrassen op te nemen, zodat zaaizaad van mengrassen van specifieke etikettering kan worden voorzien.

(6) Richtlijn 2002/57/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7) De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2002/57/EG wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 2, lid 1, onder c), wordt de inleidende zin vervangen door:

"c) Basiszaad (andere rassen dan hybriden): zaad".

2. In artikel 2, lid 1, onder d), wordt de inleidende zin vervangen door:

"d) Basiszaad (hybriden)".

3. De bijlagen I, II en IV worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2003 aan deze richtlijn te voldoen.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de tekst van de bepalingen van nationaal recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 28 mei 2003.

Voor de Commissie

David Byrne

Lid van de Commissie

(1) PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74.

(2) PB L 195 van 24.7.2002, blz. 32.

(3) PB L 154 van 5.7.1995, blz. 22.

BIJLAGE

De bijlagen I, II en IV bij Richtlijn 2002/57/EG worden als volgt gewijzigd:

1. Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a) Aan punt 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"In het geval van hybriden van koolzaad, moet het gewas geteeld worden op percelen waar sedert vijf jaar geen planten van Cruciferae meer zijn geteeld.".

b) In punt 2 wordt de tabel vervangen door:

">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

c) Punt 3 wordt vervangen door:

"3. Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn; een gewas van een ingeteelde stam moet voldoende echt en zuiver zijn met betrekking tot zijn eigenschappen.

Bij de productie van zaad van hybriderassen zijn de bovenstaande bepalingen ook van toepassing op de eigenschappen van de kruisingspartners, inclusief mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit.

In het bijzonder moeten gewassen van Brassica juncea, Brassica nigra, Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi, Gossypium spp. en hybriden van Helianthus annuus en Brassica napus aan de volgende normen of eisen voldoen:

A. Brassica Juncea, Brassica nigra, Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi, Gossypium spp., andere dan hybriden:

het aantal planten van deze soorten dat duidelijk niet tot het betrokken ras behoort, mag niet meer bedragen dan:

- 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad,

- 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad.

B. Hybriden van Helianthus annuus:

a)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Voor de productie van zaad van hybriderassen moet bovendien aan de volgende normen of eisen worden voldaan:

aa) de planten van de mannelijke kruisingspartner moeten voldoende stuifmeel afgeven wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner in bloei staan;

bb) wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner bevrucht kunnen worden, mag het percentage aan planten van de vrouwelijke kruisingspartner die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven niet meer bedragen dan 0,5 %;

cc) voor de productie van basiszaad mag het totale percentage aan planten van de vrouwelijke kruisingspartner die duidelijk niet tot de kruisingspartner behoren en die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven, niet meer bedragen dan 0,5 %;

dd) wanneer niet aan de in bijlage II, deel I, punt 2, vastgestelde voorwaarden kan worden voldaan, moet aan de volgende voorwaarde worden voldaan: voor de productie van gecertificeerd zaad moet een mannelijk-steriele kruisingspartner worden gebruikt in combinatie met een mannelijke kruisingspartner die één of meer specifieke lijnen voor herstel van de fertiliteit bevat, zodat niet minder dan een derde van de planten die worden gekweekt uit de verkregen hybride, stuifmeel produceren dat in alle opzichten normaal lijkt.

C. Hybriden van Brassica napus, geproduceerd met gebruikmaking van mannelijke steriliteit:

a)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Voor de productie van basiszaad moet de mannelijke steriliteit ten minste 99 % bedragen en voor de productie van gecertificeerd zaad ten minste 98 %. De mate van mannelijke steriliteit moet worden bepaald door bloemen te onderzoeken op de afwezigheid van vruchtbare helmknoppen.

D. Hybriden van Gossypium hirsutum en van Gossypium barbadense:

a) In gewassen voor de productie van basiszaad van ouderlijnen van Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense, moet de minimale raszuiverheid van zowel de vrouwelijke als de mannelijke ouderlijn 99,8 % bedragen wanneer 5 % of meer van de zaaddragende planten kan worden bevrucht. De mate van mannelijke steriliteit van de zaaddragende ouderlijn moet worden bepaald door de bloemen te onderzoeken op de aanwezigheid van steriele helmknoppen, en mag niet minder bedragen dan 99,9 %.

b) In gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriderassen van Gossypium hirsutum en/of Gossypium barbadense, moet de minimale raszuiverheid van zowel de zaaddragende ouderlijn als de stuifmeelouderlijn 99,5 % bedragen wanneer 5 % of meer van de zaaddragende planten kan worden bevrucht. De mate van mannelijke steriliteit van de zaaddragende ouderlijn moet worden bepaald door de bloemen te onderzoeken op de aanwezigheid van steriele helmknoppen, en mag niet minder bedragen dan 99,7 %.".

d) Punt 5, deel B, wordt vervangen door:

"B. Voor andere gewassen dan hybriden van Helianthus annuus, Brassica napus, Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense moet ten minste één keuring worden verricht.

Voor hybriden van Helianthus annuus moeten ten minste twee keuringen worden verricht.

Voor hybriden van Brassica napus moeten ten minste drie keuringen worden verricht: de eerste moet vóór de bloei plaatsvinden, de tweede tijdens de vroege bloei en de derde aan het einde van de bloei.

Voor hybriden van Gossypium hirsutum en/of Gossypium barbadens moeten ten minste drie keuringen worden verricht: de eerste moet tijdens de vroege bloei plaatsvinden, de tweede vóór het einde van de bloei en de derde aan het einde van de bloei nadat, indien nodig, de stuifmeelouderplanten zijn verwijderd.".

2. Bijlage II, deel I, wordt als volgt gewijzigd:

a) In punt 1 worden de woorden ",andere dan hybriden" telkens ingevoegd na de woorden "Brassica napus".

b) Het volgende punt 1 bis wordt ingevoegd na punt 1:

"1 bis. Voor hybriden van Brassica napus die geteeld zijn met gebruikmaking van mannelijke steriliteit, moet het zaad aan de volgende normen en voorwaarden voldoen:

a) Het zaaizaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat betreft de kenmerken van de kruisingspartners, met inbegrip van de mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit.

b) De minimale raszuiverheid van het zaaizaad moet als volgt zijn:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

c) Zaaizaad wordt alleen gecertificeerd als gecertificeerd zaaizaad indien naar behoren rekening is gehouden met de resultaten van officiële nacontrole op het veld met gebruikmaking van officiële aselecte monsters van basiszaad, die is verricht tijdens het groeiseizoen van het zaaizaad waarvoor certificering als gecertificeerd zaaizaad is aangevraagd, om na te gaan of het basiszaad voldoet aan de eisen ten aanzien van de identiteit, wat betreft de kenmerken van de kruisingspartners, met inbegrip van mannelijke steriliteit, en aan de normen van basiszaad bepaald ten aanzien van de minimale raszuiverheid als bedoeld onder b).

In het geval van basiszaad van hybriden kan de raszuiverheid worden beoordeeld met geschikte biochemische methoden.

d) De normen ten aanzien van de minimale raszuiverheid voor gecertificeerd zaad van hybriden als bedoeld onder b) moeten worden bewaakt door middel van officiële nacontroles met gebruikmaking van een adequaat gedeelte van de officieel genomen zaadmonsters. Geschikte biochemische methoden mogen worden gebruikt.".

3. In bijlage IV, deel A, wordt na punt a) het volgende punt aa) ingevoegd:

"aa) Voor gecertificeerd zaad van een mengras:

de onder a) vereiste informatie, behalve dat in plaats van de naam van het ras de naam van het mengras moet worden vermeld (het woord 'mengras' en de naam daarvan), alsmede, per ras, het gewichtspercentage van de verschillende kruisingspartners; indien het gewichtspercentage schriftelijk aan de koper is meegedeeld, op diens verzoek, en officieel is vastgelegd, hoeft slechts de naam van het mengras te worden vermeld.".

Top