EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001R2561

Verordening (EG) nr. 2561/2001 van de Raad van 17 december 2001 ter bevordering van de omschakeling van vaartuigen en vissers die tot in 1999 afhankelijk waren van de visserijovereenkomst met Marokko

PB L 344 van 28.12.2001, p. 17–20 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 18/06/2009; opgeheven door 32009R0492

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/2561/oj

32001R2561

Verordening (EG) nr. 2561/2001 van de Raad van 17 december 2001 ter bevordering van de omschakeling van vaartuigen en vissers die tot in 1999 afhankelijk waren van de visserijovereenkomst met Marokko

Publicatieblad Nr. L 344 van 28/12/2001 blz. 0017 - 0020


Verordening (EG) nr. 2561/2001 van de Raad

van 17 december 2001

ter bevordering van de omschakeling van vaartuigen en vissers die tot in 1999 afhankelijk waren van de visserijovereenkomst met Marokko

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name de artikelen 36 en 37,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De overeenkomst inzake de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko op het gebied van de zeevisserij ("visserijovereenkomst met Marokko") is op 30 november 1999 verstreken. Daardoor heeft een groot aantal vaartuigen van de Gemeenschap waarmee in het kader van deze overeenkomst is gevist, de visserijactiviteit op die datum moeten beëindigen.

(2) Sindsdien is voor de vissers en de eigenaars van de betrokken vaartuigen de in artikel 16, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 2792/1999(4), vastgestelde vergoeding toegekend met steun uit het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV), onder de bij Verordening (EG) nr. 1227/2001(5) vastgestelde afwijkende voorwaarden.

(3) Het is dan ook verantwoord via passende maatregelen op communautair niveau de uitvoering van de omschakelingsplannen voor de betrokken vloten, als goedgekeurd door de Commissie op 18 oktober 2000, te bevorderen.

(4) De definitieve beëindiging van de activiteit van de vaartuigen, hetzij door sloop, hetzij door overbrenging naar een derde land, ook in het kader van gemengde vennootschappen, moet worden vergemakkelijkt. Ook dient de uitvoering van sociale maatregelen voor vissers vereenvoudigd te worden. Bovendien moet de vervanging van het vistuig om vaartuigen definitief naar andere visserijactiviteiten om te schakelen, worden vergemakkelijkt, ongeacht de leeftijd van het vaartuig, zelfs als voor de bouw van het vaartuig overheidssteun is verleend.

(5) Er dient dan ook te worden afgeweken van bepaalde voorschriften van Verordening (EG) nr. 2792/1999.

(6) In de geest van de conclusies van de Europese Raad van Nice moet de Europese Unie bovendien haar solidariteit met de betrokken lidstaten betuigen door een extra financiële inspanning te leveren, bovenop de bedragen die reeds beschikbaar zijn gesteld in het kader van rubriek 2 van de financiële vooruitzichten van de begroting van de Europese Unie zoals vastgesteld in de Europese Raad van Berlijn van 25 maart 1999.

(7) Derhalve dient te worden voorzien in een specifieke actie van de Gemeenschap met het oog op de besteding van de betrokken kredieten voor de uitvoering van een deel van de omschakelingsplannen, met dien verstande dat de overige delen van deze plannen met bijstand uit FIOV-kredieten zullen moeten worden uitgevoerd.

(8) De aanvullende kredieten die voor de specifieke actie beschikbaar zijn, moeten worden aangewend voor enerzijds de herstructurering van de vloot en anderzijds de vervroegde uittreding of de omschakeling van de vissers naar sectoren buiten de zeevisserij in het kader van individuele of collectieve sociale plannen.

(9) Er dient op te worden toegezien dat de specifieke actie in overeenstemming is met de algemene beginselen van het structuurbeleid voor de visserijsector. Met name dient te worden voorkomen dat distorsies ontstaan ten opzichte van de vigerende bepalingen inzake de besteding van de FIOV-kredieten. Er dient ook een beheersmechanisme te worden gecreëerd dat zo nauw mogelijk aansluit bij dat voor de communautaire Structuurfondsen, zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1260/1999(6).

(10) De vaartuigen die hun activiteit moeten uitoefenen in internationale wateren of in wateren van derde landen, moeten de regels van het internationaal recht inzake de instandhouding van de visbestanden, met name het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties en de gedragscode van de FAO, onverkort in acht nemen.

(11) De sociaal-economische diversificatie van de kustgebieden die van de visserijsector afhankelijk zijn, past logischerwijze in de geïntegreerde operationele programma's voor regionale ontwikkeling en de multi-regionale programma's in het kader van de communautaire bestekken van doelstelling 1 van de Structuurfondsen voor Spanje en Portugal, waarvoor financiële bijstand wordt verleend uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling "Oriëntatie". Voor deze diversificatie hoeven dan ook geen bijzondere maatregelen te worden genomen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMEEN

Artikel 1

1. Vissers en de eigenaars van vaartuigen die wegens de niet-vernieuwing van de visserijovereenkomst met Marokko, in 2000 en in 2001 uit hoofde van artikel 16, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 2792/1999, vergoedingen voor de tijdelijke stillegging van hun activiteit hebben ontvangen voor in totaal ten minste zes maanden, komen in aanmerking voor uitzonderlijke steunmaatregelen onder de voorwaarden en binnen de grenzen die worden vastgesteld bij deze verordening.

2. Uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening verstrekken de lidstaten de Commissie een lijst van de vaartuigen, met vermelding van hun intern nummer, die aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden voldoen, en een lijst met de namen van de vissers die aan die voorwaarden voldoen.

HOOFDSTUK II -

UITZONDERINGSMAATREGELEN

Artikel 2

1. In afwijking van de bovengenoemde bepalingen van Verordening (EG) nr. 2792/1999 wordt aan de in artikel 1, lid 1, van deze verordening, bedoelde eigenaars van vaartuigen en vissers overheidssteun verleend overeenkomstig de volgende bepalingen:

a) wanneer overheidssteun wordt verleend voor de sloop van een vaartuig,

i) worden de in artikel 7, lid 5, onder a), bedoelde tarieven verhoogd met 20 %;

ii) zijn de bepalingen van artikel 10, lid 3, onder b), punt ii), en die van bijlage III, punt 1.1, onder a), niet van toepassing;

b) wanneer premies worden toegekend voor de definitieve overbrenging van een vaartuig naar een derde land, ook in het kader van een gemengde vennootschap,

i) worden de in artikel 7, lid 5, onder a), bedoelde tarieven verhoogd met 20 %;

ii) zijn de bepalingen van artikel 10, lid 3, onder b), punt ii), en die van bijlage III, punt 1.1, onder a), niet van toepassing;

iii) wordt de in artikel 7, lid 2, bedoelde minimumleeftijd van de vaartuigen, verlaagd tot vijf jaar; voor vaartuigen van 5 tot 9 jaar is de referentiepremie als bedoeld in artikel 7, lid 5, onder a), die welke geldt voor vaartuigen van 10 tot 15 jaar oud. Die premie wordt verminderd met een deel van het tevoren ontvangen bedrag als voor de bouw of voor de modernisering steun is verleend; dat gedeelte wordt berekend pro rata temporis, gerelateerd aan de periode van tien jaar (ingeval van steun voor de bouw) of van vijf jaar (ingeval van steun voor de modernisering) vóór de definitieve overbrenging;

c) wanneer een vaartuig definitief wordt omgeschakeld naar een andere visserijactiviteit waarvoor de visserijtechniek moet worden veranderd, kan voor de vervanging van het vistuig overheidssteun voor de modernisering van een vaartuig worden toegekend onder de volgende afwijkende voorwaarden:

i) de laatste alinea van bijlage III, punt 1.4, is niet van toepassing;

ii) de in artikel 9, lid 4, onder b), bedoelde tarieven worden verhoogd met 30 %;

iii) de bepalingen van artikel 10, lid 3, punt a), zijn niet van toepassing.

d) indien aan een visser een individuele forfaitaire premie wordt toegekend, worden de in artikel 12, lid 3, onder b) en c) bedoelde subsidiabele kosten met 20 % verhoogd.

2. De in lid 1 vastgestelde afwijkende bepalingen gelden slechts voor premies en overheidssteun die worden toegekend bij een administratief besluit dat door de in artikel 6 bedoelde autoriteiten tussen 1 juli 2001 en 30 juni 2003 wordt genomen.

3. De eigenaars van vaartuigen komen niet meer voor de in artikel 1 vermelde vergoeding voor tijdelijke stillegging in aanmerking vanaf de datum van het administratieve besluit waarbij een premie voor de definitieve beëindiging of overheidssteun voor de modernisering van het betrokken vaartuig wordt toegekend en dat in voorkomend geval is vastgesteld volgens de bepalingen van artikel 1.

Wanneer op de genoemde vergoedingen een voorschot wordt betaald, wordt het eventueel te veel ontvangen bedrag in mindering gebracht op de premie voor de definitieve beëindiging of de overheidssteun voor de modernisering die voor het betrokken vaartuig wordt toegekend.

HOOFDSTUK III

SPECIFIEKE ACTIE

Artikel 3

1. Er wordt een specifieke actie van de Gemeenschap ingesteld (hierna "deze actie" genoemd) als aanvulling op de acties die in het kader van de Structuurfondsen worden uitgevoerd in de lidstaten waarvoor de niet-vernieuwing van de visserijovereenkomst met Marokko consequenties heeft.

2. Deze actie:

a) geldt uitsluitend voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde eigenaars van vaartuigen en vissers;

b) omvat:

i) maatregelen voor de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten van vaartuigen, in de zin van artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2792/1999,

ii) maatregelen voor de modernisering van vaartuigen in de zin van artikel 9, lid 1, van dezelfde verordening en

iii) sociaal-economische maatregelen in de zin van artikel 12, lid 3, onder a), b) en c) van dezelfde verordening;

c) moet voldoen aan de in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1260/1999 vervatte voorwaarden.

3. Ten aanzien van het bedrag van de communautaire steun die voor de verschillende maatregelen in het kader van deze actie wordt toegewezen, gelden de volgende voorwaarden, uitgedrukt als percentage van het in artikel 5, lid 1, bedoelde totale bedrag:

a) sloop van vaartuigen en definitief gebruik van vaartuigen voor andere doeleinden dan visserij: minstens 40 % van het totale bedrag;

b) definitieve overbrenging van vaartuigen naar een derde land, ook in het kader van een gemengde vennootschap, en modernisering van vaartuigen: ten hoogste 28 % van het totale bedrag;

c) sociaal-economische maatregelen: minstens 32 % van het totale bedrag.

Artikel 4

1. De bepalingen van Verordening (EG) nr. 2792/1999 zijn van overeenkomstige toepassing voor de uitvoering van deze actie, onder de voorwaarden en binnen de grenzen die zijn vermeld in hoofdstuk II van deze verordening, met name ten aanzien van:

a) de uiterste datum voor het administratieve besluit tot toekenning van de steun;

b) de kennisgeving van de steunregelingen;

c) de criteria waaraan vaartuigen en vissers moeten voldoen om voor de maatregelen in aanmerking te komen;

d) het maximumbedrag van de premie voor een visser of een vaartuig;

e) het maximumbedrag van de uitgaven waarvoor overheidssteun voor de modernisering van een vaartuig kan worden toegekend;

f) de maxima van de financiële bijdrage van de Gemeenschap en van de totale financiële bijdrage van de overheid (nationale, regionale en andere) van de betrokken lidstaat.

2. Wanneer echter in het kader van deze actie een premie wordt toegekend voor de oprichting van een gemengde vennootschap, betaalt de beheersinstantie het totale bedrag van de premie aan de aanvrager op het ogenblik dat het vaartuig aan de gemengde vennootschap wordt overgedragen, nadat de aanvrager het bewijs heeft geleverd dat een bankgarantie van 40 % van de premie is gesteld.

3. De premies voor de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten en de overheidssteun voor de modernisering van de vaartuigen die op grond van deze actie worden betaald, worden beschouwd als overheidssteun in de zin van artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2792/1999.

De in het kader van deze actie buiten bedrijf gestelde vangstcapaciteit wordt meegerekend als bijdrage voor de aanpassing van de visserij-inspanning van de betrokken lidstaten, in de zin van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999.

De overheidssteun voor de modernisering van vaartuigen die op grond van deze actie wordt toegekend, valt onder artikel 9 van Verordening (EG) nr. 2792/1999.

Voor de uitvoering van deze actie wordt de in artikel 1 bedoelde vergoeding geacht hetzelfde doel te hebben als de sociaal-economische maatregelen die worden bedoeld in artikel 12, lid 3, onder a), b) en c), van Verordening (EG) nr. 2792/1999.

4. De in het kader van deze actie toegekende premies en overheidssteun mogen niet worden gecumuleerd met andere premies of overheidssteun voor hetzelfde doel, met name die welke worden betaald in het kader van de Structuurfondsen in de betrokken lidstaten.

De betrokken lidstaten nemen alle nodige maatregelen om aan de bepalingen van dit lid te voldoen en uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening stellen zij de Commissie daarvan in kennis.

Artikel 5

1. Het bedrag van de communautaire bijdrage in deze actie wordt vastgesteld op 197 miljoen EUR. Het wordt als volgt verdeeld:

a) Spanje: 94,6 %

b) Portugal: 5,4 %.

2. De in lid 1 bedoelde communautaire bijdrage wordt door de Commissie uitbetaald aan het in artikel 6 bedoelde betalingsorgaan overeenkomstig de betalingsverplichtingen.

Vanaf 1 januari 2002, doch uiterlijk drie maanden na de goedkeuring van deze verordening, gaat de Commissie betalingsverplichtingen aan voor het totale bedrag van de kredieten opgenomen in de begroting van 2002.

Betalingsverplichtingen opgenomen in de begroting van 2002 kunnen in principe tot 30 april 2003 worden aangegaan.

3. Voorzover de begrotingsmiddelen beschikbaar zijn, betaalt de Commissie de verschuldigde bedragen als volgt:

a) een voorschot, gelijk aan 20 % van de in lid 1 bedoelde bedragen, wordt betaald wanneer de in lid 2, tweede alinea, bedoelde betalingsverplichting wordt aangegaan;

b) bij tussentijdse betalingen op verzoek van de lidstaat worden de daadwerkelijk gedane uitgaven vergoed die door het in artikel 6 bedoelde betalingsorgaan zijn gecertificeerd.

Het totaal van de onder a) en in dit punt bedoelde betalingen bedraagt niet meer dan 80 % van de in lid 1 bedoelde bedragen.

c) het saldo wordt betaald op verzoek van de lidstaat en, na afloop van de specifieke actie, indien

i) het betalingsorgaan aan de Commissie een gecertificeerde aangifte van de daadwerkelijk gedane uitgaven heeft overgelegd;

ii) het eindverslag over de uitvoering aan de Commissie is overgelegd en door haar is goedgekeurd;

iii) de lidstaat de Commissie de in artikel 38, lid 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 1260/1999 bedoelde verklaring heeft toegezonden.

4. Voor de communautaire bijdrage in het kader van deze actie komen de uitgaven in aanmerking die daadwerkelijk door de eindbegunstigde zijn betaald op of na 1 juli 2001. De uitgaven tot en met 31 december 2003 kunnen in aanmerking worden genomen.

De uiterste datum voor de indiening van het verzoek tot betaling van het saldo bij de Commissie is 30 juni 2004.

5. De verzoeken met betrekking tot tussentijdse betalingen en betaling van het saldo moeten worden opgesteld volgens het model in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 438/2001(7).

Zij moeten worden gestaafd met voortgangsoverzichten op elektronische drager volgens het model van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 366/2001(8).

Artikel 6

Voor de tenuitvoerlegging van deze actie vervullen de betaalorganen en beheersinstanties in het kader van de bijstand uit de Structuurfondsen voor de visserij in Spanje en Portugal in de periode 2000-2006 de taken die hen zijn toegewezen bij Verordening (EG) nr. 1260/1999.

Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is het bepaalde in artikel 31 en de artikelen 33 tot en met 39 van Verordening (EG) nr. 1260/1999 en in de daarvan afgeleide wetgeving, van toepassing.

Artikel 7

Uitvoeringsbepalingen van deze verordening worden in voorkomend geval door de Commissie vastgesteld volgens de in artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2792/1999, bedoelde procedure.

De Commissie wordt daarbij bijgestaan door het comité voor de structuur van de visserij en de aquacultuur dat is opgericht bij artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1260/1999.

HOOFDTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2001.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 december 2001.

Voor de Raad

De voorzitter

A. Neyts-Uyttebroeck

(1) PB C 270 van 25.9.2001, blz. 266.

(2) Advies uitgebracht op 15 november 2001 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3) Advies uitgebracht op 18 oktober 2001 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(4) Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PB L 337 van 30.12.1999, blz. 10). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1451/2001 (PB L 198 van 21.7.2001, blz. 9).

(5) Verordening (EG) nr. 1227/2001 van de Raad van 18 juni 2001 houdende afwijking van enkele bepalingen van Verordening (EG) nr. 2792/1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PB L 168 van 23.6.2001, blz. 1).

(6) Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen (PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1447/2001 (PB L 198 van 21.7.2001, blz. 1).

(7) Verordening (EG) nr. 438/2001 van de Commissie van 2 maart 2001 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad met betrekking tot de beheers- en controlesystemen voor uit de Structuurfondsen toegekende bijstand (PB L 63 van 3.3.2001, blz. 21).

(8) Verordening (EG) nr. 366/2001 van de Commissie van 21 februari 2001 betreffende de uitvoeringsbepalingen voor de acties waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad (PB L 55 van 24.2.2001, blz. 3).

Top