Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32001R1095

    Verordening (EG) nr. 1095/2001 van de Commissie van 5 juni 2001 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van jonge mannelijke mestrunderen (1 juli 2001 tot en met 30 juni 2002)

    PB L 150 van 6.6.2001, p. 25–32 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/2002

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/1095/oj

    32001R1095

    Verordening (EG) nr. 1095/2001 van de Commissie van 5 juni 2001 betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van jonge mannelijke mestrunderen (1 juli 2001 tot en met 30 juni 2002)

    Publicatieblad Nr. L 150 van 06/06/2001 blz. 0025 - 0032


    Verordening (EG) nr. 1095/2001 van de Commissie

    van 5 juni 2001

    betreffende de opening en de wijze van beheer van een tariefcontingent voor de invoer van jonge mannelijke mestrunderen (1 juli 2001 tot en met 30 juni 2002)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees(1), en met name op artikel 32, lid 1,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1095/96 van de Raad van 18 juni 1996 betreffende de tenuitvoerlegging van de concessies in de lijst CXL die is opgesteld naar aanleiding van de voltooiing van de onderhandelingen in het kader van artikel XXIV, lid 6, van de GATT(2), en met name op artikel 1, lid 1,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) De Gemeenschap heeft krachtens de lijst CXL de verplichting op zich genomen om een jaarlijks tariefcontingent voor de invoer van 169000 jonge mannelijke mestruderen te openen. De bepalingen voor de toepassing van dit contingent moeten voor de periode van 1 juli 2001 tot en met 30 juni 2002 worden vastgesteld.

    (2) Met name moet worden gewaarborgd dat alle belangstellenden in de Gemeenschap te allen tijde en in gelijke mate gebruik kunnen maken van dat contingent en dat de voor dat contingent vastgestelde douanerechten zonder onderbreking worden toegepast op alle invoer van de betrokken dieren totdat de contingenten geheel zijn benut.

    (3) Er moet rekening worden gehouden met de behoeften van bepaalde lidstaten die een tekort aan mestrunderen hebben. Aangezien een dergelijk tekort zich met name in Italië en in Griekenland voordoet, moet aan de aanvragen uit deze twee lidstaten voorrang worden gegeven.

    (4) Voor de verdeling van het contingent moet op de voor Italië en Griekenland bestemde hoeveelheid de in artikel 32, lid 2, derde streepje, van Verordening (EG) nr. 1254/1999 bedoelde methode worden toegepast, waarbij echter een ongelijke behandeling van de betrokken marktdeelnemers vermeden wordt. Derhalve moet de toegang tot het contingent voor de zogenaamde "nieuwe importeurs" worden verruimd.

    (5) Met het oog op de controle van deze voorschriften moet de aanvraag worden ingediend in de lidstaat waar de marktdeelnemer in het BTW-register ingeschreven is. Voor Italië en Griekenland moet echter een uitzondering worden gemaakt, waardoor in het BTW-register van een andere lidstaat ingeschreven marktdeelnemers hun aanvraag in deze twee landen mogen indienen.

    (6) Om speculatie te voorkomen, moet worden bepaald dat:

    - marktdeelnemers die per 1 juni 2001 geen levende runderen meer verhandelen, niet in aanmerking komen voor het contingent;

    - een zekerheid met betrekking tot de rechten op invoer moet worden vastgesteld;

    - de invoercertificaten niet overdraagbaar zijn;

    - aan een marktdeelnemer slechts invoercertificaten afgegeven worden tot de hoeveelheid waarvoor hem rechten op invoer zijn toegekend.

    (7) Om de marktdeelnemer te verplichten invoercertificaten voor alle hem toegekende rechten aan te vragen, moet worden bepaald dat deze verplichting geldt als primaire eis in de zin van Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten(3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1932/1999(4).

    (8) Met het oog op de volledige benutting van het contingent moet een uiterste datum voor de indiening van aanvragen om invoercertificaten worden vastgesteld en moeten de hoeveelheden waarvoor op die datum geen certificaten zijn aangevraagd, opnieuw worden toegewezen. De ervaring leert dat ook moet worden bepaald dat deze toewijzing uitsluitend bestemd is voor gegadigden die invoercertificaten aangevraagd hebben voor het gehele aantal dieren waarvoor zij rechten konden laten gelden.

    (9) Voorgeschreven moet worden dat de regeling wordt beheerd door middel van invoercertificaten. Daartoe moeten met name voorschriften worden vastgesteld betreffende de indiening van de aanvragen en moet worden bepaald welke gegevens de aanvragen en de certificaten moeten bevatten, waarbij in voorkomend geval wordt afgeweken van sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1291/2000 van de Commissie van 9 juni 2000 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten(5) en van Verordening (EG) nr. 1445/95 van de Commissie van 26 juni 1995 houdende uitvoeringsbepalingen voor de invoer- en uitvoercertificatenregeling in de sector rundvlees en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/80(6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 24/2001(7), of waarbij de betrokken bepalingen worden aangevuld.

    (10) Voor de toepassing van dit tariefcontingent moet daadwerkelijk worden gecontroleerd of de dieren wel voor de voorgeschreven bestemming worden gebruikt. De dieren moeten daarom worden gemest in de lidstaat waar het invoercertificaat is afgegeven.

    (11) Een zekerheid moet worden gesteld om te waarborgen dat de dieren gedurende ten minste 120 dagen in de vermelde bedrijven worden gemest. Het bedrag van de zekerheid moet het verschil dekken tussen de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief (GDT) en de verlaagde rechten die gelden op de datum waarop de betrokken dieren in het vrije verkeer worden gebracht.

    (12) Het Comité van beheer voor rundvlees heeft geen advies uitgebracht binnen de door zijn voorzitter vastgestelde termijn,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. Voor de periode van 1 juli 2001 tot en met 30 juni 2002 wordt een tariefcontingent geopend voor de invoer van 169000 jonge mannelijke runderen van de GN-codes 0102 90 05, 0102 90 29 of 0102 90 49, die bestemd zijn om in de Gemeenschap te worden gemest.

    Het volgnummer van het contingent is 09.4005.

    2. Voor het in lid 1 bedoelde contingent geldt een invoerrecht van 16 % ad valorem, vermeerderd met 582 EUR per ton nettogewicht.

    Deze bedragen gelden slechts wanneer de ingevoerde dieren gedurende ten minste 120 dagen in de lidstaat van invoer worden gemest.

    Artikel 2

    1. De rechten op invoer voor het in artikel 1, lid 1, bedoelde aantal dieren wordt als volgt over de lidstaten verdeeld:

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    2. Voor de in lid 1, onder a) en b), bedoelde aantallen worden de rechten op invoer voor:

    - 70 % van het aantal op verzoek rechtstreeks door de betrokken lidstaat toegekend aan de importeurs die het bewijs leveren dat zij in het kader van de in bijlage I vermelde verordeningen levende dieren hebben ingevoerd. Het toegewezen aantal dieren is evenredig aan het aantal dieren dat die aanvragers in het kader van die verordeningen hebben ingevoerd;

    - 30 % van het aantal op verzoek rechtstreeks door de betrokken lidstaat toegekend aan de marktdeelnemers die het bewijs leveren dat zij in de periode van 1 juli 1999 tot en met 30 juni 2000 ten minste 75 levende dieren van GN-code 0102 90 hebben uitgevoerd naar en/of ingevoerd uit derde landen, waarbij geen rekening wordt gehouden met dieren die in het kader van de in bijlage I vermelde verordeningen zijn ingevoerd.

    De marktdeelnemers moeten in een nationaal BTW-register ingeschreven zijn.

    Aanvragen betreffende rechten op invoer worden ingediend:

    - in Italië, voor het in lid 1, onder a), genoemde aantal;

    - in Griekenland, voor het in lid 1, onder b), genoemde aantal.

    3. Het in lid 1, onder c), genoemde aantal wordt op verzoek toegewezen aan marktdeelnemers die het bewijs leveren dat zij in de periode van 1 juli 1999 tot en met 30 juni 2000 ten minste 75 levende dieren van GN-code 0102 90 hebben uitgevoerd naar en/of ingevoerd uit derde landen.

    Aanvragen betreffende rechten op invoer voor het in de vorige alinea bedoelde aantal worden, behalve in Italië en Griekenland, ingediend in de lidstaat waar de aanvrager een BTW-nummer heeft.

    4. De in lid 2, eerste alinea, tweede streepje, en in lid 3 bedoelde aantallen dieren worden aan iedere in aanmerking komende marktdeelnemer toegewezen naar evenredigheid van het aantal dieren waarvoor zij aanvragen hebben ingediend. Elke aanvraag voor rechten op invoer mag ten hoogste betrekking hebben op 10 % van het beschikbare aantal dieren.

    5. Het bewijs van invoer en/of uitvoer wordt uitsluitend geleverd aan de hand van douanedocumenten voor het in het vrije verkeer brengen of van de uitvoerdocumenten.

    De lidstaten mogen door de bevoegde instantie voor echt verklaarde kopieën van deze documenten aanvaarden.

    Artikel 3

    1. Marktdeelnemers die op 1 juni 2001 geen activiteit meer uitoefenden in de handel in levende runderen, komen voor de bij deze verordening ingestelde regeling niet in aanmerking.

    2. Ondernemingen die zijn gevormd door fusie van ondernemingen die elk afzonderlijk rechten hebben krachtens artikel 2, lid 2, eerste alinea, eerste streepje, behouden dezelfde rechten als de ondernemingen waaruit zij zijn ontstaan.

    Artikel 4

    1. Wanneer een aanvrager voor een van de in artikel 2, leden 2 en 3, vermelde categorieën meer dan één aanvraag indient, worden alle betrokken aanvragen afgewezen.

    2. Voor de toepassing van artikel 2, leden 2 en 3, worden de aanvragen, samen met de vereiste bewijsstukken, uiterlijk op 13 juni 2001 bij de bevoegde instantie ingediend.

    3. Wat de aanvragen op grond van artikel 2, lid 2, betreft, zenden Italië en Griekenland de Commissie na verificatie van de ingediende documenten uiterlijk op 4 juli 2001 de lijst van aanvragers met vermelding van de gevraagde aantallen, waarbij formulieren naar het model in de bijlagen II en III worden gebruikt.

    4. Voor aanvragen op grond van artikel 2, lid 3, dienen de lidstaten, na verificatie van de ingediende documenten, uiterlijk op 26 juni 2001 overeenkomstig het model in bijlage II een lijst van de aanvragers en van de gevraagde aantallen bij de Commissie in.

    De Commissie besluit zo spoedig mogelijk in hoeverre aan de aanvragen kan worden voldaan. Wanneer de aanvragen betrekking hebben op een groter aantal dieren dan er beschikbaar zijn, stelt de Commissie een uniform percentage vast waarmee de gevraagde aantallen worden verminderd.

    5. Wanneer toepassing van de in artikel 2, lid 4, bedoelde toekenning ertoe leidt dat minder dan 50 dieren per aanvraag kunnen worden toegewezen, wijzen de betrokken lidstaten bij loting telkens partijen van 50 dieren toe. Wanneer minder dan 50 dieren overblijven, vormt dit aantal een partij.

    Artikel 5

    1. Met betrekking tot de rechten op invoer moet een zekerheid van 3 EUR per dier worden gesteld. De zekerheid moet bij de invoerrechtenaanvraag worden gesteld.

    2. Voor het toegewezen aantal moeten invoercertificaten worden aangevraagd. Deze verplichting geldt als primaire eis in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85.

    3. Wanneer de in artikel 2, lid 2, bedoelde toekenning door Italië of Griekenland dan wel de toekenning van de Commissie overeenkomstig artikel 4, lid 4, tot gevolg heeft dat meer rechten op invoer zijn aangevraagd dan er toegekend zijn, wordt de zekerheid vrijgegeven voor de niet-toegekende rechten.

    Artikel 6

    1. Dieren waarvoor een recht op invoer is toegekend, mogen slechts worden ingevoerd als een invoercertificaat wordt overgelegd.

    2. De Verordeningen (EG) nr. 1291/2000 en (EG) nr. 1445/95 zijn van toepassing, tenzij in deze verordening anders bepaald.

    3. Een certificaataanvraag kan slechts worden ingediend:

    - in de lidstaat waar het recht op invoer is aangevraagd;

    - door de marktdeelnemer aan wie overeenkomstig de artikelen 2 en 4 rechten op invoer zijn toegekend. De marktdeelnemer kan met de hem toegekende rechten op invoer aanspraak maken op de afgifte van invoercertificaten voor een hoeveelheid die overeenkomt met de hem toegekende rechten.

    4. Tot en met 30 november 2001 worden certificaten afgegeven voor ten hoogste 50 % van de toegekende rechten op invoer. De certificaten voor het resterende aantal dieren worden vanaf 1 december 2001 afgegeven.

    5. Op de certificaataanvraag en het certificaat zelf wordt het volgende vermeld:

    a) in vak 8: het land van oorsprong;

    b) in vak 16: een van de in aanmerking komende GN-codes;

    c) in vak 20: "Levende mannelijke runderen van niet meer dan 300 kg (Verordening (EG) nr. 1095/2001).".

    Artikel 7

    1. In afwijking van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 zijn de op grond van deze verordening afgegeven invoercertificaten niet overdraagbaar en geven ze slechts toegang tot het tariefcontingent wanneer ze op dezelfde naam/namen staan die in de begeleidende aangifte voor het vrije verkeer vermeld is/zijn.

    2. De invoercertificaten zijn geldig gedurende 90 dagen vanaf de datum van afgifte in de zin van artikel 23, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1291/2000. Geen enkel certificaat is evenwel nog geldig na 30 juni 2002.

    3. De afgegeven certificaten zijn in de gehele Gemeenschap geldig.

    4. Artikel 8, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1291/2000 is niet van toepassing.

    Artikel 8

    1. Op het tijdstip van invoer moet de importeur het bewijs leveren dat:

    - hij zich bij de bevoegde instantie van de lidstaat die het invoercertificaat afgeeft, er schriftelijk toe verbonden heeft haar binnen een maand te zullen mededelen op welke bedrijven de jonge dieren worden gemest;

    - hij bij de bevoegde instantie van de lidstaat die het invoercertificaat afgeeft, een zekerheid heeft gesteld waarvan het bedrag voor elke in aanmerking komende GN-code in bijlage IV is vastgesteld, om te waarborgen dat de ingevoerde dieren daar gedurende ten minste 120 dagen, te rekenen vanaf de dag van invoer, zullen worden gemest.

    2. De in deze verordening bedoelde dieren worden gemest in de lidstaat die het invoercertificaat afgeeft.

    3. Behoudens overmacht wordt de in lid 1, tweede streepje, bedoelde zekerheid pas vrijgegeven als aan de bevoegde instantie van de lidstaat die het invoercertificaat afgeeft, het bewijs is geleverd dat de jonge mannelijke runderen:

    a) op het/de overeenkomstig lid 1 vermelde bedrijf/bedrijven gemest zijn;

    b) niet binnen 120 dagen na de dag van invoer zijn geslacht, of

    c) binnen deze periode om gecondheidsredenen zijn geslacht of als gevolg van een ziekte of een ongeval zijn gestorven.

    De zekerheid wordt vrijgegeven zodra dergelijk bewijs is geleverd.

    Wanneer de in lid 1, eerste streepje, bedoelde termijn niet in acht wordt genomen, wordt de vrij te geven zekerheid evenwel verminderd met:

    - 15 % en

    - 2 % van het resterende bedrag voor elke dag waarmee de termijn wordt overschreden.

    De niet-vrijgegeven bedragen worden verbeurd en als douanerecht ingehouden.

    4. Als het in lid 3 bedoelde bewijs niet binnen 180 dagen na de dag van invoer wordt geleverd, wordt de zekerheid verbeurd en als douanerecht ingehouden.

    Wanneer dit bewijs niet binnen de genoemde termijn van 180 dagen wordt geleverd, maar wel binnen zes maanden na deze termijn van 180 dagen, wordt het verbeurde bedrag, verminderd met 15 % van het zekerheidsbedrag, terugbetaald.

    Artikel 9

    1. De aantallen waarvoor per 22 februari 2002 geen invoercertificaten zijn aangevraagd, worden, zonder rekening te houden met de in artikel 2, lid 1, bedoelde verdeling van rechten op invoer over de lidstaten en de twee verschillende regelingen als bedoeld in artikel 2, lid 2, eerste en tweede streepje, opnieuw toegewezen.

    2. Daartoe delen de lidstaten de Commissie uiterlijk op 1 maart 2002 de aantallen mee waarvoor geen invoercertificaten zijn aangevraagd.

    3. De Commissie neemt zo snel mogelijk een besluit over deze overblijvende aantallen.

    4. De overblijvende aantallen worden uitsluitend toegewezen aan de gegadigden die voor het gehele aantal dieren waarvoor ze rechten konden laten gelden, invoercertificaten hebben aangevraagd.

    De aanvraag voor rechten op invoer wordt ingediend in de lidstaat waar de aanvrager een BTW-nummer heeft.

    5. Voor de toepassing van dit artikel geldt het bepaalde in de artikelen 4 tot en met 8. Als in artikel 4, lid 2, bedoelde uiterste datum voor de aanvraag geldt echter 22 maart 2002 en als in artikel 4, lid 4, bedoelde indieningstermijn geldt 29 maart 2002.

    Artikel 10

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 5 juni 2001.

    Voor de Commissie

    Franz Fischler

    Lid van de Commissie

    (1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21.

    (2) PB L 146 van 20.6.1996, blz. 1.

    (3) PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.

    (4) PB L 240 van 10.9.1999, blz. 11.

    (5) PB L 152 van 24.6.2000, blz. 1.

    (6) PB L 143 van 27.6.1995, blz. 35.

    (7) PB L 3 van 6.1.2001, blz. 9.

    BIJLAGE I

    In artikel 2, lid 2, bedoelde verordeningen

    Verordeningen van de Commissie:

    - (EG) nr. 1376/97 (PB L 189 van 18.7.1997, blz. 3),

    - (EG) nr. 1043/98 (PB L 149 van 20.5.1998, blz. 7),

    - (EG) nr. 1431/1999 (PB L 166 van 1.7.1999, blz. 49).

    BIJLAGE II

    Fax (32-2) 296 60 27/(32-2) 295 36 13

    Toepassing van artikel 4, leden 3 en 4, van Verordening (EG) nr. 1095/2001

    Volgnummer 09.4005

    >PIC FILE= "L_2001150NL.003002.EPS">

    BIJLAGE III

    Fax (32-2) 296 60 27/(32-2) 295 36 13

    Toepassing van artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1095/2001

    Volgnummer 09.4005

    >PIC FILE= "L_2001150NL.003102.EPS">

    BIJLAGE IV

    ZEKERHEDEN

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Top