EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000D0604

2000/604/EG: Besluit van de Raad van 29 september 2000 inzake de samenstelling en het statuut van het Comité voor de economische politiek

PB L 257 van 11.10.2000, p. 28–31 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/07/2003

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2000/604/oj

32000D0604

2000/604/EG: Besluit van de Raad van 29 september 2000 inzake de samenstelling en het statuut van het Comité voor de economische politiek

Publicatieblad Nr. L 257 van 11/10/2000 blz. 0028 - 0031


Besluit van de Raad

van 29 september 2000

inzake de samenstelling en het statuut van het Comité voor de economische politiek

(2000/604/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 209,

Gezien het advies van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het Comité voor de economische politiek, hierna "comité" te noemen, is ingesteld bij Besluit 74/122/EEG van de Raad(1).

(2) Het comité heeft alle taken vervuld die voorheen waren opgedragen aan het Comité voor de conjunctuurpolitiek, ingesteld bij beschikking van de Raad van 9 maart 1960 inzake de coördinatie van de conjunctuurpolitiek der lidstaten(2), aan het Comité voor begrotingspolitiek, ingesteld bij besluit van de Raad van 8 mei 1964 betreffende de samenwerking tussen de bevoegde dienstvakken van de lidstaten op het gebied van de begrotingspolitiek(3) en aan het Comité voor de economische politiek op middellange termijn, ingesteld bij besluit van de Raad van 15 april 1964 tot instelling van een Comité voor de economische politiek op middellange termijn(4).

(3) Het comité wordt genoemd in artikel 272 van het Verdrag.

(4) In het statuut van het comité dient het nieuwe institutionele kader dat door de inwerkingtreding van de derde fase van de Economische en Monetaire Unie is ontstaan, zijn weerslag te vinden. Het lijkt raadzaam de basisstructuur van het comité te behouden, doch de nodige wijzigingen aan te brengen om de werking ervan te verbeteren en de taken ervan nauwkeuriger te omschrijven.

(5) De aan het comité opgedragen taak mag geen afbreuk doen aan het recht van de Commissie om aanbevelingen te doen of adviezen uit te brengen over in het Verdrag behandelde aangelegenheden.

(6) De invoering van de euro versterkt de noodzaak van een nauwe coördinatie van het economisch beleid en een aanhoudende convergentie van de economische prestaties van de lidstaten. Overeenkomstig de resolutie van de Europese Raad van Luxemburg van 13 december 1997 betreffende de coördinatie van het economisch beleid in de derde fase van de Economische en Monetaire Unie(5), dient de verbetering van de coördinatie van het economisch beleid in te houden dat er nauwlettender wordt toegezien op de macro-economische ontwikkelingen in de lidstaten en op de structurele beleidsmaatregelen van de lidstaten op de arbeids-, de goederen- en dienstenmarkt, en op kosten- en prijstendensen, inzonderheid voorzover zij van invloed zijn op de kansen om duurzame niet-inflatoire groei en nieuwe werkgelegenheid tot stand te brengen.

(7) De globale richtsnoeren voor het economisch beleid en de procedure van multilateraal toezicht, zoals bedoeld in artikel 99 van het Verdrag, staan centraal in de coördinatie van het economisch beleid. Onverminderd de taken van het Economisch en Financieel Comité moet het comité ondersteuning verlenen voor de uitwerking van de richtsnoeren en bijdragen tot het multilateraal toezicht op de in dit besluit genoemde gebieden.

(8) De Europese Raad heeft tijdens zijn bijeenkomst van 16 juni 1998 te Cardiff het besluit toegejuicht van de Raad Ecofin en van de ministers in het kader van die Raad bijeen op 1 mei 1998(6), om een eenvoudige procedure in te stellen, die het subsidiariteitsbeginsel volledig eerbiedigt, om toe te zien op de vorderingen van de economische hervormingen.

(9) Met de resolutie van de Europese Raad van 3 en 4 juni 1999 is een macro-economische dialoog op communautair niveau op gang gebracht. Die macro-economische dialoog heeft ten doel, de wisselwerking tussen loonontwikkelingen en het macro-economisch beleid te verbeteren. De Europese Raad heeft geconcludeerd dat de macro-economische dialoog op technisch niveau dient plaats te vinden in een in het kader van het comité, in samenwerking met het Comité voor de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt, opgerichte werkgroep waaraan wordt deelgenomen door vertegenwoordigers van beide comités (ook van de Europese Centrale Bank), van de Commissie en van de macro-economische groep van de sociale dialoog. Het Comité dient in het bijzonder de bijdrage van de vertegenwoordigers van de regeringen aan de dialoog op dit niveau te organiseren.

(10) Met de resolutie over groei en werkgelegenheid(7) heeft de Europese Raad van 16 juni 1997 te Amsterdam opgeroepen tot een versterkte coördinatie van het economisch beleid, ter aanvulling op de in de nieuwe titel in het Verdrag over werkgelegenheid beoogde procedure, en het Comité voor de werkgelegenheid verzocht nauw samen te werken met het comité.

(11) Het Verdrag voorziet in de instelling van een Economisch en Financieel Comité. De taken van het Economisch en Financieel Comité zijn uiteengezet in artikel 114, lid 2, van het Verdrag. Het statuut van het Economisch en Financieel Comité is aangenomen bij besluit van de Raad van 31 december 1998(8). Het Comité dient nauw samen te werken met het Economisch en Financieel Comité, wanneer het de Raad bijstaat.

(12) Het Verdrag voorziet in de instelling van een Comité voor de werkgelegenheid. Ook met dat comité dient nauw te worden samengewerkt.

(13) De omschrijving van de taken van het comité laat elke mogelijke toekomstige afgeleide wetgeving met betrekking tot de multilaterale toezichtprocedure als bedoeld in artikel 99, lid 5, van het Verdrag, onverlet.

(14) De lidstaten, de Commissie en de Europese Centrale Bank dienen op passende wijze in het comité vertegenwoordigd te zijn. Zij dienen elk vier leden te benoemen.

(15) De leden van het comité dienen te worden benoemd in hun persoonlijke hoedanigheid en zich bij de uitoefening van hun ambt te laten leiden door het algemene belang van de Gemeenschap.

(16) De voorzitter van het comité dient voor een periode van twee jaar te worden benoemd. In de regel kan hij niet voor een tweede ambtstermijn van twee jaar worden benoemd. De ambtstermijn dient evenwel te kunnen worden verlengd indien er geen andere kandidaat voor het voorzitterschap is.

(17) Het lidmaatschap van het comité van functionarissen van de Europese Centrale Bank en van de nationale centrale banken dient artikel 108 van het Verdrag onverlet te laten,

BESLUIT:

Artikel 1

Het statuut van het bij artikel 272 van het Verdrag opgerichte Comité voor de economische politiek ("het comité"), wordt hierbij aangenomen.

De tekst van het statuut is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

Besluit 74/122/EEG wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit wordt van kracht op de dag volgende op die van zijn bekendmaking.

Gedaan te Brussel, 29 september 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

L. Fabius

(1) PB L 63 van 5.3.1974, blz. 21.

(2) PB 31 van 9.5.1960, blz. 764/60.

(3) PB 77 van 21.5.1964, blz. 1205/64.

(4) PB 64 van 22.4.1964, blz. 1301/64.

(5) PB C 35 van 2.2.1998, blz. 1.

(6) PB L 139 van 11.5.1998, blz. 28.

(7) PB C 236 van 2.8.1997, blz. 3.

(8) PB L 5 van 9.1.1999, blz. 71.

BIJLAGE

Statuut van het Comité voor de economische politiek

DEEL I

TAKEN VAN HET COMITÉ

Artikel 1

1. Onverminderd de artikelen 114 en 207 van het Verdrag draagt het Comité voor de economische politiek (hierna te noemen "het comité") bij tot de voorbereiding van de werkzaamheden van de Raad ter coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten en de Gemeenschap en dient het de Commissie en de Raad van advies.

2. Het comité draagt tot de voorbereiding van de werkzaamheden van de Raad bij door het verstrekken van economische analyses, adviezen over methodologie en ontwerp-teksten voor beleidsaanbevelingen, met name op het gebied van het structureel beleid ter verbetering van het groeipotentieel en de werkgelegenheid in de Gemeenschap. In dit verband concentreert het comité zich meer bepaald op:

- de werking van de goederen, de kapitaal-, de diensten- en de arbeidsmarkt, met inbegrip van de ontwikkelingen van de lonen, de productiviteit, de werkgelegenheid en het concurrentievermogen;

- de rol en de efficiëntie van de overheidssector en de houdbaarheid van de openbare financiën op de lange termijn;

- de implicaties voor de gehele economie van specifieke beleidsmaatregelen, bijvoorbeeld op het gebied van milieu, onderzoek en ontwikkeling of sociale cohesie.

3. Op de bovengenoemde gebieden draagt het comité, onverminderd de artikelen 114 en 207 van het Verdrag, bij tot de werkzaamheden van de Raad, met name op het stuk van de uitwisseling van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid en de procedure van multilateraal toezicht, als bedoeld in artikel 99, lid 3, van het Verdrag. In dit verband voert het comité geregeld onderzoeken per land uit die voornamelijk zijn toegespitst op de structurele hervormingen in de lidstaten.

4. Onverminderd de artikelen 130 en 207 van het Verdrag draagt het comité bij tot de werkzaamheden van de Raad in het kader van de titel Werkgelegenheid van het Verdrag.

5. Het comité ondersteunt het Economisch en Financieel Comité, meer bepaald bij het volgen van de macro-economische ontwikkelingen op de korte en middellange termijn in de lidstaten en de Gemeenschap, door het verstrekken van analyses en adviezen voornamelijk over methodologische vraagstukken met betrekking tot de interactie tussen het structureel en macro-economisch beleid en de loonontwikkelingen in de lidstaten en de Gemeenschap.

6. Het comité biedt het kader waarbinnen de macro-economische dialoog tussen vertegenwoordigers van het comité (inclusief de Europese Centrale Bank), het Economisch en Financieel Comité, het Comité voor de werkgelegenheid, de Commissie en de sociale partners op technisch niveau wordt gevoerd.

7. Het comité wordt door de Commissie geraadpleegd over het maximum stijgingspercentage voor de niet-verplichte uitgaven van de algemene begroting van de Europese Unie, overeenkomstig artikel 272 van het Verdrag.

Artikel 2

Het comité brengt op verzoek van de Raad, de Commissie of het Economisch en Financieel Comité, dan wel op eigen initiatief adviezen uit.

Artikel 3

Bij het vervullen van zijn taken werkt het comité in nauw overleg met het Economisch en Financieel Comité wanneer het verslag uitbrengt aan de Raad. In zijn bijdrage tot de voorbereiding van de algemene economische beleidsrichtsnoeren, brengt het comité verslag uit aan het Economisch en Financieel Comité. Het coördineert zijn werkzaamheden met het Comité voor de werkgelegenheid en met andere comités en groepen die de werkzaamheden van de Raad voorbereiden op de gebieden waarvoor die comités en groepen bevoegd zijn.

DEEL II

SAMENSTELLING

Artikel 4

1. De lidstaten, de Commissie en de Europese Centrale Bank benoemen ieder vier leden van het comité.

2. De leden van het comité worden gekozen uit hoge ambtenaren met een bijzondere bekwaamheid op het gebied van de planning van het economisch en structureel beleid.

Artikel 5

De leden van het comité laten zich bij de uitoefening van hun ambt leiden door het algemene belang van de Gemeenschap.

DEEL III

VOORZITTER EN SECRETARIAAT

Artikel 6

1. Het comité kiest uit zijn midden, met meerderheid van stemmen, een voorzitter en ten hoogste drie vice-voorzitters, voor een ambtstermijn van twee jaar. In de regel kunnen zij niet voor een tweede ambtstermijn van twee jaar worden benoemd.

2. De voorzitter draagt zijn stemrecht over aan een ander lid van zijn delegatie.

Artikel 7

Indien de voorzitter verhinderd is zijn taken te vervullen, wordt hij vervangen door een van de vice-voorzitters van het comité.

Artikel 8

1. Het comité wordt bijgestaan door een secretariaat onder leiding van een secretaris. De secretaris en het voor het verrichten van de taken van het secretariaat benodigde secretariaatspersoneel worden door de Commissie ter beschikking gesteld. De secretaris wordt benoemd door de Commissie na raadpleging van het comité. De secretaris en zijn personeel handelen op instructie van het comité wanneer zij voor het comité optreden.

2. De uitgaven van het comité worden opgenomen in de raming van de Commissie.

DEEL IV

BERAADSLAGINGEN

Artikel 9

Indien om stemming wordt gevraagd, worden adviezen of verslagen vastgesteld door een meerderheid van de leden. Ieder lid van het comité heeft één stem. Indien echter een mening of een advies wordt gegeven over vraagstukken waarover de Raad mogelijkerwijs vervolgens een besluit neemt, nemen leden van centrale banken en de Commissie volledig deel aan de debatten, maar niet aan een stemming. Het comité brengt ook verslag uit over meningen van een minderheid of afwijkende meningen die in de loop van de discussie tot uitdrukking worden gebracht.

Artikel 10

In de regel mogen alleen de leden het woord voeren tijdens de vergaderingen van het comité. In uitzonderlijke gevallen kan de voorzitter instemmen met andere regelingen.

Artikel 11

Het comité kan de bestudering van bepaalde vraagstukken toevertrouwen aan subcomités of groepen. Het voorzitterschap van zulke groepen wordt waargenomen door een lid van het comité dat door het comité is aangewezen.

Artikel 12

Het comité, de subcomités en de groepen kunnen zich laten bijstaan door deskundigen.

Artikel 13

Het comité wordt door zijn voorzitter op zijn/haar initiatief, dan wel op verzoek van de Raad, de Commissie of ten minste vijf leden van het comité bijeengeroepen.

Artikel 14

1. In de regel vertegenwoordigt de voorzitter het comité. Hij kan met name door het comité worden gemachtigd verslag uit te brengen over de besprekingen, en adviezen en mededelingen van het comité mondeling toe te lichten.

2. De voorzitter van het comité is verantwoordelijk voor het onderhouden van de betrekkingen van het comité met het Europees Parlement, dat zo nodig op de hoogte wordt gehouden van de werkzaamheden van het comité.

Artikel 15

1. Behoudens andersluidend besluit zijn de beraadslagingen van het comité vertrouwelijk. Dit geldt eveneens voor de beraadslagingen van de subcomités of groepen.

2. De verslagen en adviezen van het comité zijn beschikbaar voor het publiek nadat zij zijn toegezonden aan degene tot wie zij zijn gericht, tenzij zij op grond van hogere belangen vertrouwelijk dienen te blijven.

Artikel 16

Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Top