EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000D0018

2000/18/EG: Beschikking van de Commissie van 29 september 1999 betreffende de overheidssteun die Italië voornemens is te verlenen aan Fiat Auto SpA voor de fabriek te Termoli (Campobasso) (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 3274) (Voor de EER relevante tekst) (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

PB L 6 van 11.1.2000, p. 52–57 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document Date of entry into force unknown (pending notification) or not yet in force.

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2000/18(1)/oj

32000D0018

2000/18/EG: Beschikking van de Commissie van 29 september 1999 betreffende de overheidssteun die Italië voornemens is te verlenen aan Fiat Auto SpA voor de fabriek te Termoli (Campobasso) (kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 3274) (Voor de EER relevante tekst) (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

Publicatieblad Nr. L 006 van 11/01/2000 blz. 0052 - 0057


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 29 september 1999

betreffende de overheidssteun die Italië voornemens is te verlenen aan Fiat Auto SpA voor de fabriek te Termoli (Campobasso)

(kennisgeving geschied onder nummer C(1999) 3274)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2000/18/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig voornoemde artikelen in de gelegenheid te hebben gesteld hun opmerkingen kenbaar te maken(1),

Overwegende hetgeen volgt:

I. PROCEDURE

(1) In de periode oktober-december 1997 heeft de Italiaanse regering, overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag, bij de Commissie zes steunvoornemens ten behoeve van Fiat Auto SpA (hierna: "Fiat") aangemeld(2), waaronder ook de steun voor de fabriek van Termoli (provincie Campobasso - regio Molise) (hierna: "Fiat Termoli") die op 28 oktober 1997 werd ingeschreven onder nummer N 730/97. Aan de Italiaanse autoriteiten werden aanvullende vragen om inlichtingen en diverse verzoeken gezonden om de inlichtingen te ontvangen die onmisbaar zijn opdat de Commissie een beschikking kan geven. Op 23 april 1998 vond een bijeenkomst plaats met de vertegenwoordigers van Italië en Fiat om diverse aspecten van de onderzochte zaak te bespreken. Ten slotte hebben de Italiaanse autoriteiten bij schrijven van 20 november 1998 een gedeeltelijk antwoord gegeven op de door de Commissie gestelde vragen.

(2) Bij schrijven van 9 maart 1999 heeft de Commissie Italië in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de procedure van artikel 88, lid 2, van het Verdrag ten aanzien van de voornoemde steunvoornemens, en heeft zij Italië aangemaand haar binnen één maand alle bescheiden, inlichtingen en gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn om de verenigbaarheid van de steunmaatregel met de gemeenschappelijke markt te beoordelen. Indien de Commissie deze informatie niet ontving, zou zij op basis van de feiten waarover zij beschikte, een beschikking geven.

(3) Het besluit tot inleiding van de procedure werd bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen(3), waarbij de Commissie aan belanghebbenden het verzoek richtte hun opmerkingen kenbaar te maken.

(4) De Commissie heeft in dit verband geen opmerkingen van derden ontvangen.

(5) De diensten van de Commissie hebben zich op 24 februari 1999 naar Mirafiori begeven om er onder meer het dossier-Fiat Termoli te bespreken. Ten slotte werd op 6 juli 1999 het project te Termoli bezocht.

II. GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUNMAATREGEL

(6) De voorgenomen steun zou door de Italiaanse autoriteiten worden toegekend aan Fiat, dat onder meer in Italië, Polen, Turkije en Zuid-Amerika vestigingen heeft. In 1998 produceerde Fiat 2,7 miljoen automobielen, onder de volgende merknamen: Alfa Romeo, Ferrari, Fiat, Lancia en Maserati. In 1997 had de onderneming circa 62000 werknemers in Italië, onder wie 3300 in Termoli, waar motoren voor automobielen en versnellingsbakken worden geproduceerd. Een belangrijk deel van de omzet van Fiat - circa een derde - wordt behaald in andere lidstaten.

(7) De aangemelde investering vindt plaats in de Fiat Termoli-fabriek, die gevestigd is in een steungebied ex artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag, met - op het tijdstip van de aanmelding - een regionaal plafond van 30 % nettosubsidie-equivalent (NSE) voor grote ondernemingen. De investering die van start ging in 1995, zal zijn afgewerkt in 1999. Volgens een kosten-batenanalyse van 20 november 1998 bedraagt de kostprijs 487 miljard ITL(4) (actuele waarde: 412 miljard ITL, of circa 212 miljoen EUR). Zodoende kunnen nieuwe Fire 16 V-motoren(5) worden geproduceerd met een cilinderinhoud van 1242 cm3, die zijn afgeleid van de Fire 1242 cm3 8 V MPI-motoren, maar zonder gemeenschappelijke onderdelen. De geïnstalleerde capaciteit bedraagt circa 230000 Fire 16 V-motoren per jaar.

(8) De steun voor een nominaal bedrag van - volgens de verklaringen van de Italiaanse autoriteiten - 55,2 miljard ITL (28 miljoen EUR) wordt toegekend in het kader van de regeling uit wet nr. 488 van 19 december 1992(6) tot herfinanciering van wet nr. 64/86 (hierna: "wet nr. 488/92"), welke bij beschikking van de Commissie van 24 maart 1995 werd goedgekeurd. De geactualiseerde steunintensiteit bedraagt bijgevolg 13,03 % brutosubsidie-equivalent (BSE) volgens de kosten-batenanalyse van 20 november 1998. In de initiële aanmelding was sprake van 15,27 % BSE of 12,44 % NSE.

(9) De Commissie heeft de Italiaanse regering in kennis gesteld van haar besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure ten aanzien van het aangemelde steunvoornemen, in hoofdzaak om de volgende redenen:

a) twijfel over de noodzaak van de steun, vooral ten aanzien van de vermeende mobiliteit van de investeringen;

b) twijfel over het toegelaten steunpeil, aangezien volgens de door de Italiaanse autoriteiten meegedeelde kosten-batenanalyse de handicap van Termoli ten opzichte van Desio, dat als vergelijkingslocatie wordt voorgesteld, 21,15 % bedraagt.

(10) De Commissie heeft Italië derhalve aangemaand haar binnen één maand alle informatie te verstrekken die noodzakelijk was om de verenigbaarheid van de betrokken steun te beoordelen. Indien de Commissie deze informatie niet ontving, zou zij op basis van de feiten waarover zij beschikte, een beschikking geven.

III. OPMERKINGEN VAN ITALIË

(11) Nadat de Italiaanse autoriteiten op 9 april 1999 hadden verzocht om een aanvullende antwoordtermijn, hebben zij de Commissie bij schrijven van 16 april 1999 de inlichtingen verstrekt die nodig zijn om het onderzoek te beëindigen van de zes zaken die tussen oktober en december 1997 waren aangemeld en ten aanzien waarvan de Commissie op 3 februari 1999 besloten had de formele onderzoeksprocedure in te leiden.

(12) In de eerste plaats legt de Italiaanse regering de nadruk op de doelstelling van de in Termoli uitgevoerde investeringen, die bestemd zijn voor de ontwikkeling en de expansie van de vestiging door de installatie van nieuwe productielijnen in werkplaatsen die gescheiden zijn van de productie van de 8 V-motor. Voorts worden nieuwe arbeidsplaatsen geschapen.

(13) Op de tweede plaats betreurt de Italiaanse regering de hiaat die volgens haar bestaat tussen de economische realiteit van het besluit over de keuze van de vestigingsplaats en het door de Commissie uitgevoerde onderzoek, met name wat betreft de nauw verbonden kwesties van de mobiliteit en de uitwerking van de kosten-batenanalyse. De in dat verband gemaakte opmerkingen overschrijden het strikte kader van de zaak-Fiat Termoli en hebben ruimer betrekking op de voormelde zes Fiat-zaken.

(14) Wat meer bepaald Fiat Termoli betreft, merkt Italië op dat de Commissie de mobiliteit van de investeringen blijft betwijfelen. Fiat heeft voor het project meerdere alternatieve locaties onderzocht, met name in Brazilië en Turkije, waar in 1994 lagere exploitatiekosten werden geboden, een vergelijkbaar technologisch en productiviteitsniveau, en goed opgeleide werknemers. Deze mobiliteit werd ook aangetoond door de vestiging van een productielijn van Fire 16 V-motoren in Brazilië tegen het jaar 2000. Indien de totale productie van Fire-motoren in Brazilië werd gevestigd, zouden er besparingen kunnen plaatsvinden als gevolg van schaalvergroting.

De voorgenomen regionale steun volstaat niet om de extra kosten te compenseren die voortvloeien uit het besluit om de investeringen in Italië uit te voeren, maar hebben zeker een stimulerend effect gehad bij het nemen van het definitieve besluit.

Bijgevolg is de Italiaanse regering van oordeel dat het project voor Fiat Termoli voldoet aan het mobiliteitscriterium.

(15) Op de derde plaats is het op grond van wet nr. 488/92 niet mogelijk om steun te verlenen aan een transversale regeling, maar wordt juist geëist dat de subsidieaanvragen afzonderlijk plaatsvinden. Aangezien zes vestigingen in aanmerking komen voor de eerste twee uitnodigingen tot inschrijving aan de hand waarvan de projecten worden geselecteerd die voor steun in aanmerking komen, heeft Fiat zes aparte aanvragen ingediend. De zes zaken werden vervolgens ook afzonderlijk bij de Commissie aangemeld. Een andere moeilijkheid bij de behandeling van deze zaken vloeit voort uit het feit dat de projecten op twee verschillende tijdstippen werden aangemeld, in oktober 1997 en in december 1997. Dit had tot gevolg dat de Commissie de communautaire kaderregeling inzake staatssteun aan de automobielindustrie (hierna: "de kaderregeling") toepaste, in de twee versies die op het tijdstip van de aanmelding van toepassing waren(7). Volgens de eerste versie moet de bij de kosten-batenanalyse gebruikte vergelijkingslocatie gelegen zijn buiten een communautair steungebied, terwijl volgens de tweede versie een vergelijkingslocatie in Europa of in de LMOE's mag worden gebruikt. Bij deze dubbele, kunstmatige dichotomie wordt de economische realiteit van de investeringen niet in aanmerking genomen.

(16) Om evenwel rekening te houden met het feit dat het volgens de kaderregeling verboden is een alternatieve locatie te gebruiken die niet buiten een communautair steungebied gelegen is, heeft Italië een kosten-batenanalyse uitgewerkt waarbij de vestigingen te Termoli en Desio worden vergeleken voor wat betreft de productie van Fire 16 V-motoren. Volgens het schrijven van 16 april 1999 is Desio een locatie die potentieel geschikt is voor mechanische productie, met name gezien de beschikbare ruimte. Voorts werden diverse aanvullende toelichtingen verstrekt inzake de verschillen in investeringen, de structuur van de transportkosten, de vergelijkingen met de fabrieken van Mirafiori en Verrone, de leveranciers en de overige kosten.

(17) De door de Italiaanse regering uitgevoerde kosten-batenanalyse levert voor Termoli een handicap van 21,15 % op, hetgeen volstaat om de aangemelde steun goed te keuren.

IV. BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL

(18) De door de Italiaanse autoriteiten aangemelde maatregel ten behoeve van Fiat Termoli is overheidssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag. Deze maatregel wordt immers gefinancierd door de staat of met overheidsmiddelen. Aangezien de steun bovendien een niet onaanzienlijk aandeel in de financiering van het project vertegenwoordigt, dreigt de mededinging in de Gemeenschap te worden vervalst doordat Fiat wordt bevoordeeld ten opzichte van andere ondernemingen die geen steun ontvangen. Tenslotte wordt de markt voor motoren voor automobielen, net zoals de markt voor automobielen, gekenmerkt door een intensief handelsverkeer tussen de lidstaten.

(19) De betrokken overheidssteun, die werd toegekend in het kader van de goedgekeurde regeling van wet nr. 488/92, is bestemd voor een onderneming die actief is in de fabricage en assemblage van automobielen. Het steunvoornemen dient bijgevolg te worden beoordeeld op grond van de betrokken communautaire kaderregeling. Aangezien de Italiaanse regering het steunvoornemen heeft aangemeld op 28 oktober 1997 (tijdstip waarop de aanmelding ook door de Commissie werd geregistreerd), is de toepasselijke kaderregeling die uit 1989, zoals gewijzigd en verlengd. Een en ander wordt bevestigd door de volgende kaderregeling(8), die van kracht is vanaf 1 januari 1998.

Volgens punt 2.6 van deze kaderregeling "dient de vorige kaderregeling, die op 1 januari 1996 in werking is getreden voor een periode van twee jaar, als basis voor de beoordeling van steunprojecten welke vóór 1 november 1997 zijn aangemeld en over de verenigbaarheid waarvan de Commissie zich nog niet heeft uitgesproken of ten aanzien waarvan zij vóór die datum de procedure van artikel 93, lid 3, van het Verdrag had ingeleid.".

Italië heeft deze beoordeling in de loop van de procedure niet betwist.

(20) De Commissie wijst er voorts op dat steun wordt toegekend op basis van een goedgekeurde regeling en dat de kostprijs van het project meer dan 17 miljoen EUR bedraagt. Bijgevolg zijn de Italiaanse autoriteiten hun verplichting tot aanmelding van het project nagekomen.

(21) De Commissie betreurt evenwel dat veel tijd is verlopen tussen de ondertekening van het ministerieel decreet waarmee de toekenning van de betrokken steun wordt geregeld - 20 november 1996 - en het tijdstip van de officiële aanmelding, eind oktober 1997.

(22) Krachtens artikel 87, lid 2, van het Verdrag kunnen bepaalde soorten steun als verenigbaar met het Verdrag worden beschouwd. Gezien de aard en de doelstelling van de steun, alsmede de geografische locatie van de investeringen, is artikel 87, lid 2, onder a) tot en met c), niet van toepassing. In lid 3 van bewust artikel worden andere vormen van steun omschreven die als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt kunnen worden aangemerkt. De verenigbaarheid dient te worden beoordeeld in het kader van de hele Gemeenschap, en niet in louter nationaal verband. Teneinde de goede werking van de gemeenschappelijke markt te verzekeren en gelet op het beginsel uit artikel 3, onder g), van het Verdrag, dienen de uitzonderingen van artikel 87, lid 3, restrictief te worden geïnterpreteerd. Wat de afwijkingen uit artikel 87, lid 3, onder b) en d), betreft, is de betrokken steun duidelijk niet bestemd om een project van gemeenschappelijk Europees belang te bevorderen of een ernstige verstoring in de Italiaanse economie op te heffen. Evenmin dient hij om de cultuur en de instandhouding van het culturele erfgoed te bevorderen. Wat de afwijkingen uit artikel 87, lid 3, onder a) en c), betreft, is enkel de afwijking onder c) relevant, omdat Termoli zich bevindt in een op grond van deze bepaling gesteund gebied.

(23) Om uit te maken of de voorgenomen regionale steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, op grond van de afwijking uit artikel 87, lid 3, onder c), moet de Commissie bijgevolg nagaan of voldaan is aan de voorwaarden van de betrokken kaderregeling.

(24) De Commissie erkent dat nieuwe investeringen in minder ontwikkelde gebieden een bijdrage kunnen leveren tot de regionale ontwikkeling. Precies daarom neemt de Commissie doorgaans een positieve houding aan ten aanzien van investeringssteun die wordt toegekend om het hoofd te bieden aan structurele handicaps in achtergebleven regio's van de Gemeenschap. Bij de beoordeling van voornemens om regionale steun te verlenen dient de Commissie echter de voordelen voor de regionale ontwikkeling (bijdragen tot de duurzame ontwikkeling van de regio door het scheppen of behouden van stabiele arbeidsplaatsen, en het bestaan van banden met de lokale en communautaire economie) af te wegen tegen de mogelijke gevolgen voor de sector als geheel (zoals het ontstaan of behoud van een aanzienlijke overcapaciteit). Deze beoordeling is evenwel niet bedoeld om te ontkennen dat regionale steun een essentiële bijdrage levert tot de cohesie in de Gemeenschap, maar wil eerder garanderen dat ook andere elementen in aanmerking worden genomen die voor de Gemeenschap van belang zijn, zoals de ontwikkeling van de sector op communautair niveau. Het is dus een vast beleid van de Commissie dat zij als volgt te werk gaat bij de toetsing van regionale steun voor de automobielindustrie aan de betrokken kaderregeling:

1. De Commissie gaat eerst na of regionale steun mag worden toegekend. Daartoe onderzoekt zij met name of de betrokken regio volgens het Gemeenschapsrecht in aanmerking komt voor steun en of de investeerder voor zijn project een alternatieve plaats kan kiezen, hetgeen de noodzaak van de steun aantoont, met name op grond van de mobiliteit van het project.

2. Vervolgens bepaalt de Commissie of de voorziene kosten in verband met de mobiele aspecten van een project voor steun in aanmerking komen.

3. Daarna onderzoekt zij of de toekenning van de voorgenomen steun in verhouding staat tot de regionale problemen die hij moet helpen oplossen. Daartoe gaat zij na of het project de ontwikkeling van de betrokken regio op lange termijn bevordert, en maakt zij in de regel gebruik van een kosten-batenanalyse.

4. Ten slotte behandelt zij ook de kwestie van de toeslag (top-up) die bestaat in een verhoging van de intensiteit, als extra stimulans voor de investeerder om in de betrokken regio te investeren. Een dergelijke toeslag wordt toegestaan mits de investering de capaciteitsproblemen waarmee de automobielsector te maken heeft, niet vergroot.

De som van de in de laatste twee stadia berekende bedragen vormt het totale steunbedrag dat de Commissie, binnen de grenzen van het regionale plafond, kan goedkeuren.

(25) De procedure is de Italiaanse regering en Fiat bekend, door talrijke eerdere steunzaken in de automobielsector. Bovendien werd een passend antwoord gegeven op de methodologische problemen die ter sprake werden gebracht tijdens de bijeenkomsten met de Italiaanse autoriteiten, die vergezeld waren van Fiat-vertegenwoordigers.

(26) De betrokken fabriek is gevestigd in een steungebied ex artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag, waar op het tijdstip van de aanmelding de regionale steun voor grote ondernemingen in de regel maximaal 30 % NSE mocht bedragen(9).

(27) Om de noodzaak van de regionale steun te bewijzen, moeten de Italiaanse autoriteiten onder meer de mobiliteit van het project aantonen en dus bewijzen dat er een economisch levensvatbare alternatieve locatie bestaat voor de vestiging van het project of delen daarvan. Indien het investeringsproject op geen enkel ander nieuw of bestaand fabrieksterrein van het concern kan worden uitgevoerd, zal de onderneming immers verplicht zijn haar project uit te voeren op de enige mogelijke vestigingsplaats, zelfs zonder steun.

(28) De Commissie heeft zich voor deze elementen laten bijstaan door onafhankelijke deskundigen (IMO, Leuven), met wie zij de Fiat Termoli-fabriek heeft bezocht met het oog op het afronden van het onderzoek van het betrokken dossier. Dankzij dit bezoek kon ter plaatse worden geconstateerd dat de lijnen voor fabricage, assemblage en testen van de Fire 16 V-motoren gescheiden zijn van de overige productielijnen te Termoli en dat de nieuwe motoren geen onderdelen gemeenschappelijk hebben met de oude Fire 8 V-motoren. Daaruit volgt ook dat Fiat daadwerkelijk de alternatieven heeft overwogen om de Fire 16 V-motoren te produceren in Termoli, Brazilië of Turkije, of zelfs in andere Italiaanse fabrieken, met name te Pomigliano.

Na grondig onderzoek concludeert de Commissie dat het project voldoet aan het mobiliteitscriterium.

(29) Het feit dat de investering in Fiat Termoli meer dan één jaar na de steunaanvraag van start ging zou normaliter betekenen dat, zoals in het besluit tot inleiding van de procedure werd verklaard, de steun niet noodzakelijk was voor de uitvoering van het project. Aansluitend bij de beschikkingen van de Commissie van 18 november 1997(10), 30 september 1998(11) en 7 april 1998(12) kunnen de zeer specifieke voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van wet nr. 488/92 - bij uitzondering - de lange termijn rechtvaardigen die verliep tussen het opstarten van het project en de steunaanvraag. Voorts is gebleken dat bij het begin van het investeringsproject (februari 1993) bij Fiat sterke verwachtingen leefden dat er nadien waarschijnlijk regionale steun zou worden verleend. Het precieze bedrag van de potentiële steun kon toen natuurlijk nog niet gekend zijn.

Bijgevolg concludeert de Commissie dat regionale steun noodzakelijk was voor de uitvoering van het investeringsvoornemen bij Fiat Termoli.

(30) De Commissie heeft vervolgens nagegaan of de kosten subsidiabel waren in het kader van de gehanteerde steunregeling. De Commissie is van oordeel dat het aangemelde project een initiële investering vormt in de zin van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen(13), met name omdat de productiecapaciteit van de fabriek erdoor wordt uitgebreid. De Commissie wijst er voorts op dat krachtens ministerieel decreet nr. 527/95 investeringsuitgaven retroactief - tot twee jaar na de indiening van een aanvraag voor toekenning van regionale steun - voor steun in aanmerking kunnen komen. Het betreft hier een uitzonderingsprocedure die bedoeld is om tijdelijk het juridische vacuüm op te vullen dat ontstaan is door het aflopen van de vorige wet, wet nr. 64/86, en de vertraging bij de uitvaardiging van wet nr. 488/92. Voor het onderzochte project gingen de investeringen in januari 1995 van start en diende Fiat in mei 1996 de steunaanvraag bij de Italiaanse autoriteiten in.

De Commissie concludeert dat de investeringen ten belope van 487 miljard ITL op grond van wet nr. 488/92 in aanmerking komen voor regionale steun.

(31) Volgens de Commissie komen enkel de mobiele investeringen voor steun in aanmerking; deze worden hierna dan ook beoordeeld. Ondanks de mobiliteit van het project bestaat immers de mogelijkheid dat een aantal elementen van specifieke investeringen niet mobiel zijn.

(32) De rechtstreekse gevolgen van het project (een nominale investering van 487 miljard ITL en de schepping van een groot aantal arbeidsplaatsen bij Fiat), alsmede de indirecte effecten houden belangrijke voordelen in voor de locale economie. De Commissie concludeert dat de voorgenomen steun bijdraagt tot de ontwikkeling van de regio Termoli op lange termijn.

(33) Volgens de kaderregeling moet het aangemelde project worden vergeleken met een gelijkaardig project buiten een steungebied in de Gemeenschap, om de extra lasten als gevolg van de structurele handicaps van het gekozen steungebied te verlichten. De Italiaanse regering vecht dit beginsel niet aan, maar is van oordeel dat de toepassing ervan niet weergeeft welke economische keuzes Fiat moest maken. Volgens haar had de Commissie een onderzoek moeten voeren waarbij rekening werd gehouden met het geïntegreerde aspect van de projecten; de Commissie had met andere woorden de vergelijkingslocaties moeten gebruiken die de investeerder daadwerkelijk had onderzocht - in dit geval Brazilië en Turkije.

(34) Indien de Commissie in het geval van Fiat Termoli toestaat dat vergelijkingslocaties worden gebruikt die elders gelegen zijn dan in niet-steungebieden binnen de Gemeenschap, dan leeft zij het gelijkheidsbeginsel niet na. Zodoende zou haar behandeling van deze zaak namelijk sterk verschillen van die van andere zaken die uit juridisch oogpunt aan dezelfde regels onderworpen zijn, namelijk alle zaken die getoetst werden aan de kaderregeling die vanaf 1998 van kracht is en waarvoor de vergelijkingslocatie buiten een steungebied was gelegen.

(35) Bovendien moest op het tijdstip van de studie door Fiat van de vestigingsplaats - waarbij dus rekening werd gehouden met mogelijke overheidssteun (tussen 1993 en 1994) - overeenkomstig het toenmalige beleid van de Commissie een vergelijkingslocatie worden gebruikt in een regio die niet voor regionale steun in aanmerking kwam. Italië en Fiat waren toentertijd al op de hoogte van deze methode, die bijvoorbeeld in de zaak Fiat Mezzogiorno(14) werd gebruikt en representatief blijkt voor de toepassing van de kosten-batenanalyse. De enige steun waarmee Fiat rekening kon houden bij haar financiële analyse met het oog op het besluit over de vestigingsplaats, is die welke gebaseerd is op een eventuele vergelijking tussen een locatie die potentieel in aanmerking kwam voor regionale steun, en een alternatieve locatie die niet in een communautair steungebied was gelegen. Een alternatieve locatie buiten de Gemeenschap of in een steungebied gebruiken - zoals Italië wil - werd pas mogelijk nadat de betrokken kaderregeling in januari 1998 van kracht werd, zowat vijf jaar na het investeringsbesluit.

(36) Concluderend, kan de Commissie het niet eens zijn met de stelling van de Italiaanse regering als zou het geïntegreerde investeringsprogramma van Fiat moeten worden onderzocht door oplossingen in Italië en buiten Europa met elkaar te vergelijken.

(37) Uit de door de Italiaanse autoriteiten verstrekte inlichtingen blijkt dat de fabriek te Desio, die buiten een steungebied van de Gemeenschap is gelegen en waarvoor Fiat enige tijd had overwogen om er het Fire 16 V-project te vestigen, kan worden gebruikt als vergelijkingslocatie voor de kosten-batenanalyse die nodig is om de steunintensiteit te berekenen die de Commissie kan goedkeuren.

(38) De deskundigen van de Commissie hebben dus de door Italië verstrekte gegevens bestudeerd om de netto extrakosten te berekenen van het besluit om het project uit te voeren in Fiat Termoli in plaats van te Desio. Aangezien het project een uitbreiding betreft, worden exploitatievoordelen en -handicaps beoordeeld over een periode van drie jaar te rekenen vanaf de start van de commerciële productie. De commerciële productie van Fire 16 V-motoren ging in 1997 van start; de referentieperiode van drie jaar voor de kosten-batenanalyse begint dus te lopen vanaf 1997. Italië heeft deze beginselen niet betwist.

(39) Zoals blijkt uit de door de Italiaanse autoriteiten gemaakte kosten-batenanalyse, zijn de handicaps van Termoli over het algemeen te wijten aan hogere kosten voor transport, de aanschaf van onderdelen en investeringen. De Commissie heeft echter diverse afwijkingen vastgesteld ten opzichte van de door Italië meegedeelde kosten-batenanalyse:

1. In de eerste plaats bedraagt het door de Commissie gehanteerde referentiepercentage, met name voor de actualisering, 11,90 %, namelijk het referentiepercentage dat in Italië van kracht was in de periode dat de studies rond het project plaatsvonden (rond 1994). Italië hanteerde daarentegen het referentiepercentage van 1995 ( 11,35 %), het jaar waarin de investeringen van start gingen.

2. In de tweede plaats heeft Fiat, om in de fabriek te Termoli plaats vrij te maken zodat de productielijnen van de Fire 16 V-motoren er optimaal konden worden geïnstalleerd, de fabricage van bepaalde onderdelen van 8 V- en 16 V-motoren moeten uitbesteden. De inkoopprijs "buy" van de betrokken onderdelen ligt doorgaans hoger dan de kostprijs "make" van Fiat, die deze dus als een handicap voor Termoli beschouwt, omdat deze situatie zich niet zou voordoen in Desio, waar ruimte beschikbaar is. Na onderzoek van deze extrakosten kan de Commissie het eens zijn met deze redenering in verband met de productie van 16 V-motoren - het rechtstreekse doel van de investeringen - maar moet zij de handicaps die voortvloeien uit de extrakosten voor de 8 V-motoren, uit de kosten-batenanalyse lichten.

3. Op de derde plaats heeft de Commissie de investeringen die in Termoli en Desio zouden worden uitgevoerd, nauwlettend onderzocht. De kosten die voortvloeien uit het overbrengen van activiteiten naar fabrieken uit het noorden van Italië, komen niet in aanmerking en dienen dus te worden uitgesloten. Voorts blijkt dat er in het kader van het aangemelde project voor 47,3 miljard ITL (actuele waarde) werd geïnvesteerd in productiemiddelen; deze investering had ook plaatsgevonden indien de productie van de Fire 16 V-motoren in Desio was gevestigd. Het gaat hier vooral om onderdelen voor de overbrenging tussen de motor en de in Termoli gefabriceerde versnellingsbak.

(40) Door de correcties van de Commissie worden de uitkomsten van de kosten-batenanalyse gewijzigd ten opzichte van die van de Italiaanse autoriteiten. Wat betreft de volgens de Commissie in aanmerking komende investeringen ten belope van 362,3 miljard ITL, bedraagt de uiteindelijke intensiteit van de handicap van Termoli ten opzichte van Desio 18,7 %.

(41) De nominale steun van 91,7 miljard ITL stemt overeen met een geactualiseerd (basis 1995) steunbedrag van 54 miljard ITL. De intensiteit van de voorgenomen steun bedraagt dus 14,9 % BSE, terwijl het regionale plafond op 30 % NSE is vastgesteld.

(42) Gezien het gevoelige karakter van de automobielindustrie is het gebruikelijk dat de Commissie onderzoek verricht naar de effecten voor de mededinging van elk investeringsproject, waarbij in het bijzonder gekeken wordt naar verschillen in de productiecapaciteit van de betrokken groep op de relevante markt. Berekeningen overeenkomstig de kaderregeling leveren een correctiefactor (top-up) van 0 of 3 procentpunten op.

In dit geval maken de uitkomsten van de kosten-batenanalyse een dergelijk onderzoek overbodig.

V. CONCLUSIES

(43) De intensiteit van de door Italië aangemelde steun blijkt dus lager te liggen dan zowel de intensiteit van de via de kosten-batenanalyse berekende handicap als het regionale plafond. De steun die de Italiaanse regering voornemens is te verlenen aan Fiat Termoli is bijgevolg verenigbaar met de gemeenschappelijke markt overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De overheidssteun die Italië voornemens is toe te kennen aan Fiat Auto SpA ten behoeve van haar fabriek in Termoli (Campobasso), voor een maximumbedrag van 54 miljard ITL, geactualiseerd tegen een percentage van 11,90 % (basis 1995), is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag.

De tenuitvoerlegging van deze steunmaatregel is bijgevolg geoorloofd.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 29 september 1999.

Voor de Commissie

Mario MONTI

Lid van de Commissie

(1) PB C 113 van 24.4.1999, blz. 16.

(2) Vier steunvoornemens hebben betrekking op de automobielproductie: Cassino-Piedimonte San Germano (C 6/99, ex N 729/97), Mirafiori Carrozzeria (C 5/99, ex N 728/97), Pomigliano (C 4/99, ex N 727/97) en Rivalta (C 8/99, ex N 834/97); twee op de bouw van motoren: Termoli (C 7/99, ex N 730/97) en Mirafiori Meccanica (C 9/99, ex N 838/97).

(3) Zie voetnoot 1.

(4) In de aanmelding was sprake van 487 miljard ITL.

(5) "Fire" staat voor "Fully Integrated Robotised Engine" en "16 V" voor "16 kleppen".

(6) GURI nr. 299 van 21 december 1992.

(7) Zie, onderscheidenlijk, PB C 123 van 18.5.1989, blz. 3, en PB C 279 van 15.9.1997, blz. 1.

(8) PB C 284 van 28.10.1995, blz. 3.

(9) Het regionale plafond voor grote ondernemingen in het betrokken gebied evolueerde als volgt: vóór juli 1995: 40 % NSE; vanaf dan tot eind december 1996: 35 % NSE; nadien tot eind december 1998: 30 % NSE en ten slotte tot eind december 1999: 25 % NSE.

(10) PB C 70 van 6.3.1998, blz. 7.

(11) PB C 409 van 30.12.1998, blz. 7, en PB C 384 van 12.12.1998, blz. 20.

(12) PB C 240 van 31.7.1998, blz. 3.

(13) PB C 74 van 10.3.1998, blz. 9.

(14) PB C 37 van 11.2.1993, blz. 15.

Top