EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31998R2848

Verordening (EG) nr. 2848/98 van de Commissie van 22 december 1998 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad ten aanzien van de premieregeling, de productiequota en de aan de telersverenigingen toe te kennen specifieke steun in de sector ruwe tabak

PB L 358 van 31.12.1998, p. 17–42 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2005: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2006

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1998/2848/oj

31998R2848

Verordening (EG) nr. 2848/98 van de Commissie van 22 december 1998 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad ten aanzien van de premieregeling, de productiequota en de aan de telersverenigingen toe te kennen specifieke steun in de sector ruwe tabak

Publicatieblad Nr. L 358 van 31/12/1998 blz. 0017 - 0042


VERORDENING (EG) Nr. 2848/98 VAN DE COMMISSIE van 22 december 1998 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad ten aanzien van de premieregeling, de productiequota en de aan de telersverenigingen toe te kennen specifieke steun in de sector ruwe tabak

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1636/98 (2), en met name op artikel 7, artikel 9, lid 5, artikel 11, artikel 14 bis, artikel 17, lid 5 en artikel 27,

Overwegende dat bij Verordening (EG) nr. 1636/98 de sector ruwe tabak grondig is hervormd om de economische situatie in die sector te verbeteren; dat de hervorming bestaat in een differentiëring van de communautaire steun naar productiekwaliteit, een flexibilisering en een vereenvoudiging van de quotaregeling, een verscherping van de controles en een verbetering van de voorschriften met het oog op de volksgezondheid en milieubescherming;

Overwegende dat na deze hervorming uitvoeringsbepalingen moeten worden vastgesteld; dat met het oog op de vereenvoudiging van de landbouwwetgeving de Verordeningen (EEG) nr. 3478/92 (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1578/98 (4), (EEG) nr. 84/93 (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 621/96 (6) en (EG) nr. 1066/95 (7), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1578/98 van de Commissie door één verordening moeten worden vervangen;

Overwegende dat wat de voorwaarden voor de erkenning van telersverenigingen betreft de minimumomvang als percentage van de in de quotumattesten aangegeven hoeveelheden ten opzichte van de garantiedrempels voor elke lidstaat moet worden vastgesteld; dat, wat de erkenning van telersverenigingen betreft, ook bepaald moet worden dat de lidstaten op hun grondgebied het procentuele aandeel van de quotumattesten hoger mogen vaststellen en minimumvoorwaarden met betrekking tot het aantal aangesloten producenten mogen stellen;

Overwegende dat dient te worden bepaald onder welke voorwaarden de telersverenigingen worden erkend om in aanmerking te komen voor specifieke steun;

Overwegende dat, teneinde de marktstructuur niet te verstoren, dient te worden bepaald dat een producent slechts bij één vereniging mag zijn aangesloten; dat derhalve bij wijze van overgangsmaatregel moet worden bepaald dat een producent die bij meerdere telersverenigingen aangesloten is, uiterlijk op 31 januari 1999 zijn lidmaatschap kan opzeggen;

Overwegende dat, met het oog op het bepaalde in artikel 12 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 te bereiken, en met name om concurrentiedistorsies en moeilijkheden bij de controle te voorkomen, dient te worden gepreciseerd dat de activiteit van de telersverenigingen niet de eerste bewerking van tabak mag omvatten;

Overwegende dat, om enige uniformiteit inzake de administratieve procedures te garanderen, nadere voorschriften betreffende de erkenningsaanvraag, de erkenning, de intrekking ervan en de controle op de inachtneming van de erkenningsvoorwaarden moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat het dienstig is een systeem in te stellen voor de erkenning van bedrijven voor eerste bewerking die teeltcontracten mogen sluiten, de erkenning bij niet inachtneming van de voorschriften in te trekken en de bijzondere voorwaarden voor de bewerking van tabak in een lidstaat nader aan te geven;

Overwegende dat, met het oog op de toekenning van de premie op basis van de traditionele productiegebieden, voor elke soortengroep tabak de erkende productiegebieden moeten worden vastgesteld; dat de lidstaten evenwel moeten worden gemachtigd om, met name ter verbetering van de kwaliteit van de productie, kleinere gebieden af te bakenen; dat wegens de betrekkelijk geringe oppervlakte van de gemeenten in Frankrijk, bij de afbakening in dat land mag worden uitgegaan van kantons, en niet van gemeenten;

Overwegende dat de essentiële gegevens van het teeltcontract moeten worden gepreciseerd; dat deze contracten slechts mogen gelden voor één oogst om rekening te kunnen houden met de toekomstige marktontwikkeling; dat bovendien de uiterste data waarop deze contracten gesloten en geregistreerd moeten worden, vroeg genoeg moeten vallen om de producenten en de bewerkingsbedrijven van bij het begin van het oogstjaar een stabiele afzet, respectievelijk een regelmatige voorziening te kunnen garanderen;

Overwegende dat, als het teeltcontract met een telersvereniging wordt gesloten, de essentiële gegevens betreffende elke aangesloten producent met het oog op een goed beheer en voor controledoeleinden moeten worden meegedeeld;

Overwegende dat de lidstaten een veilingsysteem moeten kunnen toepassen om de in de contracten overeengekomen prijzen beter op de marktsituatie te kunnen afstemmen;

Overwegende dat de premie slechts wordt toegekend voor ruwe tabak van gezonde handelskwaliteit en zonder bepaalde kenmerken die een normale afzet ervan in de weg staan;

Overwegende dat de premie uit een vast gedeelte, een variabel gedeelte en een specifiek steunbedrag bestaat en dat de verhouding tussen de beide premiegedeelten naar soort en producerende lidstaat kan verschillen; dat het vaste premiegedeelte moet worden betaald voor de door de producent aan het bedrijf voor eerste bewerking geleverde hoeveelheid tabaksbladeren, ongeacht de uiteenlopende kwaliteit ervan, voorzover de minimumkwaliteit in acht genomen is; dat, om kwaliteitsverbetering en een verhoging van de waarde van de productie van de Gemeenschap te bevorderen, de telersvereniging het variabele premiegedeelte aan zijn leden moet betalen aan de hand van een vergelijking van de marktprijs die verkregen werd voor elke door de individuele producent geleverde partij; dat met het oog op de doeltreffendheid van het systeem, een variabele premie die gelijk is aan nul moet worden toegekend voor partijen waarvoor de prijs tussen de minimumprijs en de met 50 % verhoogde minimumprijs voor elke soortengroep lag;

Overwegende dat de premie moet worden aangepast wanneer het vochtgehalte van de geleverde tabak niet meer dan 4 % afwijkt van een op basis van redelijke kwaliteitseisen voor elke soortengroep vast te stellen vochtgehalte en dat, om de controle bij de levering te vereenvoudigen, de voor de bepaling van het vochtgehalte te hanteren waarden, frequentie van de monsternemingen en berekeningswijze van het aangepaste gewicht moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat, met inachtneming van de voor elke soortengroep vastgestelde voorwaarden, de periode voor de levering van de tabak aan de bewerkingsbedrijven moet worden beperkt om frauduleuze overdracht van de ene oogst naar de andere te voorkomen;

Overwegende dat de voorwaarden voor de betaling van de premie en de aankoopprijs moeten worden gepreciseerd om fraude te voorkomen; dat de lidstaten evenwel op grond van artikel 17, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 de maatregelen inzake beheer en controle dienen vast te stellen;

Overwegende dat de premie pas mag worden uitgekeerd na controle van de leveringen, om te garanderen dat de verrichtingen daadwerkelijk hebben plaatsgehad en de quotaregeling in acht is genomen; dat evenwel moet worden bepaald dat aan de producenten voorschotten tot 50 % van de premie worden uitgekeerd, op voorwaarde dat een toereikende zekerheid wordt gesteld; dat, om ook verenigingen die de zekerheden niet kunnen opbrengen, voor de uitkering van een voorschot in aanmerking te laten komen, moet worden bepaald dat de specifieke steun ook voor dat doel mag worden gebruikt;

Overwegende dat op grond van Verordening (EEG) nr. 2075/92 de lidstaten de premie rechtstreeks aan de producenten kunnen betalen en deze hun overschotproductie tot maximaal 10 % van hun quotum naar de volgende oogst mogen overdragen;

Overwegende dat bij artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 een quotaregeling voor de verschillende groepen tabakssoorten is ingesteld; dat de quota tijdig moeten worden toegewezen om de producenten in staat te stellen bij de teelt van tabak zoveel mogelijk met de betrokken gegevens rekening te houden;

Overwegende dat op grond van artikel 9, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 productiequota aan de producenten worden toegewezen in verhouding tot het gemiddelde van de hoeveelheden die zij in de drie jaren vóór de laatste oogst hebben geleverd en dat deze toewijzing voor drie jaar moet gelden; dat de toewijzing van een bepaalde hoeveelheid die in aanmerking komt voor de premie voor de betrokken oogst, niet betekent dat voor latere oogsten rechten verworven zijn;

Overwegende dat in elke lidstaat een nationale quotareserve moet worden gevormd om het systeem voor de toewijzing van de quota flexibeler te maken en de omschakeling en herstructurering van de landbouwbedrijven in de lidstaten te bevorderen; dat deze reserve moet worden gevormd door op alle aan de producenten toegekende quota een lineaire verlaging toe te passen, gebruik te maken van de aan de lidstaten verleende mogelijkheid tot verlaging van de in de productiequotumattesten vermelde hoeveelheden waarvan definitief afstand is gedaan en er de quota in op te nemen die niet voor het sluiten van teeltcontracten zijn gebruikt, inclusief de hoeveelheden in productiequotumattesten die tijdelijk zijn afgestaan;

Overwegende dat de procedure voor de quotaberekening moet worden vastgesteld voor producenten die met de teelt van tabak begonnen zijn of die hun quota verhoogd hebben;

Overwegende dat bepalingen moeten worden vastgesteld op grond waarvan rekening kan worden gehouden met de bewerking van tabak in een andere lidstaat dan de producerende lidstaat; dat in dat geval de betrokken hoeveelheid ruwe tabak moet worden toegerekend aan de lidstaat waar deze is geproduceerd en aan de producenten van die lidstaat;

Overwegende dat het dienstig is productiequotumattesten in te voeren die aan de producenten worden afgegeven op basis van hun leveranties van de in de referentiejaren geoogste tabak; dat de lidstaten de in aanmerking te nemen hoeveelheden moeten kunnen verhogen om met de bijzondere situatie van bepaalde producenten rekening te houden;

Overwegende dat de garantiedrempels die voor een bepaalde oogst worden vastgesteld, voor bepaalde groepen tabakssoorten hoger en voor andere lager kunnen liggen dan die welke voor de vorige oogst waren vastgesteld; dat de extra hoeveelheden volgens objectieve criteria over de betrokkenen moeten worden verdeeld met inachtneming van bepaalde door de lidstaten op basis van de situatie van die betrokkenen vast te stellen prioriteiten;

Overwegende dat binnen dezelfde soortengroep de overdracht en de afstand van productiequota voor een jaar of definitief, moet worden toegestaan en een recht van voorrang voor de producenten moet worden vastgelegd om de quotaoverdracht tussen producenten van dezelfde telersvereniging te bevorderen; dat voor de berekening van het quotum van iedere producent de in het kader van quotumafstand voor een jaar geleverde hoeveelheden buiten beschouwing moeten blijven;

Overwegende dat rekening moet worden gehouden met de gemeenschappelijke exploitatie van een productie-eenheid door de leden van één gezin, met name in verband met de minimumhoeveelheden per productiequotumattest en met de fraudepreventie;

Overwegende dat vrijwillige ruil van productiequota tussen belanghebbende producenten tot rationalisering van de productie kan bijdragen;

Overwegende dat bepalingen moeten worden vastgesteld op grond waarvan eventuele geschillen door bemiddeling van paritaire commissies kunnen worden opgelost;

Overwegende dat een programma voor het opkopen van quota met een dienovereenkomstige verlaging van de garantiedrempels moet worden ingevoerd ter vergemakkelijking van de omschakeling van producenten die op individuele en vrijwillige basis besluiten de sector te verlaten; dat het, onverminderd latere wijzigingen, dienstig is de bedragen vast te stellen waarop de producenten wier quota worden opgekocht, aanspraak kunnen maken; dat een recht van voorrang voor de producenten moet worden vastgelegd voor de aankoop van de in het kader van het opkoopprogramma aangeboden quota, om de teelt zoveel mogelijk binnen hetzelfde productiecircuit te houden;

Overwegende dat het zowel met het oog op een deugdelijk beheer, als ter wille van de doorzichtigheid en voor controledoeleinden dienstig is te bepalen dat de niet bij een telersvereniging aangesloten producenten tabak van een en dezelfde soortengroep en een en dezelfde oogst slechts aan één bewerkingsbedrijf mogen leveren, dat de aan de telersverenigingen over te maken bedragen en de door het bedrijf voor eerste bewerking aan de producent te betalen aankoopprijs slechts per bank- of postgiro en op slechts één enkele rekening worden overgemaakt die bestemd moet zijn voor betalingen aan de individuele producenten en dat het aan iedere producent toegewezen productiequotum bekendgemaakt wordt;

Overwegende dat op grond van artikel 4 bis, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 aan de telersvereniging specifieke steun wordt toegekend, die niet meer dan 2 % van de totale premie mag bedragen en dat dit maximumpercentage moet worden ingehouden om te garanderen dat de telersvereniging haar taken, waaronder de acties ter verbetering van de milieuzorg, behoorlijk kan uitvoeren;

Overwegende dat de lidstaten op grond van artikel 17, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 de nodige maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat de communautaire voorschriften voor de sector ruwe tabak in acht worden genomen; dat de controlemaatregelen evenwel aan bepaalde vereisten dienen te voldoen waardoor een tot op grote hoogte eenvormige toepassing in de lidstaten wordt gewaarborgd en waarbij wordt uitgegaan van het geïntegreerde beheers- en controlesysteem als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 820/97 (9), en in Verordening (EEG) nr. 3887/92 van de Commissie van 23 december 1992 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen (10), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1678/98 (11);

Overwegende dat het in verscheidene lidstaten gebruikelijk is controles niet op de plaats waar de tabak wordt bewerkt, maar op de leveringsplaats uit te voeren; dat deze controles ontoereikend worden geacht; dat derhalve moet worden bepaald waar de tabak moet worden geleverd en welke controles daar moeten worden uitgevoerd;

Overwegende dat de inachtneming van de bepalingen inzake communautaire steunverlening op doeltreffende wijze moet worden gecontroleerd; dat het daartoe dienstig is gedetailleerde criteria en technische voorschriften voor de uitvoering van de administratieve controles en de controles ter plaatse vast te stellen; dat het gezien de ervaring die op het gebied van controles ter plaatse is opgedaan, dienstig is naast minimumcontrolepercentages ook een risicoanalyse voor te schrijven en de daarbij in aanmerking te nemen factoren nader aan te geven;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 5, onder a) en c), van Verordening (EEG) nr. 2075/92 de premie slechts wordt toegekend wanneer de tabaksbladeren afkomstig zijn uit een welomschreven productiegebied en op basis van een teeltcontract worden geleverd; dat deze voorwaarden gemakkelijk kunnen worden omzeild indien niet wordt gecontroleerd of op de in het contract aangegeven oppervlakten de daarin vermelde soort ook werkelijk wordt geteeld; dat derhalve een minimumniveau moet worden bepaald voor de door de lidstaten uit te voeren controles van de beteelde oppervlakten en eveneens welke gevolgen eventueel geconstateerde onregelmatigheden hebben; dat deze gevolgen, met inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel, voldoende afschrikkend moeten zijn om elke valse aangifte te voorkomen;

Overwegende dat, om fraude te voorkomen, de tabaksbladeren op het ogenblik waarop zij door de producent aan het bedrijf voor eerste bewerking worden geleverd, onder controle moeten worden geplaatst; dat zij onder controle moeten blijven tot zij zijn verwerkt en verpakt; dat ook controles moeten worden uitgevoerd op uit derde landen ingevoerde tabaksbladeren die de eerste bewerking ondergaan en worden verpakt in een bedrijf waarin ook tabaksbladeren van oorsprong uit de Gemeenschap worden verwerkt;

Overwegende dat moet worden bepaald dat de gegevens en documenten van de bewerkingsbedrijven en van de producenten toegankelijk en bruikbaar voor de uit te voeren controles moeten zijn;

Overwegende dat moet worden bepaald welke gevolgen eventueel geconstateerde onregelmatigheden hebben; dat deze gevolgen, met inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel, voldoende afschrikkend moeten zijn om elk onrechtmatig gebruik van Gemeenschapssteun te voorkomen;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor tabak,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

Definities

Artikel 1

In de zin van deze verordening wordt verstaan onder

- "levering": iedere verrichting die in de loop van één en dezelfde dag plaatsvindt en waarbij in het kader van een teeltcontract ruwe tabak door een producent aan een bewerkingssbedrijf wordt overgedragen;

- "telersvereniging": een door de lidstaat erkende telersvereniging in de zin van artikel 4;

- "tijdelijke afstand": de afstand van de in de productiequotumattesten vermelde hoeveelheden voor ten hoogste één jaar per periode van drie jaar waarvoor de quota zijn toegewezen;

- "definitieve afstand": de afstand van de in de productiequotumattesten vermelde hoeveelheden voor meer dan een jaar in de periode van drie jaar waarvoor de quota zijn toegewezen;

- "eerste koper": het eerste bedrijf voor eerste bewerking dat het teeltcontract heeft ondertekend;

- "partij": de gehele productie of het deel daarvan die/dat in de loop van één en dezelfde dag door een producent is geleverd, waarbij de betrokken hoeveelheid één geheel vormt of naar kwaliteit is onderverdeeld in verscheidene, al dan niet daadwerkelijk gescheiden delen, met duidelijk aangegeven gewicht en nauwkeurig bepaald vochtgehalte, zodanig genummerd dat kan worden bepaald welke aankoopprijs is betaald en wie de producent is;

- "controleattest": het door de bevoegde controle-instantie afgegeven document waarin wordt verklaard dat de betrokken hoeveelheid tabak door het bedrijf voor eerste bewerking overgenomen is, deze hoeveelheid in het kader van aan de producenten toegewezen productiequotumattesten geleverd is en de verrichtingen in overeenstemming zijn met de terzake geldende voorschriften.

TITEL II

Telersverenigingen

HOOFDSTUK I

Erkenning

Artikel 2

1. De lidstaten erkennen de telersverenigingen die daartoe een verzoek indienen.

2. De werkzaamheden van de telersvereniging mogen niet de eerste bewerking van tabak omvatten.

3. Een tabaksproducent mag niet bij meerdere telersverenigingen aangesloten zijn.

Artikel 3

1. De telersvereniging moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) zij moet opgericht zijn op initiatief van haar leden;

b) zij moet opgericht zijn om gezamenlijk de productie van de aangesloten producenten aan de eisen van de markt aan te passen;

c) zij moet gemeenschappelijke regels voor de productie en de afzet vaststellen en doen toepassen door haar leden, met name regels inzake de kwaliteit van de producten en de toepassing van teeltmethoden, en eventueel gezamenlijk zaaizaad, meststoffen en andere productiemiddelen aankopen;

d) zij moet beschikken over statuten waarin staat dat het werkterrein van de vereniging uitsluitend de sector ruwe tabak omvat. Dit reglement moet voor de aangesloten producenten ten minste voorzien in de verplichting:

- de gehele voor verkoop bestemde productie via de vereniging op de markt te brengen;

- zich te houden aan de gemeenschappelijke regels voor de productie;

e) zij moet over quotumattesten beschikken voor een totale hoeveelheid in tonnen die minstens gelijk is aan het in bijlage I vastgestelde percentage van de garantiedrempel voor de lidstaat waar zij haar zetel heeft.

De lidstaten mogen een hoger percentage vaststellen en minimumvoorwaarden inzake het aantal producenten vaststellen;

f) in de statuten moet zijn bepaald dat leden die hun lidmaatschap willen opzeggen, dit kunnen doen

- na ten minste één jaar lidmaatschap van de vereniging, te rekenen vanaf het tijdstip waarop deze is erkend,

en

- op voorwaarde dat zij de vereniging daarvan uiterlijk op 3l oktober schriftelijk in kennis stellen, waarbij het lidmaatschap aan het begin van de eerstvolgende oogst afloopt. Deze bepalingen zijn van toepassing, onverminderd de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die tot doel hebben de vereniging of haar schuldeisers in nader bepaalde gevallen te beschermen tegen de financiële gevolgen die het uittreden van een lid zou kunnen hebben, of uittreding van een lid in de loop van het boekjaar te verhinderen;

g) bij de oprichting en bij alle activiteiten moet discriminatie die het functioneren van de gemeenschappelijke markt en het bereiken van de algemene doelstellingen van het Verdrag belemmert, en meer in het bijzonder discriminatie op grond van nationaliteit of vestigingsplaats,

- van producenten of verenigingen die lid kunnen worden,

of

- van haar economische partners

volledig uitgesloten zijn;

h) zij moet rechtspersoonlijkheid bezitten, dan wel voldoende handelingsbevoegdheid om volgens de nationale wetgeving rechten en verplichtingen te hebben;

i) zij moet een boekhouding voeren die het de bevoegde autoriteit mogelijk maakt de aanwending van de specifieke steun door de vereniging volledig te controleren;

j) zij mag geen dominante positie in de Gemeenschap innemen, tenzij dat noodzakelijk is voor het nastreven van de doelstellingen van artikel 39 van het Verdrag;

k) in de statuten moet bovendien bepaald zijn dat zij haar leden de onder c) en d) bedoelde verplichtingen moet doen naleven, en wel uiterlijk

- met ingang van de datum waarop de erkenning ingaat,

of

- vanaf hun toetreding, indien deze na de erkenning plaatsvindt.

2. Het op de markt brengen van de productie door de vereniging in de zin van lid 1, onder d), omvat ten minste:

- het sluiten, door de vereniging, in eigen naam en voor eigen rekening, van de teeltcontracten voor de totale productie van de leden,

- de aanvoer van de volledige, volgens gemeenschappelijke normen opgemaakte productie van de leden, voor levering aan de bewerkers.

Artikel 4

1. De lidstaat waar volgens de statuten het hoofdkantoor van de telersvereniging gevestigd is, is bevoegd voor de erkenning van de telersverenigingen.

2. De betrokken lidstaat neemt over de erkenningsaanvraag een besluit binnen 60 dagen na de datum van indiening, daarbij uitgaande van de in artikel 3 vermelde voorwaarden.

3. De lidstaat bepaalt op welke datum de erkenning ingaat. Deze kan niet vroeger ingaan dan op de datum waarop de vereniging daadwerkelijk begint te functioneren.

Artikel 5

1. Elke telersvereniging verstrekt elk jaar vóór 15 november bijgewerkte gegevens betreffende de erkenning en deelt de lidstaat in voorkomend geval de wijzigingen mee die zich ten opzichte van de voorafgaande periode hebben voorgedaan.

2. De erkenning van telersverenigingen die op 15 november nog steeds aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, geldt ook voor de oogst van het daaropvolgende jaar.

3. Telersverenigingen die op 15 november niet meer aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, kunnen vóór de in artikel 10, lid l, vastgestelde uiterste datum voor het sluiten van de teeltcontracten een in artikel 4 bedoelde aanvraag om erkenning indienen om hun erkenning voor de oogst van datzelfde jaar te behouden.

HOOFDSTUK II

Intrekking van de erkenning

Artikel 6

1. De erkenning van een telersvereniging wordt door de betrokken lidstaat ingetrokken wanneer:

a) de specifieke steun voor andere dan de in artikel 40, lid 2, genoemde doeleinden wordt gebruikt;

b) niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor erkenning;

c) de erkenning op onjuiste gegevens berust;

d) de vereniging de erkenning op onregelmatige wijze heeft verkregen;

e) de Commissie constateert dat artikel 85, lid l, van het Verdrag van toepassing is op de overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen;

f) de in artikel 51 genoemde gevallen zich voordoen.

2. Onverminderd het bepaalde in artikel 5, leden 2 en 3, trekt de lidstaat de erkenning in met ingang van de datum waarop niet meer aan de voorwaarden voor erkenning wordt voldaan.

Steun die is uitgekeerd op of na deze datum, wordt teruggevorderd, verhoogd met rente over de periode die begint op de dag van uitkering van de steun en eindigt op de dag van teruggave. De toe te passen rentevoet is die welke geldt voor soortgelijke terugvorderingen volgens nationaal recht.

3. Wanneer de erkenning is ingetrokken wegens ernstige tekortkomingen, wordt het terug te vorderen steunbedrag met 30 % verhoogd.

In dat geval, en ook in de in artikel 51 genoemde gevallen, kan de vereniging niet eerder dan twaalf maanden na de intrekking van de erkenning opnieuw worden erkend.

4. Na de intrekking van de erkenning moet de telersvereniging een nieuwe erkenningsaanvraag indienen.

TITEL III

Bedrijf voor eerste bewerking

Artikel 7

1. De lidstaat waar het hoofdkantoor van het bedrijf voor eerste bewerking gevestigd is, is bevoegd voor de erkenning van bedrijven voor eerste bewerking die teeltcontracten mogen ondertekenen.

2. De betrokken lidstaat neemt met inachtneming van artikel 6, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 en andere door de lidstaat zelf vastgestelde voorwaarden een besluit over de erkenningsaanvraag binnen 60 dagen na de datum van indiening van de aanvraag en bepaalt op welke datum de erkenning ingaat, als de aanvraag wordt ingewilligd. De erkenning van een bedrijf voor eerste bewerking kan niet ingaan vóór de datum van indiening van de aanvraag.

3. De erkenning van het bedrijf voor eerste bewerking wordt door de lidstaat ingetrokken met ingang van de oogst die volgt op de datum waarop het bedrijf niet langer aan alle erkenningsvoorwaarden voldoet, alsmede ingeval artikel 53 van toepassing is.

TITEL IV

Premieregeling

HOOFDSTUK I

Productiegebieden

Artikel 8

Voor elke soortengroep zijn de in artikel 5, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2075/92 bedoelde productiegebieden vastgesteld in bijlage II:

De lidstaten bakenen kleinere productiegebieden af, waarbij met name kwaliteitscriteria in aanmerking worden genomen. Een dergelijk productiegebied mag niet meer dan een gemeente of, in Frankrijk, een kanton omvatten.

HOOFDSTUK II

Teeltcontract

Artikel 9

1. Het in artikel 5, onder c), van Verordening (EEG) nr. 2075/92 bedoelde teeltcontract wordt gesloten tussen een bedrijf voor eerste bewerking van tabak enerzijds en een telersvereniging of een niet bij een vereniging aangesloten individuele producent anderzijds.

2. Het teeltcontract wordt per soortengroep gesloten. Op grond van het contract dient het bedrijf voor eerste bewerking de in het contract vastgestelde hoeveelheid tabaksbladeren in ontvangst te nemen en dient de individuele, niet bij een vereniging aangesloten producent of de telersvereniging die hoeveelheid, tot maximaal de werkelijke productie, aan dat bewerkingsbedrijf te leveren.

3. In het teeltcontract worden ten minste de volgende gegevens vermeld:

a) de contractsluitende partijen;

b) de verwijzing naar het quotumattest van de producent;

c) de soortengroep waarop het contract betrekking heeft en, in voorkomend geval, de tabakssoort;

d) de te leveren maximumhoeveelheid;

e) de precieze plaats waar de tabak wordt geproduceerd (in artikel 8 bedoeld productiegebied, provincie, gemeente, identificatie van het perceel aan de hand van het in artikel 43 bedoelde geïntegreerde controlesysteem);

f) de oppervlakte van het betrokken perceel, toegangswegen en omheiningen niet meegerekend;

g) de aankoopprijs per kwaliteit, exclusief premiebedrag, eventueel verleende diensten en belastingen;

h) de overeengekomen minimumkwaliteitseisen, per kwaliteit, voor minstens drie kwaliteiten en de verbintenis van de producent aan het bewerkingsbedrijf tabak te leveren die minstens aan deze kwaliteitseisen voldoet;

i) de verbintenis van het bedrijf voor eerste bewerking om de producent de aankoopprijs per kwaliteit te betalen;

j) de termijn voor de betaling van de aankoopprijs. Deze mag niet langer zijn dan 30 dagen, te rekenen vanaf de datum van de levering;

k) wanneer de lidstaat tot toepassing van artikel 12 besluit, de bepaling inzake het veilingsysteem.

Wanneer de lidstaat op grond van artikel 6, lid 4, tweede streepje, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 besluit om de producenten de premies via de bedrijven voor eerste bewerking uit te betalen, moet het teeltcontract ook de verbintenis van dat bewerkingsbedrijf omvatten om aan de producent voor de in het contract vermelde en werkelijk geleverde hoeveelheid bovenop de prijs een ten minste met de premie overeenkomend bedrag te betalen.

4. Het contract geldt slechts voor één oogst.

5. Op grond van het bepaalde in artikel 10, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 mogen de contractsluitende partijen de oorspronkelijk in het teeltcontract vermelde hoeveelheden in een aanvullende schriftelijke overeenkomst verhogen, op voorwaarde dat:

a) in de aanvullende overeenkomst het overschot voor elke soortengroep wordt aangegeven dat bij de oogst waarop het contract betrekking heeft, op de daarin vermelde plaatsen is geproduceerd, met een maximum van 10 % van het aan de producent voor die oogst toegewezen quotum;

b) de aanvullende overeenkomst binnen tien dagen na de in artikel 16, lid 1, bedoelde datum voor registratie bij de bevoegde autoriteit wordt ingediend.

De in de eerste alinea bedoelde aanvullende overeenkomst wordt door de bevoegde autoriteit geregistreerd, nadat deze zich ervan heeft vergewist dat voor de betrokken producent bij de vorige oogst geen overschotten zijn overgedragen.

Artikel 10

1. De teeltcontracten moeten, behoudens overmacht, uiterlijk op 30 mei van het jaar van de oogst, worden gesloten.

2. Behoudens overmacht moeten de teeltcontracten binnen tien dagen na de uiterste datum voor de sluiting ervan voor registratie bij de bevoegde autoriteit worden ingediend.

3. Wanneer de in lid 1 vastgestelde termijn voor de ondertekening van de contracten of de in lid 2 vastgestelde termijn voor de indiening van de contracten met ten hoogste 15 dagen wordt overschreden, wordt de premie met 20 % verminderd.

4. Het bevoegde orgaan is dat van de lidstaat waar de bewerking plaatsvindt. Wanneer deze plaatsvindt in een andere lidstaat dan die waar de tabak is geteeld, zendt het bevoegde orgaan van de bewerkende lidstaat onmiddellijk een kopie van het geregistreerde contract aan het bevoegde orgaan van de producerende lidstaat.

Als dit orgaan niet zelf de premieregeling controleert, zendt het een kopie van de geregistreerde contracten aan de bevoegde controledienst.

Artikel 11

Als het teeltcontract tussen een bewerkingsbedrijf en een telersvereniging wordt gesloten, wordt bij het contract een naamlijst van de producenten met vermelding van de respectieve oppervlakte overeenkomstig artikel 9, lid 3, onder e) en f), gevoegd, alsmede een overzicht van hun quota.

Artikel 12

1. De lidstaten besluiten vóór 31 januari van het jaar van de oogst of zij een voor alle op hun grondgebied ondertekende teeltcontracten geldend veilingsysteem toepassen.

2. Bij toepassing van het veilingsysteem voor teeltcontracten moet in het in artikel 9, lid 1, bedoelde contract een bepaling worden opgenomen die het de producent mogelijk maakt tot 20 dagen vóór de datum waarop de levering van de tabak begint, de eerste koper door een ander bedrijf voor eerste bewerking te vervangen.

Vervanging is toegestaan wanneer een of meer formele biedingen voorhanden zijn van bedrijven voor eerste bewerking die zich ertoe bereid verklaren het contract in zijn geheel over te nemen. De nieuwe prijzen, exclusief premiebedrag, eventueel verleende diensten en belastingen, moeten minstens 10 % hoger liggen dan de in het contract aangegeven prijzen.

3. De producent die formele biedingen ontvangen heeft, deelt de eerste koper per aangetekend schrijven de nieuwe prijzen, exclusief premiebedrag, eventueel verleende diensten en belastingen, mee.

4. De eerste koper wordt in het contract niet vervangen, wanneer hij de producent binnen zeven dagen na de ontvangst van de in lid 3 bedoelde mededeling ervan in kennis stelt dat hij de uit het opbod resulterende nieuwe prijzen aanvaardt. Wanneer de eerste koper de nieuwe prijzen niet aanvaardt of niet binnen de voorgeschreven termijn antwoordt, wordt hij in het contract vervangen door het meestbiedende bedrijf voor eerste bewerking.

5. De producent stelt vóór de datum waarop met de levering van tabak begonnen wordt, de eerste koper en de lidstaat in kennis van de vervanging door aan de bevoegde dienst een kopie van het aangepaste, door de betrokken partijen ondertekende originele contract toe te zenden.

6. Wanneer de in een lidstaat geoogste tabak in een andere lidstaat bewerkt wordt, gelden bij toepassing van het veilingsysteem de voorschriften die de producerende lidstaat terzake vastgesteld heeft.

HOOFDSTUK III

Minimumkwaliteitseisen

Artikel 13

De aan het bewerkingsbedrijf geleverde tabak moet van gezonde handelskwaliteit zijn en mag geen van de in bijlage III opgesomde kenmerken vertonen. De contractsluitende partijen mogen striktere kwaliteitseisen overeenkomen.

Artikel 14

De lidstaten kunnen bepalen dat geschillen over de kwaliteit van de aan het bedrijf voor eerste bewerking geleverde tabak aan een arbitrage-instantie moeten worden voorgelegd. De lidstaten bepalen de regels inzake de samenstelling en de besluitvorming van deze instanties, waarin een of meer vertegenwoordigers van producenten en bewerkingsbedrijven zitting moeten hebben, maar altijd een gelijk aantal van beide groepen.

HOOFDSTUK IV

Uitbetaling van premies en voorschotten

Artikel 15

1. De in artikel 4 bis, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 bedoelde verdeling van de premie, het minimale procentuele aandeel van het variabele gedeelte van de premie in de totale premie en de wijze van berekening van het variabele gedeelte van de premie worden vastgesteld in bijlage V bij deze verordening. De lidstaten mogen het aandeel van het variabele gedeelte in de totale premie tot maximaal 45 % verhogen.

2. Het bedrag van het vaste gedeelte van de premie dat moet worden betaald, hetzij aan de telersvereniging, die het volledig doorbetaalt aan ieder aangesloten lid, hetzij aan iedere niet bij een vereniging aangesloten individuele producent, alsmede de op het quotumattest van de betrokkene af te boeken hoeveelheden worden berekend op basis van het gewicht van de tabaksbladeren van de betrokken soortengroep die de vereiste minimumkwaliteit hebben en door het bedrijf voor eerste bewerking zijn overgenomen.

Indien het vochtgehalte hoger of lager is dan het in bijlage IV vastgestelde gehalte voor de betrokken soort, wordt evenwel per procentpunt verschil en voor maximaal vier punten het gewicht dienovereenkomstig aangepast.

3. De methoden voor de bepaling van het vochtgehalte, de omvang en de frequentie van de monsternemingen en de wijze van berekening van het aangepaste gewicht worden vastgesteld in bijlage VI.

4. Het variabele gedeelte van de premie dat moet worden betaald aan de telersvereniging, die het volledig aan ieder van haar leden doorbetaalt, wordt voor elke geleverde partij berekend aan de hand van de hiervoor door het bedrijf voor eerste bewerking betaalde aankoopprijs.

Artikel 16

1. Behoudens overmacht moet de producent, op straffe van verlies van zijn recht op de premie, voor de soortengroepen VI, VII en VIII uiterlijk op 30 april en voor de overige soortengroepen uiterlijk op 15 april van het jaar na dat van de oogst zijn volledige productie aan het bedrijf voor eerste bewerking leveren.

De tabaksbladeren moeten, hetzij rechtstreeks op de plaats waar zij zullen worden bewerkt, hetzij, indien de lidstaat dit toestaat, aan een erkend aankoopcentrum worden geleverd. De bevoegde controle-instantie erkent deze aankoopcentra, die over de nodige weeginrichtingen en -instrumenten, alsmede over geschikte lokalen moeten beschikken.

2. Elke producent deelt de bevoegde controle-instantie schriftelijk en, voor de soortengroepen VI, VII en VIII uiterlijk op 10 mei en voor de overige soortengroepen uiterlijk op 25 april mee welke hoeveelheden tabaksbladeren op de in lid 1 genoemde data nog niet aan een bedrijf voor eerste bewerking waren geleverd, en waar deze tabak is opgeslagen. De bevoegde instantie neemt de nodige maatregelen om te voorkomen dat op de in lid 1 genoemde data nog niet aan een bedrijf voor eerste bewerking geleverde tabak als van de volgende oogst afkomstige tabak kan worden aangegeven.

Artikel 17

Niet bij een telersvereniging aangesloten producenten mogen tabak van één en dezelfde soortengroep en één en dezelfde oogst slechts aan één bewerkingsbedrijf leveren.

Artikel 18

1. Na overlegging van een door de bevoegde controle-instantie afgegeven controleattest waarin de levering van de tabak bevestigd wordt, en van een bewijs van betaling van de in artikel 9, lid 3, onder i), bedoelde aankoopprijs, betaalt de bevoegde instantie van de lidstaat:

- het vaste gedeelte van de premie aan de telersvereniging en aan de niet bij een telersvereniging aangesloten individuele producenten;

- het variabele gedeelte van de premie en de specifieke steun aan de telersverenigingen.

2. Binnen 30 dagen na de datum waarop de in lid 1 genoemde documenten zijn overgelegd, maakt de lidstaat het vaste gedeelte van de premie en de specifieke steun over aan de telersvereniging.

Het variabele gedeelte van de premie wordt aan de telersvereniging uitbetaald binnen 30 dagen na de datum van overlegging van de in lid 1 genoemde documenten en van een verklaring van de betrokken vereniging waarin voor elke soortengroep bevestigd wordt dat de leveringen beëindigd zijn.

3. De telersvereniging betaalt per bank- of postgiro het vaste gedeelte en het variabele gedeelte van de premie binnen 30 dagen na ontvangst van het betrokken bedrag door aan de aangeslotene.

4. De aan de telersverenigingen over te maken bedragen als bedoeld in de leden 1 en 2 en de door het bedrijf voor eerste bewerking aan de producent te betalen aankoopprijs mogen slechts per bank- of postgiro op een enkele rekening worden overgemaakt die binnen de telersvereniging gebruikt moet worden voor betalingen aan de individuele leden van de vereniging.

5. In afwijking van het bepaalde in lid 1, is het betalingsbewijs voor de in artikel 9, lid 3, onder i), bedoelde aankoopprijs niet vereist wanneer wordt aangetoond dat ten aanzien van het bedrijf voor eerste bewerking dat het contract ondertekend heeft, een faillissementsprocedure of een daarmee gelijk te stellen procedure is ingeleid of een faillissement is uitgesproken.

Artikel 19

1. De lidstaten kennen de producenten een premievoorschot toe overeenkomstig de bepalingen van de leden 2 tot en met 8.

2. Het in lid 1 bedoelde voorschot wordt op verzoek van de producent betaald op basis van een door de bevoegde controle-instantie opgesteld attest waaruit blijkt dat het voorschot aan de producent mag worden uitgekeerd.

3. Bij de aanvraag voor het premievoorschot moeten de volgende documenten worden gevoegd, tenzij de lidstaat anders bepaalt omdat ze reeds in zijn bezit zijn:

a) een op naam van de producent uitgereikte kopie van het door hem gesloten teeltcontract;

b) een kopie van het aan de producent afgegeven quotumattest, dat door het betrokken teeltcontract wordt gedekt;

c) een schriftelijke verklaring van de producent met vermelding van de van de betrokken oogst afkomstige hoeveelheden tabak die hij kan leveren.

4. Het in lid 2 bedoelde attest wordt door de controle-instantie afgegeven nadat zij de in lid 3 bedoelde documenten heeft geverifieerd en heeft nagegaan of de gegevens in de schriftelijke verklaring van de producent juist zijn.

5. Het voorschot, dat ten hoogste 50 % van de te betalen premie bedraagt, wordt slechts uitgekeerd wanneer een zekerheid wordt gesteld waarvan het bedrag overeenkomt met het voorschot, verhoogd met 15 %.

Het voorschot wordt vanaf 16 oktober van het jaar van de oogst betaald binnen 30 dagen na de indiening van het in lid 2 bedoelde verzoek en van het bewijs dat de zekerheid gesteld is, behalve wanneer dat verzoek vóór 16 september wordt ingediend, in welk geval de termijn 60 dagen bedraagt.

6. Wanneer het voorschot is toegekend aan een telersvereniging en binnen 30 dagen na de ontvangst ervan niet aan de rechthebbende leden is uitgekeerd of aan de lidstaat terugbetaald, is over het resterende bedrag rente verschuldigd, waarvan het percentage door de lidstaat wordt vastgesteld. Deze rente, die loopt vanaf de datum van ontvangst van het voorschot, wordt aan het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) gecrediteerd.

7. Het voorschot wordt in mindering gebracht op de premie die overeenkomstig het bepaalde in artikel 18, lid 1, wordt betaald, vanaf de eerste levering.

De zekerheid wordt vrijgegeven tegen overlegging van het controleattest voor de betrokken hoeveelheid tabak en van het bewijs dat het overeenkomstige premiebedrag aan de rechthebbende producenten is betaald. De lidstaten stellen aanvullende voorwaarden vast, en meer in het bijzonder de perioden voor de levering van de tabak of de minimumhoeveelheid waarvoor een controleattest kan worden opgesteld. Van de zekerheid wordt 50 % vrijgegeven op het tijdstip waarop 50 % van het te betalen premiebedrag is bereikt.

De zekerheid wordt vrijgegeven zodra het volledige voorschot op het te betalen premiebedrag in mindering is gebracht.

8. Behoudens overmacht wordt, wanneer een producent binnen de in artikel 16, lid 1, vastgestelde termijn niet voldoende tabak heeft geleverd om het toegekende voorschot volledig op het te betalen premiebedrag in mindering te kunnen brengen, de door die producent gestelde zekerheid verbeurd voor het niet-verrekende bedrag van het voorschot.

9. De lidstaten stellen aanvullende voorwaarden vast voor de toekenning van de voorschotten, en met name de uiterste datum voor de indiening van de betrokken aanvragen. Een producent mag geen voorschotaanvraag meer indienen zodra hij met zijn leveringen is begonnen.

Artikel 20

1. Voor de oogsten van 1999 en 2000 mogen de lidstaten de premies via de bedrijven voor eerste bewerking aan de producenten uitbetalen. In dat geval betaalt de bevoegde instantie van de lidstaat na overlegging van het controleattest en van een betalingsbewijs voor de in artikel 9, lid 3, onder i), bedoelde aankoopprijs, aan het bewerkingsbedrijf:

- het vaste gedeelte van de premie voor de telersverenigingen en de niet bij een vereniging aangesloten individuele producenten;

- het variabele gedeelte van de premie en de specifieke steun voor de telersverenigingen.

2. De lidstaat maakt de premie aan het bedrijf voor eerste bewerking over binnen de volgende termijnen:

a) het vaste gedeelte en de specifieke steun binnen 30 dagen na de datum waarop de in lid 1 bedoelde documenten zijn overgelegd;

b) het variabele gedeelte binnen 30 dagen na de datum waarop de door de betrokken telersvereniging afgegeven verklaring en de in lid 1 bedoelde documenten zijn overgelegd.

3. Het bedrijf voor eerste bewerking betaalt aan de betrokken producent het vaste gedeelte van de premie en, in voorkomend geval, het variabele gedeelte van de premie, alsmede de specifieke steun binnen tien dagen na ontvangst van de betrokken bedragen.

4. De in lid 1 bedoelde bedragen mogen per bank- of postgiro slechts op een enkele rekening worden betaald die bij de telersverenigingen bestemd moet zijn voor betalingen aan de individuele leden van de vereniging.

Artikel 21

1. De premies worden overgemaakt of voorgeschoten door de lidstaat waar de tabak is geoogst. De premie wordt de producent uitbetaald in de valuta van de lidstaat waar de tabak is geoogst.

2. Wanneer de tabak in een andere lidstaat dan waar hij is geoogst, wordt bewerkt, deelt de bewerkende lidstaat, na controle, alle gegevens mede op grond waarvan de lidstaat waar de tabak is geoogst, de premies kan uitkeren of de zekerheden kan vrijgeven.

TITEL V

Productiequotaregeling

HOOFDSTUK I

Verdeling van de quota

Artikel 22

1. Binnen de grenzen van de overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 vastgestelde garantiedrempels, verdelen de lidstaten de productiequota voor elke soortengroep voor drie opeenvolgende jaren onder de telersverenigingen en onder de individuele producenten die geen lid van een telersvereniging zijn, naar rata van de gemiddelde hoeveelheden die iedere individuele producent of telersvereniging in de drie aan de laatste oogst voorafgaande jaren voor bewerking heeft geleverd.

2. De lidstaten kunnen de productiequota hetzij rechtstreeks verdelen onder de telersverenigingen en de individuele producenten die geen lid van een telersvereniging zijn, hetzij eisen dat de telersverenigingen en de individuele producenten die geen lid van een telersvereniging zijn hun de aanvragen voor het verkrijgen van een productiequotum toesturen.

3. De lidstaten verstrekken uiterlijk op 31 januari van het oogstjaar aan de telersverenigingen en de individuele producenten die geen lid van een telersvereniging zijn een quotumattest.

Artikel 23

De toewijzing van een productiequotum loopt niet vooruit op de toewijzing van quota voor de volgende jaren.

Artikel 24

1. Het quotum van iedere producent is gelijk aan het percentage dat zijn gemiddelde hoeveelheid vertegenwoordigt in verhouding tot de som van de gemiddelde hoeveelheden die overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 en de artikelen 22 en 25 van deze verordening zijn berekend, welk percentage wordt toegepast op de specifieke garantiedrempel van de lidstaat voor de betrokken soortengroep.

2. Iedere producent die zijn lidmaatschap van een telersvereniging opzegt, behoudt het recht op zijn eigen quotum volgens de in lid 1 bedoelde berekening.

3. Voor producenten die pas met de tabaksteelt zijn begonnen of die hun quotum als gevolg van het bepaalde in artikel 29, lid 3, hebben vergroot, moeten de productiequota als volgt worden berekend:

- voor de oogsten na de verdeling op grond van genoemd artikel 29, lid 3, en tot en met de eerstvolgende verdeling van de driejaarlijkse productiequota, blijven de gewijzigde quota onveranderd.

- bij de verdeling van de quota krijgt de producent een overeenkomstig lid 1 vastgesteld productiequotum.

4. De producenten die hun quotum als gevolg van een tijdelijke afstand hebben verhoogd, krijgen bij de verdeling van de quota een productiequotum dat evenredig is aan het gemiddelde van de geleverde hoeveelheden, exclusief de bij de afstand betrokken productiequota.

5. De producenten die hun quota als gevolg van een definitieve afstand hebben verhoogd, krijgen bij de verdeling van de quota een productiequotum dat evenredig is aan het gemiddelde van de geleverde hoeveelheden, inclusief de bij de afstand betrokken productiequota.

6. Het voor de producent bepaalde percentage wordt berekend tot op ten minste vier decimalen. De quota worden in kilogram vastgesteld.

Artikel 25

1. Voor de berekening van het gemiddelde van de voor bewerking geleverde hoeveelheden wordt alle ruwe tabak van een oogst geacht in het kalenderjaar van de betrokken oogst te zijn geleverd. De hoeveelheden die op grond van artikel 9, lid 5, voor bewerking zijn geleverd, worden evenwel geacht te zijn geleverd in het oogstjaar waarin voor die hoeveelheden het recht op de premie is erkend. Alleen daadwerkelijk geleverde tabak waarvoor het recht op de premie is erkend, wordt in aanmerking genomen.

2. Hoeveelheden tabak die zijn geleverd door producenten die buiten de op grond van artikel 5, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2075/92 erkende productiegebieden zijn gevestigd, worden evenwel niet voor de in lid 1 bedoelde berekening in aanmerking genomen.

Artikel 26

1. Wanneer in een lidstaat geproduceerde tabak in een andere lidstaat is bewerkt, worden de quota volgens de bepalingen van de leden 2, 3, en 4, verdeeld.

2. De bewerkende lidstaat deelt de betrokken producerende lidstaat per producent en per soortengroep de hoeveelheden ruwe tabak mee die uit de producerende lidstaat voor bewerking zijn geleverd in de referentiejaren op basis waarvan overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 de productiequota moeten worden berekend.

3. Deze gegevens worden uiterlijk op 15 november van het aan de betrokken oogst voorafgaande jaar verstrekt.

4. De producerende lidstaat kent aan producenten die in de in lid 2 bedoelde referentiejaren tabak aan in een andere lidstaat gevestigde bewerkingsbedrijven hebben geleverd de corresponderende hoeveelheid van de hem per soortengroep toegewezen garantiedrempel toe.

Voor de toekenning van hun productiequotum worden producenten die in de referentiejaren aan in een andere lidstaat gevestigde bewerkingsbedrijven tabak hebben geleverd, gelijkgesteld met producenten die hun product aan een in hun eigen lidstaat gevestigd bedrijf hebben geleverd.

HOOFDSTUK II

Quotumattesten

Artikel 27

1. De lidstaat geeft per soortengroep en tot ten hoogste de hoeveelheden van de garantiedrempels, productiequotumattesten af aan de producenten die zijn gevestigd in een op grond van artikel 5, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2075/92 erkend productiegebied.

Op de productiequotumattesten worden met name de volgende gegevens vermeld: de rechthebbende, de soortengroep en de hoeveelheden waarvoor de attesten gelden.

2. De lidstaten stellen de procedure voor de afgifte van de productiequotumattesten vast, alsmede de preventieve maatregelen tegen fraude, overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2075/92.

3. De lidstaten kunnen minimumhoeveelheden voor de afgifte van productiequotumattesten vaststellen. Deze minimumhoeveelheden mogen niet meer dan 500 kg bedragen.

4. Wanneer een producent het bewijs levert dat zijn productie ten gevolge van uitzonderlijke omstandigheden bij een bepaalde oogst in zijn referentieperiode abnormaal laag was, bepaalt de lidstaat, op verzoek van de belanghebbende, welke hoeveelheid voor die oogst voor de betrokken producent in aanmerking moet worden genomen om het productiequotumattest voor de betrokken producent op te stellen; die hoeveelheid mag niet meer bedragen dan die in de aan de producent voor de betrokken oogst toegekende productiequotumattesten.

HOOFDSTUK III

Wijziging van de garantiedrempel

Artikel 28

1. Wanneer voor een oogst en voor een lidstaat de voor een soortengroep vastgestelde garantiedrempel hoger is dan voor de vorige oogst, wordt de hoeveelheid boven laatstgenoemde garantiedrempel volgens door de lidstaat vast te stellen en te publiceren objectieve en coherente criteria verdeeld.

De lidstaten kunnen met name bepalen dat de extra hoeveelheden bij voorrang worden toegekend aan de producenten:

a) voor wie voor een andere soortengroep de op hun quotumattest vermelde hoeveelheden ten opzichte van de vorige oogst zijn verlaagd;

b) die dankzij de extra hoeveelheid hun tabaksproductie van de betrokken soortengroep aanzienlijk kunnen rationaliseren.

2. Wanneer voor een oogst en voor een lidstaat de voor een soortengroep vastgestelde garantiedrempel lager is dan die voor de vorige oogst, wordt die verlaging over de producenten verdeeld naar evenredigheid van het gemiddelde van de hoeveelheden die iedere individuele producent in de drie jaren vóór het laatste oogstjaar voor bewerking heeft geleverd, onverminderd toepassing van het quota-opkoopprogramma in de in artikel 14 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 vermelde gevallen.

HOOFDSTUK IV

Nationale reserve

Artikel 29

1. Om de omschakeling van de producenten en de herstructurering van landbouwbedrijven te bevorderen, vormen de lidstaten voor iedere oogst een nationale reserve per soortengroep.

2. Deze reserve wordt gevormd met de quota die zijn vrijgekomen door een door de lidstaat te bepalen lineaire verlaging van alle aan individuele producenten en telersverenigingen toegekende quota met 0,5 tot 2 % van de garantiedrempel die ieder jaar voor diezelfde soortengroep wordt vastgesteld.

Bovendien kunnen de lidstaten voor de vorming van de reserve ook gebruik maken van:

- een door de lidstaat te bepalen lineaire verlaging met maximaal 2 % van de in de productiequotumattesten vermelde hoeveelheden waarvan definitief afstand is gedaan,

en/of

- productiequota die niet voor het sluiten van teeltcontracten zijn gebruikt binnen de daarvoor vastgestelde termijn.

3. De nationale reserve wordt, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk I van deze titel en van de overeenkomstig artikel 5, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2075/92 erkende productiegebieden, op basis van door elke lidstaat vast te stellen objectieve criteria verdeeld onder de producenten of aspirantproducenten.

HOOFDSTUK V

Overdracht en afstand van quota

Artikel 30

De quota kunnen worden overgedragen, dan wel tijdelijk of definitief worden afgestaan.

Artikel 31

1. Wanneer een tabaksteeltbedrijf op welke grond dan ook aan een derde wordt overgedragen, verwerft het nieuwe bedrijfshoofd vanaf de datum van de overdracht het recht op het productiequotumattest voor de gehele referentieperiode, tenzij in de overeenkomst anders is bepaald.

2. Wanneer slechts een gedeelte van een tabaksteeltbedrijf aan een derde wordt overgedragen, verwerft het nieuwe bedrijfshoofd het recht op het productiequotumattest naar rata van de overgedragen oppervlakte landbouwgrond. De betrokken partijen kunnen echter overeenkomen dat dit recht in zijn geheel op de nieuwe rechthebbende overgaat of eigendom van de oude rechthebbende blijft.

3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 behoudt een producent die de door hem geëxploiteerde grond pacht, bij beëindiging van de pachtovereenkomst de verkregen quotumrechten die hij heeft.

4. Wanneer verschillende leden van één gezin gezamenlijk een tabaksteeltbedrijf exploiteren of hebben geëxploiteerd, moeten zij verzoeken om afgifte van één enkel productiequotumattest op basis van de som van de hoeveelheden waarop zij recht hebben.

Artikel 32

1. De producenten mogen, wanneer de betrokken lidstaat daarmee instemt, hun rechten op een productiequotumattest voor een bepaalde soortengroep ruilen voor rechten voor een andere soortengroep.

2. De ruil van het recht op een productiequotumattest overeenkomstig lid 1 geldt als definitieve afstand, tussen de betrokken producenten, van de referentiehoeveelheden op basis waarvan het productiequotumattest is vastgesteld.

Artikel 33

1. Binnen eenzelfde lidstaat kan een individuele producent de hoeveelheden die zijn vermeld in de hem toegekende productiequotumattesten, gedeeltelijk of in hun geheel en tijdelijk of definitief afstaan aan een andere individuele producent, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) voor het betrokken quotumattest is nog geen teeltcontract gesloten;

b) de begunstigde van de afstand beschikt reeds over een productiequotum voor de betrokken soortengroep;

c) over de afstand is tussen de betrokken partijen een schriftelijke overeenkomst gesloten, waarin wordt verwezen naar het productiequotumattest waarvan de hoeveelheden gedeeltelijk of in hun geheel worden afgestaan;

d) de onder c) bedoelde schriftelijke overeenkomst is voor registratie bij de bevoegde autoriteit ingediend binnen dertig dagen na de in artikel 22, lid 3, bedoelde datum;

e) het origineel van het productiequotumattest waarin de hoeveelheden zijn vermeld die gedeeltelijk of in hun geheel worden afgestaan, wordt bij de indiening van de overeenkomst over de afstand aan de bevoegde autoriteit teruggegeven;

f) indien degene die zijn quotumattest afstaat, lid is van een telersvereniging, maar de cessionaris niet tot dezelfde telersvereniging behoort, is instemming van de vereniging van de cedent met de afstand vereist. De telersvereniging moet met de afstand instemmen, wanneer in de vereniging geen gegadigden zijn om tegen de vastgestelde voorwaarden gebruik te maken van de hoeveelheden die worden afgestaan. Bij afstand tussen producenten van dezelfde vereniging moet de vereniging daarvan in kennis worden gesteld;

g) voor definitieve afstand komen uitsluitend producenten in aanmerking die het bewijs leveren dat in de laatste drie jaren teeltcontracten zijn gesloten voor de afgestane quota.

2. De bevoegde autoriteit van de lidstaat registreert de in lid 1, onder c), bedoelde overeenkomst binnen 20 dagen na de indiening ervan, na te hebben gecontroleerd of aan de in lid 1, onder a), b), d), e), f) en g), bedoelde voorwaarden is voldaan. Op dezelfde datum geeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat de volgende documenten af:

- aan degene aan wie quotumhoeveelheden worden afgestaan, een aanvullend productiequotumattest voor de aan hem afgestane productiequotumhoeveelheden;

- aan de producent die slechts een deel van de in zijn quotumattest vermelde hoeveelheden heeft afgestaan, een vervangend productiequotumattest voor de hoeveelheden die niet zijn afgestaan.

3. De in lid 1 bedoelde afstand van de productiequota mag niet op hoeveelheden van minder dan 100 kilogram betrekking hebben.

HOOFDSTUK VI

Opkoop van quota

Artikel 34

1. Op grond van artikel 14, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 en met uitsluiting van gevoelige productiegebieden en/of groepen soorten van hoge kwaliteit, als bedoeld in lid 2, wordt een programma voor de opkoop van quota met dienovereenkomstige vermindering van de in artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 bedoelde garantiedrempels ten uitvoer gelegd om de omschakeling te vergemakkelijken van producenten die op individuele en vrijwillige basis besluiten de tabaksteelt te beëindigen.

2. Op basis van de vóór 30 mei van ieder oogstjaar in te dienen voorstellen van de lidstaten en tot maximaal 25 % van de garantiedrempel van iedere lidstaat afzonderlijk, stelt de Commissie gevoelige productiegebieden en/of groepen soorten van hoge kwaliteit vast die van toepassing van het bepaalde in lid 1 worden vrijgesteld.

3. Lid 1 geldt uitsluitend voor producenten die het bewijs leveren dat in de laatste drie jaren teeltcontracten zijn gesloten voor de quota waarop het opkoopprogramma betrekking heeft.

Artikel 35

1. Producenten die besluiten de tabaksteelt te beëindigen overeenkomstig artikel 34, en, in het geval van individuele producenten die lid zijn van een telersvereniging, de betrokken telersverenigingen, moeten dit besluit vóór 1 september van de betrokken oogst schriftelijk aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat meedelen.

2. Van 1 september tot en met 31 december maakt de lidstaat de verkoopplannen openbaar, zodat andere producenten de kans krijgen het betrokken quotum te kopen voordat het daadwerkelijk wordt opgekocht.

De individuele producenten die lid zijn van dezelfde telersvereniging als de producent die heeft besloten de tabaksteelt en zijn lidmaatschap van die telersvereniging te beëindigen, hebben voorrang op andere producenten om de in het kader van het opkoopprogramma aangeboden quota te kopen.

3. Indien de quota na de periode van vier maanden nog niet door producenten zijn gekocht, worden ze definitief opgekocht. De bevoegde autoriteit van de lidstaat deelt de opgekochte hoeveelheden per soortengroep aan de Commissie mee.

4. Met ingang van het oogstjaar na de datum waarop de producent die de tabaksteelt wil beëindigen, dat heeft meegedeeld, wordt de garantiedrempel voor de betrokken soortengroep verlaagd met de opgekochte hoeveelheid.

Artikel 36

Producenten van wie de quota voor het oogstjaar 1999 opgekocht zijn, hebben bij de betaling van de premies betreffende de oogstjaren 2000, 2001 en 2002 recht op het volgende:

- quota van groep I 0,67741 EUR/kg,

- quota van groep II 0,54187 EUR/kg,

- quota van groep III 0,54187 EUR/kg,

- quota van groep IV 0,59591 EUR/kg,

- quota van groep V 0,54187 EUR/kg,

- quota van groep VI 0,93854 EUR/kg,

- quota van groep VII 0,79635 EUR/kg,

- quota van groep VIII 0,56904 EUR/kg.

HOOFDSTUK VII

Andere bepalingen

Artikel 37

De lidstaten kunnen bepalen dat geschillen betreffende de verdeling of de overdracht of afstand van productiequota aan een arbitrage-instantie moeten worden voorgelegd. De lidstaten stellen de regels vast inzake de samenstelling van en de besluitvorming in deze instanties.

Artikel 38

1. De lidstaten leggen een databank aan waarin voor elk bewerkingsbedrijf, elke producent en elke telersvereniging de gegevens voor de identificatie van hun vestigingen of hun bedrijven, de quota of de hoeveelheden op de hun toegewezen productiequotumattesten en alle andere dienstige gegevens voor de controle op de quotaregeling worden opgenomen.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat:

- de in de databank opgeslagen gegevens worden bewaard,

- de databank uitsluitend voor de toepassing van lid 1 wordt gebruikt,

- maatregelen ter bescherming van de gegevens tegen met name diefstal en manipulatie worden toegepast,

- de betrokkenen zonder buitensporige wachttijden of kosten toegang tot hun dossiers krijgen,

- de betrokkenen het recht hebben om elke gerechtvaardigde wijziging in de hen betreffende gegevens te doen aanbrengen en met name het recht om periodiek de niet meer relevante gegevens te doen wissen.

3. De verwerkingsbedrijven en producenten:

- mogen de verwezenlijking van de databank door daartoe gekwalificeerde functionarissen in generlei opzicht belemmeren,

- moeten deze functionarissen alle ter uitvoering van deze verordening vereiste inlichtingen verschaffen.

4. De lidstaten vergewissen zich ervan dat, met inachtneming van hun nationale wetgeving inzake de bescherming van gegevens van persoonlijk aard, het voor het sluiten van de teeltcontracten gebruikte productiequotum van iedere individuele producent of, in voorkomend geval, van iedere producent die lid is van een telersvereniging, op zodanige wijze wordt bekendgemaakt dat alle betrokken producenten van een "kleiner productiegebied" als omschreven in artikel 8, daarvan kennis kunnen nemen.

Artikel 39

Wanneer de productiequota worden vastgesteld voor een telersvereniging die zelf producent is, ziet de lidstaat erop toe dat de betrokken hoeveelheden billijk over alle leden van de groepering worden verdeeld. De lidstaten moeten ook over nauwkeurige gegevens inzake de productie van alle individuele producenten beschikken, zodat de productiequota eventueel aan die individuele producenten kunnen worden toegekend.

In dat geval zijn de bepalingen van hoofdstuk I mutatis mutandis van toepassing op de verdeling van de hoeveelheden over de leden van de groepering; met instemming van alle leden van de groepering mag de groepering evenwel de hoeveelheden anders verdelen met het oog op een betere organisatie van de productie.

TITEL VI

Specifieke steun

Artikel 40

1. De in artikel 4 bis, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 bedoelde specifieke steun is gelijk aan 2 % van de premie.

2. De telersverenigingen mogen de specifieke steun, wat de soortengroepen VI, VII en VIII betreft slechts tot en met 30 juni en wat de overige soortengroepen betreft slechts tot en met 15 juni van het jaar na de oogst gebruiken, en uitsluitend voor de volgende doeleinden:

- indienstneming van technisch personeel om de producenten te helpen kwalitatief beter en milieuvriendelijker te produceren;

- het aan de leden van de vereniging ter beschikking stellen van gecertificeerd zaaizaad of pootgoed en van andere productiemiddelen die bijdragen aan de kwalitatieve verbetering van het product;

- milieubeschermingsmaatregelen;

- toepassing van infrastructuurmaatregelen waardoor de marktwaarde van de producten van de leden kan worden verhoogd, met name tabakssorteermachines;

- indienstneming van administratief personeel voor het premiebeheer en voor het toezicht op de naleving van de communautaire regelgeving binnen de vereniging;

- vergoeding van de kosten in verband met de overeenkomstig artikel 42 gestelde zekerheden.

3. De in lid 2, eerste, tweede en derde streepje, bedoelde uitgaven moeten ten minste 50 % van het totaalbedrag van de specifieke steun uitmaken.

Artikel 41

Indien de specifieke steun wordt betaald door een andere lidstaat dan die waar de bewerking heeft plaatsgevonden, geeft deze laatste aan de met de uitbetaling van de steun belaste lidstaat op diens verzoek de in artikel 18, lid 1, bedoelde bewijsstukken door.

Artikel 42

1. Op verzoek van de telersvereniging betalen de lidstaten een voorschot op de specifieke steun. Het bedrag van het voorschot wordt vastgesteld op basis van de hoeveelheid tabak die de telersvereniging op het moment van de aanvraag reeds aan het bewerkingsbedrijf heeft geleverd. De lidstaten bepalen aan welke aanvullende voorwaarden moet worden voldaan alvorens het voorschot wordt uitbetaald.

2. Een voorschot op de specifieke steun wordt slechts uitbetaald op voorwaarde dat een zekerheid wordt gesteld die even hoog is als dat voorschot, vermeerderd met 15 %.

3. De zekerheid wordt vrijgegeven na overlegging van de in artikel 18, lid 1, bedoelde bewijsstukken in verband met de specifieke steun.

TITEL VII

Controles en sancties

HOOFDSTUK I

Controles

Artikel 43

Wat de controle op de naleving van de bepalingen van deze verordening betreft, zijn de volgende artikelen van Verordening (EEG) nr. 3887/92 van toepassing:

- artikel 6, lid l, inzake de doeltreffende verificatie van de naleving van de voorwaarden voor toekenning van de steunbedragen;

- artikel 11, inzake de extra sancties op nationaal vlak en de gevallen van overmacht;

- artikel 12, inzake het verslag van de controle ter plaatse;

- artikel 13, inzake de controle ter plaatse;

- artikel 14, inzake onverschuldigde betalingen.

Artikel 44

1. De lidstaten stellen een controlesysteem in om ervoor te zorgen dat de naleving van de in deze verordening en in Verordening (EEG) nr. 2075/92 vastgestelde bepalingen doeltreffend wordt geverifieerd en treffen de voor de toepassing van deze verordeningen nodige aanvullende maatregelen.

De controles omvatten de volgende elementen:

a) administratieve controles,

b) controles ter plaatse,

c) controles op de levering van tabaksbladeren,

d) controles in het stadium van de eerste bewerking en van de verpakking van de tabak.

2. De lidstaten verlenen elkaar de nodige bijstand met het oog op de in deze verordening bedoelde controles en in geval van onderlinge handel in tabaksbladeren.

Artikel 45

De administratieve controles omvatten kruiscontroles:

a) met betrekking tot de gedeclareerde tabaksteeltpercelen en op basis van de in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 3508/92 bedoelde databank, om te voorkomen dat ten onrechte tweemaal steun wordt toegekend voor dezelfde oogst. Alle gedeclareerde percelen worden aan deze controles onderworpen.

b) om na te gaan of artikel 2, lid 3, van deze verordening is nageleefd.

Voor de oogst 1999 mogen deze controles steekproefsgewijze worden verricht.

Artikel 46

1. De controles ter plaatse worden uitgevoerd na een risicoanalyse. De lidstaten voeren onaangekondigde controles ter plaatse uit om het volgende te verifiëren:

a) de gegevens van de teeltcontracten, en met name de oppervlakte en de soortengroep, alsmede de in artikel 16, lid 2, bedoelde voorraden tabak.

De oppervlakte wordt bepaald met behulp van alle middelen die daartoe volgens de bevoegde autoriteit geëigend zijn en die een meetnauwkeurigheid garanderen die ten minste overeenkomt met die welke volgens de nationale bepalingen voor officiële metingen is vereist. Deze autoriteit stelt een tolerantiemarge vast, daarbij rekening houdend met inzonderheid de gebruikte meettechniek, de nauwkeurigheid van de beschikbare officiële documenten en de plaatselijke situatie (bijvoorbeeld de helling of de vorm van de percelen).

Voor ieder bewerkingsbedrijf moet deze controle betrekking hebben op, per soortengroep, ten minste 5 % van de bij de geregistreerde contracten betrokken afzonderlijke producenten; bij de bepaling van de controlesteekproef moet met name worden uitgegaan van een risicoanalyse, en van de mate van representativiteit van de contracten, op basis van de hoeveelheden waarop ze betrekking hebben. De lidstaat kan de gehele steekproef of een deel daarvan met behulp van teledetectie controleren.

b) de naleving van artikel 40, leden 2 en 3, en artikel 18, leden 3 en 4.

Voor iedere lidstaat moet deze controle ieder jaar op ten minste 30 % van de telersverenigingen betrekking hebben. Bij de bepaling van de controlesteekproef moet met name worden uitgegaan van de representativiteit van de telersverenigingen, op basis van hun omvang.

2. Bij de risicoanalyse moet rekening worden gehouden met:

- de hoeveelheid ruwe tabak waarvoor contracten zijn gesloten in verhouding tot de gedeclareerde oppervlakten;

- de resultaten van de controles van de voorgaande jaren;

- andere, door de lidstaten vast te stellen parameters.

3. Wanneer bij controles ter plaatse belangrijke onregelmatigheden in een productiegebied of een deel daarvan worden geconstateerd, voeren de bevoegde autoriteiten in het lopende jaar extra controles uit en verhogen zij voor het daaropvolgende jaar het controlepercentage voor dit productiegebied of deel ervan.

Artikel 47

1. Iedere levering moet door de bevoegde controle-instantie worden gecontroleerd. Iedere levering moet vooraf aan de bevoegde controle-instantie zijn gemeld, zodat de datum van levering kan worden vastgesteld, en door haar zijn goedgekeurd. Bij de controle moet met name worden geverifieerd of de bevoegde controle-instantie de levering vooraf heeft goedgekeurd.

2. Wanneer de tabak wordt geleverd in een erkend aankoopcentrum als bedoeld in artikel 16, lid 1, tweede alinea, mag de onbewerkte tabak na controle het aankoopcentrum alleen verlaten om naar het bewerkingsbedrijf te worden vervoerd. Na de controle moet de tabak in afzonderlijke hoeveelheden worden gegroepeerd. Het vervoer van deze hoeveelheden naar het bewerkingsbedrijf moet vooraf worden gemeld aan de bevoegde controle-instantie, en door haar schriftelijk zijn goedgekeurd, opdat precies kan worden vastgesteld welk vervoermiddel wordt gebruikt, welke route wordt gevolgd, vertrek- en aankomsttijd van het transport, en welke afzonderlijke hoeveelheden worden vervoerd.

3. Bij binnenkomst van de tabak in het bewerkingsbedrijf verifieert de bevoegde controle-instantie, met name door weging, of deze leveringen inderdaad de in de aankoopcentra gecontroleerde afzonderlijke hoeveelheden betreffen.

De bevoegde controle-instantie stelt de specifieke voorwaarden vast die zij voor de controles nodig acht.

Artikel 48

1. De controles in het stadium van de eerste bewerking en de verpakking van de tabak worden verricht na risicoanalyse. De lidstaten voeren onaangekondigde controles uit om na te gaan of artikel 7, de termijn voor de betaling van de in artikel 9, lid 3, onder j), bedoelde aankoopprijs en de termijn voor de betaling van het in artikel 20, lid 3, bedoelde bedrag zijn nageleefd.

2. Via de controles in het stadium van de eerste bewerking en de verpakking van de tabak moeten bovendien, voor elk te controleren bedrijf, de onder controle geplaatste hoeveelheden tabaksbladeren van oorsprong uit de Gemeenschap dan wel van oorsprong of herkomst uit derde landen kunnen worden geverifieerd, en moet kunnen worden gegarandeerd dat de te controleren tabak niet aan de controle wordt onttrokken zolang de eerste bewerking en de verpakking niet beëindigd zijn, en dat dezelfde tabak niet meer dan eenmaal voor controle kan worden aangeboden. Deze controles omvatten:

a) een onaangekondigde controle van de voorraden van het bewerkingsbedrijf;

b) een controle bij de uitslag van de tabak op de plaats waar hij de eerste bewerking heeft ondergaan en is verpakt;

c) alle aanvullende controlemaatregelen die de lidstaat nodig acht, om met name te voorkomen dat voor ruwe tabak van oorsprong of herkomst uit derde landen een premie wordt betaald.

3. De controles in het stadium van de eerste bewerking en de verpakking van tabak hebben betrekking op tenminste 5 % van de bedrijven voor eerste bewerking; bij de bepaling van de aan een controle te onderwerpen steekproef moet de bevoegde autoriteit met name rekening houden met een risicoanalyse, alsmede met de representativiteit van de bedrijven, wat hun verschil in omvang betreft.

4. Bij de risicoanalyse moet rekening worden gehouden met:

- de resultaten van de controles van de voorgaande jaren;

- de ontwikkeling ten opzichte van het vorige jaar;

- andere door de lidstaten vast te stellen parameters.

De in lid 2 bedoelde controles moeten worden uitgevoerd op de plaats waar de tabaksbladeren worden bewerkt. Binnen een door de lidstaat vastgestelde termijn delen de betrokken bedrijven de bevoegde controle-instanties waaronder zij ressorteren, schriftelijk mee waar de bewerking zal worden uitgevoerd. De lidstaten mogen bepalen welke inlichtingen door de bedrijven voor eerste bewerking aan de bevoegde controle-instanties moeten worden verstrekt.

HOOFDSTUK II

Sancties

Artikel 49

De bepalingen van dit hoofdstuk gelden niet bij overmacht.

Artikel 50

1. Indien een individuele producent geen tabak teelt, verliest hij volledig het recht op een premie voor de betrokken oogst, alsmede het recht op een productiequotum voor de volgende oogst.

2. Indien de daadwerkelijk beteelde oppervlakte meer dan 10 % kleiner is dan de gedeclareerde oppervlakte, worden de aan de betrokken producent voor de betrokken oogst te betalen premie en het eventueel aan dezelfde producent voor de volgende oogst toe te kennen productiequotum verlaagd met het dubbele van het geconstateerde verschil.

3. Bij toepassing van de in de leden 1 en 2 genoemde sancties op een bij een telersvereniging aangesloten individuele producent worden de in het quotumattest vermelde productiequota verminderd met de met de sanctie corresponderende hoeveelheid van het quotum van de betrokken producent voor de betrokken oogst, zonder dat de quota anders mogen worden verdeeld over de leden van de telersvereniging.

4. Wanneer door toedoen van de producent een controle niet kan worden uitgevoerd wordt de oppervlakte als niet-beteelde oppervlakte aangemerkt.

De in de leden 1 en 2 bedoelde sancties zijn niet van toepassing wanneer de producent of de bewerker schriftelijk aan de bevoegde instanties hebben medegedeeld dat er verschillen zijn, voordat de controles worden uitgevoerd, en wanneer het bedrijfshoofd kan bewijzen dat hij voor de bepaling van de oppervlakte correct de gegevens in aanmerking heeft genomen die door de bevoegde autoriteit als deugdelijk zijn erkend om de oppervlakte van het betrokken perceel, met uitsluiting van toegangswegen en omheiningen vast te stellen.

5. Indien de bevoegde controle-instantie constateert dat er tabak aanwezig is waarvoor geen aangifte als bedoeld in artikel 16, lid 2, is gedaan, wordt de hoeveelheid die moet worden vermeld op het quotumattest waarop de producent voor de volgende oogst recht heeft, verminderd met het dubbele van de niet-gedeclareerde hoeveelheid.

Artikel 51

1. Indien de telersvereniging de regels voor de toekenning van de in bijlage V bedoelde premies niet naleeft, verliest zij ieder recht op specifieke steun voor de betrokken oogst. De erkenning van de telersvereniging wordt ingetrokken indien bij een tweede controle blijkt dat sprake is van recidive.

Indien er sprake is van materiële fouten, wordt de specifieke steun voor de betrokken oogst verlaagd. Deze verlaging, die door de lidstaat wordt vastgesteld, bedraagt 1 % tot 20 %, naar gelang van de ernst van de fout. De telersvereniging moet de consequenties van de aan het licht gekomen fouten corrigeren.

2. Indien een telersvereniging de in artikel 40, leden 2 en 3, bedoelde regels niet naleeft, wordt de specifieke steun met 20 % tot 50 % verlaagd, naar gelang van de ernst van de overtreding. De erkenning van de telersvereniging wordt ingetrokken indien blijkt dat sprake is van recidive.

Indien de termijn voor de betaling, aan de producent die lid is van een telersvereniging, van het in artikel 18, lid 3, bedoelde totale bedrag van het variabele en het vaste gedeelte van de premie, met 30 dagen wordt overschreden, wordt de specifieke steun met 20 % verminderd. Voor iedere volgende periode van 30 dagen overschrijding, tot maximaal 150 dagen, wordt de specifieke steun verder verminderd met telkens 20 %.

3. De beheerders van een telersvereniging door wier opzet of grove schuld de erkenning overeenkomstig de leden 1 en 2 wordt ingetrokken, mogen geen andere telersverenigingen beheren, en mogen in het jaar waarvoor deze sanctie geldt, ook geen verzoek om erkenning meer indienen.

4. De erkenning wordt ingetrokken overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.

Artikel 52

Indien de niet-bewerkte tabak niet op de in artikel 16, lid 1, tweede alinea, bedoelde plaatsen is afgeleverd, of indien bij het vervoer van de in artikel 47, lid 2, bedoelde afzonderlijke hoeveelheden tabak van het aankoopcentrum naar het bewerkingsbedrijf de vervoerder niet over de goedkeuring voor het vervoer beschikt, moet het bewerkingsbedrijf dat de tabak in strijd met de voorschriften heeft overgenomen, de lidstaat een bedrag betalen dat gelijk is aan de premies voor de betreffende hoeveelheid tabak. Dit bedrag moet aan het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) worden gecrediteerd.

Artikel 53

1. Indien de in artikel 9, lid 3, onder j), bedoelde termijn voor de betaling van de aankoopprijs, alsmede de in artikel 20, lid 3, vastgestelde termijn, met 30 dagen wordt overschreden, wordt de erkenning van het bewerkingsbedrijf voor één jaar ingetrokken. Voor iedere verdere periode van 30 dagen overschrijding wordt de erkenning voor één jaar extra ingetrokken, zonder dat de totale duur van de intrekking evenwel drie jaar kan overschrijden.

2. Na afloop van een intrekkingsperiode moet het bedrijf voor eerste bewerking, een nieuw verzoek tot erkenning indienen.

3. De beheerders van een bedrijf voor eerste bewerking door wier opzet of grove schuld de erkenning ingetrokken is, mogen in de jaren waarin de sanctie geldt geen andere bewerkingsbedrijven beheren, noch een verzoek om erkenning indienen in het eerste jaar waarvoor de sanctie geldt.

TITEL VIII

Mededelingen aan de Commissie

Artikel 54

In elk van de volgende gevallen brengt de betrokken lidstaat de Commissie onverwijld op de hoogte van:

a) toepassing van het bepaalde in artikel 3, lid l, onder f), tweede alinea;

b) weigering of intrekking van de erkenning van een telersvereniging, waarbij de redenen voor deze weigering of intrekking moeten worden aangegeven;

c) de namen en adressen van de autoriteiten die bevoegd zijn voor de registratie van de teeltcontracten en van de door de lidstaat erkende bedrijven voor eerste bewerking. De Commissie publiceert een lijst met deze autoriteiten en erkende bedrijven voor eerste bewerking in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen;

d) toepassing van artikel 12, lid 1;

e) toepassing van artikel 20, lid 1;

f) de besluiten die hij van plan is te nemen in verband met de toepassing van artikel 27, lid 4;

g) de op grond van artikel 28 genomen maatregelen;

h) de op grond van artikel 29, leden 2 en 3, vastgestelde nadere voorschriften voor de vorming van de nationale reserve en objectieve criteria voor de verdeling van de nationale reserve;

i) de op grond van artikel 33 definitief afgestane hoeveelheden per soortengroep;

j) voor de toepassing van artikel 35, de hoeveelheden waarvoor een quotumopkoopaanvraag is ingediend en de opgekochte hoeveelheden per soortengroep;

k) de nationale maatregelen ter uitvoering van deze verordening;

l) andere door de Commissie met het oog op een goed beheer van de regeling verlangde informatie.

De in het kader van het geïntegreerde systeem gecreëerde databank dient als basis voor de mededeling van de in dit artikel vermelde gegevens.

TITEL IX

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 55

In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 1, onder f), tweede streepje, mag een bij meerdere telersverenigingen aangesloten producent zijn lidmaatschap van een telersvereniging voor het oogstjaar 1999 uiterlijk op 31 januari 1999 schriftelijk opzeggen.

Artikel 56

Verordening (EEG) nr. 3478/92, Verordening (EEG) nr. 84/93 en Verordening (EG) nr. 1066/95 worden ingetrokken met ingang van de datum van toepassing van deze verordening.

Artikel 57

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van de oogst 1999.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 december 1998.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB L 215 van 30. 7. 1992, blz. 70.

(2) PB L 210 van 20. 7. 1998, blz. 23.

(3) PB L 351 van 2. 12. 1992, blz. 17.

(4) PB L 206 van 23. 7. 1998, blz. 19.

(5) PB L 12 van 20. 1. 1993, blz. 5.

(6) PB L 89 van 10. 4. 1996, blz. 8.

(7) PB L 108 van 13. 5. 1995, blz. 5.

(8) PB L 355 van 5. 12. 1992, blz. 1.

(9) PB L 117 van 7. 5. 1997, blz. 1.

(10) PB L 391 van 31. 12. 1992, blz. 36.

(11) PB L 212 van 30. 7. 1998, blz. 23.

BIJLAGE I

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

MINIMUMKWALITEITSEISEN

Om voor de in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 bedoelde premie in aanmerking te komen, dient de tabak, rekening houdend met de typische kenmerken van de betrokken soort, van gezonde handelskwaliteit te zijn; de premie wordt niet verleend voor tabak waarin voorkomen:

a) stukken van bladeren;

b) in ernstige mate door hagel beschadigde bladeren;

c) bladeren die ernstige gaafheidsfouten vertonen en waarvan het oppervlak voor meer dan een derde beschadigd is;

d) bladeren waarvan meer dan 25 % van het oppervlak door ziekten of door insecten is aangetast;

e) bladeren met resten van pesticiden;

f) niet-rijpe bladeren of bladeren met een duidelijke groene kleur;

g) bevroren bladeren;

h) beschimmelde of verrotte bladeren;

i) bladeren met niet-gedroogde, vochtige of door rotting aangetaste ribben dan wel met dikke of niet kleiner geworden bladranden;

j) bladeren afkomstig van scheuten;

k) bladeren die een voor de betrokken soort abnormale geur hebben;

l) vuile bladeren met grond;

m) bladeren waarvan het vochtgehalte het in bijlage IV vastgestelde vochtgehalte met meer dan 4 procentpunten overschrijdt.

BIJLAGE IV

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE V

A. Wijze van verdeling van de premie

1. De premie omvat:

- Specifieke steun = 2 % van de premie.

- Een variabel gedeelte = percentage van de premie dat, zoals aangegeven onder B), naar soortengroep en lidstaat is aangepast, met inachtneming van artikel 15, lid 1, van deze verordening.

- Vast gedeelte van de premie = verschil tussen de totale nettopremie (na aftrek van de inhouding voor het Fonds) enerzijds en de som van de specifieke steun en het variabele gedeelte van de premie anderzijds.

2. Het in artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2075/92 bepaalde extra bedrag komt bij het vaste gedeelte van de premie.

B. Aandeel van het variabele gedeelte in de totale premie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

C. Variabel gedeelte van de premie

Het variabele gedeelte van de premie is gelijk aan:

[

>NUM>A/

>DEN>som (GH × PP)

] × (GH × PP).

A is het totaalbedrag van de variabele premie waarover de telersvereniging voor een soortengroep kan beschikken, GH is de per partij geleverde hoeveelheid en PP is voor de betrokken soortengroep de aankoopprijs voor elke partij van het lid van de telersvereniging.

Voor elke soortengroep moet de telersvereniging het voor de betrokken soortengroep beschikbare totaalbedrag van de variable premie delen door de som van de per partij geleverde hoeveelheden, vermenigvuldigd met de aankoopprijs van elke partij. De uitkomst van deze deling moet vermenigvuldigd worden met het product dat wordt verkregen door de hoeveelheid per partij te vermenigvuldigen met de aankoopprijs ervan. De variabele premie is gelijk aan nul voor partijen waarvoor de prijs tussen de minimumprijs en de met 40 % vermeerderde minimumprijs voor elke soortengroep van de telersvereniging lag.

BIJLAGE VI

COMMUNAUTAIRE METHODES VOOR DE BEPALING VAN HET VOCHTGEHALTE VAN RUWE TABAK

I. TE GEBRUIKEN METHODES

A. Beaudesson-procédé

1. Toestel

Beaudesson-droogstoof EM 10

Elektrisch droogtoestel waarin, met behulp van een ventilator, warme lucht geforceerd door het te drogen monster wordt gevoerd. Het vochtgehalte wordt bepaald door weging vóór en na het drogen. Hiertoe wordt een balans gebruikt met een zodanige graadverdeling dat, voor de hoeveelheid van 10 gram waarmee wordt gewerkt, het procentuele vochtgehalte rechtstreeks kan worden afgelezen.

2. Werkwijze

Een dosis van 10 gram wordt afgewogen in een bekertje met geperforeerde bodem dat vervolgens in de droogkolom wordt gebracht waar het in een houder wordt geplaatst. De droogstoof wordt vijf minuten in werking gesteld. In dit tijdsbestek wordt het monster met warme lucht gedroogd bij een temperatuur van omstreeks 100 °C. Na vijf minuten wordt het proces door een tijdklok stopgezet. De luchttemperatuur bij het einde van het drogen wordt met behulp van een ingebouwde thermometer vastgesteld. Het monster wordt gewogen. Het vochtgehalte wordt rechtstreeks afgelezen en eventueel, naar gelang van de bereikte temperatuur, met enkele tienden van % naar boven of naar beneden gecorrigeerd aan de hand van een aan het apparaat bevestigde schaal.

B. Brabender-procédé

1. Toestel

Brabender-stoof

Elektrisch toestel bestaande uit een cilindrische kamer met een temperatuurregeling en geforceerde luchtcirculatie waarin gelijktijdig tien metalen bekertjes elk met 10 gram tabak worden geplaatst. Deze bekertjes worden op een draaiplateau met tien plaatsen gezet en kunnen met behulp van een bedieningsstuur na het drogen successievelijk naar een weegplaats in het apparaat worden gebracht. Via handels kunnen de bekertjes achtereenvolgens op het juk van een ingebouwde balans worden geplaatst, zonder dat de monsters uit het toestel behoeven te worden gehaald. Het vochtgehalte kan rechtstreeks optisch van de balans worden afgelezen. Een tweede balans bij het toestel dient slechts voor het klaarmaken van de doses.

2. Werkwijze

Afstelling van de thermometer op 110 °C.

Voorverwarming van het toestel, minstens 15 minuten.

Afwegen van tien doses van 10 gram.

Inbrengen van de bekertjes.

Droging gedurende 50 minuten.

Aflezen van de gewichten ter bepaling van de brutovochtgehaltes.

C. Andere methodes

De lidstaten mogen andere meetmethodes gebruiken, die met name gebaseerd zijn op de bepaling van de elektrische resistentie of de diëlektrische eigenschappen van de betrokken partij, op voorwaarde dat de uitkomsten worden geijkt aan de hand van het onderzoek, volgens methode A of B, van een representatief monster.

II. MONSTERNEMING

De monsterneming voor de bepaling van het vochtgehalte, volgens een van de in deel I, onder A en B, bedoelde methodes, van de tabaksbladeren dient als volgt te geschieden:

1. Samenstelling van het monster

Uit elke baal of uit elke verpakkingseenheid wordt een aantal bladeren genomen in verhouding tot het gewicht van die balen of verpakkingseenheden. Het aantal bladeren moet groot genoeg zijn om representatief te zijn voor de verpakkingseenheid.

Men neemt een gelijk aantal bladeren van de buitenkant, bladeren uit de kern en bladeren van tussen de buitenkant en de kern van de verpakkingseenheid.

2. Homogenisering

Alle bladeren worden in een plastic zak gemengd, vervolgens worden enkele kilo's gesneden (snijbreedte: 0,4/2 mm).

3. Monstertrekking

Na het snijden dient de tabak zorgvuldig te worden gemengd en moet een representatief monster worden genomen.

4. Metingen

De metingen moeten het hele aldus verkleinde monster betreffen, terwijl ervoor moet worden gezorgd dat

- het vochtgehalte niet verandert (hermetisch gesloten recipiënt of zak);

- de homogeniteit niet wordt aangetast door bezinking (afval).

III. OMVANG EN FREQUENTIE VAN DE MONSTERNEMING EN WIJZE VAN BEREKENING VAN HET AANGEPASTE GEWICHT

- Het voor de bepaling van het vochtgehalte van tabak te nemen aantal monsters is voor elke levering minstens gelijk aan drie per producent en per soortengroep. Zowel de producent als het bedrijf voor eerste bewerking kunnen bij de levering van de tabak vragen een groter aantal monsters te nemen.

- Het gewicht van de in de loop van één en dezelfde dag geleverde tabak per soortengroep wordt aangepast op grond van het gemiddelde gemeten vochtgehalte. Het gewicht waarvoor de premie wordt verleend, wordt niet aangepast, wanneer het gemiddelde gemeten vochtgehalte minder dan 1 % lager of hoger is dan het voorgeschreven vochtgehalte.

- Het aangepaste gewicht is gelijk aan het totale nettogewicht van de in de loop van een dag geleverde tabak per soortengroep × >NUM>(100 - gemiddeld vochtgehalte)/

>DEN>(100 - voorgeschreven vochtgehalte voor de betrokken soort)

. Wanneer het gemiddelde vochtgehalte geen geheel getal is, wordt voor decimalen van 0,01 tot en met 0,49 naar beneden en voor decimalen van 0,50 tot en met 0,99 naar boven afgerond.

Top