Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31996F0610

    96/610/JBZ: Gemeenschappelijk Optreden van 15 oktober 1996 aangenomen door de Raad op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het aanleggen en bijhouden van een repertorium voor specifieke bekwaamheden, vaardigheden en expertise op het gebied van terrorismebestrijding teneinde de samenwerking bij de terrorismebestrijding tussen de Lid- Staten van de Europese Unie te vergemakkelijken

    PB L 273 van 25.10.1996, p. 1–2 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 21/02/2016; opgeheven door 32016R0095

    ELI: http://data.europa.eu/eli/joint_action/1996/610/oj

    31996F0610

    96/610/JBZ: Gemeenschappelijk Optreden van 15 oktober 1996 aangenomen door de Raad op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het aanleggen en bijhouden van een repertorium voor specifieke bekwaamheden, vaardigheden en expertise op het gebied van terrorismebestrijding teneinde de samenwerking bij de terrorismebestrijding tussen de Lid- Staten van de Europese Unie te vergemakkelijken

    Publicatieblad Nr. L 273 van 25/10/1996 blz. 0001 - 0002


    GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN van 15 oktober 1996 aangenomen door de Raad op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het aanleggen en bijhouden van een repertorium voor specifieke bekwaamheden, vaardigheden en expertise op het gebied van terrorismebestrijding teneinde de samenwerking bij de terrorismebestrijding tussen de Lid-Staten van de Europese Unie te vergemakkelijken (96/610/JBZ)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzonderheid op artikel K.3, lid 2, onder b),

    Gezien het initiatief van het Verenigd Koninkrijk,

    Eraan herinnerend dat, overeenkomstig artikel K.1, punt 9, politiële samenwerking met het oog op het voorkomen en bestrijden van terrorisme door de Lid-Staten als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang wordt beschouwd;

    Overwegende dat de Raad in de op 15 en 16 december 1995 aangenomen Verklaring over het terrorisme heeft verklaard dat een efficiënte preventie en bestrijding van daden van terrorisme een ingrijpende coördinatie tussen de Lid-Staten vereist;

    Overwegende dat de Raad het nodig acht dat alle instanties van de Lid-Staten die verantwoordelijk zijn voor de terrorismebestrijding ernaar blijven streven de reeds bestaande, zeer uitgebreide en doeltreffende samenwerking nog verder te intensiveren;

    Overwegende dat de nationale anti-terrorismediensten als reactie op de verschillende vormen van bedreiging die het terrorisme voor de Lid-Staten vormt, gebieden van specifieke bekwaamheden, vaardigheden of expertise hebben ontwikkeld die in principe voor de bevoegde instanties in alle Lid-Staten op hun verzoek toegankelijk zouden moeten worden gemaakt voor zover en wanneer zij daar behoefte aan hebben;

    Overwegende dat het aanleggen en bijhouden van een repertorium voor gebieden van specifieke bekwaamheden, vaardigheden of expertise deze gebieden algemener en makkelijker toegankelijk zou maken voor instanties in alle Lid-Staten, waardoor het vermogen van de Lid-Staten tot terrorismebestrijding vergroot zou worden;

    Overwegende dat het in dit gemeenschappelijk optreden beoogde repertorium niet bedoeld is om bestaande bilaterale of multilaterale afspraken over samenwerking bij terrorismebestrijding te vervangen of te beïnvloeden, of om te dienen als middel voor het uitwisselen van operationele inlichtingen, en dat daarvoor geen nieuwe structuren in de Raad nodig zijn,

    HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1. De Raad wijst voor een beginfase van een jaar het Verenigd Koninkrijk aan als Lid-Staat die te allen tijde verantwoordelijk is voor het aanleggen, bijhouden en verspreiden van een repertorium voor specifieke bekwaamheden, vaardigheden en expertise op het gebied van de terrorismebestrijding, hierna "repertorium" te noemen. Daarna neemt de Lid-Staat die het Voorzitterschap bekleedt deze taak op zich.

    2. De aangewezen Lid-Staat belast een speciale dienst met het aanleggen, bijhouden en verspreiden van het repertorium, hierna "repertoriumbeheerder" te noemen.

    Artikel 2

    1. De Lid-Staten sturen hun bijdragen voor het repertorium naar de repertoriumbeheerder.

    2. De repertoriumbeheerder stelt het repertorium samen uit de bijdragen van de Lid-Staten.

    3. Voor hun bijdragen aan het repertorium houden de Lid-Staten ten volle rekening met de door iedere Lid-Staat ingestelde veiligheidsclassificatie en -bescherming.

    4. Daarna is de repertoriumbeheerder er verantwoordelijk voor dat eventuele wijzigingen en toevoegingen op grond van verdere bijdragen van Lid-Staten op de juiste wijze worden ingevoerd in het repertorium en onder de aandacht van de Lid-Staten worden gebracht.

    5. De repertoriumbeheerder is verantwoordelijk voor het bijhouden van statistieken over het gebruik van het repertorium, en voor het halfjaarlijks verslag aan de Raad over de doelmatigheid van de opzet.

    Artikel 3

    1. Elke Lid-Staat geeft in zijn bijdrage aan het repertorium een aanduiding van eventuele specialistische bekwaamheden, vaardigheden of expertise die hij op het gebied van terrorismebestrijding heeft verkregen en waarvan hij het nuttig acht dat die ter beschikking van alle Lid-Staten wordt gesteld.

    2. In de bijdragen van de Lid-Staten, die op door de Raad vastgestelde standaardformulieren ingeleverd zouden kunnen worden, staat op zijn minst een adequate beschrijving van elke specifieke bekwaamheid, vaardigheid of expertise, op grond waarvan de bevoegde instanties in de Lid-Staten zich een goed beeld kunnen vormen van de relevantie daarvan voor het uitvoeren van hun taken in de terrorismebestrijding. In de bijdragen staat ook precies aangegeven hoe rechtstreeks en snel contact kan worden gelegd met de plaats waar deze bekwaamheid, vaardigheid of expertise aanwezig is, of met een centraal contactpunt in de Lid-Staat.

    3. De Lid-Staten moeten de relevante gegevens betreffende de contactpunten wanneer nodig bijwerken.

    4. De Lid-Staten kunnen op elk moment extra bijdragen voor het repertorium inzenden of verzoeken om bijdragen uit het repertorium te schrappen.

    5. Er worden in het repertorium geen andere persoonsgegevens bewaard dan de namen en relevante gegevens van de contactpunten die nodig zijn om de regeling te doen functioneren.

    Artikel 4

    1. Elke Lid-Staat bezit een exemplaar van het repertorium. Het is aan de betrokken instantie in een Lid-Staat die gebruik wil maken van een in het repertorium genoemde specifieke bekwaamheid, om contact te leggen met het betrokken contactpunt in de Lid-Staat die deze informatie heeft ingebracht. Eventuele kostenvergoeding wordt bilateraal geregeld.

    2. Een Lid-Staat die een bekwaamheid, vaardigheid of expertise heeft ingebracht in het repertorium kan er in bijzondere gevallen van afzien deze beschikbaar te stellen, als de omstandigheden dat vereisen.

    3. De Lid-Staten komen overeen dat zij, als zij via het repertorium contact leggen, de repertoriumbeheerder op de hoogte zullen stellen van de door de Raad te bepalen basisgegevens om een goed toezicht op de bruikbaarheid van het repertorium mogelijk te maken.

    Artikel 5

    Besluiten van of in de Raad over onderwerpen die onder de artikelen 1, 3 en 4 vallen worden met eenparigheid van stemmen genomen.

    Artikel 6

    Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publikatieblad.

    Het treedt in werking op de dag van bekendmaking.

    Gedaan te Luxemburg, 15 oktober 1996.

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    B. HOWLIN

    Top