Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31994R3259

    Verordening (EG) nr. 3259/94 van de Raad van 22 december 1994 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2930/86 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen

    PB L 339 van 29.12.1994, p. 11–13 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 19/07/2017; stilzwijgende opheffing door 32017R1130

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1994/3259/oj

    31994R3259

    Verordening (EG) nr. 3259/94 van de Raad van 22 december 1994 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2930/86 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen

    Publicatieblad Nr. L 339 van 29/12/1994 blz. 0011 - 0013
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 4 Deel 7 blz. 0003
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 4 Deel 7 blz. 0003


    VERORDENING (EG) Nr. 3259/94 VAN DE RAAD van 22 december 1994 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2930/86 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

    Overwegende dat in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid wordt verwezen naar de kenmerken van vissersvaartuigen en dat uniforme definities van de kenmerken van vissersvaartuigen noodzakelijk zijn; dat in dat verband Verordening (EEG) nr. 2930/86 van de Raad van 22 september 1986 houdende definities van de kenmerken van vissersvaartuigen (3) is vastgesteld;

    Overwegende dat voor de maatregelen van de Gemeenschap op dit gebied zoveel mogelijk dient te worden uitgegaan van reeds door de gespecialiseerde internationale organisaties aangenomen aanbevelingen;

    Overwegende dat, wegens de grote verschillen in tonnage van individuele vaartuigen met dezelfde lengte, is komen vast te staan dat een gestandaardiseerd internationaal systeem voor het meten van de tonnage van vaartuigen noordzakelijk is; dat met het oog daarop op 23 juni 1969 in Londen het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen (ICTM 1969) is ondertekend onder auspiciën van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO);

    Overwegende dat in dit Verdrag de brutotonnage is gedefinieerd als functie van het totale inwendige volume van het schip, en de methoden voor het meten van de brutotonnage is vastgesteld in bijlage I van voornoemd Verdrag;

    Overwegende dat voornoemd Verdrag met ingang van 18 juli 1994 van toepassing is voor alle niet-vrijgestelde vaartuigen, met inbegrip van vissersvaartuigen, met een lengte van 24 m of meer, in het internationale verkeer; dat het Verdrag niet geldt voor onder meer vaartuigen met een lengte van minder dan 24 m;

    Overwegende dat de bepalingen van bijlage I van voornoemd Verdrag dankzij Verordening (EEG) nr. 2930/86 ook gelden voor vissersvaartuigen uit de Gemeenschap;

    Overwegende dat de Lid-Staten enige moeilijkheden hebben ondervonden om de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2930/86 met betrekking tot de tonnage ten uitvoer te leggen, inzonderheid voor kleinere vissersvaartuigen; dat de in bijlage I van voornoemd Verdrag beschreven methoden in bepaalde gevallen niet geschikt zijn voor deze kleinere vaartuigen;

    Overwegende dat derhalve voor vaartuigen met een lengte van minder dan 15 m een eenvoudiger definitie van brutotonnage wenselijk is;

    Overwegende dat het wenselijk is flexibele bepalingen voor bestaande vaartuigen, inzonderheid vaartuigen van minder dan 15 m te hebben zodat er een raming van de tonnage kan worden toepast;

    Overwegende dat vaartuigen met een lengte van 15 m of meer zouden moeten worden gemeten overeenkomstig voornoemd Verdrag, omdat deze vaartuigen een grotere bovenbouw hebben;

    Overwegende dat de termijn van 18 juli 1994 voor het opnieuw meten van bestaande vaartuigen met een lengte van 15 m of meer doch minder dan 24 m, moet worden verlengd omdat veel tijd nodig is om de metingen volgens de methoden van het Verdrag van 1969 uit te voeren,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EEG) nr. 2930/86 wordt als volgt gewijzigd:

    1. artikel 3, eerste alinea, wordt vervangen door de volgende tekst:

    "De breedte van een vaartuig is de maximale breedte, als gedefinieerd in bijlage I bij het Internationaal Verdrag betreffende de meting van schepen, hierna "Verdrag van 1969" genoemd.";

    2. artikel 4, lid 1, wordt vervangen door de volgende tekst:

    "1. a) De tonnage van een vissersvaartuig is de brutotonnage als omschreven in bijlage I bij het Verdrag van 1969.

    b) De brutotonnage van alle nieuwe vissersvaartuigen met een lengte over alles van 15 m of meer, waarvan de kiel is gelegd op of na 18 juli 1994, wordt gemeten overeenkomstig bijlage I bij het Verdrag van 1969.

    c) De brutotonnage van nieuwe en bestaande vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 15 m wordt gemeten overeenkomstig de in bijlage I bij deze verordening vermelde formule.

    d) De brutotonnage van alle bestaande vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van 24 m of meer, wordt overeenkomstig bijlage I bij het Verdrag van 1969 vóór 18 juli 1994 gemeten.

    Voor vaartuigen van deze grootteklasse die geen internationale reizen maken in de zin van het Verdrag van 1969, en die derhalve vrijgesteld zijn van de bepalingen van dit Verdrag, wordt deze uiterste datum uitgesteld tot 31 december 1994.

    e) Onverminderd het bepaalde in de leden 2 en 3, mag de brutotonnage van bestaande vaartuigen met een lengte over alles van 15 m of meer, doch minder dan 24 m tussen de loodlijnen worden geraamd overeenkomstig de in bijlage I bij deze verordening beschreven methode, wanneer de Commissie deze waarden voldoende nauwkeurig acht.

    De Lid-Staten moeten de tonnage van de vaartuigen van deze grootteklasse evenwel overeenkomstig het bepaalde in bijlage I van het Verdrag van 1969 meten, in de volgende gevallen:

    - wanneer de eigenaar van het vaartuig erom verzoekt,

    - wanneer de eigenaar van het vaartuig een aanvraag indient voor een steunregeling die financiële hulp van de Gemeenschap omvat, wanneer deze financiële hulp afhankelijk is van de tonnage van het vaartuig. De krachtens Verordening (EG) nr. 3699/93 van de Raad van 21 december 1993 tot vaststelling van de criteria en voorwaarden voor de structurele bijstand van de Gemeenschap in de sector visserij-aquacultuur en verwerking/afzet van de produkten daarvan (4)() toegekende communautaire steun zal echter overeenkomstig de bestaande bepalingen van genoemde verordening worden uitgevoerd. Tot 1 januari 2004 mag de verwijzing naar de brutotonnage-eenheid uitgedrukt in BRT behouden blijven bij de uitvoering van de steunregelingen betreffende de artikelen 8 en 9 van Verordening (EG) nr. 3699/93, mits de gegevens betreffende deze meeteenheid vóór 18 juli 1994 aan de Commissie zijn meegedeeld, in het kader van de procedures als bedoeld in Verordening (EG) nr. 109/94 van de Commissie van 19 januari 1994 betreffende het communautair gegevensbestand inzake vissersvaartuigen, (5)()

    - wanneer de eigenaar het vaartuig verbouwt of wijzigt op een wijze die door de bevoegde instantie van de Lid-Staat geacht wordt tot een aanzienlijke wijziging van de brutotonnage te leiden.

    De Lid-Staten zorgen ervoor dat alle resterende vaartuigen van deze grootteklasse vóór 1 januari 2004 opn ieuw worden gemeten overeenkomstig het bepaalde in bijlage I bij het Verdrag van 1969.

    ";

    3. de bijlage bij de onderhavige verordening wordt toegevoegd.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 1995, met uitzondering van het bepaalde in artikel 1, punt 2, betreffende artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2930/86, dat met ingang van 18 juli 1994 van toepassing is.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

    Gedaan te Brussel, 22 december 1994.

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    H. SEEHOFER

    (1) PB nr. C 323 van 21. 11. 1994.

    (2) Advies uitgebracht op 14 september 1994 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

    (3) PB nr. L 274 van 25. 9. 1986, blz. 1.

    (4)() PB nr. L 346 van 31. 12. 1993, blz. 1.

    (5)() PB nr. L 19 van 22. 1. 1994, blz. 5.

    BIJLAGE

    "BIJLAGE

    Nieuwe vaartuigen < 15 meter lengte over alles

    De brutotonnage van nieuwe vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 15 meter wordt bepaald door middel van de volgende formule:

    GT = K1· V

    waarbij: K1 = 0,2 + 0,02 log10 V

    en V het volume is, verkregen volgens de formule:

    V = a1 (Loa· B1· T1)

    waarbij:

    Loa = lengte over alles (artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2930/86)

    B1 = breedte in meter overeenkomstig het Verdrag van 1969

    T1 = holte in meter overeenkomstig het Verdrag van 1969

    a1 = een functie van Loa

    Bestaande vaartuigen < 15 meter lengte over alles

    De brutotonnage van bestaande vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 15 meter wordt bepaald door middel van de volgende formule:

    GT = K1· V

    waarbij V het volume is, bepaald volgens de formule:

    V = a2 (Loa· B1· T1)

    waarbij:

    B1 = breedte in meter

    T1 = holte in meter

    a2 = een functie van Loa

    Vaartuigen van 15 meter lengte over alles - 24 meter lengte tussen de loodlijnen

    De brutotonnage van vaartuigen met een lengte over alles die gelijk is of groter dan 15 meter en kleiner dan 24 meter tussen de loodlijnen wordt bepaald door middel van de volgende formule:

    GT = K1· V

    waarbij V het totale volume van alle ingesloten ruimten is, als omschreven bij het Verdrag van 1969.

    Voor bestaande vaartuigen mag V voorlopig worden geraamd door middel van de formule:

    V = a3 (Loa· B1· T1)

    waarbij:

    a3 = een functie van Loa, B1, T1 en bouwjaar.

    De functies a1, a2 en a3 worden vastgesteld op basis van statistische analyses van verzamelde representatieve steekproeven van de vloten van de Lid-Staten. Deze zullen, samen met definities van de afmetingen B1 en T1, en met nadere regels voor de toepassing van de formules worden omschreven in een besluit van de Comissie.".

    Top