EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 21997A0716(01)

Euro-mediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds - Protocol Nr. 1 betreffende regelingen van toepassing bij invoer in de Gemeenschap van landbouwproducten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook - Protocol Nr. 2 Regelingen van toepassing bij invoer op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook van landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap - Protocol Nr. 3 betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en methoden van administratieve samenwerking - Slotakte - Gemeenschappelijke verklaringen - Verklaringen door de Europese Gemeenschap

PB L 187 van 16.7.1997, p. 3–135 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/09/2021

ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_internation/1997/430/oj

Related Council decision

21997A0716(01)

Euro-mediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds - Protocol Nr. 1 betreffende regelingen van toepassing bij invoer in de Gemeenschap van landbouwproducten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook - Protocol Nr. 2 Regelingen van toepassing bij invoer op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook van landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap - Protocol Nr. 3 betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en methoden van administratieve samenwerking - Slotakte - Gemeenschappelijke verklaringen - Verklaringen door de Europese Gemeenschap

Publicatieblad Nr. L 187 van 16/07/1997 blz. 0003 - 0135


EURO-MEDITERRANE INTERIM-ASSOCIATIEOVEREENKOMST voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds

De EUROPESE GEMEENSCHAP,

hierna "de Gemeenschap" te noemen,

enerzijds,

en de PALESTIJNSE BEVRIJDINGSORGANISATIE (PLO) TEN BEHOEVE VAN DE PALESTIJNSE AUTORITEIT VAN DE WESTELIJKE JORDAANOEVER EN DE GAZASTROOK,

hierna "de Palestijnse Autoriteit" te noemen,

anderzijds,

GELET OP het belang van de bestaande banden tussen de Gemeenschap en de Palestijnse bevolking van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook en hun gemeenschappelijke waarden,

OVERWEGENDE dat de Gemeenschap en de PLO deze banden wensen te versterken en duurzame betrekkingen op basis van wederkerigheid en partnerschap tot stand wensen te brengen,

GELET OP het belang dat de partijen hechten aan de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, en in het bijzonder aan de eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen en de politieke en economische vrijheden waarop hun betrekkingen zijn gegrondvest,

VERLANGENDE het kader van de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en het Midden-Oosten te versterken en de doelstelling van regionale economische integratie van de landen van het Midden-Oosten te verwezenlijken zodra de omstandigheden dit toelaten,

GELET OP het verschil in economische en sociale ontwikkeling tussen de partijen en de noodzaak de bestaande inspanningen ter bevordering van economische en sociale ontwikkeling van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook te intensiveren,

VERLANGENDE samenwerking in te stellen, ondersteund door een regelmatige dialoog over economische, culturele, wetenschappelijke en onderwijskwesties, ter bevordering van wederzijdse kennis en begrip,

GELET OP de toezeggingen van de partijen met betrekking tot vrijhandel, met name in overeenstemming met de bepalingen van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994,

VERLANGENDE voort te bouwen op de bestaande autonome handelsregelingen tussen de partijen en deze in een overeenkomst op basis van wederkerigheid vast te leggen,

OVERTUIGD van de noodzaak van bevordering van het scheppen van een nieuw klimaat voor hun economische betrekkingen, met het oog op betere voorwaarden voor investeringsstromen,

GELET OP de rechten en verplichtingen van de partijen in het kader van de internationale overeenkomsten die zij hebben ondertekend,

OVERTUIGD dat volledige deelname van de Palestijnse Autoriteit aan het tijdens de conferentie van Barcelona gelanceerde Euro-mediterrane partnerschap een belangrijke stap is voor de normalisering van de betrekkingen tussen de partijen, hetgeen een interim-overeenkomst in deze fase wenselijk maakt,

ZICH BEWUST VAN het grote politieke belang van de Palestijnse verkiezingen op 20 januari 1996 voor het proces dat leidt tot een permanente regeling op grond van resoluties 242 en 338 van de VN-Veiligheidsraad,

ERKENNENDE DAT deze overeenkomst door een Euro-mediterrane associatieovereenkomst vervangen moet worden zodra de omstandigheden dit toelaten,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

1. Er wordt een interim-associatieovereenkomst inzake handel en samenwerking tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit.

2. Deze associatie heeft ten doel:

- een passend kader tot stand te brengen voor een veelomvattende dialoog met het oog op de ontwikkeling van nauwe betrekkingen tussen de partijen;

- de voorwaarden te scheppen voor de geleidelijke liberalisering van de handel;

- de ontwikkeling van evenwichtige economische en sociale betrekkingen tussen de partijen te bevorderen door dialoog en samenwerking;

- bij te dragen aan de sociale en economische ontwikkeling van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook;

- de regionale samenwerking te bevorderen met het oog op de consolidatie van het vreedzaam samenleven en de economische en politieke stabiliteit;

- de samenwerking op alle gebieden van wederzijds belang te bevorderen.

Artikel 2

De betrekkingen tussen de partijen en alle bepalingen van deze overeenkomst berusten op de eerbiediging van de democratische beginselen en de fundamentele mensenrechten zoals omschreven in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, die ten grondslag ligt aan het interne en externe beleid van de partijen en die een essentieel onderdeel van deze overeenkomst vormt.

TITEL I VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN

BASISBEGINSELEN

Artikel 3

De Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit stellen gedurende een overgangsperiode tot uiterlijk 31 december 2001 geleidelijk een vrijhandelszone in overeenkomstig de bepalingen van deze titel en in overeenstemming met de bepalingen van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 en andere multilaterale overeenkomsten inzake de handel in goederen die opgenomen zijn in de bijlagen bij de overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), hierna "GATT" te noemen.

HOOFDSTUK 1 INDUSTRIEPRODUCTEN

Artikel 4

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, met uitzondering van de in bijlage II van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap genoemde producten.

Artikel 5

Er waren geen douanerechten bij invoer of heffingen van gelijke werking ingevoerd in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.

Artikel 6

De invoer in de Gemeenschap van producten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook is vrij van douanerechten of heffingen van gelijke werking en vrij van kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking.

Artikel 7

1. De bepalingen van dit hoofdstuk vormen geen beletsel voor de handhaving door de Gemeenschap van een landbouwelement voor producten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook en genoemd in bijlage 1.

De voor landbouwproducten geldende bepalingen van hoofdstuk 2 zijn mutatis mutandis van toepassing op het landbouwelement.

2. Voor de in bijlage 2 opgenomen producten van oorsprong uit de Gemeenschap mag de Palestijnse Autoriteit gedurende de looptijd van de overeenkomst douanerechten bij invoer en heffingen van gelijke werking handhaven die niet hoger zijn dan die welke op 1 juli 1996 van kracht waren.

3. Het bij artikel 63 ingestelde Gemengd Comité kan besluiten tot verdere concessies die de partijen elkaar op basis van wederkerigheid toekennen.

Artikel 8

1. De douanerechten en heffingen van gelijke werking die bij invoer op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook van toepassing zijn op producten van oorsprong uit de Gemeenschap, met uitzondering van de in bijlagen 2 en 3 vermelde producten, worden afgeschaft bij de inwerkingtreding van de overeenkomst.

2. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst mag de Palestijnse Autoriteit voor de in bijlage 3 opgenomen producten van oorsprong uit de Gemeenschap bij invoer op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook fiscale heffingen toepassen die niet hoger zijn dan 25 % van de waarde van het product. Deze heffingen worden geleidelijk afgeschaft volgens het hierna volgende tijdschema:

Een jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle heffingen verlaagd tot 90 % van het basisrecht.

Twee jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle heffingen verlaagd tot 80 % van het basisrecht.

Drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle heffingen verlaagd tot 70 % van het basisrecht.

Vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle heffingen verlaagd tot 60 % van het basisrecht.

Vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst wordt elke resterende heffing afgeschaft.

3. Indien zich met betrekking tot een bepaald product ernstige problemen voordoen, kan het in lid 2 genoemde tijdschema in overleg worden herzien door het Gemengd Comité, met dien verstande dat het niet verder verlengd kan worden dan de maximale overgangsperiode van vijf jaar. Indien het Gemengd Comité geen besluit heeft genomen binnen 30 dagen na het verzoek om herziening van het tijdschema, kan de Palestijnse Autoriteit het tijdschema voorlopig opschorten voor een periode van maximaal een jaar.

4. Indien de heffing wordt verlaagd erga omnes, treedt de verlaagde heffing in de plaats van de in lid 2 bedoelde basisheffing, met ingang van de datum waarop de verlaging toepassing vindt.

5. De Palestijnse Autoriteit deelt de Gemeenschap zijn basisrechten en -heffingen mede.

Artikel 9

De bepalingen betreffende de afschaffing van de douanerechten bij invoer zijn eveneens van toepassing op de douanerechten van fiscale aard.

Artikel 10

1. In afwijking van de artikelen 5 en 8, mag de Palestijnse Autoriteit buitengewone maatregelen van beperkte duur nemen door douanerechten in te stellen, te verhogen of opnieuw in te stellen.

2. Dergelijke maatregelen mogen uitsluitend worden genomen ten behoeve van jonge industrieën of van bepaalde sectoren waarin herstructureringen plaatsvinden of die met grote moeilijkheden te kampen hebben, vooral wanneer deze moeilijkheden ernstige sociale gevolgen hebben.

3. De invoerrechten die krachtens deze buitengewone maatregelen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook worden toegepast ten aanzien van producten van oorsprong uit de Gemeenschap mogen niet meer dan 25 % ad valorem bedragen en dienen een preferentie voor producten van oorsprong uit de Gemeenschap in te houden. De totale waarde van de ingevoerde producten waarop dergelijke maatregelen van toepassing zijn mag niet meer bedragen dan 15 % van de totale invoer van industrieproducten uit de Gemeenschap gedurende het laatste jaar waarvoor statistische gegevens beschikbaar zijn.

4. Deze maatregelen gelden voor een periode van ten hoogste vijf jaar, tenzij het Gemengd Comité de toepassing ervan over een langere periode toestaat.

5. De Palestijnse Autoriteit stelt het Gemengd Comité in kennis van alle buitengewone maatregelen die het voornemens is te treffen. Op verzoek van de Gemeenschap vindt vooraf overleg plaats over deze maatregelen en de sectoren waarop zij betrekking hebben. Indien het dergelijke maatregelen neemt, legt de Palestijnse Autoriteit aan het Comité een tijdschema voor de afschaffing van de overeenkomstig dit artikel ingestelde douanerechten over. Dit tijdschema dient te voorzien in de geleidelijke afschaffing van deze rechten in gelijke jaarlijkse percentages, beginnende uiterlijk twee jaar nadat zij werden ingesteld. Het Gemengd Comité kan een ander tijdschema vaststellen.

HOOFDSTUK 2 LANDBOUW- EN VISSERIJPRODUCTEN

Artikel 11

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de in bijlage II bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bedoelde producten van oorsprong uit de Gemeenschap en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.

Artikel 12

De Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit stellen geleidelijk een grotere liberalisering in van het onderling handelsverkeer in landbouw- en visserijproducten die voor beide partijen van belang zijn.

Artikel 13

1. Op de in Protocol nr. 1 genoemde landbouwproducten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook zijn bij invoer in de Gemeenschap de bepalingen van genoemd protocol van toepassing.

2. Op de in Protocol nr. 2 genoemde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap zijn bij invoer op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook de bepalingen van genoemd protocol van toepassing.

Artikel 14

1. Met ingang van 1 januari 1999 onderzoeken de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit de situatie met het oog op de vaststelling van de door de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit met ingang van 1 januari 2000 toe te passen maatregelen overeenkomstig de in artikel 12 omschreven doelstelling.

2. Onverminderd lid 1 en rekening houdend met de omvang van de handel in landbouwproducten tussen de partijen en de bijzondere gevoeligheid van deze producten, onderzoeken de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit in het Gemengd Comité, product per product, systematisch en op basis van wederkerigheid, de mogelijkheid om elkaar verdere concessies toe te staan.

HOOFDSTUK 3 GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 15

1. In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook worden geen nieuwe kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking ingesteld.

2. In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook worden kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.

3. De Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit stellen onderling geen douanerechten bij uitvoer of heffingen van gelijke werking, noch kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking in.

Artikel 16

1. Voor producten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook geldt bij invoer in de Gemeenschap geen gunstiger regeling dan die welke tussen de lidstaten onderling geldt.

2. De bepalingen van deze overeenkomst zijn van toepassing onverminderd het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 1911/91 van de Raad van 26 juni 1991 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische Eilanden.

Artikel 17

1. Indien ten gevolge van de tenuitvoerlegging van het landbouwbeleid van één der partijen een specifieke regeling wordt ingesteld of indien de bestaande regelingen worden gewijzigd of in geval van wijziging of uitbreiding van de bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van het landbouwbeleid, kan de betrokken partij voor de betrokken producten de in deze overeenkomst vervatte regelingen wijzigen.

2. De betrokken partij stelt daarvan het Gemengd Comité in kennis. Op verzoek van de andere partij komt het Gemengd Comité bijeen om op passende wijze rekening te houden met de belangen van de andere partij.

3. Ingeval de Gemeenschap of de Palestijnse Autoriteit op grond van lid 1 de in deze overeenkomst vervatte regeling voor landbouwproducten wijzigen, verlenen zij voor de invoer van producten van oorsprong uit de andere partij een voordeel dat vergelijkbaar is met het voordeel waarin deze overeenkomst voorziet.

4. Over de toepassing van dit artikel kan in het Gemengd Comité overleg worden gepleegd.

Artikel 18

1. Beide partijen onthouden zich van alle binnenlandse maatregelen of praktijken van fiscale aard die, rechtstreeks of onrechtstreeks, discrimineren tussen de producten van de ene partij en soortgelijke producten van oorsprong uit de andere partij.

2. Voor producten die naar het grondgebied van één der partijen worden uitgevoerd mogen de terugbetaalde bedragen aan indirecte binnenlandse belastingen niet hoger zijn dan de bedragen van de op deze producten rechtstreeks of onrechtstreeks toegepaste indirecte belastingen.

Artikel 19

1. Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de oprichting van douane-unies, vrijhandelszones of regelingen voor grensverkeer, mits de in deze overeenkomst neergelegde handelsregelingen daardoor niet worden gewijzigd.

2. De partijen plegen binnen het Gemengd Comité overleg over de overeenkomsten tot oprichting van douane-unies of vrijhandelszones en desgewenst over andere belangrijke onderwerpen in verband met hun handelsbeleid ten aanzien van derde landen. Dergelijk overleg vindt met name plaats bij de toetreding van een derde land tot de Europese Unie, teneinde rekening te kunnen houden met de onderlinge belangen van de partijen.

Artikel 20

Indien één der partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping in de zin van artikel VI van de GATT plaatsvindt, kan zij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk overeenkomstig de overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de GATT en haar nationale wettelijke regeling ter zake, en volgens de voorwaarden en procedures van artikel 23.

Artikel 21

Indien een product wordt ingevoerd in hoeveelheden en onder omstandigheden die:

- ernstige schade veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor binnenlandse producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten op het grondgebied van één der partijen, of

- ernstige verstoringen veroorzaken of dreigen te veroorzaken in enige sector van de economie, of

- aanleiding geven of dreigen te geven tot moeilijkheden die zouden kunnen leiden tot een belangrijke verslechtering van de economische situatie in een bepaald gebied,

kan de desbetreffende partij passende maatregelen nemen volgens de voorwaarden en procedures van artikel 23.

Artikel 22

Wanneer de naleving van artikel 15, lid 3:

i) ertoe leidt dat goederen wederuitgevoerd worden naar een derde land ten aanzien waarvan de exporterende partij voor het betrokken product kwantitatieve uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of maatregelen van gelijke werking toepast, of

ii) een ernstig tekort veroorzaakt of dreigt te veroorzaken van een product dat van wezenlijk belang is voor de exporterende partij,

en de bovenbedoelde situaties aanleiding geven of vermoedelijk zullen geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende partij, kan deze partij passende maatregelen nemen volgens de voorwaarden en procedures van artikel 23. Deze maatregelen mogen geen discriminerend karakter hebben en dienen te worden ingetrokken zodra zij niet langer gerechtvaardigd zijn.

Artikel 23

1. Indien de Gemeenschap of de Palestijnse Autoriteit de invoer van producten die de in artikel 21 bedoelde moeilijkheden zouden kunnen geven, aan een administratieve procedure onderwerpt die ten doel heeft snel informatie te verschaffen over de ontwikkeling van de handelsstromen, dient de andere partij hiervan in kennis te worden gesteld.

2. In de in artikel 20, 21 en 22 bedoelde gevallen doet de betrokken partij het Gemengd Comité, alvorens de in genoemde artikelen bedoelde maatregelen worden genomen of, in de gevallen waarop lid 3, onder d), van toepassing is, zo spoedig mogelijk, alle ter zake dienende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie toekomen, teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

Bij voorrang moeten die passende maatregelen worden gekozen die de werking van de overeenkomst het minst verstoren.

De vrijwaringsmaatregelen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van het Gemengd Comité, dat hierover periodiek overleg pleegt, meer bepaald met het oog op de afschaffing van deze maatregelen zodra de omstandigheden dit toelaten.

3. Voor de toepassing van lid 2 geldt het hierna volgende:

a) de exporterende partij wordt van de in artikel 20 bedoelde dumping in kennis gesteld zodra de autoriteiten van de importerende partij een onderzoek hebben geopend. Indien geen einde is gemaakt aan de dumping in de betekenis van artikel VI van de GATT of geen andere bevredigende oplossing is gevonden binnen dertig dagen na kennisgeving van deze zaak, kan de importerende partij passende maatregelen nemen.

b) De moeilijkheden welke voortvloeien uit de omstandigheden bedoeld in artikel 21 worden voorgelegd aan het Gemengd Comité dat alle noodzakelijke beslissingen kan nemen om een einde te maken aan deze moeilijkheden.

Indien het Gemengd Comité of de exporterende partij geen beslissing heeft genomen die een einde maakt aan de moeilijkheden of geen andere bevredigende oplossing wordt gevonden binnen dertig dagen na kennisgeving van deze zaak, kan de invoerende partij passende maatregelen nemen om het probleem op te lossen. Deze maatregelen mogen niet verder strekken dan hetgeen noodzakelijk is om een oplossing te vinden voor de gerezen moeilijkheden.

c) De moeilijkheden die voortvloeien uit de in artikel 22 bedoelde omstandigheden worden aan het Gemengd Comité voorgelegd.

Het Gemengd Comité kan elke beslissing nemen die nodig is om een einde te maken aan de moeilijkheden. Indien het geen beslissing heeft genomen binnen dertig dagen nadat de zaak aan het Comité is voorgelegd, kan de exporterende partij passende maatregelen nemen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken product.

d) Wanneer uitzonderlijke omstandigheden die tot onmiddellijk optreden nopen, voorafgaande kennisgeving of onderzoek, al naar gelang van het geval, onmogelijk maken, kan de betrokken partij in de in artikel 20, 21 en 22 bedoelde omstandigheden onverwijld de voorzorgsmaatregelen treffen die strikt noodzakelijk zijn om het probleem op te lossen. De andere partij wordt hiervan onmiddellijk in kennis gesteld.

Artikel 24

De bepalingen van deze overeenkomst vormen geen beletsel voor verboden of beperkingen op de invoer, uitvoer of doorvoer die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, en de bescherming van het nationaal artistiek, historisch en architectonisch erfgoed, of uit hoofde van de bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom, noch voor voorschriften betreffende goud en zilver. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie of een verkapte beperking van de handel tussen de partijen vormen.

Artikel 25

Het begrip "producten van oorsprong" voor de toepassing van de bepalingen van deze titel en de desbetreffende methoden van administratieve samenwerking worden gedefinieerd in Protocol nr. 3. Het Gemengd Comité kan besluiten de nodige aanpassingen aan te brengen op dit protocol met het oog op de toepassing van de cumulatie van oorsprong zoals overeengekomen in de tijdens de conferentie van Barcelona vastgestelde verklaring.

Artikel 26

In het handelsverkeer tussen de partijen worden de goederen ingedeeld overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur.

TITEL II BETALINGSVERKEER, KAPITAALVERKEER, MEDEDINGING, INTELLECTUELE EIGENDOM EN OVERHEIDSOPDRACHTEN

HOOFDSTUK I BETALINGS- EN KAPITAALVERKEER

Artikel 27

Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 29 verbinden de partijen zich ertoe geen beperkingen op te leggen aan lopende betalingen die verband houden met lopende transacties.

Artikel 28

1. Met betrekking tot de verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans verbinden de partijen zich ertoe geen beperkingen op te leggen aan het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot directe investeringen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook in vennootschappen die in overeenstemming met de van kracht zijnde wetten zijn opgericht, alsook de liquidatie of de repatriëring van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan.

2. De partijen raadplegen elkaar met het oog op de vergemakkelijking van het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.

Artikel 29

Indien zich met betrekking tot de betalingsbalans van één of meer lidstaten van de Gemeenschap of van de Palestijnse Autoriteit ernstige moeilijkheden voordoen of hiervoor onmiddellijk gevaar bestaat, kan de Gemeenschap of de Palestijnse Autoriteit, al naar gelang van het geval, in overeenstemming met de in de GATT en met de artikelen VIII en XIV van de Statuten van het Internationaal Monetair Fonds bepaalde voorwaarden beperkende maatregelen treffen met betrekking tot lopende transacties. Deze maatregelen zijn van beperkte duur en mogen niet verder reiken dan wat noodzakelijk is om de situatie van de betalingsbalans recht te trekken. De Gemeenschap of de Palestijnse Autoriteit, al naar gelang van het geval, brengen deze onverwijld ter kennis van de andere partij, en doet deze partij zo spoedig mogelijk een tijdschema toekomen voor de opheffing van deze maatregelen.

HOOFDSTUK II MEDEDINGING, INTELLECTUELE EIGENDOM EN OVERHEIDSOPDRACHTEN

Artikel 30

1. Onverenigbaar met de goede werking van deze overeenkomst, voor zover van invloed op de handel tussen de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit zijn:

i) alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen welke ertoe strekken of die ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;

ii) het misbruik maken van een machtspositie door een of meer ondernemingen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap of de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook of op een wezenlijk deel daarvan;

iii) alle staatssteun die door begunstiging van bepaalde ondernemingen of de productie van bepaalde goederen de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen.

2. De partijen beoordelen waar nodig alle praktijken die met dit artikel in strijd zijn op grond van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van de mededingingsregels van de Gemeenschap.

3. Het Gemengd Comité stelt voor 31 december 2001 bij besluit de nodige voorschriften vast voor de tenuitvoerlegging van de leden 1 en 2.

In afwachting van de vaststelling van deze voorschriften worden de bepalingen van de overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen toegepast als regels voor de tenuitvoerlegging van lid 1, onder iii), en de desbetreffende delen van lid 2.

4. Voor de toepassing van het bepaalde onder lid 1, onder iii), komen de partijen overeen dat de Palestijnse Autoriteit gedurende de periode tot 31 december 2001 overheidssteun aan ondernemingen mag verlenen als instrument om specifieke ontwikkelingsproblemen aan te pakken.

5. Elke partij garandeert doorzichtigheid ten aanzien van de overheidssteun, onder andere door ieder jaar aan de andere partij mededeling te doen van het totale bedrag en de verdeling van de verstrekte steun en door op verzoek informatie over steunprogramma's te verstrekken. Op verzoek van de ene partij verstrekt de andere partij informatie over bepaalde afzonderlijke steunmaatregelen van de overheid.

6. Met betrekking tot de producten vermeld in titel I, hoofdstuk 2:

- is lid 1, onder iii) niet van toepassing;

- dienen alle praktijken die in strijd zijn met lid 1, onder i), te worden beoordeeld aan de hand van de criteria welke door de Gemeenschap zijn vastgesteld op grond van de artikelen 42 en 43 van het Verdrag tot oprichting van de Economische Gemeenschap en in het bijzonder bij Verordening nr. 26/62 van de Raad.

7. Indien de Gemeenschap of de Palestijnse Autoriteit van mening is dat een bepaalde praktijk onverenigbaar is met lid 1 van dit artikel en:

- deze met de in lid 3 bedoelde uitvoeringsmaatregelen niet afdoende kan worden tegengegaan, of dat

- bij ontstentenis van dergelijke voorschriften, de praktijk de belangen van de andere partij ernstig schaadt of dreigt te schaden of haar nationale industrie, met inbegrip van de dienstverlenende sector, aanmerkelijke schade toebrengt of dreigt toe te brengen,

kunnen zij na overleg binnen het Gemengd Comité of na een termijn van dertig werkdagen volgende op het verzoek om dergelijk overleg passende maatregelen nemen.

Met betrekking tot praktijken die onverenigbaar zijn met lid 1, onder iii), van dit artikel kunnen, indien de GATT erop van toepassing is, deze passende maatregelen alleen worden vastgesteld overeenkomstig de procedures en onder de voorwaarden bepaald in de GATT of in een ander in het kader daarvan tot stand gekomen instrument dat op beide partijen van toepassing is.

8. Niettegenstaande eventueel daarmee strijdige bepalingen die overeenkomstig lid 3 zijn vastgesteld, wisselen de partijen informatie uit met inachtneming van de beperkingen welke voortvloeien uit het beroeps- of zakengeheim.

Artikel 31

De lidstaten en de Palestijnse Autoriteit passen, onverminderd de in het kader van de GATT aangegane verplichtingen, alle staatsmonopolies van commerciële aard geleidelijk aan, zodanig dat op 31 december 2001 tussen onderdanen van de lidstaten en de Palestijnse bevolking van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook geen discriminatie meer bestaat wat de voorwaarden voor de levering en afzet van goederen betreft. Het Gemengd Comité wordt in kennis gesteld van de maatregelen welke te dien einde worden genomen.

Artikel 32

Met betrekking tot overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan speciale of exclusieve rechten zijn toegekend, ziet het Gemengd Comité erop toe dat op 31 december 2001 geen maatregelen worden vastgesteld of gehandhaafd die het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit verstoren of strijdig zijn met de belangen van de partijen. Deze bepaling vormt geen beletsel voor de uitvoering, de jure of de facto, van bijzondere taken die aan deze ondernemingen zijn opgedragen.

Artikel 33

1. De partijen waarborgen een adequate en effectieve bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendomsrechten, overeenkomstig de hoogste internationale normen, met inbegrip van effectieve middelen om deze rechten te doen gelden.

2. De tenuitvoerlegging van dit artikel wordt regelmatig door de partijen onderzocht. In geval van problemen op het gebied van intellectuele, industriële en commerciële eigendomsrechten die het handelsverkeer beïnvloeden wordt op verzoek van een partij dringend overleg gevoerd in het kader van het Gemengd Comité, teneinde tot wederzijds bevredigende oplossingen te komen.

Artikel 34

1. De partijen stellen zich een wederzijdse en geleidelijke liberalisering van de overheidsopdrachten ten doel.

2. Het Gemengd Comité neemt de nodige maatregelen voor de uitvoering van lid 1.

TITEL III ECONOMISCHE SAMENWERKING EN SOCIALE ONTWIKKELING

Artikel 35 Doelstellingen

1. De partijen komen overeen de economische samenwerking verder uit te breiden ten voordele van beide partijen en overeenkomstig de algemene doelstellingen van deze overeenkomst.

2. Doel van de samenwerking is het ondersteunen van de inspanningen van de Palestijnse Autoriteit om duurzame economische en sociale ontwikkeling te bereiken.

Artikel 36 Toepassingsbereik

1. De samenwerking is voornamelijk gericht op sectoren die te lijden hebben van interne problemen of de gevolgen ondervinden van het algemene liberaliseringsproces van de economie van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, in het bijzonder de liberalisering van de handel tussen de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook en de Gemeenschap.

2. Voorts wordt bij de samenwerking prioriteit gegeven aan sectoren die de economieën van de Gemeenschap en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook dichter bij elkaar brengen, met name sectoren die duurzame groei en werkgelegenheid scheppen.

3. De samenwerking moet de uitvoering van maatregelen ter ontwikkeling van de intraregionale samenwerking bevorderen.

4. In het kader van de uitvoering van de verschillende terreinen van de economische samenwerking wordt, waar dit van toepassing is, rekening gehouden met de bescherming van milieu en ecologisch evenwicht.

5. De partijen kunnen overeenkomen de economische samenwerking uit te breiden tot andere sectoren die niet vallen onder de in deze titel genoemde bepalingen.

Artikel 37 Methoden en modaliteiten

De economische samenwerking wordt met name ten uitvoer gelegd door:

a) een regelmatige economische dialoog tussen de partijen, waarbij alle sectoren van het macro-economisch beleid worden bestreken, meer bepaald het budgettair beleid, het beleid ten aanzien van de betalingsbalans en het monetair beleid;

b) de regelmatige uitwisseling van informatie en ideeën in elke sector waarin wordt samengewerkt, inclusief vergaderingen van ambtenaren en deskundigen;

c) de overdracht van advies, expertise en opleiding;

d) de tenuitvoerlegging van gezamenlijke acties, zoals seminars en workshops;

e) technische bijstand en bijstand op administratief en regelgevend gebied;

f) de aanmoediging van joint ventures;

g) de verspreiding van informatie over samenwerking.

Artikel 38 Industriële samenwerking

De samenwerking heeft als belangrijkste doelstelling:

- de Palestijnse Autoriteit te steunen bij de inspanningen de industrie te moderniseren en te diversifiëren, en in het bijzonder gunstige voorwaarden te scheppen voor de ontwikkeling van de particuliere sector en de industrie;

- de samenwerking te bevorderen tussen de economische operatoren van de partijen;

- de samenwerking te bevorderen op het gebied van industriebeleid, mededinging in een open economie en de modernisering en ontwikkeling van de industrie;

- beleid te steunen voor diversifiëring van productie, uitvoer, en buitenlandse afzetmarkten;

- onderzoek en ontwikkeling, innovatie en technologie-overdracht ten behoeve van de industrie te bevorderen;

- ontwikkeling en versterking van de menselijke hulpbronnen waaraan de industrie behoefte heeft;

- het vergemakkelijken van de toegang tot risicokapitaal ten behoeve van de Palestijnse industrie.

Artikel 39 Bevordering van investeringen

Doel van de samenwerking is het scheppen van gunstige en stabiele voorwaarden voor investeringen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook.

De samenwerking neemt de vorm aan van bevordering van investeringen. Hiervoor moeten worden ontwikkeld:

- geharmoniseerde en vereenvoudigde administratieve procedures;

- regelingen voor gezamenlijke investeringen, met name in het midden- en kleinbedrijf van beide partijen;

- informatiekanalen en methoden om investeringsmogelijkheden te bepalen;

- voorwaarden die investeringen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook bevorderen.

De samenwerking kan tevens omvatten: opzet en uitvoering van projecten die blijk geven van daadwerkelijke verwerving en toepassing van basistechnologieën, toepassing van normen, ontwikkeling van menselijk potentieel (bijv. in technologie en management) en het scheppen van banen.

Artikel 40 Normalisatie en conformiteitsbeoordeling

Doel van de samenwerking is het verkleinen van de verschillen op het gebied van normen en certificering.

In praktische termen betekent dit:

- het bevorderen van het gebruik van communautaire technische voorschriften, en van Europese normen en procedures voor conformiteitsbeoordeling;

- het op niveau brengen van de conformiteitsbeoordeling door Palestijnse certificerende en erkenning verlenende instanties;

- eventueel het bespreken van regelingen voor wederzijdse erkenning;

- samenwerking op het gebied van kwaliteitsbeheer;

- het ontwikkelen van structuren op het gebied van de bescherming van intellectuele, individuele en commerciële eigendom, voor normalisatie en voor het instellen van kwaliteitsnormen.

Artikel 41 Harmonisatie van wetgeving

De samenwerking is erop gericht de wetgeving van de Palestijnse Raad aan te passen aan die van de Gemeenschap op de door de overeenkomst bestreken terreinen.

Artikel 42 Midden- en kleinbedrijf

Doel van de samenwerking is het scheppen van omstandigheden die de ontwikkeling van het MKB op lokale en exportmarkten bevorderen, o.a. door:

- bevordering van contacten tussen bedrijven, in het bijzonder via de netwerken en instrumenten voor de bevordering van industriële samenwerking en partnerschap van de Gemeenschap;

- gemakkelijker toegang tot financieringsbronnen met het oog op investeringen;

- diensten voor informatie en ondersteuning;

- versterking van de menselijke hulpbronnen met als doel het stimuleren van innovatie en het opzetten van projecten en ondernemingen.

Artikel 43 Financiële diensten

Doel van de samenwerking is het verbeteren en ontwikkelen van de financiële diensten.

Dit houdt in:

- versterking en herstructurering van de Palestijnse financiële sector;

- verbetering van de Palestijnse systemen op boekhoudkundig gebied en de controle- en regelgevingsstelsels in de banksector, de verzekeringsbranche en andere financiële sectoren.

Artikel 44 Landbouw en visserij

Belangrijkste doel van de samenwerking op dit gebied is de modernisering en, waar nodig, herstructurering van de landbouw en visserij.

Hieronder vallen modernisering van infrastructuren en uitrusting en de ontwikkeling van technieken voor verpakking, opslag, en afzet, en de verbetering van distributiekanalen.

De samenwerking is meer in het bijzonder gericht op:

- ontwikkeling van stabiele markten;

- steun voor beleid voor diversificatie van productie, export en buitenlandse markten;

- vergroten van de zelfvoorziening op voedselgebied;

- bevordering van milieuvriendelijke landbouw en visserij, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van behoud en rationeel beheer van de visserij;

- nauwere banden op vrijwillige basis tussen groepen bedrijven en handels- en beroepsorganisaties;

- technische bijstand en opleiding;

- harmonisatie van fytosanitaire en veterinaire normen;

- geïntegreerde plattelandsontwikkeling waaronder verbetering van basisdienstverlening en de ontwikkeling van de bijbehorende economische activiteiten;

- samenwerking tussen plattelandsgebieden en uitwisseling van kennis en ervaring op het gebied van plattelandsontwikkeling.

Artikel 45 Sociale ontwikkeling

De partijen erkennen het belang van de sociale ontwikkeling die hand in hand dient te gaan met economische ontwikkeling. Zij geven bijzondere prioriteit aan sociale basisrechten.

De partijen geven prioriteit aan maatregelen gericht op:

- emancipatie van vrouwen en een evenwichtige deelname in het besluitvormingsproces in de economische en sociale sfeer, vooral door onderwijs en via de media;

- de ontwikkeling van gezinsplanning en bescherming van moeders en kinderen;

- verbetering van het stelsel van sociale zekerheid;

- verbetering van de gezondheidszorg;

- verbetering van de leefomstandigheden in dichtbevolkte gebieden in armere streken;

- bevordering van de eerbiediging van de mensenrechten en de democratie, o.a. via maatschappelijke dialoog en dialoog op het niveau van het bedrijfsleven.

Artikel 46 Vervoer

De samenwerking is gericht op:

- de herstructurering en modernisering van wegen, havens en luchthavens;

- verbetering van passagiers- en vrachtvervoer zowel bilateraal als regionaal;

- opstellen en toepassen van operationele normen die vergelijkbaar zijn met die van de Gemeenschap;

Prioriteit hebben:

- wegtransport, inclusief een geleidelijke versoepeling van de voorwaarden voor doorvoer;

- beheer van spoorwegen, havens en luchthavens, waaronder navigatiesystemen en samenwerking tussen de betrokken nationale instellingen;

- modernisering van de weg-, spoor-, haven- en luchthaveninfrastructuur bij belangrijke verbindingen van gemeenschappelijk belang;

- trans-Europese verbindingen en trajecten van regionaal belang;

- verbetering van de technische uitrusting tot door de Gemeenschap gehanteerde normen voor weg- en spoorvervoer, containervervoer en -overslag.

Artikel 47 Informatie-infrastructuur en telecommunicatie

De samenwerking is gericht op bevordering van economische en sociale ontwikkeling en de ontwikkeling van een informatiemaatschappij.

Prioritaire samenwerkingsgebieden zijn:

- bevordering van de samenwerking op het gebied van telecommunicatiebeleid, ontwikkeling van netwerken en infrastructuren voor een informatiemaatschappij;

- ontwikkeling van een dialoog over de informatiemaatschappij, en bevordering van informatie-uitwisseling, en de organisatie van seminars en congressen;

- bevordering en uitvoering van gezamenlijke projecten voor de invoering van nieuwe telecommunicatiediensten en -toepassingen die verband houden met de informatiemaatschappij;

- uitwisseling van informatie over normalisering, conformiteitsbeoordeling, en certificering op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën;

- onderlinge verbinding en interoperabiliteit van netwerken en telematicadiensten.

Artikel 48 Energie

Doelstelling van de energiesamenwerking is de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook te helpen bij het verwerven van de voor ontwikkeling noodzakelijke technologieën en infrastructuren, vooral met het oog op het vergemakkelijken van verbindingen tussen de economieën van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook en de Gemeenschap.

Prioriteit hebben:

- bevordering van duurzame energie;

- bevordering van energiebesparing en energie-efficiëntie;

- operaties ter bevordering van de doorvoer van gas, olie en elektriciteit, toegepast onderzoek op het gebied van databanknetwerken in de economische en sociale sector, in het bijzonder door het leggen van contacten tussen Palestijnse en communautaire operatoren;

- steun voor modernisering en ontwikkeling van energienetwerken en verbinding ervan met de netwerken van de Europese Gemeenschap.

Artikel 49 Wetenschappelijke en technologische samenwerking

De partijen streven naar samenwerking op wetenschappelijk en technologisch gebied.

De samenwerking is gericht op:

a) het bevorderen van permanente banden tussen de wetenschappelijke milieus van de partijen, met name door:

- Palestijnse instellingen toegang te geven tot communautaire programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling overeenkomstig de communautaire bepalingen inzake de deelname van derde landen aan deze programma's;

- Palestijnse deelname aan gedecentraliseerde samenwerkingsnetwerken;

- bevordering van synergie tussen opleiding en onderzoek;

b) het vergroten van de Palestijnse onderzoekscapaciteit;

c) het stimuleren van technologische innovatie, de uitwisseling van nieuwe technologieën en know-how;

d) het bevorderen van activiteiten die gericht zijn op het creëren van synergie met regionaal effect.

Artikel 50 Milieu

Doelstellingen van de samenwerking zijn voorkoming van milieubederf, beperking van verontreiniging, bescherming van de volksgezondheid, en verzekering van het rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen met het oog op duurzame ontwikkeling.

De samenwerking wordt met name toegespitst op: woestijnvorming; waterbeheer; verzilting; de invloed van de landbouw op grond- en waterkwaliteit; goed energiegebruik; het effect van de industriële ontwikkeling op het milieu in het algemeen en de veiligheid van industriële installaties in het bijzonder; afvalbeheer, geïntegreerd beheer van gevoelige gebieden; de kwaliteit van zeewater en de controle op en preventie van zeevervuiling; voorlichting en bewustmaking op milieugebied.

De samenwerking wordt bevorderd door het gebruik van geavanceerde milieubeheerinstrumenten, milieucontrolemethoden en milieutoezicht, inclusief het gebruik van milieu-informatiesystemen (EIS) en milieueffectrapportage (EIA).

Artikel 51 Toerisme

Prioriteiten voor de samenwerking zijn:

- bevordering van investeringen in toerisme;

- vergroting van kennis in de toerisme-industrie en bevordering van een grotere samenhang van beleid dat van invloed is op het toerisme;

- bevordering van seizoenspreiding in het toerisme;

- bevordering van samenwerking tussen regio's en steden in naburige landen;

- het benadrukken van het belang van het culturele erfgoed voor toerisme;

- zorgen dat het toerisme concurrerender wordt door een grotere professionaliteit, die leidt tot een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van het toerisme.

Artikel 52 Samenwerking op douanegebied

De douanesamenwerking is erop gericht de eerbiediging van de handelsbepalingen en een eerlijk handelsverkeer te waarborgen.

Hieruit kunnen de volgende soorten samenwerking voortvloeien:

- diverse vormen van informatie-uitwisseling en opleidingsprogramma's;

- de vereenvoudiging van de controles en de procedures voor de in- en uitklaring van goederen;

- de invoering van het enig administratief document en de aansluiting van de transitoregelingen van de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit;

- technische bijstand door deskundigen uit de Gemeenschap.

Onverminderd de andere vormen van samenwerking waarin deze overeenkomst voorziet, vindt wederzijdse bijstand op douanegebied tussen de administratieve autoriteiten van de partijen plaats.

Artikel 53 Statistische samenwerking

Hoofddoel van de samenwerking is te zorgen voor de vergelijkbaarheid en het nut van de statistische gegevens over buitenlandse handel, financiën en betalingsbalans, bevolking, migratie, vervoer en communicatie en in het algemeen over alle door deze overeenkomst bestreken terreinen die zich lenen voor het opstellen van statistieken.

Artikel 54 Samenwerking op het gebied van economisch beleid

De samenwerking is gericht op:

- uitwisseling van informatie over de macro-economische situatie, vooruitzichten en ontwikkelingsstrategieën;

- gezamenlijke analyse van economische kwesties van wederzijds belang;

- bevordering van samenwerking tussen economen en beleidsmakers op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook en in de Gemeenschap.

Artikel 55 Regionale samenwerking

Als onderdeel van de uitvoering van de economische samenwerking op diverse gebieden bevorderen de partijen activiteiten die gericht zijn op de ontwikkeling van samenwerking tussen de Palestijnse Autoriteit en andere mediterrane partners, door middel van technische bijstand.

Deze samenwerking is een belangrijk element van de steun van de Gemeenschap aan de ontwikkeling van de regio als geheel.

De volgende activiteiten hebben prioriteit:

- bevordering van intraregionale handel;

- ontwikkeling van regionale samenwerking op milieugebied;

- ontwikkeling van de communicatie-infrastructuur die nodig is voor de economische ontwikkeling van de regio;

- ontwikkeling van de samenwerking met jongeren uit buurlanden.

De partijen versterken de samenwerking op het gebied van regionale ontwikkeling en planning van landgebruik.

Hiertoe kunnen zij de volgende maatregelen nemen:

- gemeenschappelijke activiteiten door regionale en lokale autoriteiten op het gebied van economische ontwikkeling;

- instellen van mechanismen voor de uitwisseling van informatie en ervaring.

TITEL IV SAMENWERKING OP AUDIOVISUEEL EN CULTUREEL GEBIED EN OP HET GEBIED VAN INFORMATIE EN COMMUNICATIE

Artikel 56

De partijen bevorderen samenwerking in de audiovisuele sector in hun wederzijds voordeel. De partijen streven naar het betrekken van de Palestijnse Autoriteit bij communautaire initiatieven in deze sector waardoor samenwerking op terreinen zoals coproductie, opleiding, ontwikkeling en distributie mogelijk wordt.

Artikel 57

De partijen bevorderen culturele samenwerking. De samenwerkingsterreinen kunnen met name omvatten vertalingen, de uitwisseling van kunstwerken en kunstenaars, het conserveren en restaureren van historische en culturele monumenten en plaatsen, de opleiding van op cultureel gebied werkzame personen, de organisatie van culturele manifestaties met een Europees karakter, de verhoging van het wederzijds begrip en het leveren van een bijdrage aan de verspreiding van informatie over bijzondere culturele evenementen.

Artikel 58

De partijen verplichten zich te bepalen hoe onderwijs en beroepsopleiding significant kunnen worden verbeterd. Bijzondere aandacht gaat hierbij uit naar de toegang van vrouwen tot technisch onderwijs, hoger onderwijs en beroepsonderwijs.

Om het niveau van de deskundigheid van leidinggevend personeel in de openbare en de particuliere sector te ontwikkelen wordt intensiever samengewerkt op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding en de samenwerking tussen universiteiten en bedrijven.

Jonge mensen moeten worden voorbereid op een actieve rol als burger in een democratische maatschappij. Jongerensamenwerking, waaronder de opleiding van jeugdwerkers, uitwisseling van jongeren en vrijwillige dienstverlening zouden kunnen worden gesteund en ontwikkeld.

Bijzondere aandacht wordt besteed aan activiteiten en programma's die kunnen leiden tot permanente banden (Med-Campus, . . .) tussen gespecialiseerde instellingen in de Gemeenschap en in de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, en die het verzamelen en uitwisselen van informatie bevorderen.

Artikel 59

De partijen bevorderen activiteiten van wederzijds belang op het gebied van informatie en communicatie.

Artikel 60

De samenwerking wordt met name verwezenlijkt via:

a) een regelmatige dialoog tussen de partijen;

b) regelmatige uitwisseling van informatie en ideeën in iedere sector van de samenwerking, waaronder bijeenkomsten van ambtenaren en deskundigen;

c) adviesverlening, de overdracht van ervaring, opleiding van jonge Palestijnse afgestudeerden;

d) gezamenlijke activiteiten, zoals seminars en workshops;

e) technische en administratieve bijstand en bijstand op regelgevend gebied;

f) de verspreiding van informatie over samenwerkingsinitiatieven.

TITEL V FINANCIËLE SAMENWERKING

Artikel 61

Teneinde de doelstellingen van deze overeenkomst te verwezenlijken wordt een financieel samenwerkingspakket ter beschikking gesteld van de Palestijnse Autoriteit volgens de passende procedures en met de vereiste financiële middelen.

Deze procedures worden in overleg tussen de partijen vastgesteld met behulp van de meest geschikte instrumenten na de inwerkingtreding van de overeenkomst.

De financiële samenwerking heeft vooral betrekking op:

- het opvangen van de economische gevolgen voor de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook van de geleidelijke invoering van een vrijhandelszone, door verbetering en herstructurering van de industrie;

- handelsinstellingen die handelsbetrekkingen met buitenlandse markten bevorderen;

- begeleidende maatregelen voor uitgevoerd beleid in de sociale sector;

- verbetering van de economische en sociale infrastructuur;

- bevordering van particuliere investeringen en activiteiten die leiden tot een groei van de werkgelegenheid in de productiesectoren;

- het bevorderen van hervormingen die gericht zijn op de modernisering van de economie;

- diensten;

- stedelijke en plattelandsontwikkeling;

- milieu;

- het opzetten en verbeteren van instellingen voor een goed functioneren van de Palestijnse overheidsdiensten en de bevordering van democratie en mensenrechten.

Artikel 62

Met het oog op een gecoördineerde benadering van de bijzondere macro-economische en financiële problemen die zouden kunnen voortvloeien uit de geleidelijke uitvoering van de bepalingen van deze overeenkomst besteden de partijen bijzondere aandacht aan de ontwikkelingen in het handelsverkeer en de financiële stromen tussen de partijen in het kader van de krachtens titel III ingestelde regelmatige economische dialoog.

TITEL VI INSTITUTIONELE, ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 63

1. Hierbij wordt een Gemengd Comité voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit, in deze overeenkomst "Gemengd Comité" genoemd, opgericht. Het Comité is bevoegd besluiten te nemen in gevallen waarin de overeenkomst voorziet en in andere gevallen wanneer dit noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de overeenkomst.

De besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan.

2. Het Gemengd Comité kan ook resoluties en aanbevelingen opstellen, of adviezen geven, die het wenselijk acht voor het bereiken van de gemeenschappelijke doelstellingen en een soepel functioneren van de overeenkomst.

3. Het Gemengd Comité stelt zijn eigen reglement van orde vast.

Artikel 64

1. Het Gemengd Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Gemeenschap en van de Palestijnse Autoriteit.

2. De besluiten en aanbevelingen van het Gemengd Comité worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de Gemeenschap en van de Palestijnse Autoriteit.

Artikel 65

1. Het voorzitterschap van het Gemengd Comité wordt beurtelings vervuld door de Gemeenschap en door de Palestijnse Autoriteit overeenkomstig de bepalingen van zijn reglement van orde.

2. Het Gemengd Comité vergadert eens per jaar en telkens wanneer de omstandigheden zulks vereisen, op initiatief van zijn voorzitter.

Artikel 66

1. Het Gemengd Comité kan besluiten andere comités in te stellen om bijstand te verlenen bij de vervulling van zijn taken.

2. Het Gemengd Comité bepaalt de samenstelling en taken van dergelijke comités en de wijze van functioneren.

Artikel 67

1. Iedere partij mag geschillen die verband houden met de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst aan het Gemengd Comité voorleggen.

2. Het Gemengd Comité kan het geschil bij besluit beslechten.

3. Iedere partij is verplicht de maatregelen te treffen die nodig zijn in verband met de uitvoering van het in lid 2 bedoelde besluit.

4. Indien het geschil niet overeenkomstig lid 2 van dit artikel kan worden beslecht, kan iedere partij de andere ervan in kennis stellen dat zij een scheidsrechter heeft aangewezen. De andere partij moet dan binnen twee maanden een tweede scheidsrechter aanwijzen.

Het Gemengd Comité wijst een derde scheidsrechter aan.

De scheidsrechters beslissen bij meerderheid van stemmen.

Iedere partij bij het geschil moet het nodige doen om de beslissing van de scheidsrechter ten uitvoer te leggen.

Artikel 68

Niets in de overeenkomst belet een partij maatregelen te nemen:

a) die zij nodig acht om de onthulling van informatie te voorkomen die tegen haar vitale veiligheidsbelangen indruist;

b) die verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmateriaal of met onderzoek, ontwikkeling of productie die absoluut vereist zijn voor defensiedoeleinden, mits deze maatregelen geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor producten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn;

c) die zij van vitaal belang voor haar eigen veiligheid acht, in geval van ernstige binnenlandse problemen die de openbare orde bedreigen, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogsdreiging inhouden of om verplichtingen na te komen die zij voor de handhaving van de vrede en de internationale veiligheid is aangegaan.

Artikel 69

Op de door deze overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd daarin neergelegde bijzondere bepalingen, geldt het volgende:

- de regelingen die de Palestijnse Autoriteit ten opzichte van de Gemeenschap toepast mogen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen de lidstaten, hun onderdanen dan wel hun vennootschappen;

- de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van de Palestijnse Autoriteit toepast mogen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen leden van de Palestijnse bevolking of bedrijven of vennootschappen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook.

Artikel 70

1. De partijen treffen alle algemene of bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens de overeenkomst te voldoen. Zij zien erop toe dat de in de overeenkomst aangegeven doelstellingen worden bereikt.

2. Indien een van de partijen van mening is dat de andere partij een verplichting van de overeenkomst niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Alvorens dit te doen, behalve in bijzonder dringende gevallen, verstrekt zij het Gemengd Comité alle ter zake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de goede werking van de overeenkomst het minst verstoren. Deze maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van het Gemengd Comité gebracht; op verzoek van de andere partij wordt daaromtrent in het Gemengd Comité overleg gepleegd.

Artikel 71

De bijlagen 1 tot en met 3 en de Protocollen nrs. 1 tot en met 3 vormen een integrerend onderdeel van de overeenkomst.

De verklaringen worden opgenomen in de slotakte, die een integrerend onderdeel van de overeenkomst vormt.

Artikel 72

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt met de term "partijen" bedoeld de PLO ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit en de Gemeenschap, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

Artikel 73

Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op de gebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is en onder de in dat Verdrag neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.

Artikel 74

Deze overeenkomst, die is opgesteld in tweevoud in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse en de Arabische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, wordt neergelegd bij het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

Artikel 75

1. Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures goedgekeurd.

Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand na de datum waarop de partijen elkaar kennisgeving doen van het feit dat de in de eerste alinea bedoelde procedures zijn voltooid.

2. Niet later dan 4 mei 1999 beginnen de onderhandelingen met het oog op de sluiting van een Euro-mediterrane associatieovereenkomst. Tot een dergelijke overeenkomst is gesloten, blijft deze overeenkomst van kracht, eventueel met door de partijen overeengekomen wijzigingen.

3. Elk van beide partijen kan deze overeenkomst door kennisgeving aan de andere partij opzeggen. Deze overeenkomst houdt op van toepassing te zijn zes maanden na de datum van die kennisgeving.

Hecho en Bruselas, el veinticuatro de febrero de mil novecientos noventa y siete.

Udfærdiget i Bruxelles den fireogtyvende februar nitten hundrede og syv og halvfems.

Geschehen zu Brüssel am vierundzwanzigsten Februar neunzehnhundertsiebenundneunzig.

¸ãéíå óôéò ÂñõîÝëëåò, óôéò åßêïóé ôÝóóåñéò Öåâñïõáñßïõ ÷ßëéá åííéáêüóéá åíåíÞíôá åðôÜ.

Done at Brussels on the twenty-fourth day of February in the year one thousand nine hundred and ninety-seven.

Fait à Bruxelles, le vingt-quatre février mil neuf cent quatre-vingt-dix-sept.

Fatto a Bruxelles, addì ventiquattro febbraio millenovecentonovantasette.

Gedaan te Brussel, de vierentwintigste februari negentienhonderd zevenennegentig.

Feito em Bruxelas, em vinte e quatro de Fevereiro de mil novecentos e noventa e sete.

Tehty Brysselissä kahdentenakymmenentenäneljäntenä päivänä helmikuuta vuonna tuhatyhdeksänsataayhdeksänkymmentäseitsemän.

Som skedde i Bryssel den tjugofjärde februari nittonhundranittiosju.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Por la Comunidad Europea

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Ãéá ôçí ÅõñùðáúêÞ Êïéíüôçôá

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Voor de Europese Gemeenschap

Pela Comunidade Europeia

Euroopan yhteisön puolesta

På Europeiska gemenskapens vägnar

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

BIJLAGE 1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 2

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE 3

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

PROTOCOL Nr. 1 betreffende regelingen van toepassing bij invoer in de Gemeenschap van landbouwproducten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook

Artikel 1

1. De in de bijlage genoemde producten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook mogen in de Gemeenschap worden ingevoerd onder de voorwaarden die hierna en in de bijlage zijn vermeld.

2. De invoerrechten worden afgeschaft of verlaagd met het percentage dat voor elk product is vermeld in kolom A.

Voor bepaalde producten waarvoor het gemeenschappelijk douanetarief in een ad valorem douanerecht en in een specifiek douanerecht voorziet, zijn de in de kolommen A en C vermelde verlagingspercentages, zoals bedoeld in lid 3, uitsluitend op de ad valorem douanerechten van toepassing.

3. Voor bepaalde producten worden de douanerechten afgeschaft binnen de grenzen van de tariefcontingenten die voor elk van deze producten in kolom B zijn vermeld.

Voor de ingevoerde hoeveelheden die de contingenten overschrijden, worden de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief volgens het in kolom C vermelde percentage verlaagd.

4. Voor bepaalde andere van douanerechten vrijgestelde producten zijn referentiehoeveelheden, vermeld in kolom D, vastgesteld.

Indien de invoer van een bepaald product de referentiehoeveelheid overschrijdt, kan de Gemeenschap, op basis van een balans van het handelsverkeer die zij jaarlijks opstelt, voor het betrokken product een communautair tariefcontingent openen voor een hoeveelheid die gelijk is aan deze referentiehoeveelheid. In dergelijk geval wordt het recht van het gemeenschappelijk douanetarief, naargelang het product, hetzij volledig toegepast, hetzij volgens het in kolom C vermelde percentage verlaagd voor de ingevoerde hoeveelheden die het contingent overschrijden.

5. Voor bepaalde andere dan de in de leden 3 en 4 bedoelde producten kan de Gemeenschap een referentiehoeveelheid in de zin van het bepaalde in lid 4 vaststellen indien uit de balans van het handelsverkeer die zij jaarlijks opstelt, blijkt dat de invoer van een product of van producten moeilijkheden dreigen te veroorzaken op de markt van de Gemeenschap. Indien vervolgens voor dit product, onder de in lid 4 vermelde voorwaarden, een tariefcontingent wordt geopend, wordt het douanerecht, naargelang het product, hetzij volledig toegepast, hetzij volgens de in kolom C vermelde percentages verlaagd voor de hoeveelheid die het contingent overschrijdt.

BIJLAGE BIJ PROTOCOL Nr. 1

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

PROTOCOL Nr. 2 Regelingen van toepassing bij invoer op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook van landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap

1. De in de bijlage vermelde producten van oorsprong uit de Gemeenschap zijn bij invoer op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook aan de bepalingen van dit artikel en aan de in de bijlage vastgestelde voorwaarden onderworpen.

2. De invoerrechten worden afgeschaft of verlaagd tot het in kolom A vermelde niveau, binnen de grenzen van de in kolom B vermelde tariefcontingenten en overeenkomstig de specifieke bepalingen van kolom C.

3. De ingevoerde hoeveelheden die de tariefcontingenten overschrijden, zijn onderworpen aan de algemene douanerechten die ten aanzien van derde landen van toepassing zijn, onverminderd de specifieke bepalingen van kolom C.

4. Het tariefcontingent voor kaas en wrongel wordt vanaf 1 januari 1997 tot en met 1 januari 2000 verhoogd in vier gelijke tranches die elk 10 % van deze hoeveelheid vertegenwoordigen.

BIJLAGE BIJ PROTOCOL Nr. 2

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

PROTOCOL Nr. 3 betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en methoden van administratieve samenwerking

INHOUDSOPGAVE

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

TITEL II DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG"

Artikel 2 Algemene voorwaarden

Artikel 3 Bilaterale cumulatie van de oorsprong

Artikel 4 Geheel en al verkregen producten

Artikel 5 Toereikende bewerking of verwerking

Artikel 6 Niet-toereikende bewerking of verwerking

Artikel 7 Determinerende eenheid

Artikel 8 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Artikel 9 Stellen of assortimenten

Artikel 10 Neutrale elementen

TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN

Artikel 11 Territorialiteitsbeginsel

Artikel 12 Rechtstreeks vervoer

Artikel 13 Tentoonstellingen

TITEL IV TERUGGAVE OF VRIJSTELLING

Artikel 14 Verbod op teruggave of vrijstelling van douanerechten

TITEL V BEWIJS VAN DE OORSPRONG

Artikel 15 Algemene voorwaarden

Artikel 16 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

Artikel 17 Afgifte achteraf van EUR.1-certificaten

Artikel 18 Afgifte van een duplicaat van een EUR.1-certificaat

Artikel 19 Afgifte van een EUR.1-certificaat aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van de oorsprong

Artikel 20 Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring

Artikel 21 Toegelaten exporteur

Artikel 22 Geldigheid van het bewijs van de oorsprong

Artikel 23 Overlegging van het bewijs van de oorsprong

Artikel 24 Invoer in deelzendingen

Artikel 25 Vrijstelling van het bewijs van de oorsprong

Artikel 26 Bijbehorende documenten

Artikel 27 Bewaring van het bewijs van de oorsprong en bijbehorende documenten

Artikel 28 Verschillen en vormfouten

Artikel 29 In ecu uitgedrukte bedragen

TITEL VI REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 30 Wederzijdse bijstand

Artikel 31 Controle van de oorsprongsbewijzen

Artikel 32 Regeling van geschillen

Artikel 33 Sancties

Artikel 34 Vrije zones

TITEL VII CEUTA EN MELILLA

Artikel 35 Toepassing van het protocol

Artikel 36 Bijzondere voorwaarden

TITEL VIII SLOTBEPALINGEN

Artikel 37 Wijzigingen op het protocol

Artikel 38 Tenuitvoerlegging van het protocol

Artikel 39 Goederen in doorvoer of in opslag

BIJLAGEN

Bijlage I Aantekeningen

Bijlage II Lijst van oorsprongverlenende be- of verwerkingen

Bijlage III Certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

Bijlage IV Verklaring van de exporteur

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:

a) "vervaardiging": elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;

b) "materiaal": alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen enz., die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;

c) "product": het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;

d) "goederen": zowel materialen als producten;

e) "douanewaarde": de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);

f) "prijs af fabriek": de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;

g) "waarde van de materialen": de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook is betaald;

h) "waarde van de materialen van oorsprong": de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;

i) "toegevoegde waarde": de prijs af fabriek min de douanewaarde van de in het product opgenomen goederen die niet van oorsprong zijn uit het land waarin het product werd verkregen;

j) "hoofdstukken" en "posten": de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol "het geharmoniseerd systeem" of "GS" genoemd;

k) "ingedeeld": de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;

l) "zending": producten die gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, een enkele factuur.

m) "gebieden": ook de territoriale wateren.

TITEL II DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG"

Artikel 2 Algemene voorwaarden

1. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit de Gemeenschap:

a) geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 4 van dit protocol;

b) in de Gemeenschap verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 5 van dit protocol.

2. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd van oorsprong te zijn uit Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook:

a) geheel en al in Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook verkregen producten, in de zin van artikel 4 van dit protocol;

b) in Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 5 van dit protocol.

Artikel 3 Bilaterale cumulatie van de oorsprong

1. Materialen van oorsprong uit de Gemeenschap worden beschouwd materialen van oorsprong uit Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook te zijn indien ze in een aldaar verkregen product zijn opgenomen. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 6, lid 1, van dit protocol genoemde be- of verwerkingen.

2. Materialen van oorsprong uit Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook worden beschouwd materialen van oorsprong uit de Gemeenschap te zijn wanneer ze in een aldaar verkregen product zijn opgenomen. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 6, lid 1, van dit protocol genoemde be- of verwerkingen.

Artikel 4 Geheel en al verkregen producten

1. Als geheel en al in de Gemeenschap of in Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook verkregen worden beschouwd:

a) aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen producten;

b) aldaar geoogste producten van het plantenrijk;

c) aldaar geboren en opgefokte levende dieren;

d) producten afkomstig van aldaar opgefokte levende dieren;

e) voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;

f) producten van de zeevisserij en andere door hun schepen buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook uit de zee gewonnen producten;

g) producten uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigd;

h) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen; met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;

i) afval afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;

j) producten, gewonnen van of vanonder de zeebodem buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;

k) goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.

2. De termen "hun schepen" en "hun fabrieksschepen" in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen,

a) die in een lidstaat van de Gemeenschap of Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook zijn ingeschreven of geregistreerd;

b) die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap of van Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook voeren;

c) die voor ten minste 50 procent toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of van Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook of aan een vennootschap die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn een lidstaat van de Gemeenschap of van Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen daarvan;

d) waarvan de kapitein en de officieren onderdanen zijn van lidstaten van de Gemeenschap of van Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook; en

e) waarvan de bemanning voor ten minste 75 procent uit onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of van Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook bestaat.

Artikel 5 Toereikende bewerking of verwerking

1. Niet geheel en al verkregen producten worden geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan in de zin van artikel 2, indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.

In deze lijst is voor alle onder deze overeenkomst vallende producten aangegeven welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om het karakter van product van oorsprong te verkrijgen en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.

2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die volgens de voorwaarden in de lijst bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, in de volgende gevallen toch worden gebruikt:

a) wanneer de totale waarde ervan niet hoger is dan 10 procent van de prijs af fabriek van het product;

b) wanneer in de lijst een of meer percentages zijn gegeven voor de maximumwaarde van de materialen die niet van oorsprong zijn, en deze percentages door de toepassing van dit lid niet worden overschreden.

Dit lid is niet van toepassing op de producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld.

3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 6.

Artikel 6 Ontoereikende bewerking of verwerking

1. Behoudens het bepaalde in lid 2 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 5 is voldaan:

a) behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren (luchten, uitspreiden, drogen, koelen, in water zetten waaraan zout, zwaveldioxide of andere producten zijn toegevoegd, verwijderen van beschadigde gedeelten en soortgelijke behandelingen);

b) eenvoudige behandelingen zoals stofvrij maken, zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen), wassen, verven en snijden;

c) i) veranderen van verpakkingen, splitsen en samenvoegen van colli;

ii) eenvoudig verpakken in flessen, zakken, etuis, dozen of blikken, bevestigen op kaartjes of plankjes, enz., en alle andere handelingen in verband met de opmaak;

d) het aanbrengen van merken, etiketten of soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op hun verpakkingen;

e) eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten, indien een of meer bestanddelen van het mengsel niet voldoen aan de voorwaarden van dit protocol om als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook te worden beschouwd;

f) eenvoudig samenvoegen van delen tot een volledig product;

g) twee of meer van de onder a) tot en met f) vermelde behandelingen tezamen;

h) het slachten van dieren.

2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook heeft ondergaan tezamen genomen.

Artikel 7 Determinerende eenheid

1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.

Hieruit volgt dat:

a) wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;

b) wanneer een zending uit een aantal eendere producten bestaat die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzonderlijk moet worden genomen.

2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.

Artikel 8 Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.

Artikel 9 Stellen of assortimenten

Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 procent van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.

Artikel 10 Neutrale elementen

Om te bepalen of een product van oorsprong is, is het niet noodzakelijk de oorsprong na te gaan van:

a) energie en brandstof;

b) fabrieksuitrusting;

c) machines en werktuigen;

d) goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen;

die bij de vervaardiging gebruikt kunnen zijn.

TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN

Artikel 11 Territorialiteitsbeginsel

1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden met betrekking tot het verkrijgen van de oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook zijn voldaan.

2. Producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook naar een ander land worden uitgevoerd en daarna weer worden ingevoerd, worden niet langer als producten van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:

a) de wederingevoerde goederen dezelfde goederen zijn als de eerder uitgevoerde goederen; en

b) dat zij tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.

Artikel 12 Rechtstreeks vervoer

1. De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook zijn vervoerd. Producten die één enkele zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voor zover ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.

Producten van oorsprong mogen per pijpleiding via een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook worden vervoerd.

2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer:

a) een enkel vervoerdocument dat in het land van uitvoer is opgesteld ter dekking van het vervoer door het land van doorvoer, of

b) een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat waarin:

i) de producten nauwkeurig zijn omschreven,

ii) de data zijn vermeld waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder opgave van de naam van de gebruikte schepen, of van de andere gebruikte vervoermiddelen; en

iii) een verklaring betreffende de voorwaarden waarop de producten in het land van doorvoer verbleven;

c) hetzij, bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.

Artikel 13 Tentoonstellingen

1. De overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander land zijn verzonden en die na de tentoonstelling in de Gemeenschap of in Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

a) een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;

b) deze exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze afgestaan aan een geadresseerde in de Gemeenschap of Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook;

c) de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan zijn verzonden; en

d) de producten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.

2. Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel V afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend. Op dit bewijs zijn de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd ten aanzien van de aard van de producten en de voorwaarden waarop zij werden tentoongesteld.

3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven.

TITEL IV TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN

Artikel 14 Verbod op teruggave of vrijstelling van rechten

1. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook waarvoor overeenkomstig de bepalingen van titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook niet in aanmerking voor de teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.

2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor algehele of gedeeltelijke terugbetaling of vrijstelling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging worden gebruikt, indien een dergelijke terugbetaling of vrijstelling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend indien de producten die uit genoemde materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.

3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient op verzoek van de douaneautoriteiten steeds bereid te zijn alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, inderdaad zijn betaald.

4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 7, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 8 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 9, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.

5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop de overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het systeem van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst.

6. Dit artikel is vanaf 1 januari 2000 van toepassing en kan in onderling overleg worden herzien.

TITEL V BEWIJS VAN DE OORSPRONG

Artikel 15 Algemene voorwaarden

1. Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook worden ingevoerd en producten van oorsprong uit Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van:

a) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage III is opgenomen; of

b) in de in artikel 20, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur waarvan de tekst in bijlage IV is opgenomen, op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument en waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden (hierna "factuurverklaring" genoemd).

2. In afwijking van lid 1 vallen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 25 bedoelde gevallen onder de toepassing van deze overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.

Artikel 16 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 (hierna "EUR.1-certificaat" genoemd) wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.

2. Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het EUR.1-certificaat als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in bijlage III opgenomen.

Deze formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.

3. De exporteur die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoekt, dient op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, steeds bereid te zijn de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

4. Het EUR.1-certificaat wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Europese Gemeenschap of van Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook en indien aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

5. De met de afgifte van EUR.1-certificaten belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten inderdaad van oorsprong zijn en of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de boeken van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.

Deze douaneautoriteiten zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zo is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.

6. De datum van afgifte van het EUR.1-certificaat wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.

7. Een EUR.1-certificaat wordt door de douaneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd.

Artikel 17 Afgifte achteraf van een EUR.1-certificaat

1. In afwijking van artikel 16, lid 7, kan een EUR.1-certificaat bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, indien

a) dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd;

b) ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het EUR.1-certificaat wel was afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.

2. Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het EUR.1-certificaat betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.

3. De douaneautoriteiten kunnen eerst tot afgifte achteraf van een EUR.1-certificaat overgaan na te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.

4. Op een achteraf afgegeven EUR.1-certificaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht:

"NACHTRÄGLICH AUSGESTELLT", "DÉLIVRÉ A POSTERIORI", "RILASCIATO A POSTERIORI", "AFGEGEVEN A POSTERIORI", "ISSUED RETROSPECTIVELY", "UDSTEDT EFTERFØLGENDE", "ÅÊÄÏÈÅÍ ÅÊ ÔÙÍ ÕÓÔÅÑÙÍ", "EXPEDIDO A POSTERIORI", "EMITIDO A POSTERIORI", "ANNETTU JÄLKIKÄTEEN", "UTFÄRDAT I EFTERHAND", ">REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

".

5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het EUR.1-certificaat.

Artikel 18 Afgifte van een duplicaat van een EUR.1-certificaat

1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een EUR.1-certificaat, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.

2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht:

"DUPLIKAT", "DUPLICATA", "DUPLICATO", "DUPLICAAT", "DUPLICATE", "ÁÍÔÉÃÑÁÖÏ", "DUPLICADO", "SEGUNDA VIA", "KAKSOISKAPPALE", ">REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

".

3. De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het duplicaat van het EUR.1-certificaat.

4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke EUR.1-certificaat geldt vanaf die datum.

Artikel 19 Afgifte van een EUR.1-certificaat aan de hand van een eerder opgesteld of afgegeven bewijs van oorsprong

Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer EUR.1-certificaten worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook. Dit certificaat of deze certificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.

Artikel 20 Voorwaarden voor het opstellen van een factuurverklaring

1. De in artikel 15, lid 1, onder b) genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld door:

a) een toegelaten exporteur in de zin van artikel 21;

b) een willekeurige exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli die producten van oorsprong bevatten waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 ecu bedraagt.

2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten als van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook kan worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen.

3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer steeds bereid zijn de nodige documenten te overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

4. Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage IV is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De factuurverklaring mag ook met de hand, met inkt en in blokletters, worden geschreven.

5. De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 21 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautoriteiten een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.

6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de producten waarop ze betrekking heeft of later, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop ze betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden.

Artikel 21 Toegelaten exporteur

1. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer kunnen een exporteur die veelvuldig producten verzendt waarop de overeenkomst van toepassing is vergunning verlenen factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten. Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet de exporteur naar het oordeel van de douaneautoriteiten de nodige waarborgen bieden met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol.

2. De douaneautoriteiten kunnen het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van de door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.

3. De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een nummer toe dat in de factuurverklaringen wordt vermeld.

4. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.

5. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning steeds intrekken. Zij zijn verplicht dit te doen wanneer de toegelaten exporteur niet langer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet langer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning niet op de juiste wijze gebruikt.

Artikel 22 Geldigheid van het bewijs van de oorsprong

1. Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer. Het moet binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van het land van invoer.

2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.

3. In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht.

Artikel 23 Overlegging van het bewijs van de oorsprong

Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Deze autoriteiten kunnen een vertaling van dit certificaat verlangen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van deze overeenkomst voldoen.

Artikel 24 Invoer in deelzendingen

Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneautoriteiten van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406 van het geharmoniseerde systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.

Artikel 25 Vrijstelling van bewijs van de oorsprong

1. Producten die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat het nodig is een formeel bewijs van oorsprong over te leggen, voor zover aan zulke producten ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol voldoen en er over de juistheid van een dergelijke verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier C2/CP3 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.

2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor het persoonlijke gebruik van de geadresseerde, de reiziger of de leden van zijn gezin, voor zover noch de aard noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijzen.

3. Voorts mag de totale waarde van deze producten niet meer bedragen dan 500 ecu voor kleine zendingen of 1 200 ecu voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.

Artikel 26 Bewijsstukken

De in artikel 16, lid 3 en artikel 20, lid 3 bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een EUR.1-certificaat of een factuurverklaring worden gedekt producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap of uit Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn:

a) een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen;

b) in de Gemeenschap of in Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;

c) in de Gemeenschap of in Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook afgegeven of opgestelde, en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de be- of verwerking in de Gemeenschap of in Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook blijkt;

d) EUR.1-certificaten of factuurverklaringen waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die overeenkomstig dit protocol in de Gemeenschap of in Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook zijn afgegeven of opgesteld.

Artikel 27 Bewaring van de oorsprongsbewijzen en de andere bewijsstukken

1. De exporteur die om de afgifte van een EUR.1-certificaat verzoekt, bewaart de in artikel 16, lid 3 bedoelde bewijsstukken gedurende een periode van ten minste drie jaar.

2. De exporteur die een factuurverklaring heeft opgesteld, bewaart een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 20, lid 3, bedoelde documenten gedurende een periode van ten minste drie jaar.

3. De douaneautoriteiten van het land van uitvoer die een EUR.1-certificaat afgeven bewaren het in artikel 16, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende een periode van ten minste drie jaar.

4. De douaneautoriteiten van het land van invoer bewaren de EUR.1-certificaten en factuurverklaringen die bij hen werden ingediend gedurende een periode van ten minste drie jaar.

Artikel 28 Verschillen en vormfouten

1. Worden geringe verschillen vastgesteld tussen de gegevens in het bewijs van oorsprong en de gegevens in de documenten die in verband met de formaliteiten bij invoer bij het douanekantoor worden ingediend, dan is het bewijs van oorsprong daardoor niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.

2. Kennelijke vormfouten zoals typefouten op het bewijs van oorsprong maken dit document niet ongeldig indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Artikel 29 In ecu uitgedrukte bedragen

1. Het land van uitvoer stelt de tegenwaarde vast in zijn nationale valuta van de in ecu uitgedrukte bedragen en deelt deze via de Europese Commissie aan de landen van invoer mede.

2. Indien deze bedragen hoger zijn dan de overeenkomstige door het land van invoer vastgestelde bedragen, worden ze door laatstgenoemd land aanvaard indien de producten gefactureerd zijn in de valuta van het land van uitvoer.

Indien de producten gefactureerd zijn in de valuta van een andere lidstaat van de Gemeenschap, aanvaardt het land van invoer het door het betrokken land medegedeelde bedrag.

3. De tegenwaarde van de ecu in een nationale valuta is gelijk aan de tegenwaarde van de ecu in die nationale valuta op de eerste werkdag van oktober 1996.

4. De in ecu uitgedrukte bedragen en de tegenwaarde daarvan in de nationale valuta van de lidstaten van de Gemeenschap en Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook worden op verzoek van de Gemeenschap of Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook door het Gemengd Comité herzien. Bij deze herziening ziet het Gemengd Comité erop toe dat de bedragen in geen enkele nationale valuta zullen dalen. Voorts zal het Comité onderzoeken of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan in dit verband besluiten de in ecu uitgedrukte bedragen te wijzigen.

TITEL VI REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 30 Wederzijdse bijstand

1. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook doen elkaar, via de Europese Commissie, afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van EUR.1-certificaten, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen.

2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook elkaar, via de bevoegde douane-instanties, bijstand bij de controle op de echtheid van de EUR.1-certificaten en de factuurverklaringen en de juistheid van de daarin vermelde gegevens.

Artikel 31 Controle van de oorsprongsbewijzen

1. De bewijzen van oorsprong worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd en wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.

2. Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het EUR.1-certificaat, de factuur, indien deze werd voorgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van het land van uitvoer, eventueel onder vermelding van de redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Zij verstrekken bij deze aanvraag om controle alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.

3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Deze zijn in dit verband gerechtigd bewijsmateriaal op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij dienstig achten.

4. Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doen zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of de Westelijke Jordaanoever of de Gazastrook beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.

6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de aanvragende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.

Artikel 32 Regeling van geschillen

Geschillen ten aanzien van de in artikel 31 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden tussen de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol worden aan het Gemengd Comité voorgelegd.

In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer.

Artikel 33 Sancties

Tegen eenieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel producten onder de preferentiële regeling te doen vallen, worden sancties getroffen.

Artikel 34 Vrije zones

1. De Gemeenschap en Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van de oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.

2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 dienen de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook die onder dekking van een bewijs van de oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw EUR.1-certificaat af te geven mits deze be- of verwerking met de bepalingen van dit protocol overeenstemt.

TITEL VII CEUTA EN MELILLA

Artikel 35 Toepassing van het Protocol

1. De in artikel 2 gebruikte term "Gemeenschap" heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla.

2. Producten van oorsprong uit Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol nr. 2 bij de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Republiek Portugal tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook zal op onder de overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toepassen als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd.

3. Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, is dit protocol van overeenkomstige toepassing met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 36.

Artikel 36 Bijzondere voorwaarden

1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, worden beschouwd als:

1. producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:

a) geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;

b) in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voorzover:

i) deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 5 van dit protocol, of voorzover

ii) deze producten van oorsprong zijn uit Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook of de Gemeenschap in de zin van dit protocol en zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 6, lid 1, bedoelde ontoereikende be- of verwerkingen;

2. producten van oorsprong uit Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook:

a) geheel en al in Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook verkregen producten;

b) in Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook verkregen producten, bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voorzover:

i) deze producten een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 5 van dit Protocol, of voorzover

ii) deze producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de Gemeenschap in de zin van dit protocol en zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 6, lid 1, omschreven ontoereikende be- of verwerkingen.

2. Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd.

3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt "Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook" en "Ceuta en Melilla" in vak 2 van het EUR.1-certificaat. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt het karakter van oorsprong bovendien vermeld in vak 4 van het EUR.1-certificaat of op de factuurverklaring.

4. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla.

TITEL VIII SLOTBEPALINGEN

Artikel 37 Wijziging van het protocol

Het Gemengd Comité kan besluiten de bepalingen van dit protocol te wijzigen.

Artikel 38 Tenuitvoerlegging van het protocol

De Gemeenschap en Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook nemen, ieder voor zich, de maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van dit protocol.

Artikel 39 Goederen in doorvoer of in opslag

De overeenkomst kan worden toegepast op goederen die aan de bepalingen van dit protocol voldoen en die op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst onderweg zijn of die in de Gemeenschap of in Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook tijdelijk zijn opgeslagen of zich daar in een douane-entrepot of vrije zone bevinden, mits binnen vier maanden na die datum een EUR.1-certificaat bij de douaneautoriteiten van de staat van invoer wordt ingediend dat achteraf door de bevoegde instanties van de staat van uitvoer is opgesteld, tezamen met de documenten waaruit blijkt dat de goederen rechtstreeks zijn vervoerd.

BIJLAGE I

AANTEKENINGEN BIJ DE LIJST IN BIJLAGE II

Aantekening 1

In deze lijst zijn de be- en verwerkingen omschreven waardoor producten als voldoende be- of verwerkt worden beschouwd in de zin van artikel 5 van het protocol.

Aantekening 2

2.1. In de eerste twee kolommen van de lijst is het verkregen product omschreven. Kolom 1 bevat het nummer van de post of het hoofdstuk volgens het geharmoniseerde systeem en kolom 2 de omschrijving van de goederen die volgens dat systeem onder die post of dat hoofdstuk vallen. Voor iedere post of ieder hoofdstuk in de kolommen 1 en 2 wordt in kolom 3 of 4 een regel gegeven. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door "ex" betekent dat de regel in kolom 3 of 4 alleen geldt voor het gedeelte van die post of dat hoofdstuk dat in kolom 2 is omschreven.

2.2. Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van het product in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is gesteld, dan is de regel daarnaast in kolom 3 of 4 van toepassing op alle producten die volgens het geharmoniseerde systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder elk van de in kolom 1 gegroepeerde posten werden ingedeeld.

2.3. Wanneer de lijst verschillende regels geeft voor verschillende producten die onder één post zijn ingedeeld, is bij ieder gedachtenstreepje dat gedeelte van de post omschreven waarop de daarnaast in kolom 3 of 4 vermelde regel van toepassing is.

2.4. Wanneer zowel in kolom 3 als in kolom 4 een regel is gegeven voor het in de kolommen 1 en 2 omschreven product, kan de exporteur kiezen welke regel - die in kolom 3 of die in kolom 4 - hij toepast. Indien in kolom 4 geen regel is gegeven, moet de regel in kolom 3 worden toegepast.

Aantekening 3

3.1. Op producten die de oorsprong hebben verkregen en die bij de vervaardiging van andere producten worden gebruikt, is artikel 5 van het protocol van toepassing ongeacht het feit of de oorsprong verkregen werd in de fabriek waar deze producten worden gebruikt of in een andere fabriek in de Gemeenschap of in Palestina.

Bijvoorbeeld:

Een motor van post 8407 waarvoor de regel geldt dat de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die daarin worden verwerkt niet hoger mag zijn dan 40 procent van de prijs af fabriek, is vervaardigd van ander gelegeerd staal, enkel ruw voorgesmeed van post ex 7224.

Indien dit smeedijzer in de Gemeenschap uit niet van oorsprong zijnde ingots werd vervaardigd, dan heeft het reeds de oorsprong verkregen krachtens de regel voor post ex 7224. Bij de waardeberekening van de motor telt het dan als materiaal van oorsprong, of het nu in dezelfde fabriek werd vervaardigd of in een andere fabriek in de Gemeenschap. De waarde van de niet van oorsprong zijnde ingots wordt dus niet meegerekend bij het berekenen van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

3.2. De regel in de lijst geeft de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is; meer be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong; omgekeerd kan minder be- of verwerking geen oorsprong verlenen. Mag een niet van oorsprong zijnd materiaal in een bepaald productiestadium worden gebruikt, dan kan hetzelfde materiaal in een vroeger productiestadium ook worden gebruikt. Hetzelfde materiaal in een later productiestadium mag evenwel niet worden gebruikt.

3.3. Onverminderd aantekening 3.2 geldt dat wanneer volgens de regel "materialen van iedere post" mogen worden gebruikt, ook materialen van dezelfde post als het product mogen worden gebruikt, voor zover de regel verder geen beperkingen inhoudt. De uitdrukking "vervaardiging uit materialen van een willekeurige post met inbegrip van andere materialen van post . . ." betekent evenwel dat materialen van dezelfde post als het product slechts gebruikt mogen worden als de omschrijving ervan verschilt van die van het product in kolom 2.

3.4. Wanneer volgens de regel in de lijst een product van meer dan een materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat een of meer van deze materialen kunnen worden gebruikt. Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt.

Bijvoorbeeld:

Volgens de regel voor weefsels van post 5208 tot en met 5212 mogen natuurlijke vezels en andere materialen, waaronder chemische, worden gebruikt. Dit betekent niet dat beide moeten worden gebruikt; het ene of het andere materiaal of beide kunnen worden gebruikt.

3.5. Wanneer volgens een regel in de lijst een product uit een bepaald materiaal vervaardigd moet worden, betekent dit niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard niet aan de regel kunnen voldoen. (Zie ook aantekening 6.2 met betrekking tot textielproducten.)

Bijvoorbeeld:

De regel voor post 1904 sluit nadrukkelijk het gebruik uit van granen en graanderivaten. Minerale zouten, chemicaliën en andere additieven die niet van granen zijn vervaardigd mogen evenwel worden gebruikt.

Dit geldt evenwel niet voor producten die, hoewel zij niet kunnen worden vervaardigd uit het in de lijst genoemde materiaal, wel vervaardigd kunnen worden uit een materiaal van dezelfde aard in een vroeger productiestadium.

Bijvoorbeeld:

Indien voor een kledingstuk van ex hoofdstuk 62, van gebonden textielvlies, slechts het gebruik van garen dat niet van oorsprong is, is toegestaan, dan is het niet mogelijk uit te gaan van stof van gebonden textielvlies - zelfs al kan gebonden textielvlies normalerwijze niet van garen worden vervaardigd. In een dergelijk geval zou het uitgangsmateriaal zich in het stadium vóór garen moeten bevinden, dat wil zeggen in het vezelstadium.

3.6. Indien een regel in de lijst twee of meer percentages geeft als maximumwaarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die kunnen worden gebruikt, dan mogen deze percentages niet bij elkaar worden opgeteld. De maximumwaarde van alle gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, mag het hoogste van de opgegeven percentages nooit overschrijden. Bovendien mogen de afzonderlijke percentages voor bepaalde materialen niet worden overschreden.

Aantekening 4

4.1. De term "natuurlijke vezels" in de lijst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium vóór het spinnen. Tenzij anders vermeld omvat de term "natuurlijke vezels" vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen.

4.2. De term "natuurlijke vezels" omvat paardehaar van post 0503, zijde van de posten 5002 en 5003 en wol, fijn of grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en andere plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305.

4.3. De termen "textielmassa", "chemische materialen" en "materialen voor het vervaardigen van papier" in de lijst hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens.

4.4. De term "synthetische en kunstmatige stapelvezels" in de lijst heeft betrekking op kabel van synthetische of kunstmatige filamenten, op synthetische of kunstmatige stapelvezels en op synthetisch of kunstmatig afval van de posten 5501 tot en met 5507.

Aantekening 5

5.1. Indien voor een bepaald product in de lijst naar deze aantekening wordt verwezen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt en die, samen genomen, ten hoogste 10 procent van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken (zie ook de aantekeningen 5.3 en 5.4).

5.2. Deze in aantekening 5.1 genoemde afwijking is evenwel slechts van toepassing op gemengde producten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn vervaardigd.

Basistextielmaterialen zijn:

- zijde,

- wol,

- grof haar,

- fijn haar,

- paardenhaar (crin),

- katoen,

- papier en materiaal voor het vervaardigen van papier,

- vlas,

- hennep,

- jute en andere bastvezels,

- sisal en andere textielvezels van het geslacht Agave,

- kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels,

- synthetische filamenten,

- kunstmatige filamenten,

- synthetische stapelvezels van polypropyleen,

- synthetische stapelvezels van polyester,

- synthetische stapelvezels van polyamide,

- synthetische stapelvezels van polyacrylonitryl,

- synthetische stapelvezels van polyimide,

- synthetische stapelvezels van polytetrafluorethyleen,

- synthetische stapelvezels van polyfenyleensulfon,

- synthetische stapelvezels van polyvinylchloride,

- andere synthetische stapelvezels,

- kunstmatige stapelvezels van viscose,

- andere kunstmatige stapelvezels,

- garens gemaakt van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, al dan niet omwoeld,

- garens gemaakt van polyurethaan met soepele segmenten van polyester, al dan niet omwoeld,

- producten van post 5605 (metaalgaren) waarin strippen zijn verwerkt bestaande uit een kern van aluminiumfolie of van kunststoffolie, al dan niet met aluminiumpoeder bedekt, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een transparant of gekleurd kleefmiddel tussen twee strippen kunststof is aangebracht,

- andere producten van post 5605.

Bijvoorbeeld:

Garen van post 5205, vervaardigd uit katoenvezels van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506, is een gemengd garen. Derhalve mogen niet van oorsprong zijnde stapelvezels die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa is vereist) worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het garen.

Bijvoorbeeld:

Een weefsel van wol van post 5112, vervaardigd uit garens van wol van post 5107 en van synthetische garens van stapelvezels van post 5509, is een gemengd weefsel. Derhalve mogen synthetische garens die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische materialen of textielmassa is vereist) of garens van wol die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging is vereist uit natuurlijke vezels die niet gekaard zijn of gekamd, noch anderszins met het oog op het spinnen bewerkt) of een combinatie van deze twee soorten garens worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het weefsel.

Bijvoorbeeld:

Getufte textielstoffen van post 5802, vervaardigd uit garens van katoen van post 5205 en uit weefsels van katoen van post 5210, is slechts een gemengd product wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd product is, vervaardigd uit onder twee verschillende posten ingedeelde garens, of wanneer de gebruikte katoengarens zelf gemengde garens zijn.

Bijvoorbeeld:

Indien de betrokken getufte textielstof is vervaardigd uit katoengarens van post 5205 en uit synthetisch weefsel van post 5407, dan zijn de gebruikte garens uiteraard van twee verschillende soorten basistextielmateriaal gemaakt en is de getufte textielstof bijgevolg een gemengd product.

Bijvoorbeeld:

Een getuft tapijt, vervaardigd uit zowel kunstmatige garens als uit katoengarens en met een grondlaag van jute, is een gemengd product omdat drie basistextielmaterialen zijn gebruikt. Derhalve mogen alle niet van oorsprong zijnde materialen die in een later productiestadium zijn dan de regel toelaat, worden gebruikt, voor zover hun totale gewicht niet meer bedraagt dan 10 procent van het gewicht van de textielmaterialen van het tapijt. Zo zouden in dit productiestadium zowel de jutegrondlaag als de kunstmatige garens ingevoerd kunnen zijn, voor zover aan de voorwaarden inzake het gewicht wordt voldaan.

5.3. Voor weefsels die garens bevatten, "gemaakt van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld", bedraagt de tolerantie voor dit garen ten hoogste 20 procent.

5.4. Voor weefsels die strippen bevatten bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen kunststof, bedraagt de tolerantie voor de strippen 30 procent.

Aantekening 6

6.1. Wordt voor een bepaald textielproduct in de lijst in een voetnoot naar deze aantekening verwezen, dan mogen textielmaterialen, met uitzondering van voeringen en tussenvoeringen, die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor de betreffende geconfectioneerde producten, worden gebruikt voor zover zij onder een andere post vallen dan het product en de waarde ervan niet meer bedraagt dan 8 procent van de prijs af fabriek van het product.

6.2. Onverminderd aantekening 6.3 mogen materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld bij de vervaardiging van textielproducten vrij worden gebruikt, of ze nu textiel bevatten of niet.

Bijvoorbeeld:

Wanneer volgens een regel in de lijst voor een bepaald textielartikel, zoals een broek, garen moet worden gebruikt, dan sluit dit het gebruik van artikelen van metaal, zoals knopen, niet uit, omdat deze niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld. Om dezelfde reden is het gebruik van bij voorbeeld ritssluitingen toegelaten, al bevatten deze normalerwijze ook textiel.

6.3. Wanneer een percentageregel van toepassing is, moet met de waarde van materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld, rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

Aantekening 7

7.1. Wat de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 betreft, wordt onder "specifieke behandelingen" verstaan:

a) vacuümdistillatie,

b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing (1),

c) kraken,

d) reforming,

e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen,

f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet,

g) polymeriseren,

h) alkyleren,

i) isomeriseren.

7.2. Wat de posten 2710 tot en met 2712 betreft, wordt onder "specifieke behandelingen" verstaan:

a) vacuümdistillatie,

b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing (2),

c) kraken,

d) reforming,

e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen,

f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet,

g) polymeriseren,

h) alkyleren,

i) isomeriseren,

k) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde producten met ten minste 85 procent wordt verlaagd (methode ASTM D 1 266-59 T),

l) uitsluitend voor de producten van post 2710: ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren,

m) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 °C wordt teweeggebracht. Eindbehandeling met waterstof van smeeroliën van post ex 2710 die in het bijzonder verbetering van de kleur of de stabiliteit ten doel heeft (bij voorbeeld "hydrofinishing" of ontkleuren), wordt daarentegen niet als een aangewezen behandeling aangemerkt,

n) uitsluitend voor stookolie van post ex 2710: atmosferische distillatie, mits deze producten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30 procent van het volume ervan overdistilleren bij 300 °C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86,

o) uitsluitend voor andere zware oliën dan gasolie of stookolie van post ex 2710: behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading.

7.3. Wat de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 betreft wordt geen oorsprong verkregen door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van producten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen.

(1) Zie aanvullende aantekening 4 b) bij hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur.

(2) Zie aanvullende aantekening 4 b) bij hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur.

BIJLAGE II

LIJST VAN BE- OF VERWERKINGEN VAN MATERIALEN DIE NIET VAN OORSPRONG ZIJN WAARDOOR HET VERVAARDIGDE PRODUCT HET KARAKTER VAN PRODUCT VAN OORSPRONG VERKRIJGT

Niet alle in de lijst genoemde producten vallen onder de overeenkomst. De lijst dient daarom samen met de andere delen van de overeenkomst te worden gelezen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1 EN AANVRAAG OM EEN CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1

Aanwijzingen voor de drukker

1. Het formaat van het formulier is 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit, zo gelijmd dat het goed te beschrijven is en met een gewicht van ten minste 25 g/m². Het heeft een groen geguillocheerde ondergrond die vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.

2. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook kunnen zich het recht voorbehouden de formulieren zelf te drukken of ze door erkende drukkers te laten drukken. In het laatste geval moet op elk formulier naar een dergelijke toestemming worden verwezen. Elk formulier dient te zijn voorzien van de naam en het adres van de drukker of van een merkteken aan de hand waarvan deze geïdentificeerd kan worden. Elk formulier dient tevens van een al dan niet gedrukt volgnummer te zijn voorzien.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

BIJLAGE IV

FACTUURVERKLARING

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

Bij het opstellen van de factuurverklaring, waarvan de tekst hieronder is weergegeven, dient rekening te worden gehouden met de voetnoten. De tekst van de voetnoten behoeft echter niet in de verklaring te worden overgenomen.

Nederlandse versie

De exporteur van de goederen waarop dit document van toepassing is (douanevergunning nr. . . . (1)), verklaart dat, behoudens uitdrukkelijke andersluidende vermelding, deze goederen van preferentiële . . .-oorsprong zijn (2).

Spaanse versie

El exportador de los productos incluidos en el presente documento (autorización aduanera no . . . (1)), declara que, salvo indicación en sentido contrario, estos productos gozan de un origen preferencial . . . (2).

Deense versie

Eksportøren af varer, der er omfattet af nærværende dokument, (toldmyndighedernes tilladelse nr. . . . (1)), erklærer, at varerne, medmindre andet tydeligt er angivet, har præferenceoprindelse i . . . (2).

Duitse versie

Der Ausführer (Ermächtigter Ausführer; Bewilligungs-Nr. . . . (1)), der Waren, auf die sich dieses Handelspapier bezieht, erklärt, daß diese Waren, soweit nicht anders angegeben, präferenzbegünstigte . . .-Ursprungswaren sind (2).

Griekse versie

Ï åîáãùãÝáò ôùí ðñïúüíôùí ðïõ êáëýðôïíôáé áðü ôï ðáñüí Ýããñáöï (Üäåéá ôåëùíåßïõ õð' áñéè. . . . (1)) dhl´vnei óti, ektów eán dhl´vnetai saf´vw állvw, ta proïónta aztá eínai protimhsiak´hw katagvg´hw . . . (2).

Engelse versie

The exporter of the products covered by this document (customs authorization No . . . (1)) declares that, except where otherwise clearly indicated, these products are of . . . preferential origin (2).

Franse versie

L'exportateur des produits couverts par le présent document [autorisation douanière no . . . (1)], déclare que, sauf indication claire du contraire, ces produits ont l'origine préférentielle . . . (2).

Italiaanse versie

L'esportatore delle merci contemplate nel presente documento (autorizzazione doganale n. . . . (1)) dichiara che, salvo indicazione contraria, le merci sono di origine preferenziale (2).

Portugese versie

O abaixo assinado, exportador dos produtos cobertos pelo presente documento (autorização aduaneira no. . . . (1)), declara que, salvo expressamente indicado em contrário, estes produtos são de origem preferencial . . . (2).

(1) Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 21 van het protocol wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.(2) Aanduiding van de oorsprong van de producten. Indien de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 36 van het protocol, moet de exporteur dit door middel van de letters "CM" duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.Finse versie

Tässä asiakirjassa mainittujen tuotteiden viejä (tullin lupa n:o . . . (1)), ilmoittaa, että nämä tuotteet ovat, ellei toisin ole selvästi merkitty, etuuskohteluun oikeutettuja . . .-akluperätuotteita (2).

Zweedse versie

Exportören av de varor som omfattas av detta dokument (tullmyndighetens tillstånd nr . . . (1)), försäkrar att dessa varor, om inte annat tydligt markerats, har förmånsberättigande . . .-ursprung (2).

(1) Indien de factuurverklaring door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 21 van het protocol wordt opgesteld, moet het nummer van de vergunning van die exporteur hier worden ingevuld. Indien de factuurverklaring niet door een toegelaten exporteur wordt opgesteld, wordt het gedeelte tussen haakjes weggelaten of wordt niets ingevuld.(2) Aanduiding van de oorsprong van de producten. Indien de factuurverklaring geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla in de zin van artikel 36 van het protocol, moet de exporteur dit door middel van de letters "CM" duidelijk aangeven op het document waarop de verklaring wordt opgesteld.>EIND VAN DE GRAFIEK>

Arabische versie

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

. (3)

(Plaats en datum)

. (4)

(Handtekening van de exporteur gevolgd door zijn naam in blokletters)

(3) Deze gegevens kunnen worden weggelaten indien ze in het document zelf al voorkomen.(4) Zie artikel 20, lid 5, van het protocol. Indien de exporteur niet behoeft te ondertekenen, dan behoeft ook diens naam niet te worden vermeld.>EIND VAN DE GRAFIEK>

SLOTAKTE

De gevolmachtigden van:

de EUROPESE GEMEENSCHAP,

hierna "de Gemeenschap" te noemen,

enerzijds, en

de gevolmachtigden van:

de PALESTIJNSE BEVRIJDINGSORGANISATIE (PLO) TEN BEHOEVE VAN DE PALESTIJNSE AUTORITEIT VAN DE WESTELIJKE JORDAANOEVER EN DE GAZASTROOK,

hierna "de Palestijnse Autoriteit" te noemen,

anderzijds,

bijeengekomen te Brussel op 24 februari 1997, voor de ondertekening van de Euro-mediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschappen, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO), anderzijds, hierna de "Euro-mediterrane Interim-associatieovereenkomst" te noemen, hebben de volgende teksten aangenomen:

de Euro-mediterrane Interim-associatieovereenkomst, de bijlagen daarbij en de volgende protocollen:

Protocol nr. 1 betreffende de regeling die bij de invoer in de Gemeenschap van landbouwproducten uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook van toepassing is,

Protocol nr. 2 betreffende de regeling die van toepassing is op de invoer in de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook van landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap,

Protocol nr. 3 betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking.

De gevolmachtigden van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van de Palestijnse Autoriteit hebben de volgende gemeenschappelijke verklaringen aangenomen, die aan deze slotakte zijn gehecht:

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 33 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 55 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 58 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende gedecentraliseerde samenwerking

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 67 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 70 van de overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende gegevensbescherming

Gemeenschappelijke verklaring betreffende een programma voor steun aan de Palestijnse industrie.

Met betrekking tot Protocol nr. 3 betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en de methoden van administratieve samenwerking hebben zij voorts de volgende verklaringen aangenomen:

1. Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Prinsdom Andorra;

2. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Republiek San Marino.

De gevolmachtigden van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van de Palestijnse Autoriteit hebben eveneens kennis genomen van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling die bij deze slotakte is gevoegd:

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit in verband met artikel 1 van Protocol nr. 1 betreffende de invoer in de Gemeenschap van afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen van onderverdeling 0603 10 van het gemeenschappelijk douanetarief.

De gevolmachtigden van de Palestijnse Autoriteit hebben kennis genomen van de volgende verklaring van de Europese Gemeenschap, die aan deze slotakte is gehecht:

Verklaring betreffende de cumulatie van oorsprong.

Hecho en Bruselas, el veinticuatro de febrero de mil novecientos noventa y siete.

Udfærdiget i Bruxelles den fireogtyvende februar nitten hundrede og syv og halvfems.

Geschehen zu Brüssel am vierundzwanzigsten Februar neunzehnhundertsiebenundneunzig.

¸ãéíå óôéò ÂñõîÝëëåò, óôéò åßêïóé ôÝóóåñéò Öåâñïõáñßïõ ÷ßëéá åííéáêüóéá åíåíÞíôá åðôÜ.

Done at Brussels on the twenty-fourth day of February in the year one thousand nine hundred and ninety-seven.

Fait à Bruxelles, le vingt-quatre février mil neuf cent quatre-vingt-dix-sept.

Fatto a Bruxelles, addì ventiquattro febbraio millenovecentonovantasette.

Gedaan te Brussel, de vierentwintigste februari negentienhonderd zevenennegentig.

Feito em Bruxelas, em vinte e quatro de Fevereiro de mil novecentos e noventa e sete.

Tehty Brysselissä kahdentenakymmenentenäneljäntenä päivänä helmikuuta vuonna tuhatyhdeksänsataayhdeksänkymmentäseitsemän.

Som skedde i Bryssel den tjugofjärde februari nittonhundranittiosju.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Por la Comunidad Europea

For Det Europæiske Fællesskab

Für die Europäische Gemeinschaft

Ãéá ôçí ÅõñùðáúêÞ Êïéíüôçôá

For the European Community

Pour la Communauté européenne

Per la Comunità europea

Voor de Europese Gemeenschap

Pela Comunidade Europeia

Euroopan yhteisön puolesta

På Europeiska gemenskapens vägnar

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN Gemeenschappelijke verklaring betreffende intellectuele, industriële en commerciële eigendom (artikel 33)

Voor de toepassing van de overeenkomst worden onder intellectuele, industriële en commerciële eigendom in het bijzonder verstaan auteursrechten, met inbegrip van de auteursrechten op computerprogramma's, en naburige rechten, octrooien, industriële ontwerpen, geografische aanduidingen, met inbegrip van benamingen van oorsprong, handels- en dienstenmerken, topografieën van geïntegreerde schakelingen, alsmede de bescherming tegen oneerlijke mededinging als bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom (Stockholm Act, 1967) en de bescherming van niet-bekendgemaakte informatie betreffende technische kennis.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 55

De partijen bevestigen opnieuw dat zij zich blijven inzetten voor het vredesproces in het Midden-Oosten en hun opvatting dat vrede moet worden geconsolideerd via regionale samenwerking. De Gemeenschap is bereid gemeenschappelijke ontwikkelingsprojecten te steunen die door de Palestijnse Autoriteit en andere regionale autoriteiten worden ingediend, met inachtneming van de desbetreffende technische en budgettaire procedures van de Gemeenschap.

De partijen bevestigen nogmaals dat deze overeenkomst deel uitmaakt van het op de conferentie van Barcelona van 27 november 1995 in gang gezette proces, en dat de bilaterale samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit een aanvulling is op de regionale samenwerking die plaatsvindt in het kader van het Euro-mediterrane partnerschap.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 58

De partijen komen overeen dat toegang tot werkgelegenheid niet wordt opgenomen in het kader van de uitwisselingsprogramma's voor jongeren.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende gedecentraliseerde samenwerking

De partijen bevestigen opnieuw het belang dat zij hechten aan de gedecentraliseerde samenwerkingsprogramma's als middel ter bevordering van de uitwisseling van ervaring en de overdracht van kennis in het Middellandse-Zeegebied en tussen de Europese Gemeenschap en haar mediterrane partners.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 67

Wanneer de arbitrageprocedure toepassing vindt, trachten de partijen te bewerkstelligen dat het Gemengd Comité een derde scheidsrechter binnen twee maanden na de benoeming van de tweede scheidsrechter benoemt.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 70

1. De partijen komen met het oog op de juiste interpretatie en toepassing van de overeenkomst overeen dat onder de in artikel 70 van de overeenkomst bedoelde "bijzonder dringende gevallen" wordt verstaan: gevallen van wezenlijke inbreuk op de overeenkomst door een van de partijen. Wezenlijke inbreuk op de overeenkomst houdt in:

- afwijzing van de overeenkomst die niet in overeenstemming is met de algemene regels van het internationaal recht;

- schending van de essentiële onderdelen van de overeenkomst als bedoeld in artikel 2.

2. De partijen komen overeen dat de in artikel 70 genoemde "passende maatregelen" bestaan uit maatregelen die zijn genomen overeenkomstig het internationaal recht. Indien een van de partijen in een bijzonder dringend geval een maatregel neemt uit hoofde van artikel 70 kan de andere partij een beroep doen op de procedure voor geschillenbeslechting.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende gegevensbescherming

Partijen komen overeen dat gegevensbescherming wordt gegarandeerd op alle gebieden waar uitwisseling van persoonlijke gegevens gepland is.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende een programma voor steun aan de Palestijnse industrie

De partijen komen overeen dat een steunprogramma ter beschikking van de Palestijnse industrie wordt gesteld, ter bevordering van de groei en ontwikkeling van de capaciteit van de Palestijnse industrie.

De Gemeenschap verleent toegang tot financiering voor het opstarten van bedrijven en tot kapitaal voor Palestijnse bedrijven op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook, onder andere in het kader van het ECIP-Programma (European Community Investment Partners), dat financiële steun verleent bij het opstarten van bedrijven, voor bijvoorbeeld haalbaarheidsonderzoek en technische bijstand, en in sommige gevallen toegang biedt tot financiering voor joint ventures. Financiering door middel van leningen, in het bijzonder voor kleine en middelgrote ondernemingen, via een revolverend fonds dat wordt beheerd door het Palestijnse Ontwikkelingsfonds, is ook beschikbaar op basis van door de Gemeenschap verstrekte subsidies. De Europese Investeringsbank financiert leningen en risicokapitaal voor Palestijnse bedrijven via plaatselijke banken.

De Gemeenschap heeft een Centrum voor Particuliere Ontwikkeling opgezet op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook om de Palestijnse industrie te voorzien van steun, opleiding en advies op het gebied van het opstarten van bedrijven, planning, management, strategie en marketing.

De Gemeenschap erkent dat de Palestijnse industrie buitenlandse markten moet zoeken. Daarom staat de huidige overeenkomst belastingvrije toegang toe van Palestijnse industrieproducten op markten van de Europese Unie. Het Palestijnse ondernemingscentrum, en daarbinnen het Euro-infocentrum, zijn daarom beschikbaar om contacten en joint ventures tussen de Europese en de Palestijnse industrie te bevorderen, via partnerschapactiviteiten (Euro-partnerschap, Med-partnerschap en Med-Interpriseprogramma's) en diverse andere middelen (zoals het BC-Net en de BRE-netwerken), die in de loop van de tijd beschikbaar komen.

De Gemeenschap erkent ook dat de Palestijnse industrie heeft geleden onder het ontbreken van een economische basisinfrastructuur. Er nota van nemende dat in het kader van de door de Gemeenschap verstrekte bijstand voor de ontwikkeling van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, een deel van deze bijstand verstrekt kan worden als steun aan de Palestijnse industrie, zal de Gemeenschap verzoeken van de Palestijnse Autoriteit in overweging nemen om een deel van deze fondsen, als subsidies of leningen, te mogen besteden aan herstel van de essentiële economische infrastructuur.

In het kader van de economische samenwerking waarin deze overeenkomst voorziet zullen de partijen regelmatig van gedachten wisselen om vast te stellen hoe het scala aan steunmechanismen dat in deze verklaring wordt beschreven, en andere mechanismen die beschikbaar kunnen komen, het meest effectief kunnen worden gecombineerd om op de meest passende wijze de Palestijnse industrie te steunen.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende het Prinsdom Andorra

1. Producten van oorsprong uit het Prinsdom Andorra die onder de hoofdstukken 25 tot en met 97 van het geharmoniseerd systeem zijn ingedeeld, worden door de Palestijnse Autoriteit aanvaard als zijnde van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst.

2. Protocol nr. 3 is van overeenkomstige toepassing bij het bepalen van de oorsprong van de hierboven vermelde producten.

Gemeenschappelijke verklaring betreffende de Republiek San Marino

1. Producten van oorsprong uit de Republiek San Marino worden door de Palestijnse Autoriteit aanvaard als zijnde van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van deze overeenkomst.

2. Protocol nr. 3 is van overeenkomstige toepassing bij het bepalen van de oorsprong van de hierboven vermelde producten.

Top