Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02018R0395-20211115

Consolidated text: Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie van 13 maart 2018 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vluchtuitvoeringen met ballonnen en voor bewijzen van bevoegdheid voor de bemanning van ballonnen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2018/395/2021-11-15

02018R0395 — NL — 15.11.2021 — 002.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

▼M1

VERORDENING (EU) 2018/395 VAN DE COMMISSIE

van 13 maart 2018

tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vluchtuitvoeringen met ballonnen en voor bewijzen van bevoegdheid voor de bemanning van ballonnen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad

▼B

(PB L 071 van 14.3.2018, blz. 10)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/357 VAN DE COMMISSIE van 4 maart 2020

  L 67

34

5.3.2020

 M2

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1874 VAN DE COMMISSIE van 25 oktober 2021

  L 378

4

26.10.2021




▼B

▼M1

VERORDENING (EU) 2018/395 VAN DE COMMISSIE

van 13 maart 2018

tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vluchtuitvoeringen met ballonnen en voor bewijzen van bevoegdheid voor de bemanning van ballonnen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad

▼B



Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

▼M1

1.  
In deze verordening worden gedetailleerde regels vastgesteld voor vluchtuitvoeringen met ballonnen en voor de afgifte en het behoud van bewijzen van bevoegdheid en bijbehorende bevoegdverklaringen, bevoegdheden en certificaten van ballonvaarders, voor zover die luchtvaartuigen voldoen aan de voorwaarden van artikel 2, lid 1, onder b), i) en ii), van Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ).

▼B

2.  
Deze verordening is niet van toepassing op vluchtuitvoeringen met verankerde gasballonnen.

Artikel 2

Definities

▼M1

Met het oog op de toepassing van deze verordening zijn de volgende definities en, tenzij in dit artikel begrippen anders worden gedefinieerd, de definities van artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie ( 2 ) van toepassing:

▼B

1.

„ballon” : een bemand luchtvaartuig dat lichter is dan lucht, niet door een motor wordt aangedreven en in de lucht blijft door middel van gas dat lichter is dan lucht of een brander waarmee de lucht wordt verhit, m.i.v. gasballonnen, heteluchtballonnen, gas-luchtballonnen en, motoraangedreven, luchtschepen met hete lucht;

2.

„gasballon” : een vrije ballon die opstijgt dankzij een gas dat lichter is dan lucht;

3.

„verankerde gasballon” : een ballon met een verankeringssysteem waarmee de ballon tijdens de vluchtuitvoering permanent aan een vast punt verankerd blijft;

4.

„vrije ballon” : een ballon die niet permanent verankerd is aan een vast punt tijdens de vluchtuitvoering;

5.

„heteluchtballon” : een vrije ballon die opstijgt dankzij verwarmde lucht;

6.

„gas-luchtballon” : een vrije ballon die opstijgt dankzij een combinatie van verwarmde lucht en een niet-ontvlambaar gas dat lichter is dan lucht;

7.

„hetelucht-luchtschip” : een motoraangedreven heteluchtballon, waarbij de motor geen stijgkracht creëert;

▼M1

7 bis.

„commerciële vluchtuitvoering” : elke vluchtuitvoering met een luchtballon, tegen een vergoeding of andere beloning, die toegankelijk is voor het publiek of, wanneer deze niet voor het publiek toegankelijk is, die wordt verricht krachtens een overeenkomst tussen een exploitant en een klant, waarbij de klant geen zeggenschap over de exploitant uitoefent;

▼B

8.

„wedstrijdvlucht” : een vluchtuitvoering met een ballon met het oog op deelname aan vliegwedstrijden, met inbegrip van oefenvluchten voor een dergelijke vluchtuitvoering en vluchten naar en van vliegwedstrijden;

9.

„luchtvaartvertoning” : een vluchtuitvoering met een ballon met het oog op het geven van een demonstratie of het verschaffen van amusement tijdens een voor het publiek opengesteld, aangekondigd evenement, met inbegrip van oefenvluchten voor een dergelijke vluchtuitvoering en vluchten naar en van het aangekondigde evenement;

▼M1

10.

„kennismakingsvlucht” : een rondvlucht van korte duur, tegen een beloning of andere vergoeding, die met het oog op het aantrekken van nieuwe stagiairs of leden wordt aangeboden door een opleidingsorganisatie als bedoeld in artikel 10 bis van Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie of door een organisatie die de luchtvaartsport of het vrijetijdsvliegen wil promoten;

▼B

11.

„hoofdvestiging” : het hoofdkantoor of de maatschappelijke zetel van de exploitant van de ballon, waar de belangrijkste financiële functies en de operationele controle over de in deze verordening bedoelde activiteiten worden verricht;

▼M1

12.

„dryleaseovereenkomst” : een overeenkomst tussen ondernemingen krachtens welke de ballon wordt geëxploiteerd onder verantwoordelijkheid van de huurder;

▼M1

13.

„nationaal bewijs van bevoegdheid” : een bewijs van bevoegdheid als piloot dat door een lidstaat overeenkomstig de nationale wetgeving is afgegeven vóór de toepassingsdatum van bijlage III (deel‐BFCL) bij deze verordening of van bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011;

14.

„bewijs van bevoegdheid conform deel‐BFCL” : een bewijs van bevoegdheid voor cockpitbemanning dat voldoet aan de eisen van bijlage III (deel‐BFCL) bij deze verordening;

15.

„conversieverslag” : een verslag op basis waarvan een bewijs van bevoegdheid kan worden omgezet in een bewijs van bevoegdheid conform deel‐BFCL.

▼B

Artikel 3

Vluchtuitvoeringen

1.  
Exploitanten van ballonnen verrichten vluchtuitvoeringen met de ballon overeenkomstig de voorschriften van subdeel BAS van bijlage II.

De eerste alinea is echter niet van toepassing op ontwerp- of productieorganisaties die voldoen aan de artikelen 8 en 9 van Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie ( 3 ) en die, binnen hun bevoegheidsgebied, vluchtuitvoeringen met ballonnen verrichten met het oog op de introductie of wijziging van ballontypes.

▼M1

2.  
Exploitanten van luchtballonnen mogen alleen commerciële vluchtuitvoeringen verrichten nadat zij aan de bevoegde autoriteit hebben verklaard over de capaciteiten en middelen te beschikken om zich te kwijten van hun verantwoordelijkheden met betrekking tot vluchtuitvoeringen met de ballon.

De eerste alinea is niet van toepassing op de volgende vluchtuitvoeringen met ballonnen:

▼B

a) 

vluchtuitvoeringen waarbij de kosten worden gedeeld door vier personen of minder, met inbegrip van de piloot, voor zover de directe kosten van de vlucht met de ballon en een proportioneel gedeelte van de jaarlijkse kosten voor de opslag, de verzekering en het onderhoud van de ballon door al die personen worden gedeeld;

b) 

wedstrijdvluchten of luchtvaartvertoningen, voor zover de beloning of andere vergoeding voor dergelijke vluchten beperkt is tot de directe kosten van de vlucht met de ballon en een proportioneel gedeelte van de jaarlijkse kosten voor de opslag, de verzekering en het onderhoud van de ballon, en dat alle eventuele prijzen de door de bevoegde autoriteit gespecificeerde waarde niet overschrijden;

▼M1

c) 

kennismakingsvluchten met vier personen of minder, met inbegrip van de piloot, en parachuteringsvluchten uitgevoerd door een opleidingsorganisatie als bedoeld in artikel 10 bis van Verordening (EU) nr. 1178/2011 met hoofdvestiging in een lidstaat of door een organisatie die is opgericht voor het promoten van de luchtvaartsport of het vrijetijdsvliegen, voor zover de organisatie de vluchtuitvoeringen met de ballon verricht op basis van eigendom of een dryleaseovereenkomst, de vlucht geen winst oplevert die buiten de organisatie wordt uitgekeerd en dergelijke vluchten slechts een marginale activiteit vormen voor de organisatie;

d) 

opleidingsvluchten uitgevoerd door een opleidingsorganisatie als bedoeld in artikel 10 bis van Verordening (EU) nr. 1178/2011 met hoofdvestiging in een lidstaat.

▼M1

Artikel 3 bis

Bewijzen van bevoegdheid als piloot en medische certificaten

1.  
Onverminderd Gedelegeerde Verordening (EU) van de Commissie ( 4 ) moeten de piloten van luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 1, lid 1, van deze verordening voldoen aan de technische eisen en administratieve procedures van bijlage III (deel‐BFCL) bij deze verordening en bijlage IV (deel‐MED) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.
2.  
Bij wijze van uitzondering op de bevoegdheden van houders van bewijzen van bevoegdheid als gedefinieerd in bijlage III (deel‐BFCL) bij deze verordening, mogen houders van dergelijke bewijzen van bevoegdheid vluchten uitvoeren als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a) tot en met d), zonder te voldoen aan punt BFCL.215 van bijlage III (deel‐BFCL) bij deze verordening.
3.  

Een lidstaat mag leerling-piloten die een opleidingscursus voor een bewijs van bevoegdheid als ballonvaarder (BPL) volgen, toestemming geven om zonder toezicht beperkte bevoegdheden uit te oefenen vóór zij voldoen aan alle eisen voor de afgifte van een BPL overeenkomstig bijlage III (deel‐BFCL), mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

het toepassingsgebied van de verleende bevoegdheden is gebaseerd op een door de lidstaat uitgevoerde veiligheidsrisicobeoordeling, waarbij rekening wordt gehouden met eventuele opleiding die vereist is om te waarborgen dat de piloot het gewenste vaardigheidsniveau bereikt;

b) 

de bevoegdheden blijven beperkt tot:

i) 

het nationale grondgebied van de lidstaat die toestemming verleent, of een deel daarvan;

ii) 

luchtballonnen die zijn geregistreerd in de lidstaat die toestemming verleent;

c) 

de houder van een dergelijke toestemming die een BPL aanvraagt, krijgt vrijstellingen voor de opleiding die hij op grond van de toestemming heeft gevolgd op basis van een aanbeveling van een goedgekeurde opleidingsorganisatie (ATO) of een gedeclareerde opleidingsorganisatie (DTO);

d) 

de lidstaten dienen om de drie jaar rapporten en veiligheidsrisicobeoordelingen in bij de Commissie en het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart;

e) 

de lidstaten houden toezicht op het gebruik van de in het kader van deze alinea verleende toestemmingen, teneinde een aanvaardbaar niveau van luchtvaartveiligheid te garanderen en passende maatregelen te nemen in geval van een verhoogd veiligheidsrisico of andere veiligheidsproblemen.

Artikel 3 ter

Bestaande bewijzen van bevoegdheid als piloot en nationale medische certificaten

1.  
Bewijzen van bevoegdheid als ballonvaarder conform deel‐FCL en de bijbehorende bevoegdheden, bevoegdverklaringen en certificaten die door een lidstaat zijn afgegeven vóór de toepassingsdatum van deze verordening, worden geacht te zijn afgegeven overeenkomstig deze verordening. De lidstaten vervangen die bewijzen van bevoegdheid door bewijzen van bevoegdheid conform het formaat dat is vastgelegd in bijlage VI (deel‐ARA) van Verordening (EU) nr. 1178/2011 wanneer zij die bewijzen van bevoegdheid opnieuw afgeven om administratieve redenen of op verzoek van de houders.
2.  

Als een lidstaat een bewijs van bevoegdheid en de bijbehorende bevoegdheden, bevoegdverklaringen en certificaten opnieuw afgeeft overeenkomstig lid 1 van dit artikel, zal de lidstaat, naargelang het geval:

a) 

alle bevoegdheden die al zijn opgenomen in bewijzen van bevoegdheid conform deel‐FCL, overdragen naar het nieuwe formaat;

b) 

de bevoegdheden voor verankerde vluchten of commerciële vluchtuitvoeringen die zijn verbonden met een bewijs van bevoegdheid conform deel‐FCL, omzetten in een bevoegdverklaring voor verankerde vluchten of commerciële vluchtvoeringen overeenkomstig de bepalingen van de punten BFCL.200 en BFCL.215 van bijlage III (deel‐BFCL) bij deze verordening;

c) 

de vervaldatum van een certificaat van vlieginstructeur dat verbonden is met een bewijs van bevoegdheid conform deel‐FCL, opnemen in het logboek van de piloot of een gelijkwaardig document afgeven. Na die datum mogen die piloten de bevoegdheden van instructeur alleen uitoefenen als zij voldoen aan punt BFCL.360 van bijlage III (deel‐BFCL) bij deze verordening.

3.  
Houders van een nationaal bewijs van bevoegdheid als ballonvaarder dat door een lidstaat is afgegeven vóór de toepassingsdatum van bijlage III (deel‐BFCL) bij deze verordening, mogen de bevoegdheden van hun bewijs van bevoegdheid verder uitoefenen tot en met 8 april 2021. Ten laatste op die datum zetten de lidstaten die bewijzen van bevoegdheid om in bewijzen van bevoegdheid conform deel‐BFCL en de bijbehorende bevoegdverklaringen, bevoegdheden en certificaten overeenkomstig de elementen van een conversieverslag dat voldoet aan de eisen van artikel 4, leden 4 en 5, van Verordening (EU) nr. 1178/2011.
4.  
Nationale medische certificaten van piloten die zijn verbonden met een bewijs van bevoegdheid als gespecificeerd in lid 2 van dit artikel en die door een lidstaat zijn afgegeven vóór de toepassingsdatum van bijlage III (deel‐BFCL) bij deze verordening, blijven geldig tot en met de datum van hun volgende verlenging of 8 april 2021, indien dat eerder is. De verlenging van die medische certificaten dient te gebeuren overeenkomstig de eisen van bijlage IV (deel‐MED) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.

Artikel 3 quater

Vrijstelling voor opleidingen die van start zijn gegaan vóór deze verordening van toepassing wordt

1.  

Wat betreft de afgifte van bewijzen van bevoegdheid conform deel‐BFCL en de bijbehorende bevoegdheden, bevoegdverklaringen of certificaten, overeenkomstig bijlage III (deel‐BFCL) bij deze verordening, worden opleidingen die van start zijn gegaan vóór de toepassingsdatum van deze verordening overeenkomstig bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011, geacht te voldoen aan de eisen van de onderhavige verordening, mits het BPL uiterlijk op 8 april 2021 wordt afgegeven. In dat geval geldt het volgende:

a) 

een BPL-opleiding die is aangevat op ballonnen uit de klasse van de hetelucht-luchtschepen, met inbegrip van de daarbij behorende tests, mag op die ballonnen worden voltooid;

b) 

voor opleidingsuren die zijn gepresteerd in andere ballonnen van de hetelucht-luchtschipklasse dan ballonnen van groep A van die klasse, wordt volledige vrijstelling verleend voor de eis van punt BFCL.130, onder b), van bijlage III.

2.  
Voor opleidingen die zijn begonnen vóór de toepassingsdatum van deze verordening of van bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011, overeenkomstig bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago, wordt voor de afgifte van bewijzen van bevoegdheid conform deel‐BFCL vrijstelling verleend op basis van een beoordelingsrapport dat door de lidstaat is opgesteld in overleg met het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart.
3.  
In het in lid 2 vermelde rapport moet de reikwijdte van de opleiding worden beschreven en moet worden aangegeven voor welke eisen van deel‐BFCL vrijstelling wordt verleend en, indien van toepassing, aan welke eisen de aanvrager moet voldoen om een bewijs van bevoegdheid conform deel‐BFCL te krijgen. Het rapport moet kopieën bevatten van alle documenten die nodig zijn om de reikwijdte van de opleiding aan te tonen, en van de nationale regels en procedures op grond waarvan de opleiding is aangevat.

Artikel 3 quinquies

Opleidingsorganisaties

1.  
Opleidingsorganisaties voor bewijzen van bevoegdheid als piloot als bedoeld in artikel 1, lid 1, moeten voldoen aan de eisen van artikel 10 bis van Verordening (EU) nr. 1178/2011.
2.  
De in lid 1 van dit artikel bedoelde opleidingsorganisaties die zijn goedgekeurd overeenkomstig bijlage VII (deel‐ORA) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 of die een verklaring hebben ingediend overeenkomstig bijlage VIII (deel‐DTO) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 vóór de toepassingsdatum van deze verordening, passen uiterlijk op 8 april 2021 hun opleidingsprogramma aan, indien nodig.

▼B

Artikel 4

Overgangsbepalingen

Certificaten, vergunningen en goedkeuringen die vóór 8 april 2019 overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012 of overeenkomstig de bepalingen van de nationale wetgeving die in overeenstemming zijn met artikel 10, leden 2, 3 en 5, onder b), van Verordening (EU) nr. 965/2012, door de lidstaten zijn afgegeven aan exploitanten van ballonnen, blijven geldig tot 8 oktober 2019.

Tot 8 oktober 2019 wordt elke verwijzing in deze verordening naar een verklaring begrepen als een verwijzing naar de certificaten, vergunningen of goedkeuringen die vóór 8 april 2019 door de lidstaten zijn afgegeven.

Artikel 5

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 8 april 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

DEFINITIES

[DEEL-DEF]

▼M1

Met het oog op de toepassing van deze verordening zijn de volgende definities en, tenzij begrippen anders worden gedefinieerd in deze bijlage, de definities van artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1178/2011 en van punt FCL.010 van bijlage I (deel‐FCL) bij die verordening, van toepassing:

1.

„aanvaardbare wijzen van naleving (Acceptable Means of Compliance, AMC)” : door het Agentschap vastgestelde niet-bindende normen waarin is aangegeven met welke middelen Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan kunnen worden nageleefd;

2.

„alternatieve wijzen van naleving (Alternative Means of Compliance, AltMoC)” : wijzen van naleving die een alternatief op een bestaande aanvaardbare wijze van naleving voorstellen of die een nieuwe methode voorstellen om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen daarvan waarvoor het Agentschap geen bijbehorende aanvaardbare wijzen van naleving (AMC) heeft vastgesteld;

▼B

3.

„gezagvoerder” : de piloot aan wie het gezag over het luchtvaartuig is toegewezen en die verantwoordelijk is voor de veilige uitvoering van de vlucht;

4.

„bemanningslid” : een persoon die door een exploitant is aangesteld om taken aan boord van de ballon of, voor zover de taken rechtstreeks verband houden met de vluchtuitvoering met de ballon, op de grond uit te voeren;

5.

„cockpitbemanningslid” : een bemanningslid dat in het bezit is van een bewijs van bevoegdheid en belast is met taken die van essentieel belang zijn voor de vluchtuitvoering met een luchtvaartuig tijdens een vluchtdienstperiode;

6.

„psychoactieve stoffen” : alcohol, opioïden, cannabinoïden, sedativa en hypnotica, cocaïne, andere psychostimulantia, hallucinogene middelen en vluchtige oplosmiddelen, met uitzondering van koffie en tabak;

7.

„ongeval” :

een voorval dat verband houdt met de vluchtuitvoering met een ballon, tussen het ogenblik waarop begonnen wordt met het opblazen van de ballon en het ogenblik waarop de ballon volledig is leeggelopen, en waarbij:

(a) 

een persoon dodelijk of ernstig verwond raakt omdat hij zich in de ballon bevond of rechtstreeks in contact kwam met een onderdeel van de ballon, met inbegrip van onderdelen die van de ballon zijn losgekomen, maar met uitzondering van verwondingen die een natuurlijke oorzaak hebben of die zelf of door anderen zijn toegebracht;

(b) 

de ballon schade of een structureel defect oploopt dat de sterkte van de structuur, de prestaties of de vliegkenmerken van de ballon negatief beïnvloedt en ingrijpende herstelwerkzaamheden of vervanging van het desbetreffende onderdeel vereist, of

(c) 

de ballon vermist is of volledig ontoegankelijk is;

8.

„incident” : een voorval, anders dan een ongeval, dat verband houdt met de vluchtuitvoering met een ballon en dat de veiligheid van de vluchtuitvoering beïnvloedt of kan beïnvloeden;

9.

„ernstig incident” : een voorval dat verband houdt met de vluchtuitvoering met een ballon, tussen het ogenblik waarop begonnen wordt met het opblazen van de ballon en het ogenblik waarop de ballon volledig is leeggelopen, en waarbij de kans op een ongeval groot was;

10.

„kritieke vluchtfasen” : opstijgen, eindnadering, afgebroken nadering, landen en alle andere vluchtfasen die door de gezagvoerder als kritiek voor de veilige vluchtuitvoering met de ballon worden bestempeld;

11.

„vlieghandboek van het luchtvaartuig (Aircraft Flight Manual, AFM)” : het document dat de toepasselijke en goedgekeurde vluchtuitvoeringsbeperkingen en informatie over de ballon bevat;

▼M1

11 bis.

„vliegtijd” : de totale tijd vanaf het moment waarop de mand opstijgt van de grond tot het moment dat die aan het einde van de vlucht uiteindelijk tot stilstand komt;

▼B

12.

„gevaarlijke goederen” : artikelen of stoffen die een gevaar kunnen inhouden voor de gezondheid, de veiligheid, eigendommen of het milieu en die voorkomen op de lijst van gevaarlijke goederen in de technische voorschriften of die als zodanig moeten worden ingedeeld overeenkomstig die voorschriften;

13.

„technische voorschriften” : de meest recente toepasselijke uitgave van de „Technical Instructions for the Safe Transport of Dangerous Goods by Air”, met inbegrip van het supplement en eventuele addenda, gepubliceerd door de ICAO in document 9284-AN/905;

14.

„vluchtuitvoeringslocatie” : een locatie die door de gezagvoerder of de exploitant is uitgekozen voor landen, opstijgen of activiteiten in verband met externe lading;

15.

„tanken” : het vullen van brandstofcilinders of brandstoftanks uit een externe bron, met uitzondering van het vervangen van brandstofcilinders;

16.

„nacht” : de periode tussen het einde van de burgerlijke avondschemering en het begin van de burgerlijke ochtendschemering. De burgerlijke schemering eindigt 's avonds wanneer het centrum van de zonneschijf zes graden onder de horizon staat en begint 's morgens wanneer het centrum van de zonneschijf zes graden onder de horizon staat;

17.

„gespecialiseerde vluchtuitvoering met een ballon” : een commerciële of niet-commerciële vluchtuitvoering met een ballon die niet als belangrijkste doel heeft passagiers te vervoeren voor sightseeing of vliegervaringen, maar voor parachutesprongen, zeilvliegdroppings, luchtvaartvertoningen, competitievluchten of soortgelijke gespecialiseerde activiteiten;

▼M1

17 bis.

„klasse van luchtballonnen” : de indeling van luchtballonnen, rekening houdend met het stijgmechanisme dat wordt gebruikt om in de lucht te blijven;

17 ter.

„bekwaamheidsproef” : het aantonen van vaardigheden met het oog op de naleving van de in deze verordening vastgestelde eisen inzake recentheid, met inbegrip van eventueel vereiste mondelinge examens;

▼B

18.

„verkeerslading” : de totale massa van passagiers, bagage en draagbare gespecialiseerde apparatuur;

19.

„lege massa van de luchtballon” : de massa die wordt bepaald door weging van de luchtballon inclusief alle geïnstalleerde apparatuur vermeld in het vlieghandboek;

20.

„wetleaseovereenkomst” : een overeenkomst tussen exploitanten krachtens welke de ballon wordt geëxploiteerd onder verantwoordelijkheid van de verhuurder;

21.

„commerciële ballonvluchten met passagiers” : een vorm van commercieel luchtvervoer met een ballon waarbij passagiers tegen vergoeding of andere beloning worden meegenomen op sightseeing- of vliegervaringsvluchten;

▼M1

22.

„groep van luchtballonnen” : de indeling van luchtballonnen, rekening houdend met de grootte of capaciteit van de ballon;

▼M1

23.

„vaardigheidstest” : het aantonen van vaardigheden met het oog op de afgifte van een bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring of de verlenging van een bevoegdheid, met inbegrip van eventueel vereiste mondelinge examens;

24.

„bekwaamheidsbeoordeling” : het aantonen van vaardigheden, kennis en houding voor de eerste afgifte, hernieuwde afgifte of verlenging van een certificaat van instructeur of examinator;

25.

„solovlucht” : een vlucht gedurende welke een leerling-piloot de enige inzittende is van de ballon;

26.

„verankerde vlucht” : een vlucht met een verankeringssysteem waarmee de ballon tijdens de vluchtuitvoering aan een vast punt verankerd blijft, met uitzondering van een verankering die kan worden gebruikt als onderdeel van de opstijgprocedure.

▼B




BIJLAGE II

VLUCHTUITVOERINGEN MET BALLONNEN

[DEEL-BOP]

SUBDEEL BAS

OPERATIONELE BASISVOORSCHRIFTEN

Afdeling 1

Algemene voorschriften

BOP.BAS.001    Toepassingsgebied

Overeenkomstig artikel 3 zijn in dit subdeel de voorschriften vastgesteld waaraan moet worden voldaan door alle exploitanten van ballonnen, met uitzondering van de ontwerp- of productieorganisaties als bedoeld in artikel 3, lid 1, tweede alinea.

BOP.BAS.005    Bevoegde autoriteit

De bevoegde autoriteit is de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat waar de exploitant zijn hoofdvestiging heeft of, als de exploitant geen hoofdvestiging heeft, de plaats waar de exploitant is gevestigd of verblijft. Die autoriteit is onderworpen aan de voorschriften van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 965/2012, overeenkomstig artikel 1, lid 7, van die verordening.

BOP.BAS.010    Bewijzen van naleving

▼M1

a) 

Als een exploitant daarom wordt verzocht door de bevoegde autoriteit die de permanente naleving verifieert overeenkomstig ARO.GEN.300, onder a), punt 2, van bijlage II (deel‐ARO) bij Verordening (EU) nr. 965/2012, moet hij aantonen dat hij voldoet aan de essentiële eisen van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 en aan de eisen van de onderhavige verordening.

▼B

b) 

Om dit aan te tonen, dient de exploitant dient een van de volgende middelen te gebruiken:

(1) 

aanvaardbare wijzen van naleving (AMC);

(2) 

alternatieve wijzen van naleving (AltMoC).

BOP.BAS.015    Kennismakingsvluchten

Kennismakingsvluchten:

a) 

worden overdag uitgevoerd volgens zichtvliegvoorschriften (VFR), en

b) 

staan onder veiligheidstoezicht door een persoon die is aangewezen door de organisatie die de kennismakingsvluchten uitvoert.

▼M1

BOP.BAS.020    Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem

De exploitant legt het volgende ten uitvoer:

a) 

veiligheidsmaatregelen waarvoor de bevoegde autoriteit opdracht heeft gegeven overeenkomstig ARO.GEN.135, onder c), van bijlage II (deel‐ARO) bij Verordening (EU) nr. 965/2012, en

b) 

luchtwaardigheidsrichtlijnen en andere verplichte informatie die door het Agentschap is uitgegeven overeenkomstig artikel 77, lid 1, onder h), van Verordening (EU) 2018/1139.

BOP.BAS.025    Aanwijzing als gezagvoerder

De exploitant wijst een gezagvoerder aan die gekwalificeerd is om als gezagvoerder op te treden overeenkomstig bijlage III (deel‐BFCL) bij deze verordening.

▼B

BOP.BAS.030    Verantwoordelijkheden van de gezagvoerder

a) 

De gezagvoerder:

(1) 

is verantwoordelijk voor de veiligheid van de ballon en van alle personen of eigendommen die tijdens vluchtuitvoeringen in de ballon worden vervoerd;

(2) 

is verantwoordelijk voor het beginnen, voortzetten of beëindigen van een vlucht omwille van de veiligheid;

(3) 

zorgt ervoor dat alle toepasselijke vluchtuitvoeringsprocedures en controlelijsten worden gevolgd;

(4) 

begint alleen met een vlucht als hij of zich ervan heeft vergewist dat alle vluchtuitvoeringsbeperkingen in acht zijn genomen:

(i) 

de ballon is luchtwaardig;

(ii) 

de ballon is correct geregistreerd;

(iii) 

de voor de uitvoering van de vlucht vereiste instrumenten en apparatuur bevinden zich aan boord van de ballon en functioneren;

(iv) 

de massa van de ballon is zodanig dat de vlucht kan worden uitgevoerd binnen de in het vlieghandboek beschreven beperkingen;

(v) 

alle apparatuur en bagage zijn op passende wijze geladen en vastgezet, en

(vi) 

de vluchtuitvoeringsbeperkingen van de ballon, zoals vermeld in het vlieghandboek, worden op geen enkel ogenblik tijdens de vlucht overschreden;

(5) 

ziet erop toe dat de aan de vlucht voorafgaande inspectie heeft plaatsgevonden zoals vereist bij bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie ( 5 );

(6) 

is verantwoordelijk voor de aan de vlucht voorafgaande briefing aan de personen die helpen met het opblazen en laten leeglopen van het ballonomhulsel;

(7) 

ziet erop toe dat personen die helpen bij het opblazen en laten leeglopen van de ballon passende beschermende kleding dragen;

(8) 

vergewist zich ervan dat de relevante nooduitrusting gemakkelijk toegankelijk blijft, zodat ze direct inzetbaar is;

(9) 

ziet erop toe dat niemand rookt aan boord of in de directe omgeving van de ballon;

(10) 

staat niet toe dat in de ballon een persoon wordt vervoerd die zodanig onder invloed van psychoactieve stoffen verkeert dat de veiligheid van de ballon of de daarin vervoerde personen of eigendommen in gevaar kan komen;

(11) 

bestuurt te allen tijde tijdens de vlucht de ballon, behalve wanneer een andere piloot het stuur overneemt;

(12) 

neemt, in een noodsituatie waarbij onmiddellijk beslissen en handelen voorgeschreven is, onmiddellijk alle maatregelen die hij of zij onder die omstandigheden nodig acht. In dergelijke gevallen mag hij of zij afwijken van de regels, vluchtuitvoeringsprocedures en methoden, in de mate dat dit nodig is in het belang van de veiligheid;

(13) 

vliegt niet verder dan de dichtstbijzijnde vluchtuitvoeringslocatie met gunstige weersomstandigheden als zijn of haar vermogen om zijn of haar taken uit te voeren aanzienlijk is afgenomen door oorzaken zoals vermoeidheid, ziekte of zuurstofgebrek, of een andere oorzaak;

(14) 

registreert aan het einde van de vlucht of reeks vluchten de gebruiksgegevens en alle gekende of vermeende defecten aan de ballon in het logboek van de ballon;

(15) 

stelt de veiligheidsonderzoeksinstantie van de lidstaat op wiens grondgebied het voorval plaatsvond en de hulpdiensten van die staat onverwijld met de snelste beschikbare middelen in kennis van alle ernstige incidenten of ongevallen waar de ballon bij betrokken was;

(16) 

dient onverwijld bij de bevoegde autoriteit een verslag in van een wederrechtelijke daad en informeert de lokale autoriteit die is aangewezen door de staat op wiens grondgebied de wederrechtelijke daad heeft plaatsgevonden, en

(17) 

meldt onverwijld aan de passende eenheid voor luchtverkeersdiensten alle door hem vastgestelde gevaarlijke weers- of vliegomstandigheden die de veiligheid van andere luchtvaartuigen in gevaar kunnen brengen.

b) 

In een van de volgende situaties vervult de gezagvoerder geen taken aan boord van een ballon:

(1) 

als hij of zij om welke reden dan ook, zoals verwondingen, ziekte, medicatie, vermoeidheid of de effecten van een psychoactieve stof zijn of haar taken niet kan uitvoeren of zich om een andere reden niet geschikt voelt zijn of haar taken uit te voeren;

(2) 

als niet voldaan is aan de toepasselijke medische eisen.

c) 

Wanneer bemanningsleden betrokken zijn bij de vluchtuitvoering met een ballon, ziet de gezagvoerder erop toe dat:

(1) 

tijdens kritieke fasen van de vlucht of telkens wanneer dit nodig is in het belang van de veiligheid, alle bemanningsleden zich op de hun toegewezen posten bevinden en geen andere activiteiten uitvoeren dan die welke noodzakelijk zijn voor de veilige vluchtuitvoering met de ballon;

(2) 

de vlucht niet van start gaat wanneer een bemanningslid zijn of haar taken niet kan uitvoeren om welke reden dan ook, zoals verwondingen, ziekte, medicatie, vermoeidheid of de effecten van een psychoactieve stof, of zich om een andere reden niet geschikt voelt zijn of haar taken uit te voeren;

(3) 

de vlucht niet wordt voortgezet voorbij de dichtstbijzijnde vluchtuitvoeringslocatie met gunstige weersomstandigheden wanneer het vermogen van een bemanningslid om zijn of haar taken uit te voeren aanzienlijk is afgenomen door ziekte, vermoeidheid, zuurstofgebrek of een andere oorzaak, en

(4) 

alle bemanningsleden met elkaar kunnen communiceren in een gemeenschappelijke taal.

BOP.BAS.035    Bevoegdheid van de gezagvoerder

De gezagvoerder heeft de bevoegdheid om:

a) 

alle opdrachten te geven en alle passende maatregelen te nemen voor het waarborgen van de veiligheid van de ballon en van alle personen of eigendommen die daarin worden vervoerd, en

b) 

te weigeren personen te laten instappen of bagage te vervoeren indien zij de veiligheid van de ballon of de daarin vervoerde personen of eigendommen in gevaar kunnen brengen.

BOP.BAS.040    Verantwoordelijkheden van bemanningsleden

a) 

Elk bemanningslid is verantwoordelijk voor de goede uitvoering van zijn of haar taken met betrekking tot de vluchtuitvoering met de ballon.

b) 

Bemanningsleden voeren geen taken uit aan boord van een ballon wanneer zij, om welke reden dan ook, waaronder verwondingen, ziekte, medicatie, vermoeidheid of de effecten van een psychoactieve stof, niet in staat zijn dit te doen, of zich om een andere reden ongeschikt voelen.

c) 

Bemanningsleden melden het volgende aan de gezagvoerder:

(1) 

alle gebreken, fouten, storingen of defecten waarvan zij menen dat ze de luchtwaardigheid of veilige vluchtuitvoering met de ballon, inclusief de noodsystemen, nadelig zouden kunnen beïnvloeden;

(2) 

alle incidenten.

d) 

Elk bemanningslid dat taken verricht voor meerdere exploitanten:

(1) 

houdt zijn of haar individuele register bij met betrekking tot vliegtijden en rustperioden, voor zover van toepassing, en

(2) 

verstrekt iedere exploitant de gegevens die nodig zijn om activiteiten te plannen overeenkomstig de toepasselijke eisen inzake vlieg- en diensttijden en rustperioden.

BOP.BAS.045    Naleving van wetten, regels en procedures

a) 

De gezagvoerder en alle andere bemanningsleden leven de wetten, regels en procedures na van de staten waarin vluchtuitvoeringen worden verricht.

b) 

De gezagvoerder is vertrouwd met de wetten, regels en procedures die van belang zijn voor de uitvoering van zijn of haar taken in de overvlogen gebieden, de gebruikte vluchtuitvoeringslocaties en de daarmee samenhangende luchtvaartnavigatiefaciliteiten.

BOP.BAS.050    Documenten, handleidingen en informatie die moeten worden meegenomen aan boord

a) 

Het origineel of een kopie van alle volgende documenten, handleidingen en informatie wordt meegenomen op elke vlucht:

(1) 

de vluchtuitvoeringsbeperkingen, de procedures voor normale, abnormale en noodomstandigheden en andere relevante informatie die specifiek is voor de vluchtuitvoeringskenmerken van de ballon;

(2) 

bijzonderheden van het vliegplan dat bij de luchtverkeersdiensten is ingediend, voor zover vereist overeenkomstig deel 4 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie ( 6 );

(3) 

actuele en geschikte luchtvaartkaarten voor het gebied van de geplande vlucht.

b) 

Het origineel of een kopie van alle volgende documenten, handleidingen en informatie wordt meegenomen op elke vlucht of wordt bewaard in de volgauto:

(1) 

het bewijs van inschrijving;

(2) 

het luchtwaardigheidscertificaat, met inbegrip van de bijlagen;

(3) 

het vlieghandboek of (een) gelijkwaardig(e) document(en);

(4) 

de radiovergunning van het luchtvaartuig, als de ballon met radiocommunicatieapparatuur is uitgerust, overeenkomstig punt a) van BOP.BAS.355;

(5) 

het certificaat (de certificaten) van de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering;

(6) 

het ballonlogboek of (een) gelijkwaardig(e) document(en);

(7) 

alle andere documentatie die betrekking heeft op de vlucht of vereist is door het land of de landen die bij de vlucht betrokken zijn.

c) 

Indien de bevoegde autoriteit daarom vraagt, stelt de gezagvoerder of de exploitant de originele documenten binnen de door de bevoegde autoriteit gespecificeerde termijn, die niet minder dan 24 uur mag bedragen, ter beschikking van de bevoegde autoriteit.

BOP.BAS.055    Gevaarlijke goederen

a) 

Het vervoer van gevaarlijke goederen aan boord van de ballon vindt plaats overeenkomstig de eisen van bijlage 18 bij het Verdrag van Chicago, zoals laatstelijk gewijzigd en aangevuld door de technische voorschriften.

b) 

De gezagvoerder neemt alle redelijke maatregelen om te voorkomen dat onbedoeld gevaarlijke goederen aan boord van de ballon worden vervoerd.

c) 

Voor zover het vervoer aan boord van redelijke hoeveelheden artikelen en stoffen die anders als gevaarlijke goederen zouden worden geclassificeerd en die gebruikt worden om de veiligheid van de vlucht te faciliteren, raadzaam is om te garanderen dat ze tijdig beschikbaar zijn voor operationele doeleinden, wordt dit vervoer toegestaan overeenkomstig punt 2.2.1, onder a), van deel 1 van de technische voorschriften, ongeacht of deze artikelen en stoffen al dan niet moeten worden vervoerd of bestemd zijn om te worden gebruikt in verband met een specifieke vlucht. De gezagvoerder ziet erop toe dat deze artikelen en stoffen zodanig worden verpakt en in de ballon worden geladen dat ze tijdens de vluchtuitvoering zo weinig mogelijk risico inhouden voor de bemanningsleden, passagiers en de ballon.

d) 

De gezagvoerder of, als de gezagvoerder niet in staat is zijn taken uit te voeren, de exploitant meldt onverwijld alle ongevallen of incidenten met gevaarlijke goederen aan de instantie voor veiligheidsonderzoeken in de staat op wiens grondgebied het voorval plaatsvond, aan de noodhulpdiensten van die staat, aan alle andere autoriteiten die door die staat zijn aangewezen en aan de bevoegde autoriteit.

BOP.BAS.060    Lossen van gevaarlijke goederen

a) 

De gezagvoerder mag geen gevaarlijke goederen lossen als hij of zij een ballonvlucht uitvoert boven dichtbevolkte steden, gemeenten of woongebieden of boven grote toeschouwersmenigten in de openlucht.

b) 

Onverminderd het bepaalde onder a) mogen parachutisten de ballon verlaten voor een demonstratie parachutespringen boven dichtbevolkte gebieden of boven grote toeschouwersmenigten in de openlucht terwijl ze rookmachines dragen, mits deze machines voor dit doel zijn vervaardigd.

BOP.BAS.065    Ballonlogboek

Voor elke vlucht of reeks vluchten worden nadere gegevens over de ballon, de bemanning en elke reis geregistreerd in de vorm van een ballonlogboek of gelijkwaardig document.

Afdeling 2

Vluchtuitvoeringsprocedures

BOP.BAS.100    Gebruik van vluchtuitvoeringslocaties

De gezagvoerder mag alleen vluchtuitvoeringslocaties gebruiken die geschikt zijn voor het desbetreffende type ballon en de desbetreffende vluchtuitvoering.

BOP.BAS.105    Procedures ter beperking van geluidshinder

De gezagvoerder houdt rekening met vluchtuitvoeringsprocedures om het effect van het lawaai van verwarmingssystemen tot een minimum te beperken, maar ziet er tegelijk op toe dat veiligheid voorrang heeft op de beperking van geluidshinder.

BOP.BAS.110    Voorraad en planning van brandstof en ballast

De gezagvoerder begint een vlucht alleen als zich aan boord van de ballon voldoende reservebrandstof of ballast bevinden om een veilige landing te garanderen.

BOP.BAS.115    Passagiersbriefing

De gezagvoerder ziet erop toe dat de passagiers vóór en, voor zover passend, tijdens de vlucht een briefing krijgen over normale, abnormale en noodprocedures.

BOP.BAS.120    Vervoer van speciale categorieën passagiers

De gezagvoerder ziet erop toe dat personen die bijzondere omstandigheden, bijstand of apparaten nodig hebben wanneer zij meevliegen aan boord van een ballon, worden vervoerd onder omstandigheden waarin de veiligheid van de ballon en van alle daarin vervoerde personen en eigendommen is gegarandeerd.

BOP.BAS.125    Indienen van het vliegplan van de luchtverkeersdienst

a) 

Als een vliegplan van de luchtverkeersdienst (ATS-vliegplan) niet wordt ingediend omdat het niet vereist is overeenkomstig punt b) van SERA.4001 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012, dan dient de gezagvoerder passende informatie in zodat indien nodig waarschuwingsdiensten kunnen worden ingeschakeld.

b) 

Bij een vluchtuitvoering vanop een vluchtuitvoeringslocatie waar het onmogelijk is een ATS-vliegplan in te dienen, ook al is dit vereist overeenkomstig punt b) van SERA.4001 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012, dient de gezagvoerder het ATS-vliegplan in na het opstijgen.

BOP.BAS.130    Vluchtvoorbereiding

Alvorens een vlucht te beginnen, dient de gezagvoerder vertrouwd te zijn met alle beschikbare meteorologische informatie en luchtvaartinlichtingen die passend zijn voor de geplande vlucht, en die het volgende omvatten:

a) 

een studie van de beschikbare actuele weersverslagen en -voorspellingen;

b) 

de planning van een alternatieve actie in het geval de vlucht niet volgens planning kan worden uitgevoerd.

BOP.BAS.135    Roken aan boord

Aan boord van een ballon of in de directe omgeving van een ballon mag tijdens geen enkele vluchtfase worden gerookt.

BOP.BAS.140    Vervoer en gebruik van wapens

a) 

De gezagvoerder ziet erop toe dat niemand een wapen aan boord van de ballon meeneemt of gebruikt.

b) 

Bij wijze van uitzondering op punt a) mag de gezagvoerder toestaan dat wapens aan boord van de ballon worden meegenomen en gebruikt als dit vereist is om de veiligheid van de bemanningsleden of de passagiers te garanderen. In dat geval ziet de gezagvoerder erop toe dat deze wapens veilig worden opgeborgen als ze niet worden gebruikt.

BOP.BAS.145    Weersomstandigheden

De gezagvoerder begint of vervolgt een vlucht volgens zichtvliegregels (VFR) alleen als uit de recentste beschikbare meteorologische informatie blijkt dat de weersomstandigheden langs de route en op de geplande bestemming op het verwachte tijdstip van gebruik als volgt zullen zijn:

a) 

gelijk aan of beter dan de toepasselijke VFR-vluchtuitvoeringsminima, en

b) 

binnen de in het vlieghandboek vermelde meteorologische grenzen.

BOP.BAS.150    Omstandigheden bij opstijgen

Alvorens met het opstijgen te beginnen vergewist de gezagvoerder zich ervan dat de weersomstandigheden op de vluchtuitvoeringslocatie, volgens de meest recente beschikbare informatie, veilig opstijgen en vertrekken mogelijk maken.

BOP.BAS.155    Omstandigheden bij nadering en landing

Alvorens met de landingsnadering te beginnen vergewist de gezagvoerder zich ervan, behalve in noodsituaties, dat de omstandigheden op de geplande vluchtuitvoeringslocatie, volgens de meest recente beschikbare informatie, veilig naderen en landen mogelijk maken.

BOP.BAS.160    Gesimuleerde situaties tijdens de vlucht

a) 

Wanneer de gezagvoerder passagiers vervoert, simuleert hij geen situaties waarin abnormale of noodprocedures moeten worden toegepast.

b) 

Bij wijze van uitzondering op punt a) mag de gezagvoerder dergelijke situaties simuleren, tijdens andere dan commerciële vluchtuitvoeringen met de ballon, wanneer hij opleidingsvluchten uitvoert met leerling-piloten of met passagiers, voor zover de passagiers daar van tevoren van op de hoogte zijn gebracht en hebben ingestemd met de simulatie.

BOP.BAS.165    Brandstofbeheer tijdens de vlucht

De gezagvoerder verifieert regelmatig tijdens de vlucht of de hoeveelheid brandstof of ballast niet minder is dan de hoeveelheid brandstof of ballast die is vereist om de beoogde vlucht te voltooien plus de voor de landing geplande reserve.

BOP.BAS.170    Tanken met passagiers aan boord

a) 

Ballonnen mogen niet worden bijgetankt met passagiers aan boord.

b) 

Bij wijze van uitzondering op punt a) mag de motor van een hetelucht-luchtschip worden bijgetankt terwijl de gezagvoerder zich aan boord bevindt.

BOP.BAS.175    Gebruik van retentiesystemen

Wanneer een retentiesysteem vereist is overeenkomstig punt BOP.BAS.320, draagt de gezagvoerder het systeem ten minste tijdens de landing.

BOP.BAS.180    Gebruik van aanvullende zuurstof

De gezagvoerder ziet erop toe dat:

a) 

alle bemanningsleden die worden ingezet voor taken die van essentieel belang zijn voor de veilige vluchtuitvoering met de ballon, permanent aanvullende zuurstof gebruiken als hij of zij vaststelt dat het zuurstofgebrek op de geplande vlieghoogte hun functioneren in gevaar kan brengen, en

b) 

voor passagiers aanvullende zuurstof is beschikbaar als zij schadelijke effecten kunnen ondervinden van het gebrek aan zuurstof.

BOP.BAS.185    Vluchtuitvoeringsbeperkingen voor nachtvliegen

a) 

Heteluchtballonnen:

(1) 

mogen 's nachts niet landen, behalve in noodsituaties, en

(2) 

mogen 's nachts opstijgen als er voldoende brandstof en ballast aan boord is voor een landing overdag.

b) 

Gasballonnen en gas-luchtballonnen:

(1) 

mogen 's nachts niet landen, behalve in noodsituaties of uit voorzorg, en

(2) 

mogen 's nachts opstijgen als er voldoende brandstof en ballast aan boord is voor een landing overdag.

c) 

Vluchtuitvoeringen met hetelucht-luchtschepen vinden plaats volgens hun goedgekeurde VFR-vluchtuitvoeringsbeperkingen en -inlichtingen voor nachtvliegen.

BOP.BAS.190    Gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met ballonnen — Risicobeoordeling en controlelijst

a) 

Alvorens te beginnen met een gespecialiseerde vluchtuitvoering met een ballon, voert de gezagvoerder een risicobeoordeling uit, waarbij hij de complexiteit van de activiteit beoordeelt teneinde de gevaren en bijbehorende risico's van de voorgenomen vluchtuitvoering te bepalen en, indien nodig, risicobeperkende maatregelen te nemen.

b) 

Gespecialiseerde vluchtuitvoeringen vinden plaats in overeenstemming met een controlelijst. De gezagvoerder stelt die controlelijst op en ziet erop toe dat ze passend is voor de gespecialiseerde vluchtuitvoering en de gebruikte ballon, dat ze gebaseerd is op de risicobeoordeling en dat ze rekening houdt met alle voorschriften van dit subdeel. De gezagvoerder en de andere bemanningsleden moeten op elke vlucht toegang hebben tot de controlelijst, voor zover dit relevant is voor de uitvoering van hun taken.

c) 

De gezagvoerder herbekijkt en actualiseert de controlelijst regelmatig, voor zover dit nodig is om op passende wijze rekening te houden met de risicobeoordeling.

Afdeling 3

Prestaties en vluchtuitvoeringsbeperkingen

BOP.BAS.200    Vluchtuitvoeringsbeperkingen

De gezagvoerder ziet erop toe dat de ballon, tijdens elke fase van de vluchtuitvoering, geen enkele van de in het vlieghandboek of gelijkwaardig document(en) vastgestelde grenzen overschrijdt.

BOP.BAS.205    Weging

a) 

De weging van de ballon wordt uitgevoerd door de fabrikant van de ballon, of overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1321/2014.

b) 

De exploitant ziet erop toe dat de massa van de ballon vóór de eerste ingebruikname door een effectieve weging is bepaald. De gezamenlijke effecten van modificaties en reparaties op de massa dienen in rekening te worden gebracht en goed te worden gedocumenteerd. Deze informatie wordt ter beschikking van de gezagvoerder gesteld. Ballonnen moeten opnieuw worden gewogen indien de gevolgen van modificaties of reparaties voor de massa niet gekend zijn.

BOP.BAS.210    Prestaties — Algemeen

De gezagvoerder verricht alleen vluchtuitvoeringen met de ballon als de prestaties van de ballon volstaan om te voldoen aan de voorschriften van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 en alle andere beperkingen die van toepassing zijn op de vlucht, het luchtruim of de gebruikte vluchtuitvoeringslocaties, en ziet erop toe dat steeds de meest recente beschikbare uitgave van kaarten wordt gebruikt.

Afdeling 4

Instrumenten en apparatuur

BOP.BAS.300    Instrumenten en apparatuur — Algemeen

a) 

De uit hoofde van deze afdeling vereiste instrumenten en apparatuur worden goedgekeurd overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012, voor zover een van de volgende voorwaarden is vervuld:

(1) 

ze worden gebruikt om te voldoen aan BOP.BAS.355 en BOP.BAS.360;

(2) 

ze zijn permanent geïnstalleerd in de ballon.

b) 

Bij wijze van uitzondering op punt a) is voor de volgende instrumenten of apparatuur, indien vereist uit hoofde van deze afdeling, geen goedkeuring nodig:

(1) 

instrumenten of apparatuur die door de cockpitbemanning worden gebruikt om het vliegpad te bepalen;

(2) 

onafhankelijk werkende draagbare lampen;

(3) 

een nauwkeurig uurwerk;

(4) 

verbandtrommels voor eerste hulp bij ongevallen;

(5) 

overlevings- en noodsignaalapparatuur;

(6) 

apparatuur voor de opslag en toediening van aanvullende zuurstof;

(7) 

alternatieve ontstekingsbron;

(8) 

blusdeken of brandvrij deken;

(9) 

handbrandblusapparaat;

(10) 

vallijn;

(11) 

mes.

▼M1

c) 

Instrumenten en apparatuur die niet uit hoofde van deze afdeling zijn vereist en alle andere uitrusting die niet uit hoofde van deze bijlage is vereist, maar die wel aan boord van een ballon wordt meegenomen tijdens een vlucht, moeten aan de volgende twee voorwaarden voldoen:

1) 

de informatie die door die instrumenten of apparatuur wordt verstrekt, mag door de cockpitbemanning niet worden gebruikt om te voldoen aan de in bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1139 uiteengezette essentiële eisen voor luchtwaardigheid;

2) 

de instrumenten en apparatuur mogen geen nadelige invloed hebben op de luchtwaardigheid van de ballon, ook niet bij defect of storing.

▼B

d) 

De instrumenten en apparatuur moeten gemakkelijk en snel bedienbaar of bereikbaar zijn vanaf de post die is toegewezen aan het bemanningslid dat die instrumenten of uitrusting moet gebruiken.

e) 

Alle vereiste nooduitrusting moet gemakkelijk bereikbaar zijn voor direct gebruik.

BOP.BAS.305    Minimuminstrumenten en -apparatuur voor de vlucht

Een ballonvlucht mag niet van start gaan als een van de voor de voor de geplande ballonvlucht vereisten instrumenten of apparaten ontbreken, buiten werking zijn of niet over de vereiste functies beschikken.

BOP.BAS.310    Vluchtuitvoeringslichten

Ballonnen waarmee nachtvluchten worden uitgevoerd, worden uitgerust met elk van de volgende:

a) 

een antibotsingslicht;

b) 

een systeem dat zorgt voor voldoende verlichting van alle instrumenten en apparatuur die essentieel zijn voor veilige vluchtuitvoeringen met de ballon;

c) 

een onafhankelijk werkende, draagbare lamp.

BOP.BAS.315    vlieg- en navigatie-instrumenten en -apparatuur

Ballonnen waarmee overdag vluchtuitvoeringen volgens vliegvoorschriften worden verricht, worden uitgerust met elk van de volgende:

a) 

een middel om weer te geven in welke richting de ballon zweeft;

b) 

een middel om de volgende parameters te meten en weer te geven:

(1) 

de tijd in uren, minuten en seconden;

(2) 

de verticale snelheid, voor zover vereist uit hoofde van het vlieghandboek, en

(3) 

de drukhoogte, voor zover vereist uit hoofde van het vlieghandboek of de luchtruimvoorschriften, of wanneer de hoogte gekend moet zijn met het oog op het gebruik van zuurstof.

BOP.BAS.320    Retentiesystemen

Ballonnen worden uitgerust met een retentiesysteem voor de gezagvoerder wanneer de ballon is uitgerust met een van de volgende:

a) 

een afzonderlijk compartiment voor de gezagvoerder;

b) 

draaiklep(pen).

BOP.BAS.325    Aanvullende zuurstof

Ballonnen waarmee vluchten worden uitgevoerd op een hoogte die zuurstofvoorziening vereist overeenkomstig BOP.BAS.180, worden uitgerust met zuurstofapparatuur waarmee de vereiste zuurstofvoorraden kunnen worden opgeslagen en toegediend.

BOP.BAS.330    Verbandtrommels voor eerste hulp bij ongevallen

(a) 

Ballonnen worden uitgerust met een verbandtrommel voor eerste hulp bij ongevallen.

(b) 

De verbandtrommel moet:

(1) 

gemakkelijk en snel bereikbaar zijn voor gebruik, en

(2) 

na gebruik worden aangevuld.

BOP.BAS.335    Handbrandblussers

Met uitzondering van gasballonnen worden alle ballonnen uitgerust met ten minste één handbrandblusser.

BOP.BAS.340    Levensreddende uitrusting en apparatuur voor noodsignalen — Vluchten boven water

De gezagvoerder van een ballon waarmee vluchten boven water worden uitgevoerd, schat vóór het begin van de vlucht in hoe groot de levensbedreigende risico's voor de personen in de ballon zouden zijn in geval van een noodlanding op het water. Op basis van die risico's bepaalt hij of zij of het noodzakelijk is levensreddende uitrusting en apparatuur voor noodsignalen en mee te nemen.

BOP.BAS.345    Levensreddende uitrusting en apparatuur voor noodsignalen — Moeilijkheden bij opsporing en redding

Ballonnen waarmee vluchten worden uitgevoerd boven gebieden waar opsporing en redding bijzonder moeilijk zouden zijn, worden uitgerust met levensreddende uitrusting en apparatuur voor noodsignalen die passend zijn voor het gebied waarboven de vlucht plaatsvindt.

BOP.BAS.350    Overige apparatuur

(a) 

Ballonnen worden uitgerust met beschermende handschoenen voor elk bemanningslid.

(b) 

Gemengde ballonnen, heteluchtballonnen en hetelucht-luchtschepen worden uitgerust met elk van de volgende:

(1) 

een alternatieve en onafhankelijke ontstekingsbron;

(2) 

een middel om de brandstofvoorraad te meten en weer te geven;

(3) 

een blusdeken of brandvrij deken;

(4) 

een vallijn met een lengte van ten minste 25 m.

(c) 

Gasballonnen worden uitgerust met elk van de volgende:

(1) 

een mes;

(2) 

een sleepkabel met een lengte van ten minste 20 m, gemaakt van natuurlijke vezels of elektrostatisch geleidend materiaal.

BOP.BAS.355    Radiocommunicatieapparatuur

a) 

Ballonnen moeten zijn uitgerust met radiocommunicatieapparatuur om de communicatie mogelijk te maken die vereist is uit hoofde van aanhangsel 4 bij de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 en, als de vlucht in het luchtruim van een derde land plaatsvindt, uit hoofde van de wetgeving van dat derde land.

b) 

De radiocommunicatieapparatuur dient communicatie op de noodfrequentie voor luchtvaartradioverkeer (121,5 MHz) mogelijk te maken.

BOP.BAS.360    Transponder

Ballonnen moeten zijn uitgerust met een transponder voor de secundaire surveillanceradar (SSR), die over alle mogelijkheden beschikt die vereist zijn uit hoofde van punt b) van SERA.6005 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 en, als de vlucht in het luchtruim van een derde land plaatsvindt, uit hoofde van de wetgeving van dat derde land.

SUBDEEL ADD

AANVULLENDE VOORSCHRIFTEN VOOR COMMERCIËLE VLUCHTUITVOERINGEN

Afdeling 1

Algemene organisatievoorschriften

BOP.ADD.001    Toepassingsgebied

Overeenkomstig artikel 3 zijn in dit subdeel de voorschriften vastgesteld waaraan, naast de voorschriften van subdeel BAS, moet worden voldaan door elke exploitant van commerciële vluchtuitvoeringen met ballonnen, met uitzondering van de exploitanten die vermeld zijn in de laatste alinea van artikel 3, lid 2.

BOP.ADD.005    Verantwoordelijkheden van de exploitant

▼M1

a) 

De exploitant is verantwoordelijk voor de vluchtuitvoeringen met de ballon overeenkomstig de essentiële eisen van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139, de eisen van dit subdeel en zijn verklaring.

▼B

b) 

Iedere vlucht wordt uitgevoerd volgens de bepalingen van het vluchthandboek.

c) 

De exploitant zorgt ervoor dat de uitrusting van de ballon en de kwalificaties van alle bemanningsleden voldoen aan de voorschriften voor het desbetreffende gebied en type vluchtuitvoering.

d) 

De exploitant ziet erop toe dat alle bemanningsleden die worden ingezet voor of rechtstreeks betrokken zijn bij vluchtuitvoeringen aan elke van de onderstaande voorwaarden voldoen:

(1) 

ze hebben een passende opleiding en passende instructies ontvangen;

(2) 

ze zijn op de hoogte van de regels en procedures die relevant zijn voor hun taken;

(3) 

ze hebben aangetoond te beschikken over de vaardigheden die nodig zijn voor hun taken;

(4) 

ze zijn zich bewust van hun verantwoordelijkheden en het verband tussen hun taken en de algehele vluchtuitvoering met de ballon.

e) 

De exploitant stelt procedures en instructies op voor veilige vluchtuitvoeringen met elk type ballon; deze bevatten de taken en verantwoordelijkheden van de bemanningsleden voor alle types vluchtuitvoeringen. Deze procedures en instructies mogen van de bemanningsleden niet vereisen dat zij tijdens kritieke vluchtfasen andere werkzaamheden verrichten dan die welke noodzakelijk zijn voor de veilige vluchtuitvoering met de ballon.

f) 

De exploitant zorgt ervoor dat de bemanningsleden en het personeel die betrokken zijn bij de vluchtuitvoering met de ballon onder toezicht staan van personen met passende ervaring en vaardigheden, teneinde te garanderen dat de in het vluchthandboek vastgesteld normen worden gehaald.

g) 

De exploitant ziet erop toe dat alle bemanningsleden en personeelsleden die betrokken zijn bij de vluchtuitvoering met de ballon erop worden gewezen dat zij de voor de uitvoering van hun taken relevante wetten, regels en procedures moeten naleven van de staten waarin de vluchtuitvoering plaatsvindt.

h) 

De exploitant specificeert vluchtplanningsprocedures voor een veilige vluchtuitvoering op basis van de prestaties van de ballon, overige vluchtuitvoeringsbeperkingen en relevante verwachte omstandigheden op de te volgen route en op de desbetreffende vluchtuitvoeringslocaties. Deze procedures worden in het vluchthandboek opgenomen.

BOP.ADD.010    Kennisgeving van alternatieve wijzen van naleving

Als de exploitant zijn verklaring indient overeenkomstig BOP.ADD.100, moet hij de bevoegde autoriteit in kennis stellen van de lijst van alternatieve wijzen van naleving (AltMoC) als hij voornemens is AltMoC te gebruiken om de naleving aan te tonen, voor zover die vereist is overeenkomstig BOP.BAS.010. Die lijst moet verwijzingen bevatten naar de aanvaardbare wijzen van naleving (AMC) die zij vervangen, in het geval bijbehorende AMC's zijn vastgesteld door het Agentschap.

BOP.ADD.015    Toegang

▼M1

a) 

Om te kunnen nagaan of de essentiële eisen van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 en de eisen van de onderhavige verordening worden nageleefd, verleent de exploitant te allen tijde aan alle door de bevoegde autoriteit gemachtigde personen toegang tot alle faciliteiten, ballonnen, documenten, archieven, gegevens, procedures of al het overige materiaal dat relevant is voor de onder deze verordening vallende activiteit van de exploitant, ongeacht of de activiteit is uitbesteed of niet.

▼B

b) 

Toegang tot de ballon omvat, in het geval van commerciële passagiersvluchten met ballonnen, de mogelijkheid om in de ballon te stappen en er te blijven tijdens nachtvluchten, tenzij dit de vlucht in gevaar zou brengen.

BOP.ADD.020    Bevindingen

Na ontvangst van de kennisgeving van bevindingen die door de bevoegde autoriteiten zijn gedaan overeenkomstig ARO.GEN.350, ARO.GEN.355 en ARO.GEN.360 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 965/2012, doet de exploitant al het volgende:

a) 

de onderliggende oorzaak van de niet-naleving identificeren;

b) 

een corrigerend actieplan opstellen;

c) 

de tenuitvoerlegging van het corrigerend actieplan binnen de door de bevoegde autoriteit gespecificeerde termijn aantonen aan die autoriteit, overeenkomstig ARO.GEN.350 van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 965/2012.

BOP.ADD.025    Melding van voorvallen

a) 

Als onderdeel van zijn managementsysteem past de exploitant een regeling voor de melding van voorvallen toe, welke voorziet in verplichte en vrijwillige rapportering overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 7 ).

b) 

Onverminderd punt a) meldt de exploitant alle storingen, technische defecten, overschrijdingen van technische beperkingen of voorvallen die erop wijzen dat de overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 opgestelde informatie onnauwkeurig, onvolledig of dubbelzinnig is en alle andere voorvallen die een incident zijn, maar geen ongeval of ernstig incident, aan de bevoegde autoriteit en de organisatie die verantwoordelijk is voor het ontwerp van de ballon.

c) 

De exploitant neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat gezagvoerder, alle andere bemanningsleden en alle personeel artikel 9 van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad ( 8 ) naleven met betrekking tot alle ernstige incidenten of ongevallen die verband houden met vluchtuitvoeringen met een ballon.

BOP.ADD.030    Managementsysteem

a) 

De exploitant zorgt voor de opstelling, toepassing en actualisering van een managementsysteem dat elk van de volgende omvat:

(1) 

duidelijk gedefinieerde verantwoordelijkheden en verantwoordingsplicht doorheen de volledige organisatie van de exploitant, waaronder een rechtstreekse verantwoordingsplicht van de verantwoordelijke manager met betrekking tot de veiligheid;

(2) 

een beschrijving van de algemene filosofieën en beginselen van de exploitant met betrekking tot veiligheid, ook „het veiligheidsbeleid” genoemd;

(3) 

de vaststelling van risico's voor de luchtvaartveiligheid die de activiteiten van de exploitant met zich meebrengen, de beoordeling ervan en het beheer van bijbehorende risico's, onder meer door risicobeperkende maatregelen te nemen, voor zover nodig, en de effectiviteit van die maatregelen te controleren;

(4) 

de instandhouding van het opleidings- en bekwaamheidsniveau van het personeel met het oog op de uitvoering van hun taken;

(5) 

documentatie van alle essentiële processen van het managementsysteem, waaronder een proces om het personeel bewust te maken van hun verantwoordelijkheden en de procedure voor de wijziging van die documentatie;

(6) 

een functie waarmee toezicht wordt gehouden op de naleving van de voorschriften van deze bijlage door de exploitant. Het toezicht op de naleving dient een systeem voor terugkoppeling van bevindingen naar de verantwoordelijke manager te omvatten, teneinde te garanderen dat corrigerende acties, voor zover nodig, effectief ten uitvoer worden gelegd;

(7) 

het proces dat nodig is om de naleving van de voorschriften van de artikelen 4, 5, 6 en 13 van Verordening (EU) nr. 376/2014 te garanderen.

b) 

Het managementsysteem moet overeenstemmen met de omvang van de exploitant en de aard en complexiteit van zijn activiteiten, waarbij rekening wordt gehouden met de gevaren en bijbehorende risico's van deze activiteiten.

▼M1

BOP.ADD.035    Uitbestede activiteiten

Als de exploitant een deel van de onder het toepassingsgebied van deze verordening vallende activiteiten uitbesteedt, draagt hij de verantwoordelijkheid om te garanderen dat de organisatie waaraan de taken worden uitbesteed, de activiteiten uitvoert overeenkomstig de essentiële eisen van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 en de eisen van de onderhavige verordening. De exploitant ziet er ook op toe dat de bevoegde autoriteit toegang krijgt tot de organisatie waaraan de taken worden uitbesteed, zodat kan worden vastgesteld of de exploitant die eisen naleeft.

▼B

BOP.ADD.040    Personeelsvoorschriften

▼M1

a) 

De exploitant stelt een verantwoordelijke manager aan die de bevoegdheid heeft ervoor te zorgen dat alle activiteiten die onder het toepassingsgebied van de onderhavige verordening vallen, kunnen worden gefinancierd en uitgevoerd overeenkomstig de essentiële eisen van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 en de eisen van de onderhavige verordening. De manager is verantwoordelijk voor het vaststellen en onderhouden van een effectief managementsysteem.

▼B

b) 

De exploitant moet:

(1) 

de verantwoordelijkheden van zijn personeel vaststellen voor alle taken en activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

(2) 

over voldoende gekwalificeerd personeel beschikken om die taken en activiteiten uit te voeren, en

(3) 

passende gegevens bijhouden met betrekking tot de ervaring, kwalificaties en opleiding van zijn personeel.

c) 

De exploitant benoemt één of meer personen die verantwoordelijk zijn voor het management van en het toezicht op de volgende gebieden:

(1) 

vluchtuitvoeringen;

(2) 

activiteiten op de grond;

(3) 

permanente luchtwaardigheid, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1321/2014.

▼M1

BOP.ADD.045    Voorschriften voor faciliteiten

De exploitant moet beschikken over toereikende faciliteiten voor de uitvoering en het beheer van alle taken en activiteiten die nodig zijn om de in bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 vastgestelde essentiële eisen en de eisen van de onderhavige verordening na te leven.

▼B

Afdeling 2

Verklaring, luchtwaardigheid en wet- en dry-lease

BOP.ADD.100    Verklaring

▼M1

a) 

In de in artikel 3, lid 2, tweede alinea, bedoelde verklaring bevestigt de exploitant dat hij alle in bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 vastgestelde essentiële eisen en de eisen van de onderhavige verordening naleeft en zal blijven naleven.

▼B

b) 

De exploitant neemt al de volgende informatie op in de verklaring:

(1) 

de naam van de exploitant;

(2) 

de plaats van de hoofdvestiging van de exploitant;

(3) 

de naam en contactgegevens van de verantwoordelijke manager van de exploitant;

(4) 

de begindatum van de commerciële vluchtuitvoering en, voor zover relevant, datum waarop de wijziging van een bestaande commerciële vluchtuitvoering in werking treedt;

(5) 

voor alle ballonnen die voor commerciële vluchtuitvoeringen worden gebruikt: het type ballon, de registratie, de belangrijkste basis, het type vluchtuitvoering en de organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid.

c) 

Voor zover van toepassing hecht de exploitant de lijst van alternatieve wijzen van naleving (AltMoC), overeenkomstig BOP.ADD.010, als bijlage aan de verklaring.

d) 

De exploitant gebruikt het als aanhangsel bij deze bijlage gevoegde formulier om de verklaring op te stellen.

BOP.ADD.105    Wijzigingen van de verklaring en stopzetting van commerciële vluchtuitvoeringen

▼M1

a) 

De exploitant stelt de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van alle wijzigingen van omstandigheden die gevolgen hebben voor zijn naleving van de in bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 vastgestelde essentiële eisen en de eisen van de onderhavige verordening, zoals vermeld in de verklaring aan de bevoegde autoriteit, en van alle wijzigingen met betrekking tot de in BOP.ADD.100, onder b), bedoelde informatie en de in BOP.ADD.100, onder c), bedoelde lijst van AltMoC, zoals opgenomen in de verklaring of als bijlage bij die verklaring gevoegd.

▼B

b) 

De exploitant stelt de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis wanneer hij geen commerciële vluchtuitvoeringen met ballonnen meer verricht.

BOP.ADD.110    Luchtwaardigheidsvoorschriften

Ballonnen hebben een bewijs van luchtwaardigheid dat is afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012 of vormen, in het geval van ballonnen die in een derde land zijn geregistreerd, het voorwerp van een wetlease- of dryleaseovereenkomst overeenkomstig BOP.ADD.115.

BOP.ADD.115    Wetlease en drylease van een ballon die in een derde land is geregistreerd

a) 

De exploitant stelt de bevoegde autoriteit in kennis van alle wetlease- of dryleaseovereenkomsten met betrekking tot een ballon die in een derde land is geregistreerd.

b) 

Als een wetleaseovereenkomst is afgesloten voor een in een derde land geregistreerde ballon, ziet de exploitant erop toe dat het veiligheidsniveau dat voortvloeit uit de toepassing van de veiligheidsnormen met betrekking tot permanente luchtwaardigheid en vluchtuitvoering die van toepassing zijn op de exploitant uit een derde land, minstens gelijkwaardig is aan het veiligheidsniveau dat voortvloeit uit de toepassing van de voorschriften van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 en van de onderhavige verordening.

▼M1

c) 

Als een in een derde land geregistreerde ballon het voorwerp vormt van een dryleaseovereenkomst, ziet de exploitant van die ballon erop toe dat de in de bijlagen II en V bij Verordening (EU) 2018/1139 uiteengezette essentiële eisen met betrekking tot permanente luchtwaardigheid en de eisen van de onderhavige verordening worden nageleefd.

▼B

Afdeling 3

Handboeken en bewaarde gegevens

BOP.ADD.200    Vluchthandboek

a) 

De exploitant stelt een vluchthandboek op.

b) 

De inhoud van het vluchthandboek vormt een weergave van de in deze bijlage uiteengezette voorschriften en mag niet in strijd zijn met de informatie in de verklaring van de exploitant.

c) 

Het vluchthandboek kan uit afzonderlijke delen bestaan.

d) 

Alle personeelsleden van de exploitant moeten gemakkelijk toegang hebben tot de delen van het vluchthandboek die relevant zijn voor hun taken.

e) 

Het vluchthandboek moet up-to-date worden gehouden. Alle personeelsleden van de exploitant moeten worden gewezen op wijzigingen van het vluchthandboek die relevant zijn voor hun taken.

f) 

De exploitant zorgt ervoor dat alle informatie die als basis voor de inhoud van het vluchthandboek is gebruikt en alle wijzigingen daarvan correct worden weergegeven in het vluchthandboek.

g) 

De exploitant zorgt ervoor dat alle personeelsleden de taal begrijpen waarin de delen van het vluchthandboek die relevant zijn voor hun taken, zijn geschreven. De inhoud van het vluchthandboek wordt gepresenteerd in een vorm die zonder problemen kan worden gebruikt.

BOP.ADD.205    Bewaren van gegevens

a) 

De exploitant stelt een systeem voor het bewaren van gegevens op, dat passende archivering en betrouwbare opspoorbaarheid van zijn activiteiten mogelijk maakt.

b) 

Het formaat van de bewaarde gegevens wordt beschreven in de procedures of handboeken van de exploitant.

Afdeling 4

Cockpitbemanning

BOP.ADD.300    Samenstelling van de cockpitbemanning

a) 

De samenstelling van de cockpitbemanning beantwoordt minstens aan de voorschriften van het vluchthandboek of de vluchtuitvoeringsbeperkingen van de ballon.

b) 

Indien het type vluchtuitvoering dit vereist, worden extra bemanningsleden aan de cockpitbemanning toegevoegd. Het aantal cockpitbemanningsleden mag niet lager zijn dan het in het vluchthandboek voorgeschreven aantal.

▼M1

c) 

Alle cockpitbemanningsleden beschikken over een bewijs van bevoegdheid en bevoegdverklaringen die zijn afgegeven of aanvaard in overeenstemming met bijlage III bij de onderhavige verordening en die passend zijn voor de hun toegewezen taken.

▼B

d) 

Cockpitbemanningsleden mogen tijdens de vlucht bij de uitvoering van hun taken als bestuurder worden afgelost door een ander voldoende gekwalificeerd cockpitbemanningslid.

▼M1

e) 

Als de exploitant een beroep doet op de diensten van cockpitbemanningsleden die op freelance- of parttimebasis werken, gaat hij na of elk van de volgende voorschriften is nageleefd:

1) 

de voorschriften van dit subdeel;

2) 

bijlage III bij deze verordening, met inbegrip van de eisen inzake recente ervaring;

3) 

de vlieg- en diensttijdbeperkingen en rustverplichtingen overeenkomstig de nationale wetgeving van de lidstaat waar de hoofdvestiging van de exploitant gelegen is, rekening houdende met alle diensten die door het cockpitbemanningslid aan andere exploitanten worden verleend.

▼B

BOP.ADD.305    Aanwijzing als gezagvoerder

a) 

De exploitant wijst één piloot onder zijn cockpitbemanningsleden aan als gezagvoerder.

▼M1

b) 

De exploitant wijst een piloot alleen als gezagvoerder aan als die persoon:

1) 

gekwalificeerd is om als gezagvoerder op te treden overeenkomstig bijlage III bij deze verordening;

2) 

beschikt over het minimale ervaringsniveau zoals gespecificeerd in het vluchthandboek, en

3) 

over passende kennis beschikt van het gebied waarin wordt gevlogen.

BOP.ADD.310    Opleiding en controle

Alle uit hoofde van BOP.ADD.315 vereiste opleiding en controle van cockpitbemanningsleden gebeurt:

a) 

overeenkomstig de opleidingsprogramma’s en syllabi die door de exploitant zijn vastgesteld in het vluchthandboek;

b) 

door passend gekwalificeerde personen en, wat vliegopleiding en ‐controles betreft, door personen die zijn gekwalificeerd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.

▼B

BOP.ADD.315    Periodieke opleiding en controle

a) 

Elke cockpitbemanningslid voltooit om de twee jaar een periodieke opleiding in de lucht en op de grond die relevant is voor de klasse van ballonnen waarmee hij of zij vluchten uitvoert, met inbegrip van opleiding betreffende de locatie en het gebruik van de nood- en veiligheidsuitrusting aan boord.

b) 

Elk cockpitbemanningslid dient vaardigheidscontroles van de exploitant te ondergaan om aan te tonen dat hij of zij over de vaardigheden voor het uitvoeren van normale, abnormale en noodprocedures beschikt. Deze controles hebben betrekking op de relevante aspecten die verband houden met de gespecialiseerde taken die in het vluchthandboek worden beschreven. Bij het uitvoeren van deze controles wordt rekening gehouden met bemanningsleden die nachtvluchten volgens VFR uitvoeren.

c) 

De vaardigheidscontroles van de exploitant zijn geldig voor 24 kalendermaanden, beginnende vanaf het einde van de maand waarin de controle werd uitgevoerd of, in het geval de controle in de laatste drie maanden van de geldigheidsduur van de vorige controle wordt uitgevoerd, vanaf de laatste dag van de geldigheidsperiode van die vorige controle.

Afdeling 5

Algemene vluchtuitvoeringsvoorschriften

BOP.ADD.400    Verantwoordelijkheden van de gezagvoerder

De gezagvoerder dient te voldoen aan elk van de volgende:

a) 

de relevante voorschriften van de in BOP.ADD.025 bedoelde regeling voor de melding van voorvallen;

b) 

alle vlucht- en diensttijdbeperkingen en rustverplichtingen die van toepassing zijn op zijn of haar activiteiten overeenkomstig de nationale wetgeving van de lidstaat waar de hoofdvestiging van de exploitant is gelegen.

BOP.ADD.405    Bevoegdheid van de gezagvoerder

Onverminderd BOP.BAS.035 neemt de exploitant alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat alle in de ballon vervoerde personen gehoor geven aan alle rechtmatige bevelen die door de gezagvoerder worden gegeven met het oog op de waarborging van de veiligheid van de ballon, van alle daarin vervoerde personen of eigendommen of van personen of eigendommen op de grond.

BOP.ADD.410    Extra ballonbemanningslid

Als een ballon meer dan 19 passagiers vervoert, bevindt zich, naast de uit hoofde van punten a) en b) van BOP.ADD.300 vereiste bemanningsleden, minstens één extra bemanningslid aan boord van de ballon om de passagiers bij te staan in noodgevallen. Dat extra bemanningslid moet voldoende ervaren en opgeleid zijn.

BOP.ADD.415    Geschiktheid voor diepzeeduiken en bloeddonaties

Bemanningsleden mogen geen taken aan boord van de ballon verrichten als hun geschiktheid verminderd is ten gevolge van diepzeeduiken of bloeddonaties.

BOP.ADD.420    Gemeenschappelijke taal

De exploitant ziet erop toe dat alle bemanningsleden met elkaar kunnen communiceren in een gemeenschappelijke taal.

BOP.ADD.425    Psychoactieve stoffen

De exploitant neemt alle redelijke maatregelen om te garanderen dat iemand die onder invloed is van psychoactieve stoffen geen toegang krijgt tot de ballon of zich niet in de ballon kan bevinden als de aanwezigheid van deze persoon waarschijnlijk de veiligheid van de ballon of van de daarin vervoerde personen of eigendommen of van personen of eigendommen op de grond in gevaar zal brengen.

BOP.ADD.430    Het veroorzaken van gevaar

De exploitant neemt alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat niemand bewust roekeloos of nalatig handelt of nalaat te handelen, met een van de volgende gevolgen:

a) 

de ballon of personen in de ballon of op de grond worden in gevaar gebracht;

b) 

de ballon brengt personen of eigendommen in gevaar of kan ze in gevaar brengen.

BOP.ADD.435    Mee te nemen documenten, handleidingen en informatie

a) 

Op elke vlucht wordt het origineel of een kopie van al de volgende documenten, handleidingen en informatie meegenomen:

(1) 

de verklaring van de exploitant;

(2) 

informatie over opsporings- en reddingsdiensten in het gebied van de geplande vlucht;

(3) 

het vliegplan.

b) 

Het origineel van alle volgende documenten, handleidingen en informatie wordt op een veilige plaats opgeborgen tijdens de vlucht, niet aan boord van de ballon:

(1) 

de onder a) bedoelde documenten, handleidingen en informatie, als kopieën daarvan tijdens de vlucht worden meegenomen aan boord van de ballon;

(2) 

de delen van het vluchthandboek of de standaardprocedures voor vluchtuitvoering die relevant zijn voor de taken van de bemanningsleden, welke voor hen eenvoudig toegankelijk moeten zijn;

(3) 

de passagierslijsten, wanneer passagiers worden vervoerd;

(4) 

de in punt c) van BOP.ADD.600 bedoelde massadocumentatie.

c) 

Indien de bevoegde autoriteit daarom vraagt, stelt de gezagvoerder of de exploitant de originele documenten, handleidingen en informatie binnen de door de bevoegde autoriteit gespecificeerde termijn, die niet minder dan 24 uur mag bedragen, ter beschikking van die autoriteit.

BOP.ADD.440    Gevaarlijke goederen

De exploitant moet:

a) 

procedures opstellen om te garanderen dat alle redelijke maatregelen worden genomen om te voorkomen dat gevaarlijke goederen onbedoeld worden vervoerd aan boord van de ballon, en

b) 

de nodige informatie verstrekken aan de bemanningsleden, zodat zij op passende wijze hun taken kunnen uitvoeren met betrekking tot gevaarlijke goederen die aan boord van de ballon worden vervoerd of bestemd zijn om aan boord van de ballon te worden vervoerd.

Afdeling 6

Vluchtuitvoeringsprocedures

BOP.ADD.500    Brandstof- of ballastberekeningen

De exploitant ziet erop toe dat de berekeningen met betrekking tot reservebrandstof of ballast worden gedocumenteerd in een vliegplan.

BOP.ADD.505    Vervoer van speciale categorieën passagiers

De exploitant stelt procedures op voor het vervoer van personen die bijzondere omstandigheden, bijstand of apparaten nodig hebben wanneer zij meevliegen aan boord van een ballon, onder omstandigheden waarin de veiligheid van de ballon en van alle daarin vervoerde personen en eigendommen is gegarandeerd.

BOP.ADD.510    Commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met ballonnen — Standaardvluchtuitvoeringsprocedures

Onverminderd BOP.BAS.190:

a) 

Alvorens te beginnen met een commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoering met een ballon, voert de gezagvoerder een risicobeoordeling uit, waarbij hij de complexiteit van de geplande vluchtuitvoering beoordeelt om de gevaren en bijbehorende risico's van de vluchtuitvoering te bepalen en, indien nodig, risicobeperkende maatregelen te nemen.

b) 

Aan de hand van de risicoanalyse stelt de exploitant, alvorens te beginnen met de commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoering met de ballon, standaardvluchtuitvoeringsprocedures op die passend zijn voor de geplande vluchtuitvoering en de gebruikte ballon. Deze standaardvluchtuitvoeringsprocedures maken deel uit van de het vluchthandboek of worden vastgesteld in een afzonderlijk document. De gezagvoerder herbekijkt en actualiseert regelmatig de standaardvluchtuitvoeringsprocedures, voor zover dit nodig is om op passende wijze rekening te houden met de risicobeoordeling.

c) 

De exploitant ziet erop toe dat de commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met de ballon worden uitgevoerd overeenkomstig de standaardprocedures voor vluchtuitvoering.

Afdeling 7

Prestaties en vluchtuitvoeringsbeperkingen

BOP.ADD.600    Systeem voor het bepalen van de massa

a) 

De exploitant stelt een systeem op waarin gespecificeerd is hoe al de volgende punten nauwkeurig worden bepaald voor elke vlucht, zodat de gezagvoerder kan controleren of de beperkingen van het vluchthandboek zijn nageleefd:

(1) 

de lege massa van de ballon;

(2) 

de massa van de verkeerslading;

(3) 

de massa van de brandstof- of ballastlading;

(4) 

de startmassa;

(5) 

de lading van de ballon onder toezicht van de gezagvoerder of bevoegd personeel;

(6) 

de opstelling en indiening van alle documentatie.

b) 

De gezagvoerder dient de massabepaling op basis van elektronische berekeningen te kunnen herhalen.

c) 

De massadocumentatie, waarin de onder a) vermelde punten zijn gespecificeerd, wordt voorafgaand aan iedere vlucht opgesteld en in een vliegplan gedocumenteerd.

▼M1




Aanhangsel



VERKLARING

overeenkomstig Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie

Exploitant

Naam:

Plaats van de hoofdvestiging van de exploitant:

Naam en contactgegevens van de verantwoordelijke manager:

Vluchtuitvoering met ballonnen

Begindatum van de commerciële vluchtuitvoering en, voor zover relevant, datum waarop de bestaande commerciële vluchtuitvoering is gewijzigd.

Informatie over de gebruikte ballon(nen), de commerciële vluchtuitvoering(en) en het beheer van de permanente luchtwaardigheid: (1)

Type ballon

Registratie van de ballon

Hoofdbasis

Soort(en) vluchtuitvoering (2)

Organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid (3)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Voor zover van toepassing, de lijst van AltMoC’s, met verwijzing naar de bijbehorende AMC’s (bijlage bij deze verklaring):

Verklaringen

□De exploitant voldoet en zal blijven voldoen aan de essentiële eisen van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 en aan de eisen van Verordening (EU) 2018/395.

De exploitant verricht met name zijn commerciële activiteiten overeenkomstig de volgende eisen van subdeel ADD van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/395:

□De documentatie van het managementsysteem, met inbegrip van het vluchthandboek, voldoet aan de eisen van subdeel ADD en alle vluchten worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het vluchthandboek, zoals vereist bij punt BOP.ADD.005, onder b), van subdeel ADD.

□Alle ballonnen waarmee vluchten worden uitgevoerd hebben een luchtwaardigheidscertificaat dat is afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012 of voldoen aan de specifieke luchtwaardigheidsvoorschriften die van toepassing zijn op in een derde land geregistreerde ballonnen waarvoor een wetlease- of dryleaseovereenkomst is gesloten, zoals vereist bij de punten BOP.ADD.110 en BOP.ADD.115, onder b) en c), van subdeel ADD.

□Alle cockpitbemanningsleden beschikken over een bewijs van bevoegdheid en bevoegdverklaringen die zijn afgegeven of aanvaard overeenkomstig bijlage III bij Verordening (EU) 2018/395, zoals vereist bij punt BOP.ADD.300, onder c), van subdeel ADD.

□De exploitant stelt de bevoegde autoriteit in kennis van alle wijzigingen van omstandigheden die gevolgen hebben voor zijn naleving van de in bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 vastgestelde essentiële eisen en de eisen van Verordening (EU) 2018/395 zoals vermeld in deze verklaring aan de bevoegde autoriteit, en van alle wijzigingen van de informatie en AltMoC-lijsten die zijn opgenomen in deze verklaring of er als bijlage aan zijn toegevoegd, zoals vereist bij punt BOP.ADD.105, onder a), van subdeel ADD.

□De exploitant bevestigt dat alle informatie in deze verklaring, met inbegrip van de bijlagen, volledig en correct is.

Datum, naam en handtekening van de verantwoordelijke manager

(1)   

Vul de tabel in. Als er onvoldoende ruimte is om de informatie in te vullen, voeg dan een afzonderlijke bijlage toe. De bijlage moet worden gedateerd en ondertekend.

(2)   

„Type(s) vluchtuitvoering(en)” verwijst naar het type commerciële vluchtuitvoering dat met de ballon wordt verricht.

(3)   

De informatie over de organisatie die verantwoordelijk is voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid moet de naam van de organisatie, het adres en de referentie van de goedkeuring omvatten.

▼M1




BIJLAGE III

VOORSCHRIFTEN VOOR BEWIJZEN VAN BEVOEGDHEID ALS BALLONVAARDER

[DEEL‐BFCL]

SUBDEEL GEN

ALGEMENE VOORSCHRIFTEN

BFCL.001 Toepassingsgebied

In deze bijlage zijn de voorschriften vastgelegd voor de afgifte van bewijzen van bevoegdheid als ballonvaarder (BPL) en de bijbehorende bevoegdheden, bevoegdverklaringen en certificaten, en de voorwaarden voor de geldigheid en het gebruik ervan.

BFCL.005 Bevoegde autoriteit

Voor de toepassing van deze bijlage wordt onder bevoegde autoriteit een door de lidstaat aangewezen autoriteit verstaan waar een persoon om de afgifte van een BPL of de bijbehorende bevoegdheden, bevoegdverklaringen of certificaten verzoekt.

BFCL.010 Klassen en groepen van ballonnen

Voor de toepassing van deze bijlage worden ballonnen ingedeeld in de volgende klassen en groepen:

a) 

klasse „heteluchtballon”:

1) 

groep A: capaciteit van de ballon tot 3 400 m3 (120 069 ft3);

2) 

groep B: capaciteit van de ballon tussen 3 401 m3 (120 070 ft3) en 6 000 m3 (211 888 ft3);

3) 

groep C: capaciteit van de ballon tussen 6 001 m3 (211 889 ft3) en 10 500 m3 (370 804 ft3);

4) 

groep D: capaciteit van de ballon meer dan 10 500 m3 (370 804 ft3);

b) 

klasse „gasballon”;

c) 

klasse „gas-luchtballon”;

d) 

klasse „hetelucht-luchtschip”.

BFCL.015 Aanvraag en afgifte, hernieuwde afgifte en verlenging van een BPL en de bijbehorende bevoegdheden, bevoegdverklaringen en certificaten

a) 

Het volgende zal bij de bevoegde autoriteit worden aangevraagd in de vorm en op de wijze die door die bevoegde autoriteit is vastgesteld:

1) 

de afgifte van een BPL en de bijbehorende bevoegdverklaringen;

2) 

de verlenging van de bevoegdheden van een BPL;

3) 

de afgifte van een certificaat van vlieginstructeur (voor ballonnen) („FI(B)”);

4) 

de afgifte, hernieuwde afgifte en verlenging van een certificaat van vliegexaminator (voor ballonnen) („FE(B)”), en

5) 

wijzigingen van het BPL en de bijbehorende bevoegdheden, bevoegdverklaringen en certificaten.

b) 

Een onder a) bedoelde aanvraag gaat vergezeld van het bewijs dat de aanvrager voldoet aan de desbetreffende eisen van deze bijlage en bijlage IV (deel‐MED) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.

c) 

Elke beperking of uitbreiding van de bevoegdheden die worden toegekend door een bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat moet door de bevoegde autoriteit worden vermeld op het bewijs van bevoegdheid of het certificaat.

d) 

Een persoon mag op geen enkel moment houder zijn van meer dan één BPL dat overeenkomstig deze bijlage is afgegeven.

e) 

Houders van een bewijs van bevoegdheid dienen een als onder a) gespecificeerde aanvraag in bij de bevoegde autoriteit die is aangewezen door de lidstaat waarin zijn of haar bewijzen van bevoegdheid zijn afgegeven overeenkomstig deze bijlage (deel‐BFCL) of bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 of bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976, naargelang het geval.

f) 

Een houder van een BPL mag bij de door een andere lidstaat aangewezen bevoegde autoriteit verzoeken om een wijziging van bevoegde autoriteit, maar in dat geval wordt de nieuwe bevoegde autoriteit bevoegd voor alle bewijzen van bevoegdheid waarvan hij houder is.

g) 

Aanvragers verzoeken om de afgifte van een BPL en de bijbehorende bevoegdverklaringen, bevoegdheden en certificaten uiterlijk zes maanden nadat zij de vaardigheidstest of de bekwaamheidsbeoordeling met succes hebben voltooid.

BFCL.030 Praktische vaardigheidstest

Met uitzondering van de vaardigheidstest voor de bevoegdverklaring voor commerciële vluchtuitvoeringen zoals gespecificeerd in BFCL.215, wordt een aanvrager van een vaardigheidstest zodra de opleiding is voltooid, aanbevolen door de ATO of DTO die verantwoordelijk is voor de opleiding van de aanvrager voor de test. De opleidingsgegevens worden door de ATO of DTO ter beschikking van de examinator gesteld.

BFCL.035 Vrijstelling van vliegtijd

Voor een aanvrager van een BPL of een bijbehorende bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat wordt alle vliegtijd tijdens solovluchten, dubbelbesturingsonderricht of als PIC op ballonnen meegeteld als onderdeel van de totale vereiste vliegtijd voor het bewijs van bevoegdheid, de bevoegdheid, de bevoegdverklaring of het certificaat.

BFCL.045 Verplichting om documenten bij zich te hebben en te tonen

a) 

Bij de uitoefening van de bevoegdheden van een BPL moeten de houders elk van de volgende documenten bij zich hebben:

1) 

een geldig BPL;

2) 

een geldig medisch certificaat;

3) 

een persoonlijk identificatiedocument met zijn of haar foto;

4) 

voldoende logboekgegevens waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de eisen van deze bijlage.

b) 

Leerling-piloten moeten tijdens alle solovluchten in het bezit zijn van:

1) 

de onder a), punten 2 en 3, gespecificeerde documenten, en

2) 

een bewijs van de volgens BFCL.125, onder a), vereiste vergunning.

c) 

Houders van een BPL of leerling-piloten moeten op verzoek van een bevoegd vertegenwoordiger van een bevoegde autoriteit onverwijld de onder a) of b) gespecificeerde documenten ter inspectie overhandigen.

BFCL.050 Vastleggen van vliegtijd

Houders van een BPL en leerling-piloten moeten op betrouwbare wijze alle gevlogen vluchten vastleggen in een vorm en op een wijze die door de bevoegde autoriteit zijn bepaald.

BFCL.065 Beperking van bevoegdheden van houders van een BPL die 70 jaar of ouder zijn voor commercieel passagiersvervoer met ballonnen

Een houder van een BPL die de leeftijd van 70 jaar heeft bereikt, mag niet fungeren als een ballonvaarder die betrokken is bij commercieel passagiersvervoer.

BFCL.070 Beperking, schorsing of intrekking van bewijzen van bevoegdheid, bevoegdheden, bevoegdverklaringen en certificaten

a) 

Een BPL en de bijbehorende bevoegdheden, bevoegdverklaringen en certificaten die overeenkomstig deze bijlage zijn afgegeven, kunnen door de bevoegde autoriteit worden beperkt, geschorst of ingetrokken overeenkomstig de voorwaarden en procedures van bijlage VI (deel‐ARA) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 als de houder van het BPL niet voldoet aan de essentiële eisen van bijlage IV bij Verordening (EU) 2018/1139 of aan de eisen van deze bijlage en van bijlage II (deel‐BOP) bij deze verordening of van bijlage IV (deel‐MED) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.

b) 

Houders van een BPL bezorgen het bewijs van bevoegdheid of het certificaat onmiddellijk terug aan de bevoegde autoriteit als hun bewijs van bevoegdheid, bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat is beperkt, geschorst of ingetrokken.

SUBDEEL BPL

BEWIJS VAN BEVOEGDHEID ALS BALLONVAARDER (BPL)

BFCL.115 BPL — Bevoegdheden en voorwaarden

a) 

Houders van een BPL hebben de bevoegdheden om als PIC op te treden op luchtballonnen:

1) 

tijdens niet-commerciële vluchtuitvoeringen zonder vergoeding;

2) 

tijdens commerciële vluchtvergoedingen als hij of zij houder is van een bevoegdverklaring voor commerciële vluchtuitvoeringen overeenkomstig BFCL.215 van subdeel ADD van deze bijlage.

b) 

Bij wijze van afwijking van het bepaalde onder a), punt 1, mag een houder van een BPL die bevoegdheden als instructeur of examinator heeft, een vergoeding ontvangen voor:

1) 

het geven van vlieginstructie voor een BPL;

2) 

het afnemen van vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor een BPL;

3) 

de opleiding, toetsing en beoordeling met betrekking tot de bevoegdheden, bevoegdverklaringen en certificaten die bij een BPL horen.

c) 

Houders van een BPL mogen BPL-bevoegdheden alleen uitoefenen als zij voldoen aan de toepasselijke eisen inzake recentheid en als zij beschikken over een geldig medisch certificaat dat past bij de uitgeoefende bevoegdheden.

BFCL.120 BPL — Minimumleeftijd

Een aanvrager van een BPL moet ten minste 16 jaar oud zijn.

BFCL.125 BPL — Leerling-piloot

a) 

Een leerling-piloot mag niet solo vliegen, tenzij dat is toegestaan door en gebeurt onder toezicht van een vlieginstructeur voor ballonnen (FI(B)).

b) 

Leerling-piloten moeten ten minste 14 jaar oud zijn om op solovluchten te worden toegelaten.

BFCL.130 BPL — Opleidingscursus en ervaringseisen

Een aanvrager van een BPL moet een opleidingscursus voltooien aan een ATO of DTO. De cursus moet zijn aangepast aan de gewenste bevoegdheden en bevat:

a) 

theoretische kennis als gespecificeerd in BFCL.135, onder a);

b) 

ten minste 16 uur vlieginstructie in een heteluchtballon uit groep A van die klasse of in een gasballon, waaronder ten minste:

1) 

12 uur dubbelbesturingsonderricht,

2) 

10 inflaties en 20 starts en landingen, en

3) 

1 solovlucht onder toezicht met een vliegtijd van ten minste 30 minuten.

BFCL.135 BPL — Theorie-examen

a) 

Theoretische kennis

Een kandidaat voor een BPL moet blijk geven van een niveau van theoriekennis dat toepasselijk is voor de gewenste bevoegdheden door het afleggen van examens over de volgende onderwerpen:

1) 

algemene onderwerpen:

i) 

luchtvaartwetgeving,

ii) 

menselijke prestaties,

iii) 

meteorologie,

iv) 

communicatie, en

2) 

specifieke onderwerpen over ballonnen:

i) 

vluchtbeginselen,

ii) 

vluchtuitvoeringsprocedures,

iii) 

vluchtprestaties en –planning,

iv) 

algemene kennis van luchtvaartuigen met betrekking tot ballonnen, en

v) 

navigatie.

b) 

Verantwoordelijkheden van de aanvrager

1) 

De aanvrager legt de volledige reeks theorie-examens voor een BPL af onder de verantwoordelijkheid van dezelfde bevoegde autoriteit van de lidstaat.

2) 

De aanvrager mag het theorie-examen pas afleggen als hij of zij wordt voorgedragen door de ATO of DTO die verantwoordelijk is voor zijn of haar opleiding, nadat hij of zij de toepasselijke onderdelen van de theorieopleiding op een bevredigend niveau heeft voltooid.

3) 

De voordracht door een ATO of DTO blijft twaalf maanden geldig. Als de aanvrager er niet in slaagt om binnen die geldigheidsperiode ten minste één theorie-examen af te leggen, wordt de behoefte aan verdere opleiding bepaald door de ATO of DTO op basis van de behoeften van de aanvrager.

c) 

Normen om te slagen

1) 

Een aanvrager slaagt voor een onderdeel van het theorie-examen als hij of zij ten minste 75 % scoort van de punten die voor dat onderdeel kunnen worden behaald. Er worden geen strafpunten gegeven.

2) 

Tenzij in deze bijlage anders is bepaald, wordt een aanvrager geacht het voor het BPL vereiste theorie-examen met succes te hebben afgelegd als hij of zij voor alle vereiste onderdelen is geslaagd binnen een periode van 18 maanden, gerekend vanaf het einde van de kalendermaand waarin de aanvrager voor het eerst aan het examen deelnam.

3) 

Een aanvrager moet alle onderdelen van het theorie-examen opnieuw afleggen als hij of zij voor een van de schriftelijke onderdelen niet is geslaagd na vier pogingen, of niet voor alle onderdelen is geslaagd binnen de in punt 2 vermelde periode.

4) 

Alvorens opnieuw aan de theorie-examens deel te nemen, moet de aanvrager verdere opleiding volgen bij een ATO of DTO. De ATO of DTO bepaalt de omvang en de reikwijdte van de opleiding op basis van de behoeften van de aanvrager.

d) 

Geldigheidsperiode

Het theorie-examen is 24 maanden geldig vanaf de dag waarop de aanvrager het examen met succes heeft afgelegd, overeenkomstig het bepaalde onder c), punt 2.

BFCL.140 BPL — Vrijstelling van theoriekennis

Kandidaten voor de afgifte van een BPL worden vrijgesteld van de eisen inzake theoriekennis van algemene onderwerpen als gespecificeerd in BFCL.135, onder a), punt 1, als zij:

a) 

houder zijn van een bewijs van bevoegdheid overeenkomstig bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 of bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976, of

b) 

geslaagd zijn voor het theorie-examen voor een bewijs van bevoegdheid als gespecificeerd onder a), als dat is gebeurd binnen de in punt BFCL.135, onder d), gespecificeerde geldigheidsperiode.

BFCL.145 BPL — Praktische vaardigheidstest

a) 

Aan de hand van een vaardigheidstest moet een aanvrager van een BPL blijk geven van de vaardigheid om, als PIC op een luchtballon, de relevante procedures en manoeuvres uit te voeren met een graad van vakbekwaamheid die past bij de gewenste bevoegdheden.

b) 

De aanvrager legt de vaardigheidstest af in dezelfde klasse van luchtballonnen als waarin hij de opleiding heeft voltooid overeenkomstig punt BFCL.130 en, in het geval van heteluchtballonnen, in een ballon uit groep A van die klasse.

c) 

De aanvrager moet geslaagd zijn voor het vereiste theorie-examen alvorens hij de vaardigheidstest voor de afgifte van een mag BPL afleggen.

d) 

Normen om te slagen

1) 

De vaardigheidstest bestaat uit verschillende onderdelen die de verschillende fasen van een ballonvlucht voorstellen.

2) 

Als een aanvrager zakt voor een onderwerp van een onderdeel, zakt hij voor het volledige onderdeel. Als een aanvrager zakt voor slechts één onderdeel, moet hij alleen dat onderdeel opnieuw afleggen. Als een aanvrager zakt voor meer dan één onderdeel, moet hij de volledige test opnieuw afleggen.

3) 

Als de aanvrager de test opnieuw moet afleggen overeenkomstig punt 2 en voor een onderdeel een onvoldoende haalt, met inbegrip van de onderdelen waarvoor een voldoende werd behaald bij een vorige poging, moet de aanvrager de volledige test opnieuw afleggen.

e) 

Aanvragers die na twee pogingen niet slagen voor alle onderdelen van de test, moeten verdere praktijkopleiding volgen.

BFCL.150 BPL — Uitbreiding van bevoegdheden naar een andere klasse of groep van luchtballonnen

a) 

De bevoegdheden van het BPL zijn beperkt tot de klasse van luchtballonnen waarin de in punt BFCL.145 gespecificeerde vaardigheidstest werd afgelegd en, in het geval van heteluchtballonnen, tot groep A van die klasse.

b) 

In het geval van heteluchtballonnen worden de bevoegdheden van het BPL op aanvraag uitgebreid naar een andere groep binnen de klasse van heteluchtballonnen als de piloot ten minste:

1) 

twee instructievluchten met een FI(B) in een luchtballon van de desbetreffende groep heeft afgelegd;

2) 

de onderstaande vliegtijd als PIC op luchtballonnen heeft voltooid:

i) 

ten minste 100 uur als de aanvraag bevoegdheden voor ballonnen van groep B betreft;

ii) 

ten minste 200 uur als de aanvraag bevoegdheden voor ballonnen van groep C betreft;

iii) 

ten minste 300 uur als de aanvraag bevoegdheden voor ballonnen van groep D betreft.

c) 

Behalve voor de klasse van gas-luchtballonnen worden de bevoegdheden van het BPL op aanvraag uitgebreid naar een andere klasse van luchtballonnen of, in het geval van bevoegdheden voor de klasse van heteluchtballonnen, naar groep A van die klasse als de piloot in de desbetreffende klasse of groep van luchtballonnen:

1) 

een opleidingscursus aan een ATO of DTO heeft voltooid, met inbegrip van:

i) 

ten minste vijf instructievluchten met dubbele besturing, of

ii) 

in het geval van een uitbreiding van heteluchtballonnen naar hetelucht-luchtschepen, ten minste vijf uur dubbelbesturingsonderricht, en

2) 

een vaardigheidstest heeft afgelegd tijdens welke de piloot aan de FE(B) heeft aangetoond dat hij over een adequaat niveau van theoriekennis voor de nieuwe klasse beschikt wat betreft de volgende onderwerpen:

i) 

vluchtbeginselen;

ii) 

vluchtuitvoeringsprocedures;

iii) 

vluchtprestaties en ‐planning;

iv) 

algemene kennis van het luchtvaartuig met betrekking tot de klasse van luchtballonnen waarvoor de uitbreiding van bevoegdheden is aangevraagd.

d) 

De voltooiing van de onder b), punt 1, en onder c), punt 1, bedoelde opleiding wordt geregistreerd in het logboek van de piloot en ondertekend door:

1) 

in het geval onder b), punt 1, de verantwoordelijke instructeur voor de instructievluchten, en

2) 

in het geval onder c), punt 1, het opleidingshoofd van de ATO of DTO die verantwoordelijk is voor de opleiding.

e) 

De houder van een BPL oefent zijn of haar bevoegdheden in de klasse van gas-luchtballonnen alleen uit als hij of zij bevoegdheden heeft voor zowel de klasse van heteluchtballonnen als de klasse van gasballonnen.

BFCL.160 BPL — Eisen inzake recentheid

a) 

Een houder van een BPL oefent de bevoegdheden van zijn of haar bewijs van bevoegdheid alleen uit als hij of zij in de desbetreffende klasse van luchtballonnen:

1) 

ofwel:

i) 

binnen 24 maanden voor de geplande vlucht ten minste zes uur vliegtijd als PIC heeft voltooid, waaronder 10 starts en landingen, als PIC of tijdens solo- of dubbelbesturingvluchten onder toezicht van een FI(B), en

ii) 

binnen 48 maanden voor de geplande vlucht ten minste één opleidingsvlucht met een FI(B) heeft voltooid, ofwel

2) 

binnen 24 maanden voor de geplande vlucht een bekwaamheidsproef overeenkomstig punt c) heeft afgelegd.

b) 

Als de piloot gekwalificeerd is om met meer dan één klasse luchtballon te vliegen, moet hij of zij om zijn bevoegdheden in de andere klasse(n) uit te oefenen, niet alleen voldoen aan de eisen onder a) maar moet hij of zij bovendien gedurende de afgelopen 24 maanden in elke aanvullende klasse ten minste drie uur hebben gevlogen als PIC of solo- of dubbelsturingsvluchten onder toezicht van een FI(B) hebben uitgevoerd.

c) 

Een houder van een BPL die niet voldoet aan de eisen onder a), punt 1, en, in voorkomend geval, onder b), moet vóór hij of zij de uitoefening van zijn of haar bevoegdheden hervat, slagen voor een bekwaamheidsproef met een FE(B) in een luchtballon uit de desbetreffende klasse.

d) 

Nadat een houder van een BPL met de bevoegdheden om met heteluchtballonnen te vliegen heeft voldaan aan de eisen onder a), b) of c), naargelang het geval, mag hij of zij zijn of haar bevoegdheden alleen uitoefenen in heteluchtballonnen:

i) 

van dezelfde groep waarin hij of zij de onder a), punt 1, ii), gespecificeerde opleidingsvlucht heeft uitgevoerd of de onder c) bedoelde bekwaamheidsproef heeft voltooid, of van een groep met een kleinere ballonomvang, of

ii) 

van groep A als de piloot, overeenkomstig het bepaalde onder b), de onder a), punt 2, gespecificeerde opleidingsvlucht heeft voltooid in een andere klasse dan heteluchtballonnen.

e) 

De dubbelbesturingsvluchten, de vluchten onder toezicht en de onder a), punt 1, en onder b) bedoelde opleidingsvluchten worden evenals de onder c) bedoelde bekwaamheidsproef geregistreerd in het logboek van de piloot en ondertekend door, in het geval onder a), punt 1, en onder b), de verantwoordelijke FI(B) en in het geval onder c), de verantwoordelijke FE(B).

f) 

Een houder van een BPL die ook houder is van de bevoegdheden voor commerciële vluchtuitvoeringen als bedoeld in BFCL.215 van subdeel ADD van deze bijlage, wordt geacht te voldoen aan de eisen:

1) 

onder a) en, in voorkomend geval, onder b) als hij of zij in de voorbije 24 maanden een bekwaamheidsproef overeenkomstig BFCL.215, onder d), punt 2, i), heeft afgelegd in de desbetreffende ballonklasse(n), of

2) 

onder a), punt 1, ii), als hij of zij de opleidingsvlucht heeft voltooid overeenkomstig BFCL.215, onder d), punt 2, ii), in de desbetreffende ballonklasse.

In het geval van de klasse van heteluchtballonnen gelden de onder d) bedoelde beperkingen betreffende de bevoegdheden om met verschillende ballonklassen te vliegen, afhankelijk van de ballonklasse die is gebruikt om te voldoen aan de eisen onder f), punt 1 of 2.

SUBDEEL ADD

EXTRA BEVOEGDVERKLARINGEN

BFCL.200 Bevoegdverklaring voor verankerde vluchten met heteluchtballonnen

a) 

Een houder van een BPL mag alleen verankerde vluchten met heteluchtballonnen uitvoeren als hij of zij overeenkomstig dit punt houder is van een bevoegdverklaring voor verankerde vluchten met heteluchtballonnen.

b) 

Om een bevoegdverklaring voor verankerde vluchten met heteluchtballonnen te kunnen aanvragen, moet de kandidaat:

1) 

houder zijn van bevoegdheden voor de klasse van heteluchtballonnen;

2) 

ten minste twee verankerde instructievluchten met heteluchtballonnen hebben voltooid.

c) 

De voltooiing van de opleiding voor verankerde vluchten met heteluchtballonnen wordt geregistreerd in het logboek en ondertekend door de voor de opleiding verantwoordelijke FI(B).

d) 

Een piloot die houder is van een bevoegdverklaring voor verankerde vluchten met heteluchtballonnen oefent zijn of haar bevoegdheden alleen uit als hij of zij ten minste één verankerde vlucht met een heteluchtballon heeft uitgevoerd binnen 48 maanden voor de geplande vlucht of, indien hij of zij een dergelijke vlucht niet heeft uitgevoerd, als hij of zij een verankerde vlucht met een heteluchtballon heeft uitgevoerd met dubbelbesturing of solo onder toezicht van een FI(B). De voltooiing van een dubbelbesturings- of solovlucht onder toezicht wordt geregistreerd in het logboek en ondertekend door de FI(B).

BFCL.210 Bevoegdverklaring voor nachtvliegen

a) 

Een houder van een BPL oefent de bevoegdheden van zijn of haar bewijs van bevoegdverklaring voor nachtvliegen in VFR-omstandigheden alleen uit als hij of zij houder is van een bevoegdverklaring voor nachtvliegen in overeenstemming met dit punt.

b) 

Een aanvrager van een bevoegdverklaring voor nachtvliegen moet ten minste twee instructievluchten van elk ten minste één uur bij nacht hebben voltooid.

c) 

De voltooiing van de opleiding voor een bevoegdverklaring voor nachtvliegen wordt geregistreerd in het logboek en ondertekend door de voor de opleiding verantwoordelijke FI(B).

BFCL.215 Bevoegdverklaring voor commerciële vluchtuitvoeringen

a) 

Een houder van een BPL oefent de bevoegdheden van zijn of haar bewijs van bevoegdheid voor commerciële vluchtuitvoeringen met luchtballonnen alleen uit als hij of zij houder is van een bevoegdverklaring voor commerciële vluchtuitvoeringen in overeenstemming met dit punt.

b) 

Een aanvrager van een bevoegdverklaring voor commerciële vluchtuitvoeringen moet:

1) 

de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt;

2) 

50 uur vliegtijd en 50 starts en landingen hebben voltooid als PIC op luchtballonnen;

3) 

beschikken over de bevoegdheden voor de klasse van luchtballonnen waarin de bevoegdheden voor commerciële vluchtuitvoeringen zullen worden uitgevoerd, en

4) 

een vaardigheidstest hebben afgelegd in de desbetreffende klasse van luchtballonnen, tijdens welke hij of zij de voor commerciële ballonvluchten vereiste vaardigheden aantoont aan een FE(B).

c) 

De bevoegdheden voor commerciële vluchtuitvoeringen is beperkt tot de klasse van luchtballonnen waarin de vaardigheidstest overeenkomstig het bepaalde onder b), punt 3, is voltooid. De bevoegdheden worden op verzoek uitgebreid tot een andere luchtballonklasse als de aanvrager in die andere klasse voldoet aan het bepaalde onder b), punten 3 en 4.

d) 

Een piloot die houder is van een bevoegdverklaring voor commerciële vluchtuitvoeringen, oefent de bevoegdheden van die bevoegdverklaring alleen uit tijdens commerciële ballonvluchten met passagiers als hij of zij:

1) 

binnen 180 dagen voor de geplande vlucht:

i) 

ten minste drie vluchten heeft uitgevoerd als PIC op een luchtballon, waarvan ten minste één in een luchtballon van de desbetreffende klasse, of

ii) 

één vlucht als PIC op een luchtballon van de desbetreffende klasse heeft uitgevoerd onder toezicht van een FI(B) die overeenkomstig dit punt is gekwalificeerd, en

2) 

binnen 24 maanden voor de geplande vlucht:

i) 

een bekwaamheidsproef in een luchtballon van de desbetreffende klasse heeft afgelegd tijdens welke hij of zij de voor commerciële ballonvluchten met passagiers vereiste vaardigheden heeft aangetoond aan een FE(B), of

ii) 

bij een ATO of DTO een herhalingscursus heeft voltooid die is aangepast aan de voor commerciële ballonvluchten vereiste vaardigheden, met inbegrip van ten minste zes uur theoretisch onderricht en één opleidingsvlucht in een ballon van de desbetreffende klasse onder toezicht van een FI(B) die is gekwalificeerd voor commerciële ballonvluchten in overeenstemming met dit punt.

e) 

Om de bevoegdheden van de bevoegdverklaring voor commerciële vluchtuitvoeringen in alle luchtballonklassen te behouden, moet een piloot die houder is van een bevoegdverklaring voor commerciële vluchtuitvoeringen met bevoegdheden die zijn uitgebreid tot meer dan één klasse van luchtballonnen, voldoen aan de vereisten onder d), punt 2, in ten minste één klasse van luchtballonnen.

f) 

Een piloot die voldoet aan het vereiste onder d) en houder is van een bevoegdverklaring voor commerciële vluchtuitvoeringen voor de klasse van heteluchtballonnen, oefent de bevoegdheden van die bevoegdverklaring in de klasse van heteluchtballonnen alleen uit in ballonnen die behoren tot:

i) 

dezelfde groep van heteluchtballonnen waarin de onder d), punt 2, i), bedoelde bekwaamheidsproef of de onder d), punt 2, ii), bedoelde opleidingsvlucht zijn uitgevoerd, of

ii) 

een groep van heteluchtballonnen met een kleinere ballonomvang.

g) 

De voltooiing van de onder d), punt 1, ii), bedoelde vlucht onder toezicht, van de onder d), punt 2, i), bedoelde bekwaamheidsproef en de onder d), punt 2, ii), bedoelde herhalingscursus wordt geregistreerd in het logboek van de piloot en ondertekend door het hoofd opleiding van de ATO of DTO, of de FI(B) of FE(B) die verantwoordelijk is voor de opleidingscursus, het toezicht of de bekwaamheidsproef, naargelang het geval.

h) 

Een piloot die een bekwaamheidsproef van de exploitant heeft afgelegd overeenkomstig BOP.ADD.315 van bijlage II (deel‐BOP) bij deze verordening wordt geacht te voldoen het vereiste onder d), punt 2, i).

SUBDEEL FI

VLIEGINSTRUCTEURS

Afdeling 1

Algemene voorschriften

BFCL.300 Certificaten als vlieginstructeur

a)   Algemeen

Een instructeur mag alleen vliegonderricht in een ballon geven als hij of zij:

1) 

houder is van:

i) 

een BPL met inbegrip van de bevoegdheden, bevoegdverklaringen en certificaten waarvoor vliegonderricht wordt gegeven, en

ii) 

een certificaat van vlieginstructeur voor luchtballonnen (FI(B)) dat geschikt is voor de uit te voeren instructie en is afgegeven in overeenstemming met dit subdeel, en

2) 

bevoegd is om tijdens het vliegonderricht op te treden als PIC van de luchtballon.

b)   Instructie buiten het grondgebied van de lidstaten

1) 

In het geval van vliegonderricht dat wordt gegeven tijdens een overeenkomstig deze bijlage (deel‐BFCL) goedgekeurde opleidingscursus buiten het grondgebied waarvoor de lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago, geeft de bevoegde autoriteit, bij wijze van uitzondering op het bepaalde onder a), punt 1, een certificaat van vlieginstructeur af aan aanvragers die houder zijn van een bewijs van bevoegdheid als ballonvaarder dat voldoet aan bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago, voor zover die aanvragers:

i) 

ten minste houder zijn van een bewijs van bevoegdheid met inbegrip van, indien van toepassing, bevoegdheden, bevoegdverklaringen of certificaten die gelijkwaardig zijn aan die waarvoor hij of zij bevoegd is om instructie te geven;

ii) 

voldoen aan de eisen die zijn vastgesteld in dit subdeel ten behoeve van de afgifte van het FI(B)-certificaat met de relevante bevoegdheden van instructeur, en

iii) 

aan de bevoegde autoriteit aantonen dat zij over passende kennis van de Europese regels inzake luchtvaartveiligheid beschikken, teneinde de bevoegdheden van instructeur te kunnen uitoefenen in overeenstemming met deze bijlage.

2) 

Het certificaat wordt beperkt tot het geven van goedgekeurde vlieginstructie:

i) 

buiten het grondgebied waarvoor de lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago, en

ii) 

aan leerling-piloten die voldoende kennis hebben van de taal waarin de vlieginstructie wordt gegeven.

Afdeling 2

Certificaat van vlieginstructeur voor luchtballonnen — FI(B)

BFCL.315 FI(B)-certificaat — Bevoegdheden en voorwaarden

a) 

Mits de aanvragers voldoen aan punt BFCL.320 en de volgende voorwaarden, wordt een FI(B)-certificaat afgegeven met bevoegdheden om vlieginstructie te geven voor:

1) 

een BPL;

2) 

de uitbreiding van bevoegdheden tot verdere klassen en groepen van luchtballonnen op voorwaarde dat de aanvrager ten minste 15 uur vliegtijd heeft voltooid als PIC in elke desbetreffende klasse;

3) 

een bevoegdverklaring voor nachtvluchten of voor verankerde vluchten, op voorwaarde dat de aanvrager aan een ATO of DTO een specifieke opleiding heeft gekregen voor vlieginstructie voor de desbetreffende bevoegdverklaring, en

4) 

een FI(B)-certificaat, op voorwaarde dat de aanvrager:

i) 

ten minste 50 uur vlieginstructie heeft gegeven in luchtballonnen, en

ii) 

overeenkomstig de door de bevoegde autoriteit daartoe vastgestelde procedures, ten minste één uur vlieginstructie voor het FI(B)-certificaat heeft uitgevoerd onder toezicht en tot tevredenheid van een FI(B) die overeenkomstig deze alinea is gekwalificeerd en is benoemd door het hoofd opleiding van de ATO of DTO.

b) 

De onder a) opgesomde bevoegdheden omvatten ook de bevoegdheden om vlieginstructie te geven voor:

1) 

de afgifte van de desbetreffende bewijzen van bevoegdheid, bevoegdheden, bevoegdverklaringen of certificaten, en

2) 

hernieuwde afgifte, verlenging of overeenstemming met de desbetreffende eisen inzake recentheid van deze bijlage, indien van toepassing.

BFCL.320 FI(B) — Toelatingseisen en vereisten

Een aanvrager van een FI(B)-certificaat:

a) 

is ten minste 18 jaar;

b) 

voldoet aan de eisen onder a), punt 1, i), en onder a), punt 2, van BFCL.300;

c) 

heeft 75 vlieguren als PIC op luchtballonnen uitgevoerd;

d) 

heeft aan een ATO of DTO een opleidingscursus voor instructeur voltooid overeenkomstig BFCL.330, en

e) 

is geslaagd voor een bekwaamheidsbeoordeling overeenkomstig BFCL.345.

BFCL.325 Vakbekwaamheid en beoordeling van FI(B)’s

Aanvragers van een FI(B)-certificaat worden opgeleid om de volgende vakbekwaamheid te verwerven:

a) 

voorbereiden van de benodigde middelen;

b) 

creëren van een bevorderlijk leerklimaat;

c) 

overdragen van kennis;

d) 

integreren van „threat and error management” (TEM, omgaan met dreiging en onjuiste beoordelingen) en „crew resource management” (CRM, boordpersoneelsbeheer);

e) 

indelen van tijd om de opleidingsdoelstellingen te bereiken;

f) 

het leerproces bevorderen;

g) 

beoordelen van de prestaties van de leerling;

h) 

toezien op en beoordelen van de vorderingen;

i) 

evalueren van opleidingssessies, en

j) 

rapporteren van het resultaat.

BFCL.330 FI(B) — Opleiding

a) 

Aanvragers van een FI(B)-certificaat moeten geslaagd zijn voor een specifieke toelatingsbeoordeling in een ATO of DTO tijdens de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvang van de opleiding, om te beoordelen of de aanvrager geschikt is om de opleiding te volgen.

b) 

De FI(B)-opleidingscursus moet ten minste het volgende bevatten:

1) 

de in punt BFCL.325 genoemde elementen;

2) 

25 uur instructietechniek;

3) 

12 uur theorieonderwijs, met inbegrip van voortgangstests, en

4) 

drie uur vlieginstructie, met inbegrip van drie starts en landingen.

c) 

Aanvragers die al houder zijn van een certificaat van instructeur in overeenstemming met bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 of bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011, zijn volledig vrijgesteld van het vereiste onder b), punt 2.

BFCL.345 FI(B) — Bekwaamheidsbeoordeling

a) 

Kandidaten voor de afgifte van een FI(B)-certificaat ondergaan een bekwaamheidsbeoordeling in een luchtballon teneinde aan een overeenkomstig punt BFCL.415, onder c), gekwalificeerde examinator te bewijzen dat zij bekwaam zijn om een leerling-piloot instructie te geven op het voor de afgifte van een BPL vereiste niveau.

b) 

De beoordeling omvat:

1) 

het aantonen van de vakbekwaamheid beschreven in BFCL.325 voor en na de vlucht en tijdens theorieonderwijs;

2) 

mondelinge theorie-examens aan de grond, briefings voor en na de vlucht en demonstraties tijdens de vlucht in de desbetreffende klasse van luchtballonnen;

3) 

oefeningen die adequaat zijn om de vakbekwaamheid van de instructeur te beoordelen.

BFCL.360 FI(B)-certificaat — Eisen inzake recentheid

a) 

Een houder van een FI(B)-certificaat oefent de bevoegdheden van zijn of haar certificaat alleen uit als hij of zij:

1) 

binnen drie jaar voorafgaand aan de geplande uitoefening van die bevoegdheden:

i) 

een herhalingsopleiding als instructeur heeft voltooid bij een ATO, een DTO of een bevoegde autoriteit, tijdens welke de houder het nodige theorie-onderwijs krijgt voor de herhaling en de bijwerking van de kennis voor balloninstructeur;

ii) 

ten minste zes uur vlieginstructie in luchtballonnen heeft gegeven als FI(B), en

2) 

binnen de voorbije negen jaar en overeenkomstig de door de bevoegde autoriteit daartoe vastgestelde procedures, ten minste één instructievlucht in een luchtballon heeft uitgevoerd als FI(B) onder toezicht en tot tevredenheid van een FI(B) die overeenkomstig BFCL.315, onder a), punt 4, is gekwalificeerd en is benoemd door het hoofd opleiding van een ATO of DTO.

b) 

De vlieguren als FE(B) tijdens vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of bekwaamheidsbeoordelingen worden volledig meegerekend voor het vereiste onder a), punt 1, ii).

c) 

Als de houder van een FI(B)-certificaat niet is geslaagd voor de instructievlucht onder toezicht van de FI(B) in overeenstemming met het vereiste onder a), punt 2, mag hij of zij de bevoegdheden van het FI(B)-certificaat niet uitoefenen totdat hij of zij met succes een bekwaamheidsbeoordeling heeft ondergaan overeenkomstig punt BFCL.345.

d) 

Om de uitoefening van de bevoegdheden van het FI(B)-certificaat te hervatten, moet een houder van een FI(B)-certificaat die niet voldoet aan alle vereisten onder a), voldoen aan het vereiste onder a), punt 1, i), en van BFCL.345.

SUBDEEL FE

VLIEGEXAMINATOREN

Afdeling 1

Algemene voorschriften

BFCL.400 Certificaat van vliegexaminator voor luchtballonnen

a)   Algemeen

Een examinator mag alleen vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of bekwaamheidsbeoordelingen overeenkomstig deze bijlage uitvoeren als hij of zij:

1) 

houder is van:

i) 

een BPL met inbegrip van bevoegdheden, bevoegdverklaringen en certificaten waarvoor hij of zij is bevoegd om vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of bekwaamheidsbeoordelingen af te nemen en waarvoor hij of zij is bevoegd om instructie te geven;

ii) 

een FE(B)-certificaat met inbegrip van passende bevoegdheden voor de afgenomen vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of bekwaamheidsbeoordelingen, afgegeven overeenkomstig dit subdeel;

2) 

gemachtigd is om op te treden als PIC in een luchtballon tijdens de vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of bekwaamheidsbeoordeling.

b)   Examen buiten het grondgebied van de lidstaten

1) 

In het geval van vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven die worden afgenomen buiten het grondgebied waarvoor de lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago, geeft de bevoegde autoriteit, bij wijze van uitzondering op het bepaalde onder a), punt 1, een examinatorcertificaat af aan aanvragers die houder zijn van een bewijs van bevoegdheid als ballonvaarder dat voldoet aan bijlage 1 bij het Verdrag van Chicago, voor zover die aanvragers:

i) 

ten minste houder zijn van een bewijs van bevoegdheid met inbegrip van, indien van toepassing, bevoegdheden, bevoegdverklaringen of certificaten die gelijkwaardig zijn aan die waarvoor hij of zij bevoegd is om vaardigheidstests of bekwaamheidsproeven af te nemen;

ii) 

voldoen aan de eisen vastgesteld in dit subdeel ten behoeve van de afgifte van het desbetreffende certificaat voor examinatoren;

iii) 

aan de bevoegde autoriteit aantonen dat zij over adequate kennis beschikken van de Europese regels inzake luchtvaartveiligheid om de bevoegdheden van examinator te kunnen uitoefenen in overeenstemming met deze bijlage.

2) 

Het in punt 1 bedoelde certificaat is beperkt tot het uitvoeren van vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven:

i) 

buiten het grondgebied waarvoor de lidstaten verantwoordelijk zijn uit hoofde van het Verdrag van Chicago, en

ii) 

van piloten die voldoende kennis hebben van de taal waarin de test/proef wordt afgenomen.

BFCL.405 Beperking van bevoegdheden in het geval van belangenverstrengeling

Het is examinatoren voor luchtballonnen niet toegestaan om:

a) 

vaardigheidstests of bekwaamheidsbeoordelingen met het oog op de afgifte van een bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat af te nemen van aanvragers aan wie zij meer dan 50 % van de vlieginstructie hebben gegeven die vereist is voor het bewijs van bevoegdheid, de bevoegdverklaring of het certificaat in kwestie, of

b) 

vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of bekwaamheidsbeoordelingen af te nemen wanneer zij hun objectiviteit niet kunnen garanderen.

BFCL.410 Uitvoeren van vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven en bekwaamheidsbeoordelingen

a) 

Tijdens het uitvoeren van vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven en bekwaamheidsbeoordelingen moet de examinator:

1) 

waarborgen dat de communicatie met de aanvrager kan verlopen zonder taalbarrières;

2) 

controleren of de aanvrager voldoet aan alle in deze bijlage vastgestelde eisen inzake kwalificatie, opleiding en ervaring voor de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van het bewijs van bevoegdheid, de bevoegdverklaring of het certificaat waarvoor de vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of bekwaamheidsbeoordeling wordt afgenomen, en

3) 

de kandidaat bewust maken van de gevolgen van het verstrekken van onvolledige, onnauwkeurige of valse informatie met betrekking tot zijn of haar opleiding en vliegervaring.

b) 

Na het voltooien van de vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of bekwaamheidsbeoordeling:

1) 

deelt de examinator de aanvrager het resultaat van de vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of bekwaamheidsbeoordeling mee;

2) 

vermeldt de examinator, in het geval van een geslaagde bekwaamheidsbeoordeling voor een verlenging of hernieuwde afgifte, de nieuwe vervaldatum op het bewijs van bevoegdheid of het certificaat van de aanvrager, als de examinator speciaal daartoe is gemachtigd door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het bewijs van bevoegdheid van de aanvrager;

3) 

overhandigt de examinator de aanvrager een ondertekend verslag van de vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of bekwaamheidsbeoordeling en dient hij onverwijld kopieën van het verslag in bij de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het bevoegdheidsbewijs van de aanvrager en bij de bevoegde autoriteit die het certificaat van examinator heeft afgegeven. Het verslag bevat:

i) 

een verklaring dat de examinator informatie heeft ontvangen van de aanvrager met betrekking tot zijn of haar ervaring en instructie, en dat die ervaring en instructie in overeenstemming zijn met de toepasselijke eisen van deze bijlage;

ii) 

bevestiging dat alle vereiste manoeuvres en oefeningen werden volbracht, evenals informatie over de mondelinge theorie-examens, indien van toepassing. Als de aanvrager voor een onderdeel niet is geslaagd, noteert de examinator de redenen voor die beoordeling;

iii) 

het resultaat van de vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of bekwaamheidsbeoordeling;

iv) 

een verklaring dat de examinator kennis heeft genomen van de nationale procedures en eisen van de bevoegde autoriteit van de aanvrager en deze heeft toegepast, indien de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het bewijs van bevoegdheid van de aanvrager een andere is dan de bevoegde autoriteit die het certificaat van de examinator heeft uitgereikt;

v) 

een kopie van het certificaat van de examinator met vermelding van de reikwijdte van zijn of haar bevoegdheden als examinator in het geval van vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of bekwaamheidsbeoordelingen bij een aanvrager van wie de bevoegde autoriteit een andere is dan de bevoegde autoriteit die het certificaat van de examinator heeft uitgereikt.

c) 

Examinatoren bewaren de details van alle vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven en bekwaamheidsbeoordelingen die zij hebben uitgevoerd, met inbegrip van de resultaten, gedurende vijf jaar.

d) 

Op vraag van de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het certificaat van de examinator of de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het bevoegdheidsbewijs van de aanvrager, dient de examinator alle gegevens, rapporten en eventuele andere informatie in die vereist zijn met het oog op toezichtsactiviteiten.

Afdeling 2

Certificaat van vliegexaminator voor luchtballonnen — FE(B)

BFCL.415 FE(B) — Bevoegdheden en voorwaarden

Mits de aanvragers voldoen aan punt BFCL.420 en de volgende voorwaarden, wordt een FE(B)-certificaat afgegeven met bevoegdheden om:

a) 

vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor het BPL en vaardigheidstests voor de uitbreiding van de bevoegdheden tot andere klassen van luchtballonnen af te nemen, op voorwaarde dat de aanvrager 250 uur vliegtijd als ballonvaarder heeft voltooid, waarvan 50 uur vlieginstructie die de volledige syllabus van een BPL-opleiding dekt;

b) 

vaardigheidstests en bekwaamheidsproeven voor de in punt BFCL.215 gespecificeerde bevoegdverklaring voor commerciële vluchtuitvoeringen af te nemen, op voorwaarde dat de aanvrager voldoet aan de onder a) vermelde eisen inzake ervaring en specifieke opleiding heeft gekregen tijdens een standaardisatiecursus voor examinatoren overeenkomstig punt BFCL.430;

c) 

bekwaamheidsbeoordelingen voor de afgifte van een FI(B)-certificaat uit te voeren, op voorwaarde dat de aanvrager:

1) 

350 uur vliegtijd als ballonvaarder heeft voltooid, waaronder vijf uur instructie aan een aanvrager van een FI(B)-certificaat;

2) 

een specifieke opleiding heeft gekregen tijdens een standaardisatiecursus voor examinatoren overeenkomstig punt BFCL.430.

BFCL.420 FE(B)-certificaat — Toelatingseisen en vereisten

Een kandidaat voor een FE(B)-certificaat:

a) 

voldoet aan de eisen onder a), punt 1, i), en punt 2, van BFCL.400;

b) 

heeft de FE(B)-standaardisatiecursus overeenkomstig BFCL.430 voltooid;

c) 

is geslaagd voor een bekwaamheidsbeoordeling overeenkomstig BFCL.445;

d) 

heeft de relevante achtergrond in verband met de bevoegdheden van het FE(B)-certificaat aangetoond, en

e) 

heeft aangetoond dat hij of zij gedurende de afgelopen drie jaar geen sancties heeft gekregen, waaronder de schorsing, beperking of intrekking van één van zijn of haar bewijzen van bevoegdheid, bevoegdverklaringen of certificaten afgegeven in overeenstemming met deze bijlage, bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 of bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordneing (EU) 2018/1976 wegens niet-naleving van Verordening (EU) 2018/1139 en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.

BFCL.430 FE(B)-certificaat — Standaardisatiecursus

a) 

Kandidaten voor een FE(B)-certificaat moeten een standaardisatiecursus volgen die wordt gegeven door de bevoegde autoriteit, of door een ATO of DTO en is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.

b) 

De standaardisatiecursus is aangepast aan de gewenste bevoegdheden van vliegexaminator voor luchtballonnen, bestaat uit theorie- en praktijkonderricht en bevat ten minste het volgende:

1) 

uitvoering van ten minste één vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of bekwaamheidsbeoordeling voor het BPL of de bijbehorende bevoegdverklaringen of certificaten;

2) 

instructie over de toepasselijke eisen in deze bijlage en de toepasselijke eisen voor vluchtuitvoeringen, het uitvoeren van vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven en bekwaamheidsbeoordelingen, en de documentering en rapportering daarvan;

3) 

een briefing over:

i) 

nationale administratieve procedures;

ii) 

eisen inzake de bescherming van persoonsgegevens;

iii) 

aansprakelijkheid van de examinator;

iv) 

ongevallenverzekering van de examinator;

v) 

nationale vergoedingen, en

vi) 

informatie over de toegang tot de in de punten i) tot en met v) vervatte informatie tijdens de uitvoering van vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of bekwaamheidsbeoordelingen van een aanvrager wiens bevoegde autoriteit een andere is dan de bevoegde autoriteit die het certificaat van de examinator heeft afgegeven.

c) 

Houders van een FE(B)-certificaat mogen geen vaardigheidstests, bekwaamheidsproeven of bekwaamheidsbeoordelingen afnemen van een aanvrager van wie de bevoegde autoriteit een andere is dan de bevoegde autoriteit die het certificaat van de examinator heeft afgegeven, tenzij zij kennis hebben genomen van de meest recente beschikbare informatie over de desbetreffende nationale procedures van de bevoegde autoriteit van de aanvrager.

BFCL.445 FE(B)-certificaat — Bekwaamheidsbeoordeling

Een aanvrager die voor het eerst om de afgifte van een FE(B)-certificaat verzoekt, moet zijn of haar bekwaamheden als FE(B) bewijzen aan een inspecteur van de bevoegde autoriteit of aan een senior examinator die daartoe specifiek is gemachtigd door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het FE(B)-certificaat. Tijdens de bekwaamheidsbeoordeling legt de kandidaat een vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of bekwaamheidsbeoordeling af, met inbegrip van het briefen, het uitvoeren van de vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of bekwaamheidsbeoordeling en de beoordeling van de persoon van wie de test, proef of beoordeling wordt afgenomen, de nabeschouwing van de vlucht en het registreren van documentatie.

BFCL.460 FE(B)-certificaat — Geldigheid, verlenging en hernieuwde afgifte

a) 

Een FE(B)-certificaat is vijf jaar geldig.

b) 

Een FE(B)-certificaat wordt verlengd als de houder:

1) 

gedurende de geldigheidsperiode van het FE(B)-certificaat een herhalingscursus voor examinatoren heeft voltooid die wordt georganiseerd door de bevoegde autoriteit, of door een ATO of DTO en door die bevoegde autoriteit is goedgekeurd, tijdens welke de houder het nodige theorie-onderwijs krijgt voor de herhaling en de bijwerking van de kennis voor ballonexaminatoren, en

2) 

binnen de laatste 24 maanden voorafgaand aan het einde van de geldigheidsperiode van het certificaat één vaardigheidstest, bekwaamheidsproef of bekwaamheidsbeoordeling heeft ondergaan onder toezicht en tot tevredenheid van een inspecteur van de bevoegde overheid of een examinator die specifiek daartoe gemachtigd is door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het FE(B)-certificaat.

c) 

Een houder van een FE(B)-certificaat die ook houder is van een of meer examinatorcertificaten voor andere categorieën van luchtvaartuigen overeenkomstig bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 of bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976, kan met de toestemming van de bevoegde autoriteit een gecombineerde verlenging van al zijn examinatorcertificaten verkrijgen.

d) 

Als een FE(B)-certificaat is verlopen, moet de houder voldoen aan de eisen onder b), punt 1, en van BFCL.445 voordat hij of zij de uitoefening van de bevoegdheden van het certificaat mag hervatten.

e) 

Een FE(B)-certificaat wordt alleen verlengd of hernieuwd afgegeven als de aanvrager aantoont dat hij of zij nog altijd voldoet aan de eisen van punt BFCL.410 en punt BFCL.420, onder d) en e).



( 1 ) Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1).

( 2 ) Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 25.11.2011, blz. 1).

( 3 ) Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1).

( 4 ) Gedelegeerde Verordening (EU) van de Commissie van 4 maart 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

( 5 ) Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).

( 6 ) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1).

( 7 ) Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18).

( 8 ) Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en tot intrekking van richtlijn 94/56/EG (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35).

Top