This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02008R0798-20190914
Commission Regulation (EC) No 798/2008 of 8 August 2008 laying down a list of third countries, territories, zones or compartments from which poultry and poultry products may be imported into and transit through the Community and the veterinary certification requirements (Text with EEA relevance)Text with EEA relevance
Consolidated text: Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst
02008R0798 — NL — 14.09.2019 — 040.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EG) Nr. 798/2008 VAN DE COMMISSIE van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EG) Nr. 798/2008 VAN DE COMMISSIE
van 8 augustus 2008
tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering
(Voor de EER relevante tekst)
HOOFDSTUK I
ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Deze verordening bevat voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer in en de doorvoer, met inbegrip van opslag tijdens doorvoer, door de Gemeenschap van de volgende producten („de producten”):
a) pluimvee, broedeieren, eendagskuikens en van specifieke pathogenen vrije eieren;
b) vlees, gehakt vlees en separatorvlees van pluimvee, met inbegrip van loopvogels en vrij vederwild, eieren en eiproducten.
Zij bevat een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit de producten in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd.
2. Deze verordening is niet van toepassing op pluimvee dat voor tentoonstellingen, shows of wedstrijden is bestemd.
3. Deze verordening laat de specifieke certificeringsvoorschriften in overeenkomsten tussen de Gemeenschap en derde landen onverlet.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. „pluimvee”: kippen, kalkoenen, parelhoenders, eenden, ganzen, kwartels, duiven, fazanten, patrijzen en loopvogels (Ratitae), die in gevangenschap worden opgefokt of gehouden voor de fokkerij, voor de productie van vlees of van consumptie-eieren of om in het wild te worden uitgezet;
2. „broedeieren”: eieren van pluimvee, bestemd om te worden bebroed;
3. „eendagskuikens”: pluimvee van alle soorten, dat nog geen 72 uur oud is en dat nog niet is gevoerd, en muskuseenden (Cairina moschata) en kruisingen daarvan, die nog geen 72 uur oud zijn, al dan niet gevoerd;
4. „fokpluimvee”: pluimvee van 72 uur en ouder, bestemd voor de productie van broedeieren;
5. „gebruikspluimvee”: pluimvee van 72 uur en ouder, dat wordt opgefokt:
a) voor de productie van vlees en/of consumptie-eieren, of
b) om in het wild te worden uitgezet;
6. „van specifieke pathogene vrije eieren”: broedeieren die afkomstig zijn van „koppels kippen die vrij zijn van specifieke pathogenen” als beschreven in de Europese Farmacopee ( 1 ), en die uitsluitend voor diagnose, onderzoek of farmaceutisch gebruik bestemd zijn;
7. „vlees”: eetbare delen van de volgende dieren:
a) pluimvee; wat vlees betreft zijn dit gekweekte vogels, met inbegrip van vogels die als landbouwhuisdier worden gekweekt maar niet als landbouwhuisdier worden beschouwd, met uitzondering van loopvogels;
b) voor menselijke consumptie bejaagd vrij vederwild;
c) loopvogels;
8. „separatorvlees”: het product dat wordt verkregen door vlees dat na het uitbenen nog aan de beenderen vastzit of vlees van pluimveekarkassen daarvan mechanisch te scheiden, waardoor de spierweefselstructuur verloren gaat of verandert;
9. „gehakt vlees”: vlees zonder been, dat in kleine stukken is gehakt en minder dan 1 % zout bevat;
10. „zone”: welomschreven deel van een derde land met een subpopulatie van dieren met een duidelijk onderscheiden gezondheidsstatus ten aanzien van een bepaalde ziekte, waarvoor de vereiste maatregelen inzake bewaking, controle en bioveiligheid voor invoer overeenkomstig deze verordening worden toegepast;
11. „compartiment”: een of meer pluimvee-inrichtingen in een derde land waarvoor een gemeenschappelijk systeem voor bioveiligheidsmanagement geldt, en waar een subpopulatie pluimvee met een duidelijk onderscheiden gezondheidsstatus ten aanzien van een of meer bepaalde ziekten gehouden wordt, waarvoor de vereiste maatregelen inzake bewaking, controle en bioveiligheid voor invoer overeenkomstig deze verordening worden toegepast;
12. „inrichting”: op een bepaalde locatie gevestigde voorziening of deel van een voorziening, behorend tot een van de volgende bedrijfssectoren:
a) „fokbedrijf”: inrichting die zich toelegt op de productie van broedeieren bestemd voor de productie van fokpluimvee;
b) „vermeerderingsbedrijf”: inrichting die zich toelegt op de productie van broedeieren bestemd voor de productie van gebruikspluimvee;
c) „opfokbedrijf”:
i) een opfokbedrijf voor fokpluimvee, dat wil zeggen een inrichting die zich toelegt op het opfokken van fokpluimvee tot het voortplantingsstadium, of
ii) een opfokbedrijf voor gebruikspluimvee, dat wil zeggen een inrichting die zich toelegt op het opfokken van legpluimvee tot het legstadium;
d) het houden van ander gebruikspluimvee;
13. „broederij”: inrichting die zich toelegt op het inleggen en uitbroeden van broedeieren en het opleveren van eendagskuikens;
14. „koppel”: alle pluimvee met dezelfde gezondheidsstatus dat in dezelfde voorziening of binnen dezelfde uitloopruimte wordt gehouden en dat een epidemiologische eenheid vormt; in stallen omvat deze definitie alle dieren die hetzelfde omsloten luchtvolume delen;
15. „aviaire influenza”: een besmetting van pluimvee met een influenza A-virus:
a) van het subtype H5 of H7,
b) met een intraveneuze pathogeniteitsindex (IVPI) groter dan 1,2 bij zes weken oude kuikens, of
c) dat na intraveneuze besmetting een sterfte van 75 % of meer veroorzaakt bij vier tot acht weken oude kuikens;
16. „hoogpathogene aviaire influenza (HPAI)”: een besmetting van pluimvee met:
a) aviaire-influenzavirussen van het subtype H5 en H7 met een genoomsequentie die codeert voor meerdere basische aminozuren bij de splitsingsplaats van het hemagglutininemolecuul en die overeenkomt met de sequentie die ook bij andere HPAI-virussen is vastgesteld, waaruit afgeleid kan worden dat het hemagglutininemolecuul kan worden gesplitst door een algemene protease van de gastheer;
b) aviaire influenza zoals gedefinieerd in punt 15, onder b) en c);
17. „laagpathogene aviaire influenza (LPAI)”: een besmetting van pluimvee met aviaire-influenzavirussen van het subtype H5 of H7, anders dan HPAI;
18. „Newcastle disease”: een besmetting van pluimvee:
a) die wordt veroorzaakt door een aviaire stam van het paramyxovirus 1 met een intracerebrale pathogeniteitsindex (ICPI) bij eendagskuikens van meer dan 0,7 of
b) waarbij meerdere basische aminozuren in het virus zijn aangetoond (rechtstreeks of door afleiding) op het C-uiteinde van het F2-eiwit en fenylalanine op positie 117, het N-uiteinde van het F1-eiwit; onder „meerdere basische aminozuren” wordt verstaan ten minste drie arginine- of lysineresiduen tussen positie 113 en positie 116; indien het hier beschreven karakteristieke patroon van aminozuurresiduen niet wordt aangetoond, moet het geïsoleerde virus met behulp van een ICPI-test worden gekarakteriseerd; in deze definitie worden de aminozuurresiduen genummerd vanaf het N-uiteinde van de aminozuursequentie zoals afgeleid van de nucleotidesequentie van het F0-gen, waarbij de posities 113-116 overeenkomen met de residuen -4 tot en met -1 vanaf de splitsingsplaats;
19. „officiële dierenarts”: de door de bevoegde autoriteit aangewezen dierenarts;
20. „DIVA (differentiating infected from vaccinated animal)-strategie”: een vaccinatiebeleid dat het mogelijk maakt om gevaccineerde besmette en gevaccineerde niet-besmette dieren van elkaar te onderscheiden door toepassing van een diagnostische test om antilichamen tegen het veldvirus aan te tonen en door het gebruik van niet-gevaccineerde verklikkerdieren.
HOOFDSTUK II
ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR INVOER EN DOORVOER
Artikel 3
Lijsten van derde landen, gebieden, zones of compartimenten van herkomst waaruit producten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap
De producten mogen alleen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap uit de derde landen, gebieden, zones of compartimenten die zijn vermeld in de kolommen 1 en 3 van de tabel in bijlage I, deel 1.
Artikel 4
Veterinaire certificering
1. In de Gemeenschap ingevoerde producten gaan vergezeld van een veterinair certificaat, zoals voor het betrokken product is aangegeven in kolom 4 van de tabel in bijlage I, deel 1, dat is ingevuld met inachtneming van de opmerkingen en de modellen van veterinaire certificaten in deel 2 van die bijlage („het certificaat”).
2. Aan de veterinaire certificaten voor de invoer van pluimvee en eendagskuikens wordt een verklaring van de kapitein van het schip overeenkomstig bijlage II gehecht als het vervoer van die producten, ook indien slechts voor een deel, per schip plaatsvindt.
3. Pluimvee, broedeieren en eendagskuikens die door de Gemeenschap worden doorgevoerd, gaan vergezeld van:
a) een veterinair certificaat als bedoeld in lid 1, waarop de woorden „voor doorvoer door de EG vermeld” vermeld staan, en
b) een certificaat zoals vereist door het derde land van bestemming.
4. Van specifieke pathogenen vrije eieren, vlees, gehakt vlees en separatorvlees van pluimvee, loopvogels en vrij vederwild, eieren en eiproducten, die door de Gemeenschap worden doorgevoerd, gaan vergezeld van een certificaat volgens het model in bijlage XI en voldoen aan de daarin vermelde voorwaarden.
5. Voor de toepassing van dit hoofdstuk valt onder doorvoer ook opslag tijdens doorvoer overeenkomstig de artikelen 12 en 13 van Richtlijn 97/78/EG.
6. Er kan gebruik worden gemaakt van een elektronisch certificeringssysteem of een ander overeengekomen systeem, voor zover het op communautair niveau is geharmoniseerd.
Artikel 5
Voorwaarden voor invoer en doorvoer
1. Producten die in de Unie ingevoerd en door de Unie doorgevoerd worden, voldoen aan het volgende:
a) de in de artikelen 6 en 7 en in hoofdstuk III vastgestelde voorwaarden;
b) de aanvullende garanties die zijn aangegeven in kolom 5 van de tabel in deel 1 van bijlage I;
c) de bijzondere voorwaarden in kolom 6 en waar van toepassing de uiterste data in kolom 6A en de aanvangsdata in kolom 6B van de tabel in deel 1 van bijlage I;
d) de voorwaarden met betrekking tot de goedkeuring van een salmonellabestrijdingsprogramma en de daaraan verbonden beperkingen die alleen van toepassing zijn wanneer dat is aangegeven in de desbetreffende kolom van de tabel in deel 1 van bijlage I;
e) de aanvullende garanties inzake diergezondheid, indien de lidstaat van bestemming die vereist en zij in het certificaat worden genoemd.
2. De volgende in lid 1 vastgestelde voorwaarden zijn niet van toepassing op individuele zendingen van minder dan twintig eenheden pluimvee (met uitzondering van loopvogels), broedeieren en eendagskuikens daarvan:
a) punt b);
b) punt d) wanneer de zendingen bestemd zijn voor de primaire productie van pluimvee voor particulier huishoudelijk gebruik of de primaire productie van pluimvee die leidt tot rechtstreekse levering, door de producent, van kleine hoeveelheden primaire producten, zoals bedoeld in artikel 1, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2160/2003.
Artikel 6
Onderzoek-, bemonsterings- en testprocedures
Indien voor de invoer van producten in de Gemeenschap overeenkomstig de certificaten onderzoek, bemonstering en tests op aviaire influenza, mycoplasma, Newcastle disease, salmonella en andere voor de dier- of volksgezondheid relevante pathogenen vereist zijn, mogen die producten alleen in de Gemeenschap worden ingevoerd wanneer het onderzoek, de bemonstering en de tests door de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land of in voorkomend geval door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming zijn verricht overeenkomstig bijlage III.
Artikel 7
Melding van ziekten
Producten mogen alleen uit derde landen, gebieden, zones of compartimenten in de Gemeenschap worden ingevoerd als het betrokken derde land:
a) de Commissie binnen 24 uur na bevestiging van een eerste uitbraak van LPAI, HPAI of Newcastle disease in kennis stelt van de ziektesituatie;
b) virusisolaten van eerste uitbraken van HPAI en Newcastle disease onverwijld naar het communautaire referentielaboratorium voor aviaire influenza en Newcastle disease ( 2 ) stuurt; dit is niet vereist voor de invoer van eieren, eiproducten en van specifieke pathogenen vrije eieren uit derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit de invoer van die producten in de Gemeenschap toegestaan is;
c) de Commissie op gezette tijden informeert over de ziektesituatie.
HOOFDSTUK III
DIERGEZONDHEIDSTATUS VAN DERDE LANDEN, GEBIEDEN, ZONES OF COMPARTIMENTEN VAN HERKOMST TEN AANZIEN VAN AVIAIRE INFLUENZA EN NEWCASTLE DISEASE
Artikel 8
Derde landen, gebieden, zones of compartimenten die vrij zijn van aviaire influenza
1. Voor de toepassing van deze verordening wordt een derde land, gebied, zone of compartiment waaruit de producten in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd, beschouwd als vrij van aviaire influenza als:
a) zich in het derde land, het gebied, de zone of het compartiment ten minste twaalf maanden voorafgaande aan de certificering door de officiële dierenarts geen aviaire influenza heeft voorgedaan;
b) gedurende ten minste zes maanden voorafgaande aan de onder a) bedoelde certificering een bewakingsprogramma voor aviaire influenza overeenkomstig artikel 10 is uitgevoerd, als dat in het certificaat wordt vereist.
2. Indien zich een uitbraak van aviaire influenza voordoet in een derde land, gebied, zone of compartiment dat/die vrij van die ziekte was overeenkomstig lid 1, wordt het derde land, het gebied, de zone of het compartiment opnieuw als vrij van aviaire influenza beschouwd indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) in geval van HPAI is een ruimingsbeleid gehanteerd om de ziekte te bestrijden;
b) in geval van LPAI is een ruimingsbeleid gehanteerd of het pluimvee geslacht om de ziekte te bestrijden;
c) alle besmette inrichtingen zijn naar behoren gereinigd en ontsmet;
d) er is gedurende ten minste drie maanden na de onder c) bedoelde reiniging en ontsmetting een bewakingsprogramma voor aviaire influenza uitgevoerd overeenkomstig bijlage IV, deel II, met negatief resultaat.
Artikel 9
Derde landen, gebieden, zones of compartimenten die vrij zijn van HPAI
1. Voor de toepassing van deze verordening wordt een derde land, gebied, zone of compartiment waaruit de producten in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd, beschouwd als vrij van HPAI als die ziekte zich gedurende ten minste twaalf maanden voorafgaande aan de certificering door de officiële dierenarts niet in dat derde land, dat gebied, die zone of dat compartiment heeft voorgedaan.
2. Indien zich een uitbraak van HPAI voordoet in een derde land, gebied, zone of compartiment dat/die vrij van die ziekte was overeenkomstig lid 1, wordt het derde land, het gebied, de zone of het compartiment opnieuw als vrij van HPAI beschouwd indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) er is een ruimingsbeleid gehanteerd om de ziekte te bestrijden en alle besmette inrichtingen zijn naar behoren gereinigd en ontsmet;
b) er is gedurende ten minste drie maanden na de ruiming en de reiniging en ontsmetting als bedoeld onder a) een bewakingsprogramma voor aviaire influenza uitgevoerd overeenkomstig bijlage IV, deel II.
Artikel 10
Bewakingsprogramma voor aviaire influenza
Indien het certificaat een bewakingsprogramma voor aviaire influenza vereist, mogen de producten alleen in de Gemeenschap worden ingevoerd uit derde landen, gebieden, zones of compartimenten als:
a) het derde land, het gebied, de zone of het compartiment in kwestie gedurende ten minste zes maanden een bewakingsprogramma voor aviaire influenza toepast, hetgeen is aangegeven in kolom 7 van de tabel in bijlage I, deel 1, en dat programma voldoet aan de eisen:
i) van bijlage IV, deel I, of
ii) van de Terrestrial Animal Health Code van de OIE ( 3 );
b) het derde land de Commissie in kennis stelt van wijzigingen in zijn bewakingsprogramma voor aviaire influenza.
Artikel 11
Vaccinatie tegen aviaire influenza
Indien in derde landen, gebieden, zones of compartimenten tegen aviaire influenza wordt gevaccineerd, mogen pluimvee of van gevaccineerd pluimvee afkomstige producten alleen in de Gemeenschap worden ingevoerd als:
a) het derde land tegen aviaire influenza vaccineert overeenkomstig een vaccinatieprogramma dat is aangegeven in kolom 8 van de tabel in bijlage I, deel 1, en dat programma voldoet aan de voorschriften van bijlage V;
b) het derde land de Commissie in kennis stelt van wijzigingen in zijn vaccinatieprogramma tegen aviaire influenza.
Artikel 12
Derde landen, gebieden, zones of compartimenten die vrij zijn van Newcastle disease
1. Voor de toepassing van deze verordening wordt een derde land, gebied, zone of compartiment waaruit de producten in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd, beschouwd als vrij van Newcastle disease als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a) in het derde land, het gebied, de zone of het compartiment hebben zich ten minste twaalf maanden voorafgaande aan de certificering door de officiële dierenarts geen uitbraken van Newcastle disease bij pluimvee voorgedaan;
b) er heeft gedurende ten minste de onder a) genoemde periode geen vaccinatie tegen Newcastle disease plaatsgevonden met vaccins die niet voldoen aan de criteria voor erkende vaccins tegen Newcastle disease in bijlage VI.
2. Indien zich een uitbraak van Newcastle disease voordoet in een derde land, gebied, zone of compartiment dat/die vrij van die ziekte was overeenkomstig lid 1, wordt het derde land, het gebied, de zone of het compartiment opnieuw als vrij van Newcastle disease beschouwd indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) er is een ruimingsbeleid gehanteerd om de ziekte te bestrijden;
b) alle besmette inrichtingen zijn naar behoren gereinigd en ontsmet;
c) gedurende ten minste drie maanden na de ruiming en de reiniging en ontsmetting als bedoeld onder a), respectievelijk b):
i) kan de bevoegde autoriteit van het derde land aan de hand van geïntensiveerd onderzoek, inclusief laboratoriumtests, in verband met de uitbraak aantonen dat de ziekte niet in het derde land, het gebied, de zone of het compartiment aanwezig is;
ii) heeft er geen vaccinatie tegen Newcastle disease plaatsgevonden met vaccins die niet voldoen aan de criteria voor erkende vaccins tegen Newcastle disease in bijlage VI.
Artikel 13
Afwijkingen betreffende het gebruik van vaccins tegen Newcastle disease
1. In afwijking van artikel 12, lid 1, onder b), en lid 2, onder c) ii), wordt een derde land, gebied, zone of compartiment voor de in artikel 1, lid 1, onder a), genoemde producten beschouwd als vrij van Newcastle disease als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a) het derde land, het gebied, de zone of het compartiment staat toe dat vaccins worden gebruikt die voldoen aan de algemene criteria van bijlage VI, deel I, maar niet aan de specifieke criteria van deel II van die bijlage;
b) aan de aanvullende gezondheidsvoorschriften in bijlage VII, deel I, wordt voldaan.
2. In afwijking van artikel 12, lid 1, onder b), en lid 2, onder c) ii), wordt een derde land, gebied, zone of compartiment waaruit de invoer van vlees van pluimvee in de Gemeenschap toegestaan is, voor de in artikel 1, lid 1, onder b), genoemde producten beschouwd als vrij van Newcastle disease als aan de aanvullende gezondheidsvoorschriften van bijlage VII, deel II, wordt voldaan.
HOOFDSTUK IV
SPECIFIEKE INVOERVOORWAARDEN
Artikel 14
Specifieke invoervoorwaarden voor pluimvee, broedeieren en eendagskuikens
1. Naast de voorwaarden van de hoofdstukken II en III gelden de volgende specifieke voorwaarden voor de invoer van:
a) fok- en gebruikspluimvee met uitzondering van loopvogels en broedeieren en eendagskuikens daarvan: de voorschriften van bijlage VIII;
b) fok- en gebruiksloopvogels en broedeieren en eendagskuikens daarvan: de voorschriften van bijlage IX.
2. De in lid 1, onder a) en b), genoemde specifieke voorwaarden zijn niet van toepassing op individuele zendingen van minder dan twintig eenheden pluimvee (met uitzondering van loopvogels), broedeieren en eendagskuikens daarvan. De in deel II van bijlage VIII vastgestelde voorschriften die van toepassing zijn na de invoer, zijn evenwel van toepassing op die zendingen.
Artikel 15
Specifieke voorwaarden voor de invoer van van specifieke pathogenen vrije eieren
Naast de voorschriften van de artikelen 3 tot en met 6 voldoen van specifieke pathogenen vrije eieren bij invoer in de Gemeenschap aan de volgende voorschriften:
a) zij zijn gemerkt met een stempel met de ISO-code van het derde land van herkomst en het erkenningsnummer van de inrichting van herkomst;
b) de verpakkingen van van specifieke pathogenen vrije eieren bevatten uitsluitend eieren uit hetzelfde derde land van herkomst, van dezelfde inrichting en van dezelfde verzender en er komen ten minste de volgende aanduidingen op voor:
i) de onder a) bedoelde op de eieren voorkomende informatie;
ii) een duidelijk zichtbare en leesbare vermelding dat de zending van specifieke pathogenen vrije eieren bevat;
iii) de naam of firmanaam en het adres van de verzender;
c) van specifieke pathogenen vrije eieren die in de Gemeenschap worden ingevoerd, worden nadat zij bij de invoercontrole in orde zijn bevonden rechtstreeks naar hun eindbestemming vervoerd.
Artikel 16
Specifieke voorwaarden voor het vervoer van pluimvee en eendagskuikens
Pluimvee en eendagskuikens die in de Gemeenschap worden ingevoerd:
a) worden niet geladen op een vervoermiddel waarmee pluimvee en eendagskuikens met een lagere gezondheidsstatus worden vervoerd.
b) worden tijdens het vervoer naar de Gemeenschap niet door een derde land, gebied, zone of compartiment vervoerd waaruit zij niet in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd, en worden daar niet gelost.
Artikel 17
Specifieke voorwaarden voor de invoer van vlees van loopvogels
Alleen vlees van loopvogels waarop de beschermende maatregelen in verband met Krim-Kongo hemorragische koorts van bijlage X, deel II, zijn toegepast, mag in de Gemeenschap worden ingevoerd.
HOOFDSTUK V
SPECIFIEKE DOORVOERVOORWAARDEN
Artikel 18
Afwijkingen voor doorvoer door Letland, Litouwen en Polen
1. In afwijking van artikel 4, lid 4, is de doorvoer, over de weg of per spoor tussen de in de bijlage bij Beschikking 2009/821/EG van de Commissie ( 4 ) genoemde grensinspectieposten in Letland, Litouwen en Polen, van zendingen vlees, gehakt vlees en separatorvlees van pluimvee, inclusief loopvogels en vrij vederwild, eieren en eiproducten en van specifieke pathogenen vrije eieren, afkomstig uit en bestemd voor Rusland, rechtstreeks of via een ander derde land, onder de volgende voorwaarden toegestaan:
a) de zending is in de grensinspectiepost van binnenkomst in Letland, Litouwen of Polen door de officiële dierenarts verzegeld met een zegel dat van een volgnummer is voorzien;
b) de documenten die de zending vergezellen, als vastgesteld in artikel 7 van Richtlijn 97/78/EG, worden op elke bladzijde door de officiële dierenarts in de grensinspectiepost van binnenkomst in Letland, Litouwen of Polen voorzien van het stempel „ALLEEN VOOR DOORVOER DOOR DE EU NAAR RUSLAND”;
c) er wordt voldaan aan de procedurele voorschriften van artikel 11 van Richtlijn 97/78/EG;
d) de officiële dierenarts van de grensinspectiepost van binnenkomst in Letland, Litouwen of Polen heeft op het gemeenschappelijke veterinaire document van binnenkomst verklaard dat de zending mag worden doorgevoerd.
2. In afwijking van artikel 4, lid 4, is de doorvoer, over de weg of per spoor tussen de in de bijlage bij Beschikking 2009/821/EG genoemde grensinspectieposten in Litouwen, van zendingen eieren, eiproducten en vlees van pluimvee, afkomstig uit Belarus en bestemd voor het Russische gebied Kaliningrad, onder de volgende voorwaarden toegestaan:
a) de zending is in de grensinspectiepost van binnenkomst in Litouwen door de officiële dierenarts verzegeld met een zegel dat van een volgnummer is voorzien;
b) de documenten die de zending vergezellen, als vastgesteld in artikel 7 van Richtlijn 97/78/EG, worden op elke bladzijde door de officiële dierenarts in de grensinspectiepost van binnenkomst in Litouwen voorzien van het stempel „ALLEEN VOOR DOORVOER VIA LITOUWEN NAAR RUSLAND”;
c) er wordt voldaan aan de procedurele voorschriften van artikel 11 van Richtlijn 97/78/EG;
d) de officiële dierenarts van de grensinspectiepost van binnenkomst in Litouwen heeft op het gemeenschappelijke veterinaire document van binnenkomst verklaard dat de zending mag worden doorgevoerd.
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde zendingen mogen niet in de Unie worden gelost of opgeslagen, als bedoeld in artikel 12, lid 4, of artikel 13 van Richtlijn 97/78/EG.
4. De bevoegde autoriteit verricht op gezette tijden audits om na te gaan of de aantallen zendingen als bedoeld in de leden 1 en 2 en de overeenkomstige hoeveelheden producten, die de Unie binnengekomen zijn respectievelijk verlaten hebben, met elkaar in overeenstemming zijn.
Artikel 18 bis
Afwijking voor doorvoer door Kroatië van zendingen afkomstig uit Bosnië en Herzegovina die bestemd zijn voor derde landen
1. In afwijking van artikel 4, lid 4, is de rechtstreekse doorvoer over de weg tussen de grensinspectiepost van Nova Sela en de grensinspectiepost van Ploče van zendingen vlees, gehakt vlees en separatorvlees van pluimvee, met inbegrip van loopvogels en vrij vederwild, eieren en eiproducten en van specifieke pathogenen vrije eieren, afkomstig uit Bosnië en Herzegovina en bestemd voor derde landen, onder de volgende voorwaarden toegestaan:
a) de zending is in de grensinspectiepost van binnenkomst door de officiële dierenarts verzegeld met een zegel dat van een volgnummer is voorzien;
b) de documenten die de zending vergezellen, zoals bepaald in artikel 7 van Richtlijn 97/78/EG, worden op elke bladzijde door de officiële dierenarts in de grensinspectiepost van binnenkomst voorzien van het stempel „ALLEEN VOOR DOORVOER DOOR DE EU NAAR DERDE LANDEN”;
c) aan de procedurevoorschriften van artikel 11 van Richtlijn 97/78/EG is voldaan;
d) de officiële dierenarts van de grensinspectiepost van binnenkomst heeft op het in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie ( 5 ) genoemde Gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst verklaard dat de zending mag worden doorgevoerd.
2. Dergelijke zendingen mogen niet overeenkomstig artikel 12, lid 4, of artikel 13 van Richtlijn 97/78/EG in de Unie worden gelost of opgeslagen.
3. De bevoegde autoriteit verricht op gezette tijden audits om na te gaan of de aantallen zendingen en de hoeveelheden producten die het grondgebied van de Unie binnenkomen zijn respectievelijk verlaten hebben, met elkaar in overeenstemming zijn.
HOOFDSTUK VI
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 19
Intrekking
De Beschikkingen 93/342/EEG, 94/438/EG en 2006/696/EG worden ingetrokken.
Verwijzingen naar de ingetrokken beschikkingen gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de in bijlage XII opgenomen concordantietabel.
Artikel 20
Overgangsbepalingen
Producten waarvoor de desbetreffende veterinaire certificaten zijn afgegeven overeenkomstig de Beschikkingen 93/342/EEG, 94/438/EG en 2006/696/EG mogen tot en met 15 februari 2009 in de Gemeenschap ingevoerd of door de Gemeenschap doorgevoerd worden.
Artikel 21
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
PLUIMVEE, BROEDEIEREN, EENDAGSKUIKENS, VAN SPECIFIEKE PATHOGENEN VRIJE EIEREN, VLEES, GEHAKT VLEES, SEPARATORVLEES, EIEREN EN EIPRODUCTEN
DEEL 1
Lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten
ISO-code en naam van het derde land of gebied |
Code van het derde land, het gebied, de zone of het compartiment |
Omschrijving van het derde land, het gebied, de zone of het compartiment |
Veterinair certificaat |
Bijzondere voorwaarden |
Bijzondere voorwaarden |
Status t.a.v. bewaking aviaire influenza |
Status t.a.v. vaccinatie aviaire influenza |
Status salmonellabestrijding (6) |
||
Model(len) |
Aanvullende garanties |
Uiterste datum (1) |
Aanvangsdatum (2) |
|||||||
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
6A |
6B |
7 |
8 |
9 |
AL — Albanië |
AL-0 |
Het hele land |
EP, E |
|
|
|
|
|
|
S4 |
AR — Argentinië |
AR-0 |
Het hele land |
SPF |
|
|
|
|
|
|
|
POU, RAT, EP, E |
|
|
|
|
A |
|
S4 |
|||
WGM |
VIII |
|
|
|
|
|
|
|||
AU — Australië |
AU-0 |
Het hele land |
SPF |
|
|
|
|
|
|
|
EP, E |
|
|
|
|
|
|
S4 |
|||
BPP, DOC, HEP, SRP, LT20 |
|
|
|
|
|
|
S0, ST0 |
|||
BPR |
I |
|
|
|
|
|
|
|||
DOR |
II |
|
|
|
|
|
|
|||
HER |
III |
|
|
|
|
|
|
|||
POU |
VI |
|
|
|
|
|
|
|||
RAT |
VII |
|
|
|
|
|
|
|||
BA — Bosnië en Herzegovina |
BA-0 |
Het hele land |
E, EP |
|
|
|
|
|
|
S4 |
POU |
|
|
|
|
|
|
|
|||
BR — Brazilië |
BR-0 |
Het hele land |
SPF |
|
|
|
|
|
|
|
BR-1 |
De staten: Rio Grande do Sul, Santa Catarina, Paraná, São Paulo en Mato Grosso do Sul |
RAT, BPR, DOR, HER, SRA |
|
N |
|
|
A |
|
|
|
BR-2 |
De staten: Mato Grosso, Paraná, Rio Grande do Sul, Santa Catarina en São Paulo |
BPP, DOC, HEP, SRP, LT20 |
|
N |
|
|
|
S5, ST0 |
||
BR-3 |
Het Distrito Federal en de staten: Goiás, Minas Gerais, Mato Grosso, Mato Grosso do Sul, Paraná, Rio Grande do Sul, Santa Catarina en São Paulo |
WGM |
VIII |
|
|
|
|
|
|
|
EP, E, POU |
|
N |
|
|
|
|
S4 |
|||
BW — Botswana |
BW-0 |
Het hele land |
SPF |
|
|
|
|
|
|
|
EP, E |
|
|
|
|
|
|
S4 |
|||
BPR |
I |
|
|
|
|
|
|
|||
DOR |
II |
|
|
|
|
|
|
|||
HER |
III |
|
|
|
|
|
|
|||
RAT |
VII |
|
|
|
|
|
|
|||
BY — Belarus |
BY-0 |
Het hele land |
EP, E, POU (alle drie alleen voor de doorvoer door Litouwen) |
IX |
|
|
|
|
|
|
CA — Canada |
CA-0 |
Het hele land |
SPF |
|
|
|
|
|
|
|
EP, E |
|
|
|
|
|
|
S4 |
|||
CA-1 |
Het hele land Canada, met uitzondering van gebied CA-2 |
WGM |
VIII |
|
|
|
|
|
|
|
BPR, BPP, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20 |
|
N |
|
|
A |
|
S1, ST1 |
|||
POU, RAT |
|
N |
|
|
|
|
|
|||
CA-2 |
Gebied van Canada dat overeenkomt met: geen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
CH — Zwitserland |
CH-0 |
Het hele land |
|
|
|
|
A |
|
||
CL — Chili |
CL-0 |
Het hele land |
SPF |
|
|
|
|
|
|
|
EP, E |
|
|
|
|
|
|
S4 |
|||
BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20 |
|
N |
|
|
A |
|
S0, ST0 |
|||
WGM |
VIII |
|
|
|
|
|
|
|||
POU, RAT |
|
N |
|
|
|
|
|
|||
CN — China |
CN-0 |
Het hele land |
EP |
|
|
|
|
|
|
|
CN-1 |
De provincie Shandong |
POU, E |
VI |
P2 |
6.2.2004 |
— |
|
|
S4 |
|
GL — Groenland |
GL-0 |
Het hele land |
SPF |
|
|
|
|
|
|
|
EP, WGM |
|
|
|
|
|
|
|
|||
HK — Hongkong |
HK-0 |
Het hele grondgebied van de Speciale Administratieve Regio Hongkong |
EP |
|
|
|
|
|
|
|
IL – Israël (5) |
IL-0 |
Het hele land |
SPF, EP |
|
|
|
|
|
|
|
BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, LT20 |
X |
P3 |
28.1.2017 |
|
A |
|
S5, ST1 |
|||
SRP |
|
P3 |
18.4.2015 |
|
|
|
|
|||
RAT |
X |
P3 |
28.1.2017 |
|
|
|
|
|||
WGM |
VIII |
P3 |
18.4.2015 |
|
|
|
|
|||
E |
X |
P3 |
28.1.2017 |
|
|
|
S4 |
|||
IL-1 |
Gebied ten zuiden van Route nr. 5 |
POU |
X |
N, P2 |
24.4.2019 |
|
|
|
|
|
IL-2 |
Gebied ten noorden van Route nr. 5 |
POU |
X |
P3 |
28.1.2017 |
|
|
|
|
|
IN — India |
IN-0 |
Het hele land |
EP |
|
|
|
|
|
|
|
IS — IJsland |
IS-0 |
Het hele land |
SPF |
|
|
|
|
|
|
|
EP, E |
|
|
|
|
|
|
S4 |
|||
JP — Japan |
JP-0 |
Het hele land |
EP, E |
|
|
|
|
|
|
|
KR — Republiek Korea |
KR-0 |
Het hele land |
EP, E |
|
|
|
|
|
|
S4 |
MD — Moldavië |
MD-0 |
Het hele land |
EP |
|
|
|
|
|
|
|
ME — Montenegro |
ME-0 |
Het hele land |
EP |
|
|
|
|
|
|
|
MG — Madagaskar |
MG-0 |
Het hele land |
SPF |
|
|
|
|
|
|
|
EP, E, WGM |
|
|
|
|
|
|
S4 |
|||
MY — Maleisië |
MY-0 |
— |
— |
|
|
|
|
|
|
|
MY-1 |
Westelijk schiereiland |
EP |
|
|
|
|
|
|
|
|
E |
|
|
|
|
|
|
S4 |
|||
MK - Republiek Noord-Macedonië |
MK-0 |
Het hele land |
E, EP |
|
|
|
|
|
|
|
POU |
|
|
28.1.2017 |
1.5.2017 |
|
|
|
|||
MX — Mexico |
MX-0 |
Het hele land |
SPF |
|
|
|
|
|
|
|
EP |
|
|
|
5 februari 2016 |
|
|
|
|||
NA — Namibië |
NA-0 |
Het hele land |
SPF |
|
|
|
|
|
|
|
BPR |
I |
|
|
|
|
|
|
|||
DOR |
II |
|
|
|
|
|
|
|||
HER |
III |
|
|
|
|
|
|
|||
RAT, EP, E |
VII |
|
|
|
|
|
S4 |
|||
NC — Nieuw-Caledonië |
NC-0 |
Het hele land |
EP |
|
|
|
|
|
|
|
NZ — Nieuw-Zeeland |
NZ-0 |
Het hele land |
SPF |
|
|
|
|
|
|
|
BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20, |
|
|
|
|
|
|
S0, ST0 |
|||
WGM |
VIII |
|
|
|
|
|
|
|||
EP, E, POU, RAT |
|
|
|
|
|
|
S4 |
|||
PM — Saint-Pierre en Miquelon |
PM-0 |
Het gehele grondgebied |
SPF |
|
|
|
|
|
|
|
RS — Servië |
RS-0 |
Het hele land |
EP |
|
|
|
|
|
|
|
RU — Rusland |
RU-0 |
Het hele land |
EP, E |
|
|
|
|
|
|
S4 |
POU |
|
P2 |
17.11.2016 |
|
|
|
||||
SG — Singapore |
SG-0 |
Het hele land |
EP |
|
|
|
|
|
|
|
TH — Thailand |
TH-0 |
Het hele land |
SPF, EP |
|
|
|
|
|
|
|
WGM |
VIII |
|
|
1.7.2012 |
|
|
|
|||
POU, RAT |
|
|
|
1.7.2012 |
|
|
|
|||
E |
|
|
|
1.7.2012 |
|
|
S4 |
|||
TN — Tunesië |
TN-0 |
Het hele land |
SPF |
|
|
|
|
|
|
|
BPP, LT20, BPR, DOR, HER |
|
|
|
|
|
|
S0, ST0 |
|||
WGM |
VIII |
|
|
|
|
|
|
|||
EP, E, POU, RAT |
|
|
|
|
|
|
S4 |
|||
TR — Turkije |
TR-0 |
Het hele land |
SPF |
|
|
|
|
|
|
|
EP, E |
|
|
|
|
|
|
S4 |
|||
UA — Oekraïne |
UA-0 |
Het hele land |
EP, E |
|
|
|
|
|
|
|
UA-1 |
Het hele land Oekraïne, met uitzondering van gebied UA-2 |
WGM |
|
|
|
|
|
|
|
|
POU, RAT |
|
|
|
|
|
|
|
|||
UA-2 |
Gebied van Oekraïne dat overeenkomt met: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
UA-2.1 |
de oblast Cherson (regio) |
WGM |
|
P2 |
30.11.2016 |
|
|
|
|
|
POU, RAT |
|
P2 |
30.11.2016 |
|
|
|
|
|||
UA-2.2 |
de oblast Odessa (regio) |
WGM |
|
P2 |
4.1.2017 |
|
|
|
|
|
POU, RAT |
|
P2 |
4.1.2017 |
|
|
|
|
|||
UA-2.3 |
de oblast Tsjernivtsi (regio) |
WGM |
|
P2 |
4.1.2017 |
|
|
|
|
|
POU, RAT |
|
P2 |
4.1.2017 |
|
|
|
|
|||
US — Verenigde Staten van Amerika |
US-0 |
Het hele land |
SPF |
|
|
|
|
|
|
|
EP, E |
|
|
|
|
|
|
S4 |
|||
US-1 |
Geheel de Verenigde Staten met uitzondering van het gebied US-2 |
WGM |
VIII |
|
|
|
|
|
|
|
POU, RAT |
|
N |
|
|
|
|
|
|||
BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20 |
|
|
|
A |
|
S3, ST1 |
||||
US-2 |
Gebied van de Verenigde Staten dat overeenkomt met: |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
US-2.1 |
De staat Tennessee: Lincoln County Franklin County Moore County |
WGM |
VIII |
P2 |
4.3.2017 |
11.8.2017 |
|
|
|
|
POU, RAT |
|
N P2 |
|
|
|
|||||
BPR, BPP, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20 |
|
A |
|
S3, ST1 |
||||||
US-2.2 |
De staat Alabama: Madison County Jackson County |
WGM |
VIII |
P2 |
4.3.2017 |
11.8.2017 |
|
|
|
|
POU, RAT |
|
N P2 |
|
|
|
|||||
BPR, BPP, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20 |
|
A |
|
S3, ST1 |
||||||
UY — Uruguay |
UY-0 |
Het hele land |
SPF |
|
|
|
|
|
|
|
EP, E, RAT |
|
|
|
|
|
|
S4 |
|||
ZA — Zuid-Afrika |
ZA-0 |
Het hele land |
SPF |
|
|
|
|
|
|
|
EP, E |
|
|
|
|
|
|
S4 |
|||
BPR |
I |
P2 |
9.4.2011 |
|
A |
|
|
|||
DOR |
II |
|
|
|
||||||
HER |
III |
|
|
|
||||||
RAT |
VII |
H, P2 |
22.6.2017 |
|
|
|
|
|||
ZW — Zimbabwe |
ZW-0 |
Het hele land |
RAT |
VII |
P2 |
1.6.2017 |
|
|
|
|
EP, E |
|
|
|
|
|
|
S4 |
|||
(1) Vóór deze datum vervaardigde producten, ook indien zij zich op volle zee bevinden, mogen nog gedurende 90 dagen vanaf deze datum in de Unie worden ingevoerd. (2) Alleen na deze datum vervaardigde producten mogen in de Unie worden ingevoerd. (3) Overeenkomstig de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat inzake de handel in landbouwproducten (PB L 114 van 30.4.2002, blz. 132). (4) Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië: de definitieve naam van dit land zal worden vastgelegd in aansluiting op de lopende onderhandelingen in het kader van de Verenigde Naties. (5) De staat Israël met uitzondering van de gebieden onder Israëlisch bestuur sinds juni 1967, namelijk de Golanhoogvlakte, de Gazastrook, Oost-Jeruzalem en de rest van de Westelijke Jordaanoever. (6) Beperkingen met betrekking tot salmonellabestrijdingsprogramma's zoals vermeld in deel 2 zijn niet van toepassing op zendingen van minder dan twintig eenheden pluimvee (met uitzondering van loopvogels), broedeieren en eendagskuikens daarvan, indien bestemd voor de primaire productie van pluimvee voor particulier huishoudelijk gebruik of de primaire productie van pluimvee die leidt tot rechtstreekse levering, door de producent, van kleine hoeveelheden primaire producten aan de eindverbruiker of plaatselijke detailhandelszaken die de producten rechtstreeks aan de eindverbruiker leveren, overeenkomstig het model van veterinair certificaat „LT20”; |
DEEL 2
Modellen van veterinaire certificaten
Model:
„BPP” |
: |
Veterinaircertificaat voor fok- of gebruikspluimvee met uitzondering van loopvogels |
„BPR” |
: |
Veterinair certificaat voor fok- of gebruiksloopvogels |
„DOC” |
: |
Veterinair certificaat voor eendagskuikens met uitzondering van die van loopvogels |
„DOR” |
: |
Veterinair certificaat voor eendagskuikens van loopvogels |
„HEP” |
: |
Veterinaircertificaat voor broedeieren van pluimvee met uitzondering van loopvogels |
„HER” |
: |
Veterinaircertificaat voor broedeieren van loopvogels |
„SPF” |
: |
Veterinair certificaat voor van specifieke pathogenen vrije eieren |
„SRP” |
: |
Veterinair certificaat voorslachtpluimvee en pluimvee om in het wild te worden uitgezet met uitzonderingvan loopvogels |
„SRA” |
: |
Veterinaircertificaat voor slachtloopvogels |
„LT20” |
: |
Veterinair certificaat voor individuele zendingen van minder dan twintig eenheden pluimvee (met uitzondering van loopvogels), broedeieren of eendagskuikens daarvan |
„POU” |
: |
Veterinair certificaat voor vlees van pluimvee |
„POU-MI/MSM” |
: |
Veterinair certificaat voor gehakt vlees en separatorvlees van pluimvee |
„RAT” |
: |
Veterinaircertificaat voor vlees van gekweekte loopvogels voor menselijke consumptie |
„RAT-MI/MSM” |
: |
Veterinair certificaat voor gehakt vlees en separatorvlees van gekweekte loopvogels voor menselijke consumptie |
„WGM” |
: |
Veterinair certificaat voor vlees van vrij vederwild |
„WGM-MI/MSM” |
: |
Veterinair certificaat voor gehakt vlees en separatorvlees van vrij vederwild |
„E” |
: |
Veterinair certificaat voor eieren |
„EP” |
: |
Veterinair certificaat voor eiproducten |
Aanvullende garanties (AG):
„I” |
: |
Garanties voor fok- en gebruiksloopvogels, van herkomst uit een derde land, gebied of zone dat/die niet vrij is van Newcastle disease, gecertificeerd overeenkomstig model BPR |
„II” |
: |
Garanties voor eendagskuikens van loopvogels, van herkomst uit een derde land, gebied of zone dat/die niet vrij is van Newcastle disease, gecertificeerd overeenkomstig model DOR |
„III” |
: |
Garanties voor broedeieren van loopvogels, van herkomst uit een derde land, gebied of zone dat/die niet vrij is van Newcastle disease, gecertificeerd overeenkomstig model HER |
▼M1 —————
„V” |
: |
Garanties voor slachtloopvogels, van herkomst uit een derde land, gebied of zone dat/die niet vrij is van Newcastle disease, gecertificeerd overeenkomstig model SRA |
„VI” |
: |
Aanvullende garanties voor vlees van pluimvee overeenkomstig model POU |
„VII” |
: |
Aanvullende garanties voor vlees van gekweekte loopvogels voor menselijke consumptie, gecertificeerd overeenkomstig model RAT |
„VIII” |
: |
Aanvullende garanties voor vlees van vrij vederwild overeenkomstig model WGM |
„IX” |
: |
Alleen de doorvoer door Litouwen van zendingen eieren, eiproducten en vlees van pluimvee van oorsprong uit Belarus en bestemd voor het Russische gebied Kaliningrad is toegestaan, mits aan artikel 18, leden 2 tot en met 4, wordt voldaan. |
„X” |
: |
Aanvullende garanties voor goederen die zijn gecertificeerd overeenkomstig sectie I, punt 8, van bijlage III en de modelcertificaten BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, POU, RAT en E. |
Salmonellabestrijdingsprogramma:
„S0” |
Verbod van uitvoer naar de Gemeenschap van fok- of gebruikspluimvee van Gallus gallus, eendagskuikens van Gallus gallus, slachtpluimvee en pluimvee om in het wild te worden uitgezet van Gallus gallus, en broedeieren van Gallus gallus omdat geen relevant programma ter bestrijding van salmonella overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 bij de Commissie is ingediend of door haar is goedgekeurd. |
„S1” |
Verbod van uitvoer naar de Gemeenschap van fok- of gebruikspluimvee van Gallus gallus, eendagskuikens van Gallus gallus, en slachtpluimvee en pluimvee om in het wild te worden uitgezet van Gallus gallus voor andere doeleinden dan de fok omdat geen relevant programma ter bestrijding van salmonella overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 bij de Commissie is ingediend of door haar is goedgekeurd. |
„S2” |
Verbod van uitvoer naar de Gemeenschap van fok- of gebruikspluimvee van Gallus gallus, eendagskuikens van Gallus gallus, en slachtpluimvee en pluimvee om in het wild te worden uitgezet van Gallus gallus voor andere doeleinden dan de fok of de leg omdat geen relevant programma ter bestrijding van salmonella overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 bij de Commissie is ingediend of door haar is goedgekeurd. |
„S3” |
Verbod van uitvoer naar de Gemeenschap van fok- of gebruikspluimvee van Gallus gallus en slachtpluimvee en pluimvee om in het wild te worden uitgezet van Gallus gallus voor andere doeleinden dan de fok omdat geen relevant programma ter bestrijding van salmonella overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 bij de Commissie is ingediend of door haar is goedgekeurd. |
„S4” |
Verbod van uitvoer naar de Gemeenschap van eieren van Gallus gallus, andere dan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 557/2007 in klasse B ingedeelde eieren, omdat geen relevant programma ter bestrijding van salmonella overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 bij de Commissie is ingediend of door haar is goedgekeurd. |
„S5” |
Verbod van uitvoer naar de Unie van fok- of gebruikspluimvee van Gallus gallus (BPP), slachtpluimvee en pluimvee voor herbevolking (SRP) van Gallus gallus, omdat geen salmonellabestrijdingsprogramma overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 bij de Commissie is ingediend of door haar is goedgekeurd. |
„ST0” |
Verbod van uitvoer naar de Unie van, wat kalkoenen betreft, fok- of gebruikspluimvee (BPP), eendagskuikens (DOC), slachtpluimvee, pluimvee voor herbevolking (SRP) en broedeieren (HEP), omdat geen relevant salmonellabestrijdingsprogramma overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 bij de Commissie is ingediend of door haar is goedgekeurd. |
„ST1” |
Verbod van uitvoer naar de Unie van, wat kalkoenen betreft, fok- of gebruikspluimvee (BPP), slachtpluimvee en pluimvee voor herbevolking (SRP), omdat geen relevant salmonellabestrijdingsprogramma overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2160/2003 bij de Commissie is ingediend of door haar is goedgekeurd. |
Bijzondere voorwaarden:
„P2” |
: |
Verbod op invoer in en doorvoer door de Gemeenschap vanwege beperkingen in verband met een uitbraak van HPAI |
„P3” |
: |
Verbod op invoer in en doorvoer door de Gemeenschap vanwege beperkingen in verband met een uitbraak van Newcastle Disease |
„N” |
: |
Er zijn garanties verstrekt dat de wetgeving inzake de bestrijding van Newcastle disease in het derde land of gebied gelijkwaardig is aan die in de EU. In geval van een uitbraak van Newcastle disease mag de invoer uit het derde land of gebied verder worden toegestaan zonder wijziging van de code van het derde land of gebied. De invoer in de EU uit delen waarvoor de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land of gebied officiële beperkende maatregelen heeft ingesteld in verband met een uitbraak van die ziekte, is echter van rechtswege verboden. |
▼M29 —————
„H” |
: |
Er zijn garanties verstrekt dat het vlees van gekweekte loopvogels voor menselijke consumptie (RAT) afkomstig is van loopvogels van een geregistreerd gesloten loopvogelbedrijf dat door de bevoegde autoriteit van het derde land is erkend. Bij een uitbraak van HPAI op het grondgebied van het derde land mag dergelijk vlees toch nog worden ingevoerd, mits het vlees afkomstig is van loopvogels van een geregistreerd gesloten bedrijf dat vrij van LPAI en HPAI is, en op voorwaarde dat er zich binnen een straal van 100 km rond dat bedrijf - eventueel met inbegrip van het grondgebied van een buurland - ten minste in de laatste 24 maanden geen uitbraak van LPAI of HPAI heeft voorgedaan en er geen epidemiologisch verband bestaat met een loopvogel- of pluimveebedrijf waar zich de laatste 24 maanden LPAI of HPAI heeft voorgedaan. |
Bewakingsprogramma voor en vaccinatieprogramma tegen aviaire influenza:
„A” |
: |
Derde land, gebied, zone of compartiment voert een bewakingsprogramma voor aviaire influenza uit overeenkomstig Verordening (EG) nr. 798/2008 |
„B” |
: |
Derde land, gebied, zone of compartiment voert een vaccinatieprogramma tegen aviaire influenza uit overeenkomstig Verordening (EG) nr. 798/2008 |
Opmerkingen
Algemene opmerkingen:
a) De op basis van de modellen in deel 2 van deze bijlage voor het desbetreffende product opgestelde veterinaire certificaten worden afgegeven door het derde land, het gebied, de zone respectievelijk het compartiment van uitvoer. Zij bevatten in de in het model aangegeven volgorde de verklaringen die voor elk derde land vereist zijn en, indien van toepassing, ook de aanvullende gezondheidsvoorschriften die vereist zijn voor het derde land, het gebied, de zone respectievelijk het compartiment van uitvoer.
Indien door de EU-lidstaat van bestemming voor het betreffende product aanvullende garanties zijn vereist, worden deze ook in het originele veterinaire certificaat opgenomen.
b) Voor iedere zending van de desbetreffende producten die in dezelfde spoorwagon, vrachtwagen, hetzelfde vliegtuig of hetzelfde schip uit een gebied dat is opgenomen in de kolommen 2 en 3 van deel 1 van deze bijlage naar dezelfde bestemming wordt vervoerd, wordt een afzonderlijk certificaat overgelegd.
c) Het originele exemplaar van elk certificaat bestaat uit één blad waarvan de beide zijden worden bedrukt, of heeft een zodanige vorm dat alle bladzijden één ondeelbaar geheel vormen.
d) Het certificaat wordt opgesteld in ten minste één van de officiële talen van de EU-lidstaat waar de grenscontrole zal worden uitgevoerd en van de EU-lidstaat van bestemming. Die lidstaten kunnen evenwel toestaan dat in plaats van de eigen taal een andere communautaire taal wordt gebruikt, indien nodig vergezeld van een officiële vertaling.
e) Indien voor de identificatie van de bestanddelen van de zending extra bladen aan het certificaat worden gehecht, worden deze bladen beschouwd als deel uitmakend van het originele certificaat, mits elke bladzijde voorzien is van de handtekening en het stempel van de certificerende officiële dierenarts.
f) Indien het certificaat, inclusief de onder e) bedoelde aanvullingen, meer dan één bladzijde beslaat, wordt elke bladzijde onderaan aldus genummerd „–x (bladzijdenummer) van y (totaal aantal bladzijden)–” en wordt elke bladzijde bovenaan voorzien van het referentienummer van het certificaat dat door de bevoegde autoriteit is toegekend.
g) Het originele exemplaar van het certificaat moet door een officiële dierenarts worden ingevuld en ondertekend binnen 24 uur vóór het laden van de zending voor invoer in de Gemeenschap, tenzij anders vermeld. De bevoegde autoriteiten van het land van uitvoer moeten er daarbij op toezien dat beginselen van certificering worden toegepast die ten minste gelijkwaardig zijn aan die van Richtlijn 96/93/EG.
De kleur van de handtekening moet verschillen van die van de gedrukte tekst. Dat geldt ook voor andere stempels dan reliëfstempels of watermerken.
h) Het originele exemplaar van het certificaat vergezelt de zending tot in de EU-grensinspectiepost.
Aanvullende opmerkingen voor pluimvee en eendagskuikens:
i) Het certificaat is tien dagen geldig vanaf de datum van afgifte, tenzij anders vermeld.
In het geval van vervoer per schip wordt de geldigheidstermijn verlengd met de duur van de reis. Daartoe wordt het origineel van een verklaring van de kapitein, opgesteld overeenkomstig bijlage II, aan het veterinair certificaat gehecht.
j) Pluimvee en eendagskuikens worden niet vervoerd samen met pluimvee en eendagskuikens die niet voor de Europese Gemeenschap bestemd zijn of een lagere gezondheidsstatus hebben.
k) Pluimvee en eendagskuikens mogen tijdens het vervoer naar de Gemeenschap niet door een derde land, gebied, zone of compartiment worden vervoerd waaruit zij niet in de Gemeenschap mogen worden ingevoerd, of daar worden gelost.
Veterinair certificaat voor fok- of gebruikspluimvee met uitzondering van loopvogels (BPP)
Veterinair certificaat voor fok- of gebruiksloopvogels (BPR)
Veterinair certificaat voor eendagskuikens met uitzondering van die van loopvogels (DOC)
Veterinair certificaat voor eendagskuikens van loopvogels (DOR)
Veterinair certificaat voor broedeieren van pluimvee met uitzondering van loopvogels (HEP)
Veterinair certificaat voor broedeieren van loopvogels (HER)
Veterinair certificaat voor van specifieke pathogenen vrije eieren (SPF)
Veterinair certificaat voor slachtpluimvee en pluimvee om in het wild te worden uitgezet met uitzondering van loopvogels (SRP)
Veterinair certificaat voor slachtloopvogels (SRA)
Veterinair certificaat voor individuele zendingen van minder dan twintig eenheden pluimvee (met uitzondering van loopvogels), broedeieren of eendagskuikens daarvan (LT20)
Veterinair certificaat voor gehakt vlees en separatorvlees van pluimvee (POU-MI/MSM)
(Nog niet vastgesteld)
Veterinair certificaat voor vlees van gekweekte loopvogels voor menselijke consumptie (RAT)
Veterinair certificaat voor gehakt vlees en separatorvlees van gekweekte loopvogels voor menselijke consumptie (RAT-MI/MSM)
(Nog niet vastgesteld)
Veterinair certificaat voor vlees van vrij vederwild (WGM)
Veterinair certificaat voor gehakt vlees en separatorvlees van vrij vederwild (WGM-MI/MSM)
(Nog niet vastgesteld)
Veterinair certificaat voor eieren (E)
Model van veterinair certificaat voor eiproducten (EP)
BIJLAGE II
(bedoeld in artikel 4)
(In te vullen en aan het veterinair certificaat te hechten indien het vervoer van pluimvee en eendagskuikens tot aan de grens van de Europese Gemeenschap, ook indien slechts voor een deel, plaatsvindt per schip)
BIJLAGE III
COMMUNAUTAIRE BESLUITEN, INTERNATIONALE NORMEN EN PROCEDURES VOOR ONDERZOEK, BEMONSTERING EN TESTS ALS BEDOELD IN ARTIKEL 6
I. Vóór invoer in de Gemeenschap
Methoden voor de standaardisatie van materialen en procedures voor onderzoek, bemonstering en tests op:
1. Aviaire influenza
— Diagnosehandboek voor aviaire influenza in Beschikking 2006/437/EG van de Commissie ( 6 ), of
— Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) ( 7 ).
2. Newcastle disease
— Bijlage III bij Richtlijn 92/66/EEG van de Raad ( 8 ), of
— Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals van de OIE.
— Als artikel 12 van ►M42 Richtlijn 2009/158/EG ◄ van toepassing is, moeten de bemonsterings- en onderzoekmethoden in overeenstemming zijn met de methoden die beschreven staan in de bijlagen bij Beschikking 92/340/EEG van de Commissie ( 9 ).
3. Salmonella Pullorum en Salmonella Gallinarum
— Bijlage II, hoofdstuk III, bij ►M42 Richtlijn 2009/158/EG ◄ , of
— Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals van de OIE.
4. Salmonella Arizonae
— Bijlage II, hoofdstuk III, bij ►M42 Richtlijn 2009/158/EG ◄ , hetzij
— Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE).
5. Mycoplasma gallisepticum
— Bijlage II, hoofdstuk III, bij ►M42 Richtlijn 2009/158/EG ◄ , of
— Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals van de OIE.
6. Mycoplasma meleagridis
Bijlage II, hoofdstuk III, bij ►M42 Richtlijn 2009/158/EG ◄ .
7. Salmonella van belang voor de volksgezondheid
Bemonstering wordt verricht volgens het bemonsteringsprotocol van punt 2.2 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 200/2010 van de Commissie.
De te gebruiken detectiemethode is de door het referentielaboratorium van de Unie (EURL) voor salmonella in Bilthoven, Nederland, aanbevolen methode of een gelijkwaardige methode. Die methode wordt beschreven in de huidige versie van bijlage D bij ISO 6579 (2002): „Detection of Salmonella spp. in animal faeces and in samples of the primary production stage”. Bij deze detectiemethode wordt een semisolidemedium (gemodificeerd semisolide Rappaport-Vassiliadis-medium, MSRV) gebruikt als het enige selectieve ophopingsmedium.
De serotypering wordt verricht volgens het Kauffmann-White-schema of een gelijkwaardige methode.
8. Aanvullende garanties (X) met betrekking tot bepaalde derde landen die niet vrij zijn van Newcastle disease
8.1. In de in punt 8.2 bedoelde inrichtingen moet de officiële dierenarts:
a) een controle verrichten van de productie- en gezondheidsgegevens van de inrichting;
b) een klinische inspectie uitvoeren in elke productie-eenheid, met inbegrip van een evaluatie van de klinische voorgeschiedenis ervan en klinische onderzoeken van pluimvee, met name van dieren die ziek lijken te zijn, in elke productie-eenheid waaruit de in punt 8.2 bedoelde zending gepland is;
c) een bemonstering uitvoeren van ten minste 60 trachea- of orofarynxswabs en 60 cloacaswabs voor laboratoriumonderzoeken naar de aanwezigheid van het Newcastlediseasevirus in pluimvee en loopvogels in elke productie-eenheid waaruit de in punt 8.2 bedoelde zending van pluimvee gepland is; als er minder dan 60 vogels aanwezig zijn in die epidemiologische eenheid, moeten er swabs worden genomen bij alle vogels. In het geval van in punt 8.2, onder c), bedoelde producten kan deze bemonstering ook in het slachthuis plaatsvinden.
8.2. Punt 8.1 is van toepassing in inrichtingen van waaruit zendingen naar de Unie gepland zijn van:
a) fok- of gebruikspluimvee en fok- of gebruiksloopvogels (BPP, BPR);
b) eendagskuikens van pluimvee, eendagskuikens van loopvogels, broedeieren van pluimvee of loopvogels en consumptie-eieren (DOC, DOR, HEP, HER, E);
c) vlees dat is verkregen van pluimvee en loopvogels die op dergelijke bedrijven zijn gehouden (POU, RAT).
8.3. De in punt 8.1 vastgestelde procedures moeten worden uitgevoerd voor:
a) de in punt 8.2, onder a) en c), bedoelde goederen binnen 72 uur voor verzending naar de Unie of voor de slacht van het pluimvee en de loopvogels;
b) de in punt 8.2, onder b) bedoelde goederen op intervallen van 15 dagen of in geval van onregelmatige verzending naar de Unie ten minste zeven dagen vóór de verzameling van de broedeieren heeft plaatsgevonden.
8.4. De in punt 8.1 bedoelde procedures moeten een bevredigend resultaat opleveren en de hierboven bedoelde laboratoriumonderzoeken moeten worden uitgevoerd in een officieel laboratorium, negatieve resultaten opleveren en beschikbaar zijn voor de verzending naar de Unie van de in punt 8.2 genoemde goederen.
II. Na invoer in de Gemeenschap
Bemonsterings- en testprocedures voor aviaire influenza en Newcastle disease
Gedurende de in bijlage VIII, punt II.1, bedoelde periode neemt de officiële dierenarts monsters voor virologisch onderzoek van het ingevoerde pluimvee, dat als volgt wordt onderzocht:
— tussen de zevende en de vijftiende dag na het begin van de afzonderingsperiode worden cloacaswabs genomen bij alle dieren van de zending indien deze minder dan zestig dieren telt of van ten minste zestig dieren bij grotere zendingen;
— de monsters worden onderzocht in officiële laboratoria die door de bevoegde autoriteit zijn aangewezen, met diagnostische procedures voor:
—
i) aviaire influenza overeenkomstig het diagnosehandboek van Beschikking 2006/437/EG;
ii) Newcastle disease overeenkomstig bijlage III bij Richtlijn 92/66/EEG.
III. Algemene voorschriften
— Er mogen verzamelmonsters worden gevormd uit monsters van maximaal vijf dieren.
— Virusisolaten moeten onverwijld naar het nationale referentielaboratorium worden gestuurd.
BIJLAGE IV
(bedoeld in artikel 8, lid 2, onder d), artikel 9, lid 2, onder b), en artikel 10)
CRITERIA VOOR BEWAKINGSPROGRAMMA'S VOOR AVIAIRE INFLUENZA EN TE VERSTREKKEN INFORMATIE ( 10 )
I. Criteria voor bewaking van aviaire influenza bij pluimvee in derde landen, gebieden, zones of compartimenten als bedoeld in artikel 10
A. Bewaking van aviaire influenza bij pluimvee
1. Beschrijving van de doelstellingen
2. Derde land, gebied, zone of compartiment (doorhalen wat niet van toepassing is):
3. Soort bewaking:
— serologische bewaking
— virologische bewaking
— specifieke subtypen van aviaire influenza
4. Bemonsteringscriteria
— specifieke diersoorten (bv. kalkoenen, kippen, patrijzen)
— specifieke categorieën (bv. fok- en vermeerderingsdieren, legdieren)
— specifieke houderijsystemen (bv. commerciële bedrijven, hobbybedrijven)
5. Statistische basis voor het aantal bemonsterde inrichtingen:
— aantal inrichtingen in het gebied
— aantal inrichtingen per categorie
— aantal te bemonsteren inrichtingen per pluimveecategorie
6. Bemonsteringsfrequentie
7. Aantal genomen monsters per inrichting/stal
8. Bemonsteringsperiode
9. Aard van de genomen monsters (weefsel, feces, cloaca-, orofarynx- of tracheaswabs)
10. Gebruikte laboratoriummethoden (bv. AGID, PCR, HAR, virusisolatie)
11. Vermelding van laboratoria die de test uitvoeren op centraal, regionaal of lokaal niveau (doorhalen wat niet van toepassing is)
Vermelding van het referentielaboratorium dat de bevestigingstests uitvoert (nationaal referentielaboratorium voor aviaire influenza, OIE of communautair referentielaboratorium voor aviaire influenza)
12. Rapportagesysteem/protocol dat voor de resultaten van de bewaking van aviaire influenza wordt gebruikt (met de resultaten indien beschikbaar)
13. Follow-uponderzoeken van positieve uitslagen voor subtype H5 en H7.
B. Indien beschikbaar, informatie over de bewaking van aviaire influenza bij wilde vogels ter beoordeling van de risicofactoren voor insleep van aviaire influenza bij pluimvee
1. Soort bewaking:
— serologische bewaking
— virologische bewaking
— specifieke subtypen van aviaire influenza
2. Bemonsteringscriteria
3. Specifieke bemonstering van wilde vogels (wetenschappelijke soortnamen vermelden)
4. Bewaking van specifieke gebieden
5. De in deel I, onder A, punt 6 en de punten 8 tot en met 12, bedoelde informatie
II. Bewaking van aviaire influenza na een uitbraak van die ziekte in een derde land, gebied, zone of compartiment dat/die vrij van die ziekte was, zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, onder d), en artikel 9, lid 2, onder b)
De bewaking van aviaire influenza moet aan de hand van een gerandomiseerd, representatief monster van de risicopopulaties ten minste op betrouwbare wijze aantonen dat er geen besmetting is, met inachtneming van de specifieke epizoötiologische omstandigheden van de uitbraak of uitbraken in kwestie.
BIJLAGE V
(bedoeld in artikel 11, onder a)
DOOR EEN DERDE LAND DAT TEGEN AVIAIRE INFLUENZA VACCINEERT TE VERSTREKKEN INFORMATIE ( 11 )
I. Criteria voor in een derde land, gebied, zone of compartiment als bedoeld in artikel 11 uitgevoerde vaccinatieprogramma's
1. Land, gebied, zone of compartiment (doorhalen wat niet van toepassing is)
2. Ziektegeschiedenis (eerdere uitbraken bij pluimvee of gevallen bij wilde vogels van HPAI/LPAI)
3. Redenen om tot vaccinatie over te gaan
4. Risicobeoordeling op basis van:
— een uitbraak van aviaire influenza in het derde land, het gebied, de zone of het compartiment (doorhalen wat niet van toepassing is)
— een uitbraak van aviaire influenza in een nabijgelegen land
— andere risicofactoren, zoals bepaalde streken, pluimveehouderijsysteem of categorieën pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels
5. Geografisch gebied waar wordt gevaccineerd
6. Aantal inrichtingen in het vaccinatiegebied
7. Aantal inrichtingen waar wordt gevaccineerd, indien verschillend van het onder 6 vermelde aantal
8. Soorten en categorieën pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels in het gebied, de zone of het compartiment waar wordt gevaccineerd
9. Aantal stuks pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels in de onder 7 bedoelde inrichtingen (bij benadering)
10. Samenvatting van de kenmerken van het vaccin
11. Toelating, hantering, productie, opslag, levering, distributie en verkoop van vaccins tegen aviaire influenza in het land
12. Toepassing van een DIVA-strategie
13. Beoogde duur van de vaccinatiecampagne
14. Bepalingen en beperkingen inzake de verplaatsing van gevaccineerd pluimvee en producten van gevaccineerd pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels die gevaccineerd zijn
15. Klinische en laboratoriumtests in de inrichtingen waar gevaccineerd is en/of die in het vaccinatiegebied gelegen zijn (bv. werkzaamheid en tests vóór verplaatsingen)
16. Wijze van administratie (bv. van de in punt 15 genoemde informatie) en registratie van bedrijven waar gevaccineerd wordt.
II. Bewaking in derde landen, gebieden, zones of compartimenten die tegen aviaire influenza vaccineren, als bedoeld in artikel 11
Indien in een derde land, gebied, zone of compartiment wordt gevaccineerd, moeten in alle commerciële inrichtingen waar tegen aviaire influenza gevaccineerd wordt, laboratoriumtests worden uitgevoerd en moet naast de in bijlage IV, deel I, onder A, bedoelde informatie ook de volgende informatie worden verstrekt:
1. Aantal inrichtingen waar gevaccineerd wordt in het gebied, per categorie
2. Aantal te bemonsteren inrichtingen waar gevaccineerd wordt, per pluimveecategorie
3. Gebruik van verklikkerdieren (soort en aantal verklikkerdieren per stal vermelden)
4. Aantal genomen monsters per inrichting en/of stal
5. Gegevens over de werkzaamheid van het vaccin.
BIJLAGE VI
(bedoeld in artikel 12, lid 1, onder b), en lid 2, onder c) ii), en artikel 13, lid 1, onder a)
CRITERIA VOOR ERKENDE VACCINS TEGEN NEWCASTLE DISEASE
I. Algemene criteria
1. Vaccins moeten voldoen aan de normen die zijn vastgelegd in het hoofdstuk over Newcastle disease van het Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE).
2. Vaccins moeten door de bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land worden geregistreerd voordat zij mogen worden gedistribueerd en gebruikt. Voor deze registratie moeten de bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land zich baseren op een volledig dossier dat gegevens bevat over de doeltreffendheid en de onschadelijkheid van het vaccin; voor ingevoerde vaccins mogen de bevoegde autoriteiten zich baseren op gegevens die zijn gecontroleerd door de bevoegde autoriteiten van het land waar het vaccin wordt geproduceerd, op voorwaarde dat die controles zijn verricht overeenkomstig OIE-normen.
3. Bovendien moeten de invoer of de productie en de distributie van de vaccins worden gecontroleerd door de bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land.
4. Voordat distributie wordt toegestaan, moet elke partij vaccins namens de bevoegde autoriteiten worden getest op onschadelijkheid, met name ten aanzien van de verzwakking of inactivering en van de afwezigheid van ongewenste contaminanten, alsmede op werkzaamheid.
II. Specifieke criteria
Levende verzwakte vaccins tegen Newcastle disease moeten worden bereid op basis van een Newcastle disease-virusstam waarvoor bij een test van de „master seed” een intracerebrale pathogeniteitsindex (ICPI) is gebleken van:
a) minder dan 0,4 wanneer in het kader van de ICPI-test aan elk dier ten minste 107 EID50 toegediend, of
b) minder dan 0,5 wanneer in het kader van de ICPI-test aan elke vogel ten minste 108 EID50 is toegediend.
BIJLAGE VII
(bedoeld in artikel 13)
AANVULLENDE GEZONDHEIDSVOORSCHRIFTEN
I. voor pluimvee, eendagskuikens en broedeieren afkomstig uit EEn derde land, gebied, zone of compartiment waar de gebruikte vaccins tegen Newcastle disease niet aan de criteria van bijlage VI voldoen
1. Indien het gebruik van vaccins tegen Newcastle disease die niet aan de specifieke criteria van bijlage VI voldoen in het derde land, het gebied, de zone of het compartiment niet verboden is, gelden de volgende aanvullende gezondheidsvoorschriften:
a) pluimvee, met inbegrip van eendagskuikens, is sedert minstens twaalf maanden voor de datum van invoer in de Gemeenschap niet met dergelijke vaccins ingeënt;
b) op het koppel of de koppels is niet meer dan twee weken voor de datum van invoer in de Gemeenschap of, in het geval van broedeieren, niet meer dan twee weken voor de datum waarop de eieren zijn verzameld, een virusisolatietest op Newcastle disease uitgevoerd:
i) die is uitgevoerd in een officieel laboratorium,
ii) op een aselecte steekproef van cloacaswabs van ten minste zestig dieren per koppel,
iii) waarbij geen aviair paramyxovirus met een intracerebrale pathogeniteitsindex van meer dan 0,4 is gevonden;
c) het pluimvee is gedurende de onder b) bedoelde twee weken onder officiële bewaking op de inrichting van herkomst afgezonderd gehouden;
d) het pluimvee is gedurende zestig dagen voor de datum van invoer in de Gemeenschap of, in het geval van broedeieren, gedurende een periode van 60 dagen voor de datum waarop de eieren zijn verzameld, niet in contact geweest met pluimvee dat niet aan de voorwaarden onder a) en b) voldoet.
2. Als eendagskuikens worden ingevoerd uit een derde land, gebied, zone of compartiment als bedoeld in punt 1, zijn deze eendagskuikens en de broedeieren waaruit zij verkregen zijn, in de broederij en tijdens het vervoer niet in contact geweest met pluimvee of broedeieren die niet aan de in punt 1, onder a) tot en met d), genoemde voorwaarden voldoen.
II. Voor vlees van pluimvee
Vlees van pluimvee moet afkomstig zijn van slachtpluimvee:
a) dat in de dertig dagen voor de slachtdatum niet is ingeënt met levende verzwakte vaccins op basis van een master seed van het Newcastlediseasevirus met een hogere pathogeniteit dan lentogene virusstammen;
b) dat in een officieel laboratorium tijdens het slachten een virusisolatietest op Newcastle disease heeft ondergaan, uitgevoerd op een aselecte steekproef van cloacaswabs van ten minste zestig dieren per koppel, waarbij geen aviair paramyxovirus met een intracerebrale pathogeniteitsindex (ICPI) van meer dan 0,4 is gevonden;
c) dat in de dertig dagen vóór de slachtdatum niet in contact is geweest met pluimvee dat niet voldoet aan de voorwaarden onder a) en b).
BIJLAGE VIII
(bedoeld in artikel 14, lid 1, onder a)
FOK- EN GEBRUIKSPLUIMVEE MET UITZONDERING VAN LOOPVOGELS, EN BROEDEIEREN EN EENDAGSKUIKENS MET UITZONDERING VAN DIE VAN LOOPVOGELS
I. Voorschriften vóór de invoer
1. In de Gemeenschap ingevoerd fok- en gebruikspluimvee met uitzondering van loopvogels, alsmede broedeieren en eendagskuikens met uitzondering van die van loopvogels komen uitsluitend uit inrichtingen die door de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land zijn erkend onder voorwaarden die ten minste even stringent zijn als die welke zijn vastgesteld in bijlage II bij ►M42 Richtlijn 2009/158/EG ◄ , met dien verstande dat de erkenning van deze inrichtingen niet mag zijn geschorst of ingetrokken.
2. Wanneer fok- en gebruikspluimvee met uitzondering van loopvogels, alsmede broedeieren en eendagskuikens met uitzondering van die van loopvogels, en/of de koppels van herkomst krachtens de eisen die zijn vermeld in het desbetreffende veterinair certificaat van deze verordening moeten worden getest, worden de bemonsteringen voor deze tests en de tests zelf uitgevoerd overeenkomstig bijlage III.
3. Op in de Gemeenschap ingevoerde broedeieren staat de naam van het derde land van herkomst vermeld, alsmede het woord „broedei” in een van de officiële talen van de Gemeenschap, in letters van meer dan 3 mm hoog.
4. De verpakkingen van de in lid 3 bedoelde broedeieren bevatten uitsluitend eieren van eenzelfde soort, eenzelfde categorie en eenzelfde type pluimvee, uit eenzelfde derde land, gebied, zone of compartiment van herkomst en van eenzelfde verzender en er komen ten minste de volgende aanduidingen op voor:
a) de in punt 3 genoemde informatie die op de eieren staat;
b) de pluimveesoort waarvan de eieren afkomstig zijn;
c) de naam of firmanaam en het adres van de verzender.
5. De dozen ingevoerde eendagskuikens bevatten uitsluitend dieren van eenzelfde soort, eenzelfde categorie en eenzelfde type pluimvee, uit eenzelfde derde land, gebied, zone of compartiment van herkomst en van eenzelfde verzender en er komen ten minste de volgende aanduidingen op voor:
a) de naam van het derde land, het gebied, de zone of het compartiment van herkomst;
b) de pluimveesoort waartoe de eendagskuikens behoren;
c) het registratienummer van de broederij;
d) de naam of firmanaam en het adres van de verzender.
II. Voorschriften na de invoer
1. Ingevoerd fok- en gebruikspluimvee met uitzondering van loopvogels, alsmede ingevoerde eendagskuikens en broedeieren, met uitzondering van die van loopvogels, worden vanaf de datum van aankomst op de inrichting van bestemming gehouden:
a) gedurende ten minste zes weken, of
b) indien de dieren tijdens de onder a) bedoelde periode worden geslacht, tot de slachtdatum.
De onder a) bedoelde periode kan evenwel tot drie weken worden beperkt indien de bemonsteringen en tests overeenkomstig bijlage III een gunstig resultaat hebben opgeleverd.
2. Uit ingevoerde broedeieren afkomstig fok- en gebruikspluimvee met uitzondering van loopvogels wordt gedurende ten minste drie weken, gerekend vanaf de dag van het uitkomen, gehouden op de broederij dan wel gedurende ten minste drie weken op de inrichting(en) waarnaar de kuikens na het uitkomen zijn verzonden.
Indien de eendagskuikens niet worden opgefokt in de lidstaat die de broedeieren heeft ingevoerd, worden zij rechtstreeks naar de in de punten 1.10 en 1.11 van model 2 van het gezondheidscertificaat in bijlage IV bij ►M42 Richtlijn 2009/158/EG ◄ bedoelde eindbestemming vervoerd en daar ten minste drie weken na de datum waarop zij zijn uitgekomen gehouden.
3. Gedurende de in de punten 1 en 2 bedoelde perioden worden ingevoerd fok- en gebruikspluimvee en ingevoerde eendagskuikens alsmede uit ingevoerde broedeieren afkomstig fok- en gebruikspluimvee met uitzondering van loopvogels, in afzondering gehouden in pluimveestallen waar geen andere koppels aanwezig zijn.
De dieren mogen wel in pluimveestallen worden gezet waar reeds fok- en gebruikspluimvee en eendagskuikens aanwezig zijn.
In dat geval worden de in de punten 1 en 2 genoemde perioden geacht aan te vangen zodra het laatste ingevoerde dier is binnengebracht en mag geen enkel dier de stal verlaten voordat de betrokken termijn is afgelopen.
4. Ingevoerde broedeieren worden in aparte voorbroeders en uitkomstkasten uitgebroed.
Ingevoerde broedeieren mogen wel in voorbroeders en uitkomstkasten worden ingelegd waar al andere broedeieren aanwezig zijn.
In dat geval worden de in de punten 1 en 2 genoemde perioden geacht aan te vangen zodra het laatste ingevoerde broedei is ingelegd.
5. Uiterlijk op de dag waarop de in punt 1 of 2 bedoelde periode verstrijkt worden het ingevoerde fok- en gebruikspluimvee en de eendagskuikens door de officiële dierenarts klinisch onderzocht en worden zo nodig monsters genomen om hun gezondheidstoestand na te gaan.
BIJLAGE IX
(bedoeld in artikel 14, lid 1, onder b)
FOK- EN GEBRUIKSLOOPVOGELS EN BROEDEIEREN EN EENDAGSKUIKENS DAARVAN
I. Voorschriften vóór de invoer
1. Ingevoerde fok- en gebruiksloopvogels („loopvogels”) worden geïdentificeerd door middel van halsmerken en/of microchips die de ISO-code van het derde land van herkomst bevatten. Microchips moeten voldoen aan de ISO-normen.
2. Ingevoerde broedeieren van loopvogels worden voorzien van een stempel dat de ISO-code van het derde land van herkomst en het erkenningsnummer van de inrichting van oorsprong bevat.
3. De verpakkingen van de in lid 2 bedoelde broedeieren bevatten uitsluitend eieren van loopvogels uit hetzelfde derde land, gebied of compartiment of dezelfde zone van herkomst en van dezelfde verzender en er komen ten minste de volgende aanduidingen op voor:
a) de in punt 2 genoemde informatie die op de eieren staat;
b) een duidelijk zichtbare en leesbare vermelding dat de zending broedeieren van loopvogels bevat;
c) de naam of firmanaam en het adres van de verzender;
4. De dozen ingevoerde eendagskuikens van fok- en gebruiksloopvogels bevatten uitsluitend loopvogels uit hetzelfde derde land, gebied of compartiment of dezelfde zone van herkomst en van dezelfde verzender en er komen ten minste de volgende aanduidingen op voor:
a) de ISO-code van het derde land van herkomst en het erkenningsnummer van de inrichting van oorsprong;
b) een duidelijk zichtbare en leesbare vermelding dat de zending eendagskuikens van loopvogels bevat;
c) de naam of firmanaam en het adres van de verzender.
II. Voorschriften na de invoer
1. Na afloop van de invoercontroles overeenkomstig Richtlijn 91/496/EEG worden de zendingen loopvogels en broedeieren en eendagskuikens daarvan rechtstreeks naar de eindbestemming vervoerd.
2. Ingevoerde loopvogels en eendagskuikens daarvan worden vanaf de datum van aankomst op de inrichting(en) van bestemming gehouden:
a) gedurende ten minste zes weken, of
b) indien de dieren tijdens de onder a) bedoelde periode worden geslacht, tot de slachtdatum.
3. Uit ingevoerde broedeieren afkomstige loopvogels worden gedurende ten minste drie weken, gerekend vanaf de dag van het uitkomen, gehouden in de broederij dan wel gedurende ten minste drie weken in de inrichting(en) waarnaar de kuikens na het uitkomen zijn verzonden.
Wanneer eendagskuikens van loopvogels niet worden opgefokt in de lidstaat die de broedeieren heeft ingevoerd, worden zij rechtstreeks naar de in de punten I.10 en I.11 van model 2 van het gezondheidscertificaat in bijlage IV bij Richtlijn 2009/158/EG ( 12 ) bedoelde eindbestemming vervoerd en daar ten minste drie weken na de datum waarop zij zijn uitgekomen, gehouden.
4. Gedurende de in de punten 2 en 3 bedoelde perioden worden ingevoerde loopvogels en uit ingevoerde broedeieren afkomstig loopvogels in afzondering gehouden in stallen waar geen andere loopvogels of pluimvee aanwezig zijn.
Zij mogen wel in stallen worden gezet waar reeds andere loopvogels of pluimvee aanwezig zijn. In dat geval worden de in de punten 2 en 3 genoemde perioden geacht aan te vangen zodra de laatste ingevoerde loopvogel is binnengebracht en mag geen enkele loopvogel of ander pluimvee de stal verlaten voordat de betrokken termijn is afgelopen.
5. Ingevoerde broedeieren worden in aparte voorbroeders en uitkomstkasten uitgebroed.
Ingevoerde broedeieren mogen wel in voorbroeders en uitkomstkasten worden ingelegd waar al andere broedeieren aanwezig zijn. In dat geval worden de in de punten 2 en 3 genoemde perioden geacht aan te vangen zodra het laatste ingevoerde broedei is ingelegd en zijn de in die punten genoemde maatregelen van toepassing.
6. Uiterlijk op de dag waarop de in punt 2 of 3 genoemde periode verstrijkt worden de ingevoerde loopvogels en de eendagskuikens daarvan door de officiële dierenarts klinisch onderzocht en worden zo nodig monsters genomen om hun gezondheidstoestand na te gaan.
III. Voorschriften voor de invoer van loopvogels en eendagskuikens daarvan afkomstig uit Azië en Afrika in de Gemeenschap
De in deel I van bijlage X vastgestelde beschermende maatregelen in verband met Krim-Kongo hemorragische koorts zijn van toepassing op fok- en gebruiksloopvogels en eendagskuikens daarvan, afkomstig uit derde landen, gebieden, zones of compartimenten in Azië of Afrika.
Alle loopvogels die positief hebben gereageerd op de competitie-Elisa op antilichamen tegen Krim-Kongo hemorragische koorts worden vernietigd.
Alle dieren van dezelfde zending moeten 21 dagen na de eerste test een nieuwe Elisa-test ondergaan. Wanneer een of meer dieren positief reageren, worden alle dieren van de zending vernietigd.
IV. Voorschriften voor fok- en gebruiksloopvogels afkomstig uit een derde land of een gebied dat of een zone die als besmet met Newcastle disease wordt beschouwd
De volgende regels zijn van toepassing op loopvogels en broedeieren daarvan, afkomstig uit een derde land of een gebied dat of een zone die als besmet met Newcastle disease wordt beschouwd alsmede op eendagskuikens daarvan die uit dergelijke eieren zijn uitgebroed:
a) voordat de afzonderingsperiode begint controleren de bevoegde autoriteiten de in deel II, punt 4, van deze bijlage bedoelde afzonderingsvoorzieningen;
b) in de in deel II, punten 2 en 3, genoemde perioden wordt een virusisolatietest op Newcastle disease verricht met gebruikmaking van cloacaswabs of fecesmonsters van elke loopvogel;
c) indien de loopvogels bestemd zijn voor een lidstaat met de in artikel 12, lid 2, van ►M42 Richtlijn 2009/158/EG ◄ genoemde status, wordt naast de onder b) bedoelde virusisolatietest ook bij elke loopvogel een serologische test verricht;
d) een dier moet negatief op de onder b) en c) bedoelde tests hebben gereageerd voordat het de afzonderingsvoorziening mag verlaten.
BIJLAGE X
(bedoeld in artikel 17)
BESCHERMENDE MAATREGELEN IN VERBAND MET KRIM-KONGO HEMORRAGISCHE KOORTS
I. Voor loopvogels
De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat de loopvogels ten minste de laatste 21 dagen vóór invoer in de Gemeenschap in een teekvrije, tegen knaagdieren beschermde ruimte worden geïsoleerd.
Voordat de loopvogels naar de teekvrije ruimte worden gebracht, worden zij zo behandeld dat alle eventueel aanwezige ectoparasieten gegarandeerd worden vernietigd. Na een verblijf van 14 dagen in de teekvrije ruimte worden de loopvogels aan een competitie-Elisa op antilichamen tegen Krim-Kongo hemorragische koorts onderworpen. Alle in de isolatieruimte ondergebrachte dieren moeten negatief op de test reageren. Bij aankomst van de loopvogels in de Gemeenschap worden zowel de behandeling tegen ectoparasieten als de serologische test herhaald.
II. Voor loopvogels waarvan het vlees wordt ingevoerd
De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat de loopvogels ten minste de laatste 14 dagen vóór de slachtdatum in een tegen knaagdieren beschermde, teekvrije ruimte worden geïsoleerd.
Voordat de loopvogels naar de teekvrije ruimte worden gebracht, worden zij onderzocht en teekvrij bevonden of worden zij zo behandeld dat alle eventueel aanwezige teken gegarandeerd worden vernietigd. De gebruikte behandeling wordt op het invoercertificaat vermeld. De behandeling mag geen aantoonbare residuen in het vlees van de loopvogels achterlaten.
Elke partij loopvogels wordt vóór het slachten op teken onderzocht. Indien teken worden gevonden, wordt de hele partij opnieuw aan de vóór het slachten verplichte isolatie onderworpen.
BIJLAGE XI
(zoals bedoeld in artikel 18, lid 2)
Model van veterinair certificaat voor doorvoer/opslag van van specifieke pathogenen vrije eieren, vlees, gehakt vlees en separatorvlees van pluimvee, loopvogels en vrij vederwild, eieren en eiproducten
BIJLAGE XII
(bedoeld in artikel 20)
CONCORDANTIETABEL
Deze verordening |
Beschikking 2006/696/EG |
Beschikking 94/438/EG |
Beschikking 93/342/EEG |
Artikel 1, lid 1, eerste alinea |
Artikel 1, eerste alinea |
|
|
Artikel 1, lid 1, tweede alinea |
Artikel 5 |
|
|
Artikel 1, lid 2 |
Artikel 1, tweede alinea |
|
|
Artikel 1, lid 3 |
Bijlagen I en II (deel 1) |
|
|
artikel 2, punten 1 t/m 5 |
Artikel 2, onder a) tot en met e) |
|
|
Artikel 2, punt 6 |
Artikel 2, onder m) |
|
|
Artikel 2, punt 7 |
Artikel 2, onder j) |
|
|
Artikel 2, punt 8 |
Artikel 2, onder k) |
|
|
Artikel 2, punt 9 |
artikel 2, onder l) |
|
|
Artikel 2, punt 10 |
|
|
|
Artikel 2, punt 11 |
|
|
|
Artikel 2, punt 12, onder a) tot en met c) |
Artikel 2, onder g) |
|
|
Artikel 2, punt 12, onder d) |
|
|
|
Artikel 2, punt 13 |
Artikel 2, onder h) |
|
|
Artikel 2, punt 14 |
Artikel 2, onder f) |
|
|
Artikel 2, punt 15 |
|
|
|
Artikel 2, punt 16 |
|
|
|
Artikel 2, punt 17 |
|
|
|
Artikel 2, punt 18 |
|
|
|
Artikel 2, punt 19 |
|
|
|
Artikel 2, punt 20 |
|
|
|
Artikel 3 |
Artikel 5 |
|
|
Artikel 4, eerste alinea |
Artikelen 5 en 3 |
|
|
Artikel 4, tweede alinea |
Bijlage I, deel 3 |
|
|
Artikel 4, derde alinea |
Artikel 3, tweede alinea |
|
|
Artikel 5 |
Artikel 4 |
|
|
Artikel 6 |
|
|
|
Artikel 7, onder a) |
|
|
Artikel 2, onder h) |
Artikel 7, onder b) |
|
|
Artikel 2, onder g) |
Artikel 7, onder c) |
|
|
Artikel 2, onder i) |
Artikel 8 |
|
|
|
Artikel 9 |
|
|
|
Artikel 10 |
|
|
|
Artikel 11 |
|
|
|
Artikel 12 |
|
Artikel 4, leden 1 en 2 |
Artikel 4, leden 1 en 2 |
Artikel 13 |
|
Artikel 4, lid 3 |
Artikel 4, lid 4 |
Artikel 14, lid 1, onder a) |
Artikel 9 |
|
|
Artikel 14, lid 1, onder b) |
Artikel 11 |
|
|
Artikel 14, lid 2 |
|
|
|
Artikel 15 |
Artikel 18 |
|
|
Artikel 16 |
Artikel 8 |
|
|
Artikel 17 |
Artikel 16, lid 2 |
|
|
Artikel 18, lid 1 |
|
|
|
Artikel 18, lid 2 |
Artikel 19, onder b) |
|
|
Artikel 18, lid 3 |
Artikel 19 |
|
|
Artikel 19 |
Artikel 20 |
|
|
Artikel 20 |
|
|
|
Artikel 21 |
|
|
|
Artikel 22 |
|
|
|
Bijlage I |
Bijlagen I en II |
|
|
Bijlage II |
Bijlage I, deel 3 |
|
|
Bijlage III, deel I, punten 1 t/m 6 |
Bijlage I, deel 4, onder A |
|
|
Bijlage III, deel I, punt 7 |
|
|
|
Bijlage III, delen II en III |
Bijlage I, deel 4, onder B |
|
|
Bijlage IV |
|
|
|
Bijlage V |
|
|
|
Bijlage VI |
|
|
Bijlage B |
Bijlage VII, deel I |
Artikel 7 |
|
|
Bijlage VII, deel II |
|
Bijlage |
|
Bijlage VIII, deel I |
Artikel 9 |
|
|
Bijlage VIII, deel II |
Artikel 10 |
|
|
Bijlage IX, deel I |
Artikel 11 |
|
|
Bijlage IX, deel II |
Artikel 12 |
|
|
Bijlage IX, deel III |
Artikel 13 |
|
|
Bijlage IX, deel IV |
Artikel 14 |
|
|
Bijlage X |
Bijlage V |
|
|
Bijlage XI |
Bijlage IV |
|
|
Bijlage XII |
|
|
|
( 1 ) http://www.edqm.eu (meest recente uitgave).
( 2 ) Veterinary Laboratories Agency, New Haw, Weybridge, Surrey KT 153NB, United Kingdom.
( 3 ) http://www.oie.int/eng/normes/mcode/en_sommaire.htm
( 4 ) PB L 296 van 12.11.2009, blz. 1.
( 5 ) PB L 21 van 28.1.2004, blz. 11.
( 6 ) PB L 237 van 31.8.2006, blz. 1.
( 7 ) http://www.oie.int/eng/normes/mmanual/A_summry.htm
( 8 ) PB L 260 van 5.9.1992, blz. 1.
( 9 ) PB L 188 van 8.7.1992, blz. 34.
( 10 ) Gelieve zo uitvoerig mogelijke informatie te verstrekken zodat het programma goed kan worden beoordeeld.
( 11 ) Gelieve zo uitvoerig mogelijke informatie te verstrekken zodat het programma goed kan worden beoordeeld.
( 12 ) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 74.