Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02002L0047-20220812

Consolidated text: Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2002/47/2022-08-12

In deze geconsolideerde tekst zijn de volgende wijzigingen mogelijk nog niet verwerkt:

Wijzigingsbesluit Soort wijziging Betrokken onderverdeling Datum inwerkingtreding
32025L0001 gewijzigd door artikel 9a 28/01/2025
32025L0001 gewijzigd door artikel 1 lid 6 28/01/2025

02002L0047 — NL — 12.08.2022 — 003.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

RICHTLIJN 2002/47/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 6 juni 2002

betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten

(PB L 168 van 27.6.2002, blz. 43)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

RICHTLIJN 2009/44/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 6 mei 2009

  L 146

37

10.6.2009

 M2

RICHTLIJN 2014/59/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 mei 2014

  L 173

190

12.6.2014

►M3

VERORDENING (EU) 2021/23 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 december 2020

  L 22

1

22.1.2021




▼B

RICHTLIJN 2002/47/EG VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 6 juni 2002

betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten



Artikel 1

Voorwerp en werkingssfeer

1.  
Deze richtlijn voorziet in een communautaire regeling voor financiëlezekerheidsovereenkomsten die voldoen aan de eisen opgenomen in de leden 2 en 5, en als zekerheid verschafte financiële activa overeenkomstig de leden 4 en 5.
2.  

De zekerheidsnemer en de zekerheidsverschaffer behoren elk tot een van de volgende categorieën:

a) 

een overheidsinstantie (exclusief ondernemingen met overheidsgarantie tenzij zij behoren tot categorieën b), c), d) of e), inclusief:

i) 

instellingen behorend tot de overheidssector van de lidstaten die belast zijn met of een rol spelen bij het beheer van de overheidsschuld en

ii) 

instellingen behorend tot de overheidssector van de lidstaten die zijn gemachtigd om voor klanten rekeningen aan te houden;

▼M1

b) 

een centrale bank, de Europese Centrale Bank, de Bank voor Internationale Betalingen, een multilaterale ontwikkelingsbank als bedoeld in deel 1, afdeling 4, van bijlage VI bij Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (herschikking) ( 1 ), het Internationaal Monetair Fonds en de Europese Investeringsbank;

▼B

c) 

een financiële instelling onder bedrijfseconomisch toezicht met inbegrip van:

▼M1

i) 

een kredietinstelling als omschreven in artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2006/48/EG, met inbegrip van de in artikel 2 van die richtlijn genoemde instellingen;

ii) 

een beleggingsonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten ( 2 );

iii) 

een financiële instelling als omschreven in artikel 4, punt 5, van Richtlijn 2006/48/EG;

iv) 

een verzekeringsonderneming als omschreven in artikel 1, onder a), van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (derde richtlijn schadeverzekeringen) ( 3 ) en een levensverzekeringsonderneming als omschreven in artikel 1, lid 1, onder a), van Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering ( 4 );

▼B

v) 

een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe) als omschreven in artikel 1, lid 2, van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) ( 5 );

vi) 

een beheermaatschappij als omschreven in artikel 1a, lid 2, van Richtlijn 85/611/EEG;

d) 

een centrale tegenpartij, een afwikkelende instantie of een clearing house zoals omschreven respectievelijk onder c), d) en e), van artikel 2 van Richtlijn 98/26/EG, inclusief onder het nationale recht vallende gereglementeerde instellingen die actief zijn op de markten voor futures, opties en derivaten, voorzover niet onder die richtlijn vallend, en een andere dan een natuurlijke persoon die optreedt als trustee of in een vertegenwoordigende hoedanigheid namens een of meer personen waaronder enigerlei obligatiehouders of houders van andere schuldinstrumenten of enige instelling als omschreven onder a) tot en met d);

e) 

een andere dan een natuurlijke persoon, waaronder ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid en samenwerkingsverbanden (partnerships), mits de andere partij een instelling is als omschreven onder a) tot en met d).

3.  
De lidstaten kunnen financiëlezekerheidsovereenkomsten van de werkingssfeer van de richtlijn uitsluiten wanneer een van de partijen een persoon is als bedoeld in lid 2, onder e).

Lidstaten die van deze mogelijkheid gebruikmaken, brengen de Commissie hiervan op de hoogte, die op haar beurt de andere lidstaten op de hoogte brengt.

4.  
►M1  
a) 

De als zekerheid verschafte financiële activa bestaan uit contanten, financiële instrumenten of kredietvorderingen;

 ◄
b) 

De lidstaten kunnen als zekerheid verschafte financiële activa die bestaan uit door de zekerheidsverschaffer aangehouden eigen aandelen, aandelen in verbonden ondernemingen in de zin van de Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening ( 6 ), en aandelen in ondernemingen wier uitsluitend doel is productiemiddelen te bezitten die van wezenlijk belang zijn voor de zakelijke activiteiten van de zekerheidsverschaffer, dan wel om onroerend goed te bezitten, van de werkingssfeer van deze richtlijn uitsluiten.

▼M1

c) 

De lidstaten kunnen kredietvorderingen van de werkingssfeer van deze richtlijn uitsluiten als de debiteur een consument is als gedefinieerd in artikel 3, onder a), van Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten ( 7 ) of een kleine of micro-onderneming als gedefinieerd in artikel 1 en artikel 2, lid 2 en lid 3, van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote of micro-ondernemingen ( 8 ), tenzij de zekerheidsnemer of de zekerheidsverschaffer van dergelijke kredietvorderingen een van de instellingen is die worden genoemd in artikel 1, lid 2, onder b), van deze richtlijn.

▼B

5.  
Deze richtlijn is van toepassing zodra de financiële activa als zekerheid zijn verschaft en op voorwaarde dat zulks met schriftelijke bewijsstukken kan worden aangetoond.

De verschaffing als zekerheid van financiële activa moet op zodanige wijze kunnen worden aangetoond dat de betrokken als zekerheid verschafte financiële activa kunnen worden geïdentificeerd. Daartoe volstaat het aan te tonen dat activa in de vorm van giraal overdraagbare effecten zijn gecrediteerd of als krediet op de betrokken rekening zijn bijgeschreven en dat de activa in de vorm van contanten zijn gecrediteerd of als creditsaldo op een betrokken rekening zijn bijgeschreven. ►M1  Wat kredietvorderingen betreft, volstaat de opname in een lijst van vorderingen welke schriftelijk of op juridisch gelijkwaardige wijze bij de zekerheidsnemer wordt ingediend om de kredietvordering te identificeren en om tussen partijen te bewijzen dat de betrokken vordering als financiële zekerheid is verschaft. ◄

▼M1

Onverminderd de tweede alinea kunnen de lidstaten bepalen dat opname in een lijst van vorderingen welke schriftelijk of op juridisch gelijkwaardige wijze bij de zekerheidsnemer wordt ingediend, eveneens volstaat om de kredietvordering te identificeren en om jegens de debiteur of derde partijen te bewijzen dat de verstrekte vordering als financiële zekerheid is verschaft.

▼B

Deze richtlijn geldt voor financiëlezekerheidsovereenkomsten indien de overeenkomst met schriftelijke stukken of op juridisch gelijkwaardige wijze kan worden aangetoond.

▼M3

6.  
De artikelen 4 tot en met 7 zijn niet van toepassing op beperkingen van de afdwingbaarheid van financiëlezekerheidsovereenkomsten of op beperkingen van de gevolgen van een financiëlezekerheidsovereenkomst die leiden tot de vestiging van een zakelijk zekerheidsrecht, of op bepalingen inzake saldering bij vroegtijdige beëindiging of verrekening die krachtens titel IV, hoofdstuk V of VI van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 9 ) of krachtens titel V, hoofdstuk III, afdeling 3, of hoofdstuk IV van Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad ( 10 ) worden opgelegd, of op dergelijke beperkingen die krachtens soortgelijke bevoegdheden op grond van de nationale wetgeving van een lidstaat worden opgelegd ter facilitering van de ordelijke afwikkeling van entiteiten als bedoeld in lid 2, onder c), iv), of onder d) van dit artikel waarvoor waarborgen gelden die ten minste gelijkwaardig zijn met de in titel IV, hoofdstuk VII, van Richtlijn 2014/59/EU of titel V, hoofdstuk V, van Verordening (EU) 2021/23 vermelde waarborgen.

▼B

Artikel 2

Definities

1.  

In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) 

„financiëlezekerheidsovereenkomst”: een financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot overdracht van eigendom/gerechtigdheid of een financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot vestiging van een zakelijk zekerheidsrecht, ongeacht of deze vallen onder een kaderovereenkomst of algemene bepalingen;

▼M1

b) 

„financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot overdracht”: een overeenkomst, inclusief retrocessieovereenkomsten, op grond waarvan een zekerheidsverschaffer de volledige eigendom van of de volledige gerechtigdheid tot als zekerheid verschafte financiële activa overdraagt aan een zekerheidsnemer teneinde de nakoming van de betrokken financiële verplichtingen te waarborgen of anderszins af te dekken;

c) 

„financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot de vestiging van een zakelijk zekerheidsrecht”: een overeenkomst op grond waarvan een zekerheidsverschaffer financiële activa als zekerheid verschaft tot vestiging van een zakelijk zekerheidsrecht aan of ten gunste van een zekerheidsnemer, en waarbij de zekerheidsverschaffer volledig of gekwalificeerd eigenaar blijft van of ten volle gerechtigd blijft tot de als zekerheid verschafte financiële activa wanneer het zakelijk zekerheidsrecht wordt gevestigd;

▼B

d) 

„contanten”: op een rekening in ongeacht welke valuta gecrediteerde gelden of soortgelijke vorderingen tot restitutie van geld, zoals geldmarktdeposito's;

e) 

„financiële instrumenten”: aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen effecten, obligaties en andere schuldinstrumenten indien deze op de kapitaalmarkt verhandelbaar zijn, en alle andere gewoonlijk verhandelde effecten waarmee die aandelen, obligaties of andere effecten via inschrijving, koop of omruiling kunnen worden verkregen of die aanleiding kunnen geven tot afwikkeling in contanten met uitsluiting van waardepapieren die een betalingsopdracht belichamen, inclusief rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging, geldmarktinstrumenten en vorderingen op of rechten ten aanzien van een van voornoemde instrumenten;

f) 

„betrokken financiële verplichtingen”: verplichtingen die worden gewaarborgd door een financiëlezekerheidsovereenkomst en die recht geven op afwikkeling in contanten en/of levering van financiële instrumenten.

De betrokken financiële verplichtingen kunnen geheel of gedeeltelijk bestaan uit:

i) 

huidige, toekomstige of voorwaardelijke verplichtingen (met inbegrip van verplichtingen die ontstaan uit hoofde van een kaderovereenkomst of een soortgelijke overeenkomst);

ii) 

verplichtingen van een andere persoon dan de zekerheidsverschaffer jegens de zekerheidsnemer; of

iii) 

zich bij tijd en wijle voordoende verplichtingen van een specifieke categorie of soort;

g) 

„activa in de vorm van giraal overdraagbare effecten”: als zekerheid verschafte financiële activa die bestaan uit financiële instrumenten, waarbij de eigendom van/de gerechtigdheid tot die instrumenten blijkt uit inschrijvingen in een register of op een rekening die door of namens een tussenpersoon wordt aangehouden;

h) 

„betrokken rekening”: ingeval het gaat om onder een financiëlezekerheidsovereenkomst vallende activa in de vorm van giraal overdraagbare effecten, het register of de rekening — die kan worden aangehouden door de zekerheidsnemer — waarop de inschrijvingen plaatsvinden waarmee die giraal overdraagbare effecten worden verschaft aan de zekerheidsnemer;

i) 

„gelijkwaardige activa”:

i) 

ingeval het gaat om contanten: een betaling ter waarde van hetzelfde bedrag en luidende in dezelfde valuta;

ii) 

ingeval het gaat om financiële instrumenten: financiële instrumenten afkomstig van dezelfde emittent of debiteur, behorende tot dezelfde emissie of categorie, ter waarde van hetzelfde nominale bedrag, luidende in dezelfde valuta en van hetzelfde type, of, wanneer de financiëlezekerheidsovereenkomst voorziet in de overdracht van andere activa na het plaatsvinden van een gebeurtenis die betrekking heeft op of gevolgen heeft voor als tot zekerheid verschafte financiële activa verstrekte financiële instrumenten, deze andere activa;

j) 

„liquidatieprocedure”: een collectieve procedure die het te gelde maken van de activa en het op toepasselijke wijze verdelen van de opbrengst onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden behelst, en die een optreden van administratieve of rechterlijke instanties met zich brengt, ook wanneer de collectieve procedure wordt afgesloten met een gerechtelijk akkoord of een andere maatregel van dezelfde strekking, ongeacht of de procedure op insolventie berust en of de procedure vrijwillig dan wel verplicht is;

k) 

„saneringsmaatregelen”: maatregelen die enigerlei optreden van administratieve of rechterlijke instanties met zich brengen en bestemd zijn om de financiële positie in stand te houden of te herstellen, en van dien aard zijn dat ze de bestaande rechten van derden aantasten; daartoe behoren, onder meer, doch niet uitsluitend maatregelen die opschorting van de betalingen, opschorting van executiemaatregelen of verlaging van de schuldvorderingen behelzen;

l) 

„afdwingingsgrond”: een wanprestatie of een tussen de partijen overeengekomen soortgelijke gebeurtenis bij het zich voordoen waarvan de zekerheidsnemer op grond van een financiëlezekerheidsovereenkomst of van rechtswege gerechtigd is als zekerheid verschafte financiële activa te realiseren of zich deze activa toe te eigenen, dan wel een clausule tot saldering bij vroegtijdige beëindiging in werking treedt;

m) 

„gebruiksrecht”: het recht van de zekerheidsnemer om uit hoofde van een financiële zekerheidsovereenkomst die leidt tot een zakelijk zekerheidsrecht, als zekerheid verschafte financiële activa, in overeenstemming met de bepalingen van een dergelijke financiëlezekerheidsovereenkomst, te gebruiken en te vervreemden alsof hij daarvan eigenaar of gerechtigde is;

n) 

„clausule tot saldering bij vroegtijdige beëindiging”: een clausule van een financiëlezekerheidsovereenkomst dan wel van een overeenkomst waarvan een financiëlezekerheidsovereenkomst deel uitmaakt of, bij gebreke van een overeenkomst, enig wettelijk voorschrift krachtens hetwelk bij het plaatsvinden van een afdwingingsgrond, door saldering, verrekening of anderszins:

i) 

de verplichtingen van de partijen worden onmiddellijk vervroegd opeisbaar en worden omgezet in een verplichting tot het betalen van een bedrag dat hun geschatte actuele waarde vertegenwoordigt, dan wel worden beëindigd en vervangen door een verplichting tot het betalen van zulk een bedrag, en/of

ii) 

de rekening wordt opgemaakt van hetgeen de ene partij aan de andere verschuldigd is uit hoofde van die verplichtingen en een nettobedrag gelijk aan het saldo van die rekening moet worden betaald door de partij die het hoogste bedrag aan de andere partij verschuldigd is;

▼M1

o) 

„kredietvorderingen”: geldvorderingen die voortvloeien uit een overeenkomst waarbij een kredietinstelling als omschreven in artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2006/48/EG, met inbegrip van de in artikel 2 van die richtlijn genoemde instellingen, krediet verleent in de vorm van een lening.

▼B

2.  
Verwijzingen in deze richtlijn naar het „verschaffen” of de „verschaffing” als zekerheid van financiële activa hebben betrekking op een situatie waarin de als zekerheid verschafte financiële activa daadwerkelijk worden geleverd, overgedragen, gehouden, ingeschreven in een register of anderzijds gekwalificeerd, zodat zij in het bezit of onder de controle komen van de zekerheidsnemer of een persoon die namens de zekerheidsnemer optreedt. ►M1  Een eventueel recht op vervanging van de als zekerheid verschafte financiële activa, recht op restitutie van de overwaarde van als zekerheid verschafte financiële activa ten gunste van de zekerheidsverschaffer of, in het geval van kredietvorderingen, recht op inning tot nader order van de opbrengsten van dergelijke vorderingen, doet geen afbreuk aan het feit dat de financiële activa als zekerheid zijn verschaft aan de zekerheidsnemer zoals bedoeld in deze richtlijn. ◄
3.  
Wanneer in deze richtlijn het woord „schriftelijk” wordt gebruikt, wordt hiermee ook registratie in elektronische vorm en enig ander duurzaam medium bedoeld.

Artikel 3

Te vervullen formaliteiten

1.  
De lidstaten vereisen niet dat het bestaan, de geldigheid, derdenwerking, afdwingbaarheid of toelaatbaarheid als bewijs van een financiëlezekerheidsovereenkomst of de verschaffing van als zekerheid verschafte financiële activa uit hoofde van een financiëlezekerheidsovereenkomst afhangt van het vervullen van enige formaliteit.

▼M1

Onverminderd het bepaalde in artikel 1, lid 5, schrijven de lidstaten niet voor dat, wanneer kredietvorderingen als financiële zekerheid worden verschaft, het bestaan, de geldigheid, de volledigheid, de graad van voorrang, de afdwingbaarheid of de toelaatbaarheid als bewijs van de financiële zekerheid van deze kredietvorderingen afhangt van het vervullen van enige formaliteit zoals registratie of kennisgeving aan de debiteur van de als zekerheid verschafte kredietvordering. De lidstaten mogen echter wel, ten behoeve van de totstandkoming, graad van voorrang, afdwingbaarheid of toelaatbaarheid als bewijs jegens de debiteur of derde partijen, een formele handeling zoals registratie of kennisgeving, voorschrijven.

Uiterlijk op 30 juni 2014 brengt de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad verslag uit over de vraag of dit lid nog steeds dienstig is.

▼B

2.  
Lid 1 doet geen afbreuk aan het feit dat deze richtlijn pas van toepassing is op als zekerheid verschafte financiële activa, vanaf de verschaffing en indien die verschaffing met schriftelijke bewijsstukken kan worden aangetoond en wanneer de financiëlezekerheidsovereenkomst schriftelijk of op juridisch gelijkwaardige wijze kan worden aangetoond.

▼M1

3.  

Onverminderd Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten ( 11 ) en de nationale bepalingen betreffende oneerlijke bedingen in overeenkomsten zorgen de lidstaten ervoor dat een debiteur van een kredietvordering schriftelijk of op een juridisch gelijkwaardige wijze rechtsgeldig afstand mag doen van:

i) 

de rechten tot verrekening die hij bezit jegens de crediteuren van de kredietvordering en jegens personen aan wie de crediteur de kredietvordering heeft overgedragen, in pand heeft gegeven of anderszins als zekerheid heeft verschaft; en

ii) 

zijn rechten die voortvloeien uit de regels inzake het bankgeheim die de crediteur van de kredietvordering anders zouden beletten of beperken in zijn mogelijkheid om informatie over de kredietvordering of de debiteur te verstrekken met het oog op het gebruik als zekerheid van de kredietvordering.

▼B

Artikel 4

Afdwingbaarheid van een financiëlezekerheidsovereenkomst

1.  

De lidstaten bewerkstelligen dat bij het plaatsvinden van een afdwingingsgrond, de zekerheidsnemer enige als zekerheid verschafte financiële activa die uit hoofde van een financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot een zakelijk zekerheidsrecht, zijn verschaft, met inachtneming van de daarin vervatte bepalingen, op de volgende wijzen kan realiseren:

a) 

financiële instrumenten, door verkoop of toeëigening en door hun waarde te verrekenen of hun waarde in mindering te brengen op de betrokken financiële verplichtingen;

b) 

contanten, door het bedrag te verrekenen met of in mindering te brengen op de betrokken financiële verplichtingen;

▼M1

c) 

kredietvorderingen, door verkoop of toe-eigening en door hun waarde te verrekenen met of hun waarde in mindering te brengen op de betrokken financiële verplichtingen.

▼B

2.  

Toeëigening is alleen mogelijk indien:

a) 

zulks is overeengekomen door de partijen bij de financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot een zakelijk zekerheidsrecht; en

▼M1

b) 

de partijen in de financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot een zakelijk zekerheidsrecht overeenstemming hebben bereikt over de waardering van de financiële instrumenten en de kredietvorderingen.

▼M1 —————

▼B

4.  

De in lid 1 bedoelde wijzen om als zekerheid verschafte financiële activa te realiseren houden, behoudens de bepalingen van de financiële zekerheidsovereenkomst die leidt tot een zakelijk zekerheidsrecht, geenszins in dat wordt vereist dat:

a) 

vooraf kennis wordt gegeven van het voornemen om te realiseren;

b) 

de realisatiebepalingen goedgekeurd moeten zijn door een rechter, overheidsfunctionaris of andere persoon;

c) 

de realisatie middels een openbare veiling of op enigerlei andere voorgeschreven manier plaatsvindt; of

d) 

enige anderszins in acht te nemen termijn is verstreken.

5.  
De lidstaten zorgen ervoor dat een financiëlezekerheidsovereenkomst conform de daarin vervatte bepalingen in werking kan treden ondanks het feit dat er ten aanzien van de zekerheidsverschaffer of de zekerheidsnemer een liquidatieprocedure of saneringsmaatregelen ingeleid of lopende zijn.
6.  
Dit artikel en de artikelen 5, 6 en 7 doen geen afbreuk aan enige door de nationale wetgeving opgelegde verplichting dat de realisatie of waardering van als zekerheid verschafte financiële activa en de berekening van de betrokken financiële verplichtingen op commercieel redelijke wijze moet geschieden.

Artikel 5

Gebruiksrecht van als zekerheid verschafte financiële activa bij een financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot een zakelijk zekerheidsrecht

1.  
Indien en voorzover een financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot een zakelijk zekerheidsrecht daartoe strekkende bepalingen bevat, zorgen de lidstaten ervoor dat de zekerheidsnemer beschikt over de mogelijkheid tot uitoefening van het recht van gebruik met betrekking tot de als zekerheid verschafte financiële activa die worden verschaft in het kader van de financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot een zakelijk zekerheidsrecht.
2.  
Wanneer een zekerheidsnemer een gebruiksrecht uitoefent, is hij gehouden tot overdracht van gelijkwaardige activa ter vervanging van de oorspronkelijke als zekerheid verschafte financiële activa uiterlijk op de datum waarop de betrokken financiële verplichtingen uit hoofde van de financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot een zakelijk zekerheidsrecht moeten worden nagekomen.

De zekerheidsnemer draagt, op de dag waarop de betrokken financiële verplichtingen moeten worden nagekomen, gelijkwaardige activa over dan wel verrekent hij, indien en voorzover aldus bepaald in een financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot een zakelijk zekerheidsrecht, de waarde van de gelijkwaardige activa met of gebruikt hij de gelijkwaardige activa voor de nakoming van de betrokken financiële verplichtingen.

3.  
De ter nakoming van lid 2, eerste alinea, overgedragen gelijkwaardige activa zijn onderworpen aan dezelfde financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot een zakelijk zekerheidsrecht als waaraan de oorspronkelijke als zekerheid verschafte financiële activa waren onderworpen, en worden behandeld als zijnde op hetzelfde tijdstip verschaft uit hoofde van de financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot een zakelijk zekerheidsrecht als de oorspronkelijke als zekerheid verschafte financiële activa.
4.  
De lidstaten zorgen ervoor dat het overeenkomstig dit artikel door een zekerheidsnemer gemaakte gebruik van als zekerheid verschafte financiële activa er niet toe leidt dat de rechten van de zekerheidsnemer uit hoofde van de financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot een zakelijk zekerheidsrecht met betrekking tot de door de zekerheidsnemer ter nakoming van lid 2, eerste alinea, overgedragen als zekerheid verschafte financiële activa, hun geldigheid verliezen of niet meer afgedwongen kunnen worden.
5.  
Wanneer zich een afdwingingsgrond voordoet terwijl een verplichting als omschreven in lid 2 nog niet is nagekomen, kan deze verplichting het voorwerp uitmaken van een clausule tot saldering bij vroegtijdige beëindiging.

▼M1

6.  
Dit artikel is niet van toepassing op kredietvorderingen.

▼B

Artikel 6

Erkenning van financiëlezekerheidsovereenkomsten die leiden tot overdracht van eigendom/gerechtigdheid

1.  
De lidstaten bewerkstelligen dat een financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot overdracht van eigendom/gerechtigdheid overeenkomstig de daarin vervatte bepalingen rechtsgevolg kan hebben.
2.  
Indien een afdwingingsgrond plaatsvindt terwijl nog een verplichting van de zekerheidsnemer om gelijkwaardige activa uit hoofde van een financiëlezekerheidsovereenkomst die leiden tot overdracht van eigendom/gerechtigdheid, moet worden nagekomen, kan die verplichting worden onderworpen aan een clausule tot saldering bij vroegtijdige beëindiging.

Artikel 7

Erkenning van clausules tot saldering bij vroegtijdige beëindiging

1.  

De lidstaten bewerkstelligen dat een clausule tot saldering bij vroegtijdige beëindiging overeenkomstig de daarin vervatte bepalingen rechtsgevolg kan hebben:

a) 

niettegenstaande de aanvang of voortzetting van een liquidatieprocedure of saneringsmaatregelen ten aanzien van de zekerheidsverschaffer en/of de zekerheidsnemer; en/of

b) 

niettegenstaande enige voorgenomen overdracht, een gerechtelijk of ander beslag of enigerlei andere vervreemding van of met betrekking tot deze rechten.

2.  
De lidstaten bewerkstelligen dat de werking van een clausule tot saldering bij vroegtijdige beëindiging niet kan worden onderworpen aan enige van de in de artikel 4, lid 4, genoemde vereisten, tenzij anders overeengekomen door de partijen.

Artikel 8

Niet-toepasbaarheid van bepaalde insolventievoorschriften

1.  

De lidstaten bewerkstelligen dat een financiëlezekerheidsovereenkomst, alsmede de verschaffing als zekerheid van financiële activa uit hoofde van een dergelijke overeenkomst, niet ongeldig of nietig kan worden verklaard of ongedaan kan worden gemaakt louter op grond van het feit dat de financiëlezekerheidsovereenkomst tot stand is gekomen, of de financiële activa als zekerheid zijn verschaft:

a) 

op de dag waarop de liquidatieprocedure of de saneringsmaatregelen zijn aangevangen, maar voordat de beschikking of het besluit tot die procedure of maatregelen is genomen;

b) 

binnen een voorgeschreven termijn voorafgaand aan en bepaald op basis van de aanvang van die procedure of maatregelen of van het geven van enigerlei beschikking of het nemen van enigerlei besluit, het ondernemen van enige andere actie, dan wel het plaatsvinden van een andere gebeurtenis tijdens de uitvoering van die procedures of maatregelen.

2.  
De lidstaten bewerkstelligen dat wanneer een financiëlezekerheidsovereenkomst dan wel een betrokken financiële verplichting tot stand is gekomen dan wel financiële activa als zekerheid zijn verschaft op de dag van, maar na het tijdstip van aanvang van, de liquidatieprocedure of saneringsmaatregelen, deze juridisch afdwingbaar en bindend ten aanzien van derden is, indien de zekerheidsnemer kan aantonen dat hij geen kennis had, noch diende te hebben, van de aanvang van die procedure of maatregelen.
3.  

Wanneer een financiëlezekerheidsovereenkomst voorziet in:

a) 

een verplichting om financiële activa of aanvullende financiële activa als zekerheid te verschaffen teneinde veranderingen in de waarde van de als zekerheid verschafte financiële activa of in het bedrag van de betrokken financiële verplichtingen in beschouwing te nemen; of

b) 

het recht als zekerheid verschafte financiële activa gerestitueerd te krijgen, mits bij wijze van substitutie of in ruil financiële activa met in wezen dezelfde waarde als zekerheid worden verschaft,

bewerkstelligen de lidstaten dat het verschaffen als zekerheid van financiële activa, aanvullende financiële activa of substituerende of vervangende financiële activa overeenkomstig een dergelijke verplichting of een dergelijk recht, niet als ongeldig kan worden beschouwd of ongedaan kan worden gemaakt dan wel nietig worden verklaard uitsluitend omdat:

i) 

de activa werden verschaft op de dag van de aanvang van een liquidatieprocedure of saneringsmaatregelen maar voorafgaand aan het bevel of de beschikking tot aanvang of in een voorgeschreven periode voorafgaand aan, en bepaald op basis van, de aanvang van een liquidatieprocedure of saneringsmaatregelen of op basis van het geven van een bevel of een beschikking of het nemen van enige andere actie, dan wel het plaatsvinden van een andere gebeurtenis tijdens de uitvoering van die procedure of maatregelen; en/of

ii) 

de betrokken financiële verplichtingen werden aangegaan voorafgaand aan de datum van het als zekerheid verschaffen van financiële activa, de aanvullende financiële activa of de substituerende of vervangende financiële activa.

4.  
Onverminderd de leden 1, 2 en 3 laat deze richtlijn de algemene voorschriften van het nationale insolventierecht met betrekking tot de nietigverklaring van transacties die zijn aangegaan tijdens de in lid 1, onder b), en in lid 3, onder i), bedoelde voorgeschreven termijn, onverlet.

Artikel 9

Wetsconflicten

1.  
Elke kwestie betreffende een aangelegenheid die wordt genoemd in lid 2 en die zich voordoet in verband met de toepassing van een financiëlezekerheidsovereenkomst op activa in de vorm van giraal overdraagbare effecten, wordt beheerst door het recht van het land waar de betrokken rekening wordt aangehouden. Een verwijzing naar het recht van het land is een verwijzing naar het nationale recht, waarbij geen acht wordt geslagen op regels die voor de regeling van de desbetreffende kwestie naar het recht van een ander land zouden verwijzen.
2.  

De in lid 1 bedoelde aangelegenheden zijn:

a) 

de juridische aard en gevolgen voor de eigendom van/gerechtigdheid tot activa in de vorm van giraal overdraagbare effecten;

b) 

de vereisten inzake derdenwerking in verband met een financiëlezekerheidsovereenkomst inzake activa in de vorm van giraal overdraagbare effecten en de verschaffing van activa in de vorm van giraal overdraagbare effecten uit hoofde van een dergelijke overeenkomst, en meer in het algemeen het nemen van de stappen die nodig zijn om die overeenkomst en verschaffing tegenover derden rechtsgevolg te geven;

c) 

de vraag of de eigendom/gerechtigdheid of een ander recht van een persoon op die activa in de vorm van giraal overdraagbare effecten wordt tenietgedaan door of ondergeschikt is aan een concurrerend recht of ander recht dan wel een verkrijging te goeder trouw heeft plaatsgevonden;

d) 

de stappen die nodig zijn voor de realisatie van activa in de vorm van giraal overdraagbare effecten na het plaatsvinden van een afdwingingsgrond.

▼M3

Artikel 9 bis

Richtlijn 2008/48/EG, Richtlijn 2014/59/EU en Verordening (EU) 2021/23

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan Richtlijn 2008/48/EG, Richtlijn 2014/59/EU en Verordening (EU) 2021/23.

▼B

Artikel 10

Verslag van de Commissie

Uiterlijk op 27 december 2006 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze richtlijn, in het bijzonder over de toepassing van artikel 1, lid 3, artikel 4, lid 3, en artikel 5, zo nodig vergezeld van herzieningsvoorstellen.

Artikel 11

Uitvoering van de richtlijn

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 27 december 2003 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 12

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 13

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.



( 1 ) PB L 177 van 30.6.2006, blz. 1.

( 2 ) PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1.

( 3 ) PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1.

( 4 ) PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1.

( 5 ) PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/108/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 41 van 13.2.2002, blz. 35).

( 6 ) PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 283 van 27.10.2001, blz. 28).

( 7 ) PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66.

( 8 ) PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.

( 9 ) Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).

( 10 ) Verordening (EU) 2021/23 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende een kader voor het herstel en de afwikkeling van centrale tegenpartijen en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1095/2010, (EU) nr. 648/2012, (EU) nr. 600/2014, (EU) nr. 806/2014 en (EU) 2015/2365 en Richtlijnen 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2007/36/EG, 2014/59/EU en (EU) 2017/1132 (PB L 022 van 22.1.2021, blz. 1).

( 11 ) PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.

Top