EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 01971R1408-20080707

Consolidated text: Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (8) (9) (10) (11) (Geconsolideerde versie — PB nr. L 28 van 30.1.1997, blz. 1Zie aanhangsel.)

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1971/1408/2008-07-07

1971R1408 — NL — 07.07.2008 — 008.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING (EEG) Nr. 1408/71 VAN DE RAAD

van 14 juni 1971

betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (8) (9) (10) (11)

(Geconsolideerde versie — PB nr. L 28 van 30.1.1997, blz. 1 ( 1 ))

(PB L 149, 5.7.1971, p.2)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

VERORDENING (EG) Nr. 1290/97 VAN DE RAAD van 27 juni 1997

  L 176

1

4.7.1997

►M2

VERORDENING (EG) Nr. 1223/98 VAN DE RAAD van 4 juni 1998

  L 168

1

13.6.1998

►M3

VERORDENING (EG) Nr. 1606/98 VAN DE RAAD van 29 juni 1998

  L 209

1

25.7.1998

►M4

VERORDENING (EG) Nr. 307/1999 VAN DE RAAD van 8 februari 1999

  L 38

1

12.2.1999

►M5

VERORDENING (EG) Nr. 1399/1999 VAN DE RAAD van 29 april 1999

  L 164

1

30.6.1999

►M6

VERORDENING (EG) Nr. 1386/2001 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 5 juni 2001

  L 187

1

10.7.2001

►M7

VERORDENING (EG) Nr. 631/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 31 maart 2004

  L 100

1

6.4.2004

►M8

VERORDENING (EG) Nr. 647/2005 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 13 april 2005

  L 117

1

4.5.2005

►M9

VERORDENING (EG) Nr. 629/2006 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 5 april 2006

  L 114

1

27.4.2006

►M10

VERORDENING (EG) Nr. 1791/2006 VAN DE RAAD van 20 november 2006

  L 363

1

20.12.2006

►M11

VERORDENING (EG) Nr. 1992/2006 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 18 december 2006 tot wijziging van

  L 392

1

30.12.2006

►M12

VERORDENING (EG) Nr. 592/2008 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 juni 2008

  L 177

1

4.7.2008


Gewijzigd bij:

►A1

Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond

  L 236

33

23.9.2003




▼B

VERORDENING (EEG) Nr. 1408/71 VAN DE RAAD

van 14 juni 1971

betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (8) (9) (10) (11)

(Geconsolideerde versie — PB nr. L 28 van 30.1.1997, blz. 1 ( 2 ))



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 51 en 235,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

Overwegende dat de voorschriften ter coördinatie van de nationale wetgevingen inzake sociale zekerheid behoren tot de regelingen inzake het vrije verkeer van personen, en dat deze voorschriften derhalve moeten bijdragen tot de verhoging van de levensstandaard en de verbetering van de arbeidsomstandigheden;

Overwegende dat het vrije verkeer van personen dat een van de fundamenten van de Gemeenschap vormt, niet alleen geldt voor werknemers in het kader van het vrije verkeer van werknemers, maar ook voor zelfstandigen in het kader van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten;

Overwegende dat, gezien de belangrijke verschillen welke tussen de nationale wetgevingen met betrekking tot hun personele werkingssfeer bestaan, er de voorkeur moet aan worden gegeven uit te gaan van het beginsel dat de verordening van toepassing is op alle personen die verzekerd zijn krachtens de voor loontrekkenden en zelfstandigen getroffen regelingen inzake sociale zekerheid of uit hoofde van de uitoefening van een werkzaamheid als loontrekkende of zelfstandige;

Overwegende dat de eigen kenmerken van de nationale wetgevingen inzake sociale zekerheid moeten worden gerespecteerd en dat er enkel een coördinatiemethode moet worden uitgewerkt;

Overwegende dat er in het kader van deze coördinatie moet worden gegarandeerd dat binnen de Gemeenschap alle werknemers die onderdaan zijn van de Lid-Staten, alsmede hun rechthebbenden en nabestaanden, gelijke behandeling genieten ten opzichte van de verschillende nationale wetgevingen;

Overwegende dat de coördinatievoorschriften aan de werknemers die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, alsmede aan hun rechthebbenden en nabestaanden, de handhaving van de verworven en in wording zijnde rechten en voordelen moeten waarborgen;

Overwegende dat deze doeleinden met name bereikt moeten worden door het samentellen van alle tijdvakken welke door de verschillende nationale wetgevingen in aanmerking worden genomen voor het verkrijgen en behouden van het recht op prestaties en voor de vaststelling daarvan, alsmede door het verlenen van prestaties aan de verschillende onder de verordening vallende categorieën, ongeacht waar zijn binnen de Gemeenschap wonen;

Overwegende dat de werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen aan de wetgeving van één enkele Lid-Staat onderworpen moeten zijn, om de samenloop van toepasbare nationale wetgevingen en de verwikkelingen die daaruit ontstaan, te vermijden;

Overwegende dat het aantal en de draagwijdte van de gevallen waarin een persoon, als uitzondering op de algemene regel, tegelijkertijd onderworpen is aan de wetgeving van twee Lid-Staten, zoveel mogelijk moeten worden beperkt;

Overwegende dat de gelijke behandeling van alle werknemers die op het grondgebied van een Lid-Staat werken het best gegarandeerd wordt door, als algemene regel, de wetgeving van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de persoon zijn beroepswerkzaamheden als loontrekkende of zelfstandige uitoefent als toepasbare wetgeving aan te wijzen;

Overwegende dat er in specifieke situaties die een ander aanknopingscriterium rechtvaardigen, van deze algemene regel kan worden afgeweken;

Overwegende dat bepaalde prestaties die worden verstrekt uit hoofde van nationale wetgevingen tegelijk onder de sociale zekerheid en de bijstand kunnen vallen wegens hun personele werkingssfeer, hun doelstellingen en hun wijze van toepassing en dat een coördinatiemethode waarin de bijzondere kenmerken van bedoelde prestaties in aanmerking worden genomen, in de verordening zou moeten worden opgenomen om de belangen van de migrerende werknemers overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag te beschermen;

Overwegende dat deze prestaties met betrekking tot personen die binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen, uitsluitend conform de wetgeving van het land van de woonplaats van de betrokkene of van zijn gezinsleden zouden moeten worden toegekend, waar nodig met inaanmerkingneming van de tijdvakken van wonen vervuld in een andere Lid-Staat, en zonder dat er sprake is van enige discriminatie op grond van nationaliteit;

Overwegende dat er met name inzake ziekte en werkloosheid specifieke regels nodig zijn voor grensarbeiders en seizoenarbeiders, teneinde rekening te houden met hun specifieke situatie;

Overwegende dat het op het gebied van de prestaties wegens ziekte of moederschap noodzakelijk is de bescherming te garanderen van personen die in een andere dan de bevoegde Lid-Staat wonen of verblijven;

Overwegende dat de specifieke situatie van de aanvragers en de rechthebbenden van pensioenen of renten en hun gezinsleden, bepalingen inzake de ziekteverzekering noodzaakt die aan deze situatie zijn aangepast;

Overwegende dat er voor de invaliditeitsuitkeringen een coördinatiemethode moet worden uitgewerkt waarbij rekening wordt gehouden met de eigen kenmerken van de nationale wetgevingen; dat er derhalve een onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds de wettelijke regelingen waarbij het bedrag van de invaliditeitsuitkering niet afhangt van de duur van het verzekeringstijdvak en anderzijds de wetgevingen waarbij het bedrag afhankelijk is van deze duur;

Overwegende dat de verschillen tussen de stelsels van de Lid-Staten het opstellen van coördinatieregels noodzaakt voor gevallen waarin de invaliditeit erger wordt;

Overwegende dat er een methode voor de toekenning van uitkeringen bij ouderdom en aan nabestaanden moet worden uitgewerkt voor de gevallen waarin de werknemer of zelfstandige onderworpen was aan de wetgeving van een of meer Lid-Staten;

Overwegende dat er een volgens de samentellings- en proratiseringsmethode berekend en door het communautair recht gegarandeerd pensioenbedrag moet worden vastgesteld, wanneer de toepassing van de nationale wetgeving alleen, met inbegrip van de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking, minder gunstig is dan de toepassing van bedoelde methode;

Overwegende dat het, ter bescherming van de migrerende werknemers en hun nabestaande tegen een te strikte toepassing van de nationale clausules inzake vermindering, schorsing of intrekking, noodzakelijk is in de verordening bepalingen op te nemen op grond waarvan de toepassing van deze nationale clausules aan strenge voorwaarden wordt onderworpen;

Overwegende dat het op het gebied van de uitkeringen ingevolge arbeidsongevallen en beroepsziekten noodzakelijk is om met het oog op het garanderen van een bescherming, de situatie te regelen van personen die wonen of verblijven in een andere dan de bevoegde Lid-Staat;

Overwegende dat er specifieke bepalingen noodzakelijk zijn voor de uitkeringen bij overlijden;

Overwegende dat het, teneinde de arbeidsmobiliteit onder gunstiger omstandigheden mogelijk te maken, voortaan nodig is tot een vollediger coördinatie tussen de regelingen inzake werkloosheidsverzekering en bijstand aan werklozen van alle Lid-Staten te komen;

Overwegende dat het vanuit deze opvatting en teneinde het zoeken naar werk op het grondgebied van de verschillende Lid-Staten te vergemakkelijken, nodig is de werkloze werknemer gedurende een beperkte periode recht te geven op de werkloosheidsuitkeringen als voorzien bij de wetgeving van de Lid-Staat waaraan hij laatstelijk onderworpen was;

Overwegende dat voor het aanwijzen van de voor gezinsuitkeringen van toepassing zijnde wetgeving, het criterium van de arbeid een gelijke behandeling garandeert van alle werknemers die onder een zelfde wettelijke regeling vallen;

Overwegende dat het, teneinde een niet-gerechtvaardigde samenloop van prestaties te vermijden, nodig is voorrangsregels vast te leggen voor de gevallen van samenloop van rechten op gezinsuitkeringen uit hoofde van de wetgeving van de bevoegde Staat en uit hoofde van de wetgeving van het land van de woonplaats van de gezinsleden;

Overwegende dat het wegens de specifieke en uiteenlopende aard van de regeling inzake de uitkeringen voor kinderen ten laste van pensioengerechtigden en voor wezen, in de wetgevingen van de verschillende Lid-Staten noodzakelijk is om specifieke regels voor de coördinatie van die nationale stelsels op te stellen;

Overwegende dat het noodzakelijk is een administratieve commissie op te richten, die samengesteld is uit een regeringsvertegenwoordiger van elk der Lid-Staten, en die tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard, voortvloeiende uit de bepalingen van deze verordening, te behandelen en de samenwerking tussen de Lid-Staten te bevorderen;

Overwegende dat het wenselijk is in het kader van een raadgevend comité de vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers te betrekken bij het onderzoek van de problemen die door de Administratieve Commissie worden behandeld;

Overwegende dat het noodzakelijk is bijzondere bepalingen vast te stellen die in overeenstemming zijn met de eigen kenmerken van de nationale wetgevingen, teneinde de toepassing van de coördinatieregels te vergemakkelijken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 (10) (15)

Definities

Voor de toepassing van deze verordening:

a) wordt onder „werknemer” en onder „zelfstandige” respectievelijk verstaan ieder:

▼M3

i) die verplicht of vrijwillig voortgezet verzekerd is tegen een of meer gebeurtenissen, behorende tot de takken van een stelsel van sociale zekerheid voor werknemers of zelfstandigen of tot een bijzonder stelsel voor ambtenaren;

▼B

ii) die in het kader van een stelsel van sociale zekerheid dat voor alle ingezetenen of voor de gehele beroepsbevolking geldt, verplicht verzekerd is tegen één of meer gebeurtenissen behorende tot de takken van sociale zekerheid waaropdeze verordening van toepassing is:

 wanneer hij door de wijze van beheer of van financiering van dit stelsel als werknemer of zelfstandige kan worden onderkend, dan wel

 indien dergelijke criteria niet aanwezig zijn, wanneer hij verplicht of vrijwillig voortgezet verzekerd is tegen een andere in bijlage I omschreven gebeurtenis, in het kader van een voor werknemers of zelfstandigen ingesteld stelsel of onder iii) bedoeld stelsel, dan wel, bij gebreke van zulk een stelsel in de betrokken Lid-Staat, wanneer hij beantwoordt aan de in bijlage I gegeven definitie;

iii) die in het kader van een stelsel voor sociale zekerheid dat volgens de in bijlage I vastgestelde criteria opuniforme wijze is georganiseerd ten behoeve van de gehele plattelandsbevolking, verplicht verzekerd is tegen meerdere gebeurtenissen behorende tot de takken van sociale zekerheid waaropdeze verordening van toepassing is;

iv) die, in het kader van een stelsel van sociale zekerheid van een Lid-Staat, ingesteld voor werknemers of voor zelfstandigen of voor alle ingezetenen of voor bepaalde categorieën ingezetenen, vrijwillig verzekerd is tegen één of meer gebeurtenissen behorende tot de takken van sociale zekerheid waaropdeze verordening van toepassing is:

 indien hij al dan niet in loondienst werkzaam is, of

 indien hij tevoren in het kader van een voor werknemers of zelfstandigen ingesteld stelsel van dezelfde Lid-Staat verplicht verzekerd is geweest tegen dezelfde gebeurtenis;

b) wordt onder „grensarbeider” verstaan iedere werknemer of zelfstandige die zijn beroepswerkzaamheden uitoefent op het grondgebied van een Lid-Staat en woont ophet grondgebied van een andere Lid-Staat, waarheen hij in beginsel dagelijks of ten minste eenmaal per week terugkeert; de grensarbeider die door de onderneming waaraan hij normaliter verbonden is, wordt gedetacheerd of die een dienstverrichting uitvoert ophet grondgebied van dezelfde of een andere Lid-Staat, behoudt echter gedurende een tijdvak van ten hoogste vier maanden de hoedanigheid van grensarbeider, ook al kan hij tijdens deze periode niet dagelijks of niet ten minste eenmaal per week terugkeren naar zijn woonplaats;

c) wordt onder „seizoenarbeider” verstaan iedere werknemer die zich begeeft naar het grondgebied van een andere Lid-Staat dan die, ophet grondgebied waarvan hij woont, teneinde aldaar voor rekening van een onderneming of een werkgever uit deze Staat seizoenarbeid te verrichten voor een tijdvak dat in geen geval langer dan acht maanden mag duren, en die gedurende zijn werkzaamheden ophet grondgebied van bedoelde Staat verblijft; onder seizoenarbeid wordt verstaan arbeid die van het seizoen afhankelijk is en elk jaar automatisch terugkeert;

▼M4

c bis) wordt onder „student” verstaan iedere andere persoon dan een werknemer of een zelfstandige of een lid van diens gezin of een nagelaten betrekking in de zin van deze verordening, die een studie of een beroepsopleiding volgt welke leidt tot een door de instanties van een lidstaat officieel erkende kwalificatie, en die verzekerd is in een algemeen stelsel van sociale zekerheid of in een bijzonder stelsel van sociale zekerheid dat opstudenten van toepassing is;

▼B

d) heeft de term „vluchteling” de betekenis welke daaraan wordt toegekend in artikel 1 van het op 28 juli 1951 te Genève ondertekende Verdrag betreffende de status van vluchtelingen;

e) heeft de term „staatloze” de betekenis welke daaraan wordt toegekend in artikel 1 van het op 28 september 1954 te New York ondertekende Verdrag betreffende de status van staatlozen;

f) 

i) wordt onder „gezinslid” verstaan iedere persoon die in de wetgeving krachtens welke de prestaties worden verleend of, in de gevallen bedoeld in artikel 22, lid 1, onder a), en artikel 31, in de wetgeving van de Lid-Staat ophet grondgebied waarvan hij woont, als gezinslid wordt aangemerkt of erkend, of als huisgenoot wordt aangeduid; indien deze wetgevingen echter uitsluitend als gezinslid of huisgenoot beschouwen degene die bij de ►M4   werknemer, zelfstandige of student  ◄ inwoont, wordt aan deze voorwaarde geacht te zijn voldaan wanneer de betrokkene in hoofdzaak opkosten van deze ►M1   werknemer, zelfstandige of student  ◄ wordt onderhouden. ►M1   Wanneer de wetgeving van een lidstaat het niet mogelijk maakt de gezinsleden te onderscheiden van de andere personen op wie zij van toepassing is, heeft de term „gezinslid” de betekenis die daaraan is gegeven in bijlage I.  ◄

ii) wanneer het echter om prestaties voor gehandicapten gaat die opgrond van de wetgeving van een Lid-Staat worden toegekend aan alle onderdanen van die Staat die aan de vereiste voorwaarden voldoen, wordt onder „gezinslid” ten minste verstaan de echtgenoot of echtgenote, de minderjarige kinderen, alsmede de te zijnen of haren laste komende meerderjarige kinderen van een ►M4   werknemer, zelfstandige of student  ◄ ;

g) wordt onder „nagelaten betrekking” verstaan iedere persoon die in de wetgeving krachtens welke de prestaties worden verleend, als nagelaten betrekking wordt aangemerkt of erkend; indien deze wetgeving echter uitsluitend als nagelaten betrekking beschouwt degene die bij de overledene inwoonde, wordt aan deze voorwaarde geacht te zijn voldaan wanneer de betrokkene in hoofdzaak opkosten van de overledene werd onderhouden;

h) wordt onder „woonplaats” verstaan de normale verblijfplaats;

i) wordt onder „verblijfplaats” verstaan de tijdelijke verblijfplaats;

j) worden ten aanzien van elke Lid-Staat onder „wetgeving” of „wettelijke regeling” verstaan de bestaande of toekomstige wetten, regelingen, statutaire bepalingen en alle andere uitvoeringsmaatregelen, welke betrekking hebben opde in artikel 4, leden 1 en 2, bedoelde takken en stelsels van sociale zekerheid, of de bijzondere, niet opp remie- of bijdragebetaling berustende prestaties als bedoeld in artikel 4, lid 2 bis.

Onder deze term vallen niet de bestaande of toekomstige contractuele bepalingen, ongeacht of deze al dan niet bij een besluit van de overheid algemeen verbindend zijn verklaard, dan wel een ruimere werkingssfeer hebben verkregen. Ten aanzien van contractuele bepalingen:

i) welke de verplichte deelneming aan een verzekering voortvloeiende uit de in de vorige alinea bedoelde wetten of regelingen, beogen, of

ii) waarbij een stelsel wordt ingevoerd dat wordt beheerd door hetzelfde orgaan als het orgaan dat het beheer voert over de stelsels die zijn ingevoerd door de in de vorige alinea bedoelde wetten of regelingen,

kan deze beperking te allen tijde worden opgeheven door een verklaring van de betrokken Lid-Staat waarin dergelijke regelingen waaropdeze verordening wel van toepassing is, worden vermeld. Van deze verklaring vindt overeenkomstig artikel 97 kennisgeving en bekendmaking plaats.

De bepalingen van de vorige alinea mogen niet tot gevolg hebben dat de regelingen waaropVerordening nr. 3 van toepassing was, aan de werkingssfeer van deze verordening worden onttrokken.

Onder „wetgeving” of „wettelijke regeling” vallen ook niet de bepalingen die ten grondslag liggen aan de bijzondere stelsels voor zelfstandigen waarvan de invoering aan het initiatief van de betrokkenen wordt overgelaten of waarvan de toepassing tot een deel van het grondgebied van de betrokken Lid-Staat is beperkt, ongeacht of de overheid een besluit heeft genomen waarbij deze stelsels verplicht worden gesteld of de werkingssfeer ervan wordt uitgebreid. De betreffende bijzondere stelsels staan vermeld in bijlage II;

▼M3

j bis) wordt onder „bijzonder stelsel voor ambtenaren” verstaan elk stelsel van sociale zekerheid dat verschilt van het algemeen stelsel van sociale zekerheid dat van toepassing is op werknemers in de betreffende lidstaten en waaraan alle, of bepaalde categorieën van, ambtenaren of met hen gelijkgestelden rechtstreeks onderworpen zijn;

▼B

k) wordt onder „verdrag inzake sociale zekerheid” verstaan elke bilaterale of multilaterale overeenkomst welke ophet gebied van de sociale zekerheid, voor alle in artikel 4, leden 1 en 2, bedoelde takken en stelsels, of een deel daarvan, uitsluitend voor twee of meer Lid-Staten verbindend is of zal zijn, alsmede elke zodanige multilaterale overeenkomst welke voor ten minste twee Lid-Staten en één of meer andere Staten verbindend is of zal zijn, alsmede akkoorden van elke aard, welke in het kader van bovenbedoelde overeenkomsten zijn of worden gesloten;

l) wordt ten aanzien van elke Lid-Staat onder „bevoegde autoriteit” verstaan de minister of ministers, dan wel een andere daarmede vergelijkbare autoriteit, onder wie ophet gehele grondgebied van de betrokken Staat of opeen deel daarvan, de regelingen inzake sociale zekerheid ressorteren;

m) wordt onder „Administratieve Commissie” verstaan de Commissie bedoeld in artikel 80;

n) wordt ten aanzien van elke Lid-Staat onder „orgaan” verstaan het lichaam of de autoriteit, welke belast is met de uitvoering van de gehele wetgeving of een deel daarvan;

o) wordt onder „bevoegd orgaan” verstaan:

i) het orgaan waarbij de betrokkene is aangesloten ophet tijdstipwaarophij om prestaties verzoekt, of

ii) het orgaan dat aan de betrokkene prestaties verschuldigd is of zou zijn indien hij of een of meer van zijn gezinsleden woonden ophet grondgebied van de Lid-Staat, waarop zich dit orgaan bevindt, of

iii) het door de bevoegde autoriteit van de betrokken Lid-Staat aangewezen orgaan, of

iv) indien het een regeling betreft inzake de verplichtingen van de werkgever ten aanzien van de in artikel 4, lid 1, bedoelde prestaties, de werkgever of de in zijn rechten gesubrogeerde verzekeraar, dan wel bij ontstentenis van dezen, het lichaam of de autoriteit welke door de bevoegde autoriteit van de betrokken Lid-Staat is aangewezen;

p) worden onder „orgaan van de woonplaats” en „orgaan van de verblijfplaats” verstaan, het orgaan dat ter plaatse waar de betrokkene woont, bevoegd is de prestaties te verlenen, respectievelijk het orgaan dat ter plaatse waar de betrokkene verblijft, bevoegd is de prestaties te verlenen, volgens de wetgeving welke door dit orgaan wordt toegepast, of, indien een zodanig orgaan niet bestaat, het door de bevoegde autoriteit van de betrokken Lid-Staat aangewezen orgaan;

q) wordt onder „bevoegde Staat” verstaan de Lid-Staat ophet grondgebied waarvan het bevoegde orgaan zich bevindt;

r) worden onder „tijdvakken van verzekering” verstaan de tijdvakken van premie- of bijdragebetaling, van arbeid of van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, of geacht worden te zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voorzover zij als zodanig door deze wetgeving zijn erkend; ►M3   de tijdvakken die zijn vervuld in een bijzonder stelsel voor ambtenaren worden als tijdvakken van verzekering beschouwd;  ◄

s) worden onder „tijdvakken van arbeid” en „tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden” verstaan de tijdvakken welke als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voorzover zij door deze wetgeving als gelijkwaardig met tijdvakken van arbeid of met tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden zijn erkend; ►M3   de tijdvakken die zijn vervuld in een bijzonder stelsel voor ambtenaren worden als tijdvakken van arbeid beschouwd;  ◄

s bis) worden onder „tijdvakken van wonen” verstaan de tijdvakken welke als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, of geacht worden te zijn vervuld;

t) worden onder „prestaties”, „uitkeringen”, „verstrekkingen”, „pensioenen” en „renten” verstaan alle prestaties, uitkeringen, verstrekkingen, pensioenen en renten, met inbegrip van alle bedragen ten laste van de openbare middelen, verhogingen in verband met aanpassing aan het loon- of prijsniveau of aanvullende uitkeringen, zulks behoudens het bepaalde in titel III, alsmede de als afkoopsom uitgekeerde bedragen welke in de plaats kunnen treden van de pensioenen of renten, en de terugstortingen van premies of bijdragen;

u) 

i) worden onder „gezinsbijslagen” verstaan alle verstrekkingen of uitkeringen ter bestrijding van de gezinslasten in het kader van een in artikel 4, lid 1, letter h), bedoelde wettelijke regeling, met uitzondering van de in bijlage II vermelde bijzondere uitkeringen bij geboorte of adoptie;

ii) word onder „kinderbijslag” verstaan de periodieke uitkeringen welke uitsluitend opgrond van het aantal gezinsleden en eventueel van hun leeftijd worden toegekend;

v) wordt onder „uitkering bij overlijden” verstaan elk bedrag ineens dat in geval van overlijden wordt uitgekeerd, met uitzondering van de onder t) bedoelde bedragen welke als afkoopsom worden uitgekeerd.

▼M4

Artikel 2

Personele werkingssfeer

1.  Deze verordening is van toepassing op werknemers of zelfstandigen en op studenten op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is, en die onderdanen van een der lidstaten, dan wel op het grondgebied van een der lidstaten wonende staatlozen of vluchtelingen zijn, alsmede op hun gezinsleden en op hun nagelaten betrekkingen.

2.  Deze verordening is van toepassing op de nagelaten betrekkingen van werknemers of zelfstandigen en van studenten, op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is geweest, ongeacht de nationaliteit van deze personen, wanneer hun nagelaten betrekkingen onderdanen van een der lidstaten, dan wel op het grondgebied van een der lidstaten wonende staatlozen of vluchtelingen zijn.

▼B

Artikel 3

Gelijkheid van behandeling

1.   ►M8  ————— ◄ Op wie de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn, hebben de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de wetgeving van elke Lid-Staat onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die Staat, behoudens bijzondere bepalingen van deze verordening.

2.  Het voorgaande lid is van toepassing op het recht om leden van de organen der socialezekerheidsinstellingen te kiezen of deel te hebben in hun benoeming, doch doet geen afbreuk aan de bepalingen van de wetgeving van enige Lid-Staat betreffende de verkiesbaarheid en de wijze van benoeming van de betrokkenen in deze organen.

3.  De rechten, voortvloeiende uit bepalingen van verdragen inzake sociale zekerheid welke krachtens artikel 7, lid 2, onder c), van toepassing blijven ►M8  ————— ◄ worden uitgebreid tot allen op wie deze verordening van toepassing is, tenzij in bijlage III anders wordt bepaald.

Artikel 4 (10)

Materiële werkingssfeer

1.  Deze verordening is van toepassing op alle wettelijke regelingen betreffende de volgende takken van sociale zekerheid:

a) prestaties bij ziekte en moederschap;

b) prestaties bij invaliditeit, met inbegrip van die tot instandhouding of verbetering van de verdiencapaciteit;

c) uitkeringen bij ouderdom;

d) uitkeringen aan nagelaten betrekkingen;

e) prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten;

f) uitkeringen bij overlijden;

g) werkloosheidsuitkeringen;

h) gezinsbijslagen.

2.  Deze verordening is van toepassing op de algemene en bijzondere stelsels van sociale zekerheid, welke al of niet opp remie- of bijdragebetaling berusten, alsmede opde regelingen betreffende de verplichtingen van de werkgever of de reder met betrekking tot de in lid 1 bedoelde prestaties.

▼M8

2 bis.  Dit artikel is van toepassing op bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties waarop wetgeving van toepassing is die, wegens haar personele werkingssfeer, doelstellingen en/of de voorwaarden voor het ingaan van een recht, kenmerken heeft van zowel de in lid 1, bedoelde socialezekerheidswetgeving als van de bijstand.

„Bijzondere niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties” zijn prestaties die:

a) bedoeld zijn:

i) voor de extra, aanvullende of bijkomende dekking van de gebeurtenissen in de in lid 1, vermelde takken van de sociale zekerheid en om de betrokken personen een minimum voor levensonderhoud te garanderen in verhouding tot de economische en sociale situatie van de betrokken lidstaat,

of

ii) om uitsluitend personen met een handicap een bijzondere bescherming te bieden, die nauw aansluit bij hun sociale omstandigheden in de betrokken lidstaat,

en

b) uitsluitend worden gefinancierd door de verplichte belastingen ter dekking van de algemene openbare uitgaven en waarvoor de voorwaarden voor de toekenning en berekening niet afhankelijk zijn van de betaling van enige premie of bijdrage door de betrokkene. Prestaties ter aanvulling van op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties mogen evenwel niet alleen om die reden als op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties worden beschouwd,

en

c) zijn opgenomen in bijlage II bis.

▼B

2 ter.  Deze verordening is niet van toepassing op bepalingen van de wetgeving van een Lid-Staat betreffende de in bijlage II, afdeling III, genoemde bijzondere, niet opp remie-, of bijdragebetaling berustende prestaties die slechts op een gedeelte van zijn grondgebied worden toegekend.

3.  Het bepaalde in titel III laat evenwel onverlet de bepalingen in de wetgeving van elke Lid-Staat met betrekking tot de verplichtingen van de reder.

4.  Deze verordening is noch opde sociale en medische bijstand, noch op de regelingen betreffende prestaties aan slachtoffers van oorlogshandelingen of de gevolgen daarvan, van toepassing.

Artikel 5 (10)

Verklaringen van de Lid-Staten betreffende de werkingssfeer van deze verordening

De Lid-Staten vermelden de in artikel 4, leden 1 en 2, bedoelde wettelijke regelingen en stelsels, de in artikel 4, lid 2 bis, bedoelde bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties, de in artikel 50 bedoelde minimumuitkeringen, alsmede de in de artikelen 77 en 78 bedoelde bijslagen in de verklaringen waarvan overeenkomstig artikel 97 kennisgeving en bekendmaking plaatsvindt.

Artikel 6

Verdragen inzake sociale zekerheid waarvoor deze verordening in de plaats treedt

Deze verordening treedt, onder voorbehoud van het bepaalde in de artikelen 7, 8 en 46, lid 4, wat de personele zowel als de materiële werkingssfeer betreft, in de plaats van elk verdrag inzake sociale zekerheid dat:

a) hetzij uitsluitend voor twee of meer Lid-Staten verbindend is;

b) hetzij voor ten minste twee Lid-Staten en één of meer andere Staten verbindend is, voorzover het gevallen betreft, welke geregeld kunnen worden zonder tussenkomst van enig orgaan van één dezer laatstgenoemde Staten.

Artikel 7 (7)

Internationale bepalingen welke deze verordening onverlet laat

1.  Deze verordening laat onverlet de verplichtingen welke voortvloeien uit:

a) enig door de Internationale Arbeidsconferentie aanvaard verdrag, dat na bekrachtiging door één of meer Lid-Staten aldaar in werking is getreden;

b) de Europese interimovereenkomsten van 11 december 1953 inzake sociale zekerheid, gesloten tussen de Staten welke lid zijn van de Raad van Europa.

2.  Ongeacht het bepaalde in artikel 6 blijven van toepassing:

a) de Verdragen van 27 juli 1950 en van 30 november 1979 betreffende de sociale zekerheid van Rijnvarenden;

b) het Europese Verdrag van 9 juli 1956 betreffende de sociale zekerheid van arbeiders werkzaam bij het internationale vervoer;

▼M8

c) bepaalde bepalingen van verdragen op het gebied van de sociale zekerheid die lidstaten vóór deze verordening van toepassing wordt, hebben gesloten, wanneer zij gunstiger zijn voor de rechthebbenden of indien zij voortvloeien uit specifieke historische omstandigheden en een in de tijd beperkt effect hebben, mits die bepalingen in bijlage III worden vermeld.

▼B

Artikel 8

Het sluiten van overeenkomsten tussen Lid-Staten

1.  Twee of meer Lid-Staten kunnen onderling, voorzover daaraan behoefte bestaat, overeenkomsten sluiten welke op de beginselen en de geest van deze verordening berusten.

2.  Door iedere Lid-Staat wordt, overeenkomstig artikel 97, lid 1, kennisgeving gedaan van elke overeenkomst welke op grond van lid 1 tussen hem en een andere Lid-Staat is gesloten.

Artikel 9

Toelating tot de vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering

1.  De bepalingen van de wetgeving van een Lid-Staat welke de toelating tot de vrijwillige of de vrijwillig voortgezette verzekering afhankelijk stellen van het wonen op het grondgebied van deze Staat, gelden niet voor personen die wonen op het grondgebied van een andere Lid-Staat, mits zij tevoren ooit als werknemer of zelfstandige aan de wetgeving van eerstbedoelde Staat onderworpen zijn geweest.

2.  Indien de wetgeving van een Lid-Staat de toelating tot de vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, worden, voorzover nodig, de tijdvakken van verzekering of van wonen welke krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat vervuld zijn, in aanmerking genomen alsof het tijdvakken van verzekering betrof welke krachtens de wetgeving van eerstbedoelde Staat vervuld waren.

▼M8

Artikel 9 bis

Verlenging van de referentieperiode

Indien de wetgeving van een lidstaat de erkenning van het recht op een prestatie afhankelijk stelt van de vervulling van een minimumverzekeringstijdvak gedurende een bepaalde periode voorafgaand aan de verzekerde gebeurtenis (referentieperiode) en wanneer in deze wetgeving wordt bepaald dat de bedoelde referentieperiode wordt verlengd met tijdvakken waarin uit hoofde van de wetgeving van die lidstaat uitkeringen zijn verleend of door tijdvakken die op het grondgebied van die lidstaat aan de opvoeding van de kinderen werden gewijd, dan wordt de bedoelde referentieperiode eveneens verlengd met tijdvakken waarin uit hoofde van de wetgeving van een andere lidstaat invaliditeits- of ouderdomspensioenen, of prestaties wegens ziekte, werkloosheid, arbeidsongeval of beroepsziekte zijn verleend en met tijdvakken die op het grondgebied van een andere lidstaat aan de opvoeding van kinderen werden gewijd.

▼B

Artikel 10

Opheffing van de bepalingen inzake de woonplaats — Invloed van de verplichte verzekering op de terugbetaling van bijdragen of premies

1.  Tenzij in deze verordening anders is bepaald, kunnen de uitkeringen bij invaliditeit en ouderdom of de uitkeringen aan nagelaten betrekkingen, de renten bij arbeidsongevallen of beroepsziekten en de uitkeringen bij overlijden, verkregen op grond van een wettelijke regeling van één of meer Lid-Staten, op generlei wijze worden verminderd, gewijzigd, geschorst, ingetrokken of verbeurd verklaard op grond van het feit dat de rechthebbende op het grondgebied van een andere Lid-Staat woont dan die, op het grondgebied waarvan zich het orgaan bevindt dat deze uitkering verschuldigd is.

De eerste alinea is eveneens van toepassing op de afkoopsommen welke bij hertrouwen worden toegekend aan een weduwe of weduwnaar, die recht had op een weduwen- of weduwnaarspensioen of -rente..

2.  Wanneer de wetgeving van een Lid-Staat de terugbetaling van bijdragen of premies afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de betrokkene niet meer verplicht verzekerd is, wordt deze voorwaarde geacht niet te zijn vervuld zolang hij ►M3  ————— ◄ verplicht verzekerd is ingevolge de wetgeving van een andere Lid-Staat.

Artikel 10 bis (10)

Bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties

▼M8

1.  De bepalingen van artikel 10 en van titel III zijn niet van toepassing op de in artikel 4, lid 2 bis, bedoelde bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties. De personen waarop deze verordening van toepassing is, ontvangen deze prestaties uitsluitend op het grondgebied van de lidstaat waar zij wonen en krachtens de wetgeving van die lidstaat, voorzover deze prestaties zijn vermeld in bijlage II bis. De prestaties worden door en voor rekening van het orgaan van de woonplaats verleend.

▼B

2.  Het orgaan van een Lid-Staat waarvan de wetgeving het recht op de in lid 1 bedoelde prestaties afhankelijk stelt van het vervullen van tijdvakken van arbeid, van anders dan in loondienst verrichte beroepswerkzaamheden of van wonen, houdt, voorzover nodig, rekening met de ophet grondgebied van een andere Lid-Staat vervulde tijdvakken van arbeid, van anders dan in loondienst verrichte beroepswerkzaamheden of van wonen, alsof de tijdvakken ophet grondgebied van de eerste Lid-Staat waren vervuld.

3.  Wanneer de wetgeving van een Lid-Staat het recht opeen aanvullende prestatie als bedoeld in lid 1 afhankelijk stelt van het ontvangen van een prestatie als bedoeld onder a) tot en met h) van artikel 4, lid 1, en krachtens die wetgeving geen prestatie van deze aard verschuldigd is, wordt elke overeenkomstige prestatie die krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat wordt toegekend, voor de toekenning van de aanvullende prestatie beschouwd als een krachtens de wetgeving van de eerste Lid-Staat toegekende prestatie.

4.  Wanneer de wetgeving van een Lid-Staat de toekenning van voor invaliden of gehandicapten bestemde prestaties als bedoeld in lid 1 afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de invaliditeit of de handicap voor de eerste maal ophet grondgebied van die Lid-Staat is geconstateerd, wordt deze voorwaarde geacht te zijn vervuld wanneer de vaststelling voor de eerste maal ophet grondgebied van een andere Lid-Staat is geschied.

Artikel 11

Aanpassing van de uitkeringen aan het loon- of prijsniveau

De in de wetgeving van een Lid-Staat opgenomen bepalingen inzake aanpassing van de uitkeringen aan het loon- of prijsniveau zijn eveneens van toepassing op de uitkeringen welke op grond van bedoelde wetgeving met inachtneming van het bepaalde in deze verordening verschuldigd zijn.

Artikel 12(9) (11)

Non-cumulatie van uitkeringen

1.  Krachtens deze verordening kan geen recht worden verkregen of gehandhaafd opverscheidene uitkeringen van dezelfde aard welke betrekking hebben opeen zelfde tijdvak van verplichte verzekering. Deze bepaling is evenwel niet van toepassing op uitkeringen bij invaliditeit, ouderdom, overlijden (pensioenen) en bij beroepsziekten, welke door de organen van twee of meer Lid-Staten overeenkomstig artikel 41, artikel 43, leden 2 en 3, de artikelen 46, 50 en 51 of artikel 60, lid 1, onder b), worden vastgesteld.

2.  Tenzij in deze verordening anders is bepaald, zijn de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving van een Lid-Staat voorziet in geval van samenloopvan een uitkering met andere uitkeringen van sociale zekerheid of met andere inkomsten van welke aard ook, opde rechthebbende van toepassing, zelfs indien het gaat om uitkeringen welke opgrond van de wetgeving van een andere Lid-Staat zijn verkregen of om inkomsten welke ophet grondgebied van een andere Lid-Staat zijn verworven.

3.  Ingeval de rechthebbende opuitkeringen bij invaliditeit of vervroegde uitkeringen bij ouderdom beroepswerkzaamheden uitoefent, zijn ophem de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving van een Lid-Staat voorziet, van toepassing, zelfs indien hij zijn werkzaamheden ophet grondgebied van een andere Lid-Staat uitoefent.

4.  Het invaliditeitspensioeen dat op grond van de Nederlandse wettelijke regeling verschuldigd is, wordt, in geval het Nederlandse orgaan overeenkomstig artikel 57, lid 5, of artikel 60, lid 2, onder b), verplicht is eveneens bij te dragen in de kosten van een opgrond van de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat verleende uitkering bij beroepsziekte, verminderd met het bedrag dat aan het orgaan van de andere Lid-Staat, dat met het verlenen van de uitkering bij beroepsziekte is belast, verschuldigd is.



TITEL II

VASTSTELLING VAN DE TOE TE PASSEN WETGEVING

Artikel 13 (9)

Algemene regels

▼M3

1.  Onder voorbehoud van de artikelen 14 quater en 14 septies zijn degenen opwie deze verordening van toepassing is, slechts aan de wetgeving van één enkele lidstaat onderworpen. De toe te passen wetgeving wordt overeenkomstig de bepalingen van deze titel vastgesteld.

▼B

2.  Onder voorbehoud van de artikelen 14 tot en met 17:

a) is opdegene die ophet grondgebied van een Lid-Staat werkzaamheden in loondienst uitoefent, de wetgeving van die Staat van toepassing zelfs indien hij op het grondgebied van een andere Lid- Staat woont of indien de zetel van de onderneming of het domicilie van de werkgever waarbij hij werkzaam is, zich bevindt ophet grondgebied van een andere Lid-Staat;

b) is opdegene die ophet grondgebied van een Lid-Staat werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent, de wetgeving van die Staat van toepassing zelfs indien hij op het grondgebied van een andere Lid-Staat woont;

c) is opdegene die zijn beroepswerkzaamheden uitoefent aan boord vaan een zeeschipdat onder de vlag van een Lid-Staat vaart, de wetgeving van die Staat van toepassing;

d) is opambtenaren en met hen gelijkgestelden, de wetgeving van toepassing van de Lid-Staat waaronder de dienst waarbij zij werkzaam zijn, ressorteert;

e) is op degene die wordt opgeroepen op opnieuw wordt opgeroepen voor militaire dienst of vervangende burgerdienst in een Lid-Staat, de wetgeving van die Staat van toepassing. Indien toepassing van deze wetgeving afhankelijk is van het vervullen van tijdvakken van verzekering vóór de opkomst in of na het verlaten van de militaire of de vervangende burgerdienst, worden de tijdvakken van verzekering welke krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat zijn vervuld, voorzover nodig, in aanmerking genomen alsof het tijdvakken van verzekering betrof, vervuld krachtens de wetgeving van eerstbedoelde Staat. De werknemer of zelfstandige die voor militaire dienst of vervangende burgerdienst wordt opgeroepen of opnieuw wordt opgeroepen, behoudt de hoedanigheid van werknemer of zelfstandige;

f) is op degene die ophoudt onderworpen te zijn aan de wettelijke regeling van een Lid-Staat zonder dat hij opgrond van één van de in de voorgaande punten genoemde regels of van één van de in de artikelen 14 tot en met 17 bedoelde uitzonderingen of bijzondere regels aan de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat wordt onderworpen, de wettelijke regeling van toepassing van de Lid-Staat ophet grondgebied waarvan hij woont overeenkomstig de bepalingen van deze wettelijke regeling alleen.

Artikel 14

Bijzondere regels voor personen in loondienst, met uitzondering van zeelieden

Ten aanzien van de toepassing van de in artikel 13, lid 2, onder a), neergelegde regel gelden de volgende uitzonderingen en bijzonderheden:

1. 

a) Op degene die op grondgebied van een Lid-Staat werkzaamheden in loondienst verricht voor een onderneming waaraan hij normaal verbonden is, en door deze onderneming gedetacheerd wordt op het grondgebied van een andere Lid-Staat teneinde aldaar voor haar rekening arbeid te verrichten, blijft de wetgeving van eerstbedoelde Lid-Staat van toepassing, mits de te verwachten duur van die arbeid niet meer dan twaalf maanden bedraagt en hij niet wordt uitgezonden ter vervanging van een andere persoon wiens detachering beëindigd is.

b) Indien de te verrichten arbeid door onvoorziene omstandigheden de oorspronkelijk voorziene tijdsduur overschrijdt en meer dan twaalf maanden duurt, blijft de wetgeving van eerstbedoelde Lid-Staat van toepassing tot aan de beëindiging van die arbeid, mits de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de betrokkene gedetacheerd is, of het door deze autoriteit aangewezen lichaam, hiervoor toestemming verleent; deze toestemming moet vóór het einde van het oorspronkelijke tijdvak van twaalf maanden worden aangevraagd. Deze toestemming mag echter niet voor een langer tijdvak dan twaalf maanden worden verleend.

2. Op degene die op het grondgebied van twee of meer Lid-Staten werkzaamheden in loondienst pleegt uit te oefenen, wordt de toepasselijke wetgeving als volgt vastgesteld:

a) op degene die behoort tot het rijdend, varend of vliegend personeel van een onderneming welke voor rekening van anderen of voor eigen rekening internationaal vervoer van personen of goederen per spoor, over de weg, door de lucht of over de binnenwateren verricht en op het grondgebied van een Lid-Staat haar zetel heeft, is de wetgeving van laatstbedoelde Staat van toepassing. Niettemin:

i) is op degene die werkzaam is bij een filiaal of een vaste vertegenwoordiging welke die onderneming heeft op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan die, op het grondgebied waarvan zij haar zetel heeft, de wetgeving van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan zich dat filiaal of die vaste vertegenwoordiging bevindt, van toepassing;

ii) is op degene die in hoofdzaak werkzaam is op het grondgebied van de Lid-Staat waar hij woont, de wetgeving van die Staat van toepassing, zelfs indien de onderneming waarbij hij werkzaam is, noch haar zetel, noch een filiaal, noch een vaste vertegenwoordiging op dit grondgebied heeft;

b) op andere personen dan die bedoeld onder a) is van toepassing:

i) de wetgeving van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan zijn wonen, indien zij een deel van hun werkzaamheden op dit grondgebied uitoefenen of indien zij verbonden zijn aan meer dan één onderneming of meer dan één werkgever die hun zetel of domicilie op het grondgebied van verschillende Lid-Staten hebben;

ii) de wetgeving van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de zetel van de onderneming of het domicilie van de werkgever waarbij zij werkzaam zijn, zich bevindt, indien zij niet wonen op het grondgebied van een der Staten waar zij hun werkzaamheden uitoefenen.

3. Op degene die op het grondgebied van een Lid-Staat werkzaamheden in loondienst uitoefent voor een onderneming waarvan de zetel op het grondgebied van een andere Lid-Staat gevestigd is, terwijl de gemeenschappelijke grens van die Staten door die onderneming loopt, is de wetgeving van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan deze onderneming haar zetel heeft, van toepassing.

Artikel 14 bis

Bijzondere regels voor personen die anders dan in loondienst werkzaam zijn, met uitzondering van zeelieden

Ten aanzien van de in artikel 13, lid 2, onder b), neergelegde regel gelden de volgende uitzonderingen en bijzonderheden:

1. 

a) Op degene die op het grondgebied van een Lid-Staat gewoonlijk werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent en op het grondgebied van een andere Lid-Staat arbeid verricht, blijft de wetgeving van eerstbedoelde Lid-Staat van toepassing, mits de te verwachten duur van die arbeid niet meer dan twaalf maanden bedraagt.

b) Indien de te verrichten arbeid door onvoorziene omstandigheden de oorspronkelijk voorziene tijdsduur overschrijdt en meer dan twaalf maanden duurt, blijft de wetgeving van eerstbedoelde Staat van toepassing tot aan de beëindiging van die arbeid, mits de bevoegde autoriteit van deze Lid-Staat naar het grondgebied waarvan de betrokkene zich heeft begeven om die arbeid te verrichten, of het door deze autoriteit aangewezen lichaam, hiervoor toestemming verleent; deze toestemming moet vóór het einde van het oorspronkelijke tijdvak van twaalf maanden worden aangevraagd. Deze toestemming mag echter niet voor een langer tijdvak dan twaalf maanden worden verleend.

2. Op degene die gewoonlijk op het grondgebied van twee of meer Lid-Staten werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent, is de wetgeving van de Lid-Staat van toepassing op het grondgebied waarvan hij woont, indien hij een deel van zijn werkzaamheden op het grondgebied van die Lid-Staat uitoefent. Indien hij geen werkzaamheden uitoefent op het grondgebied van de Lid-Staat waar hij woont, is de wetgeving van de Lid-Staat van toepassing op het grondgebied waarvan hij zijn hoofdwerkzaamheden verricht. De criteria ter bepaling van de hoofdwerkzaamheden zijn vastgesteld bij de in artikel 98 bedoelde verordening.

3. Op degene die werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent in een onderneming waarvan de zetel zich op het grondgebied van een Lid-Staat bevindt, terwijl de gemeenschappelijke grens van die twee Lid-Staten door die onderneming loopt, is de wetgeving van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan deze onderneming haar zetel heeft, van toepassing.

4. Indien het, krachtens de wetgeving die op een persoon van toepassing zou moeten zijn overeenkomstig het bepaalde in de punten 2 en 3, niet mogelijk is dat die persoon zich, zelfs op vrijwillige basis, aansluit bij een stelsel van ouderdomsverzekering, is de betrokkene onderworpen aan de wetgeving van de andere Lid-Staat die onafhankelijk van deze bepalingen op hem van toepassing zou zijn of, wanneer daardoor de wetgevingen van twee of meer Lid-Staten op hem van toepassing zouden zijn, aan de wetgeving die in onderlinge overeenstemming tussen deze Lid-Staten of hun bevoegde autoriteiten is vastgesteld.

Artikel 14 ter

Bijzondere regels voor zeelieden

Ten aanzien van de in artikel 13, lid 2, onder c), neergelegde regel gelden de volgende uitzonderingen en bijzonderheden:

1. Op degene die werkzaamheden in loondienst uitoefent voor een onderneming waaraan hij normaal verbonden is, hetzij op het grondgebied van een Lid-Staat, hetzij aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een Lid-Staat vaart, en die door deze onderneming wordt gedetacheerd om voor haar rekening arbeid te verrichten aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een andere Lid-Staat vaart, blijft de wetgeving van eerstbedoelde Lid-Staat van toepassing onder de in artikel 14, punt 1, gestelde voorwaarden.

2. Op degene die gewoonlijk werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent, hetzij op het grondgebied van een Lid Staat, hetzij aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een Lid-Staat vaart, en voor eigen rekening arbeid verricht aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een andere Lid-Staat vaart, blijft de wetgeving van eerstbedoelde Lid-Staat van toepassing onder de in artikel 14 bis, punt 1, gestelde voorwaarden.

3. Op degene die zijn beroepswerkzaamheden gewoonlijk niet op zee uitoefent, maar arbeid verricht in de territoriale wateren of in een haven van een Lid-Staat, op een zeeschip dat onder de vlag van een andere Lid-Staat vaart en dat zich in deze territoriale wateren of in deze haven bevindt, zonder tot de bemanning van dat schip te behoren, is de wetgeving van eerstbedoelde Lid-Staat van toepassing.

4. Op degene die werkzaamheden in loondienst uitoefent aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een Lid-Staat vaart en voor die werkzaamheden wordt beloond door een onderneming of een persoon die haar zetel of zijn domicilie op het grondgebied van een andere Lid-Staat heeft, is de wetgeving van laatstbedoelde Staat van toepassing, indien hij zijn woonplaats op het grondgebied van die Staat heeft; de onderneming of degene die het loon betaalt, wordt voor de toepassing van genoemde wetgeving als werkgever aangemerkt.

Artikel 14 quater (5)

Bijzondere regels voor personen die gelijktijdig werkzaamheden in loondienst en werkzaamheden anders dan in loondienst op het grondgebied van verschillende Lid-Staten uitoefenen

Opdegene die gelijktijdig werkzaamheden in loondienst en werkzaamheden anders dan in loondienst ophet grondgebied van verschillende Lid-Staten uitoefent:

a) is, onder voorbehoud van het bepaalde onder b), de wetgeving van toepassing van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij werkzaamheden in loondienst uitoefent of, wanneer hij dergelijke werkzaamheden ophet grondgebied van twee of meer Lid-Staten uitoefent, de wetgeving die wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 14, punt 2 of punt 3;

b) zijn in de in bijlage VII genoemde gevallen van toepassing:

 de wetgeving van de Lid-Staat ophet grondgebied waarvan hij werkzaamheden in loondienst uitoefent waarbij, wanneer hij dergelijke werkzaamheden op het grondgebied van twee of meer Lid-Staten uitoefent, deze wetgeving wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 14, punt 2 of punt 3, en

 de wetgeving van de Lid-Staat ophet grondgebied waarvan hij werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent waarbij, wanneer hij dergelijke werkzaamheden ophet grondgebied van twee of meer Lid-Staten uitoefent, deze wetgeving wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 14 bis, punt 2, punt 3 of punt 4.

Artikel 14 quinquies (5)

Diverse bepalingen

▼M3

1.  De in artikel 14, punten 2 en 3, artikel 14 bis, punten 2, 3 en 4, artikel 14 quater, onder a), en artikel 14 sexies bedoelde persoon wordt voor de toepassing van de wetgeving welke is vastgesteld overeenkomstig deze bepalingen, aangemerkt alsof hij zijn volledige beroepswerkzaamheden uitoefende op het grondgebied van de betrokken lidstaat.

▼B

2.  Voor de vaststelling van de hoogte van de premie voor zelfstandigen ingevolge de wetgeving van de Lid-Staat ophet grondgebied waarvan de in artikel 14 quater, onder b), bedoelde persoon werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent, wordt deze persoon behandeld alsof hij zijn werkzaamheid in loondienst eveneens ophet grondgebied van deze Lid-Staat uitoefende.

3.  Indien de wetgeving van een Lid Staat bepaalt dat de pensioen- of rentetrekker, ook al verricht hij beroepswerkzaamheden, niet verplicht verzekerd is uit hoofde van deze werkzaamheden, dan is deze bepaling eveneens van toepassing op de pensioen- of rentetrekker, die zijn pensioen of rente heeft verworven op grond van de wetgeving van een andere Lid-Staat, tenzij de betrokkene bij het door de bevoegde autoriteit van de eerste Lid-Staat aangewezen orgaan, vermeld in bijlage 10 bij de in artikel 98 bedoelde verordening uitdrukkelijk verzoekt tot de verplichte verzekering te worden toegelaten.

▼M3

Artikel 14 sexies

Bijzondere regels voor personen die in een bijzonder stelsel voor ambtenaren verzekerd zijn en gelijktijdig werknemer en/of zelfstandige zijn op het grondgebied van een of meer andere lidstaten

Personen die in de ene lidstaat ambtenaar of met hen gelijkgestelden zijn en in een bijzonder stelsel voor ambtenaren verzekerd zijn, en gelijktijdig werknemer en/of zelfstandige zijn op het grondgebied van een of meer andere lidstaten, vallen onder de wetgeving van de lidstaat waar zij verzekerd zijn in een bijzonder stelsel voor ambtenaren.

Artikel 14 septies

Bijzondere regels voor ambtenaren die gelijktijdig in meer dan een lidstaat werken en in een van deze lidstaten verzekerd zijn in een bijzonder stelsel

Personen die gelijktijdig in twee of meer lidstaten als ambtenaar of met hen gelijkgestelden werkzaam zijn en die in ten minste een van deze lidstaten in een bijzonder stelsel voor ambtenaren verzekerd zijn, vallen onder de wetgeving van elk van deze lidstaten.

▼B

Artikel 15

Regels betreffende de vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering

1.  De artikelen 13 tot en met 14 quinquies zijn niet van toepassing op de vrijwillige of de vrijwillig voortgezette verzekering, tenzij voor één van de in artikel 4 bedoelde takken van sociale zekerheid in een Lid-Staat slechts een stelsel van vrijwillige verzekering bestaat.

2.  Ingeval de toepassing van de wetgevingen van twee of meer Lid-Staten leidt tot gelijktijdige aansluiting:

 bij een stelsel van verplichte verzekering en bij één of meer stelsels van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering, is op de betrokkene uitsluitend het stelsel van verplichte verzekering van toepassing;

 bij twee of meer stelsels van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering, kan de betrokkene slechts worden toegelaten tot het stelsel van vrijwillige of vrijwillig voortgezette verzekering waarvoor hij heeft gekozen.

3.  Wat invaliditeit, ouderdom en overlijden (pensioenen) betreft, kan de betrokkene evenwel worden toegelaten tot de vrijwillige of de vrijwillig voortgezette verzekering van een Lid-Staat, zelfs indien hij verplicht verzekerd is krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat, voorzover deze gelijktijdige aansluiting in de eerste Lid-Staat uitdrukkelijk of stilzwijgend wordt toegelaten.

Artikel 16

Bijzondere regels inzake het bediende personeel van diplomatieke zendingen en consulaire posten alsmede de hulpfunctionarissen van de Europese Gemeenschappen

1.  Artikel 13, lid 2, onder a), is van toepassing op leden van het bedienende personeel van diplomatieke zendingen of consulaire posten en op de particuliere bedienden in dienst van ambtenaren van deze zendingen of posten.

2.  Niettemin mogen de in lid 1 bedoelde werknemers die onderdaan zijn van de Lid-Staat welke zendstaat is, kiezen voor de toepassing van de wetgeving van die Staat. Dit keuzerecht kan aan het einde van ieder kalenderjaar opnieuw worden uitgeoefend en heeft geen terugwerkende kracht.

3.  De hulpfunctionarissen van de Europese Gemeenschappen mogen met betrekking tot andere bepalingen dan die betreffende de kinderbijslag, waarvoor een bijzondere regeling geldt, kiezen tussen toepassing van de wetgeving van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan zij werkzaam zijn, en toepassing van de wetgeving van de Lid-Staat waaraan zij het laatst onderworpen waren of van de Lid-Staat waarvan zij onderdaan zijn. Dit keuzerecht, dat slechts eenmaal mag worden uitgeoefend, wordt op de dag van hun indiensttreding van kracht.

Artikel 17 (9)

Uitzonderingen op de artikelen 13 tot en met 16

Twee of meer Lid-Staten, de bevoegde autoriteiten van deze Staten of de door deze autoriteiten aangewezen instellingen kunnen in onderlinge overeenstemming, in het belang van bepaalde personen of groepen personen, uitzonderingen op de artikelen 13 tot en met 16 vaststellen.

Artikel 17 bis (9)

Bijzondere regels inzake personen die recht hebben op pensioen(en) of rente(n) krachtens de wetgeving van een of meer Lid-Staten

Degene die recht heeft opeen pensioen of rente overeenkomstig de wettelijke regeling van een Lid-Staat of opp ensioenen of renten krachtens de wettelijke regelingen van verscheidene Lid-Staten en die ophet grondgebied van een andere Lid-Staat woont, kan opzijn verzoek worden vrijgesteld van de toepassing van de wettelijke regeling van deze laatste Lid-Staat mits hij niet uit hoofde van de uitoefening van een beroepswerkzaamheid aan deze wettelijke regeling is onderworpen.



TITEL III

BIJZONDERE BEPALINGEN MET BETREKKING TOT DE VERSCHILLENDE SOORTEN PRESTATIES



HOOFDSTUK I

ZIEKTE EN MOEDERSCHAP



Afdeling 1

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 18

Samentellen van tijdvakken van verzekering, arbeid of wonen

1.  Het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op prestaties afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, arbeid of wonen, houdt, voorzover nodig, rekening met de krachtens de wettelijke regeling van elke andere Lid-Staat vervulde tijdvakken van verzekering, arbeid of wonen, alsof deze tijdvakken krachtens de door dat orgaan toegepaste wettelijke regeling waren vervuld.

2.  Lid 1 is van toepassing op seizoenarbeiders, zelfs indien het tijdvakken betreft welke zijn vervuld vóór een onderbreking van de verzekering, en deze onderbreking langer heeft geduurd dan in de wettelijke regeling van de bevoegde Staat is toegestaan, mits de betrokkenen evenwel ten hoogste vier maanden niet verzekerd zijn geweest.



Afdeling 2

Werknemers of zelfstandigen en hun gezinsleden

Artikel 19

Woonplaats op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat — Algemene regels

1.  De werknemer of zelfstandige die op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan de bevoegde Staat woont en aan de in de wettelijke regeling van de bevoegde Staat gestelde voorwaarden voor het recht op prestaties voldoet, eventueel met inachtneming van artikel 18, heeft in de Staat op het grondgebied waarvan hij woont, recht op:

a) verstrekkingen, welke voor rekening van het bevoegde orgaan door het orgaan van de woonplaats worden verleend, volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, alsof hij bij laatstbedoeld orgaan was aangesloten;

b) uitkeringen welke door het bevoegde orgaan worden verleend volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling. Na overeenstemming tussen het bevoegde orgaan en het orgaan van de woonplaats kunnen deze uitkeringen evenwel door laatstbedoeld orgaan voor rekening van het eerstbedoelde worden verleend volgens de wettelijke regeling van de bevoegde Staat.

2.  Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden die op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat wonen, voorzover zij krachtens de wettelijke regeling van de Staat, op het grondgebied waarvan zij wonen, geen recht op deze prestaties hebben.

Ingeval de gezinsleden wonen op het grondgebied van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling voor het recht op verstrekkingen geen voorwaarden stelt inzake de verzekering of de arbeid, worden de hun verleende verstrekkingen geacht te zijn verleend voor rekening van het orgaan waarbij de werknemer of zelfstandige is aangesloten, behalve wanneer de echtgeno(o)t(e) of degene die het toezicht over de kinderen heeft, beroepswerkzaamheden verricht op het grondgebied van deze Lid-Staat.

Artikel 20

Grensarbeiders en hun gezinsleden — Bijzondere regels

De grensarbeider kan de prestaties op het grondgebied van de bevoegde Staat eveneens verkrijgen. Deze prestaties worden verleend door het bevoegde orgaan, volgens de wettelijke regeling van deze Staat, alsof de betrokkene op het grondgebied daarvan woonde. Zijn gezinsleden kunnen op dezelfde wijze de prestaties genieten; zij komen hiervoor, behoudens in spoedgevallen, evenwel slechts in aanmerking wanneer tussen de betrokken Lid-Staten of tussen de bevoegde autoriteiten van die Lid-Staten ter zake een overeenkomst bestaat, of, bij het ontbreken van een zodanige overeenkomst, na voorafgaande toestemming van het bevoegde orgaan.

Artikel 21

Verblijf in of overbrenging van de woonplaats naar het grondgebied van de bevoegde Staat

1.  De in artikel 19, lid 1, bedoelde werknemer of zelfstandige die op het grondgebied van de bevoegde Staat verblijft, heeft recht op prestaties volgens de wettelijke regeling van deze Staat, alsof hij op het grondgebied ervan woonde, zelfs indien hij vóór zijn verblijf voor hetzelfde geval van ziekte of moederschap reeds prestaties heeft genoten.

2.  Lid 1 is van overeenkomstige toepassing op de in artikel 19, lid 2, bedoelde gezinsleden.

Indien deze evenwel op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonen dan de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de werknemer of zelfstandige woont, worden de verstrekkingen verleend door het orgaan van de verblijfplaats voor rekening van het orgaan van de woonplaats van de belanghebbenden.

3.  De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op grensarbeiders en hun gezinsleden.

4.  De in artikel 19 bedoelde werknemer of zelfstandige en zijn gezinsleden die hun woonplaats overbrengen naar het grondgebied van de bevoegde Staat, hebben recht op prestaties volgens de wettelijke regeling van deze Staat, zelfs indien zij vóór de overbrenging van hun woonplaats voor hetzelfde geval van ziekte of moederschap reeds prestaties hebben genoten.

Artikel 22

Verblijf buiten het grondgebied van de bevoegde Staat — Terugkeer of overbrenging van de woonplaats naar het grondgebied van een andere Lid-Staat tijdens ziekte of moederschap — Noodzaak om zich voor behandeling naar het grondgebied van een andere Lid-Staat te begeven

1.  De werknemer of zelfstandige die aan de door de wettelijke regeling van de bevoegde Staat gestelde voorwaarden voor het recht op prestaties voldoet, eventueel met inachtneming van artikel 18, en:

▼M7

a) wiens toestand verstrekkingen vereist welke tijdens een verblijf op het grondgebied van een andere lidstaat medisch noodzakelijk worden, met inachtneming van de aard van de prestaties en de verwachte duur van het verblijf, of

▼B

b) die, nadat hij voor rekening van het bevoegde orgaan in het genot van prestaties is gesteld, van dit orgaan toestemming heeft ontvangen om terug te keren naar het grondgebied van de Lid-Staat, waarop bij woont, dan wel om zijn woonplaats naar het grondgebied van een andere Lid-Staat over te brengen, of

c) die van het bevoegde orgaan toestemming heeft ontvangen om zich naar het grondgebied van een andere Lid-Staat te begeven teneinde aldaar een voor zijn gezondheidstoestand passende behandeling te ondergaan,

heeft recht op:

i) verstrekkingen, welke voor rekening van het bevoegde orgaan door het orgaan van de woon- of verblijfplaats worden verleend, volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, alsof deze werknemer of zelfstandige bij laatstbedoeld orgaan was aangesloten; het tijdvak gedurende hetwelk de verstrekkingen worden verleend, wordt evenwel bepaald door de wettelijke regeling van de bevoegde Staat;

ii) uitkeringen, welke door het bevoegde orgaan worden verleend volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling. Na overeenstemming tussen het bevoegde orgaan en het orgaan van de woon- of verblijfplaats kunnen deze uitkeringen evenwel door laatstbedoeld orgaan voor rekening van het eerstbedoelde worden verleend volgens de wettelijke regeling van de bevoegde Staat.

▼M7

1 bis.  De Administratieve Commissie stelt een lijst vast van verstrekkingen waarvoor, opdat zij tijdens een verblijf in een andere lidstaat kunnen worden verleend, om praktische redenen een voorafgaande overeenkomst vereist is tussen de betrokkene en de zorgverlenende instelling.

▼B

2.  De op grond van lid 1, onder b), vereiste toestemming mag slechts worden geweigerd wanneer is vastgesteld, dat de verplaatsing van de betrokkene nadelig is voor zijn gezondheidstoestand of voor het ondergaan van de geneeskundige behandeling.

De op grond van lid 1, onder c), vereiste toestemming mag niet worden geweigerd wanneer de desbetreffende behandeling behoort tot de prestaties waarin de wettelijke regeling van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de betrokkene woont voorziet, en bedoelde behandeling hem, gelet op zijn gezondheidstoestand van dat moment en het te verwachten ziekteverloop, niet kan worden gegeven binnen de termijn die gewoonlijk nodig is voor de desbetreffende behandeling in de Lid-Staat waar hij woont.

3.   ►M7  De leden 1, 1 bis en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van een werknemer of een zelfstandige. ◄

Voor de toepassing van lid 1, onder a) en c), i), op de in artikel 19, lid 2, bedoelde gezinsleden die wonen op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de werknemer of zelfstandige woont:

a) worden evenwel de verstrekkingen voor rekening van het orgaan van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de gezinsleden wonen, verleend door het orgaan van de verblijfplaats volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, alsof de werknemer of zelfstandige bij laatstbedoeld orgaan was aangesloten. Het tijdvak gedurende hetwelk de verstrekkingen worden verleend, wordt evenwel bepaald door de wettelijke regeling van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de gezinsleden wonen;

b) wordt evenwel de op grond van lid 1, onder c), vereiste toestemming verleend door het orgaan van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de gezinsleden wonen.

4.  Wanneer lid 1 op de werknemer of zelfstandige wordt toegepast, heeft dit geen invloed op het recht op prestaties van zijn gezinsleden.

▼M7

Artikel 22 bis

Bepaalde categorie personen — Bijzondere regels

Niettegenstaande artikel 2 is artikel 22, lid 1, onder a) en c), en lid 1 bis, eveneens van toepassing op personen die onderdaan zijn van een der lidstaten en die verzekerd zijn ingevolge de wettelijke regeling van een lidstaat, alsmede op de met hen samenwonende gezinsleden.

▼M7 —————

▼M4 —————

▼B

Artikel 23 (A)

Berekening van de uitkeringen

1.  Het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen een gemiddelde verdienste dan wel een gemiddelde bijdrage als grondslag wordt genomen, stelt deze gemiddelde verdienste, of gemiddelde bijdrage uitsluitend vast opbasis van de verdiensten welke zijn genoten of de bijdragen die zijn toegepast gedurende de krachtens bedoelde wettelijke regeling vervulde tijdvakken.

2.  Het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van een in een vast bedrag uitgedrukte verdienste houdt uitsluitend rekening met dit vaste bedrag of, eventueel, met het gemiddelde van deze vaste bedragen voor de krachtens bedoelde wettelijke regeling vervulde tijdvakken.

▼M8

2 bis.  De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing in de gevallen waarin er in de door het bevoegde orgaan toegepaste wetgeving een bepaalde referentieperiode is vastgesteld en deze periode in het betrokken geval volledig of gedeeltelijk overeenstemt met de tijdvakken welke de betrokkene krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten heeft vervuld.

▼B

3.  Het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling bepaalt dat het bedrag der uitkeringen wisselt naar gelang van het aantal gezinsleden, houdt eveneens rekening met de gezinsleden van de betrokkene die ophet grondgebied van een andere Lid- Staat wonen, alsof zij ophet grondgebied van de bevoegde Staat woonden.

Artikel 24

Belangrijke verstrekkingen

1.  De werknemer of zelfstandige wiens recht op een prothese, op hulpmiddelen van grotere omvang of op andere belangrijke verstrekkingen ten behoeve van zichzelf of van één van zijn gezinsleden door het orgaan van een Lid-Staat is erkend vóór zijn aansluiting bij het orgaan van een andere Lid-Staat, krijgt deze verstrekkingen voor rekening van eerstbedoeld orgaan, zelfs indien zij eerst worden toegekend wanneer bedoelde werknemer of zelfstandige reeds bij het tweede orgaan is aangesloten.

2.  De Administratieve Commissie stelt de lijst op van verstrekkingen waarop lid 1 van toepassing is.



Afdeling 3

Werklozen en hun gezinsleden

Artikel 25

▼M7

1.  Een werkloze werknemer of zelfstandige op wie artikel 69, lid 1, of artikel 71, lid 1, onder b) ii), tweede zin, van toepassing is en die, eventueel met inachtneming van artikel 18, voldoet aan de door de wettelijke regeling van de bevoegde staat gestelde voorwaarden voor het recht op verstrekkingen en uitkeringen, heeft gedurende het in artikel 69, lid 1, onder c), genoemde tijdvak recht op:

a) verstrekkingen die voor deze persoon medisch gezien noodzakelijk worden tijdens zijn verblijf op het grondgebied van de lidstaat waar hij werk zoekt, met inachtneming van de aard van de verstrekkingen en de duur van het verblijf. Deze verstrekkingen worden voor rekening van het bevoegde orgaan verleend door het orgaan van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij werk zoekt, in overeenstemming met de bepalingen van de wettelijke regeling die dit laatste orgaan toepast alsof hij daarbij was aangesloten;

b) uitkeringen welke hem door het bevoegde orgaan volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling worden verleend. Na overeenstemming tussen het bevoegde orgaan en het orgaan van de lidstaat op het grondgebied waarvan de werkloze werk zoekt, kunnen de uitkeringen door dit laatstbedoeld orgaan voor rekening van het eerstbedoelde worden verleend volgens de wettelijke regeling van de bevoegde staat. De in artikel 69, lid 1, bedoelde werkloosheidsuitkeringen worden niet verleend gedurende het tijdvak waarover uitkeringen worden ontvangen.

▼M7

1 bis.  Artikel 22, lid 1 bis, is van overeenkomstige toepassing.

▼B

2.  Een volledig werkloze werknemer op wie artikel 71, lid 1, onder a), ii), of onder b), ii), eerste volzin, van toepassing is, heeft recht op verstrekkingen en uitkeringen volgens de wettelijke regeling van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij woont, alsof hij gedurende zijn laatste dienstbetrekking aan deze wettelijke regeling onderworpen was, eventueel met inachtneming van artikel 18; deze prestaties komen voor rekening van het orgaan van het land van de woonplaats.

3.  Wanneer een werkloze, eventueel met inachtneming van artikel 18, voldoet aan de voorwaarden voor het recht op verstrekkingen van de wettelijke regeling van de Lid-Staat ten laste waarvan de werkloosheidsuitkeringen komen, hebben zijn gezinsleden recht op prestaties bij ziekte en moederschap, ongeacht op het grondgebied van welke Lid-Staat zij wonen of verblijven. Deze prestaties worden verleend:

i) wat de verstrekkingen betreft, door het orgaan van de woon- of verblijfplaats volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, voor rekening van het bevoegde orgaan van de Lid-Staat ten laste waarvan de werkloosheidsuitkeringen komen;

ii) wat de uitkeringen betreft, door het bevoegde orgaan van de Lid-Staat ten laste waarvan de werkloosheidsuitkeringen komen, volgen de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling.

4.  Onverminderd de bepalingen van de wettelijke regeling van een Lid-Staat op grond waarvan gedurende een langer tijdvak prestaties wegens ziekte kunnen worden verleend, kan het in lid 1 bedoelde tijdvak in gevallen van overmacht door het bevoegde orgaan worden verlengd tot ten hoogste het tijdvak dat in de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling is vastgesteld.

Artikel 25 bis (14)

Bijdragen of premies ten laste van volledig werkloze werknemers

Het orgaan van een Lid-Staat dat verstrekkingen of uitkeringen verschuldigd is aan de in artikel 25, lid 2, bedoelde werklozen en dat een wettelijke regeling toepast waarin is bepaald dat voor rekening van een werkloze bijdragen of premies worden ingehouden om de kosten van de prestaties bij ziekte en moederschap te dekken, is gemachtigd deze inhoudingen te verrichten in overeenstemming met de bepalingen van zijn wettelijke regeling.



Afdeling 4

Aanvragers van een pensioen of rente, en hun gezinsleden

Artikel 26

Recht op verstrekkingen in geval van beëindiging van het recht op verstrekkingen van het laatstelijk bevoegde orgaan

1.  De werknemer of zelfstandige, zijn gezinsleden of zijn nagelaten betrekkingen wier recht op verstrekkingen krachtens de wettelijke regeling van de laatstelijk bevoegde Lid-Staat eindigt tijdens de behandeling van een aanvraag om pensioen of rente, hebben niettemin recht op verstrekkingen onder de volgende voorwaarden: de verstrekkingen worden verleend volgens de wettelijke regeling van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de betrokkene(n) woont (wonen), zulks voorzover zij krachtens deze wettelijke regeling daarop recht hebben of krachtens de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat daarop recht zouden hebben, indien zij op het grondgebied van die Staat woonden, eventueel met inachtneming van artikel 18.

2.  De aanvrager van een pensioen of rente wiens recht op verstrekkingen voortvloeit uit de wettelijke regeling van een Lid-Staat, waarin is bepaald dat de betrokkene zelf de ziekteverzekeringspremies of -bijdragen dient te betalen gedurende de behandeling van zijn pensioenaanvraag, heeft na afloop van de tweede maand waarover hij de verschuldigde premies of bijdragen niet heeft betaald, niet langer recht op verstrekkingen.

3.  De krachtens lid 1 verleende verstrekkingen komen voor rekening van het orgaan dat, met toepassing van lid 2, de premies of bijdragen heeft ontvangen; ingeval er niet overeenkomstig lid 2 premie- of bijdragebetaling dient plaats te vinden, betaalt het orgaan voor rekening waarvan de verstrekkingen krachtens artikel 28 na vaststelling van het pensioen of de rente komen, het bedrag der verleende verstrekkingen terug aan het orgaan van de woonplaats.



Afdeling 5

Pensioen- of rentetrekkers en hun gezinsleden

Artikel 27

Pensioenen of renten, verschuldigd op grond van de wettelijke regelingen van verscheidende Lid-Staten, terwijl in het land van de woonplaats recht op prestaties bestaat

De rechthebbende op pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer Lid-Staten, waaronder de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij woonachtig is, die recht heeft op prestaties op grond van de wettelijke regeling van laatstbedoelde Lid-Staat, eventueel met inachtneming van artikel 18 en van bijlage VI, krijgt, evenals zijn gezinsleden, prestaties van het orgaan van de woonplaats en voor rekening van dit orgaan, alsof de betrokkene uitsluitend recht had op een pensioen of rente, verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van deze Lid-Staat.

Artikel 28

Pensioenen of renten, verschuldigd op grond van de wettelijke regelingen van een of meer Lid-Staten, terwijl in het land van de woonplaats geen recht op prestaties bestaat

1.  De rechthebbende op een pensioen of rente verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van een Lid-Staat, of op pensioenen of renten verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer Lid-Staten, die geen recht op prestaties heeft op grond van de wettelijke regeling van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij woont, heeft niettemin zelf, evenals zijn gezinsleden, recht op deze prestaties, voorzover hij op grond van de wettelijke regeling van de voor de pensioenverzekering bevoegde Lid-Staat, of van ten minste één van de voor deze verzekering bevoegde Lid-Staten, eventueel met inachtneming van artikel 18 en van bijlage VI recht op prestaties zou hebben, indien hij op het grondgebied van de betrokken Staat woonde. De prestaties worden verleend op de volgende voorwaarden:

a) de verstrekkingen worden voor rekening van het in lid 2 bedoelde orgaan verleend door het orgaan van de woonplaats, alsof de betrokkene recht had op een pensioen of een rente krachtens de wettelijke regeling van de Staat op het grondgebied waarvan hij woont, en hij recht op verstrekkingen had;

b) de uitkeringen worden in voorkomend geval verleend door het overeenkomstig lid 2 bepaalde bevoegde orgaan volgens de wettelijke regeling welke door dit orgaan wordt toegepast. Deze uitkeringen kunnen evenwel, in overleg tussen het bevoegde orgaan en het orgaan van de woonplaats, door dit laatste orgaan voor rekening van het eerste worden verleend volgens de wettelijke regeling van de bevoegde Staat.

2.  In de in lid 1 bedoelde gevallen komen de verstrekkingen voor rekening van het overeenkomstig de volgende regels vastgestelde orgaan:

a) indien de rechthebbende krachtens de wettelijke regeling van één Lid-Staat recht op bedoelde verstrekkingen heeft, komen deze voor rekening van het bevoegde orgaan van deze Staat;

b) indien de rechthebbende krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer Lid-Staten recht op bedoelde verstrekkingen heeft, komen deze voor rekening van het bevoegde orgaan van de Lid-Staat aan de wettelijke regeling waarvan de rechthebbende het langst onderworpen is geweest; ingeval de toepassing van deze regel ertoe leidt dat de verstrekkingen voor rekening van meer dan een orgaan komen, komen zij voor rekening van het orgaan, dat de wettelijke regeling toepast waaraan de rechthebbende het laatst onderworpen is geweest.

Artikel 28 bis

Pensioenen of renten, verschuldigd op grond van de wettelijke regeling van een of meer andere Lid-Staten dan het land van de woonplaats, terwijl in het laatstbedoelde land recht op verstrekkingen bestaat

Indien de rechthebbende op een pensioen of rente, verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van een Lid-Staat, of op pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer Lid-Staten, woont op het grondgebied van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling voor het recht op verstrekkingen geen voorwaarden stelt inzake de verzekering of de arbeid en krachtens de wettelijke regeling waarvan geen pensioen of rente verschuldigd is, komen de aan hem en aan zijn gezinsleden verleende verstrekkingen voor rekening van het overeenkomstig artikel 28, lid 2, bepaalde orgaan van een van de ter zake van pensioenen bevoegde Lid-Staten, voorzover de betrokken rechthebbende en zijn gezinsleden recht zouden hebben op deze verstrekkingen krachtens de wettelijke regeling die wordt toegepast door het bedoelde orgaan indien zij woonden op het grondgebied van de Lid-Staat waar dit orgaan is gevestigd.

Artikel 29

Woonplaats van de gezinsleden op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan de rechthebbende — Overbrenging van de woonplaats naar het grondgebied van de Lid-Staat, waarop de rechthebbende woont

1.  De gezinsleden van de rechthebbende op een pensioen of een rente, verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van een Lid-Staat, of op pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer Lid-Staten, die op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonen dan de rechthebbende, hebben recht op prestaties alsof de rechthebbende op hetzelfde grondgebed als zij woonde, voorzover hij op grond van de wettelijke regeling van een Lid-Staat recht op bedoelde prestaties heeft. De prestaties worden verleend op de volgende voorwaarden:

▼M2

a) de verstrekkingen worden door het orgaan van de woonplaats van de gezinsleden verleend volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, en komen voor rekening van het orgaan dat aangewezen is overeenkomstig artikel 27, of artikel 28, lid 2; wanneer de woonplaats in de bevoegde staat gelegen is, worden de verstrekkingen door en voor rekening van het bevoegd orgaan verleend;

▼B

b) de uitkeringen worden in voorkomend geval verleend door het overeenkomstig artikel 27 of artikel 28, lid 2, bepaalde bevoegde orgaan volgens de wettelijke regeling welke door dit orgaan wordt toegepast. Deze uitkeringen kunnen evenwel, in overleg tussen het bevoegde orgaan en het orgaan van de woonplaats van de gezinsleden, door dit laatste orgaan worden verleend voor rekening van het eerste volgens de wettelijke regeling van de bevoegde Staat.

2.  De in lid 1 bedoelde gezinsleden die hun woonplaats overbrengen naar het grondgebied van de Lid-Staat, waarop de rechthebbende woont, hebben recht op:

a) de verstrekkingen volgens de wettelijke regeling van deze Staat, zelfs indien zij reeds verstrekkingen hebben genoten voor hetzelfde geval van ziekte of van moederschap vóór de overbrenging van hun woonplaats;

b) de uitkeringen welke in voorkomend geval worden verleend door het overeenkomstig artikel 27 of artikel 28, lid 2, bepaalde bevoegde orgaan, volgens de wettelijke regeling welke door dit orgaan wordt toegepast. Deze uitkeringen kunnen evenwel, in overleg tussen het bevoegde orgaan en het orgaan van de woonplaats van de rechthebbende, door dit laatste orgaan voor rekening van het eerste worden verleend volgens de wettelijke regeling van de bevoegde Staat.

Artikel 30

Belangrijke verstrekkingen

Artikel 24 is van overeenkomstige toepassing op pensioen- of rentetrekkers.

▼M7

Artikel 31

Verblijf van de rechthebbende en/of van zijn gezinsleden in een andere lidstaat dan die waarin zij hun woonplaats hebben

1.  De rechthebbende op een pensioen of rente, verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat, of op pensioenen of renten, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer lidstaten, die recht heeft op prestaties krachtens de wettelijke regeling van één dezer lidstaten, alsmede zijn gezinsleden hebben bij verblijf op het grondgebied van een andere lidstaat dan die op het grondgebied waarvan zij wonen, recht op:

a) verstrekkingen die medisch gezien tijdens een verblijf op het grondgebied van een andere lidstaat dan de staat waar zij wonen, noodzakelijk worden, met inachtneming van de aard van de prestaties en de duur van het verblijf. Deze verstrekkingen worden verleend door het orgaan van de lidstaat van verblijf volgens de wettelijke regeling welke door dit orgaan wordt toegepast, voor rekening van het orgaan van de woonplaats van de rechthebbende of zijn gezinsleden;

b) uitkeringen welke in voorkomend geval worden verleend door het overeenkomstig artikel 27 of artikel 28, lid 2, bepaalde bevoegde orgaan volgens de wettelijke regeling welke door dit orgaan wordt toegepast. Deze uitkeringen kunnen evenwel in overleg tussen het bevoegde orgaan en het orgaan van de verblijfplaats door dit laatste orgaan voor rekening van het eerste worden verleend volgens de wettelijke regeling van de bevoegde staat.

2.  Artikel 22, lid 1 bis, is van overeenkomstige toepassing.

▼B

Artikel 32 (15)

. . . . .

Artikel 33 (7)

Bijdragen of premies voor rekening van pensioen- of rentetrekkers

1.  Het orgaan van een Lid-Staat dat een pensioen of rente verschuldigd is en dat een wettelijke regeling toepast waarin is bepaald, dat voor rekening van een pensioen of rentetrekker bijdragen of premies worden ingehouden om de kosten van de prestaties bij ziekte en moederschapte dekken, is gemachtigd deze bedragen, berekend overeenkomstig de betrokken wettelijke regeling, in te houden op het pensioen of de rente welke dit orgaan verschuldigd is, voorzover de prestaties krachtens de artikelen 27, 28, 28 bis, 29, 31 en 32 voor rekening van een orgaan van bedoelde Lid-Staat komen.

2.  Wanneer de pensioen- of rentetrekker in de in artikel 28 bis bedoelde gevallen krachtens de wetgeving van de Lid-Staat ophet grondgebied waarvan hij woont, uit hoofde van zijn woonplaats aldaar, premies of soortgelijke inhoudingen verschuldigd is voor de dekking van de kosten van prestaties wegens ziekte of moederschap, zijn deze niet invorderbaar.

Artikel 34

Algemene bepalingen

1.  Voor de toepassing van de artikelen 28, 28 bis, 29 en 31 wordt degene die twee of meer pensioenen of renten ontvangt krachtens de wettelijke regeling van één enkele Lid-Staat, in de zin van deze bepalingen geacht rechthebbende op een pensioen of rente te zijn krachtens de wettelijke regeling van een Lid-Staat.

2.  De artikelen 27 tot en met 33 zijn niet van toepassing op de pensioen- of rentetrekker en zijn gezinsleden die op grond van de wettelijke regeling van een Lid-Staat wegens het verrichten van beroepswerkzaamheden recht op prestaties hebben. In dat geval wordt de betrokkene voor de toepassing van dit hoofdstuk als werknemer of zelfstandige of als gezinslid van een werknemer of zelfstandige aangemerkt.

▼M4



Afdeling 5 bis

Personen die een studie of een beroepsopleiding volgen en hun gezinsleden

▼M7

Artikel 34 bis

Bijzondere bepalingen voor studenten en hun gezinsleden

De artikelen 18 en 19, artikel 22, lid 1, onder a) en c), lid 1 bis, lid 2, tweede alinea, en lid 3, de artikelen 23 en 24 en de secties 6 en 7 zijn, voorzover vereist, van overeenkomstige toepassing op studenten en hun gezinsleden.

▼M7 —————

▼B



Afdeling 6

Diverse bepalingen

Artikel 35

Toe te passen stelsel als er in het land van de woon- of verblijfplaats meer dan één stelsel bestaat — Vroeger bestaande aandoening — Maximale duur voor het verlenen van prestaties

1.  Onverminderd het bepaalde in lid 2, worden, indien de wettelijke regeling van het land van de woon- of verblijfplaats meer dan één verzekeringsstelsel voor ziekte of moederschap kent, voor de toepassing van artikel 19, artikel 21, lid 1, de artikelen 22, 25, 26, artikel 28, lid 1, artikel 29, lid 1, en artikel 31, de bepalingen van het stelsel dat voor de handarbeiders in de staalindustrie geldt, gevolgd. Indien die wettelijke regeling evenwel een bijzonder stelsel voor werknemers in de mijnen en daarmee gelijkgestelde bedrijven kent, is dit stelsel op deze categorie werknemers en op hun gezinsleden van toepassing, wanneer het orgaan van de woon- of verblijfplaats waartoe zij zich wenden, tot toepassing van dit stelsel bevoegd is.

▼M8 —————

▼B

3.  Indien de wettelijke regeling van een Lid-Staat de toekenning van prestaties afhankelijk stelt van een voorwaarde met betrekking tot het land waar en het tijdstip waarop de aandoening is ontstaan, mag deze voorwaarde ►M4  niet gesteld worden aan de personen ◄ op wie deze verordening van toepassing is, ongeacht op het grondgebied van welke Lid-Staat zij wonen.

4.  Indien in de wettelijke regeling van een Lid-Staat een maximale duur voor het verlenen van prestaties is vastgesteld, mag het orgaan dat deze wettelijke regeling toepast, eventueel rekening houden met het tijdvak waarover voor hetzelfde geval van ziekte of moederschap door het orgaan van een andere Lid-Staat reeds prestaties werden verleend.



Afdeling 7

Vergoedingen tussen organen onderling

Artikel 36 (15)

1.  De krachtens dit hoofdstuk door het orgaan van een Lid-Staat voor rekening van het orgaan van een andere Lid-Staat verleende verstrekkingen worden onderling volledig vergoed.

2.  De in lid 1 bedoelde vergoedingen worden vastgesteld en vinden plaats op de wijze welke is geregeld in de in artikel 98 bedoelde toepassingsverordening, hetzij door het aantonen van de werkelijke uitgaven, hetzij opgrond van vaste bedragen.

In het laatste geval dienen deze vaste bedragen zodanig te worden vastgesteld, dat de vergoeding de werkelijke uitgaven zoveel mogelijk benadert.

3.  Twee of meer Lid-Staten of de bevoegde autoriteiten van deze Staten kunnen andere wijzen van vergoeding vaststellen of afzien van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen.



HOOFDSTUK 2 (11)

INVALIDITEIT



Afdeling 1

Werknemers of zelfstandigen die uitsluitend onderworpen zijn aan wetgevingen volgens welke het bedrag der invaliditeitsuitkeringen onafhankelijk is van de duur der tijdvakken van verzekering

Artikel 37 (11)

Algemene bepalingen

1.  De werknemer of zelfstandige die achtereenvolgens of afwisselend aan de wetgevingen van twee of meer Lid-Staten onderworpen is geweest en die uitsluitend tijdvakken van verzekering heeft vervuld krachtens wetgevingen volgens welke het bedrag van de invaliditeitsuitkeringen onafhankelijk is van de duur der tijdvakken van verzekering, heeft recht opuitkeringen overeenkomstig artikel 39. Dit artikel heeft geen betrekking opp ensioenverhogingen of aanvullingen van pensioenen voor kinderen, welke overeenkomstig hoofdstuk 8 worden toegekend.

2.  Bijlage IV, deel A, vermeldt voor elke betrokken Lid-Staat de op zijn grondgebied van kracht zijnde wetgevingen van het in lid 1 bedoelde type.

Artikel 38 (11)

Inaanmerkingneming van tijdvakken van verzekering of van wonen, vervuld krachtens wetgevingen welke op de werknemer of zelfstandige van toepassing zijn geweest met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen

1.  Indien de wetgeving van een Lid-Staat het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht opuitkeringen krachtens een stelsel dat geen bijzonder stelsel in de zin van lid 2 of lid 3 is, afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering of van wonen, houdt het bevoegde orgaan van deze Lid-Staat, voorzover nodig, rekening met de krachtens de wetgeving van elke andere Lid-Staat vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen, ongeacht of deze onder een algemeen dan wel onder een bijzonder stelsel, en onder een stelsel voor werknemers dan wel onder een stelsel voor zelfstandigen zijn vervuld. Daartoe houdt het bevoegde orgaan rekening met deze tijdvakken alsof deze krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving waren vervuld.

2.  Indien de wetgeving van een Lid-Staat de toekenning van bepaalde prestaties afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de tijdvakken van verzekering uitsluitend in een aan een bijzonder stelsel voor werknemers onderworpen beroep of eventueel met het verrichten van bepaalde werkzaamheden zijn vervuld, wordt voor de toekenning van deze prestaties slechts rekening gehouden met de tijdvakken welke krachtens de wetgeving van elke andere Lid-Staat zijn vervuld, indien deze tijdvakken krachtens een overeenkomstig stelsel of, bij afwezigheid daarvan, in hetzelfde beroepof eventueel met het verrichten van dezelfde werkzaamheden zijn vervuld.

Indien de betrokkene, met inachtneming van de aldus vervulde tijdvakken, niet voldoet aan de voor het recht opgenoemde prestaties gestelde voorwaarden, dan wordt met deze tijdvakken rekening gehouden voor de toekenning van prestaties volgens het algemene stelsel of, bij afwezigheid daarvan, volgens het stelsel dat van toepassing is oparbeiders, respectievelijk bedienden, mits de betrokkene bij een van deze stelsel aangesloten is geweest.

3.  Indien de wetgeving van een Lid-Staat de toekenning van bepaalde prestaties afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de tijdvakken van verzekering uitsluitend zijn vervuld in een aan een bijzonder stelsel voor zelfstandigen onderworpen beroep, wordt voor de toekenning van die prestaties slechts rekening gehouden met de tijdvakken welke krachtens de wetgevingen van andere Lid-Staten zijn vervuld, indien deze tijdvakken krachtens een overeenkomstig stelsel of, bij gebreke daarvan, in hetzelfde beroepzijn vervuld. Bijlage IV, deel B, vermeldt voor elke betrokken Lid-Staat de in dit lid bedoelde stelsel van toepassing op zelfstandigen.

Indien de betrokkene met inachtneming van de in dit lid bedoelde tijdvakken niet voldoet aan de voor het recht opgenoemde prestaties gestelde voorwaarden, wordt met deze tijdvakken rekening gehouden voor de toekenning van prestaties volgens het algemene stelsel of, bij afwezigheid daarvan, volgens het stelsel van toepassing op arbeiders respectievelijk bedienden, mits de betrokkene bij een van deze stelsels aangesloten is geweest.

Artikel 39 (11) (14)

Vaststelling van uitkeringen

1.  Het orgaan van de Lid-Staat waarvan de wetgeving van toepassing was op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit is ontstaan, stelt overeenkomstig deze wetgeving vast of de betrokkene voldoet aan de gestelde voorwaarden voor het recht opuitkeringen, eventueel met inachtneming van artikel 38.

2.  De betrokkene die voldoet aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden, ontvangt de uitkeringen uitsluitend van bedoeld orgaan volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving.

3.  De betrokkene die krachtens lid 1 geen recht opuitkeringen heeft, worden in het genot gesteld van de uitkeringen waarophij krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat nog recht heeft, eventueel met inachtneming van artikel 38.

4.  Indien de wetgeving als bedoeld in de leden 2 en 3 bepaalt dat bij de vaststelling van het bedrag der uitkeringen rekening moet worden gehouden met het bestaan van andere gezinsleden dan kinderen, houdt het bevoegde orgaan eveneens rekening met bovenbedoelde gezinsleden van de betrokkene die ophet grondgebied van een andere Lid- Staat wonen, alsof zij ophet grondgebied van de bevoegde Staat woonden.

5.  Indien de wetgeving als bedoeld in de leden 2 en 3 voorziet in bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking in geval van samenloopmet uitkeringen van verschillende aard in de zin van artikel 46 bis, lid 2, of met andere inkomsten, zijn artikel 46 bis, lid 3, en artikel 46 quater, lid 5, van overeenkomstige toepassing.

6.  De volledig werkloze werknemer opwie artikel 71, lid 1, onder a), ii), of onder b), ii), eerste zin, van toepassing is, heeft recht op de invaliditeitsuitkeringen van het bevoegde orgaan van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij woont, overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wetgeving, alsof hij gedurende zijn laatste dienstbetrekking aan die wetgeving onderworpen was, eventueel met inachtneming van artikel 38 en/of artikel 25, lid 2. Deze uitkeringen komen voor rekening van het orgaan van de Staat ophet grondgebied waarvan hij woont.

Indien volgens de wettelijke regeling die door dit orgaan wordt toegepast, de uitkeringen op loonbasis moeten worden berekend, houdt dit orgaan rekening met het loon dat de betrokkene heeft ontvangen in de Staat waar hij zijn laatste beroepswerkzaamheden heeft verricht en in de Staat ophet grondgebied waarvan hij woont, overeenkomstig de door dat orgaan toegepaste wettelijke regeling. Indien geen loon is ontvangen in de Staat ophet grondgebied waarvan hij woont, baseert het bevoegde orgaan zich volgens de voorschriften van de door het orgaan toegepaste wettelijke regeling op het loon dat de betrokkene heeft ontvangen in de Staat waar hij zijn laatste beroepswerkzaamheden heeft verricht.



Afdeling 2

Werknemers of zelfstandigen die onderworpen zijn hetzij uitsluitend aan wetgevingen volgens welke het bedrag der invaliditeitsuitkeringen afhankelijk is van de duur der tijdvakken van verzekering of van wonen, hetzij aan wetgevingen van dit type en van het in afdeling 1 bedoelde type

Artikel 40 (11)

Algemene bepalingen

1.  De werknemer of zelfstandige, die achtereenvolgens of afwisselend onderworpen is geweest aan de wetgevingen van twee of meer Lid-Staten, waarvan er ten minste één niet tot het in artikel 37, lid 1, bedoelde type behoort, heeft recht op uitkeringen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3, welke van overeenkomstig toepassing zijn, met inachtneming van lid 4.

2.  De betrokkene echter die door arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit wordt getroffen, terwijl ophem een in bijlage IV, deel A, vermelde wetgeving van toepassing is, heeft onder de volgende voorwaarden recht opuitkeringen overeenkomstig artikel 37, lid 1:

 hij moet voldoen aan de door deze wetgeving of andere wetgevingen van hetzelfde type gestelde voorwaarden, eventueel met inachtneming van artikel 38, zonder dat echter een beroepbehoeft te worden gedaan optijdvakken van verzekering welke onder niet in bijlage IV, deel A, vermelde wetgevingen zijn vervuld, en

 hij mag niet voldoen aan de voorwaarden voor het ontstaan van het recht opinvaliditeitsuitkeringen krachtens een niet in bijlage IV, deel A, vermelde wetgeving, en

 hij mag geen eventuele rechten doen gelden opouderdomsuitkeringen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 44, lid 2, tweede zin.

3.  

a) Voor de vaststelling van het recht opuitkeringen krachtens de in bijlage IV, deel A, vermelde wetgeving van een Lid-Staat waarbij de toekenning van een invaliditeitsuitkering afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde dat de betrokkene gedurende een bepaald tijdvak uitkeringen wegens ziekte heeft ontvangen of arbeidsongeschikt is geweest, wordt, wanneer een werknemer of zelfstandige opwie deze wetgeving van toepassing is geweest wordt getroffen door arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit terwijl de wetgeving van een andere Lid-Staat op hem van toepassing is, onverminderd het bepaalde in artikel 37, lid 1, rekening gehouden met:

i) elk tijdvak waarover hij opgrond van de wetgeving van de tweede Lid-Staat voor deze arbeidsongeschiktheid uitkeringen wegens ziekte of, in plaats daarvan, zijn loon/salaris heeft genoten,

ii) elk tijdvak waarover hij opgrond van de wetgeving van de tweede Lid-Staat voor de invaliditeit volgende opdeze arbeidsongeschiktheid, uitkeringen in de zin van titel III, hoofdstukken 2 en 3, van de verordening heeft genoten,

alsof het een tijdvak betrof waarover hem uitkeringen wegens ziekte waren verleend krachtens de wetgeving van de eerste Lid-Staat of tijdens hetwelk hij arbeidsongeschikt was in de zin van deze wetgeving.

b) Het recht opinvaliditeitsuitkeringen gaat ten aanzien van de wetgeving van de eerste Lid-Staat in na afloopvan het bij deze wetgeving vastgestelde voorafgaande tijdvak waarover uitkeringen wegens ziekte worden verleend, of na afloopvan het bij deze wetgeving vastgestelde voorafgaande tijdvak van arbeidsongeschiktheid, doch niet eerder dan:

i) opde datum waarophet recht opuitkeringen als bedoeld onder a), ii), hiervóór opgrond van de wetgeving van de tweede Lid-Staat ingaat, of

ii) opde dag volgende opde laatste dag waarop de betrokkene opgrond van de wetgeving van de tweede Lid-Staat recht op uitkeringen wegens ziekte heeft.

4.  De door het orgaan van een Lid-Staat genomen beslissing omtrent de toestand van invaliditeit van de aanvrager is bindend voor het orgaan van iedere andere betrokken Lid-Staat, mits in bijlage V is vermeld dat de voorwaarden van de wetgevingen van deze Lid-Staten met betrekking tot de toestand van invaliditeit met elkaar overeenstemmen.



Afdeling 3

Toeneming van de invaliditeit

Artikel 41 (11)

1.  Ingeval de invaliditeit van een werknemer of zelfstandige die uitkeringen op grond van de wetgeving van één enkele Lid-Staat geniet, toeneemt, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

a) indien de betrokkene sedert hij uitkeringen geniet, niet aan de wetgeving van een andere Lid-Staat onderworpen is geweest, is het bevoegde orgaan van eerstbedoelde Staat verplicht uitkeringen toe te kennen overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wetgeving, daarbij rekening houdende met de toeneming van de invaliditeit;

b) indien de betrokkene sedert hij uitkeringen geniet, aan de wetgeving van één of meer andere Lid-Staten onderworpen is geweest, worden hem uitkeringen toegekend overeenkomstig de in artikel 37, lid 1, of artikel 40, lid 1, respectievelijk lid 2, bedoelde bepalingen, daarbij rekening houdende met de toeneming van de invaliditeit;

c) indien het totale bedrag der ingevolge onder b) verschuldigde uitkering of uitkeringen minder bedraagt dan het bedrag der uitkering welke de betrokkene voor rekening van het orgaan dat de uitkeringen voordien verschuldigd was, genoot, is bedoeld orgaan verplicht hem een aanvulling gelijk aan het verschil tussen bedoelde bedragen te verlenen;

d) indien in het onder b) bedoelde geval het ter zake van de oorspronkelijke arbeidsongeschiktheid bevoegde orgaan een Nederlands orgaan is en indien:

i) de aandoening welke de toeneming van de invaliditeit heeft veroorzaakt, dezelfde is als die welke aanleiding heeft gegeven tot het verlenen van uitkeringen krachtens de Nederlandse wetgeving,

ii) deze aandoening een beroepsziekte is in de zin van de wetgeving van de Lid-Staat, waaraan de betrokkene laatstelijk onderworpen was, en recht geeft op de in artikel 60, lid 1, onder b), bedoelde aanvulling, en

iii) de wetgeving of de wetgevingen waaraan de betrokkene, sedert hij uitkeringen geniet, onderworpen is geweest, een wetgeving is of wetgevingen zijn, welke in bijlage IV, deel A, bedoeld is of zijn,

e) indien de betrokkene in het onder b) bedoelde geval geen recht op uitkeringen voor rekening van het orgaan van een andere Lid-Staat heeft, is het bevoegde orgaan van de eerste Staat verplicht uitkeringen toe te kennen volgens de wetgeving van deze Staat, daarbij rekening houdende met de toeneming van de invaliditeit en eventueel met inachtneming van artikel 38.

zet het Nederlandse orgaan na de toeneming van de invaliditeit het verlenen van de oorspronkelijke uitkering voort en wordt de uitkering welke verschuldigd is krachtens de wetgeving van de laatste Lid-Staat, waaraan de betrokkene onderworpen was, verminderd met het bedrag van de Nederlandse uitkering;

2. Ingeval de invaliditeit van een werknemer of zelfstandige die uitkeringen geniet krachtens de wetgevingen van twee of meer Lid- Staten, toeneemt, worden hem uitkeringen toegekend overeenkomstig artikel 40, lid 1, daarbij rekening houdende met de toeneming van de invaliditeit.



Afdeling 4

Hervatting van uitkeringen na schorsing of intrekking — Omzetting van invaliditeitsuitkeringen in ouderdomsuitkeringen — Herberekening van op grond van artikel 39 vastgestelde uitkeringen

Artikel 42 (11)

Vaststelling van het orgaan dat de uitkeringen verschuldigd is bij het hervatten van de betaling van invaliditeitsuitkeringen

1.  Indien de betaling van uitkeringen na schorsing moet worden hervat, geschiedt deze door het orgaan of door de organen welke de uitkeringen verschuldigd was of waren op het tijdstip waarop zij worden geschorst, onverminderd het bepaalde in artikel 43.

2.  Indien na intrekking van de uitkeringen de toestand van de betrokkene hernieuwde toekenning van uitkeringen rechtvaardigt, worden deze overeenkomstig artikel 37, lid 1, of artikel 40, lid 1, respectievelijk lid 2, toegekend.

Artikel 43 (11)

Omzetting van invaliditeitsuitkeringen in ouderdomsuitkeringen — Herberekening van op grond van artikel 39 vastgestelde uitkeringen

1.  De invaliditeitsuitkeringen worden eventueel in ouderdomsuitkeringen omgezet onder de voorwaarden gesteld door de wetgeving of de wetgevingen krachtens welke zij zijn toegekend, en overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 3.

2.  Ieder orgaan van een Lid-Staat dat invaliditeitsuitkeringen verschuldigd is krachtens de wetgeving van een Lid-Staat, blijft aan degene die in het genot is van invaliditeitsuitkeringen en die krachtens de wetgeving van één of meer andere Lid-Staten overeenkomstig artikel 49 aanspraak kan maken op ouderdomsuitkeringen, ook verder de invaliditeitsuitkeringen verlenen waaropde betrokkene krachtens de door eerstbedoeld orgaan toegepaste wetgeving recht heeft, en wel tot het tijdstipwaarop lid 1 door dit orgaan kan worden toegepast of zolang de betrokkene aan de voorwaarden voldoet om daarop aanspraak te kunnen maken.

3.  Wanneer krachtens de wetgeving van een Lid-Staat overeenkomstig artikel 39 vastgestelde uitkeringen worden omgezet in ouderdomsuitkeringen en wanneer de betrokkene nog niet voldoet aan de voorwaarden gesteld bij de wetgeving of wetgevingen van één of meer andere Lid-Staten voor het recht opdeze uitkeringen, ontvangt de betrokkene van deze Lid-Staat of Lid-Staten met ingang van de dag van de omzetting invaliditeitsuitkeringen vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3, alsof dit hoofdstuk van toepassing was ophet tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit ontstond, tot het tijdstipwaarop de betrokkene voldoet aan de bij de andere betrokken nationale wetgeving of wetgevingen gestelde voorwaarden voor het recht opouderdomsuitkeringen, of, wanneer niet in een dergelijke omzetting is voorzien, zolang hij recht heeft opinvaliditeitsuitkeringen krachtens de betrokken wetgeving of wetgevingen.

4.  De overeenkomstig artikel 39 vastgestelde invaliditeitsuitkeringen worden onder toepassing van de bepalingen van hoofdstuk 3 opnieuw vastgesteld zodra de gerechtigde aan de gestelde voorwaarden voor het recht opinvaliditeits uitkeringen krachtens een niet in bijlage IV, deel A, vermelde wetgeving voldoet dan wel ouderdomsuitkeringen krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat ontvangt.

▼M3



Afdeling 5

Personen die onder een bijzonder stelsel voor ambtenaren vallen

Artikel 43 bis

1.  Artikel 37, artikel 38, lid 1, artikel 39 en de afdelingen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de personen die onder een bijzonder stelsel voor ambtenaren vallen.

2.  Indien de wettelijke regeling van een lidstaat het verkrijgen, de vereffening, het behoud of het herstel van rechten op uitkeringen in een bijzonder stelsel voor ambtenaren evenwel afhankelijk stelt van de voorwaarde dat alle tijdvakken van verzekering in een of meer bijzondere stelsels voor ambtenaren in die lidstaat zijn vervuld of door de wettelijke regeling van die lidstaat met dergelijke tijdvakken worden gelijkgesteld, wordt slechts rekening gehouden met de tijdvakken welke krachtens de wettelijke regeling van die lidstaat kunnen worden erkend.

Indien de betrokkene, met inachtneming van de aldus vervulde tijdvakken, niet voldoet aan de voor het recht op genoemde uitkeringen gestelde voorwaarden, wordt met deze tijdvakken rekening gehouden voor de toekenning van uitkeringen volgens het algemene stelsel of, bij gebreke daarvan, volgens het stelsel dat van toepassing is op arbeiders, respectievelijk bedienden.

3.  Wanneer de uitkeringen krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat worden berekend op basis van het laatste salaris of de laatste salarissen die tijdens een referentietijdvak werden ontvangen, neemt het bevoegde orgaan van die staat bij de berekening alleen de naar behoren geherwaardeerde salarissen in aanmerking die werden ontvangen gedurende het tijdvak of de tijdvakken waarvoor de betrokkene onder die wettelijke regeling viel.

▼B



HOOFDSTUK 3 (11)

OUDERDOM EN OVERLIJDEN (PENSIOENEN)

Artikel 44 (11)

Algemene bepalingen inzake de vaststelling van uitkeringen wanneer de werknemer of zelfstandige aan de wetgevingen van twee of meer Lid-Staten onderworpen is geweest

1.  Het recht opuitkeringen van een werknemer of zelfstandige of van diens nagelaten betrekkingen wordt, zo deze werknemer of zelfstandige onderworpen is geweest aan de wetgevingen van twee of meer Lid-Staten, overeenkomstig dit hoofdstuk vastgesteld.

2.  Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 49 moet ten aanzien van alle wetgevingen waaraan de werknemer of zelfstandige onderworpen is geweest, worden overgegaan tot vaststelling van de uitkeringen zodra door de betrokkene een daartoe strekkend verzoek is gedaan. Van deze regel wordt slechts afgeweken, indien de betrokkene uitdrukkelijk verzoekt de vaststelling van de ouderdomsuitkeringen, welke opgrond van de wetgevingen van één of meer Lid-Staten zouden zijn verkregen, uit te stellen.

▼M5

3.  Dit hoofdstuk heeft geen betrekking opp ensioenverhogingen of aanvullingen van pensioenen voor kinderen of wezenpensioenen, welke overeenkomstig hoofdstuk 8 worden toegekend.

▼B

Artikel 45 (11) (14)

Inaanmerkingneming van tijdvakken van verzekering of van wonen, vervuld krachtens de wetgevingen welke op de werknemer of zelfstandige van toepassing zijn geweest, met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen

1.  Indien de wetgeving van een Lid-Staat het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht opuitkeringen krachtens een stelsel dat geen bijzonder stelsel is in de zin van lid 2 of lid 3, afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering of van wonen, houdt het bevoegde orgaan van deze Lid-Staat, voorzover nodig, rekening met de krachtens de wetgeving van elke andere Lid-Staat vervulde tijdvakken, ongeacht of deze onder een algemeen dan wel onder een bijzonder stelsel, en onder een stelsel voor werknemers dan wel onder een stelsel voor zelfstandigen zijn vervuld. Daartoe houdt het bevoegde orgaan rekening met deze tijdvakken alsof deze krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving waren vervuld.

2.  Indien de wetgeving van een Lid-Staat de toekenning van bepaalde uitkeringen afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de tijdvakken van verzekering uitsluitend in een aan een bijzonder stelsel voor werknemers onderworpen beroep of eventueel met het verrichten van bepaalde werkzaamheden zijn vervuld, wordt voor de toekenning van deze uitkeringen slechts rekening gehouden met de tijdvakken welke krachtens de wetgevingen van andere Lid-Staten zijn vervuld, indien deze tijdvakken krachtens een overeenkomstig stelsel of, bij afwezigheid daarvan, in hetzelfde beroep of eventueel met het verrichten van dezelfde werkzaamheden zijn vervuld. Indien de betrokkene, met inachtneming van de aldus vervulde tijdvakken, niet voldoet aan de voor het recht opgenoemde uitkeringen gestelde voorwaarden, wordt met deze tijdvakken rekening gehouden voor de toekenning van uitkeringen volgens het algemene stelsel, of, bij gebreke daarvan, volgens het stelsel van toepassing op arbeiders, respectievelijk bedienden, mits de betrokkene bij één van deze stelsels aangesloten is geweest.

3.  Indien de wetgeving van een Lid-Staat de toekenning van bepaalde uitkeringen afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de tijdvakken van verzekering uitsluitend zijn vervuld in een aan een bijzonder stelsel voor zelfstandigen onderworpen beroep, wordt voor de toekenning van deze uitkeringen slechts rekening gehouden met de tijdvakken welke krachtens de wetgevingen van andere Lid-Staten zijn vervuld, indien deze tijdvakken krachtens een overeenkomstig stelsel of, bij gebreke daarvan, in hetzelfde beroepzijn vervuld. Bijlage IV, deel B, vermeldt voor elke betrokken Lid-Staat de stelsels voor zelfstandigen als bedoeld in dit lid. Indien de betrokkene, met inachtneming van de in dit lid bedoelde tijdvakken, niet voldoet aan de voor het recht op genoemde uitkeringen gestelde voorwaarden, wordt met deze tijdvakken rekening gehouden voor de toekenning van uitkeringen volgens het algemene stelsel of, bij afwezigheid daarvan, volgens het stelsel van toepassing op arbeiders, respectievelijk bedienden, mits de betrokkene bij één van deze stelsels aangesloten is geweest.

4.  Tijdvakken van verzekering vervuld krachtens een bijzonder stelsel van een Lid-Staat worden in een andere Lid-Staat voor het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht opuitkeringen door het algemene stelsel of, bij gebreke daarvan, volgens het stelsel van toepassing op arbeiders, respectievelijk bedienden in aanmerking genomen, mits de betrokkene bij één van deze stelsels aangesloten is geweest, zelfs wanneer deze tijdvakken in laatstbedoelde Lid Staat reeds door een in lid 2 of lid 3, eerste zin, bedoeld stelsel in aanmerking zijn genomen.

5.  Indien de wetgeving van een Lid-Staat het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht opuitkeringen afhankelijk stelt van een verzekeringsvoorwaarde ophet tijdstip van de intreding van de verzekerde gebeurtenis, wordt deze voorwaarde geacht te zijn vervuld wanneer de betrokkene krachtens de wetgeving van een andere Lid- Staat verzekerd is volgens de voor elke betrokken Lid-Staat in bijlage VI vastgestelde wijze.

6.  Een tijdvak van volledige werkloosheid tijdens hetwelk de werknemer uitkeringen ontvangt volgens de bepalingen van artikel 71, lid 1, onder a), ii), of onder b), ii), eerste zin, wordt door het bevoegde orgaan van de Lid-Staat ophet grondgebied waarvan de werknemer woont, in aanmerking genomen overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, alsof deze wettelijke regeling tijdens zijn laatste beroepswerkzaamheden op hem van toepassing was.

Indien dit orgaan een wettelijke regeling toepast waarin is bepaald dat voor rekening van een werkloze bijdragen of premies worden ingehouden om de kosten van de pensioenen bij ouderdom en overlijden te dekken, is het genoemde orgaan gemachtigd deze inhoudingen te verrichten in overeenstemming met de bepalingen van zijn wettelijke regeling.

Indien het tijdvak van volledige werkloosheid in het land waar de betrokkene woont, slechts in aanmerking kan worden genomen indien de tijdvakken van premiebetalingen in dat zelfde land zijn vervuld, wordt geacht aan deze voorwaarde te zijn voldaan indien de tijdvakken van premiebetalingen in een andere Lid-Staat zijn vervuld.

Artikel 46 (11)

Vaststelling van uitkeringen

1.  Wanneer aan de bij de wetgeving van een Lid-Staat voor het recht opuitkeringen gestelde voorwaarden is voldaan, zonder dat noch artikel 45 noch artikel 40, lid 3, behoeft te worden toegepast, gelden de volgende regels:

a) het bevoegde orgaan berekent het bedrag van de uitkering dat verschuldigd zou zijn:

i) enerzijds, uitsluitend opgrond van de door dit orgaan toegepaste wetgeving;

ii) anderzijds, opgrond van lid 2;

b) het bevoegde orgaan kan echter van de berekening overeenkomstig het bepaalde onder a), ii), afzien, wanneer het resultaat van deze berekening, afgezien van afrondingsverschillen, gelijk of lager is dan het resultaat van de berekening overeenkomstig het bepaalde onder a), i); voorzover dit orgaan geen wetgeving toepast met anticumulatievoorschriften zoals bedoeld in de artikelen 46 ter en 46 quater of indien bedoeld orgaan een wetgeving toepast dat dergelijke voorschriften bevat in het in artikel 46 quater bedoelde geval, mits in bedoelde wetgeving wordt bepaald dat uitkeringen van verschillende aard alleen in aanmerking worden genomen op basis van de verhouding tussen enerzijds de duur van de uitsluitend onder deze wetgeving vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen, en anderzijds de duur van de tijdvakken van verzekering of van wonen die bij deze wetgeving zijn vereist om voor een volledige uitkering in aanmerking te komen.

In bijlage IV, deel C, zijn voor elke Lid-Staat de gevallen vermeld waarin de twee berekeningen tot een dergelijk resultaat zouden leiden.

2.  Wanneer aan de bij de wetgeving van een Lid-Staat voor het recht opuitkeringen gestelde voorwaarden eerst is voldaan na toepassing van artikel 45 en/of artikel 40, lid 3, gelden de volgende regels:

a) het bevoegde orgaan berekent het theoretische bedrag van de uitkering waaropde betrokkene aanspraak zou kunnen maken indien alle tijdvakken van verzekering en/of wonen, welke zijn vervuld krachtens de wetgeving van de Lid-Staten waaraan de werknemer of zelfstandige onderworpen is geweest, in de betrokken Staat en krachtens de opde datum van vaststelling van de uitkering door dit orgaan toegepaste wetgeving zouden zijn vervuld. Indien het bedrag van de uitkering volgens deze wetgeving onafhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken, wordt dit bedrag beschouwd als het in deze alinea bedoelde theoretische bedrag;

b) het bevoegde orgaan stelt opbasis van het onder a), bedoelde theoretische bedrag vervolgens het werkelijke uitkeringsbedrag vast naar verhouding van de duur van de tijdvakken van verzekering of van wonen, welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld, tot de totale duur van de tijdvakken van verzekering en van wonen, welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de wetgeving van alle betrokken Lid-Staten zijn vervuld.

3.  De betrokkene heeft van het bevoegde orgaan van elke Lid-Staat recht ophet overeenkomstig de leden 1 en 2 berekende hoogste bedrag, onverminderd de eventuele toepassing van de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving krachtens welke deze uitkering verschuldigd is, voorziet.

Wanneer zulks het geval is, heeft de uit te voeren vergelijking betrekking op de na de toepassing van bedoelde bepalingen vastgestelde bedragen.

4.  Wanneer ter zake van invaliditeits-, ouderdoms- of overlevingspensioenen of renten de som van de uitkeringen welke door de bevoegde organen van twee of meer Lid-Staten krachtens een in artikel 6, onder b), bedoeld multilateraal verdrag inzake sociale zekerheid verschuldigd is, niet hoger is dan de som die deze Lid-Staten bij toepassing van de leden 1, 2 en 3 verschuldigd zouden zijn, wordt op de betrokkene het bepaalde in dit hoofdstuk toegepast.

Artikel 46 bis (11)

Algemene bepalingen betreffende de voorschriften inzake vermindering, schorsing of intrekking geldende voor invaliditeits-, ouderdoms- of overlevingspensioenen op grond van de wetgevingen der Lid-Staten

1.  Onder samenloopvan uitkeringen van dezelfde aard wordt in de zin van dit hoofdstuk verstaan de samenloopvan invaliditeits-, ouderdoms- en overlevingspensioenen, berekend of toegekend op basis van door een zelfde persoon vervulde tijdvakken van verzekering en/of van wonen.

2.  Onder samenloopvan uitkeringen van verschillende aard wordt in de zin van dit hoofdstuk verstaan de samenloopvan uitkeringen die in de zin van lid 1 niet als uitkeringen van dezelfde aard kunnen worden aangemerkt.

3.  Voor de toepassing van de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving van een Lid-Staat voorziet in geval van samenloopvan een invaliditeits-, ouderdoms- of overlevingsuitkering met een uitkering van dezelfde aard of een uitkering van verschillende aard of met andere inkomsten, gelden de volgende regels:

a) er wordt alleen rekening gehouden met uitkeringen welke krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat zijn verkregen of met andere inkomsten welke in een andere Lid-Staat zijn verworven, indien de wetgeving van eerstbedoelde Lid-Staat voorziet in de inaanmerkingneming van in het buitenland verkregen uitkeringen of verworven inkomsten;

b) er wordt rekening gehouden met het bedrag van de door een andere Lid-Staat te betalen uitkeringen vóór aftrek van belastingen, socialezekerheidspremies en andere inhoudingen;

c) er wordt geen rekening gehouden met het bedrag van de krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat verkregen uitkeringen die worden toegekend opbasis van een vrijwillige voortgezette verzekering;

d) wanneer bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking worden toegepast krachtens de wetgeving van één enkele Lid-Staat opgrond van het feit dat de betrokkene uitkeringen van dezelfde of van verschillende aard ontvangt welke krachtens de wetgeving van andere Lid-Staten zijn verschuldigd, of andere inkomsten ontvangt welke ophet grondgebied van andere Lid-Staten zijn verworven, mag de uitkering die krachtens de wetgeving van de eerste Lid-Staat verschuldigd is, slechts worden verminderd ten belope van het bedrag van de uitkeringen die krachtens de wetgevingen van andere Lid-Staten verschuldigd zijn, of ten belope van het bedrag van de inkomsten welke ophet grondgebied van andere Lid-Staten zijn verworven.

Artikel 46 ter (11)

Bijzondere bepalingen van toepassing in geval van samenloop van uitkeringen van dezelfde aard, verschuldigd krachtens de wetgeving van twee of meer Lid-Staten

1.  De bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving van een Lid-Staat voorziet, zijn niet van toepassing opuitkeringen berekend overeenkomstig artikel 46, lid 2.

2.  De bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving van een Lid-Staat voorziet, zijn alleen opeen overeenkomstig artikel 46, lid 1, onder a), i), berekende uitkering van toepassing, indien het een uitkering betreft:

a) als bedoeld in bijlage IV, deel D, waarvan het bedrag onafhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen, of

b) waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van een fictief tijdvak dat geacht wordt te zijn vervuld tussen de datum waaropde verzekerde gebeurtenis is ingetreden en een latere datum. In laatstbedoeld geval zijn bedoelde bepalingen van toepassing bij samenloop van een dergelijke uitkering:

i) ofwel met een uitkering van hetzelfde type, behoudens indien tussen twee of meer Lid-Staten een overeenkomst is gesloten teneinde te voorkomen dat hetzelfde fictieve tijdvak meermaals in aanmerking wordt genomen;

ii) ofwel met een uitkering van het onder a) bedoelde type.

De onder a) en b) bedoelde uitkeringen en de onder b) bedoelde overeenkomsten zijn vermeld in bijlage IV, deel D.

Artikel 46 quater (11)

Bijzondere bepalingen van toepassing in geval van samenloop van één of meer uitkeringen als bedoeld in artikel 46 bis, lid 1, met één of meer uitkeringen van verschillende aard of met andere inkomsten wanneer er twee of meer betrokken Lid-Staten zijn

1.  Indien de toekenning van uitkeringen van verschillende aard of van andere inkomsten tevens leidt tot vermindering, schorsing of intrekking van twee of meer uitkeringen als bedoeld in artikel 46, lid 1, onder a), i), worden de bedragen die bij een strikte toepassing van de bij de wetgeving van de betrokken Lid-Staten vastgestelde bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking niet zouden worden uitgekeerd, gedeeld door het aantal uitkeringen dat aan vermindering, schorsing of intrekking onderworpen is.

2.  Indien het een overeenkomstig artikel 46, lid 2, berekende uitkering betreft, worden de uitkering of uitkeringen van verschillende aard van de andere Lid-Staten of de andere inkomsten en alle elementen, vastgesteld bij de wetgeving van de Lid-Staat voor de toepassing van de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking, in aanmerking genomen opbasis van de verhouding tussen de tijdvakken van verzekering en/of van wonen als bedoeld in artikel 46, lid 2, onder b), die voor de berekening van bedoelde uitkering zijn aangehouden.

3.  Indien de toekenning van uitkeringen van verschillende aard of van andere inkomsten tevens leidt tot vermindering, schorsing of intrekking van één of meer uitkeringen als bedoeld in artikel 46, lid 1, onder a), i), en van één of meer uitkeringen als bedoeld in artikel 46, lid 2, zijn de volgende regels van toepassing:

a) wanneer het een uitkering of uitkeringen betreft als bedoeld in artikel 46, lid 1, onder a), i), worden de bedragen die bij een strikte toepassing van de bij de wetgeving van de betrokken Lid-Staten vastgestelde bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking niet zouden worden uitgekeerd, gedeeld door het aantal uitkeringen dat aan vermindering, schorsing of intrekking onderworpen is;

b) wanneer het een uitkering of uitkeringen betreft, berekend overeenkomstig artikel 46, lid 2, geschiedt de vermindering, schorsing of intrekking overeenkomstig het bepaalde in lid 2.

4.  Indien in de in de leden 1 en 3, onder a), bedoelde gevallen de wetgeving van een Lid-Staat voor de toepassing van de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking voorziet in het in aanmerking nemen van de uitkeringen van verschillende aard en/of van de andere inkomsten, alsmede van alle andere elementen opbasis van de verhouding tussen de tijdvakken van verzekering als bedoeld in artikel 46, lid 2, onder b), vindt de in de hiervóór genoemde leden bedoelde deling geen toepassing voor deze Lid-Staat.

5.  Bovengenoemde leden zijn van overeenkomstige toepassing indien de wetgeving van één of meer Lid-Staten bepaalt dat geen aanspraak op een uitkering bestaat wanneer de betrokkene een uitkering van verschillende aard krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat of andere inkomsten ontvangt.

Artikel 47 (11)

Aanvullende bepalingen ter berekening van de uitkeringen

1.  De berekening van het in artikel 46, lid 2, bedoelde theoretische bedrag en pro-ratabedrag vindt als volgt plaats:

a) indien de totale duur van de tijdvakken van verzekering en van wonen welke vóór het intreden van de verzekerde gebeurtenis krachtens de wetgevingen van alle betrokken Lid-Staten zijn vervuld, langer is dan de maximumduur welke de wetgeving van één van deze Lid-Staten voor het recht opeen volledige uitkering vereist, houdt het bevoegde orgaan van deze Lid-Staat rekening met deze maximumduur in plaats van met de totale duur van bedoelde tijdvakken. Deze wijze van berekening mag niet tot gevolg hebben dat dit orgaan een uitkering verschuldigd is welke hoger is dan de volledige uitkering volgens de door dit orgaan toegepaste wetgeving; het vorengaande geldt niet voor uitkeringen waarvan het bedrag niet afhankelijk is van de duur van de verzekeringstijdvakken;

b) de wijze waaropsamenvallende tijdvakken in aanmerking worden genomen, wordt in de in artikel 98 bedoelde toepassingsverordening geregeld;

c) het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van een gemiddelde verdienste, van een gemiddelde premie of bijdrage, van een gemiddelde verhoging of van de verhouding welke gedurende de tijdvakken van verzekering tussen de brutoverdienste van de betrokkene en de gemiddelde brutoverdienste van alle verzekerden met uitzondering van de leerlingen heeft bestaan, stelt deze gemiddelden of verhoudingsgetallen uitsluitend vast opgrond van de krachtens de wetgeving van genoemde Staat vervulde tijdvakken van verzekering of van de door de betrokkene gedurende die tijdvakken genoten brutoverdiensten;

d) het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van het bedrag der verdiensten, der premies of bijdragen of der verhogingen, stelt de verdiensten, de premies of bijdragen, of de verhogingen waarmede opgrond van de krachtens de wetgevingen van andere Lid-Staten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen rekening moet worden gehouden, vast opgrond van het gemiddelde der verdiensten, der premies of bijdragen, of der verhogingen dat is geconstateerd over de tijdvakken van verzekering, welke krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld;

e) het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wetgeving bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van een vaste verdienste of een vast bedrag, beschouwt de verdienste of het bedrag waarmede opgrond van de krachtens de wetgevingen van andere Lid-Staten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen rekening moet worden gehouden, als zijnde gelijk aan de vaste verdienste of het vaste bedrag of eventueel aan het gemiddelde der vaste verdiensten of der vaste bedragen welke betrekkingen hebben opde tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving;

f) het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wetgeving bepaalt dat bij de berekening van de uitkeringen voor bepaalde tijdvakken wordt uitgegaan van het bedrag der verdiensten en voor andere tijdvakken van een vaste verdienste of een vast bedrag, houdt voor de krachtens de wetgevingen van andere Lid-Staten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen rekening met de overeenkomstig dit lid, onder d) of c) vastgestelde verdiensten of bedragen, of, eventueel, met het gemiddelde van deze verdiensten of bedragen; indien bij de berekening van de uitkeringen voor alle tijdvakken welke krachtens de door dat orgaan toegepaste wetgeving zijn vervuld, wordt uitgegaan van een vaste verdienste of een vast bedrag, beschouwt het orgaan de verdienste waarmede op grond van de krachtens de wetgevingen van andere Lid-Staten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen rekening moet worden gehouden, als zijnde gelijk aan de fictieve verdienste die met deze vaste verdienste of dit vaste bedrag overeenkomen;

g) het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wetgeving bepaalt dat bij de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van een gemiddelde premie of bijdrage, stelt deze premie of bijdrage uitsluitend vast aan de hand van de tijdvakken van verzekering die krachtens de wetgeving van bedoelde Lid-Staat zijn vervuld.

2.  De voorschriften van de wetgeving van een Lid-Staat inzake de aanpassing van de voor de berekening der uitkeringen in aanmerking genomen bestanddelen aan het loon- of prijsniveau zijn, in voorkomend geval, van toepassing op de bestanddelen waarmede het bevoegde orgaan van die Staat opgrond van de krachtens de wetgevingen van andere Lid-Staten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen overeenkomstig lid 1 rekening heeft gehouden.

3.  Indien krachtens de wetgeving van een Lid-Staat bij de vaststelling van het bedrag van de uitkeringen rekening wordt gehouden met het bestaan van andere gezinsleden dan kinderen, moet het bevoegde orgaan van die Staat eveneens rekening houden met bovenbedoelde gezinsleden van de betrokkene, die ophet grondgebied van een andere Lid-Staat wonen, alsof zijn ophet grondgebied van de bevoegde Staat woonden.

4.  Indien volgens de wettelijke regeling die door het bevoegde orgaan van een Lid-Staat wordt toegepast, de uitkeringen op loonbasis moeten worden berekend, stelt het bevoegde orgaan van deze Lid- Staat, wanneer toepassing heeft plaatsgevonden van het bepaalde in artikel 45, lid 6, eerste en tweede alinea, en wanneer in deze Lid-Staat voor de vaststelling van het pensioen uitsluitend rekening behoeft te worden gehouden met de tijdvakken van volledige werkloosheid tijdens dewelke de werknemer uitkeringen heeft ontvangen volgens de bepalingen van artikel 71, lid 1, onder a), ii), onder b), ii), eerste zin, het pensioen vast op basis van het loon dat door dit orgaan als referentie is gehanteerd voor de toekenning van de genoemde werkloosheidsuitkeringen en overeenkomstig de wettelijke regeling die dit orgaan toepast.

Artikel 48 (11)

Tijdvakken van verzekering of van wonen van minder dan één jaar

1.  Ongeacht artikel 46, lid 2, is het orgaan van een Lid-Staat niet verplicht uitkeringen toe te kennen krachtens tijdvakken vervuld onder de door dit orgaan toegepaste wetgeving die in aanmerking dienen te worden genomen ophet tijdstip van het intreden van de verzekerde gebeurtenis indien:

 de totale duur van de bedoelde tijdvakken minder dan één jaar bedraagt, en

 uitsluitend rekening houdende met deze tijdvakken, geen enkel recht opuitkeringen krachtens die wetgeving bestaat.

2.  Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, met uitzondering van het bepaalde onder b), houdt het bevoegde orgaan van elk der andere betrokken Lid-Staten wel rekening met de in lid 1 bedoelde tijdvakken.

3.  Ingeval toepassing van lid 1 ertoe zou leiden dat alle organen van de betrokken Staten van hun verplichtingen worden ontheven, worden de uitkeringen uitsluitend toegekend opgrond van de wetgeving van de laatste van die Staten aan de voorwaarden waarvan is voldaan, alsof alle vervulde tijdvakken van verzekering en van wonen waarmede overeenkomstig artikel 45, leden 1 tot en met 4, rekening wordt gehouden, krachtens de wetgeving van deze Staat waren vervuld.

Artikel 49 (11) (15)

Berekening van de uitkeringen indien de betrokkene niet gelijktijdig voldoet aan alle voorwaarden, gesteld bij alle wetgevingen krachtens welke tijdvakken van verzekering of van wonen zijn vervuld of indien hij uitdrukkelijk om uitstel van de vaststelling van de ouderdomsuitkeringen heeft verzocht

1.  Indien de betrokkene, eventueel met inachtneming van artikel 45 en/of artikel 40, lid 3, opeen bepaald tijdstip niet aan de bij de wetgevingen van alle Lid-Staten, waaraan hij onderworpen is geweest, gestelde voorwaarden voor het recht op uitkeringen voldoet, doch uitsluitend aan de voorwaarden van één of meer van deze wetgevingen, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

a) elke der bevoegde organen welke een wetgeving toepassen aan de voorwaarden waarvan is voldaan, berekent het bedrag van de verschuldigde uitkering overeenkomstig artikel 46;

b) evenwel:

i) indien de betrokkene voldoet aan de voorwaarden van ten minste twee wetgevingen zonder dat een beroep behoeft te worden gedaan opde tijdvakken van verzekering of van wonen welke vervuld zijn krachtens de wetgevingen aan de voorwaarden waarvan niet is voldaan, wordt voor de toepassing van artikel 46, lid 2, met deze tijdvakken geen rekening gehouden tenzij een beroep op deze tijdvakken de vaststelling van een hogere uitkering mogelijk maakt;

ii) indien de betrokkene voldoet aan de voorwaarden van een enkele wetgeving zonder dat een beroepbehoeft te worden gedaan op de tijdvakken van verzekering of van wonen welke vervuld zijn krachtens de wetgevingen aan de voorwaarden waarvan niet is voldaan, wordt het bedrag van de verschuldigde uitkering, overeenkomstig artikel 46, lid 1, onder a), i), uitsluitend berekend overeenkomstig de wetgeving aan de voorwaarden waarvan is voldaan, en uitsluitend rekening houdend met de tijdvakken welke krachtens deze wetgeving zijn vervuld, tenzij een beroep opde tijdvakken welke zijn vervuld krachtens de wetgevingen aan de voorwaarden waarvan niet is voldaan, de vaststelling overeenkomstig artikel 46, lid 1, onder a), ii), van een hogere uitkering mogelijk maakt.

Het bepaalde in dit lid is van overeenkomstige toepassing wanneer de betrokkene overeenkomstig artikel 44, lid 2, tweede zin, uitdrukkelijk om uitstel van de vaststelling van de ouderdomsuitkeringen heeft verzocht.

2.  De uitkering of uitkeringen welke in het in lid 1 bedoelde geval krachtens één of meer der betrokken wetgevingen worden toegekend, worden overeenkomstig artikel 46 ambtshalve opnieuw berekend, naarmate aan de voorwaarden van één of meer der andere wetgevingen waaraan de werknemer onderworpen is geweest, wordt voldaan, eventueel met inachtneming van artikel 45 en eventueel opnieuw met inachtneming van lid 1. Dit lid is van overeenkomstige toepassing wanneer een persoon om vaststelling van de krachtens de wetgeving van één of meer Lid-Staten verworven ouderdomsuitkeringen verzoekt, welke tot dan toe overeenkomstig artikel 44, lid 2, tweede zin, was geschorst.

3.  Onverminderd het bepaalde in artikel 40, lid 2, wordt ambtshalve een nieuwe berekening overeenkomstig lid 1 uitgevoerd, wanneer aan de door één of meer van deze wetgevingen gestelde voorwaarden niet meer wordt voldaan.

Artikel 50 (11)

Toekenning van een aanvulling wanneer het bedrag van de uitkeringen, verschuldigd krachtens de wetgevingen van de verschillende Lid-Staten, minder is dan het minimum dat is vastgesteld in de wetgeving van de Lid- Staat op het grondgebied waarvan de rechthebbende woont

Degene die een uitkering geniet waaropdit hoofdstuk is toegepast, kan in de Staat ophet grondgebied waarvan hij woont en krachtens de wetgeving waarvan hem een uitkering verschuldigd is, geen lagere uitkering ontvangen dan de minimumuitkering welke door de wetgeving is vastgesteld voor een tijdvak van verzekering of van wonen, dat gelijk is aan de gezamenlijke tijdvakken welke overeenkomstig de voorgaande artikelen voor de vaststelling van zijn uitkering in aanmerking zijn genomen. Het bevoegde orgaan van deze Staat betaalt hem in voorkomend geval, gedurende de gehele tijd dat hij ophet grondgebied van deze Staat woont, een aanvullend bedrag uit, dat gelijk is aan het verschil tussen de som van de krachtens dit hoofdstuk verschuldigde uitkeringen en het bedrag van de minimumuitkering.

Artikel 51 (11)

Aanpassing en herberekening van de uitkeringen

1.  Indien de uitkeringen van de betrokken Staten door stijging van de kosten van levensonderhoud, schommelingen van het loonpeil of andere oorzaken van aanpassing, met een bepaald percentage of bedrag worden gewijzigd, moet dit percentage of bedrag rechtstreeks in de overeenkomstig artikel 46 vastgestelde uitkeringen worden verwerkt, zonder dat er een herberekening overeenkomstig genoemd artikel behoeft plaats te vinden.

2.  Indien echter de wijze van vaststelling of de regels voor de berekening van de uitkeringen wijzigingen ondergaan, vindt wel een herberekening plaats overeenkomstig artikel 46.

▼M3

Artikel 51 bis

Personen die onder een bijzonder stelsel voor ambtenaren vallen

1.  Artikel 44, artikel 45, leden 1, 5 en 6 en de artikelen 46 tot en met 51 zijn van overeenkomstige toepassing op de personen die onder een bijzonder stelsel voor ambtenaren vallen.

2.  Indien de wettelijke regeling van een lidstaat het verkrijgen, de vereffening, het behoud of het herstel van rechten op uitkeringen in een bijzonder stelsel voor ambtenaren evenwel afhankelijk stelt van de voorwaarde dat alle tijdvakken van verzekering in een of meer bijzondere stelsels voor ambtenaren in die lidstaat zijn vervuld of door de wettelijke regeling van die lidstaat met dergelijke tijdvakken worden gelijkgesteld, wordt slechts rekening gehouden met de tijdvakken welke krachtens de wettelijke regeling van die lidstaat kunnen worden erkend.

Indien de betrokkene, met inachtneming van de aldus vervulde tijdvakken, niet voldoet aan de voor het recht op genoemde uitkeringen gestelde voorwaarden, wordt met deze tijdvakken rekening gehouden voor de toekenning van uitkeringen volgens het algemene stelsel of, bij gebreke daarvan, volgens het stelsel dat van toepassing is op arbeiders, respectievelijk bedienden.

3.  Wanneer de uitkeringen krachtens de wettelijke regeling van een lidstaat worden berekend op basis van het laatste salaris of de laatste salarissen die tijdens een referentietijdvak werden ontvangen, neemt het bevoegde orgaan van die staat bij de berekening alleen de naar behoren geherwaardeerde salarissen in aanmerking die werden ontvangen gedurende het tijdvak of de tijdvakken waarvoor de betrokkene onder die wettelijke regeling viel.

▼B



HOOFDSTUK 4

ARBEIDSONGEVALLEN EN BEROEPSZIEKTEN



Afdeling 1

Recht op prestaties

Artikel 52

Woonplaats op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat — Algemene regels

De werknemer of zelfstandige die op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat woont en door een arbeidsongeval of een beroepsziekte wordt getroffen, heeft in de Staat op het grondgebied waarvan hij woont, recht op:

a) verstrekkingen welke voor rekening van het bevoegde orgaan door het orgaan van de woonplaats worden verleend volgens de door laatstbedoeld orgaan toegepaste wettelijke regeling, alsof hij bij dat orgaan was aangesloten;

b) uitkeringen welke door het bevoegde orgaan worden verleend volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling. Na overeenstemming tussen het bevoegde orgaan en het orgaan van de woonplaats kunnen deze uitkeringen evenwel door laatstbedoeld orgaan, voor rekening van eerstbedoeld orgaan, volgens de wettelijke regeling van de bevoegde Staat worden verleend.

Artikel 53

Grensarbeiders — Bijzondere regel

De grensarbeider kan de prestaties eveneens op het grondgebied van de bevoegde Staat verkrijgen. Zij worden verleend door het bevoegde orgaan volgens de wettelijke regeling van die Staat, alsof de betrokkene op het grondgebied van die Staat woonde.

Artikel 54

Verblijf op of overbrenging van de woonplaats naar het grondgebied van de bevoegde Staat

1.  De in artikel 52 bedoelde werknemer of zelfstandige die op het grondgebied van de bevoegde Staat verblijft, heeft recht op prestaties volgens de wettelijke regeling van deze Staat, zelfs indien hij vóór zijn verblijf reeds prestaties heeft genoten. Deze bepaling is evenwel niet op grensarbeiders van toepassing.

2.  De in artikel 52 bedoelde werknemer of zelfstandige die zijn woonplaats naar het grondgebied van de bevoegde Staat overbrengt heeft recht op prestaties volgens de wettelijke regeling van die Staat, zelfs indien hij vóór de overbrenging van zijn woonplaats reeds prestaties heeft genoten.

Artikel 55

Verblijf buiten het grondgebied van de bevoegde Lid-Staat — Terugkeer of overbrenging van de woonplaats naar het grondgebied van een andere Lid-Staat na arbeidsongeval of beroepsziekte — Noodzaak om zich voor behandeling naar het grondgebied van een andere Lid-Staat te begeven

1.  De werknemer of zelfstandige die door een arbeidsongeval of een beroepsziekte getroffen is en:

a) die op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat verblijft, of

b) die, nadat hij voor rekening van het bevoegde orgaan in het genot van prestaties is gesteld, van dat orgaan toestemming heeft gekregen om terug te keren naar het grondgebied van de Lid-Staat waarop hij woont, dan wel om zijn woonplaats over te brengen naar het grondgebied van een andere Lid-Staat, of

c) die van het bevoegde orgaan toestemming heeft gekregen zich naar het grondgebied van een andere Lid-Staat te begeven teneinde aldaar een voor zijn gezondheidstoestand passende behandeling te ondergaan,

heeft recht op:

i) verstrekkingen welke voor rekening van het bevoegde orgaan door het orgaan van de woon- of verblijfplaats worden verleend volgens de door laatstbedoeld orgaan toegepaste wettelijke regeling, alsof hij bij dat orgaan was aangesloten; het tijdvak gedurende hetwelk de prestaties worden verleend, wordt evenwel bepaald door de wettelijke regeling van de bevoegde Staat;

ii) uitkeringen welke door het bevoegde orgaan worden verleend volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling. Na overeenstemming tussen het bevoegde orgaan en het orgaan van de woon- of verblijfplaats kunnen deze uitkeringen evenwel door laatstbedoeld orgaan, voor rekening van het eerstbedoelde, volgens de wettelijke regeling van de bevoegde Staat worden verleend.

2.  De op grond van lid 1, onder b) vereiste toestemming mag slechts worden geweigerd wanneer is vastgesteld, dat verplaatsing van de betrokkene nadelig is voor zijn gezondheidstoestand of voor het ondergaan van de geneeskundige behandeling.

De op grond van lid 1, onder c), vereiste toestemming mag niet worden geweigerd wanneer de desbetreffende behandeling niet op het grondgebied van de Lid-Staat waarop hij woont, aan de betrokkene kan worden gegeven.

Artikel 56

Ongevallen op weg van of naar het werk

Het ongeval op weg van of naar het werk dat op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat heeft plaatsgevonden, wordt geacht op het grondgebied van de bevoegde Staat te hebben plaatsgevonden.

Artikel 57 (7)

Prestaties wegens beroepsziekte als betrokkene op het grondgebied van verschillende Lid-Staten aan hetzelfde gevaar was blootgesteld

1.  Wanneer iemand die door een beroepsziekte is getroffen, onder de wetgeving van twee of meer Lid-Staten dusdanig werkzaamheden heeft verricht dat deze ziekte daardoor kan zijn ontstaan, worden de prestaties waarop de getroffene of zijn nagelaten betrekkingen aanspraak kunnen maken, uitsluitend toegekend op grond van de in de laatste van deze Staten bestaande wetgeving waarvan de voorwaarden zijn vervuld, eventueel met inachtneming van de leden 2 tot en met 5.

2.  Indien de toekenning van prestaties wegens beroepsziekte op grond van de wetgeving van een Lid-Staat afhankelijk is van de voorwaarde dat de betrokken ziekte het eerst ophet grondgebied van die Staat medisch is vastgesteld, wordt deze voorwaarde geacht te zijn vervuld wanneer genoemde ziekte het eerst ophet grondgebied van een andere Lid-Staat is vastgesteld.

3.  Indien de toekenning van prestaties wegens beroepsziekte op grond van de wetgeving van een Lid-Staat afhankelijk is van de voorwaarde dat de betrokken ziekte is vastgesteld binnen een bepaalde termijn na beëindiging van de laatste werkzaamheden waardoor een dergelijke ziekte kon ontstaan, houdt het bevoegde orgaan van die Staat, wanneer het nagaat opwelk tijdstip die laatste werkzaamheden werden verricht, voorzover nodig rekening met gelijksoortige werkzaamheden welke onder de wetgeving van andere Lid-Staten zijn verricht, alsof zij onder de wetgeving van eerstbedoelde Staat waren verricht.

4.  Indien de toekenning van prestaties wegens beroepsziekte op grond van de wetgeving van een Lid-Staat afhankelijk is van de voorwaarde dat gedurende een bepaalde tijd werkzaamheden werden verricht waardoor de betrokken ziekte kon ontstaan, houdt het bevoegde orgaan van die Staat voorzover nodig rekening met de tijdvakken waarin dergelijke werkzaamheden onder de wetgeving van andere Lid-Staten werden verricht, alsof zij onder de wetgeving van eerstgenoemde Staat waren verricht.

5.  In geval van sclerogene pneumoconiosis worden de lasten van de uitkeringen, met inbegripvan de renten, omgeslagen over de bevoegde organen van de Lid-Staten ophet grondgebied waarvan de getroffene werkzaamheden heeft verricht waardoor deze ziekte kon ontstaan. De omslag van deze kosten vindt plaats naar verhouding van de duur van de tijdvakken van ouderdomsverzekering of van de in artikel 45, lid 1, bedoelde tijdvakken van wonen, welke krachtens de wetgevingen van elk van die Staten zijn vervuld, tot de totale duur van de tijdvakken van ouderdomsverzekering of van wonen, welke opde datum van ingang van deze uitkeringen krachtens de wetgevingen van al deze Staten zijn vervuld.

6.  De Raad wijst, opvoorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen de beroepsziekten aan waarvoor het bepaalde in lid 5 eveneens geldt.

Artikel 58

Berekening van de uitkeringen

1.  Het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van een gemiddelde verdienste, stelt deze gemiddelde verdienste uitsluitend vast op basis van de verdiensten welke gedurende de krachtens bedoelde wettelijke regeling vervulde tijdvakken zijn genoten.

2.  Het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van een vaste verdienste, houdt uitsluitend rekening met deze vaste verdienste of eventueel met het gemiddelde van de vaste verdiensten welke betrekking hebben op de krachtens bedoelde wettelijke regeling vervulde tijdvakken.

3.  Het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling bepaalt dat het bedrag der uitkeringen wisselt naar gelang van het aantal gezinsleden, houdt eveneens rekening met de gezinsleden van de betrokkene die op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonen, alsof zij op het grondgebied van de bevoegde Staat woonden.

Artikel 59

Kosten voor het vervoer van de getroffene

1.  Het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling voorziet in het dragen van de kosten van vervoer van de getroffene naar zijn woning of naar het ziekenhuis, neemt de kosten van vervoer van de getroffene naar een overeenkomstige plaats op het grondgebied van een andere Lid-Staat, waarop de getroffene woont, voor zijn rekening, mits het orgaan vooraf toestemming tot dat vervoer heeft verleend, waarbij het naar behoren rekening houdt met de daarvoor geldende redenen. Ten aanzien van een grensarbeider is deze toestemming niet vereist.

2.  Het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling voorziet in het dragen van de kosten van vervoer van het stoffelijk overschot van de getroffene naar de begraafplaats, neemt de kosten van vervoer naar de begraafplaats op het grondgebied van een andere Lid-Staat, waarop de getroffene op het tijdstip van het ongeval woonde, voor zijn rekening, volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling.



Afdeling 2

Verergering van een beroepsziekte waarvoor schadeloosstelling plaatsvindt

Artikel 60 (7) (11)

1.  Ingeval een beroepsziekte waarvoor een werknemer of zelfstandige op grond van de wettelijke regeling van een Lid-Staat schadeloosstelling geniet of genoten heeft, verergert, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

a) indien de betrokkene, sedert hij uitkeringen geniet, onder de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat geen beroepswerkzaamheden heeft uitgeoefend welke de betreffende beroepsziekte kunnen veroorzaken of verergeren, dient het bevoegde orgaan van de eerste Staat de uitkeringen voor zijn rekening te nemen volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, waarbij rekening wordt gehouden met de verergering;

b) indien de betrokkene, sedert hij uitkeringen geniet, onder de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat wel zodanige werkzaamheden heeft uitgeoefend, dient het bevoegde orgaan van de eerste Lid-Staat de uitkeringen voor zijn rekening te nemen volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, waarbij het geen rekening houdt met de verergering. Het bevoegde orgaan van de tweede Lid-Staat kent de betrokkene een aanvulling toe, ter hoogte van het verschil tussen het bedrag van de uitkeringen welke na de verergering verschuldigd zijn en het bedrag van de uitkeringen welke vóór de verergering overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling verschuldigd zouden zijn geweest, indien de betreffende beroepsziekte zich onder de wettelijke regeling van die Lid-Staat had voorgedaan;

c) indien in het onder b) genoemde geval een werknemer of zelfstandige die lijdt aan sclerogene pneumoconiosis of aan een op grond van artikel 57, lid 6, aangewezen ziekte, geen recht heeft op uitkeringen, krachtens de wettelijke regeling van de tweede Lid-Staat, dient het bevoegde orgaan van de eerste Lid-Staat de uitkeringen te verlenen volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, waarbij het rekening houdt met de verergering. Voor rekening van het bevoegde orgaan van de tweede Lid-Staat komt evenwel het verschil tussen het bedrag van de uitkeringen, met inbegripvan de eerste Lid-Staat, rekening houdend met de verergering, verschuldigd zijn, en het bedrag van de overeenkomstige uitkeringen welke vóór de verergering verschuldigd waren;

d) de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking waarin de wetgeving van een Lid-Staat voorziet, mogen niet worden toegepast op personen die uitkeringen ontvangen welke door de organen van twee Lid-Staten overeenkomstig het bepaalde onder b) zijn vastgesteld.

2.  Ingeval een beroepsziekte welke aanleiding heeft gegeven tot toepassing van artikel 57, lid 5; verergert, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

a) het bevoegde orgaan dat uitkeringen krachtens artikel 57, lid 1, heeft toegekend, dient de uitkeringen te verlenen volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, daarbij rekening houdende met de verergering;

b) de lasten van de uitkeringen, met inbegripvan de renten, blijven verdeeld over de organen welke ook de lasten van vroegere uitkeringen deelden, overeenkomstig artikel 57, lid 5. Indien de getroffene evenwel opnieuw werkzaamheden heeft uitgeoefend welke de desbetreffende ziekte kunnen veroorzaken of verergeren, en hij deze werkzaamheden heeft uitgeoefend hetzij onder de wettelijke regeling van één van de Lid-Staten op het grondgebied waarvan hij reeds eerder gelijksoortige werkzaamheden had verricht, hetzij onder de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat, komt voor rekening van het bevoegde orgaan van deze Staat het verschil tussen het bedrag van de uitkeringen, welke, rekening houdende met de verergering, verschuldigd zijn, en het bedrag van de uitkeringen welke vóór de verergering verschuldigd waren.



Afdeling 3

Diverse bepalingen

Artikel 61

Regels welke dienen om met bijzonderheden van bepaalde wettelijke regelingen rekening te houden

1.  Indien op het grondgebied van de Lid-Staat, waarop de betrokkene zich bevindt, geen verzekering tegen arbeidsongevallen of beroepsziekten bestaat, of indien een dergelijke verzekering wel bestaat doch niet voorziet in een orgaan dat verantwoordelijk is voor het verlenen van verstrekkingen, worden deze verstrekkingen verleend door het orgaan van de woon- of verblijfplaats dat voor het verlenen van verstrekkingen in geval van ziekte verantwoordelijk is.

2.  Indien de wettelijke regeling van de bevoegde Staat het geheel kosteloos verlenen van verstrekkingen afhankelijk stelt van gebruikmaking van de door de werkgever opgerichte medische dienst, worden de verstrekkingen welke in de in artikel 52 en in artikel 55, lid 1, bedoelde gevallen worden verleend, geacht door een dergelijke medische dienst te zijn verleend.

3.  Indien de wettelijke regeling van de bevoegde Staat een regeling kent betreffende de verplichtingen van de werkgever, wordende verstrekkingen welke in de in artikel 52 en in artikel 55, lid 1, bedoelde gevallen worden verleend, geacht op verzoek van het bevoegde orgaan te zijn verleend.

4.  Indien de in de bevoegde Staat geldende regeling inzake schadeloosstelling bij arbeidsongevallen niet het karakter van een verplichte verzekering heeft, worden de verstrekkingen rechtstreeks verleend door de werkgever of door de verzekeraar die in diens plaats treedt.

5.  Indien volgens de wettelijke regeling van een Lid-Staat bij de vaststelling van de mate van ongeschiktheid, het verkrijgen van het recht op uitkeringen of de hoogte van de uitkeringen uitdrukkelijk of stilzwijgend rekening wordt gehouden met vroeger voorgekomen arbeidsongevallen of beroepsziekten, houdt het bevoegde orgaan van die Staat eveneens rekening met vroeger onder de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat voorgekomen arbeidsongevallen en beroepsziekten, alsof zij onder de door het bevoegde orgaan toegepaste wettelijke regeling waren voorgekomen.

6.  Indien volgens de wettelijke regeling van een Lid-Staat bij de vaststelling van de mate van ongeschiktheid, het verkrijgen van het recht op uitkeringen of de hoogte van de uitkeringen, uitdrukkelijk of stilzwijgend rekening wordt gehouden met later voorgekomen arbeidsongevallen of beroepsziekten, houdt het bevoegde orgaan van die Staat eveneens rekening met later onder de wetgeving van een andere Lid-Staat voorgekomen arbeidsongevallen of beroepsziekten, alsof zij onder de door het bevoegde orgaan toegepaste wettelijke regeling waren voorgekomen, op voorwaarde:

1. dat ten aanzien van het vroeger voorgekomen arbeidsongeval of de vroeger voorgekomen beroepsziekte onder de wettelijke regeling die genoemd orgaan toepast, geen schadeloosstelling was verschuldigd, en

2. dat, ondanks het bepaalde in lid 5, ten aanzien van het later voorgekomen arbeidsongeval of de later voorgekomen beroepsziekte geen schadeloosstelling is verschuldigd op grond van de wettelijke regeling van de andere Lid-Staat waaronder het betrokken arbeidsongeval of de betrokken beroepsziekte is voorgekomen.

Artikel 62

Toe te passen stelsel als er in het land van de woon- of verblijfplaats meer dan één stelsel bestaat — Maximale duur voor het verlenen van prestaties

1.  Indien de wettelijke regeling van het land van de woon- of verblijfplaats meer dan één verzekeringsstelsel kent, worden voor de toepassing van artikel 52 of artikel 55, lid 1, ten aanzien van werknemers of zelfstandigen de bepalingen van het stelsel, dat voor de handarbeiders in de staalindustrie geldt, gevolgd. Indien die wettelijke regeling evenwel een bijzonder stelsel voor werknemers in de mijnen en daarmede gelijkgestelde bedrijven kent, dan is dit stelsel op deze categorie werknemers van toepassing, wanneer het orgaan van de woon- of verblijfplaats waartoe zij zich wenden, voor de toepassing van dit stelsel bevoegd is.

2.  Indien in de wettelijke regeling van een Lid-Staat een maximale duur voor het verlenen van prestaties is vastgesteld, mag het orgaan dat deze wettelijke regeling toepast rekening houden met het tijdvak waarover door het orgaan van een andere Lid-Staat reeds prestaties werden verleend.



Afdeling 4

Vergoedingen tussen organen onderling

Artikel 63

1.  Het bevoegde orgaan is verplicht het bedrag van de ingevolge artikel 52 en artikel 55, lid 1, voor zijn rekening verleende verstrekkingen te vergoeden.

2.  De in lid 1 bedoelde vergoedingen worden vastgesteld en vinden plaats op de wijze welke is geregeld in de in artikel 98 bedoelde toepassingsverordening, door het aantonen van de werkelijke uitgaven.

3.  Twee of meer Lid-Staten of de bevoegde autoriteiten van deze Staten kunnen andere wijzen van vergoeding vaststellen of van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen afzien.

▼M4



Afdeling 5

Studenten

Artikel 63 bis

De afdelingen 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op studenten.

▼B



HOOFDSTUK 5

UITKERINGEN BIJ OVERLIJDEN

Artikel 64

Samentellen van tijdvakken van verzekering of van wonen

Het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen bij overlijden afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering of van wonen, houdt, voorzover nodig, rekening met de krachtens de wettelijke regeling van elke andere Lid-Staat vervulde tijd vakken van verzekering of van wonen, alsof deze tijdvakken krachtens de dor dat orgaan toegepaste wettelijke regeling waren vervuld.

Artikel 65

Recht op uitkeringen ingeval het overlijden op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat plaatsvindt, of ingeval de rechthebbende op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat woont

1.  Wanneer een werknemer of zelfstandige, een pensioen- of rentetrekker, of degene die een pensioen of rente heeft aangevraagd, dan wel een gezinslid van één van deze personen op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan van de bevoegde Staat overlijdt, wordt het overlijden geacht te hebben plaatsgevonden op het grondgebied van laatstbedoelde Staat.

2.  Het bevoegde orgaan dient de uitkeringen bij overlijden welke krachtens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling verschuldigd zijn, toe te kennen, zelfs indien de rechthebbende op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat woont.

3.  De leden 1 en 2 zijn eveneens van toepassing wanneer het overlijden het gevolg is van een arbeidsongeval of een beroepsziekte.

Artikel 66

Het verlenen van uitkeringen bij overlijden van een pensioen- of rentetrekker die op het grondgebied van een andere Lid-Staat woonde dan die op het grondgebied waarvan zich het orgaan bevindt voor rekening waarvan de verstrekkingen kwamen

Bij overlijden van een rechthebbende op pensioen of rente, hem verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van een Lid-Staat of op pensioenen of renten, hem verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van twee of meer Lid-Staten, terwijl hij op het grondgebied van een andere Lid-Staat woonde dan die op het grondgebied waarvan zich het orgaan bevindt voor rekening waarvan de aan bedoelde rechthebbende verleende verstrekkingen op grond van artikel 28 kwamen, worden de uitkeringen bij overlijden welke krachtens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling verschuldigd zijn, door en voor rekening van bedoeld orgaan verleend alsof de rechthebbende op het tijdstip van zijn overlijden op het grondgebied van de Lid-Staat woonde, waarop dit orgaan zich bevindt.

De vorige alinea is van overeenkomstige toepassing op de gezinsleden van de pensioen- of rentetrekker.

▼M4

Artikel 66 bis

Studenten

De artikelen 64, 65 en 66 zijn van overeenkomstige toepassing op studenten en hun gezinsleden.

▼B



HOOFDSTUK 6

WERKLOOSHEID



Afdeling 1

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 67

Samenstellen van tijdvakken van verzekering of van arbeid

1.  Het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkering afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, houdt, voorzover nodig, rekening met de krachtens de wettelijke regeling van elke andere Lid-Staat als werknemer vervulde tijdvakken van verzekering of van arbeid alsof het tijdvakken van verzekering waren welke krachtens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling waren vervuld mits evenwel de tijdsvakken van arbeid als tijdvakken van verzekering zouden zijn beschouwd indien zij krachtens bedoeld wettelijke regeling waren vervuld.

2.  Het bevoegde orgaan van de Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van arbeid, houdt, voorzover nodig, rekening met de krachtens de wettelijke regeling van elke andere Lid-Staat als werknemer vervulde tijdvakken van verzekering of van arbeid alsof het tijdvakken van arbeid waren welke krachtens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling waren vervuld.

3.  Met uitzondering van de in artikel 71, lid 1, onder a), ii), en onder b), ii), bedoelde bevallen, wordt toepassing van de leden 1 en 2 afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de betrokkene laatstelijk:

 in het geval van lid 1, tijdvakken van verzekering;

 in het geval van lid 2, tijdvakken van arbeid,

heeft vervuld krachtens de wettelijke regeling op grond waarvan de uitkeringen worden aangevraagd.

4.  Wanneer de duur waarover uitkeringen worden verleend afhankelijk is van de duur de tijdvakken van verzekering of van arbeid, is lid 1 respectievelijk lid 2, van toepassing.

Artikel 68

Berekening van de uitkering

1.  Het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling bepaalt dat voor de berekening van de uitkering wordt uitgegaan van het bedrag van het vroegere loon, houdt uitsluitend rekening met het loon dat betrokkene voor de laatste werkzaamheden welke hij op het grondgebied van die Staat heeft uitgeoefend, heeft genoten. Indien de betrokkene evenwel laatstelijk niet ten minste vier weken werkzaamheden op dat grondgebied heeft uitgeoefend, wordt de uitkering berekend op basis van het loon dat ter plaatse waar de werkloze woont of verblijft met gelijkwaardige of soortgelijke werkzaamheden als die welke hij het laatst op het grondgebied van een andere Lid-Staat heeft uitgeoefend, gewoonlijk wordt verdiend.

2.  Het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling bepaalt dat het bedrag van de uitkering wisselt naar gelang van het aantal gezinsleden, houdt eveneens rekening met de gezinsleden van de betrokkene die op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonen, alsof zij op het grondgebied van de bevoegde Staat woonden. Deze bepaling is niet van toepassing indien in het land waarin de gezinsleden wonen, een andere persoon recht heeft op werkloosheidsuitkering, voorzover de gezinsleden bij de berekening van deze uitkering mede in aanmerking worden genomen.



Afdeling 2

Werklozen die zich naar het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat begeven

Artikel 69

Voorwaarden en beperkingen voor de handhaving van het recht op uitkering

1.  De volledig werkloze werknemer of zelfstandige die voldoet aan de in de wettelijke regeling van een Lid-Staat gestelde voorwaarden voor het recht op uitkering, en die zich naar het grondgebied van één of meer andere Lid-Staten begeeft om aldaar werk te zoeken, behoudt het recht op deze uitkering onder de hieronder aangegeven voorwaarden en beperkingen:

a) vóór vertrek dient hij gedurende ten minste vier weken na de aanvang van zijn werkloosheid als werkzoekende ingeschreven te zijn geweest en ter beschikking van de diensten voor arbeidsbemiddeling van de bevoegde Staat te zijn gebleven. De bevoegde diensten of organen kunnen hem evenwel toestemming geven vóór het verstrijken van deze termijn te vertrekken;

b) hij dient zich als werkzoekende te laten inschrijven bij de diensten voor arbeidsbemiddeling van iedere Lid-Staat naar het grondgebied waarvan hij zich begeeft en zich aan het aldaar uitgeoefende toezicht te onderwerpen. Voor het aan de inschrijving voorafgaande tijdvak wordt deze voorwaarde geacht te zijn vervuld indien deze inschrijving plaatsvindt binnen een termijn van zeven dagen sedert de datum waarop de betrokkene niet meer ter beschikking stond van de diensten voor arbeidsbemiddeling van de Staat waarvan hij het grondgebied heeft verlaten. In buitengewone gevallen kunnen de bevoegde diensten of organen deze termijn verlengen;

c) het recht op uitkering wordt gehandhaafd gedurende een tijdvak van ten hoogste drie maanden, sedert de datum waarop de betrokkene niet langer ter beschikking stond van de diensten voor arbeidsbemiddeling van de Staat waarvan hij het grondgebied heeft verlaten, zonder dat de totale duur waarover uitkering wordt verleend, de duur mag overschrijden, waarover hij krachtens de wettelijke regeling van bedoelde Staat recht op uitkering heeft. Deze duur wordt voor seizoenarbeiders bovendien nog beperkt tot de verdere duur van het seizoen waarvoor hij is aangeworven.

2.  Indien de betrokkene vóór het verstrijken van het tijdvak waarover hij krachtens lid 1, onder c), recht op uitkering heeft, naar het grondgebied van de bevoegde Staat terugkeert, behoudt hij recht op uitkering overeenkomstig de wettelijke regeling van deze Staat; hij verliest elk recht op uitkering krachtens de wettelijke regeling van de bevoegde Staat indien hij nier vóór het verstrijken van dit tijdvak naar het grondgebied van deze Staat terugkeert. In buitengewone gevallen kunnen de bevoegde diensten of organen deze termijn verlengen.

3.  Tussen twee tijdvakken van arbeid kan op het bepaalde in lid 1 slechts eenmaal een beroep worden gedaan.

▼M8 —————

▼B

Artikel 70

Verlening van uitkering en vergoedingen

1.  In de in artikel 69, lid 1, bedoelde gevallen wordt de uitkering verleend door het orgaan van elk van de Staten op het grondgebied waarvan de werkloze werk gaat zoeken.

Het bevoegde orgaan van de Lid-Staat aan de wettelijke regeling waarvan de werknemer of zelfstandige tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden onderworpen is geweest, is verplicht het bedrag van deze uitkering te vergoeden.

2.  De in lid 1 bedoelde vergoedingen worden vastgesteld en vinden plaats op de wijze welke is geregeld in de in artikel 98 bedoelde toepassingsverordening, hetzij door het aantonen van de werkelijke uitgaven, hetzij op grond van vaste bedragen.

3.  Twee of meer Lid-Staten of de bevoegde autoriteiten van deze Staten kunnen andere wijzen van vergoeding of betaling vaststellen, dan wel van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen afzien.



Afdeling 3

Werklozen die tijdens het verrichten van hun laatste werkzaamheden op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat woonden

Artikel 71

1.  De werkloze werknemer die tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat woonde, heeft recht op uitkering overeenkomstig de volgende bepalingen:

a) 

i) de grensarbeider die in de onderneming waarin hij werkzaam is, gedeeltelijk of door onvoorziene omstandigheden werkloos is, heeft recht op uitkering volgens de wettelijke regeling van de bevoegde Staat, alsof hij op het grondgebied van die Staat woonde; deze uitkering wordt door het bevoegde orgaan verleend;

ii) de volledig werkloze grensarbeider heeft recht op uitkering volgens de wettelijke regeling van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij woont, alsof die wettelijke regeling tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden op hem van toepassing was geweest; deze uitkering wordt door en voor rekening van het orgaan van de woonplaats verleend;

b) 

i) een werknemer die geen grensarbeider is en gedeeltelijk of door onvoorziene omstandigheden of volledig werkloos is, doch ter beschikking blijft van zijn werkgever of van de diensten voor arbeidsbemiddeling op het grondgebied van de bevoegde Staat, heeft recht op uitkering volgens de wettelijke regeling van die Staat, alsof hij op het grondgebied van die Staat woonde; deze uitkering wordt door het bevoegde orgaan verleend;

ii) een werknemer die geen grensarbeider is, volledig werkloos is en zich ter beschikking stelt van de diensten voor arbeidsbemiddeling op het grondgebied van de Lid-Staat waarop hij woont of die naar dit grondgebied terugkeert, heeft recht op uitkering volgens de wettelijke regeling van deze Staat, alsof hij zijn laatste werkzaamheden op het grondgebied daarvan had uitgeoefend; deze uitkering wordt door en voor rekening van het orgaan van de woonplaats verleend. Indien deze werknemer evenwel in het genot van uitkering werd gesteld voor rekening van het bevoegde orgaan van de Lid-Staat aan de wettelijke regeling waarvan hij het laatst onderworpen was, heeft hij recht op uitkering overeenkomstig artikel 69. De uitkering volgens de wettelijke regeling van de Staat op het grondgebied waarvan hij woont, wordt geschorst gedurende het tijdvak waarin de werkloze op grond van artikel 69 aanspraak kan maken op uitkering krachtens de wettelijke regeling waaraan hij het laatst onderworpen was.

2.  Zolang een werkloze krachtens lid 1, onder a), i), of onder b), i), recht op uitkering heeft, kan hij geen aanspraak op uitkering maken krachtens de wettelijke regeling van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij woont.

▼M3



Afdeling 4

Personen die onder een bijzonder stelsel voor ambtenaren vallen

Artikel 71 bis

1.  De afdelingen 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op personen die onder een bijzonder werkloosheidsstelsel voor ambtenaren vallen.

2.  Afdeling 3 is niet van toepassing op personen die onder een bijzonder werkloosheidsstelsel voor ambtenaren vallen. Een persoon die onder een bijzonder werkloosheidsstelsel voor ambtenaren valt, die geheel of gedeeltelijk werkloos is, en die gedurende zijn laatste dienstverband woonachtig was op het grondgebied van een andere lidstaat dan de bevoegde lidstaat, ontvangt een uitkering overeenkomstig de wetgeving van de bevoegde lidstaat als ware hij woonachtig op het grondgebied van die lidstaat; deze uitkering wordt door de bevoegde instantie op haar kosten verstrekt.

▼B



HOOFDSTUK 7 (8)

GEZINSBIJSLAGEN

Artikel 72 (8)

Samentelling van tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van arbeid

Het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling het verkrijgen van het recht op bijslagen afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van arbeid, houdt daartoe, voorzover nodig, rekening met de op het grondgebied van elke andere Lid-Staat vervulde tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van arbeid, alsof deze tijdvakken waren vervuld krachtens de door dat orgaan toegepaste wettelijke regeling.

Artikel 72 bis (9) (14)

Een volledig werkloze werknemer opwie artikel 71, lid 1, onder a), ii), of onder b), ii), eerste zin, van toepassing is, ontvangt voor de leden van zijn gezin die wonen ophet grondgebied van dezelfde Lid-Staat als waar hij woont, gezinsbijslagen volgens de wettelijke regeling van deze Lid-Staat, alsof die wettelijke regeling tijdens zijn laatste beroepswerkzaamheden ophem van toepassing was, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met de bepalingen van artikel 72. Deze prestaties worden door en voor rekening van het orgaan van de woonplaats verleend.

Indien dit orgaan een wettelijke regeling toepast waarin is bepaald dat voor rekening van een werkloze bijdragen of premies worden ingehouden om de kosten van de gezinsbijslagen te dekken, is het genoemde orgaan gemachtigd deze inhoudingen te verrichten in overeenstemming met de bepalingen van zijn wettelijke regeling.

Artikel 73 (8)

Werknemers in loondienst of zelfstandigen wier gezinsleden in een andere Lid-Staat dan de bevoegde Staat wonen

Onder voorbehoud van het bepaalde in bijlage VI heeft de werknemer of de zelfstandige op wie de wettelijke regeling van een Lid-Staat van toepassing is, voor zijn gezinsleden die op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonen, recht op de gezinsbijslagen waarin de wettelijke regeling van de eerst Staat voorziet, alsof die gezinsleden op het grondgebied van deze Staat woonden.

Artikel 74 (8)

Werklozen wier gezinsleden wonen in een andere Lid-Staat dan de bevoegde Staat

Onder voorbehoud van het bepaalde in bijlage VI heeft de werkloze werknemer of zelfstandige die krachtens de wettelijke regeling van een Lid-Staat werkloosheidsuitkering geniet, voor zijn gezinsleden die op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonen, recht op de gezinsbijslagen waarin de wettelijke regeling van de eerste Staat voorziet, alsof die gezinsleden op het grondgebied van deze Staat woonden.

Artikel 75 (8)

Verlenen van bijslagen

1.  Gezinsbijslagen worden in de in artikel 73 bedoelde gevallen verleend door het bevoegde orgaan van de Staat aan de wettelijke regeling waarvan de werknemer of de zelfstandige onderworpen is, en in de in artikel 74 bedoelde gevallen door het bevoegde orgaan van de Staat krachtens de wettelijke regeling waarvan de werkloze werknemer of zelfstandige werkloosheidsuitkeringen geniet. Zij worden overeenkomstig de door deze organen toegepaste bepalingen verleend, ongeacht of de natuurlijke of de rechtspersoon aan wie deze bijslagen moeten worden uitbetaald, ophet grondgebied van de bevoegde Staat of op dat van een andere Lid-Staat woont of verblijft of haar zetel heeft.

2.  Indien degene aan wie de gezinsbijslagen moeten worden verleend, deze niet voor het onderhoud van de gezinsleden besteedt, betaalt het bevoegde orgaan, opverzoek en door tussenkomst van het orgaan van hun woonplaats dan wel van het orgaan of de instelling welke daartoe door de bevoegde autoriteit van het land waar zij wonen, is aangewezen, deze bijslagen uit aan de natuurlijke persoon of de rechtspersoon te wiens laste de gezinsleden in feite komen, hetgeen volledige kwijting van het bevoegde orgaan inhoudt.

3.  Twee of meer Lid-Staten kunnen ingevolge artikel 8 overeenkomen dat het bevoegde orgaan de gezinsbijslagen welke krachtens de wettelijke regeling van deze Staten of van één van deze Staten verschuldigd zijn, aan de natuurlijke persoon of de rechtspersoon uitbetaalt te wiens laste de gezinsleden in feite komen, hetzij rechtstreeks hetzij door tussenkomst van het orgaan van hun woonplaats.

Artikel 76 (6)

Prioriteitsregels hij cumulatie van rechten op gezinsbijslagen krachtens de wetgeving van de bevoegde Staat en krachtens de wetgeving van de Lid- Staat waar de gezinsleden wonen

1.  Wanneer gezinsbijslagen in hetzelfde tijdvak, voor hetzelfde gezinslid en wegens het uitoefenen van een beroepsactiviteit worden toegekend krachtens de wetgeving van de Lid-Staat ophet grondgebied waarvan de gezinsleden wonen, wordt het recht opde gezinsbijslagen die krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat, in voorkomend geval uit hoofde van de artikelen 73 of 74, verschuldigd zijn, geschorst ten belope van het bedrag dat bij de wetgeving van de eerstgenoemde Lid-Staat is vastgesteld.

2.  Indien in de Lid-Staat ophet grondgebied waarvan de gezinsleden wonen, geen verzoek tot uitkering wordt ingediend, kan de bevoegde instelling van de andere Lid-Staat lid 1 toepassen alsof in de eerstgenoemde Lid-Staat wel bijslagen zijn uitgekeerd.

▼M4

Artikel 76 bis

Studenten

Artikel 72 is van overeenkomstige toepassing op studenten.

▼B



HOOFDSTUK 8

BIJSLAGEN VOOR KINDEREN DIE TEN LASTE KOMEN VAN PENSIOEN- OF RENTETREKKERS EN VOOR WEZEN

Artikel 77

Kinderen ten laste van pensioen- of rentetrekkers

1.  Voor de toepassing van dit artikel worden onder „bijslagen” verstaan zowel kinderbijslag voor rechthebbenden op pensioen of rente wegens ouderdom, invaliditeit, arbeidsongeval of beroepsziekte, als verhogingen of aanvullingen van deze pensioenen of renten voor kinderen van deze rechthebbenden, met uitzondering evenwel van de aanvullingen welke ingevolge de verzekering tegen arbeidsongevallen en beroepsziekten worden toegekend.

2.  Ongeacht op het grondgebied van welke Lid-Staat de rechthebbende op een pensioen of rente dan wel de kinderen wonen, worden de bijslagen toegekend volgens onderstaande regels:

a) aan de rechthebbende op pensioen of rente, verschuldigd krachtens de wettelijke regeling van één enkele Lid-Staat, overeenkomstig de wettelijke regeling van de Lid-Staat welke inzake het pensioen of de rente bevoegd is;

b) aan de rechthebbende op pensioen of rente, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen van meer dan één Lid-Staat:

i) overeenkomstig de wettelijke regeling van die van deze Staten, op het grondgebied waarvan hij woont, indien het recht op één van de in lid 1 bedoelde bijslagen aldaar wordt ontleend aan de wettelijke regeling van deze Staat, eventueel met inachtneming van artikel 79, lid 1, onder a), of

ii) in de overige gevallen, overeenkomstig de wettelijke regeling van die van deze Lid-Staten waaraan de betrokkene het langst onderworpen is geweest, indien het recht op één der in lid 1 bedoelde bijslagen wordt ontleend aan de wettelijke regeling van deze Lid-Staat, eventueel met inachtneming van artikel 79, lid 1, onder a); indien aan genoemde wettelijke regeling geen enkel recht wordt ontleend, wordt het recht op bijslagen achtereenvolgens aan de in de wettelijke regelingen der overige betrokken Lid-Staten gestelde voorwaarden getoetst en wel in afdalende volgorde naar de duur van de krachtens de wettelijke regelingen van deze Lid-Staten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen.

Artikel 78

Wezen

▼M5

1.  Voor de toepassing van dit artikel worden onder „bijslagen” verstaan kinderbijslagen, en eventueel aanvullende of bijzondere bijslagen voor wezen.

▼B

2.  Ongeacht op het grondgebied van welke Lid-Staat de wees of de natuurlijke persoon of rechtspersoon te wiens laste deze wees in feite komt, woont, worden de bijslagen voor wezen toegekend volgens onderstaande regels:

a) voor de wees van een overleden werknemer of zelfstandige die aan de wettelijke regeling van één enkele Lid-Staat onderworpen was, overeenkomstig de wettelijke regeling van die Staat;

b) voor de wees van een overleden werknemer of zelfstandige die aan wettelijke regelingen van meer dan een Lid-Staat onderworpen was:

i) overeenkomstig de wettelijke regeling van die van deze Staten, op het grondgebied waarvan de wees woont, indien het recht op één van de in lid 1 bedoelde bijslagen aldaar wordt ontleend aan de wettelijke regeling van die Staat, eventueel met inachtneming van artikel 79, lid 1, onder a), of

ii) in de overige gevallen, overeenkomstig de wettelijke regeling van die van deze Lid-Staten waaraan de overledene het langst onderworpen is geweest, indien het recht op één van de in lid 1 bedoelde bijslagen wordt ontleend aan de wettelijke regelingen van die Lid-Staat, eventueel met inachtneming van artikel 79, lid 1, onder a); indien aan genoemde wettelijke regeling geen enkel recht wordt ontleend, wordt het recht op bijslagen achtereenvolgens aan de in de wettelijke regelingen van de overige betrokken Lid-Staten gestelde voorwaarden getoetst en wel in afdalende volgorde naar de duur van de krachtens de wettelijke regelingen van deze Lid-Staten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen.

De wettelijke regeling van de Lid-Staat welke van toepassing is voor het verlenen van de in artikel 77 bedoelde bijslagen ten behoeve van kinderen van een rechthebbende op pensioen of rente, blijft evenwel na het overlijden van genoemde rechthebbende van toepassing voor het verlenen van bijslagen aan zijn wezen.

▼M5

Artikel 78 bis

Wezenpensioenen, met uitzondering van die welke uit hoofde van een arbeidsongevallen- of beroepsziekteregeling worden toegekend, worden beschouwd als „bijslagen” in de zin van artikel 78, lid 1, indien de overledene gedekt was door een regeling die alleen voorziet in kinderbijslagen of aanvullende of bijzondere bijslagen voor wezen. Deze regelingen zijn opgesomd in bijlage VIII.

▼B

Artikel 79 (7)

Gemeenschappelijke bepalingen inzake bijslagen voor kinderen ten laste van pensioen- of rentetrekkers en voor wezen

1.  De bijslagen in de zin van de artikelen ►M5   77, 78 en 78 bis  ◄ worden volgens de overeenkomstig deze artikelen bepaalde wettelijke regeling, door en voor rekening van het met de uitvoering van die wettelijke regeling belaste orgaan verleend, alsof de pensioen- of rentetrekker, of de overledene uitsluitend aan de wettelijke regeling van de bevoegde Staat onderworpen was geweest.

Echter:

a) indien deze wettelijke regeling bepaalt dat het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht opbijslagen afhankelijk is van de duur der tijdvakken van verzekering, van arbeid, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, wordt deze tijdsduur, eventueel met inachtneming van artikel 45, respectievelijk 72, vastgesteld;

b) indien deze wettelijke regeling bepaalt, dat het bedrag der bijslagen wordt berekend opgrond van het pensioenbedrag, of afhankelijk is van de duur der tijdvakken van verzekering, dan wordt het bedrag dezer bijslagen berekend opgrond van het overeenkomstig artikel 46, lid 2, vastgestelde theoretische bedrag.

2.  Ingeval de toepassing van de in artikel 77, lid 2, onder b), ii), en artikel 78, lid 2, onder b), ii), neergelegde regel er, bij gelijke duur van de tijdvakken, toe leidt, dat meer dan een Lid-Staat bevoegd is, worden de bijslagen in de zin van artikel ►M5   77 respectievelijk artikel 78 en artikel 78 bis  ◄ , toegekend overeenkomstig de wettelijke regelingen van die van deze Lid-Staten waaraan de rechthebbende of overledene het laatst onderworpen was.

3.  De aanspraken op de bijslagen, verschuldigd enkel krachtens de nationale wetgeving of krachtens lid 2 en krachtens de artikelen ►M5   77, 78 en 78 bis  ◄ , worden geschorst, indien voor de kinderen krachtens de wettelijke regeling van een Lid-Staat op grond van verrichte beroepswerkzaamheden recht op gezins- of kinderbijslagen bestaat. In dat geval worden de betrokkenen als gezinsleden van een werknemer of zelfstandige beschouwd.

▼M3

Artikel 79 bis

Bepalingen betreffende bijslagen die aan wezen worden toegekend in een bijzonder stelsel voor ambtenaren

1.  Onverminderd ►M5  artikel 78 bis ◄ worden de renten voor wezen in een bijzonder stelsel voor ambtenaren berekend overeenkomstig hoofdstuk 3.

2.  Als in de in lid 1 bedoelde gevallen eveneens tijdvakken van verzekering, van arbeid, of van wonen zijn vervuld in een algemeen stelsel, worden de krachtens dit algemene stelsel verschuldigde bijslagen uitgekeerd overeenkomstig hoofdstuk 8 ►M5  tenzij in artikel 44, lid 3, anders is bepaald ◄ . Tijdvakken van verzekering of van arbeid die vervuld zijn overeenkomstig de regelgeving van een bijzonder stelsel voor ambtenaren of tijdvakken die in de wettelijke regeling van die lidstaat met dergelijke tijdvakken worden gelijkgesteld, worden eventueel in aanmerking genomen voor het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op bijslagen krachtens de regelgeving van dit algemene stelstel.

▼B



TITEL IV

ADMINISTRATIEVE COMMISSIE VOOR DE SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS

Artikel 80

Samenstelling en werkwijze

1.  De Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers, hierna „Administratieve Commissie” genoemd, welke bij de Commissie is ingesteld, is samengesteld uit een regeringsvertegenwoordiger van elk der Lid-Staten, die eventueel door technische adviseurs wordt bijgestaan. Een vertegenwoordiger van de Commissie neemt met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van de Administratieve Commissie.

2.  De Administratieve Commissie ontvangt technische bijstand van het Internationaal Arbeidsbureau in het kader van de te dien einde tussen de Europese Gemeenschap en de Internationale Arbeidsorganisatie gesloten overeenkomsten.

3.  De statuten van de Administratieve Commissie worden door haar leden in onderlinge overeenstemming opgesteld.

De besluiten inzake de in artikel 81, onder a), bedoelde vraagstukken van interpretatieve aard kunnen slechts met algemene stemmen worden genomen. Aan deze besluiten wordt de nodige bekendheid gegeven.

4.  Het secretariaat van de Administratieve Commissie wordt waargenomen door de diensten van de Commissie.

Artikel 81

Taken van de Administratieve Commissie

De Administratieve Commissie heeft tot taak:

a) alle vraagstukken van administratieve of interpretatieve aard, voortvloeiende uit de bepalingen van deze verordening en van latere verordeningen of van enige overeenkomst of regeling welke in het kader daarvan tot stand zal komen, te behandelen, onverminderd het recht der betrokken autoriteiten, organen en personen om gebruik te maken van de rechtsmiddelen, en zich ten wenden tot de rechterlijke instanties, bedoeld bij de wetgevingen van de Lid-Staten, bij deze verordening en bij het Verdrag;

b) op verzoek van de bevoegde autoriteiten, organen en rechterlijke instanties van de Lid-Staten, alle stukken te doen vertalen welke betrekking hebben op de uitvoering van deze verordening, en met name de vertaling van verzoekschriften ingediend door personen op wie deze verordening van toepassing kan zijn;

c) de samenwerking tussen de Lid-Staten op het gebied van de sociale zekerheid te bevorderen en tot verdere ontwikkeling te brengen, in het bijzonder door het nemen van het gemeenschappelijk belang dienende maatregelen op het terrein van de gezondheidszorg en op sociaal terrein;

▼M1

d) de samenwerking tussen de lidstaten te bevorderen en uit te breiden door het moderniseren van de procedures voor de gegevensuitwisseling, met name door de informatiestroom tussen de organen geschikt te maken voor telematica-uitwisseling, en daarbij rekening te houden met de stand van de ontwikkeling van de gegevensverwerking in elke lidstaat. Deze modernisering is met name bedoeld om de toekenning van de prestaties te bespoedigen.

▼B

e) gegevens te verzamelen waarmede rekening dient te worden gehouden bij het opmaken van de rekeningen betreffende de lasten welke de organen van de Lid-Staten krachtens deze verordening moeten dragen en de jaarlijkse afrekening tussen deze organen op te stellen;

f) alle overige werkzaamheden te verrichten welke tot haar bevoegdheid behoren krachtens deze verordening en latere verordeningen of krachtens enige overeenkomst of regeling welke in het kader daarvan tot stand zal komen;

g) aan de Commissie voorstellen te doen voor de uitwerking van latere verordeningen en voor een herziening van deze verordening en latere verordeningen.



TITEL V

RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE SOCIALE ZEKERHEID VAN MIGRERENDE WERKNEMERS

Artikel 82 (B) (16)

Instelling, samenstelling en werkwijze

1.  Er wordt een Raadgevend Comité voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers, hierna „Raadgevend Comité” genoemd, ingesteld dat is samengesteld uit ►M10   honderdtweeënzestig ◄ gewone leden, die per Lid-Staat als volgt zijn verdeeld:

a) twee vertegenwoordigers van de Regering, waarvan ten minste één lid moet zijn van de Administratieve Commissie;

b) twee vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties;

c) twee vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties.

Voor elk der in de eerste alinea genoemde categorieën wordt één plaatsvervangend lid per Lid-Staat benoemd.

2.  De gewone leden en de plaatsvervangende leden van het Raadgevend Comité worden benoemd door de Raad, welke ten aanzien van de vertegenwoordigers der werknemers- en werkgeversorganisaties tracht in de samenstelling van het Comité een billijke vertegenwoordiging van de verschillende belanghebbende sectoren tot stand te brengen.

De lijst van de gewone leden en de plaatsvervangende leden wordt door de Raad in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt.

3.  Het mandaat van de gewone leden en de plaatsvervangende leden duurt twee jaar en kan worden verlengd. Na afloopvan hun mandaat blijven de gewone leden en de plaatsvervangende leden in functie, totdat voorzien is in hun vervanging of in de verlenging van hun mandaat.

4.  Het Raadgevend Comité wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. De voorzitter neemt niet deel aan de stemming.

5.  Het Raadgevend Comité komt ten minste eenmaal per jaar bijeen. Het wordt door de voorzitter bijeengeroepen, hetzij op diens initiatief, hetzij opeen schriftelijk door ten minste één derde van de leden aan de voorzitter gericht verzoek. Dit verzoek dient concrete voorstellen inzake de samenstelling van de agenda te bevatten.

6.  Opvoorstel van zijn voorzitter kan het Raadgevend Comité, bij wijze van uitzondering, besluiten tot het horen van iedere persoon of vertegenwoordiger van een organisatie, die een uitgebreide ervaring ophet gebied van de sociale zekerheid heeft. Voorts ontvangt het Comité, opdezelfde voorwaarden als de Administratieve Commissie, technische bijstand van het Internationaal Arbeidsbureau in het kader van de tussen de Europese Gemeenschap en de Internationale Arbeidsorganisatie gesloten overeenkomsten.

7.  De adviezen en voorstellen van het Raadgevend Comité moeten met redenen omkleed zijn. Zij worden bij volstrekte meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen genomen.

Het Comité stelt bij meerderheid van zijn leden zijn Reglement van Orde vast, dat door de Raad opadvies van de Commissie, wordt goedgekeurd.

8.  Het secretariaat van het Raadgevend Comité wordt gevoerd door de diensten van de Commissie.

Artikel 83

Taken van het Raadgevend Comité

Het Raadgevend Comité is gemachtigd om op verzoek van de Commissie, van de Administratieve Commissie of uit eigen beweging:

a) vraagstukken van algemene of principiële aard en problemen welke bij het toepassen van de in het kader van artikel 51 van het Verdrag vastgestelde verordeningen rijzen, te onderzoeken;

b) ten behoeve van de Administratieve Commissie ter zake adviezen uit te brengen, alsmede voorstellen te doen met het oog op een eventuele herziening van de verordeningen.



TITEL VI

DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 84 (7)

Samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten

1.  De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten verstrekken elkaar alle inlichtingen met betrekking tot:

a) de ter uitvoering van deze verordening getroffen maatregelen;

b) de ter uitvoering van deze verordening getroffen maatregelen;

2.  Bij de toepassing van deze verordening zijn de autoriteiten en de organen van de Lid-Staten elkaar behulpzaam als betrof het de toepassing van hun eigen wetgeving. De wederzijdse administratieve hulp van genoemde autoriteiten van de Lid-Staten kunnen evenwel overeenkomen bepaalde kosten te vergoeden.

3.  Voor de toepassing van deze verordening kunnen de autoriteiten en de organen van de Lid-Staten zich rechtstreeks met elkaar en met de belanghebbende personen of hun gemachtigden in verbinding stellen.

4.  De autoriteiten, organen en rechterlijke instanties van een Lid- Staat mogen verzoekschriften of andere documenten welke hun toegezonden worden, niet afwijzen opgrond van het feit dat zij in een officiële taal van een andere Lid-Staat zijn opgesteld. Zo nodig doen zij een beroepopartikel 81, onder b).

5.  

a) Indien de autoriteiten of organen van een Lid-Staat opgrond van deze verordening of van de in artikel 98 bedoelde toepassingsverordening persoonsgegevens aan de autoriteiten of organen van een andere Lid-Staat mededelen, is deze mededeling onderworpen aan de wettelijke bepalingen inzake gegevensbescherming van de Lid-Staat die de gegevens verstrekt.

Voor iedere volgende mededeling, alsmede voor de opslag, wijziging en vernietiging van de gegevens gelden de wettelijke bepalingen inzake gegevensbescherming van de Lid-Staat die de gegevens ontvangt.

b) Het gebruik van de persoonsgegevens voor andere dan socialezekerheidsdoeleinden is alleen mogelijk met goedkeuring van de betrokkene of overeenkomstig de andere in de nationale wetgeving neergelegde garanties.

▼M7

Artikel 84 bis

Betrekkingen tussen de organen en de onder deze verordening vallende personen

1.  De organen en de personen die onder deze verordening vallen, zijn gehouden tot wederzijdse informatieverstrekking en samenwerking teneinde de goede toepassing van deze verordening te verzekeren.

Overeenkomstig het beginsel van behoorlijk bestuur, beantwoorden de organen elke vraag binnen een redelijke termijn en verstrekken zij aan de betrokkenen in dit verband alle informatie die nodig is voor de uitoefening van de uit hoofde van deze verordening toegekende rechten.

De betrokkenen stellen de organen van de bevoegde staat en van de staat waar de betrokkenen wonen, zo spoedig mogelijk in kennis van iedere wijziging in hun persoonlijke of gezinssituatie, die hun recht op prestaties uit hoofde van deze verordening beïnvloedt.

2.  Indien niet wordt voldaan aan de informatieplicht, zoals bedoeld in lid 1, derde alinea, kunnen overeenkomstig het nationale recht evenredige maatregelen worden getroffen. Deze maatregelen moeten gelijkwaardig zijn aan de sancties die in soortgelijke onder de nationale rechtsorde vallende situaties van toepassing zijn en mogen de uitoefening van de door deze verordening aan de betrokkenen verleende rechten in de praktijk niet onmogelijk of buitengewoon moeilijk maken.

3.  Als zich moeilijkheden voordoen bij de uitleg en de toepassing van deze verordening die de rechten van de hieronder vallende personen in gevaar kunnen brengen, neemt het orgaan van de bevoegde staat of van de staat waar de betrokkene woont, contact op met het orgaan/de organen van de betrokken lidsta(a)t(en). Als binnen een redelijke termijn geen oplossing wordt gevonden, kunnen de betrokken autoriteiten de Administratieve Commissie inschakelen.

▼B

Artikel 85

Vrijstelling of verlaging van rechten — Vrijstelling van legalisatie

1.  De vrijstelling of verlaging van rechten, zegelrechten, griffie- of registratierechten waarin bij de wetgeving van een Lid-Staat is voorzien voor bescheiden of documenten welke ter uitvoering van de wetgeving van deze Staat dienen te worden overgelegd, geldt eveneens voor overeenkomstige bescheiden of documenten welke ter uitvoering van de wetgeving van een andere Lid-Staat of van deze verordening dienen te worden overgelegd.

2.  Alle akten, documenten of bescheiden van welke aard dan ook welke voor de toepassing van deze verordening dienen te worden overgelegd, zijn vrijgesteld van legalisatie door diplomatieke of consulaire autoriteiten.

▼M1

3.  Een elektronische mededeling die onder naleving van de bepalingen van deze verordening en de toepassingsverordening door een orgaan is verstuurd, mag vanaf het moment dat het ontvangende orgaan heeft verklaard elektronische mededelingen te kunnen ontvangen door geen enkele autoriteit of door geen enkel orgaan van een andere lidstaat geweigerd worden op grond van het feit dat deze mededeling via elektronische weg werd ontvangen. Het reproduceren en opslaan van deze mededelingen wordt geacht een juiste en nauwkeurige weergave te leveren van het originele document of van de informatie waarop dat betrekking heeft, tenzij het tegendeel is bewezen.

Een elektronische mededeling wordt niet als geldig beschouwd als het computersysteem waarin de mededeling is opgeslagen niet de noodzakelijke beveiligingen bevat tegen wijziging of openbaarmaking van, of toegang tot de opgeslagen gegevens. Te allen tijde moet het mogelijk zijn de opgeslagen gegevens in een rechtstreeks leesbare vorm om te zetten. Bij de overdracht van een elektronische mededeling van het ene naar het andere orgaan dienen, in overeenstemming met de desbetreffende communautaire bepalingen, passende beveiligingsmaatregelen te worden genomen.

▼B

Artikel 86 (14)

Aanvragen, verklaringen of beroepschriften, ingediend bij een autoriteit, orgaan of rechterlijke instantie van een andere dan de bevoegde Lid-Staat

1.  Aanvragen, verklaringen of beroepschriften welke ter uitvoering van de wetgeving van een Lid-Staat binnen een bepaalde termijn moeten worden ingediend bij een autoriteit, een orgaan of een rechterlijke instantie van die Staat, zijn ontvankelijk indien zij binnen dezelfde termijn bij een overeenkomstige autoriteit, orgaan of rechterlijke instantie van een andere Lid-Staat worden ingediend. In dat geval zal de autoriteit, het orgaan of de rechterlijke instantie waaropaldus een beroepwordt gedaan, deze aanvragen, verklaringen of beroepschriften onverwijld doen toekomen aan de bevoegde autoriteit, het bevoegde orgaan of de bevoegde rechterlijke instantie van eerstbedoelde Staat, hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten. De datum waaropdie aanvragen, verklaringen of beroepschriften bij een autoriteit, een orgaan of een rechterlijke instantie van de andere Staat zijn ingediend, wordt beschouwd als de datum waaropdeze zijn ingediend bij de autoriteiten, het orgaan of de rechterlijke instantie welke bevoegd is hiervan kennis te nemen.

2.  Indien een daartoe opgrond van de wetgeving van een Lid-Staat gerechtigde een verzoek om gezinsbijslagen heeft ingediend in die Lid- Staat terwijl die niet de bij voorrang bevoegde Lid-Staat is, wordt het tijdstipvan deze eerste aanvraag beschouwd als de datum van indiening bij de bevoegde autoriteit, het bevoegde orgaan of de bevoegde rechterlijke instantie, opvoorwaarde dat in de bij voorrang bevoegde Staat een nieuwe aanvraag wordt ingediend door een daartoe op grond van de wetgeving van die Staat gerechtigde. Deze tweede aanvraag moet worden ingediend binnen een termijn van één jaar na kennisgeving van de afwijzing van de eerste aanvraag of van het staken van de uitkeringen in de eerste Lid-Staat.

Artikel 87

Geneeskundig onderzoek

1.  Het bij de wetgeving van een Lid-Staat voorziene geneeskundige onderzoek kan op verzoek van het bevoegde orgaan op het grondgebied van een andere Lid-Staat worden verricht door het orgaan van de woon- of verblijfplaats van de rechthebbende op prestaties, op de wijze als bepaald bij de in artikel 98 bedoelde toepassingsverordening of, indien hieromtrent niets bepaald is, op een tussen de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten overeengekomen wijze.

2.  Het geneeskundig onderzoek dat op de in lid 1 genoemde wijze is verricht, wordt geacht te zijn verricht op het grondgebied van de bevoegde Staat.

Artikel 88 (16)

Overmaken van op grond van deze verordening verschuldigde bedragen van de ene Lid-Staat naar de andere

Het uit de toepassing van deze verordening voortvloeiende overmaken van bedragen geschiedt eventueel krachtens de overeenkomsten welke ophet tijdstip van overmaking tussen de betrokken Lid-Staten ter zake van kracht zijn. (SIC! In voorkomende gevallen geschiedt het uit de toepassing van deze verordening voortvloeiende overmaken van bedragen krachtens de desbetreffende overeenkomsten welke tussen de betrokken Lid-Staten van kracht zijn.) Ingeval tussen twee Lid-Staten zodanige overeenkomsten niet van kracht zijn, treffen de bevoegde autoriteiten van die Staten of de autoriteiten die ter zake van het internationale betalingsverkeer bevoegd zijn, in onderling overleg de voor het overmaken noodzakelijke maatregelen.

Artikel 89

Bijzonderheden inzake toepassing van bepaalde wetgevingen

In bijlage VI worden de bijzonderheden inzake de toepassing van de wetgevingen van bepaalde Lid-Staten vermeld.

Artikel 90 (8)

. . . . . .

Artikel 91

Premies of bijdragen voor rekening van niet op het grondgebied van de bevoegde Staat gevestigde werkgevers of ondernemingen

De werkgever kan niet worden verplicht tot het betalen van verhoogde premies of bijdragen, omdat hijzelf of zijn onderneming op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat is gevestigd.

Artikel 92

Inning van premies of bijdragen

1.  Premies of bijdragen welke aan een orgaan van een Lid-Staat verschuldigd zijn, kunnen op het grondgebied van een andere Lid-Staat worden geïnd volgens de administratieve procedure en met de waarborgen en voorrechten welke van toepassing zijn op de inning van premies of bijdragen welke aan het overeenkomstige orgaan van laatstbedoelde Staat verschuldigd zijn.

2.  De wijze van toepassing van lid 1 wordt, voorzover nodig, nader geregeld bij de in artikel 98 bedoelde toepassingsverordening of door middel van overeenkomsten tussen Lid-Staten. Deze wijze van toepassing kan eveneens betrekking hebben op de inning met dwangmiddelen.

Artikel 93

Rechten van de organen welke prestaties verschuldigd zijn ten opzichte van aansprakelijke derden

1.  Indien prestaties worden genoten krachtens de wetgeving van een Lid-Staat naar aanleiding van schade welke voortvloeit uit een op het grondgebied van een andere Lid-Staat voorgevallen gebeurtenis, worden de eventuele rechten welke het orgaan, dat de prestaties verschuldigd is, heeft ten opzichte van een derde die verplicht is de schade te vergoeden, als volgt geregeld:

a) wanneer het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, krachtens de door dit orgaan toegepaste wetgeving in de rechten treedt welke de rechthebbende ten opzichte van die derde heeft, erkent elke Lid-Staat die subrogatie;

b) wanneer het orgaan dat de prestaties verschuldigd is een onmiddellijk recht ten opzichte van die derde heeft, erkent elke Lid-Staat dat recht.

2.  Indien prestaties worden genoten krachtens de wetgeving van een Lid-Staat naar aanleiding van schade welke voortvloeit uit een op het grondgebied van een andere Lid-Staat voorgevallen gebeurtenis, gelden de in genoemde wetgeving voorkomende bepalingen inhoudende in welke gevallen de werkgevers of de bij hen in dienst zijnde werknemers van de aansprakelijkheid naar burgerlijk recht ten opzichte van de rechthebbende op prestaties of ten opzichte van het bevoegde orgaan zijn ontheven.

Lid 1 is eveneens van toepassing op de eventuele rechten welke het orgaan dat de prestaties verschuldigd is, heeft ten opzichte van een werkgever of de bij deze werkgever in dienst zijnde werknemers, in de gevallen waarin zij niet van hun aansprakelijkheid zijn ontheven.

3.  Wanneer twee of meer Lid-Staten of de bevoegde autoriteiten van deze Staten overeenkomstig artikel 36, lid 3, en/of artikel 63, lid 3, een overeenkomst hebben gesloten waarbij van vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen wordt afgezien, worden de eventuele rechten ten opzichte van een aansprakelijke derde als volgt geregeld:

a) wanneer het orgaan van een Lid-Staat van de woon- of verblijfplaats prestaties verleent aan een persoon voor schade welke op het grondgebied van die Lid-Staat is ontstaan, oefent bedoeld orgaan overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling het recht van subrogatie of rechtstreekse vordering uit jegens de schadeplichtige derde;

b) voor de toepassing van het bepaalde onder a) wordt:

i) de rechthebbende op prestaties geacht te zijn aangesloten bij het orgaan van de woon- of verblijfplaats, en

ii) bedoeld orgaan aangemerkt als het orgaan dat de prestaties verschuldigd is;

c) de leden 1 en 2 blijven van toepassing ten aanzien van prestaties die niet vallen onder de in dit lid bedoelde overeenkomst waarbij wederzijds van vergoeding wordt afgezien.



TITEL VII

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 94 (7) (8) (11) (12)

Overgangsbepalingen voor werknemers

1.  Aan deze verordening kan geen enkel recht worden ontleend voor een tijdvak dat aan 1 oktober 1972 of aan de datum van haar toepassing ophet grondgebied van de betrokken Lid-Staat of opeen deel van het grondgebied van deze Staat voorafgaat.

2.  Voor de vaststelling van de aan deze verordening te ontlenen rechten wordt rekening gehouden met elk tijdvak van verzekering, alsmede eventueel met elk tijdvak van arbeid of wonen, dat krachtens de wetgeving van een Lid-Staat vóór 1 oktober 1972 of vóór de datum van haar toepassing op het grondgebied van deze Lid-Staat of op een deel van het grondgebied van deze Staat is vervuld.

3.  Onverminderd het bepaalde in lid 1 ontstaat krachtens deze verordening zelfs dan een recht, wanneer dit recht in verband staat met een gebeurtenis welke vóór 1 oktober 1972 of vóór de datum van haar toepassing op het grondgebied van de betrokken Lid-Staat of op een deel van het grondgebied van deze Staat heeft plaatsgevonden.

4.  Elke uitkering welke in verband met de nationaliteit van de betrokkene dan wel met diens woonplaats niet is vastgesteld dan wel is geschorst, wordt opverzoek van de betrokkene vastgesteld of hervat met ingang van 1 oktober 1972 of van de datum van haar toepassing op het grondgebied van de betrokken Lid-Staat of opeen deel van het grondgebied van deze Staat, mits de vroeger vastgestelde rechten niet in de vorm van een afkoopsom zijn vereffend.

5.  De rechten van de betrokkenen wier pensioen of rente vóór 1 oktober 1972 of vóór de datum van haar toepassing op het grondgebied van de betrokken Lid-Staat of opeen deel van het grondgebied van deze Staat werd vastgesteld, kunnen ophun verzoek, met inachtneming van deze verordening, worden herzien. Deze bepaling is eveneens van toepassing op de overige in artikel 78 bedoelde uitkeringen.

6.  Indien het in lid 4 of lid 5 bedoelde verzoek binnen twee jaar na 1 oktober 1972 of na de datum van haar toepassing op het grondgebied van de betrokken Lid-Staat wordt ingediend, worden de aan deze verordening te ontlenen rechten met ingang van die datum verkregen, zonder dat de bepalingen van de wetgeving van enige Lid-Staat met betrekking tot het verval of de verjaring van rechten opde betrokkenen kunnen worden toegepast.

Hetzelfde geldt voor de toepassing van deze verordening in de gebieden die op 3 oktober 1990 deel van het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland zijn geworden, voorzover het verzoek als bedoeld in lid 4 of lid 5 binnen twee jaar na 1 juni 1992 wordt ingediend.

7.  Indien het in lid 4 of lid 5 bedoelde verzoek na afloopvan de termijn van twee jaar na 1 oktober 1972 of na de datum van haar toepassing op het grondgebied van de betrokken Lid-Staat wordt ingediend, worden de niet vervallen of verjaarde rechten met ingang van de datum waarophet verzoek is ingediend, verkregen, tenzij gunstigere bepalingen van de wetgeving van enige Lid-Staat van toepassing zijn.

Hetzelfde geldt voor de toepassing van deze verordening in de gebieden die op 3 oktober 1990 deel van het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland zijn geworden, voorzover het verzoek als bedoeld in lid 4 of lid 5 na het verstrijken van een termijn van twee jaar na 1 juni 1992 wordt ingediend.

8.  In geval van sclerogene pneumoconiosis is artikel 57, lid 5, van toepassing opuitkeringen opgrond van een beroepsziekte, waarvan de lasten, door het ontbreken van een overeenkomst tussen de betrokken organen, vóór 1 oktober 1972 niet over deze organen konden worden omgeslagen.

9.  De kinderbijslagen die de in Frankrijk werkzame werknemers of de werkloze werknemers die ingevolge de Franse wetgeving een werkloosheidsuitkering ontvangen, op 15 november 1989 genieten voor hun in een andere Lid-Staat wonende gezinsleden worden doorbetaald tegen de tarieven, binnen de grenzen en volgens de regeling geldende opdie datum zolang het bedrag van die bijslagen hoger is dan het bedrag van de bijslagen die vanaf16 november 1989 verschuldigd zouden zijn en zolang opde betrokkenen de Franse wetgeving van toepassing is. Met onderbrekingen van minder dan een maand en met tijdvakken waarover uitkeringen wegens ziekte of werkloosheid werden ontvangen, wordt geen rekening gehouden.

De wijze van toepassing van dit lid, en met name de omslag van de uitgaven voor deze bijslagen, wordt in gemeen overleg door de betrokken Lid-Staten of door hun bevoegde instanties, na raadpleging van de Administratieve Commissie, vastgesteld.

10.  De rechten van de betrokkenen die vóór de inwerkingtreding van artikel 45, lid 6, de betaalbaarstelling van een pensioen hebben verkregen, kunnen op hun verzoek, met inachtneming van het bepaalde in artikel 45, lid 6, worden herzien.

Artikel 95 (6) (12)

Overgangsbepalingen voor zelfstandigen

1.  Aan deze verordening kan geen enkel recht worden ontleend voor een tijdvak dat aan 1 juli 1982 of aan de datum waaropzij van toepassing wordt ophet grondgebied van de betrokken Lid-Staat of opeen deel van het grondgebied van deze Staat voorafgaat.

2.  Voor de vaststelling van de aan deze verordening te ontlenen rechten wordt rekening gehouden met elk tijdvak van verzekering alsmede eventueel met elk tijdvak van arbeid, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, dat krachtens de wetgeving van een Lid-Staat vóór 1 juli 1982 of vóór de datum waarop deze verordening van toepassing wordt op het grondgebied van deze Lid- Staat of opeen deel van het grondgebied van deze Staat is vervuld.

3.  Onder voorbehoud van het bepaalde in lid 1, ontstaat krachtens deze verordening zelfs dan een recht, wanneer dit recht in verband staat met een gebeurtenis welke vóór 1 juli 1982 of vóór de datum waarop deze verordening van toepassing wordt op het grondgebied van de betrokken Lid-Staat of opeen deel van het grondgebied van deze Staat, heeft plaatsgevonden.

4.  Elke uitkering welke in verband met de nationaliteit van de betrokkene dan wel met diens woonplaats niet is vastgesteld dan wel is geschorst, wordt opverzoek van de betrokkene vastgesteld of hervat met ingang van 1 juli 1982 of van de datum waaropdeze verordening van toepassing wordt op het grondgebied van de betrokken Lid-Staat of opeen deel van het grondgebied van deze Staat, mits de vroeger vastgestelde rechten niet in de vorm van een afkoopsom zijn vereffend.

5.  De rechten van de betrokkenen wier pensioen of rente vóór 1 juli 1982 of vóór de datum waaropdeze verordening van toepassing wordt ophet grondgebied van de betrokken Lid-Staat of opeen deel van het grondgebied van deze Staat werd vastgesteld, kunnen ophun verzoek, met inachtneming van deze verordening, worden herzien. Deze bepaling is eveneens van toepassing op de overige in artikel 78 bedoelde uitkeringen.

6.  Indien het in lid 4 of lid 5 bedoelde verzoek binnen twee jaar na 1 juli 1982 of na de datum waaropdeze verordening van toepassing wordt ophet grondgebied van de betrokken Lid-Staat wordt ingediend, worden de aan deze verordening te ontlenen rechten met ingang van die datum verkregen, zonder dat de bepalingen van de wetgeving van enige Lid-Staat met betrekking tot het verval of de verjaring van rechten opde betrokkenen kunnen worden toegepast.

Hetzelfde geldt voor de toepassing van deze verordening in de gebieden die op 3 oktober 1990 deel van het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland zijn geworden, voor over het verzoek als bedoeld in lid 4 of lid 5 binnen twee jaar na 1 juni 1992wordt ingediend.

Artikel 95 bis (11)

Overgangsbepalingen voor de toepassing van Verordening (EEG) nr. 1248/ 92  ( 3 )

1.  Aan Verordening (EEG) nr. 1248/92 kan geen enkel recht worden ontleend voor een tijdvak dat aan 1 juni 1992 voorafgaat.

2.  Voor de bepaling van de aan Verordening (EEG) nr. 1248/92 te ontlenen rechten wordt rekening gehouden met elk tijdvak van verzekering of van wonen dat krachtens de wetgeving van een Lid-Staat vóór 1 juni 1992 is vervuld.

3.  Onverminderd het bepaalde in lid 1 ontstaat krachtens Verordening (EEG) nr. 1248/92 zelfs dan een recht, wanneer dit recht in verband staat met een gebeurtenis welke vóór 1 juni 1992 heeft plaatsgevonden.

4.  De rechten van de betrokkenen wier pensioen vóór 1 juni 1992 werd vastgesteld, kunnen ophun verzoek met inachtneming van Verordening (EEG) nr. 1248/92 worden herzien.

5.  Indien het in lid 4 bedoelde verzoek binnen twee jaar na 1 juni 1992 wordt ingediend, worden de aan Verordening (EEG) nr. 1248/92 te ontlenen rechten met ingang van die datum verkregen, zonder dat de bepalingen van de wetgeving van enige Lid-Staat met betrekking tot het verval of de verjaring van rechten op de betrokkenen kunnen worden toegepast.

6.  Indien het in lid 4 bedoelde verzoek na afloopvan de termijn van twee jaar na 1 juni 1992 wordt ingediend, worden de niet vervallen of verjaarde rechten met ingang van de datum waarophet verzoek is ingediend verkregen, tenzij gunstigere bepalingen van de wetgeving van enige Lid-Staat van toepassing zijn.

Artikel 95 ter (14)

Overgangsbepalingen voor de toepassing van Verordening (EEG) nr. 1247/ 92  ( 4 )

1.  Verordening (EEG) nr. 1247/92 opent geen rechten ten aanzien van tijdvakken vóór 1 juni 1992.

2.  De tijdvakken van wonen of van beroepswerkzaamheden als werknemer of zelfstandige die vóór 1 juni 1992 ophet grondgebied van een Lid-Staat zijn vervuld, worden in aanmerking genomen voor de vaststelling van de aanspraken overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1247/92.

3.  Behoudens het bepaalde in lid 1, ontstaan er krachtens Verordening (EEG) nr. 1247/92 ook dan rechten, wanneer zij in verband staan met een gebeurtenis welke vóór 1 juni 1992 heeft plaatsgevonden.

4.  Alle bijzondere, niet op premies of bijdragen berustende prestaties die opgrond van de nationaliteit van de belang hebbende geweigerd dan wel geschorst zijn, worden opdiens verzoek met ingang van 1 juni 1992 toegekend of hervat, mits de vroegere rechten niet in de vorm van een afkoopsom zijn vereffend.

5.  De rechten van personen wier pensioen vóór 1 juni 1992 is vastgesteld, kunnen ophun verzoek worden herzien om rekening te houden met Verordening (EEG) nr. 1247/92.

6.  Indien het in lid 4 of lid 5 bedoelde verzoek wordt ingediend binnen twee jaar te rekenen vanaf 1 juni 1992, worden de uit Verordening (EEG) nr. 1247/92 voortvloeiende rechten met ingang van die datum verkregen, zonder dat de bepalingen van de wetgeving van enige Lid-Staat met betrekking tot het verval of de verjaring van de rechten aan de betrokkene kunnen worden tegengeworpen.

7.  Indien het in lid 4 of lid 5 bedoelde verzoek na afloopvan twee jaar te rekenen vanaf 1 juni 1992 wordt ingediend, worden de rechten die niet vervallen of verjaard zijn, verkregen met ingang van de datum waarophet verzoek is ingediend, tenzij er gunstiger bepalingen van de wetgeving van enige Lid-Staat van toepassing zijn.

8.  De toepassing van artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 1247/92 mag niet leiden tot de intrekking van prestaties die vóór 1 juni 1992 door de bevoegde organen van de Lid-Staten werden toegekend uit hoofde van titel III van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en waarop artikel 10 van laatstgenoemde verordening van toepassing is.

9.  De toepassing van artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 1247/92 mag niet leiden tot afwijzing van de aanvraag voor een bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestatie ter aanvulling van een pensioen, die is ingediend door een belanghebbende die vóór 1 juni 1992 voldeed aan de voorwaarden voor verlening van deze prestatie, ook al heeft de betrokkene zijn woonplaats op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat, op voorwaarde dat de aanvraag voor die prestatie wordt ingediend binnen vijf jaar te rekenen vanaf 1 juni 1992.

10.  Onverminderd het bepaalde in lid 1 wordt een bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestatie ter aanvulling van een pensioen, die is geweigerd dan wel is geschorst op grond van de omstandigheid dat de belanghebbende zijn woonplaats heeft op het grondgebied van een andere dan de bevoegde Lid-Staat, op verzoek van de belanghebbende vanaf 1 juni 1992 toegekend of hervat, in het eerste geval vanaf de datum waaropde prestatie diende te worden toegekend, en in het tweede geval vanaf de datum van de schorsing van de prestatie.

11.  Indien de bijzondere, niet opp remie- of bijdragebetaling berustende prestaties zoals bedoeld in artikel 4, lid 2 bis, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 voor een zelfde tijdvak en voor dezelfde persoon kunnen worden toegekend uit hoofde van artikel 10 bis van die verordening door het bevoegde orgaan van de Lid-Staat waar de betrokkene woont, en uit hoofde van de leden 1 tot en met 10 van dit artikel door het bevoegde orgaan van een andere Lid-Staat, mag het bedrag dat wordt verkregen door cumulatie van deze prestaties niet hoger zijn dan het bedrag van de hoogste bijzondere prestatie waarop de betrokkene recht zou hebben uit hoofde van één van deze wettelijke regelingen.

12.  De toepassingsbepalingen van lid 11, inzonderheid wat betreft de bepalingen inzake vermindering, schorsing of intrekking die zijn opgenomen in de wetgeving van een of meer Lid-Staten en de toekenning van aanvullingen ten belope van het verschilbedrag, worden vastgesteld bij besluit van de Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers en, in voorkomend geval, in onderling overleg tussen de betrokken Lid-Staten of hun bevoegde autoriteiten.

▼M3

Artikel 95 quater

Overgangsbepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1606/98

1.  Aan Verordening (EG) nr. 1606/98 ( 5 ) kan geen enkel recht worden ontleend voor een tijdvak dat aan 25 oktober 1998 voorafgaat.

2.  Voor de vaststelling van de aan Verordening (EG) nr. 1606/98 te ontlenen rechten wordt rekening gehouden met elk tijdvak van verzekering alsmede, in voorkomend geval, met elk tijdvak van arbeid, van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden of van wonen, dat krachtens de wetgeving van een lidstaat vóór 25 oktober 1998 is vervuld.

3.  Onverminderd lid 1 kunnen aan Verordening (EG) nr. 1606/98 ook rechten worden ontleend die verband houden met een gebeurtenis welke vóór 25 oktober 1998 plaatsvond.

4.  Elke uitkering welke in verband met de nationaliteit van de betrokkene dan wel met diens woonplaats niet is vastgesteld dan wel is geschorst, wordt op verzoek van de betrokkene vastgesteld of hervat met ingang van 25 oktober 1998, mits de vroeger vastgestelde rechten niet in de vorm van een afkoopsom zijn vereffend.

5.  De rechten van de betrokkenen wier pensioen of rente vóór 25 oktober 1998 werd vastgesteld, kunnen op hun verzoek, met inachtneming van Verordening (EG) nr. 1606/98, worden herzien. Deze bepaling geldt tevens voor de andere in de artikelen 78 en 79 bedoelde uitkeringen, voorzover zij van toepassing is op de artikelen 78 en 79 bis.

6.  Indien het in lid 4 of lid 5 bedoelde verzoek binnen twee jaar na 25 oktober 1998 wordt ingediend, worden de aan Verordening (EG) nr. 1606/98 te ontlenen rechten met ingang van die datum verkregen, zonder dat de bepalingen van de wetgeving van enige lidstaat met betrekking tot het verval of de verjaring van de rechten op de betrokkenen kunnen worden toegepast.

7.  Indien het in lid 4 of lid 5 bedoelde verzoek na afloop van een termijn van twee jaar na 25 oktober 1998 wordt ingediend, worden de niet vervallen of verjaarde rechten verkregen met ingang van de datum waarop het verzoek is ingediend, tenzij gunstiger wettelijke bepalingen van enige lidstaat van toepassing zijn.

▼M4

Artikel 95 quinquies

Overgangsbepalingen voor studenten

1.  Studenten, hun gezinsleden en hun nabestaanden kunnen aan deze verordening geen enkel recht ontlenen voor een tijdvak vóór 1 mei 1999.

2.  Voor de vaststelling van de aan deze verordening te ontlenen rechten wordt rekening gehouden met elk tijdvak van verzekering alsmede, eventueel, met elk tijdvak van arbeid, van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden of van wonen, dat krachtens de wetgeving van een lidstaat vóór 1 mei 1999 is vervuld.

3.  Onverminderd lid 1 kunnen aan deze verordening ook rechten worden ontleend die verband houden met een gebeurtenis van vóór 1 mei 1999.

4.  Elke uitkering die niet is vastgesteld of die geschorst is in verband met de nationaliteit van de betrokkene of met diens woonplaats, wordt op verzoek van de betrokkene vastgesteld of hervat met ingang van 1 mei 1999, mits de vroeger vastgestelde rechten niet in de vorm van een afkoopsom vereffend zijn.

5.  Indien het in lid 4 bedoelde verzoek binnen twee jaar na 1 mei 1999 wordt ingediend, worden de rechten die studenten, hun gezinsleden en hun nabestaanden aan deze verordening ontlenen met ingang van die datum verkregen, zonder dat de bepalingen van de wetgeving van enige lidstaat met betrekking tot het verval of de verjaring van de rechten op de betrokkenen toegepast kunnen worden.

6.  Indien het in lid 4 bedoelde verzoek na afloop van een termijn van twee jaar na 1 mei 1999 wordt ingediend, worden de niet vervallen of verjaarde rechten verkregen met ingang van de datum waarop het verzoek is ingediend, tenzij gunstiger wettelijke bepalingen van enige lidstaat van toepassing zijn.

▼M5

Artikel 95 sexies

Overgangsbepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1399/1999  ( 6 )

1.  Verordening (EG) nr. 1399/1999 is van toepassing op rechten van wezen van wie de ouder aan wie de wees zijn recht op bijslag ontleent, na 1 september 1999 is overleden.

2.  Voor de vaststelling van de aan Verordening (EG) nr. 1399/1999 te ontlenen rechten wordt ook rekening gehouden met elk tijdvak van verzekering en van wonen dat krachtens de wetgeving van een lidstaat vóór 1 september 1999 is vervuld.

3.  De rechten van wezen van wie de ouder aan wie zij hun recht op bijslag ontlenen, vóór 1 september 1999 is overleden, kunnen op verzoek overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1399/1999 worden herzien.

4.  Indien het in lid 3 bedoelde verzoek binnen twee jaar na 1 september 1999 wordt ingediend, worden de aan Verordening (EG) nr. 1399/1999 te ontlenen rechten met ingang van die datum verkregen, zonder dat de bepalingen van de wetgeving van enige lidstaat met betrekking tot het verval of de verjaring van de rechten op de betrokkenen kunnen worden toegepast.

5.  Indien het in lid 3 bedoelde verzoek na afloop van een termijn van twee jaar na 1 september 1999 wordt ingediend, worden de niet vervallen of verjaarde rechten verkregen met ingang van de datum waarop het verzoek is ingediend, tenzij gunstiger wettelijke bepalingen van enige lidstaat van toepassing zijn.

▼M8

Artikel 95 septies

Overgangsbepalingen met betrekking tot bijlage II, sectie I, rubrieken „D. DUITSLAND” en „R. OOSTENRIJK”.

1.  Aan bijlage II, sectie I, rubriek „D. DUITSLAND” en „R. OOSTENRIJK”, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 647/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 13 april 2005 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 ( 7 ) kan geen enkel recht worden ontleend voor de periode voorafgaand aan 1 januari 2005.

2.  Voor de vaststelling van de aan deze verordening te ontlenen rechten wordt rekening gehouden met elk tijdvak van verzekering, alsmede eventueel met elk tijdvak van arbeid, werkzaamheden anders dan in loondienst of wonen, dat krachtens de wetgeving van een lidstaat vóór 1 januari 2005 is vervuld.

3.  Onverminderd het bepaalde in lid 1 ontstaat krachtens deze verordening zelfs dan een recht, wanneer dit recht in verband staat met een gebeurtenis die vóór 1 januari 2005 heeft plaatsgevonden.

4.  Elke uitkering welke in verband met de nationaliteit van de betrokkene dan wel met diens woonplaats niet is vastgesteld dan wel is geschorst, wordt op verzoek van de betrokkene vastgesteld of hervat met ingang van 1 januari 2005, mits de vroeger vastgestelde rechten niet in de vorm van een afkoopsom zijn vereffend.

5.  De rechten van de betrokkenen wier pensioen of rente vóór 1 januari 2005 werd vastgesteld, kunnen op hun verzoek, met inachtneming van deze verordening, worden herzien. Deze bepaling is eveneens van toepassing op de overige in artikel 78 bedoelde uitkeringen.

6.  Indien het in lid 4 of lid 5 bedoelde verzoek binnen twee jaar na 1 januari 2005 wordt ingediend, worden de rechten die uit deze verordening voortvloeien met ingang van die datum verkregen, zonder dat de bepalingen van de wetgeving van enige lidstaat met betrekking tot het verval of de verjaring van rechten op de betrokkenen kunnen worden toegepast.

7.  Indien het in lid 4 of lid 5 bedoelde verzoek na afloop van de termijn van twee jaar na 1 januari 2005 wordt ingediend, worden de niet vervallen of verjaarde rechten met ingang van de datum waarop het verzoek is ingediend, verkregen, tenzij gunstigere bepalingen van de wetgeving van enige lidstaat van toepassing zijn.

Artikel 95 octies

Overgangsbepalingen betreffende de schrapping van de vermelding in bijlage II bis van de Oostenrijkse bijstand (Pflegegeld).

In het geval van de verzoeken om bijstand uit hoofde van de federale Oostenrijkse bijstandswet (Bundespflegegeldgesetz) die uiterlijk op 8 maart 2001 zijn ingediend, blijft deze bepaling op grond van artikel 10 bis, lid 3, van deze verordening van toepassing zolang de begunstigde van de bijstand na 8 maart 2001 in Oostenrijk blijft wonen.

▼B

Artikel 96

Overeenkomsten betreffende de vergoeding tussen organen

De overeenkomsten die op grond van artikel 36, lid 3, artikel 63, lid 3, en artikel 70, lid 3, vóór 1 juli 1982 zijn gesloten, zijn eveneens van toepassing op personen tot wie de werkingssfeer van deze verordening met ingang van die datum is uitgebreid, behoudens wanneer één van de Lid-Staten die bij deze overeenkomsten partij zijn zich daartegen verzet.

Dit verzet heeft alleen rechtsgevolg wanneer de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat vóór 1 oktober 1983 daarvan mededeling doet aan de bevoegde autoriteit van de andere betrokken Lid-Staat of Lid-Staten. Een kopie van deze mededeling wordt gezonden aan de Administratieve Commissie.

Artikel 97

Kennisgevingen betreffende sommige bepalingen

1.  De in artikel 1, onder j), artikel 5 en artikel 8, lid 2, bedoelde kennisgevingen worden aan de Voorzitter van de Raad gericht. In deze kennisgevingen wordt de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende wetten en stelsels vermeld of, wanneer het de in artikel 1, onder j), bedoelde kennisgevingen betreft, de datum met ingang waarvan deze verordening van toepassing zal zijn op de stelsels welke in de verklaringen van de Lid-Staten worden genoemd.

2.  De overeenkomstig lid 1 ontvangen kennisgevingen worden bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 98

Toepassingsverordening

De wijze van toepassing van deze verordening wordt bij een latere verordening vastgesteld.




BIJLAGE I (A) (B) (8) (9) (13) (14) (15)

PERSONELE WERKINGSSFEER VAN DE VERORDENING

I.    Werknemers en/of zelfstandigen (Artikel 1, onder a), ii), en iii), van de verordening)

A. BELGIË

Niet van toepassing.

▼M10

B. BULGARIJE

Als zelfstandige in de zin van artikel 1, onder a), ii), van de verordening wordt aangemerkt ieder die werkt zonder arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 4, lid 3, punt 5 en punt 6, van de socialezekerheidswet.

▼M10

C. TSJECHIË

Niet van toepassing.

▼M10

D. DENEMARKEN

1. Als werknemer in de zin van artikel 1, onder a), ii), van de verordening wordt aangemerkt ieder op wie uit hoofde van de uitoefening van werkzaamheden in loondienst van toepassing is:

a) voor de periode tot 1 september 1977: de wetgeving inzake arbeidsongevallen en beroepsziekten;

b) voor de periode vanaf 1 september 1977: de aanvullende pensioenregeling voor werknemers (arbejdsmarkedets tillaegspension, ATP).

2. Als zelfstandige in de zin van artikel 1, onder a), ii), van de verordening wordt aangemerkt degene die, uit hoofde van de wet inzake dagvergoedingen in geval van ziekte of moederschap, recht heeft op deze uitkeringen op basis van een ander beroepsinkomen dan loon.

▼M10

E. DUITSLAND

Wanneer een Duits orgaan bevoegd is voor de toekenning van gezinsbijlagen overeenkomstig hoofdstuk 7 van titel III van de verordening, wordt in de zin van artikel 1, onder a), ii), van de verordening aangemerkt:

a) als werknemer, degene die verplicht verzekerd is tegen werkloosheid of degene die, aansluitend op deze verzekering, uitkeringen van de ziekteverzekering of soortgelijke uitkeringen verkrijgt, ►M5  of elke gevestigde ambtenaar die een salaris ontvangt in verhouding tot zijn/haar ambtenarenstatus dat tenminste gelijk is aan het salaris dat, in het geval van een werknemer, zou leiden tot een verplichte werkloosheidsverzekering; ◄

b) als zelfstandige, degene die werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent en die verplicht is:

 zich te verzekeren of bij te dragen voor het ouderdomsrisico in een stelsel voor zelfstandigen, of

 zich te verzekeren in het kader van de verplichte pensioenverzekering.

▼M10

F. ESTLAND

Niet van toepassing.

▼M10

G. GRIEKENLAND

1. Als werknemers in de zin van artikel 1, onder a), iii), van de verordening worden aangemerkt degenen die zijn verzekerd in het kader van het OGA-stelsel, die uitsluitend in loondienst werkzaam zijn of die aan de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat onderworpen zijn of zijn geweest en die dientengevolge de hoedanigheid van werknemer in de zin van artikel 1, onder a), van de verordening hebben of gehad hebben.

2. Voor de uitkering van de kinderbijslag van het nationale stelsel worden als werknemers in de zin van artikel 1, onder a), ii), van de verordening aangemerkt de in artikel 1, onder a), i) en iii), van de verordening bedoelde personen.

▼M10

H. SPANJE

Niet van toepassing.

▼M10

I. FRANKRIJK

Indien een Franse instelling bevoegd is voor de toekenning van de gezinsbijslagen overeenkomstig titel III, hoofdstuk 7, van de verordening:

1. wordt als werknemer in de zin van artikel 1, onder a), ii), van de verordening beschouwd, elke persoon die verplicht bij de sociale zekerheid aangesloten is overeenkomstig artikel L 311-2 van de „Code de la Sécurité Sociale”, en die voldoet aan de minimumvoorwaarden inzake activiteit en bezoldiging die in artikel L 313-1 van de „Code de la Sécurité Sociale” zijn vastgesteld om in aanmerking te komen voor uitkeringen in het kader van de ziekteverzekering, geboorte-uitkeringen, invaliditeitsuitkeringen, dan wel de persoon die genoemde uitkeringen geniet;

2. wordt als zelfstandige in de zin van artikel 1, onder a), ii), van de verordening beschouwd, elke persoon die een activiteit anders dan in loondienst uitoefent en verplicht is zich tegen het ouderdomsrisico te verzekeren bij een stelsel voor zelfstandigen en daarvoor bijdragen te betalen.

▼M10

J. IERLAND

▼M12

1. Als werknemer in de zin van artikel 1, onder a), ii), van de verordening wordt aangemerkt degene die verplicht of vrijwillig verzekerd is overeenkomstig de bepalingen van de afdelingen 12, 24 en 70 van de geconsolideerde wet op de sociale bescherming van 2005 (Social Welfare Consolidation Act 2005).

2. Als zelfstandige in de zin van artikel 1, onder a), ii), van de verordening wordt aangemerkt degene die verplicht of vrijwillig verzekerd is overeenkomstig de bepalingen van de afdelingen 20 en 24 van de geconsolideerde wet op de sociale bescherming van 2005 (Social Welfare Consolidation Act 2005).

▼M10

K. ITALIË

Niet van toepassing.

▼M10

L. CYPRUS

Niet van toepassing.

▼M10

M. LETLAND

Niet van toepassing.

▼M10

N. LITOUWEN

Niet van toepassing.

▼M10

O. LUXEMBURG

Niet van toepassing.

▼M10

P. HONGARIJE

Niet van toepassing.

▼M10

Q. MALTA

Als zelfstandige in de zin van artikel 1, onder a), ii), van de verordening wordt aangemerkt, een „self-employed person” dan wel een „self-occupied person” in de zin van de Socialezekerheidswet (Hoofdstuk 318) van 1987.

▼M10

R. NEDERLAND

Als zelfstandige in de zin van artikel 1, onder a), ii), van de verordening wordt aangemerkt degene die anders dan in dienstbetrekking zijn beroepswerkzaamheden uitoefent.

▼M10

S. OOSTENRIJK

Niet van toepassing.

▼M10

T. POLEN

Niet van toepassing.

▼M10

U. PORTUGAL

Niet van toepassing.

▼M10

V. ROEMENIË

Niet van toepassing.

▼M10

W. SLOVENIË

Niet van toepassing.

▼M10

X. SLOWAKIJE

Niet van toepassing.

▼M10

Y. FINLAND

Als werknemer of zelfstandige in de zin van artikel 1, onder a), ii), van de verordening wordt aangemerkt ieder die werknemer of zelfstandige is in de zin van de wetgeving inzake de werknemerspensioenregeling.

▼M10

Z. ZWEDEN

Personen die betaalde werkzaamheden verrichten en op dit inkomen zelf hun premies betalen overeenkomstig hoofdstuk 3, lid 3, van de Wet op de sociale premies (2000:980) worden als zelfstandigen beschouwd.

▼M10

AA. VERENIGD KONINKRIJK

Als werknemer of als zelfstandige in de zin van artikel 1, onder a), ii), van de verordening wordt aangemerkt ieder die in de zin van de wettelijke regeling van Groot-Brittannië of van Noord-Ierland werknemer (employed earner) of zelfstandige (self-employed earner) is en ieder voor wie als werknemer (employed person) of zelfstandige (self-employed person) in de zin van de wettelijke regeling van Gibraltar bijdragen moeten worden betaald.

II.    Gezinsleden (Artikel 1, onder f), tweede zin, van de verordening)

A. BELGIË

Niet van toepassing.

▼M10

B. BULGARIJE

Niet van toepassing.

▼M10

C. TSJECHIË

Voor de vaststelling van het recht op verstrekkingen op grond van hoofdstuk 1 van Titel III van de verordening wordt onder „gezinslid” een echtgenoot en/of een kind ten laste verstaan als gedefinieerd in Wet nr. 117/1995 Sb. betreffende het overheidsstelsel van sociale bijstand.

▼M10

D. DENEMARKEN

Voor de vaststelling van het recht op verstrekkingen bij ziekte en moederschap op grond van artikel 22, lid 1, letter a)), en van artikel 31 van de verordening wordt met de uitdrukking „gezinslid” bedoeld:

1. de echtgenoot/echtgenote van een werknemer, een zelfstandige of een ander persoon die volgens de verordening de hoedanigheid van rechthebbende bezit, voorzover hij of zij niet uit eigen naam reeds de hoedanigheid van rechthebbende in de zin van deze verordening bezit

2. of een kind van minder dan 18 jaar dat zich bevindt onder de hoede van een persoon die volgens deze verordening de hoedanigheid van rechthebbende bezit.

▼M10

E. DUITSLAND

Niet van toepassing.

▼M10

F. ESTLAND

Niet van toepassing.

▼M10

G. GRIEKENLAND

Niet van toepassing.

▼M10

H. SPANJE

Niet van toepassing.

▼M10

I. FRANKRIJK

Voor de vaststelling van het recht op gezinsbijslagen heeft de uitdrukking „gezinslid” betrekking op alle in artikel L 512-3 van het Wetboek van sociale zekerheid genoemde personen.

▼M10

J. IERLAND

Voor de vaststelling van het recht op verstrekkingen bij ziekte en moederschap op grond van de verordening, wordt onder „gezinslid” verstaan eenieder die voor de toepassing van de Health ACTS (volksgezondheidswetgeving) van 1947 tot en met 2004 wordt aangemerkt als persoon ten laste van de werknemer of de zelfstandige.

▼M10

K. ITALIË

Niet van toepassing.

▼M10

L. CYPRUS

Niet van toepassing.

▼M10

M. LETLAND

Voor de vaststelling van het recht op verstrekkingen op grond van hoofdstuk 1 van Titel III van de verordening wordt onder „gezinslid” een echtgenoot, of kind jonger dan 18 jaar verstaan.

▼M10

N. LITOUWEN

Voor de vaststelling van het recht op verstrekkingen op grond van hoofdstuk 1 van Titel III van de verordening wordt onder „gezinslid” een echtgenoot, of kind jonger dan 18 jaar verstaan.

▼M10

O. LUXEMBURG

Niet van toepassing.

▼M10

P. HONGARIJE

Voor de vaststelling van het recht op verstrekkingen overeenkomstig de bepalingen van titel III, hoofdstuk 1, van de verordening wordt onder „gezinslid” verstaan een echtgenoot of kind ten laste in de zin van artikel 685, onder b), van het Burgerlijk Wetboek.

▼M10

Q. MALTA

Niet van toepassing.

▼M10

R. NEDERLAND

Voor de vaststelling van het recht op prestaties op grond van de hoofdstukken 1 en 4 van Titel III van de verordening wordt onder „gezinslid” een echtgenoot, geregistreerde partner of kind jonger dan 18 jaar verstaan.

▼M10

S. OOSTENRIJK

Niet van toepassing.

▼M10

T. POLEN

Niet van toepassing.

▼M10

U. PORTUGAL

Niet van toepassing.

▼M10

V. ROEMENIË

Voor de vaststelling van het recht op verstrekkingen op grond van hoofdstuk 1 van Titel III van de verordening wordt onder „gezinslid” een echtgenoot, een ouder ten laste, of een kind jonger dan 18 jaar (of een kind jonger dan 26 jaar en ten laste) verstaan.

▼M10

W. SLOVENIË

Niet van toepassing.

▼M10

X. SLOWAKIJE

Voor de vaststelling van het recht op verstrekkingen op grond van hoofdstuk 1 van titel III van de verordening wordt onder „gezinslid” een echtgenoot en/of een kind ten laste verstaan zoals gedefinieerd in de Wet betreffende kinderbijslag.

▼M10

Y. FINLAND

Voor de vaststelling van het recht op verstrekkingen op grond van hoofdstuk I van Titel III van de verordening wordt onder „gezinslid” een echtgenoot of kind verstaan als gedefinieerd in de Wet op de ziekteverzekering.

▼M10

Z. ZWEDEN

Voor de vaststelling van het recht op verstrekkingen op grond van hoofdstuk I van Titel III van de verordening wordt onder „gezinslid” een echtgenoot, of kind jonger dan 18 jaar verstaan.

▼M10

AA. VERENIGD KONINKRIJK

Voor de vaststelling van het recht op verstrekkingen wordt onder „gezinslid” verstaan:

1. in de zin van de wettelijke regelingen van Groot-Brittannië en van Noord-Ierland:

1. de echtgeno(o)t(e), op voorwaarde dat

a) deze, ongeacht of het een werknemer of zelfstandige dan wel een andere rechthebbende in de zin van deze verordening betreft,

i) met zijn/haar echtgeno(o)t(e) samenwoont of

ii) bijdraagt in het levensonderhoud van laatstgenoemde,

en

b) de echtgeno(o)t(e)

i) geen inkomen heeft als werknemer, zelfstandige of rechthebbende in de zin van deze verordening.

ii) geen prestaties van de sociale zekerheid of een pensioen uit hoofde van zijn/haar eigen verzekering geniet;

2. een persoon die een kind verzorgt, op voorwaarde dat

a) de werknemer, de zelfstandige of een andere rechthebbende in de zin van deze verordening

i) met die persoon als man of vrouw samenleeft, of

ii) bijdraagt in het onderhoud van die persoon,

en

b) de betrokken persoon

i) geen inkomen heeft als werknemer, zelfstandige of rechthebbende in de zin van de verordening, noch

ii) prestaties van de sociale zekerheid of een pensioen uit hoofde van zijn/haar verzekering geniet;

3. een kind waarvoor de persoon, de werknemer, de zelfstandige of andere rechthebbende in de zin van deze verordening kinderbijslag ontvangt of zou kunnen ontvangen;

2. in de zin van de wettelijke regeling van Gibraltar:

iedere persoon die ingevolge de Group Practice Scheme Ordinance van 1973 als gezinslid wordt beschouwd.




BIJLAGE II (A) (B) (8) (10) (15)

(Artikel 1, onder j) en u), van de verordening)

I.   Bijzondere stelsels voor zelfstandigen welke van de werkingssfeer van de verordening zijn uitgesloten krachtens artikel 1, onder j), vierde alinea

A. BELGIË

Niet van toepassing.

▼M10

B. BULGARIJE

Niet van toepassing.

▼M10

C. TSJECHIË

Niet van toepassing.

▼M10

D. DENEMARKEN

Niet van toepassing.

▼M10

E. DUITSLAND

Niet van toepassing.

▼M10

F. ESTLAND

Niet van toepassing.

▼M10

G. GRIEKENLAND

Niet van toepassing.

▼M10

H. SPANJE

▼M1

1. De zelfstandigen als bedoeld in artikel 10, lid 2, letter c), van de herziene tekst van de algemene wet op de sociale zekerheid (Koninklijk Wetgevend Decreet 1/1994 van 20 juni 1994) en van artikel 3 van Decreet 2530/1970 van 20 augustus 1970, betreffende het speciale stelsel voor zelfstandigen (Régimen Especial de los Trabajadores Autónomos) die lid worden van een beroepsvereniging en zich aansluiten bij het onderling ziekenfonds dat opgericht is door deze beroepsvereniging, in plaats van zich bij het speciale stelsel van sociale zekerheid voor zelfstandigen aan te melden.

▼B

2. Stelsel van voorzorg en/of met het karakter van sociale bijstand of liefdadigheid, beheerd door organen die niet zijn onderworpen aan de Algemene Wet betreffende de sociale zekerheid of aan de wet van 6 december 1941.

▼M10

I. FRANKRIJK

Aanvullende uitkeringsstelsels voor zelfstandigen in handwerks-, industriële of commerciële beroepen of de vrije beroepen, aanvullende ouderdomspensioenregelingen voor zelfstandigen in de vrije beroepen, aanvullende invaliditeits- of overlijdensverzekeringen voor zelfstandigen in de vrije beroepen, en aanvullende ouderdomspensioenregelingen voor artsen en andere werkers in de gezondheidszorg die in dienstverband werkzaam zijn, als respectievelijk bedoeld in de artikelen L 615-20, L 644-1, L 644-2, L 645-1 en L 723-14 van het Wetboek van Sociale Zekerheid.

▼M10

J. IERLAND

Niet van toepassing.

▼M10

K. ITALIË

Niet van toepassing.

▼M10

L. CYPRUS

1. Pensioenstelsel voor artsen in een privépraktijk, ingesteld op grond van de Artsenbesluiten (Pensioenen en toelagen) van 1999 (P.I. 295/99) uitgevaardigd op grond van de Geneeskundewet (Associaties, tucht en pensioenfonds) van 1967 (Wet 16/67), als gewijzigd.

2. Pensioenstelsel voor advocaten, ingesteld op grond van de Advocatenbesluiten (Pensioenen en toelagen) van 1966 (P.I. 642/66), als gewijzigd, uitgevaardigd op grond van de Advocatenwet, Hoofdstuk 2, als gewijzigd.

▼M10

M. LETLAND

Niet van toepassing.

▼M10

N. LITOUWEN

Niet van toepassing.

▼M10

O. LUXEMBURG

Niet van toepassing.

▼M10

P. HONGARIJE

Niet van toepassing.

▼M10

Q. MALTA

Niet van toepassing.

▼M10

R. NEDERLAND

Niet van toepassing.

▼M10

S. OOSTENRIJK

Niet van toepassing.

▼M10

T. POLEN

Niet van toepassing.

▼M10

U. PORTUGAL

Niet van toepassing.

▼M10

V. ROEMENIË

Niet van toepassing.

▼M10

W. SLOVENIË

Niet van toepassing.

▼M10

X. SLOWAKIJE

Niet van toepassing.

▼M10

Y. FINLAND

Niet van toepassing.

▼M10

Z. ZWEDEN

Niet van toepassing.

▼M10

AA. VERENIGD KONINKRIJK

Niet van toepassing.

II.   Bijzondere uitkeringen bij geboorte of adoptie die krachtens artikel 1, letter u), onder i),,) zijn uitgesloten van de werkingssfeer

A. BELGIË

a) De uitkering bij geboorte.

b) Adoptiepremie.

▼M10

B. BULGARIJE

Uitkering ineens bij bevalling (Wet inzake gezinsbijslagen voor kinderen).

▼M10

C. TSJECHIË

Uitkering bij geboorte.

▼M10

D. DENEMARKEN

Geen.

▼M10

E. DUITSLAND

Geen.

▼M10

F. ESTLAND

a) Uitkering bij geboorte.

b) Uitkering bij adoptie.

▼M10

G. GRIEKENLAND

Geen.

▼M10

H. SPANJE

Uitkeringen bij geboorte (Uitkeringen in de vorm van een eenmalig bedrag voor de geboorte van het derde en de volgende kinderen en uitkeringen in de vorm van een eenmalig bedrag bij een meervoudige geboorte).

▼M10

I. FRANKRIJK

Geboorte- of adoptietoelage van de prestaties bij geboorte en bij adoptie (prestation d'accueil du jeune enfant — PAJE).

▼M10

J. IERLAND

Geen.

▼M10

K. ITALIË

Geen.

▼M10

L. CYPRUS

Geen.

▼M10

M. LETLAND

a) Geboortetoelage.

b) Uitkering bij adoptie van een kind.

▼M10

N. LITOUWEN

Geboortetoelage.

▼M10

O. LUXEMBURG

a) De zwangerschapsuitkeringen.

b) De uitkeringen bij geboorte.

▼M10

P. HONGARIJE

Moederschapstoelage.

▼M10

Q. MALTA

Geen.

▼M10

R. NEDERLAND

Geen.

▼M10

S. OOSTENRIJK

Geen

▼M10

T. POLEN

Eenmalige geboortetoelage (Wet inzake gezinstoeslagen).

▼M10

U. PORTUGAL

Geen.

▼M10

V. ROEMENIË

Uitkering bij geboorte.

▼M10

W. SLOVENIË

Geboortetoelage.

▼M10

X. SLOWAKIJE

Uitkering bij geboorte.

▼M10

Y. FINLAND

Het moederschapspakket, de uitkering ineens bij bevalling en de uitkering ineens ter vergoeding van de kosten van internationale adoptie op grond van de Wet inzake de uitkering bij bevalling.

▼M10

Z. ZWEDEN

Geen.

▼M10

AA. VERENIGD KONINKRIJK

Geen.

III.   Bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties in de zin van artikel 4, lid 2 ter, die niet binnen de werkingssfeer van de verordening vallen

A. BELGIË

Geen.

▼M10

B. BULGARIJE

Geen.

▼M10

C. TSJECHIË

Geen.

▼M10

D. DENEMARKEN

Geen.

▼M10

E. DUITSLAND

a) De uit hoofde van de wetgeving van de deelstaten aan gehandicapten, met name blinden, verstrekte prestaties.

▼M8 —————

▼M10

F. ESTLAND

Geen.

▼M10

G. GRIEKENLAND

Geen.

▼M10

H. SPANJE

Geen.

▼M10

I. FRANKRIJK

Geen.

▼M10

J. IERLAND

Geen.

▼M10

K. ITALIË

Geen.

▼M10

L. CYPRUS

Geen.

▼M10

M. LETLAND

Geen.

▼M10

N. LITOUWEN

Geen.

▼M10

O. LUXEMBURG

Geen.

▼M10

P. HONGARIJE

Geen.

▼M10

Q. MALTA

Geen.

▼M10

R. NEDERLAND

Geen.

▼M10

S. OOSTENRIJK

Geen.

▼M10

T. POLEN

Geen.

▼M10

U. PORTUGAL

Geen.

▼M10

V. ROEMENIË

Geen.

▼M10

W. SLOVENIË

Geen.

▼M10

X. SLOWAKIJE

Geen.

▼M10

Y. FINLAND

Geen.

▼M10

Z. ZWEDEN

Geen.

▼M10

AA. VERENIGD KONINKRIJK

Geen.

▼M8




BIJLAGE II bis

BIJZONDERE, NIET OP PREMIE- OF BIJDRAGEBETALING BERUSTENDE PRESTATIES

Artikel 10 bis

A.   BELGIË

a) De inkomensvervangende tegemoetkoming (wet van 27 februari 1987);

b) Gewaarborgd inkomen voor bejaarden (wet van 22 maart 2001).

▼M10

B.   BULGARIJE

Sociaal ouderdomspensioen (artikel 89 van de socialezekerheidswet).

▼M10

C.   TSJECHISCHE REPUBLIEK

▼M8

Sociale uitkering (Wet nr. 117/1995 Sb. betreffende het overheidsstelsel van sociale bijstand).

▼M10

D.   DENEMARKEN

▼M8

Huisvestingskosten van gepensioneerden (wet op de steun voor individuele huisvesting, gecodificeerd bij wet nr. 204 van 29 maart 1995).

▼M10

E.   DUITSLAND

▼M9

Uitkeringen ter dekking van eerste levensbehoeften in het kader van de basisvoorziening voor werkzoekenden, tenzij voor deze uitkeringen voldaan wordt aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een tijdelijke aanvullende uitkering na ontvangst van een werkloosheidsuitkering (artikel 24, lid 1, van deel II van de Sociale Wet).

▼M10

F.   ESTLAND

▼M8

a) Uitkering voor meerderjarige gehandicapten (Wet sociale prestaties voor gehandicapten van 27 januari 1999);

b) Overheidsuitkering bij werkloosheid (Wet sociale bescherming van werklozen van 1 oktober 2000).

▼M10

G.   GRIEKENLAND

▼M8

De bijzondere prestaties voor bejaarden (Wet 1296/82).

▼M10

H.   SPANJE

▼M8

a) Het gegarandeerd minimuminkomen (Wet nr. 13/82 van 7 april 1982);

b) Bijstandsuitkeringen voor bejaarden en arbeidsongeschikte invaliden (Koninklijk Besluit nr. 2620/81 van 24 juli 1981);

c) De premievrije invaliditeits- en ouderdomspensioenen bedoeld in lid 1 van artikel 38 van de herziene tekst van de algemene wet betreffende de sociale zekerheid, goedgekeurd bij Koninklijk Wetsbesluit nr. 1/1994 van 20 juni 1994;

d) Uitkeringen ter bevordering van de mobiliteit en ter vergoeding van vervoerskosten (Wet nr. 13/1982 van 7 april 1982).

▼M10

I.   FRANKRIJK

▼M8

a) De aanvullende uitkeringen van het Fonds Spécial d'Invalidité en het Fonds de Solidarité Vieillesse (wet van 30 juni 1956, gecodificeerd in Boek VIII van het wetboek sociale zekerheid);

b) De uitkering voor gehandicapte volwassenen (wet van 30 juni 1975, gecodificeerd in Boek VIII van het wetboek sociale zekerheid);

c) De bijzondere uitkering (wet van 10 juli 1952, gecodificeerd in Boek VIII van het wetboek sociale zekerheid).

▼M10

J.   IERLAND

▼M12

a) Uitkering voor werkzoekenden (geconsolideerde wet van 2005 op de sociale bescherming, deel drie, hoofdstuk 2);

b) Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend overheidspensioen (geconsolideerde wet van 2005 op de sociale bescherming, deel drie, hoofdstuk 4);

c) Niet op bijdrage- of premiebetaling berustend weduwenpensioen en niet op bijdrage- of premiebetaling berustend weduwnaarspensioen (geconsolideerde wet van 2005 op de sociale bescherming, deel drie, hoofdstuk 6);

d) Uitkering voor gehandicapten (geconsolideerde wet van 2005 op de sociale bescherming, deel drie, hoofdstuk 10);

e) Mobiliteitstoelage (Volksgezondheidswet van 1970, afdeling 61);

f) Blindenpensioen (geconsolideerde wet van 2005 op de sociale bescherming, deel drie, hoofdstuk 5).

▼M10

K.   ITALIË

▼M8

a) Sociaal pensioen voor onderdanen zonder inkomsten (Wet nr. 153 van 30 april 1969);

b) Pensioenen, uitkeringen en vergoedingen voor niet-oorlogsinvaliden of -gehandicapten (Wet nr. 118 van 30 maart 1974, Wet nr. 18 van 11 februari 1980 en Wet nr. 508 van 23 november 1988);

c) Pensioen en vergoedingen voor doofstommen (Wet nr. 381 van 26 mei 1970 en Wet nr. 508 van 23 november 1988);

d) Pensioenen en vergoedingen voor niet-oorlogsblinden (Wet nr. 382 van 27 mei 1970 en Wet nr. 508 van 23 november 1988);

e) De aanvulling op het minimumpensioen (Wet nr. 218 van 4 april 1952, Wet nr. 638 van 11 november 1983 en Wet nr. 407 van 29 december 1990);

f) De aanvulling op de invaliditeitsuitkering (Wet nr. 222 van 12 juni 1984);

g) Het sociaal pensioen (Wet nr. 335 van 8 augustus 1995);

h) Het sociale supplement (Artikel 1, de leden 1 en 12, van Wet nr. 544 van 29 december 1988 en latere wijzigingen).

▼M10

L.   CYPRUS

▼M8

a) Sociaal pensioen (Wet op de sociale pensioenen van 1995 (Wet 25(I)/95), als gewijzigd);

b) Uitkering bij zware motorische handicap (Besluiten 38.210 van 16 oktober 1992, 41.370 van 1 augustus 1994, 46.183 van 11 juni 1997 en 53.675 van 16 mei 2001 van de Raad van ministers);

c) Bijzondere toelage voor blinden (Wet bijzondere toelagen (Wet 77(I)/96), als gewijzigd).

▼M10

M.   LETLAND

▼M9

a) Overheidsprestatie in het kader van de sociale zekerheid (Socialebijstandswet van 1 januari 2003);

b) Uitkering ter compensatie van vervoerskosten van gehandicapten met verminderde mobiliteit (Socialebijstandswet van 1 januari 2003).

▼M10

N.   LITOUWEN

▼M11

a) Socialebijstandspensioen (Wet op de sociale overheidsuitkeringen van 2005, artikel 5).

b) Bijzondere steunvergoeding (Wet op de sociale overheidsuitkeringen van 2005, artikel 15).

c) Bijzondere vervoersvergoeding voor gehandicapten met mobiliteitsproblemen (Wet op de vervoersvergoeding van 2000, artikel 7).

▼M10

O.   LUXEMBURG

▼M8

Inkomen voor zwaar gehandicapten (artikel 1, lid 2, wet van 12 september 2003), met uitzondering van personen die erkend zijn als gehandicapte werknemers en tewerkgesteld zijn op de reguliere arbeidsmarkt of in een beschermde omgeving.

▼M10

P.   HONGARIJE

▼M8

a) Invaliditeitsrente (Besluit nr. 83/1987 (XII 27) van de Raad van ministers betreffende de invaliditeitsrente);

b) Niet op premie- of bijdragebetaling berustende ouderdomsuitkering (Wet III van 1993 betreffende het sociale beleid en sociale prestaties);

c) Vervoersuitkering (Regeringsbesluit nr. 164/1995 (XII 27) betreffende vervoersuitkeringen voor personen met een zware fysieke handicap).

▼M10

Q.   MALTA

▼M8

a) Aanvullende uitkering (Artikel 73 van de Socialezekerheidswet (Hoofdstuk 318) van 1987);

b) Ouderdomspensioen (Socialezekerheidswet (Hoofdstuk 318) van 1987).

▼M10

R.   NEDERLAND

▼M8

a) Wetarbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (van 24 april 1997, WAJONG);

b) Toeslagenwet van 6 november 1986 (TW).

▼M10

S.   OOSTENRIJK

▼M8

De compenserende aanvulling (federale wet van 9 september 1955 betreffende de algemene sociale verzekering (ASVG — Allgemeines Sozialversicherungsgesetz), de federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor personen die in de handel werken (GSVG — Gewerbliches Sozialversicherungsgesetz) en de federale wet van 11 oktober 1978 betreffende de sociale verzekering voor landbouwers (BSVG — Bauernsozialversicherungsgesetz).

▼M10

T.   POLEN

▼M9

Sociaal pensioen (Wet van 27 juni 2003 betreffende sociale pensioenen).

▼M10

U.   PORTUGAL

▼M8

a) Het (premievrije) ouderdoms- en invaliditeitspensioen (Wetsbesluit nr. 464/80 van 13 oktober 1980);

b) Het premievrije weduwen/weduwenaarspensioen (Toepassingsverordening nr. 52/81 van 11 november 1981).

▼M10

V.   ROEMENIË

Maandelijkse uitkering voor gehandicapten (Noodverordening nr. 102/1999 betreffende speciale bescherming en tewerkstelling van gehandicapten, bekrachtigd bij Wet nr. 519/2002).

▼M10

W.   SLOVENIË

▼M8

a) Overheidspensioen (Wet betreffende de pensioen- en invaliditeitsverzekering van 23 december 1999);

b) Inkomenssteun voor gepensioneerden (Wet betreffende de pensioen- en invaliditeitsverzekering van 23 december 1999);

c) Onderhoudsuitkering (Wet betreffende de pensioen- en invaliditeitsverzekering van 23 december 1999).

▼M10

X.   SLOWAKIJE

▼M11

a) Vóór 1 januari 2004 toegekende aanpassingen van pensioenen die de enige bron van inkomsten zijn.

b) Sociaal pensioen dat vóór 1 januari 2004 is toegekend.

▼M10

Y.   FINLAND

▼M8

a) De invalidenuitkering (Wet op de invalidenuitkering 124/88);

b) Uitkering voor kinderverzorging (Wet op de kinderverzorging 444/69);

c) De huisvestingstoelage voor gepensioneerden (Wet op de huisvestingstoelage voor gepensioneerden 591/78);

d) De werkgelegenheidsuitkering (Wet op de werkloosheidsuitkering 1290/2002);

e) Bijzondere bijstand voor immigranten (Wet op de bijzondere bijstand voor immigranten 1192/2002).

▼M10

Z.   ZWEDEN

▼M8

a) De huisvestingstoeslag voor gepensioneerden (Wet 2001: 761);

b) Bijstandsuitkering voor bejaarden (Wet 2001: 853);

c) Uitkering voor gehandicapten en zorguitkering voor gehandicapte kinderen (Wet 1998: 703).

▼M10

AA.   VERENIGD KONINKRIJK

▼M8

a) Pensioenuitkering van de Staat (State Pension Credit Act 2002;

b) De op het inkomen gebaseerde toelagen voor werkzoekenden (Jobseekers Act 1995, 28 juni 1995, secties I, (2) (d) (ii) en 3, en Jobseekers (Noord-Ierland), Besluit 1995, 18 oktober 1995, de artikelen 3 (2) (d) (ii) en 5);

c) Inkomenssteun (Social Security Act 1986 van 25 juli 1986, sectie 20 tot en met 22 en sectie 23, Social Security Order (Noord-Ierland) 1986 van 5 november 1986, artikelen 21 tot en met 24);

d) Onderhoudsuitkering voor gehandicapten (Disability Living Allowance and Disability Working Allowance Act 1991 van 27 juni 1991, Deel 1 en Disability Living Allowance en Disability Working Allowance (Northern Ireland) Order 1991 van 24 juli 1991, artikel 3);

e) Verzorgingstoelage voor gehandicapten (Social Security Act 1975 van 20 maart 1975, Deel 35, en Social Security (Noord-Ierland) Act 1975 van 20 maart 1975, Deel 35);

f) Zorgtoelage (Social Security Act 1975 van 20 maart 1975, Deel 37, en Social Security (Noord-Ierland) Act 1975 van 20 maart 1975, Deel 37).

▼B




BIJLAGE III (A) (B) (6) (7) (12) (14) (15)

BEPALINGEN VAN VERDRAGEN INZAKE SOCIALE ZEKERHEID WELKE VAN TOEPASSING BLIJVEN ONGEACHT HET BEPAALDE IN ARTIKEL 6 VAN DE VERORDENING — BEPALINGEN VAN VERDRAGEN INZAKE SOCIALE ZEKERHEID WAARVAN DE TOEPASSING NIET WORDT UITGEBREID TOT ALLEN OP WIE DE VERORDENING VAN TOEPASSING IS

(Artikel 7, lid 2, onder c), en artikel 3, lid 3, van de verordening)

Algemene opmerkingen

1. Voorzover de in deze bijlage vermelde bepalingen naar andere Verdragsbepalingen verwijzen, worden deze verwijzingen vervangen door verwijzingen naar de overeenkomstige bepalingen van de verordening, in zoverre de betrokken Verdragsbepalingen niet zelf in deze bijlage worden vermeld.

2. De opzeggingsclausule van een Verdrag inzake sociale zekerheid, waarvan bepalingen in deze bijlage zijn opgenomen, blijft met betrekking tot deze bepalingen gehandhaafd.

▼M8

3. Met inachtneming van artikel 6 van deze verordening zij opgemerkt dat de bepalingen van bilaterale overeenkomsten die buiten de werkingssfeer van deze verordening vallen en van kracht blijven tussen lidstaten, niet in deze bijlage zijn vermeld, onder meer bepalingen die voorzien in samentelling van verzekeringstijdvakken die in een derde land zijn vervuld.

▼B

A.   Bepalingen van Verdragen inzake sociale zekerheid welke ongeacht het bepaalde in artikel 6 van de verordening van toepassing blijven (Artikel 7, lid 2, onder c), van de verordening)

▼M9 —————

▼M8 —————

▼A1

►M9  1 ◄ . BELGIË-DUITSLAND

De artikelen 3 en 4 van het Slotprotocol van 7 december 1957 bij het Algemeen Verdrag van dezelfde datum, zoals gewijzigd bij het Aanvullende Protocol van 10 november 1960 (verrekening van verzekeringstijdvakken vervuld vóór, tijdens en na de tweede wereldoorlog in bepaalde grensregio's).

▼M10

2. BULGARIJE — DUITSLAND

(a) Artikel 28, lid 1, onder b), van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 17 december 1997.

(b) Punt 10 van het Slotprotocol bij genoemd verdrag.

3. BULGARIJE — OOSTENRIJK

Artikel 38, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 14 april 2005.

4. BULGARIJE — SLOVENIË

Artikel 32, lid 2, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 18 december 1957.

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼A1

►M10  5 ◄ . TSJECHIË-DUITSLAND

Artikel 39, lid 1, onder b) en c), van de Overeenkomst over Sociale Zekerheid van 27 juli 2001.

Punt 14 van het Slotprotocol van de Overeenkomst over Sociale Zekerheid van 27 juli 2001.

▼M9 —————

▼M10

6. TSJECHIË-CYPRUS

Artikel 32, lid 4, van de Overeenkomst inzake sociale zekerheid van 19 januari 1999.

▼M9 —————

▼M10

7. TSJECHIË-LUXEMBURG

Artikel 52, punt 8, van de Overeenkomst van 17 november 2000.

▼M9 —————

▼M10

8. TSJECHIË-OOSTENRIJK

Artikel 32, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 20 juli 1999.

▼M9 —————

▼M10

9. TSJECHIË-SLOWAKIJE

De artikelen 12, 20 en 33 van de Overeenkomst betreffende de sociale zekerheid van 29 oktober 1992.

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M10

10. DENEMARKEN-FINLAND

Artikel 10 van het Noordse Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 15 juni 1992, ten aanzien van de dekking van bijkomende reiskosten in geval van ziekte tijdens een verblijf in een ander Noords land, die een duurdere terugreis naar het land van de woonplaats noodzakelijk maakt.

▼M10

11. DENEMARKEN-ZWEDEN

Artikel 10 van het Noordse Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 15 juni 1992, ten aanzien van de dekking van bijkomende reiskosten in geval van ziekte tijdens een verblijf in een ander Noords land, die een duurdere terugreis naar het land van de woonplaats noodzakelijk maakt.

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M10

12. DUITSLAND-GRIEKENLAND

Artikel 8, lid 1, lid 2, onder b), en lid 3, de artikelen 9 tot en met 11 en de hoofdstukken I en IV, voorzover deze de genoemde artikelen betreffen, van het Akkoord betreffende de werkloosheidsverzekering van 31 mei 1961 alsmede de aantekening in het proces-verbaal van 14 juni 1980 (verrekening van verzekeringstijdvakken voor werkloosheidsuitkeringen in geval van overdracht van de verblijfplaats van de ene staat naar de andere).

▼M10

13. DUITSLAND-SPANJE

Artikel 45, lid 2, van het Verdrag inzake sociale zekerheid van 4 december 1973 (vertegenwoordiging door diplomatieke en consulaire instanties).

▼M10

14. DUITSLAND-FRANKRIJK

▼M8 —————

▼M8

a) Vierde Aanvullend Akkoord van 10 juli 1950 bij het Algemeen Verdrag van dezelfde datum, zoals gewijzigd bij het tweede Aanvullend Akkoord van 18 juni 1955 (verrekening van verzekeringstijdvakken vervuld tussen 1 juli 1940 en 30 juni 1950);

b) Deel I van dit tweede Aanvullend Akkoord (verrekening van verzekeringstijdvakken vervuld vóór 8 mei 1945);

c) De punten 6, 7 en 8 van het Algemeen Protocol van 10 juli 1950 bij het Algemeen Verdrag van dezelfde datum (administratieve regelingen);

d) De delen II, III en IV van het Akkoord van 20 december 1963 (sociale zekerheid met betrekking tot het Saarland).

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M10

15. DUITSLAND-LUXEMBURG

De artikelen 4, 5, 6 en 7 van het Verdrag van 11 juli 1959 (verrekening van verzekeringstijdvakken vervuld tussen september 1940 en juni 1946).

▼M10

16. DUITSLAND-HONGARIJE

▼M12

a) artikel 40, lid 1, onder b), van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 2 mei 1998;

b) punt 16 van het Slotprotocol bij genoemd verdrag.

▼M9 —————

▼M10

17. DUITSLAND-NEDERLAND

a) Artikel 3, lid 2, van het Verdrag van 29 maart 1951.

b) De artikelen 2 en 3 van de vierde Aanvullende Overeenkomst van 21 december 1956 bij het Verdrag van 29 maart 1951 (regeling van aanspraken, die door Nederlandse werknemers tussen 13 mei 1940 en 1 september 1945 op grond van de Duitse sociale verzekering zijn verkregen).

▼M10

18. DUITSLAND-OOSTENRIJK

Artikel 1, lid 5, en artikel 8 van het Verdrag inzake werkloosheidsverzekering van 19 juli 1978 en protocol nr. 10 van het Slotprotocol bij genoemd Verdrag (verstrekken van werkloosheidsuitkeringen aan grensarbeiders door de staat waar de grensarbeider voorheen werkzaam was) blijven van toepassing op personen die op of vóór 1 januari 2005 een activiteit als grensarbeider hebben uitgeoefend en vóór 1 januari 2011 werkloos worden.

▼M10

19. DUITSLAND-POLEN

a) Akkoord van 9 oktober 1975 betreffende ouderdomsvoorzieningen en voorzieningen met betrekking tot arbeidsongevallen, onder de voorwaarden en werkingssfeer als gedefinieerd in artikel 27, leden 2 tot en met 4, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 8 december 1990.

b) Artikel 11, lid 3, artikel 19, lid 4, artikel 27, lid 5, en artikel 28, lid 2, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 8 december 1990.

▼M10

20. DUITSLAND — ROEMENIË

a) Artikel 28, lid 1, onder b), van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 8 april 2005.

b) Punt 13 van het Slotprotocol bij genoemd verdrag.

▼M8 —————

▼A1

►M10  21 ◄ . DUITSLAND-SLOVENIË

a) Artikel 42 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 24 september 1997.

b) Punt 15 van het Slotprotocol bij genoemd verdrag.

▼M10

22. DUITSLAND-SLOWAKIJE

Artikel 29, lid 1, punten 2 en 3, van de Overeenkomst van 12 september 2002. Paragraaf 9 van het slotprotocol van de Overeenkomst van 12 september 2002.

▼M8 —————

▼M10

23. DUITSLAND-VERENIGD KONINKRIJK

a) Artikel 7, leden 5 en 6, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 20 april 1960 (wetgeving van toepassing op burgers die in dienst zijn van de strijdkrachten);

b) Artikel 5, leden 5 en 6, van het Verdrag inzake werkloosheidsverzekering van 20 april 1960 (wetgeving van toepassing op burgers die in dienst zijn van de strijdkrachten).

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M10

24. SPANJE-PORTUGAL

Artikel 22 van het Algemeen Verdrag van 11 juni 1969 (exporteren van werkloosheidsuitkeringen).

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M10

25. IERLAND-VERENIGD KONINKRIJK

Artikel 8 van het Akkoord van 14 september 1971 betreffende de sociale zekerheid (ten aanzien van de overdracht en verrekening van bepaalde invaliditeitskredieten).

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M11 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M10

26. ITALIË-SLOVENIË

a) Overeenkomst tot regeling van de wederzijdse verplichtingen op het gebied van sociale verzekering, als bedoeld in punt 7 van Bijlage XIV van het Vredesverdrag (gesloten bij notawisseling van 5 februari 1959).

b) Artikel 45, lid 3, van de Overeenkomst inzake sociale zekerheid van 7 juli 1997 betreffende de voormalige Zone B van het vrije gebied Triëst.

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M10

27. LUXEMBURG-SLOWAKIJE

Artikel 50, lid 5, van het Verdrag over Sociale Zekerheid van 23 mei 2002.

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M10

28. HONGARIJE-OOSTENRIJK

Artikel 36, lid 3, van het Verdrag inzake sociale zekerheid van 31 maart 1999.

▼M9 —————

▼M10

29. HONGARIJE-SLOVENIË

Artikel 31 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 7 oktober 1957.

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M10

30. NEDERLAND-PORTUGAL

Artikel 31 van het Verdrag van 19 juli 1979 (exporteren van werkloosheidsuitkeringen).

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M10

31. OOSTENRIJK — POLEN

Artikel 33, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 7 september 1998.

▼M8 —————

▼M10

32. OOSTENRIJK-SLOVENIË

Artikel 37 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 10 maart 1997.

▼M10

33. OOSTENRIJK-SLOWAKIJE

Artikel 34, lid 3, van de Overeenkomst van 21 december 2001 betreffende de sociale zekerheid.

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼A1

►M9  30 ◄ . PORTUGAL-VERENIGD KONINKRIJK

a) Artikel 2, lid 1, van het Protocol betreffende medische behandelingen van 15 november 1978.

b) Ten aanzien van de Portugese werknemers en zelfstandigen en voor de periode van 22 oktober 1987 tot het einde van de overgangsperiode als bedoeld in artikel 220, lid 1, van de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal: artikel 26 van het Verdrag inzake sociale zekerheid van 15 november 1978, zoals gewijzigd bij de briefwisseling van 28 september 1987.

▼M9 —————

▼M10

35. FINLAND-ZWEDEN

Artikel 10 van het Noordse Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 15 juni 1992, ten aanzien van de dekking van bijkomende reiskosten in geval van ziekte tijdens een verblijf in een ander Noords land, die een duurdere terugreis naar het land van de woonplaats noodzakelijk maakt.

▼M8 —————

▼B

B.   Bepalingen van Verdragen, waarvan de toepassing niet wordt uitgebreid tot allen op wie de verordening van toepassing is (Artikel 3, lid 3, van de verordening)

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M10

1. BULGARIJE — OOSTENRIJK

Artikel 38, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 14 april 2005.

▼A1

►M10  2 ◄ . TSJECHIË-CYPRUS

Artikel 32, lid 4, van het Verdrag inzake sociale zekerheid van 19 januari 1999.

▼M9 —————

▼M10

3. TSJECHIË-OOSTENRIJK

Artikel 32, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 20 juli 1999.

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M10

4. DUITSLAND-HONGARIJE

Punt 16 van het Slotprotocol bij het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 2 mei 1998.

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M10

5. DUITSLAND-SLOVENIË

a) Artikel 42 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 24 september 1997.

b) Punt 15 van het Slotprotocol bij genoemd verdrag.

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M10

6. ITALIË-SLOVENIË

a) Overeenkomst tot regeling van de wederzijdse verplichtingen op het gebied van sociale verzekering, als bedoeld in punt 7 van Bijlage XIV van het Vredesverdrag (gesloten bij notawisseling van 5 februari 1959).

b) Artikel 45, lid 3, van de Overeenkomst inzake sociale zekerheid van 7 juli 1997 betreffende de voormalige Zone B van het vrije gebied Triëst.

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M10

7. HONGARIJE-OOSTENRIJK

Artikel 36, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 31 maart 1999.

▼M9 —————

▼M10

8. HONGARIJE-SLOVENIË

Artikel 31 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 7 oktober 1957.

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M10

9. OOSTENRIJK-POLEN

Artikel 33, lid 3, van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 7 september 1998.

▼M8 —————

▼M10

10. OOSTENRIJK-SLOVENIË

Artikel 37 van het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 10 maart 1997.

▼M10

11. OOSTENRIJK-SLOWAKIJE

Artikel 34, lid 3, van het Akkoord van 21 december 2001 betreffende de sociale zekerheid.

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼M9 —————

▼M8 —————

▼B




BIJLAGE IV (B) (11) (13) (15)

(Artikel 37, lid 2, artikel 38, lid 3, artikel 45, lid 3, artikel 46, lid 1, onder b), en artikel 46 ter, lid 2, van de verordening)

A.   Wetgevingen als bedoeld in artikel 37, lid 1, van de verordening volgens welke het bedrag van de invaliditeitsuitkeringen onafhankelijk is van de duur der tijdvakken van verzekering

A. BELGIË

a) De wettelijke regelingen met betrekking tot de algemene invaliditeitsregeling, de bijzondere invaliditeitsregeling voor mijnwerkers en de bijzondere regeling voor zeelieden ter koopvaardij.

b) De wetgeving betreffende de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen.

c) De wettelijke regeling met betrekking tot invaliditeit in het overzeese socialezekerheidsstelsel en de invaliditeitsregeling van de gewezen werknemers van Belgisch Kongo en Rwanda-Oeroendi.

▼M10

B. BULGARIJE

Geen.

▼M10

C. TSJECHIË

Volledig arbeidsongeschiktheidspensioen voor personen die volledig arbeidsongeschikt zijn geworden vóór het einde van hun achttiende levensjaar en die niet gedurende de vereiste periode verzekerd waren (Deel 42 van de Pensioenverzekeringswet nr. 155/1995 Coll.).

▼M10

D. DENEMARKEN

Geen.

▼M10

E. DUITSLAND

Geen.

▼M10

F. ESTLAND

a) Vóór 1 april 2000 op grond van de Wet overheidsuitkeringen toegekende invaliditeitspensioenen, waarvan de uitkering is gehandhaafd op grond van de Wet betreffende de overheidspensioenverzekering.

b) Nationale pensioenen, toegekend wegens invaliditeit op grond van de Wet betreffende de overheidspensioenverzekering.

c) Invaliditeitspensioenen, toegekend op grond van de Wet betreffende de strijdkrachten, de Wet betreffende de politiedienst, de Wet betreffende het openbaar ministerie, de Wet betreffende het rechterlijk ambt, de Wet betreffende de salarissen, pensioenen en andere sociale waarborgen van de leden van de Riigikogu, en de Wet betreffende de ambtstoelagen voor de president van de Republiek.

▼M10

G. GRIEKENLAND

De wettelijke regeling betreffende het verzekeringsstelsel voor de landbouw.

▼M10

H. SPANJE

Wetgeving inzake invaliditeitsverzekering in het algemene stelsel en in de bijzondere stelsels, behalve de bijzondere stelsels voor ambtenaren, de strijdkrachten en de rechterlijke macht.

▼M10

I. FRANKRIJK

1.  Werknemers

Alle wettelijke regelingen betreffende de invaliditeitsverzekering met uitzondering van de wettelijke regelingen betreffende de invaliditeitsverzekering van het socialezekerheidsstelsel voor de mijnbouw.

2.  Zelfstandigen

De wettelijke regelingen betreffende de invaliditeitsverzekering voor de zelfstandigen in de landbouw.

▼M10

J. IERLAND

Deel twee, hoofdstuk 17, van de geconsolideerde wet van 2005 op de sociale bescherming.

▼M10

K. ITALIË

Geen.

▼M10

L. CYPRUS

Geen.

▼M10

M. LETLAND

Artikel 16, leden 1 en 2, van de Wet betreffende de overheidspensioenen van 1 januari 1996.

▼M10

N. LITOUWEN

Geen.

▼M10

O. LUXEMBURG

Geen.

▼M10

P. HONGARIJE

Geen.

▼M10

Q. MALTA

Geen.

▼M10

R. NEDERLAND

a) De wet van 18 februari 1966 op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), zoals laatstelijk gewijzigd

▼M2

b) de wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) van 24 april 1997, zoals gewijzigd.

▼M12

c) de „Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen” (WIA) van 10 november 2005.

▼M10

S. OOSTENRIJK

Geen.

▼M10

T. POLEN

Geen.

▼M10

U. PORTUGAL

Geen.

▼M10

V. ROEMENIË

Geen.

▼M10

W. SLOVENIË

Geen.

▼M10

X. SLOWAKIJE

Invaliditeitspensioen voor personen die als kinderen ten laste invalide zijn geworden en altijd geacht worden het vereiste tijdvak van verzekering te hebben vervuld (artikel 70, lid 2, artikel 72, lid 3, en artikel 73, leden 3 en 4, van Wet nr. 461/2003 op de sociale verzekering, zoals gewijzigd).

▼M10

Y. FINLAND

Nationale pensioenen voor personen die gehandicapt zijn geboren of op jonge leeftijd gehandicapt zijn geworden (Nationale pensioenwet 574/93).

▼M10

Z. ZWEDEN

Wetgeving inzake inkomensgerelateerde uitkeringen wegens langdurige arbeidsongeschiktheid (hoofdstuk 8 van Wet 1962: 381 inzake de algemene verzekering, zoals gewijzigd).

▼M10

AA. VERENIGD KONINKRIJK

a)  Groot Brittannië

De artikelen 15 en 36 van de wet betreffende de sociale zekerheid van 1975 (Social Security Act 1975).

De artikelen 14, 15 en 16 van de wet betreffende socialezekerheidspensioenen van 1975 (Social Security Pensions Act 1975).

b)  Noord-Ierland

De artikelen 15 en 36 van de wet betreffende de sociale zekerheid (Noord-Ierland) van 1975 (Social Security (Northern Ireland) Act 1975).

De artikelen 16, 17 en 18 van de regeling betreffende de sociale-zekerheidspensioenen (Noord-Ierland) van 1975 (Social Security Pensions (Northern Ireland) Order 1975).

B.   Bijzondere stelsels voor zelfstandigen in de zin van artikel 38, lid 3, en artikel 45, lid 3, van de verordening

A. BELGIË

Geen.

▼M10

B. BULGARIJE

Geen.

▼M10

C. TSJECHIË

Geen.

▼M10

D. DENEMARKEN

Geen.

▼M10

E. DUITSLAND

Ouderdomsverzekering voor landbouwers (Alterssicherung der Landwirte).

▼M10

F. ESTLAND

Geen.

▼M10

G. GRIEKENLAND

Geen.

▼M10

H. SPANJE

Regeling ter verlaging van de pensioenleeftijd van zelfstandigen die zeevaartactiviteiten uitoefenen als omschreven in Koninklijk Besluit nr. 2390/2004 van 30 december 2004.

▼M10

I. FRANKRIJK

Geen.

▼M10

J. IERLAND

Geen.

▼M10

K. ITALIË

Pensioenverzekering voor (Assicurazione pensioni):

 geneesheren (medici)

 apothekers (farmacisti)

 diergeneeskundigen (veterinari)

 verpleegkundigen, verpleegassistenten, kinderverzorgers (infermieri, assistenti sanitari, vigilatrici infanzia)

 psychologen (psicologi)

 ingenieurs en architecten (ingegneri ed architetti)

 landmeters (geometri)

 advocaten (avvocati)

 belastings- en bedrijfsadviseur (dottori commercialisti)

 accountants en handelsexperts (ragionieri e periti commerciali)

 arbeidsconsulenten (consulenti del lavoro)

 notarissen (notai)

 douane-expediteurs (spedizionieri doganali)

 biologen (biologi)

 deskundigen landbouw en veeteelt (agrotecnici e periti agrari)

 handelsagenten en -vertegenwoordigers (agenti e rappresentanti di commercio)

 journalisten (giornalisti)

 industrieel ingenieurs (periti industriali)

 actuarissen, scheikundigen, agronomen, bosbouwkundigen, geologen (attuari, chimici, dottori agronomi, dottori forestali, geologi).

▼M10

L. CYPRUS

Geen.

▼M10

M. LETLAND

Geen.

▼M10

N. LITOUWEN

Geen.

▼M10

O. LUXEMBURG

Geen.

▼M10

P. HONGARIJE

Geen.

▼M10

Q. MALTA

Geen.

▼M10

R. NEDERLAND

Geen.

▼M10

S. OOSTENRIJK

Pensioenregelingen van de pensioeninstellingen van de organisaties van vrije beroepsbeoefenaars (Kammern der Freien Berufe).

▼M10

T. POLEN

Geen.

▼M10

U. PORTUGAL

Geen.

▼M10

V. ROEMENIË

Geen.

▼M10

W. SLOVENIË

Geen.

▼M10

X. SLOWAKIJE

Geen.

▼M10

Y. FINLAND

Geen.

▼M10

Z. ZWEDEN

Geen.

▼M10

AA. VERENIGD KONINKRIJK

Geen.

C.   Gevallen als bedoeld in artikel 46, lid 1, onder b), van de verordening waarin van de berekening van de uitkering overeenkomstig artikel 46, lid 2, van de verordening kan worden afgezien

A. BELGIË

Geen.

▼M10

B. BULGARIJE

Alle aanvragen voor pensioenen voor tijdvakken van verzekering en voor ouderdomspensioenen, invaliditeitspensioenen op grond van een algemene ziekte, en voor nabestaandenpensioenen die van voornoemde pensioenen zijn afgeleid.

▼M10

C. TSJECHIË

Invaliditeits- (volledig en gedeeltelijk) en nabestaanden- (weduwen-, weduwnaars- en wezen-) pensioenen indien die niet gebaseerd zijn op het ouderdomspensioen waarop de overledene op het moment van overlijden aanspraak kon maken.

▼M10

D. DENEMARKEN

Alle aanvragen om pensioenen als bedoeld in de wet op het sociaal pensioen, met uitzondering van de in bijlage IV, deel D, vermelde pensioenen.

▼M10

E. DUITSLAND

Geen.

▼M10

F. ESTLAND

Alle aanvragen voor invaliditeits-, ouderdoms- en overlevingspensioenen waarvoor:

 tijdvakken van verzekering zijn vervuld in Estland in de periode tot en met 31 december 1998;

 de persoonlijke sociale bijdragen die de aanvrager overeenkomstig de Estlandse wetgeving heeft betaald ten minste gelijk zijn aan de gemiddelde sociale bijdragen voor het betreffende verzekeringsjaar.

▼M10

G. GRIEKENLAND

Geen.

▼M10

H. SPANJE

Geen.

▼M10

I. FRANKRIJK

Alle aanvragen voor ouderdoms- of nabestaandenpensioenen als bedoeld in de stelsels voor aanvullende ouderdomspensioenen voor werknemers, met uitzondering van aanvragen voor ouderdoms- of nabestaandenpensioenen zoals bedoeld in de regeling voor aanvullende pensioenen voor burgerluchtvaartpersoneel.

▼M10

J. IERLAND

Alle aanvragen om bejaardenpensioenen, (op bijdrage- of premiebetaling berustende) ouderdomspensioenen, weduwepensioenen en (op bijdrage of premiebetaling berustende) weduwnaarspensioenen;

▼M10

K. ITALIË

Alle aanvragen om invaliditeits-, ouderdoms- en nabestaandenpensioenen voor werknemers, alsmede voor de volgende categorieën van zelfstandigen: kleine landbouwers, deelpachters, landbouwers, ambachtslieden en personen die in de handel werkzaam zijn.

▼M10

L. CYPRUS

Alle aanvragen om ouderdoms-, invaliditeits- en weduwen- en weduwnaarspensioenen.

▼M10

M. LETLAND

Geen.

▼M10

N. LITOUWEN

Geen.

▼M10

O. LUXEMBURG

Geen.

▼M10

P. HONGARIJE

Geen.

▼M10

Q. MALTA

Geen.

▼M10

R. NEDERLAND

Alle aanvragen om ouderdomspensioenen krachtens de Algemene Ouderdomswet (AOW) van 31 mei 1956, zoals laatstelijk gewijzigd.

▼M10

S. OOSTENRIJK

1. Alle aanvragen om uitkeringen uit hoofde van de wet inzake de sociale verzekering (Allgemeines Sozialversicherungsgesetz, ASVG), van de wet inzake sociale verzekering voor zelfstandigen in de handel en het handwerk (Gewerbliches Sozialversicherungsgesetz, GSVG) en de wet inzake sociale verzekering voor zelfstandigen in de land- en bosbouw (Bauern-Sozialversicherungsgesetz, BSVG), voor zover de artikelen 46 ter en 46 quater van de verordening niet van toepassing zijn.

2. Alle aanvragen om de hieronder genoemde uitkeringen op basis van een pensioenrekening uit hoofde van de Allgemeines Pensionsgesetz (algemene pensioenwet — APG), voor zover de artikelen 46 ter en 46 quater van de verordening niet van toepassing zijn:

a) ouderdomspensioenen;

b) invaliditeitspensioenen;

c) nabestaandenpensioenen, voor zover geen verhoging van de uitkering op basis van aanvullende verzekeringsmaanden berekend dient te worden overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de APG.

▼M10

T. POLEN

Alle aanvragen om ouderdoms-, invaliditeits- en nabestaandenpensioenen.

▼M10

U. PORTUGAL

Alle aanvragen om invaliditeits-, ouderdoms-, weduwen- en weduwnaarspensioenen.

▼M10

V. ROEMENIË

Geen.

▼M10

W. SLOVENIË

Geen.

▼M10

X. SLOWAKIJE

Nabestaandenpensioen (weduwen-, weduwnaars- en wezenpensioen) dat wordt berekend op basis van het ouderdomspensioen, het vervroegd pensioen of het invaliditeitspensioen dat aan de overledene werd betaald.

▼M10

Y. FINLAND

Geen.

▼M10

Z. ZWEDEN

Op inkomen gebaseerde nabestaandenpensioenen (Wet 1998:674) en gegarandeerde pensioenen in de vorm van ouderdomspensioenen (Wet 1998:702).

▼M10

AA. VERENIGD KONINKRIJK

Alle aanvragen om rust- en weduwenpensioenen op grond van de bepalingen van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening, met uitzondering van de aanvragen waarvoor:

a) tijdens een belastingjaar aanvangende op of na 6 april 1975:

i) de betrokkene krachtens de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk en een andere Lid-Staat tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen heeft vervuld, en

ii) één (of meer) onder i) bedoelde belastingjaren niet beschouwd wordt (worden) als een rechtverstrekkend jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk;

b) de krachtens de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk vóór 5 juli 1948 vervulde verzekeringstijdvakken in aanmerking zouden worden genomen om artikel 46, lid 2, toe te passen, door rekening te houden met tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen die vervuld zijn krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat.

▼A1

D.   Uitkeringen en overeenkomsten als bedoeld in artikel 46 ter, lid 2, van de verordening

1.  Uitkeringen als bedoeld in artikel 46 ter, lid 2, onder a) van de verordening waarvan het bedrag niet afhankelijk is van de duur van de vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen.

a) Invaliditeitsuitkeringen, vastgesteld bij de in deel A van deze bijlage vermelde wetgevingen.

b) Het volledige Deense nationale ouderdomspensioen, verworven na tien jaar woonplaats door personen aan wie uiterlijk vanaf 1 oktober 1989 een pensioen wordt toegekend.

c) Het Estse nationale pensioen, toegekend op grond van de Wet betreffende de overheidspensioenverzekering, het ouderdomspensioen, toegekend op grond van de Wet betreffende de overheidsaccountants, de Wet betreffende de politiedienst en de Wet betreffende het openbaar ministerie, en het ouderdoms- en nabestaandenpensioen, toegekend op grond van de Wet betreffende de kanselier van justitie, de Wet betreffende de strijdkrachten, de Wet betreffende het rechterlijk ambt, de Wet betreffende de salarissen, pensioenen en andere sociale waarborgen van de leden van de Riigikogu en de Wet betreffende de ambtstoelagen voor de president van de Republiek.

d) De Spaanse uitkeringen bij overlijden en pensioenen voor nabestaanden, toegekend in het kader van de algemene en bijzondere stelsels.

e) De weduwe- en weduwnaarsuitkering van de weduwe- en weduwnaarsverzekering van de Franse algemene socialezekerheidsregeling of van de regeling voor werknemers in de landbouw.

f) Het invalide-weduwen of -weduwnaarspensioen van de Franse algemene socialezekerheidsregeling of van de regeling voor werknemers in de landbouw, wanneer dit wordt berekend op basis van een invaliditeitspensioen van de overleden echtgenoot, vastgesteld op grond van artikel 46, lid 1, onder a), i).

g) Het Nederlandse nabestaandenpensioen op grond van de algemene nabestaandenwet van 21 december 1995.

h) Het Finse nationale pensioen overeenkomstig de Nationale pensioenwet van 8 juni 1956, uitgekeerd krachtens de overgangsregeling van de Nationale pensioenwet (574/93) en het aanvullende bedrag van het pensioen voor kinderen, in overeenstemming met de Wet op het overlevingspensioen van 17 januari 1969.

▼M11

i) Het Zweedse gegarandeerde pensioen en de gegarandeerde uitkering ter vervanging van het volledige Zweedse staatspensioen overeenkomstig de wetgeving inzake staatspensioenen die vóór 1 januari 1993 van kracht was, het volledige staatspensioen overeenkomstig de overgangsbepalingen van de wetgeving die vanaf die datum van kracht was, en de Zweedse inkomensgerelateerde uitkeringen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid.

▼A1

2.  Uitkeringen als bedoeld in artikel 46 ter, lid 2, onder b), van de verordening, waarvan het bedrag wordt bepaald op basis van een fictief tijdvak dat geacht wordt te zijn vervuld tussen de datum waarop de verzekerde gebeurtenis is ingetreden en een latere datum:

a) De Deense vervroegde ouderdomspensioenen, waarvan het bedrag wordt vastgesteld overeenkomstig de vóór 1 oktober 1984 geldende wetgeving.

b) De Duitse invaliditeits- en overlevingspensioenen, waarvoor rekening is gehouden met een aanvullend tijdvak („Zurechnungszeit”), en de Duitse ouderdomspensioenen, waarvoor rekening is gehouden met een reeds verworven fictief tijdvak.

c) De Italiaanse pensioenen wegens algehele arbeidsongeschiktheid („inabilità”).

d) De Letse invaliditeits- en nabestaandenpensioenen waarvoor rekening is gehouden met een fictief tijdvak van verzekering.

e) De Litouwse invaliditeits- en nabestaandenpensioenen op grond van de sociale verzekering.

f) De Luxemburgse invaliditeits- en overlevingspensioenen.

▼M9

g) De Slowaakse invaliditeitspensioenen en de daarvan afgeleide nabestaandenpensioenen.

▼A1

h) Het Finse werknemerspensioen waarvoor rekening wordt gehouden met toekomstige tijdvakken overeenkomstig de nationale wettelijke regeling.

▼M11

i) De Zweedse uitkering bij ziekte en de arbeidsongeschiktheidsuitkering in de vorm van een gegarandeerde uitkering (Wet 1962:381, als gewijzigd bij Wet 2001:489), het nabestaandenpensioen dat berekend wordt op basis van de berekenbare tijdvakken (Wet 2000:461 en Wet 2000:462) en het Zweedse ouderdomspensioen in de vorm van een gegarandeerd pensioen dat wordt berekend op basis van eerdere fictieve tijdvakken (Wet 1998:702).

▼A1

3.  Overeenkomsten als bedoeld in artikel 46 ter, lid 2, onder b), i), van de verordening, teneinde te voorkomen dat hetzelfde fictieve tijdvak meermaals in aanmerking wordt genomen.

▼M11

a) Het Noordse Verdrag van 18 augustus 2003 betreffende de sociale zekerheid;

▼A1

b) Het Verdrag betreffende de sociale zekerheid van 28 april 1997 tussen de Bondsrepubliek Duitsland en Finland.

▼M11

c) De Overeenkomst betreffende de sociale zekerheid van 10 november 2000 tussen de Republiek Finland en het Groothertogdom Luxemburg.

▼B




BIJLAGE V(15)

OVEREENSTEMMING TUSSEN DE WETTELIJKE REGELINGEN VAN DE LID-STATEN INZAKE DE VOORWAARDEN OMTRENT DE TOESTAND VAN INVALIDITEIT

(Artikel 40, lid 4, van de verordening)



BELGIË

Lid-Staten

Regelingen, toegepast door de organen der Lid-Staten die de beslissing ter erkenning van de toestand van invaliditeit hebben genomen

Regelingen, toegepast door de Belgische organen waarvoor de beslissing bij overeenstemming bindend is

Algemene regeling

Regeling voor mijnwerkers

Regeling voor zeelieden

DOSZ (Dienst voor overzeese sociale zekerheid)

Algemene invaliditeit

Beroepsinvaliditeit

FRANKRIJK

1.  Algemene regeling

 

— groep III (hulpbehoevenheid)

right accolade overeenstemming

overeenstemming

overeenstemming

overeenstemming

geen overeenstemming

 

— groep II

 

— groep I

2.  Regeling voor de landbouw

 

— algehele algemene invaliditeit

right accolade overeenstemming

overeenstemming

overeenstemming

overeenstemming

geen overeenstemming

 

— twee derde algemene invaliditeit

 

— hulpbehoevendheid

3.  Regeling voor mijnwerkers

 

— gedeeltelijke algemene invaliditeit

right accolade overeenstemming

overeenstemming

overeenstemming

overeenstemming

geen overeenstemming

 

— hulpbehoevendheid

 

— beroepsinvaliditeit

geen overeenstemming

geen overeenstemming

overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

4.  Regeling voor zeelieden

 

— algemene invaliditeit

right accolade overeenstemming

overeenstemming

overeenstemming

overeenstemming

geen overeenstemming

 

— hulpbehoevendheid

 

— beroepsinvaliditeit

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

ITALIË

1.  Algemene regeling

 

— invaliditeit van arbeiders

right accolade geen overeenstemming

overeenstemming

overeenstemming

overeenstemming

geen overeenstemming

 

— invaliditeit van bedienden

2.  Zeelieden

 

— Ongeschiktheid voor de scheepvaart

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

LUXEMBURG

Invaliditeit van arbeiders

right accolade overeenstemming

overeenstemming

overeenstemming

overeenstemming

geen overeenstemming

 

Invaliditeit van bedienden



FRANKRIJK

Lid-Staten

Regelingen, toegepast door de organen der Lid-Staten die de beslissing ter erkenning van de toestand van invaliditeit hebben genomen

Regelingen, toegepast door de Franse organen waarvoor de beslissing bij overeenstemming bindend is

Algemene regeling

Regeling voor de landbouw

Regeling voor de mijnen

Regeling voor zeelieden

Groep I

Groep II

Groep III (hulpbehoevendheid)

Invaliditeit twee derde

Algehele invaliditeit

Hulpbehoevendheid

Algemene invaliditeit twee derde

Hulpbehoevendheid

Beroepsinvaliditeit

Algemene invaliditeit twee derde

Algehele beroepsinvaliditeit

Hulpbehoevendheid

BELGIË

1. Algemene regeling

overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

2.  Regeling voor mijnwerkers

 

— gedeeltelijke algemene invaliditeit

overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

 

— beroepsinvaliditeit

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

overeenstemming (2)

 
 
 
 

3. Regeling voor zeelieden

overeenstemming (1)

geen overeenstemming

geen overeenstemming

overeenstemming (1)

geen overeenstemming

geen overeenstemming

overeenstemming (1)

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

ITALIË

1.  Algemene regeling

 

— invaliditeit van arbeiders

overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

 

— invaliditeit van bedienden

overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

2.  Regeling voor zeelieden

 

Ongeschiktheid voor de scheepvaart

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

LUXEMBURG

Invaliditeit van arbeiders

overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

 

Invaliditeit van bedienden

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

(1)   Voorzover de door het Belgische orgaan erkende invaliditeit algemeen is.

(2)   Alleen wanneer het Belgische orgaan de ongeschiktheid voor boven- en ondergrondse arbeid heeft erkend.



ITALIË

Lid-Staten

Regelingen, toegepast door de organen der Lid-Staten die de beslissing ter erkenning van de toestand van invaliditeit hebben genomen

Regelingen, toegepast door de Italiaanse organen waarvoor de beslissing bij overeenstemming bindend is

Algemene regeling

Zeelieden — Ongeschiktheid voor de scheepvaart

Arbeiders

Bedienden

BELGIË

1. Algemene regeling

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

2.  Regeling voor mijnwerkers

 

— gedeeltelijke algemene invaliditeit

overeenstemming

overeenstemming

geen overeenstemming

 

— beroepsinvaliditeit

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

 

3. Regeling voor zeelieden

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

FRANKRIJK

1.  Algemene regeling

 

groep III (hulpbehoevendheid)

right accolade overeenstemming
right accolade overeenstemming
right accolade geen overeenstemming
 

— groep II

 

— groep I

2.  Regeling voor de landbouw

 

— algehele algemene invaliditeit

right accolade overeenstemming
right accolade overeenstemming
right accolade geen overeenstemming
 

— gedeeltelijke algemene invaliditeit

 

— hulpbehoevendheid

3.  Regeling voor mijnwerkers

 

— gedeeltelijke algemene invaliditeit

right accolade overeenstemming
right accolade overeenstemming
right accolade geen overeenstemming
 

— hulpbehoevendheid

 

— beroepsinvaliditeit

geen overeenstemming

geen overeenstemming

geen overeenstemming

4.  Regeling voor zeelieden

 

— gedeeltelijke algemene invaliditeit

right accolade geen overeenstemming
right accolade geen overeenstemming
right accolade geen overeenstemming
 

— hulpbehoevendheid

 

— beroepsinvaliditeit

 
 
 



LUXEMBURG

Lid-Staten

Regelingen, toegepast door de organen der Lid-Staten die de beslissing ter erkenning van de toestand van invaliditeit hebben genomen

Regelingen, toegepast door de Luxemburgse organen waarvoor de beslissing bij overeenstemming bindend is

Invaliditeit van arbeiders

Invaliditeit van bedienden

BELGIË

1. Algemene regeling

overeenstemming

overeenstemming

2.  Regeling voor mijnwerkers

 

— gedeeltelijke algemene invaliditeit

geen overeenstemming

geen overeenstemming

 

— beroepsinvaliditeit

geen overeenstemming

geen overeenstemming

 

3. Regeling voor zeelieden

overeenstemming (1)

overeenstemming (1)

FRANKRIJK

1.  Algemene regeling

 

— groep III (hulpbehoevendheid)

right accolade overeenstemming
right accolade overeenstemming
 

— groep II

 

— groep I

2.  Regeling voor de landbouw

 

— algehele algemene invaliditeit

right accolade overeenstemming
right accolade overeenstemming
 

— gedeeltelijke algemene invaliditeit

 

— hulpbehoevendheid

3.  Regeling voor mijnwerkers

 

— twee derde algemene invaliditeit

right accolade overeenstemming
right accolade overeenstemming
 

— hulpbehoevendheid

 

— beroepsinvaliditeit

geen overeenstemming

geen overeenstemming

4.  Regeling voor zeelieden

 

— hulpbehoevendheid

right accolade overeenstemming
right accolade overeenstemming
 

— hulpbehevendheid

 

— beroepsinvaliditeit

geen overeenstemming

geen overeenstemming

(1)   Voorzover de door het Belgische orgaan erkende invaliditeit algemeen is.




BIJLAGE VI (A) (B) (2) (7) (8) (9) (11) (12) (13) (14) (15)

BIJZONDERHEDEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE WETGEVINGEN VAN BEPAALDE LID-STATEN

(Artikel 89 van de verordening)

A.   BELGIË

1. Voor personen, wier recht op verstrekkingen van de ziekteverzekering voortvloeit uit de Belgische regeling van verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit welke op zelfstandigen van toepassing is, geldt titel III, hoofdstuk 1, van deze verordening, met inbegrip van artikel 35, lid 1, onder de volgende voorwaarden:

a) in geval van verblijf op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan België hebben de betrokkenen recht op:

i) wat betreft de gezondheidszorg, verleend in geval van ziekenhuisopname, verstrekkingen waarin de wetgeving van deze Staat voorziet;

ii) wat betreft de andere verstrekkingen, voorzien in de Belgische regeling, vergoeding van de kosten van deze verstrekkingen door het bevoegde Belgische orgaan volgens de tarieven waarin de wetgeving van de bedoelde Staat voorziet;

b) in geval van wonen op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan België, hebben de betrokkenen recht op verstrekkingen waarin de wetgeving van deze Staat voorziet, op voorwaarde dat de aanvullende premie, welke daartoe in de Belgische wetgeving is voorzien, wordt betaald aan het bevoegde Belgische orgaan.

2. Voor de toepassing van de hoofdstukken 7 en 8 van titel III van de verordening door het bevoegde Belgische orgaan, wordt het kind geacht te worden opgevoed op het grondgebied van de Lid-Staat waarop het woont.

3. Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, van de verordening worden als tijdvakken van verzekering welke krachtens de Belgische wettelijke regeling inzake de algemene invaliditeitsverzekering en de verzekering voor zeelieden zijn vervuld, ook beschouwd de tijdvakken van de ouderdomsverzekering welke vóór 1 januari 1945 onder de Belgische wetgeving zijn vervuld.

4. Voor de toepassing van artikel 40, lid 3, onder a), ii), wordt alleen rekening gehouden met de tijdvakken gedurende welke de werknemer of zelfstandige arbeidsongeschikt was in de zin van de Belgische wettelijke regeling.

5. De tijdvakken van ouderdomsverzekering, welke vóór de inwerkingtreding van de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, door zelfstandigen zijn vervuld krachtens de Belgische wetgeving, worden voor de toepassing van artikel 46, lid 2, van de verordening beschouwd als tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de laatstbedoelde wetgeving.

6. Om vast te stellen of is voldaan aan de voorwaarden die de Belgische wetgeving aan de verkrijging van het recht op werkloosheidsuitkeringen verbindt, worden alleen de arbeidsdagen in loondienst in aanmerking genomen; de in de zin van genoemde wetgeving gelijkgestelde dagen worden echter in aanmerking genomen voorzover de daaraan voorafgaande dagen arbeidsdagen in loondienst waren.

7. Voor de toepassing van artikel 72 en artikel 79, lid 1, onder a), van de verordening wordt rekening gehouden met de tijdvakken van arbeid en/of verzekering die krachtens de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat zijn vervuld, ingeval het recht op prestaties volgens de Belgische wettelijke regeling afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde dat gedurende een bepaalde voorafgaande periode is voldaan aan de voorwaarden voor het ingaan van het recht op kinderbijslag in het kader van het stelsel voor werknemers.

8. Voor de toepassing van artikel 14 bis, leden 2, 3 en 4, artikel 14 quater, onder a), en artikel 14 quinquies van Verordening (EEG) nr. 1408/71 wordt voor de berekening van de bedrijfsinkomsten in het referentiejaar die als grondslag voor de vaststelling van de bijdragen krachtens het sociaal statuut van de zelfstandigen dienen, de gemiddelde wisselkoers op jaarbasis van het jaar waarin deze bedrijfsinkomsten werden genoten, aangehouden.

De omrekeningskoers is het jaargemiddelde van de omrekeningskoersen die overeenkomstig artikel 107, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 574/72 worden gepubliceerd in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

9. Voor de berekening van het theoretische bedrag van een invaliditeitspensioen, bedoeld in artikel 46, lid 2, van de verordening, baseert het bevoegde Belgische orgaan zich op de inkomsten die zijn ontvangen in het beroep dat de betrokkene laatstelijk heeft uitgeoefend.

10. Een werknemer of zelfstandige die in België verzekerd is geweest ingevolge de Belgische wetgeving nopens de ziekte/invalidteitsverzekering — waarbij de toekenning van het recht op uitkering mede onderworpen is aan de voorwaarde dat op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet, de betrokkene verzekerd is — wordt met het oog op de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening geacht op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet, verzekerd te zijn, indien hij wegens hetzelfde risico ingevolge de wetgeving van een andere Lid-Staat verzekerd is.

11. Indien de betrokkene op grond van artikel 45 van de verordening recht heeft op een Belgische invaliditeitsuitkering, wordt deze uitkering volgens de regels van artikel 46, lid 2, van de verordening vastgesteld:

a) overeenkomstig het bepaalde in de Wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, indien de betrokkene, bij het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid, wegens hetzelfde risico ingevolge de wetgeving van een andere Lid-Staat als werknemer in de zin van artikel 1, onder a), van de verordening verzekerd was;

b) overeenkomstig het bepaalde in het Koninklijk Besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen, indien de betrokkene bij het ontstaan van de arbeidsongeschiktheid een zelfstandige was in de zin van artikel 1, onder a), van de verordening.

▼M3

12. Het „schadelijk feit” als bedoeld in artikel 1 van de wet van 9 maart 1953 houdende sommige aanpassingen inzake militaire pensioenen en verlening van kosteloze genees- en artsenijkundige verzorging voor de militaire invaliden van vredestijd, valt onder de arbeidsongevallen en beroepsziekten als bedoeld in hoofdstuk 4 van titel III van de verordening.

▼M10

B.   BULGARIJE

Geen.

▼M10

C.   TSJECHIË

▼A1

Geen.

▼M10

D.   DENEMARKEN

▼M2 —————

▼M1

2. Personen die volgens de regels van titel III, hoofdstuk 1, van de verordening bij verblijf of wonen in Denemarken recht hebben op verstrekkingen, genieten dat recht onder dezelfde voorwaarden als die welke in de Deense wetgeving gelden voor personen die op grond van de wet op de openbare gezondheidszorg (lov om offentlig sygesikring) in categorie 1 verzekerd zijn. Personen die zich in Denemarken vestigen en in de Deense ziekteverzekering worden opgenomen, kunnen echter onder dezelfde voorwaarden als Deense verzekerden kiezen voor verzekering in categorie 2.

▼B

3. 

a) De bepalingen van de Deense wetgeving betreffende sociale pensioenen die het recht op pensioen afhankelijk stellen van een vaste woonplaats van de aanvrager in Denemarken zijn niet van toepassing op werknemers, zelfstandigen of hun nagelaten betrekkingen die op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan Denemarken wonen.

b) Voor de berekening van het pensioen worden tijdvakken van werkzaamheden in loondienst of anders dan in loondienst die in Denemarken door een grensarbeider os seizoenarbeider zijn vervuld, aangemerkt als tijdvakken van wonen die in Denemarken door de overlevende echtgeno(o)t(e) zijn vervuld voorzover deze tijdens deze tijdvakken met de grensarbeider of seizoenarbeider was gehuwd, zonder scheiding van tafel en bed of zonder feitelijke scheiding op grond van onverenigbaarheid en mits de echtgeno(o)t(e) gedurende deze tijdvakken op het grondgebied van een andere Lid-Staat woonde.

c) Voor de berekening van het pensioen worden tijdvakken van werkzaamheden in loondienst of anders dan in loondienst die vóór 1 januari 1984 in Denemarken zijn vervuld door een werknemer of zelfstandige die geen grensarbeider of seizoenarbeider is, aangemerkt als door de overlevende echtgeno(o)t(e) in Denemarken vervulde tijdvakken van wonen, voorzover deze tijdens deze tijdvakken met de werknemer of zelfstandige was gehuwd, zonder scheiding van tafel en bed of zonder feitelijke scheiding op grond van onverenigbaarheid en mits de echtgeno(o)t(e) gedurende deze tijdvakken op het grondgebied van een andere Lid-Staat woonde.

d) De tijdvakken die op grond van het gestelde onder b) en c) mede in aanmerking dienen te worden genomen, worden echter buiten beschouwing gelaten indien zij samenlopen met tijdvakken die in aanmerking zijn genomen voor de berekening van het pensioen dat aan de betrokkene verschuldigd is krachtens de wetgeving betreffende verplichte verzekering van een andere Lid-Staat of met tijdvakken gedurende welke de betrokkene een pensioen krachtens een dergelijke wetgeving ontving.

Deze tijdvakken worden echter in aanmerking genomen wanneer het jaarlijks bedrag van bedoeld pensioen lager is dan de helft van het basisbedrag van het sociaal pensioen.

4. De bepalingen van de verordening doen geen afbreuk aan de overgangsbepalingen van de Deense wetten van 7 juni 1972 betreffende het pensioenrecht van Deense onderdanen die gedurende een zekere tijd onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van de aanvraag daadwerkelijk in Denemarken hebben gewoond. Het pensioen wordt evenwel, onder dezelfde voorwaarden als aan Deense onderdanen, toegekend aan onderdanen van de andere Lid-Staten, die gedurende het jaar onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van de aanvraag daadwerkelijk in Denemarken hebben gewoond.

5. 

a) De tijdvakken waarin een grensarbeider, die woont op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan Denemarken, zijn beroepswerkzaamheden op Deens grondgebied heeft uitgeoefend, moeten voor de Deense wetgeving worden beschouwd als tijdvakken van wonen. Dit geldt ook voor de tijdvakken waarin een grensarbeider in een andere Lid-Staat dan Denemarken is gedetacheerd of diensten verricht.

b) De tijdvakken waarin een seizoenarbeider, die woont op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan Denemarken, op Deens grondgebied heeft gewerkt, moeten voor de Deense wetgeving worden beschouwd als tijdvakken van wonen. Dit geldt ook voor de tijdvakken waarin een seizoenarbeider op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan Denemarken is gedetacheerd.

6. Om vast te stellen of is voldaan aan de voorwaarden voor het recht op dagvergoedingen wegens ziekte en moederschap als bedoeld in de Wet ►M12  ————— ◄ betreffende de dagvergoedingen wegens ziekte en moederschap, wanneer de betrokkene niet gedurende de gehele in genoemde wet vastgestelde referentieperiode onderworpen is geweest aan de Deense wetgeving.

a) wordt rekening gehouden met de tijdvakken van verzekering of van arbeid welke de betrokkene gedurende bedoelde referentieperioden waarin hij niet onderworpen was aan de Deense wetgeving, heeft vervuld onder de wetgeving van een andere Lid-Staat dan Denemarken, alsof het tijdvakken betrof die onder de Deense wetgeving zijn vervuld.

▼M8 —————

▼B

7. Artikel 46 bis, lid 3, onder d), en artikel 46 quater, leden 1 en 3, van de verordening en artikel 7, lid 1, van de toepassingsverordening zijn niet van toepassing op pensioenen, vastgesteld in het kader van de Deense wetgeving.

8. Voor de toepassing van artikel 67 van de verordening worden de werkloosheidsuitkeringen voor in Denemarken verzekerde zelfstandigen berekend volgens de Deense wettelijke regeling.

9. Indien degene die een eventueel vervroegd Deens ouderdomspensioen ontvangt eveneens recht heeft op een nabestaandenpensioen van een andere Lid-Staat, worden deze pensioenen voor de toepassing van de Deense wetgeving aangemerkt als uitkeringen van dezelfde aard in de zin van artikel 46, lid 1, van de verordening, op voorwaarde echter dat de betrokkene waarvan de tijdvakken van verzekering of van wonen als grondslag dienen voor de berekening van het nabestaandenpensioen, tijdvakken van wonen in Denemarken heeft vervuld.

▼M3

10. De bevoegde autoriteiten kunnen een persoon die onder een bijzonder stelsel voor ambtenaren valt, die in Denemarken woont en

a) op wie de afdelingen 2 tot en met 7 van hoofdstuk 1 van titel III niet van toepassing zijn en

b) die geen recht heeft op een Deens pensioen,

aanspreken voor de kosten van de in Denemarken verleende verstrekkingen, voorzover deze verstrekkingen gedekt zijn door het betrokken bijzondere stelsel en/of het aanvullende stelsel van persoonlijke verzekering. Dit geldt tevens voor de echtgenoot en de kinderen jonger dan 18 van deze persoon.

▼M12

11. De overbruggingsuitkering voor werklozen die deelnemen aan de „flexjob”-regeling (ledighedsydelse) (overeenkomstig de wet betreffende actief sociaal beleid) valt onder de bepalingen van titel III, hoofdstuk 6 (werkloosheidsuitkeringen). Wat betreft werklozen die zich naar een andere lidstaat begeven, zijn de bepalingen van de artikelen 69 en 71 van de verordening van toepassing wanneer de betrokken lidstaat vergelijkbare regelingen voor dezelfde categorie personen kent.

▼M10

E.   DUITSLAND

▼B

1. Artikel 10 van de verordening laat onverlet de bepalingen krachtens welke de buiten het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland voorgekomen ongevallen (en beroepsziekten) die, alsmede de buiten dit grondgebied vervulde tijdvakken van verzekering, niet, of slechts onder bepaalde voorwaarden, aanleiding geven tot betaling van prestaties wanneer de rechthebbenden buiten het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland wonen.

2. 

a) Het vaste toerekeningstijdvak (pauschale Anrechnungszeit) wordt uitsluitend vastgesteld op basis van de tijdvakken van Duitse verzekering.

b) Voor het in aanmerking nemen van de Duitse pensioentijdvakken voor de pensioenverzekering voor mijnwerkers is alleen de Duitse wetgeving van toepassing.

c) Voor het in aanmerking nemen van de Duitse vervangende tijdvakken (Ersatzzeiten) is alleen de Duitse wetgeving van toepassing.

▼M8 —————

▼B

4. Artikel 7 van boek VI van het sociaal wetboek is van toepassing op de onderdanen van andere Lid-Staten alsmede op staatlozen en vluchtelingen die op het grondgebied van andere Lid-Staten wonen, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

Indien is voldaan aan de algemene voorwaarden kunnen vrijwillige bijdragen in het Duitse pensioenfonds worden gestort:

a) wanneer de belanghebbende zijn domicilie of zijn woonplaats heeft op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland;

b) wanneer de belanghebbende zijn domicilie of zijn woonplaats heeft op het grondgebied van een andere Lid-Staat en hij vroeger op enigerlei tijdstip verplicht of vrijwillig aangesloten is geweest bij de Duitse pensioenverzekering;

c) wanneer de belanghebbende, onderdaan van een andere Lid-Staat, zijn domicilie of zijn woonplaats heeft op het grondgebied van een derde Staat, hij gedurende ten minste zeztig maanden premies of bijdragen heeft betaald aan de Duitse pensioenverzekering of kon worden toegelaten tot de vrijwillige verzekering krachtens de voorheen geldende overgangsbepalingen en hij niet verplicht of vrijwillig verzekerd is krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat.

5. . . . . . .

6. . . . . . .

7. . . . . . .

8. . . . . . .

9. Wanneer de kosten voor verstrekkingen die Duitse organen van de woonplaats verlenen aan pensioentrekkers of hun gezinsleden die bij bevoegde organen van andere Lid-Staten verzekerd zijn, op grond van maandelijkse forfaitaire bedragen moeten worden verrekend, gelden deze kosten voor de financiële verevening tussen de organen van de Duitse ziekteverzekering voor pensioentrekkers als kosten voor verstrekkingen van de Duitse ziekteverzekering voor pensioentrekkers. De forfaitaire bedragen die door de bevoegde organen van andere Lid-Staten aan de Duitse organen van de woonplaats worden vergoed, gelden als inkomsten waarmede bij genoemde financiële verevening rekening moet worden gehouden.

10. Met betrekking tot zelfstandigen wordt het recht op werkloosheidssteun (Arbeitslosenhilfe) afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de betrokkene, alvorens zijn werkloosheid aan te melden, als hoofdwerkzaamheden werkzaamheden anders dan in loondienst heeft uitgeoefend gedurende ten minste één jaar op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland en deze niet slechts tijdelijk heeft beëindigd.

▼M8 —————

▼B

12. De tijdvakken van verplichte verzekering vervuld krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat, hetzij ingevolge een bijzonder stelsel voor ambachtslieden of, bij gebreke daarvan, ingevolge een bijzonder stelsel voor zelfstandigen of ingevolge het algemeen stelsel, worden in aanmerking genomen voor de vervulling van de 18 jaar verplichte verzekering welke zijn vereist voor de ontheffing van de verplichte aansluiting bij de pensioenverzekering van zelfstandige ambachtslieden.

13. Voor de toepassing van de Duitse wettelijke regeling betreffende de verplichte aansluiting van gepensioneerden bij het ziekteverzekeringsstelsel als bepaald in artikel 5, lid 1, punt 11, van boek V van het Sociaal Wetboek (Fünftes Buch Sozialgesetzbuch — SGB V) en artikel 56 van de Wet op de hervorming van de ziekteverzekering (Gesundheitsreformgesetz), worden tijdvakken van verzekering of van wonen, die krachtens de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat zijn vervuld en gedurende welke de betrokkene aanspraak kon maken op verstrekkingen bij ziekte, voorzover nodig als krachtens de Duitse wettelijke regeling vervulde tijdvakken van verzekering in aanmerking genomen, voorzover zij niet samenvallen met krachtens die wettelijke regeling vervulde tijdvakken van verzekering.

14. Voor de toekenning van uitkeringen bedoeld in artikel 47, lid 1, van boek V van het Sociaal Wetboek (SGB V), artikel 200, lid 2, en artikel 561, lid 1, van de Duitse Wet op de sociale verzekering (Reichsversicherungsordnung — RVO), aan verzekerden die op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonen, wordt het nettoloon, dat als basis voor de berekening van de uitkering geldt, door de Duitse verzekeringsorganen vastgesteld alsof deze verzekerden in de Bondsrepubliek Duitsland woonden.

15. Griekse leerkrachten die het statuut van ambtenaar bezitten en die op grond van het feit dat zij in Duitse scholen onderwijs hebben gegeven, premies hebben betaald aan de Duitse verplichte pensioenverzekering alsmede aan het Griekse bijzondere stelsel voor ambtenaren en die na 31 december 1978 niet meer door de Duitse verplichte verzekering waren gedekt, kunnen op aanvraag een terugbetaling ontvangen van deze verplichte premies overeenkomstig artikel 210 van boek VI van het wetboek. Verzoeken om terugbetaling moeten worden ingediend binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze bepaling. De betrokkene kan ook zijn recht laten gelden binnen zes kalendermaanden na de datum waarop hij niet meer aan de verplichte verzekering onderworpen was.

Artikel 210, lid 6, van boek VI van het sociaal wetboek is enkel van toepassing ten aanzien van tijdvakken waarover verplichte premies voor de Duitse pensioenverzekering zijn betaald, naast de premies die aan het Griekse bijzondere stelsel voor ambtenaren zijn betaald, en met betrekking tot de gelijkgestelde tijdvakken die onmiddellijk volgen op tijdvakken waarover dergelijke verplichte premies zijn betaald.

16. . . . . . .

▼M8 —————

▼B

18. De rechthebbende op een pensioen of rente krachtens de Duitse wettelijke regeling en op een pensioen of rente krachtens de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat, wordt voor de toepassing van artikel 27 van de verordening geacht recht te hebben op verstrekkingen wegens ziekte of moederschap, indien hij krachtens artikel 8, lid 1, punt 4, van boek V van het Sociaal Wetboek (SGB V) is vrijgesteld van deelname aan de verplichte ziekteverzekering (Krankenversicherung).

19. Een tijdvak van verzekering voor de opvoeding van kinderen overeenkomstig de Duitse wettelijke regeling is geldig, zelfs voor het tijdvak waarin de betrokken werknemer het desbetreffende kind in een andere Lid-Staat heeft opgevoed, voorzover deze werknemer zijn arbeid niet kan verrichten als gevolg van artikel 6, lid 1, van het Mutterschutzgesetz of ouderschapsverlof neemt overeenkomstig artikel 15 van het Bundeserziehungsgeldgesetz, en hij geen onbeduidend (geringfügig) werk in de zin van artikel 8 van boek IV van het Sociaal Wetboek (SGB IV) heeft verricht.

20. In gevallen waarin de bepalingen van de Duitse pensioenwet van 31 december 1991 van toepassing zijn, zijn de bepalingen van bijlage VI eveneens van toepassing in hun versie van 31 december 1991.

▼M3

21. 

a) De afdelingen 2 tot en met 7 van hoofdstuk 1 van titel III zijn, voorzover zij betrekking hebben op verstrekkingen, niet van toepassing op personen die recht hebben op verstrekkingen in een stelsel voor ambtenaren of met hen gelijkgestelden die niet verzekerd zijn in het verplichte ziekteverzekeringsstelsel.

b) Ingeval echter iemand die onder een stelsel voor ambtenaren valt in een lidstaat verblijft waar krachtens de wettelijke regeling

 het recht op verstrekkingen niet onderworpen is aan voorwaarden van verzekering of van arbeid, en

 geen pensioen behoeft te worden uitgekeerd,

wordt hij door zijn ziekenfonds geadviseerd de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van verblijf mee te delen dat hij geen gebruik wenst te maken van enig recht op verstrekkingen krachtens de wettelijke regeling van deze lidstaat. In voorkomend geval mag daarbij worden verwezen naar artikel 17 bis van de verordening.

22. Onverminderd punt 21 wordt met betrekking tot verstrekkingen artikel 27 van de verordening geacht van toepassing te zijn op personen die recht hebben op zowel een pensioen krachtens het Beamtenversorgungsrecht als een pensioen krachtens de wetgeving van een andere lidstaat.

23. Hoofdstuk 4 is niet van toepassing op personen die recht hebben op verstrekkingen uit hoofde van een ongevallenverzekering voor ambtenaren en met hen gelijkgestelden.

▼M8

24. Voor de berekening van het in artikel 46, lid 2, onder 3, van de verordening genoemde theoretische bedrag, in de pensioenregelingen voor de vrije beroepen, neemt het bevoegde orgaan voor ieder verzekeringsjaar dat vervuld werd volgens de wettelijke regeling van een andere lidstaat, als grondslag de gemiddelde jaarlijkse pensioenaanspraken die de betrokkene door premie- of bijdragebetaling heeft opgebouwd tijdens de periode dat hij bij het bevoegde orgaan was aangesloten.

25. Artikel 79 bis van de verordening is van overeenkomstige toepassing op de berekening van wezenpensioenen en pensioen of -aanvullingen voor kinderen, die door de pensioenregelingen voor de vrije beroepen worden uitgekeerd.

▼M10

F.   ESTLAND

▼M11

Voor de berekening van de ouderschapsuitkering wordt wat betreft de tijdvakken van arbeid in andere lidstaten dan Estland uitgegaan van hetzelfde gemiddelde bedrag aan sociale belasting als werd betaald tijdens de daarmee samengetelde tijdvakken van arbeid in Estland. Indien de betrokkene tijdens het referentiejaar uitsluitend in andere lidstaten heeft gewerkt, wordt voor de berekening van de uitkering uitgegaan van het gemiddelde bedrag aan sociale belasting dat in Estland werd betaald tussen het referentiejaar en het jaar van het moederschapsverlof.

▼M10

G.   GRIEKENLAND

▼B

1. . . . . . .

2. Wet nr. 1469/84 betreffende vrijwillige aansluiting bij het pensioensverzekeringsstelsel voor Griekse onderdanen en vreemdelingen van Griekse herkomst is overeenkomstig het bepaalde in de tweede alinea van toepassing op onderdanen van andere Lid-Staten, staatlozen en vluchtelingen die op het grondgebied van een Lid-Staat wonen.

Voorzover aan de andere voorwaarden van genoemde wet is voldaan, kunnen premies worden betaald:

a) wanneer de betrokkene zijn domicilie heeft of woont op het grondgebied van een Lid-Staat en in het verleden bovendien verplicht aangesloten is geweest bij het Griekse pensioensverzekeringsstelsel; of

b) ongeacht de plaats van domicilie of woonplaats wanneer de betrokkene in het verleden ofwel met of zonder onderbreking gedurende tien jaar in Griekenland heeft gewoond ofwel gedurende een periode van 1 500 dagen verplicht of vrijwillig bij het Griekse stelsel aangesloten is geweest.

3. In afwijking van de bepalingen ter zake van de door het OGA toegepaste wettelijke regeling worden tijdvakken van pensioenuitkeringen wegens arbeidsongevallen of beroepsziekten ingevolge de wettelijke regeling van een Lid-Staat, die voorziet in een bijzondere tak van verzekering voor deze risico's, voorzover zij samenvallen met in Griekenland vervulde tijdvakken van werkzaamheden in de landbouw, aangemerkt als tijdvakken van verzekering ingevolge de door het OGA toegepaste wettelijke regeling, in overeenstemming met de definitie in artikel 1, onder r), van de verordening.

4. In het kader van de Griekse wetgeving is toepassing van artikel 49, lid 2, van de verordening afhankelijk van de voorwaarde dat de nieuwe berekening als bedoeld in genoemd artikel de betrokkene niet benadeelt.

5. Wanneer de regels van de Griekse aanvullende pensioenfondsen („επικουρικά ταμεία”) de mogelijkheid bieden om de bij de Griekse hoofdverzekeringsorganen („κύριας ασφάλισης”) vervulde tijdvakken van verplichte ouderdomsverzekering te erkennen, worden deze regels ook toegepast en aanzien van de tijdvakken van verplichte ouderdomsverzekering die vervuld zijn uit hoofde van de wettelijke regeling die in een andere Lid-Staat van toepassing is en die valt onder die materiële werkingssfeer van de verordening.

6. Werknemers die tot 31 december 1992 onderworpen waren aan een verplichte verzekering van een andere Lid-Staat en die voor de eerste maal na 1 januari 1993 onder de Griekse verplichte verzekering (hoofdverzekering) vielen, worden als „oude verzekerden” beschouwd in de zin van de bepalingen van wet nr. 2084/92.

▼M1

7. Openbare ambtenaren, in actieve dienst of gepensioneerd, daarmee gelijkgesteld personeel, alsmede hun gezinsleden die onder een speciaal stelsel inzake medische verzorging vallen, hebben recht op de verstrekkingen bij ziekte of moederschap wanneer deze dringend noodzakelijk zijn tijdens een verblijf op het grondgebied van een andere lidstaat of wanneer zij zich met de voorafgaande toestemming van het Griekse bevoegde orgaan naar het grondgebied van die andere lidstaat begeven om daar een voor hun gezondheidstoestand passende behandeling te ondergaan, overeenkomstig de modaliteiten van artikel 2, lid 1, onder a) en c), en lid 3, en artikel 31, onder a), van de verordening, onder dezelfde voorwaarden als werknemers en zelfstandigen die door het Griekse algemeen stelsel van sociale zekerheid zijn gedekt (wettelijke stelsels).

8. Artikel 22 ter is van overeenkomstige toepassing op alle ambtenaren, daarmee gelijkgesteld personeel, alsmede hun gezinsleden, die door een speciale Griekse ziektenkostenregeling zijn gedekt.

▼M3

7. Wat betreft uiterlijk op 31 december 1982 aangeworven ambtenaren of met hen gelijkgestelden, zijn de hoofdstukken 2 en 3 van titel III van overeenkomstige toepassing indien de betrokkenen in een andere lidstaat tijdvakken van verzekering hebben vervuld in het kader van ofwel een bijzonder pensioenstelsel voor ambtenaren of met hen gelijkgestelden, ofwel een algemeen stelsel, mits zij overeenkomstig de Griekse wetgeving werkzaam zijn geweest als ambtenaar of met hen gelijkgestelden.

8. Indien geen pensioenrechten zijn verworven in een bijzonder stelsel voor ambtenaren of met hen gelijkgestelden, doet de toepassing van artikel 43 bis, lid 2, en artikel 51 bis, lid 2, geen afbreuk aan de toepassing van de Griekse wetgeving (wetboek voor burgerlijke en militaire pensioenen) betreffende de overdracht van verzekeringstijdvakken van een bijzonder stelsel voor ambtenaren naar het algemeen stelsel voor werknemers via de betaling van de vereiste bijdrage.

▼M10

H.   SPANJE

▼M1

1. De in artikel 1, onder a), iv), van de verordening gestelde voorwaarde dat men al dan niet in loondienst werkzaam moet zijn geweest, of tevoren in het kader van een voor werknemers of zelfstandigen ingesteld stelsel van dezelfde lidstaat verplicht verzekerd moet zijn geweest tegen dezelfde gebeurtenis, kan niet worden tegengeworpen aan personen die overeenkomstig het bepaalde in het Koninklijk Decreet 317/1985 van 6 februari 1985 vrijwillig zijn aangesloten bij het algemeen stelsel van sociale zekerheid in hun hoedanigheid van ambtenaar of werknemer bij een internationale intergouvernementele organisatie.

2. De uitkeringen als bedoeld in het Koninklijk Decreet 2805/79 van 7 december 1979 betreffende de vrijwillige aansluiting bij het algemeen stelsel van sociale zekerheid gelden, door toepassing van het beginsel van gelijke behandeling, eveneens voor de onderdanen van andere lidstaten, vluchtelingen en statenlozen, op het communautair grondgebied woonachtig, die, doordat zij toetreden tot internationale organisaties, niet langer verplicht aangesloten zijn bij het Spaanse stelsel voor sociale zekerheid.

▼M3

3. 

a) In alle Spaanse stelsels van sociale zekerheid, met uitzondering van het stelsel voor ambtenaren, de strijdkrachten en de rechterlijke macht wordt een werknemer of zelfstandige die verzekerd is geweest ingevolge de Spaanse wetgeving, met het oog op de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening geacht op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet, ingevolge deze wet verzekerd te zijn, indien hij op bedoeld tijdstip ingevolge de wetgeving van een andere lidstaat verzekerd is, of, indien zulks niet het geval is, een uitkering krachtens de wetgeving van een andere lidstaat voor hetzelfde risico verschuldigd is. Laatstgenoemde voorwaarde wordt echter geacht te zijn vervuld in het in artikel 48, lid 1, bedoelde geval.

b) Voor de toepassing van hoofdstuk 3 van titel III van de verordening worden de jaren die de werknemer tekort komt om te voldoen aan de eisen inzake de al dan niet verplichte pensioengerechtigde leeftijd, vastgelegd in artikel 31, punt 4, van de geconsolideerde tekst van de wet inzake staatspensioengerechtigden, als dienstjaren alleen meegerekend wanneer op het tijdstip waarop het risico dat recht geeft op een invaliditeits- of overlevingspensioen zich voordeed, de begunstigde onder het Spaanse bijzondere stelsel voor ambtenaren, de strijdkrachten en de rechterlijke macht viel of werkzaamheden uitoefende waarop dat stelsel eveneens van toepassing was.

▼B

4. 

a) Op grond van artikel 47 van de verordening geschiedt de berekening van de Spaanse theoretische uitkering op basis van de werkelijke premies of bijdragen van de verzekerde gedurende de jaren onmiddellijk voorafgaande aan de betaling van de laatste premie of bijdrage aan de Spaanse sociale zekerheid.

▼M2

b) het bedrag van het pensioen wordt verhoogd met het bedrag van de verhogingen en de aanpassingen die voor alle volgende jaren tot het jaar vóór het bereiken van de pensioenleeftijd voor gelijksoortige pensioenen berekend werden

▼M3

5. In andere lidstaten vervulde tijdvakken die moeten worden meegerekend voor het bijzondere stelsel van ambtenaren, de strijdkrachten en de rechterlijke macht, worden voor de toepassing van artikel 47 van de verordening op dezelfde wijze behandeld als de in de tijd dichtstbijgelegen tijdvakken die als ambtenaar in Spanje zijn doorgebracht.

6. In het bijzondere stelsel voor ambtenaren, de strijdkrachten en de rechterlijke macht verwijst de uitdrukking „acto de servicio” naar ongevallen op het werk en beroepsziekten in de zin van en voor de toepassing van hoofdstuk 4 van titel III van de verordening.

7. 

a) De afdelingen 2 tot en met 7 van hoofdstuk 1 van titel III zijn, voorzover zij betrekking hebben op verstrekkingen, niet van toepassing op begunstigden van het bijzondere stelsel voor ambtenaren, de strijdkrachten en de rechterlijke macht, die onder het Spaanse „Mutualismo administrativo” vallen.

b) Ingeval echter iemand die onder een van deze stelsels valt, in een lidstaat woont waar krachtens de wettelijke regelingwordt hij door zijn ziekenfonds geadviseerd de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van zijn woonplaats mee te delen dat hij geen gebruik wenst te maken van enig recht op verstrekkingen krachtens de wettelijke regeling van deze lidstaat. In voorkomend geval mag daarbij worden verwezen naar artikel 17 bis van de verordening.

 het recht op verstrekkingen niet onderworpen is aan voorwaarden van verzekering of van arbeid, en

 geen pensioen behoeft te worden uitgekeerd,

8. Onverminderd punt 7 wordt met betrekking tot verstrekkingen artikel 27 van de verordening geacht van toepassing te zijn op personen die recht hebben op zowel een pensioen in het bijzondere stelsel voor ambtenaren, de strijdkrachten en de rechterlijke macht, als op een pensioen krachtens de wettelijke regeling van een andere lidstaat.

▼M4

9. Het Spaanse bijzondere stelsel voor studenten („Seguro Escolar”) is, wat de erkenning van het recht op uitkering betreft, niet gebaseerd op de vervulling van tijdvakken van verzekering, arbeid en wonen zoals omschreven in artikel 1, onder r), s), en s bis), van de verordening. De Spaanse instellingen kunnen de betrokken getuigschriften voor het samentellen van tijdvakken dus niet afgeven.

Een en ander neemt niet weg dat het Spaanse bijzondere stelsel voor studenten onder dezelfde voorwaarden als voor studenten van Spaanse nationaliteit van toepassing is op onderdanen van andere lidstaten die in Spanje studeren.

▼M10

I.   FRANKRIJK

▼B

1. 

a) De uitkering voor bejaarde werknemers alsmede de uitkering voor bejaarde zelfstandigen en de ouderdomsuitkering in de landbouw worden overeenkomstig de in de Franse wetgeving voor Franse werknemers gestelde voorwaarden, toegekend aan alle werknemers of zelfstandigen, die onderdaan zijn van de andere Lid-Staten en die, op het tijdstip waarop zij hun aanvraag indienen, op Frans grondgebied wonen.

b) Dit geldt eveneens voor vluchtelingen en staatlozen.

c) De bepalingen van de verordening laten onverlet de bepalingen van de Franse wetgeving krachtens welke voor het recht op de uitkering voor bejaarde werknemers alsmede voor de uitkering aan bejaarde zelfstandigen uitsluitend rekening wordt gehouden met de tijdvakken van arbeid in loondienst of daarmede gelijkgestelde arbeid of, al naar het geval, de tijdvakken van arbeid anders dan in loondienst, welke op het in Europa gelegen grondgebied of in de overzeese departementen (Guadeloupe, Guyana, Martinique en Réunion) van de Franse Republiek zijn vervuld.

2. De bijzondere uitkering en de voor cumulatie vatbare uitkering waarin bij de bijzondere wetgeving inzake de sociale zekerheid in de mijnen is voorzien worden alleen verleend aan de werknemers die in de Franse mijnen werken.

3. De Wet nr. 65-555 van 10 juli 1965 waarbij aan de Fransen die in het buitenland een beroep uitoefenen of uitgeoefend hebben, de bevoegdheid wordt verleend tot de vrijwillige ouderdomsverzekering toe te treden, wordt op de volgende voorwaarden op de onderdanen van de andere Lid-Staten toegepast:

 de uitoefening van de beroepswerkzaamheden op grond waarvan toetreding tot de Franse vrijwillige verzekering mogelijk is mag niet op Frans grondgebied of op het grondgebied van de Lid-Staat waarvan de werknemer of zelfstandige onderdaan is, plaatshebben of plaatsgehad hebben;

 de werknemer of zelfstandige moet op het tijdstip waarop hij verzoekt van de bij de wet toegekende bevoegdheid gebruik te mogen maken, aantonen dat hij of wel gedurende ten minste tien jaren, al dan niet onafgebroken, in Frankrijk heeft gewoond, of wel gedurende hetzelfde tijdvak verplicht of vrijwillig voortgezet aan de Franse wettelijke regeling onderworpen is geweest.

Deze voorwaarden gelden ook wanneer op onderdanen van andere lidstaten de bepalingen worden toegepast waardoor een Franse werknemer die zijn beroep buiten Frankrijk uitoefent, zich vrijwillig hetzij rechtstreeks, hetzij via zijn werkgever, bij een Frans aanvullend pensioenstelsel voor werknemers kan aansluiten.

4. Degene die op grond van artikel 14, lid 1, of van artikel 14 bis, lid 1, van de verordening onderworpen is aan de Franse wettelijke regeling heeft voor de gezinsleden die hem op het grondgebied van de Lid-Staat waar hij beroepswerkzaamheden verricht vergezellen, recht op de volgende gezinsbijslagen:

a) de uitkering voor jeugdige kinderen tot de leeftijd van drie maanden;

b) de gezinsbijslagen toegekend krachtens artikel 73 van de verordening.

▼M6

5. Het bevoegd orgaan houdt voor de berekening van het in artikel 46, lid 2, onder a), van de verordening bedoelde theoretisch bedrag in de basis- en aanvullende stelsels waarin de ouderdomspensioenen berekend worden op basis van pensioenpunten, voor ieder verzekeringsjaar dat vervuld werd volgens de wettelijke regeling van een andere lidstaat, rekening met een aantal pensioenpunten dat gelijk is aan het quotiënt van het aantal pensioenpunten verkregen krachtens de wettelijke regeling die het bevoegd orgaan toepast, gedeeld door het aantal jaren dat overeenkomt met deze punten.

▼B

6. 

a) Grensarbeiders die op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan Frankrijk in loondienst werkzaam zijn en in de Franse departementen Haut-Rhin, Bas-Rhin en Moselle wonen, hebben krachtens artikel 19 van de verordening op het grondgebied van de departementen recht op de verstrekkingen krachtens de plaatselijke regeling van Elzas-Lotharingen ingesteld bij de Decreten nr. 46-1428 van 12 juni 1946 en nr. 67-814 van 25 september 1967.

b) Deze bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op de rechthebbenden die onder artikel 25, leden 2 en 3, artikel 28 en artikel 29 van de verordening vallen.

▼M2

7.  ►M8  Niettegenstaande het bepaalde in de artikelen 73 en 74 van deze verordening, worden de huisvestingstoelagen en de aanvullende toelage voor kinderverzorging naar keuze van de ouders (prestation d'accueil du jeune enfant — PAJE) alleen toegekend aan de betrokkenen en hun gezinsleden die op het Frans grondgebied wonen. ◄

▼B

8. Een werknemer die verzekerd is geweest ingevolge de Franse wet betreffende de weduwen- en weduwnaarsverzekering van de Franse algemene socialezekerheidsregeling of van de regeling voor werknemers in de landbouw, wordt met het oog op de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening geacht op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet de hoedanigheid van verzekerde ingevolge deze wet te bezitten, indien hij op bedoeld tijdstip ingevolge de wetgeving van een andere Lid-Staat als werknemer verzekerd is, of indien zulks niet het geval is, een nabestaandenuitkering krachtens de wetgeving betreffende werknemers van een andere Lid-Staat verschuldigd is. Laatstgenoemde voorwaarde wordt echter geacht te zijn vervuld in het in artikel 48, lid 1, bedoelde geval.

▼M6

9. De Franse wetgeving die van toepassing is op een werknemer of een voormalig werknemer in het kader van de toepassing van hoofdstuk 3 van titel III van de verordening, geldt zowel voor de basisstelsels van de ouderdomsverzekering als voor de aanvullende stelsels van de ouderdomsverzekering waarbij belanghebbende was aangesloten.

▼M10

J.   IERLAND

▼B

1. Indien zij hun woon- of verblijfplaats in Ierland hebben, ontvangen de werknemers of zelfstandigen, de werklozen, de aanvragers van en rechthebbenden op pensioenen of rente, alsmede hun gezinsleden, bedoeld in artikel 19, lid 1, artikel 22, leden 1 en 3, artikel 25, leden 1 en 3, artikel 26, lid 1, en de artikelen 28 bis, 29 en 31 van de verordening, gratis alle medische verzorging waarin de Ierse wettelijke regeling voorziet wanneer de kosten van deze verstrekkingen voor rekening van het orgaan van een andere Lid-Staat dan Ierland komen.

2. De gezinsleden van een aan de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat dan Ierland onderworpen werknemer of zelfstandige, die voldoet aan de voorwaarden welke door deze wettelijke regeling voor het recht op verstrekkingen worden gesteld, zo nodig mede gelet op artikel 18 van de verordening, ontvangen, wanneer zij in Ierland wonen, gratis alle medische verzorging waarin de Ierse wettelijke regeling voorziet.

De aldus verleende verstrekkingen komen voor rekening van het orgaan waarbij de werknemer of zelfstandige is aangesloten.

Wanneer echter de echtgenoot van de werknemer of zelfstandige of de persoon die het toezicht over de kinderen heeft, in Ierland beroepswerkzaamheden verricht, blijven de aan de gezinsleden verleende verstrekkingen voor rekening van het Ierse orgaan voorzover het recht op genoemde verstrekkingen alleen op grond van de Ierse wettelijke regeling bestaat.

3. Wanneer een aan de Ierse wetgeving onderworpen werknemer door een ongeval wordt getroffen nadat hij het grondgebied van een Lid-Staat heeft verlaten om, gedurende zijn arbeid, naar het grondgebied van een andere Lid-Staat te gaan, maar aldaar nog niet is aangekomen, wordt zijn recht op prestaties uit hoofde van dit ongeval als volgt vastgesteld:

a) alsof dit ongeval zich heeft voorgedaan op het Ierse grondgebied, en

b) zonder bij het bepalen of hij uit hoofde van zijn arbeid onder deze wetgeving verzekerd was, rekening te houden met zijn afwezigheid van het Ierse grondgebied.

4. . . . . . .

▼M2

5. Voor de berekening van het loon met het oog op de toekenning van ziekengeld of werkloosheidsuitkering uit hoofde van de Ierse wetgeving wordt, niettegenstaande het bepaalde in artikel 23, lid 1, en artikel 68, lid 1, van de verordening, een bedrag toegerekend dat gelijk is aan het gemiddelde weekloon van mannelijke en vrouwelijke werknemers gedurende dat dienstjaar, voor elke werkweek waarin de betrokkene gedurende de referentieperiode in de hoedanigheid van werknemer onder de wettelijke regeling van een andere lidstaat heeft gewerkt.

▼B

6. Voor de toepassing van artikel 40, lid 3, onder a), ii), wordt alleen rekening gehouden met de tijdvakken gedurende welke de werknemer of zelfstandige arbeidsongeschikt was in de zin van de Ierse wettelijke regeling.

7. Voor de toepassing van artikel 44, lid 2, wordt de werknemer geacht uitdrukkelijk te hebben verzocht om uitstel van de vaststelling van het ouderdomspensioen waarop hij krachtens de Ierse wettelijke regeling recht heeft wanneer hij niet daadwerkelijk met pensioen is gegaan en dit als voorwaarde voor de verkrijging van het ouderdomspensioen wordt gesteld.

8. . . . . . .

9. Een werkloze die naar Ierland terugkeert na het verstrijken van de periode van drie maanden waarin hij op grond van artikel 69, lid 1, van de verordening een werkloosheidsuitkering is blijven ontvangen krachtens de Ierse wetgeving, kan ondanks het bepaalde in artikel 69, lid 2, aanspraak op een werkloosheidsuitkering maken als hij voldoet aan de in de genoemde wetgeving gestelde voorwaarden.

10. Een periode van onderwerping aan de Ierse wettelijke regeling overeenkomstig artikel 13, lid 2, onder f), van de verordening:

i) mag krachtens deze bepaling niet worden toegerekend als tijdvak van onderwerping aan de Ierse wettelijke regeling voor de toepassing van titel III van de verordening;

ii) betekent niet dat Ierland mag worden aangemerkt als de Staat die bevoegd is voor de toekenning van de in artikel 18 of artikel 38 of artikel 39, lid 1, van de verordening bedœlde prestaties.

▼M10

K.   ITALIË

▼B

Geen.

▼M10

L.   CYPRUS

▼A1

Voor de toepassing van de artikelen 18, lid 1, 38, 45, leden 1 tot en met 3, 64, 67, leden 1 en 2, en 72, van de verordening wordt, voor elk tijdvak dat begint op of na 6 oktober 1980, een verzekeringsweek op grond van de Cyprische wetgeving bepaald door het totale verzekerbare inkomen over het betrokken tijdvak te delen door het weekbedrag van het totale verzekerbare basisinkomen dat van toepassing is in het betrokken jaar van bijdrage, mits het aldus bepaalde aantal weken het aantal kalenderweken in het betrokken tijdvak niet overschrijdt.

▼M10

M.   LETLAND

▼A1

Geen.

▼M10

N .   LITOUWEN

▼A1

Geen.

▼M10

O.   LUXEMBURG

▼B

1. In afwijking van artikel 94, lid 2, van de verordening, worden de tijdvakken van verzekering of daarmee gelijkgestelde tijdvakken welke vóór 1 januari 1946 of een bij een bilateraal verdrag vastgestelde eerdere datum door een werknemer of een zelfstandige onder de Luxemburgse wettelijke regeling inzake de invaliditeits-, ouderdoms- of overlijdensverzekering zijn vervuld, voor de toepassing van deze wettelijke regeling slechts in aanmerking genomen, voorzover de betrokkene aantoont na de berekeningsdatum zes maanden krachtens het Luxemburgse stelsel verzekerd te zijn geweest. Indien verscheidene bilaterale verdragen van toepassing zijn, worden de tijdvakken van verzekering of daarmee gelijkgestelde tijdvakken van de vroegste datum af in aanmerking genomen.

2. Voor de toekenning van het vaste deel van de Luxemburgse pensioenen, worden de tijdvakken van verzekering welke onder de Luxemburgse wettelijke regeling zijn vervuld door werknemers of zelfstandigen die niet op Luxemburgs grondgebied wonen, met ingang van 1 oktober 1972 gelijkgesteld met tijdvakken van wonen.

3. Artikel 22, lid 2, tweede alinea, van de verordening laat onverlet de bepalingen van de Luxemburgse wet krachtens welke de toestemming van het ziekenfonds voor een behandeling in het buitenland niet kan worden geweigerd wanneer de desbetreffende behandeling niet kan worden gegeven in het Groothertogdom.

4. Met het oog op de verrekening van het tijdvak van verzekering, als bedoeld in artikel 171, lid 7, van de Wet op de sociale verzekeringen (Code des assurances sociales), neemt het Luxemburgse orgaan de door de betrokkene overeenkomstig de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat vervulde tijdvakken van verzekering in aanmerking, alsof het gaat om tijdvakken die zijn vervuld onder de wettelijke regeling die het orgaan toepast. De toepassing van de voorgaande bepaling geschiedt onder de voorwaarde dat de betrokkene het laatst tijdvakken van verzekering heeft vervuld krachtens de wettelijke regeling van Luxemburg.

▼M3

5. Voor een ambtenaar die bij de beëindiging van zijn dienstverband niet onder de Luxemburgse wetgeving valt, dient als berekeningsgrondslag voor de toekenning van het pensioen het laatste salaris dat de betrokkene ontving toen hij zijn dienstverband als Luxemburgs ambtenaar beëindigde, welk salaris wordt bepaald overeenkomstig de geldende wetgeving op het moment dat de betrokkene pensioengerechtigd wordt.

6. Bij een overgang van een verplicht Luxemburgs stelsel naar een bijzonder stelsel van ambtenaren of met hen gelijkgestelden in een andere lidstaat, worden de bepalingen van de Luxemburgse wetgeving inzake retroactieve verzekering opgeschort.

7. Goedkeuring van tijdvakken in het verplichte Luxemburgse stelsel wordt alleen gebaseerd op in Luxemburg vervulde tijdvakken.

▼M4

8. Personen die in het Groothertogdom Luxemburg in het genot zijn van een ziektekostenverzekering en die in een andere lidstaat studeren zijn vrijgesteld van de aansluiting als student uit hoofde van de wetgeving van het land van studie.

▼M10

P.   HONGARIJE

▼A1

Geen.

▼M10

Q.   MALTA

▼A1

Geen.

▼M10

R.   NEDERLAND

▼M11

1. Zorgverzekering

a) Wat betreft het recht op verstrekkingen krachtens de Nederlandse wetgeving wordt voor de toepassing van de hoofdstukken 1 en 4 van titel III van de verordening onder „rechthebbenden op verstrekkingen” verstaan:

i) personen die overeenkomstig artikel 2 van de Zorgverzekeringswet verplicht zijn zich te verzekeren bij een zorgverzekeraar;

en

▼M12

ii) voor zover niet reeds begrepen onder i), gezinsleden van actieve militairen die in een andere lidstaat wonen en personen die in een andere lidstaat woonachtig zijn en die krachtens de verordening ten laste van Nederland recht hebben op geneeskundige zorg in hun woonland.

▼M11

b) Personen als bedoeld in punt a), onder i) moeten zich overeenkomstig de Zorgverzekeringswet verzekeren bij een zorgverzekeraar; personen als bedoeld in punt a), onder ii) moeten zich registreren bij het College voor zorgverzekeringen.

▼M12

c) De bepalingen van de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten betreffende de verschuldigdheid van bijdragen zijn van toepassing op personen als bedoeld in punt a) en hun gezinsleden. Wat gezinsleden betreft, worden de bijdragen geheven bij degene van wie het recht op zorg is afgeleid, met uitzondering van gezinsleden van militairen die in een andere lidstaat woonachtig zijn en die de premie rechtstreeks moeten betalen.

▼M11

d) De bepalingen van de Zorgverzekeringswet betreffende te late verzekering zijn van overeenkomstige toepassing op te late registratie van personen als bedoeld in punt a), onder ii) bij het College voor zorgverzekeringen.

e) Personen die recht hebben op verstrekkingen ingevolge de wetgeving van een andere lidstaat dan Nederland en die in Nederland wonen of tijdelijk in Nederland verblijven, hebben recht op verstrekkingen overeenkomstig de aan verzekerden in Nederland aangeboden en met inachtneming van artikel 11, leden 1, 2 en 3, en artikel 19, lid 1, van de Zorgverzekeringswet samengestelde polis van het orgaan van de woonplaats, respectievelijk de verblijfplaats, en op verstrekkingen ingevolge de Algemene wet bijzondere ziektekosten.

f) Voor de toepassing van de artikelen 27 tot en met 34 van de verordening worden met pensioenen, verschuldigd krachtens de wettelijke regelingen genoemd onder b) (invaliditeit), respectievelijk c) (ouderdom) van de verklaring van het Koninkrijk der Nederlanden als bedoeld in artikel 5 van deze verordening, gelijkgesteld:

 pensioenen ingevolge de Wet van 6 januari 1966 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de burgerlijke ambtenaren en hun nabestaanden (Algemene burgerlijke pensioenwet);

 pensioenen ingevolge de Wet van 6 oktober 1966 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van militairen en hun nabestaanden (Algemene militaire pensioenwet);

 pensioenen ingevolge de Wet van 15 februari 1967 houdende nieuwe regeling van de pensioenen van de personeelsleden van de NV Nederlandse Spoorwegen en hun nabestaanden (Spoorwegpensioenwet);

 pensioenen ingevolge het Reglement dienstvoorwaarden Nederlandse Spoorwegen;

 uitkeringen die bij pensionering vóór de leeftijd van 65 jaar worden verstrekt ingevolge een pensioenregeling die de verzorging van de gewezen werknemers bij ouderdom ten doel heeft, of een uitkering bij vervroegde uittreding uit het arbeidsproces ingevolge een van rijkswege of bij collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling voor vervroegde uittreding uit het arbeidsproces voor personen van 55 jaar of ouder;

 uitkeringen, die aan militairen en ambtenaren worden verstrekt ingevolge een regeling in het geval van overtolligheid, functioneel leeftijdsontslag en vervroegde pensionering.

g) Voor de toepassing van de hoofdstukken 1 en 4 van Titel III van de verordening wordt de no-claimteruggave waarin de Nederlandse wettelijke regeling voorziet ingeval van beperkt zorggebruik, beschouwd als een uitkering.

▼B

2.  Toepassing van de Nederlandse Algemene Ouderdomswet (AOW)

a) De korting als bedoeld in artikel 13, lid 1, van de Algemene Ouderdomswet wordt niet toegepast voor kalenderjaren of delen van kalenderjaren welke voor 1 januari 1957 zijn gelegen en gedurende welke de rechthebbende die niet voldoet aan de voorwaarden op grond waarvan deze jaren kunnen worden gelijkgesteld met tijdvakken van verzekering, tussen zijn 15e en 65e jaar in Nederland heeft gewoond of gedurende welke hij, op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonende, in Nederland arbeid heeft verricht in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever.

In afwijking van artikel 7 van de Algemene Ouderdomswet komt voor de gelijkstelling ook in aanmerking de rechthebbende die uitsluitend vóór 1 januari 1957 overeenkomstig de bovenvermelde bepalingen in Nederland heeft gewoond of gewerkt.

b) De korting bedoeld in artikel 13, lid 1, van de Algemene Ouderdomswet wordt niet toegepast voor kalenderjaren of delen van kalenderjaren welke vóór 2 augustus 1989 zijn gelegen en gedurende welke een gehuwde of gehuwd geweest zijnde persoon tussen zijn/haar 15e en 65e jaar, wonende op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan Nederland niet ingevolge genoemde wet verzekerd was, voorzover het kalenderjaren of delen van kalenderjaren betreft die samenvallen met verzekeringstijdvakken die door zijn/haar huwelijkspartner krachtens bedoelde wet zijn vervuld en gedurende welke tijdvakken zij met elkaar waren gehuwd, dan wel met kalenderjaren of delen van kalenderjaren die krachtens het bepaalde onder a) in aanmerking moeten worden genomen.

De hierboven bedoelde persoon wordt in afwijking van het bepaalde in artikel 7 van de Algemene Ouderdomswet als rechthebbende aangemerkt.

c) De korting bedoeld in artikel 13, lid 2, van de Algemene Ouderdomswet wordt niet toegepast voor kalenderjaren of delen van kalenderjaren welke vóór 1 januari 1957 zijn gelegen en gedurende welke de huwelijkspartner van de rechthebbende, die niet voldoet aan de voorwaarden op grond waarvan deze jaren met tijdvakken van verzekering kunnen worden gelijkgesteld, tussen zijn/haar 15e en 65e jaar in Nederland heeft gewoond of gedurende welke hij/zij, op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonende, in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever in Nederland arbeid heeft verricht.

d) De korting als bedoeld in artikel 13, lid 2, van de Algemene Ouderdomswet wordt evenmin toegepast voor kalenderjaren of delen van kalenderjaren welke vóór 2 augustus 1989 zijn gelegen en gedurende welke de huwelijkspartner van de rechthebbende tussen zijn/haar 15e en 65e jaar in een andere Lid-Staat dan Nederland heeft gewoond en niet ingevolge genoemde wet verzekerd was, voorzover het kalenderjaren of delen van kalenderjaren betreft, die samenvallen met verzekeringstijdvakken die door rechthebbende krachtens bedoelde wet zijn vervuld en gedurende welke tijdvakken zij met elkaar waren gehuwd, dan wel met kalenderjaren of delen van kalenderjaren die krachtens het bepaalde onder a) in aanmerking moeten worden genomen.

e) Het bepaalde onder a), b), c) en d) geldt alleen indien de rechthebbende na het bereiken van de 59-jarige leeftijd gedurende zes jaren op het grondgebied van een of meer Lid-Staten heeft gewoond en zolang hij op het grondgebied van één dezer Lid-Staten woont.

▼M2

f) In afwijking van artikel 45, lid 1, van de algemene ouderdomswet en van artikel 63, lid 1, van de algemene nabestaandenwet bestaat voor de in een andere lidstaat dan Nederland wonende huwelijkspartner van een krachtens genoemde wetten verplicht verzekerde werknemer of zelfstandige de mogelijkheid om zich ingevolge die wetten vrijwillig te verzekeren, echter uitsluitend over tijdvakken welke na 2 augustus 1989 zijn gelegen en gedurende welke de werknemer of zelfstandige krachtens genoemde wetten verplicht verzekerd is geweest. Deze mogelijkheid vervalt met ingang van de dag waarop de verplichte verzekering van de werknemer of zelfstandige eindigt.

Bedoelde mogelijkheid vervalt evenwel niet wanneer de verplichte verzekering van de werknemer of zelfstandige geëindigd is ten gevolge van diens overlijden en aan zijn weduwe uitsluitend een pensioen ingevolge de ►M2  algemene nabestaandenwetgeving ◄ is toegekend.

De mogelijkheid om vrijwillig verzekerd te blijven, eindigt in ieder geval op de dag waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt.

De voor bedoelde vrijwillige verzekering te betalen premie wordt voor de huwelijkspartner van een werknemer of zelfstandige die verplicht verzekerd is ingevolge de ►M2  , ◄ Algemene Ouderdomswet en de ►M2  algemene nabestaandenwetgeving ◄ , vastgesteld overeenkomstig de bepalingen voor de vaststelling van de premie voor de verplichte verzekering ingevolge deze wetten, met dien verstande dat zijn/haar inkomen wordt geacht in Nederland te zijn genoten.

Voor de huwelijkspartner van een werknemer of zelfstandige die op of na 2 augustus 1989 verplicht verzekerd is geworden, wordt de premie vastgesteld overeenkomstig de bepalingen voor de vaststelling van de premie voor de vrijwillige verzekering ingevolge de Algemene Ouderdomswet en de ►M2  algemene nabestaandenwetgeving ◄ .

g) Van de onder f) bedoelde mogelijkheid kan slechts gebruik worden gemaakt indien de huwelijkspartner van de werknemer of zelfstandige uiterlijk één jaar na de aanvang van diens verplichte verzekering aan de Sociale Verzekeringsbank te kennen geeft aan de vrijwillige verzekering te willen deelnemen.

Voor huwelijkspartners van werknemers of zelfstandigen die op 2 augustus 1989 of direct voorafgaande aan die datum verplicht verzekerd waren, vangt de termijn van één jaar aan op 2 augustus 1989.

Van de onder f), vierde alinea, bedoelde mogelijkheid kan geen gebruik worden gemaakt door de niet in Nederland wonende huwelijkspartner van de werknemer of zelfstandige op wie artikel 14, lid 1, artikel 14 bis, lid 1, dan wel artikel 17 van de verordening van toepassing is, indien deze huwelijkspartner overeenkomstig de bepalingen van de Nederlandse wetgeving alleen reeds recht heeft of recht heeft gehad op toelating tot de vrijwillige verzekering.

h) Het bepaalde onder a), b), c), d) en f) geldt niet voor tijdvakken welke samenvallen met die welke in aanmerking kunnen worden genomen bij de berekening van pensioenrechten ingevolge de ouderdomspensioenregeling van een andere Lid-Staat dan Nederland en evenmin voor tijdvakken gedurende welke de betrokkene ingevolge een dergelijke regeling een pensioen ontving.

i) Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, van de verordening worden als vervulde tijdvakken van verzekering uitsluitend beschouwd de na het bereiken van de leeftijd van vijftien jaar overeenkomstig de Algemene Ouderdomswet (AOW) vervulde tijdvakken van verzekering.

▼M2

3.  Toepassing van de Nederlandse algemene nabestaandenwet

a) Een werknemer of zelfstandige die verzekerd is geweest ingevolge de algemene nabestaandenwet wordt met het oog op de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening geacht op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet ingevolge deze wet verzekerd te zijn, indien hij ingevolge de wetgeving van een andere lidstaat wegens hetzelfde risico verzekerd is, of als zulks niet het geval is, indien een nabestaandenuitkering krachtens de wetgeving van een andere lidstaat verschuldigd is. Laatstgenoemde voorwaarde wordt echter geacht te zijn vervuld in het in artikel 48, lid 1, bedoelde geval;

b) Indien een weduwe op grond van het bepaalde onder a) recht heeft op een weduwepensioen ingevolge de algemene nabestaandenwet, wordt dit pensioen berekend overeenkomstig artikel 46, lid 2, van de verordening;

Voor de toepassing van deze bepalingen worden eveneens als onder de Nederlandse wetgeving vervulde verzekeringstijdvakken aangemerkt tijdvakken gelegen vóór 1 oktober 1959 gedurende welke de werknemer of zelfstandige na het bereiken van de vijftienjarige leeftijd op Nederlands grondgebied heeft gewoond of gedurende welke hij, op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonende, in Nederland arbeid heeft verricht in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever.

c) De krachtens het bepaalde onder b) in aanmerking te nemen tijdvakken welke samenvallen met tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat inzake pensioenen of renten voor nagelaten betrekkingen, worden buiten beschouwing gelaten.

▼M2

d) Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, van de verordening worden als vervulde tijdvakken van verzekering uitsluitend beschouwd de na het bereiken van de leeftijd van 15 jaar overeenkomstig de Nederlandse wetgeving vervulde tijdvakken van verzekering;

▼M12

4. Toepassing van de Nederlandse wetgeving inzake arbeidsongeschiktheid

a) Een werknemer of zelfstandige die verzekerd is geweest ingevolge de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) van 11 december 1975, de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ) van 24 april 1997, de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van 18 februari 1966, of de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) van 10 november 2005, wordt met het oog op de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening geacht op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet ingevolge deze wetten verzekerd te zijn, indien hij ingevolge de wetgeving van een andere lidstaat wegens hetzelfde risico verzekerd is, of, indien zulks niet het geval is, een uitkering krachtens de wetgeving van een andere lidstaat wegens hetzelfde risico verschuldigd is. Laatstgenoemde voorwaarde wordt echter geacht te zijn vervuld in het in artikel 48, lid 1, bedoelde geval.

b) Indien een belanghebbende met toepassing van het bepaalde onder a) aanspraak kan maken op een Nederlandse arbeidsongeschiktheidsuitkering, wordt het uitkeringsbedrag berekend volgens artikel 46, lid 2, van de verordening:

i) indien de betrokkene voordat de arbeidsongeschiktheid zich voordeed werkzaam was als werknemer in de zin van artikel 1, onder a), van de verordening, overeenkomstig de bepalingen van de WAO indien de arbeidsongeschiktheid is ingetreden vóór 1 januari 2004. Indien de arbeidsongeschiktheid op 1 januari 2004 of daarna is ingetreden, wordt het bedrag van de uitkering berekend op basis van de WIA;

ii) indien de betrokkene voordat de arbeidsongeschiktheid zich voordeed niet werkzaam was als werknemer in de zin van artikel 1, onder a), van de verordening, overeenkomstig de bepalingen van de WAZ.

c) Bij de berekening van uitkeringen die zijn vastgesteld overeenkomstig de WAO, de WIA of de WAZ houden de Nederlandse organen rekening met:

 de tijdvakken van arbeid in loondienst en de daarmee gelijkgestelde tijdvakken die vóór 1 juli 1967 in Nederland zijn vervuld;

 de tijdvakken van verzekering vervuld krachtens de WAO;

 de tijdvakken van verzekering door de betrokkene vervuld na het bereiken van de vijftienjarige leeftijd krachtens de AAW, voor zover zij niet samenvallen met de tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de WAO;

 de tijdvakken van verzekering vervuld krachtens de WAZ;

 de tijdvakken van verzekering vervuld krachtens de WIA.

d) Bij de vaststelling van de Nederlandse invaliditeitsuitkering overeenkomstig artikel 40, lid 1, van de verordening wordt door de Nederlandse organen geen rekening gehouden met de eventueel krachtens de Toeslagenwet aan de uitkeringsgerechtigde toe te kennen toeslag. Het recht op deze toeslag en de hoogte ervan worden uitsluitend vastgesteld op grond van de bepalingen van de Toeslagenwet.

▼B

5.  Toepassing van de Nederlandse Algemene Kinderbijslagwet

a) Een werknemer of zelfstandige op wie, in de loop van een kalenderkwartaal, de Nederlandse Algemene Kinderbijslagwet van toepassing wordt en die op de eerste dag van dit kwartaal aan de wetgeving inzake gezinsbijslagen van een andere Lid-Staat onderworpen was, wordt geacht op deze dag verzekerd te zijn ingevolge de Nederlandse wet.

b) Het bedrag van de kinderbijslag waarop diegene die op grond van het bepaalde onder a) geacht wordt verzekerd te zijn ingevolge de Nederlandse Algemene Kinderbijslagwet, aanspraak kan maken, wordt vastgesteld op de wijze welke in de in artikel 98 van de verordening bedoelde toepassingsverordening is geregeld.

6.  Toepassing van enige overgangsbepalingen

Bij de beoordeling van het recht op uitkeringen op grond van de overgangsbepalingen van de Algemene Ouderdomswet (artikel 46), de algemene Weduwen- en Wezenwet en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet blijft artikel 45, lid 1, buiten toepassing.

▼M9

7. Voor de toepassing van titel II van de verordening wordt de persoon die als werknemer in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 wordt aangemerkt en op grond daarvan verzekerd is voor de volksverzekeringen, geacht werkzaamheden in loondienst te verrichten.

▼M10

S.   OOSTENRIJK

▼M3

1. Voor de toepassing van de verordening blijft de Oostenrijkse wetgeving met betrekking tot de overdracht van verzekeringstijdvakken via de betaling van een overdrachtbedrag van kracht, wanneer er een overgang plaatsvindt tussen een algemeen stelsel en een bijzonder stelsel van ambtenaren.

▼B

2. Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, van de verordening blijven verhogingen voor aanvullende-verzekeringspremies en de aanvullende uitkering voor mijnwerkers krachtens de Oostenrijkse wetgeving buiten beschouwing. In deze gevallen wordt het overeenkomstig artikel 46, lid 2, van de verordening berekende bedrag vermeerderd met de verhogingen voor aanvullende-verzekeringspremies en de aanvullende uitkering voor mijnwerkers.

3. Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, van de verordening wordt bij de toepassing van de Oostenrijkse wetgeving de peildatum voor een pensioen (Stichtag) beschouwd als het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet.

4. De toepassing van de bepaling van de verordening mogen voor personen die in hun socialezekerheidssituatie om politieke of godsdienstige redenen of om redenen die verband houden met hun afkomst, nadeel ondervonden hebben, geen vermindering van het recht op prestaties uit hoofde van de Oostenrijkse wetgeving tot gevolg hebben.

▼M2

5. De bepalingen van artikel 22, lid 1, onder a), van de verordening zijn eveneens van toepassing op personen met een ziekteverzekeringsdekking uit hoofde van een Oostenrijkse wet inzake de bescherming van specifieke getroffenen (Versorgungsgesetz)

▼M3

6. Voor de toepassing van de verordening worden prestaties op grond van de wet betreffende sociale voorzieningen voor de strijdkrachten (Heeresversorgungsgesetz - HVG) beschouwd als prestaties ten gevolge van een arbeidsongeval of beroepsziekte.

▼M6

7. De bijzondere bijstand overeenkomstig de Wet op de bijzondere bijstand van 30 november 1973 (Sonderunterstützunggesetz) (SUG) geldt voor de toepassing van de verordening als een ouderdomspensioen.

▼M8

8. Voor de berekening van het theoretische bedrag overeenkomstig artikel 46, lid 2, onder a), van de verordening voor wat betreft uitkeringen of delen van uitkeringen van een pensioenregeling van de organisaties van vrije beroepsbeoefenaren (Kammern der Freien Berufe), die uitsluitend via het kapitaaldekkingsstelsel worden gefinancierd of gebaseerd zijn op een stelsel van pensioenspaarrekeningen, houdt het bevoegde orgaan voor iedere verzekeringsmaand die vervuld werd volgens de wettelijke regeling van een andere lidstaat, rekening met het kapitaal in verhouding tot het kapitaal dat werkelijk binnen dat stelsel is geaccumuleerd, of geacht wordt te zijn geaccumuleerd in de regeling van pensioenspaarrekeningen, en het aantal maanden van de verzekeringstijdvakken in de betrokken pensioenregeling.

9. Artikel 79 bis van de verordening is van overeenkomstige toepassing op de berekening van wezenpensioenen en pensioenverhogingen of -aanvullingen voor kinderen, die door pensioenregeling van de organisaties van vrije beroepsbeoefenaren (Kammern der Freien Berufe) worden uitgekeerd.

▼M12

10. Voor de berekening van het in artikel 46, lid 2, onder a), van de verordening bedoelde theoretische bedrag voor wat betreft uitkeringen op basis van een pensioenrekening uit hoofde van de Allgemeines Pensionsgesetz (algemene pensioenwet — APG) houdt het bevoegde orgaan rekening, voor elk onder de wetgeving van een andere lidstaat vervuld tijdvak van verzekering, met het aandeel in het totale krediet, zoals overeenkomstig de APG bepaald, op de dag dat het recht op een pensioen ingaat, dat overeenkomt met het quotiënt van het totale krediet en van het aantal maanden van verzekering waarop het totale krediet gebaseerd is.

▼M10

T.   POLEN

▼A1

Voor de toepassing van artikel 88 van het Handvest voor het onderwijzend personeel van 26 januari 1982 worden, wat het recht van het onderwijzend personeel op vervroegde pensionering betreft, onder de wetgeving van een andere lidstaat vervulde tijdvakken van arbeid als onderwijzend personeel aangemerkt als op grond van de Poolse wetgeving vervulde tijdvakken van arbeid als onderwijzend personeel, en wordt de beëindiging van een arbeidsbetrekking door onderwijzend personeel op grond van de wetgeving van een andere lidstaat, aangemerkt als beëindiging van een arbeidsbetrekking als onderwijzend personeel op grond van de Poolse wetgeving.

▼M10

U.   PORTUGAL

▼M3

Wat betreft personen vallend onder het bijzonder stelsel voor ambtenaren en met hen gelijkgestelden die niet meer voor de Portugese overheid werken wanneer zij met pensioen gaan of wanneer hun pensioenrechten worden bepaald, wordt voor de berekening van het pensioen uitgegaan van het laatste salaris dat van die overheid is ontvangen.

▼M10

V.   ROEMENIË

Het bevoegd orgaan houdt voor de berekening van het in artikel 46, lid 2, onder a), van de verordening bedoelde theoretische bedrag in stelsels waarin pensioenen worden berekend op basis van pensioenpunten, voor ieder verzekeringsjaar dat vervuld werd volgens de wettelijke regeling van een andere lidstaat, rekening met een aantal pensioenpunten dat gelijk is aan het quotiënt van het aantal pensioenpunten verkregen krachtens de wettelijke regeling die het orgaan toepast, gedeeld door het aantal jaren dat overeenstemt met die punten.

▼M10

W.   SLOVENIË

▼A1

Geen.

▼M10

X.   SLOWAKIJE

▼A1

Geen.

▼M10

Y.   FINLAND

▼M11

1. Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, onder a), worden de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak overeenkomstig de Finse wetgeving inzake inkomensgerelateerde pensioenen als volgt berekend indien de betrokkene voor een deel van de referentieperiode tijdvakken van pensioenverzekering op grond van arbeid in een andere lidstaat heeft vervuld: de inkomsten tijdens het fictieve tijdvak zijn gelijk aan de som van de inkomsten tijdens het deel van de referentieperiode in Finland, gedeeld door het aantal maanden waarvoor er tijdens de referentieperiode tijdvakken van verzekering in Finland waren.

▼B

►M11  2 ◄ . Indien een Fins orgaan krachtens de Finse wetgeving een toeslag verschuldigd is vanwege vertraging bij de behandeling van een verzoek om prestaties, wordt een verzoek dat is ingediend bij een orgaan van een andere Lid-Staat waarop deze verordening van toepassing is, voor de toepassing van de bepalingen van de Finse wetgeving met betrekking tot een dergelijke toeslag geacht te zijn ingediend op de datum waarop dat verzoek samen met alle bijlagen het bevoegd orgaan in Finland bereikt.

▼M2

►M11  3 ◄ . Een werknemer in loondienst of een zelfstandige die niet langer krachtens het volkspensioenstelsel is verzekerd, wordt voor de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van deze verordening verondersteld de status van verzekerde te behouden indien hij op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet overeenkomstig de wetgeving van een andere lidstaat is verzekerd of, als dat niet het geval is, indien hij met betrekking tot hetzelfde risico recht heeft op een pensioen krachtens de wetgeving van een andere lidstaat. Deze laatste voorwaarde wordt echter als vervuld beschouwd in het in artikel 48, lid 1, bedoelde geval.

▼M3

►M11  4 ◄ . Een persoon die onder een bijzonder stelsel voor ambtenaren valt, die in Finland woont en:

a) op wie de afdelingen 2 tot en met 7 van hoofdstuk 1 van titel III niet van toepassing zijn en

b) die geen recht heeft op een Fins pensioen,

wordt aangesproken voor de kosten van de in Finland aan hem en zijn gezinsleden verleende verstrekkingen, voorzover die kosten gedekt zijn door het bijzondere stelsel voor ambtenaren en het aanvullende stelsel van persoonlijke verzekering.

▼M10

Z.   ZWEDEN

▼M11 —————

▼M11

1. De bepalingen van de verordening betreffende de samentelling van tijdvakken van verzekering of verblijf zijn niet van toepassing op de overgangsregeling van de Zweedse wetgeving voor het recht op een gegarandeerd pensioen voor personen die in of vóór 1937 zijn geboren en gedurende een bepaalde periode in Zweden hebben gewoond alvorens zij een pensioen aanvragen (Wet 2000:798).

2. Voor de berekening van het nominale inkomen voor inkomensgerelateerde uitkeringen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid overeenkomstig hoofdstuk 8 van Lag (1962:381) om allmän försäkring (de Volksverzekeringswet), geldt het volgende:

a) indien de verzekerde tijdens de referentieperiode ook onder de wetgeving van een of meer andere lidstaten viel op grond van een activiteit als werknemer of zelfstandige, wordt het inkomen in die andere lidstaat of lidstaten geacht gelijk te zijn aan het gemiddelde bruto-inkomen van de verzekerde in Zweden tijdens het deel van de referentieperiode in Zweden, dat wil zeggen het inkomen in Zweden gedeeld door het aantal jaren tijdens welke dit inkomen is ontvangen;

b) indien de uitkering wordt berekend overeenkomstig artikel 40 van de verordening en de betrokkene niet verzekerd is in Zweden, wordt de referentieperiode bepaald overeenkomstig hoofdstuk 8, rubrieken 2 en 8, van bovengenoemde wet alsof de betrokkene in Zweden verzekerd was. Indien de betrokkene tijdens deze periode geen inkomen had dat overeenkomstig de Wet op op inkomen gebaseerde nabestaandenpensioenen (1998:674) recht geeft op een pensioen, mag de referentieperiode ingaan op een eerder tijdstip waarop de betrokkene een inkomen uit betaalde werkzaamheden in Zweden had.

3. 

a) Voor de berekening van de fictieve grondslag voor het op inkomen gebaseerde nabestaandenpensioen (Wet 2000:461) geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioengerechtigdheid gedurende ten minste drie op de vijf kalenderjaren die onmiddellijk aan de dood van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode), worden ook tijdvakken van verzekering die in andere lidstaten zijn vervuld, in acht genomen alsof deze in Zweden waren vervuld. Tijdvakken van verzekering in andere lidstaten worden geacht gebaseerd te zijn op de gemiddelde Zweedse pensioenbasis. Indien de betrokkene slechts één jaar met een pensioenbasis in Zweden heeft vervuld, wordt elk tijdvak van verzekering in een andere lidstaat geacht hetzelfde bedrag te vertegenwoordigen.

b) Voor de berekening van het nominale pensioenkrediet voor weduwenpensioenen met betrekking tot sterfgevallen op of na 1 januari 2003 geldt het volgende: indien niet overeenkomstig de Zweedse wetgeving wordt voldaan aan de vereiste van pensioenkrediet gedurende ten minste twee op de drie kalenderjaren die onmiddellijk aan de dood van de verzekerde voorafgaan (de referentieperiode) en indien de tijdvakken van verzekering tijdens de referentieperiode in een andere lidstaat zijn vervuld, worden deze jaren geacht op hetzelfde pensioenkrediet te zijn gebaseerd als het Zweedse jaar.

▼M3

5. Een persoon die onder een bijzonder stelsel voor ambtenaren valt, die in Zweden woont en:

a) op wie de afdelingen 2 tot en met 7 van hoofdstuk 1 van titel III niet van toepassing zijn en

b) die geen recht heeft op een Zweeds pensioen,

moet in Zweden verstrekte medische verzorging betalen tegen tarieven die volgens de Zweedse wetgeving gelden voor niet-ingezetenen, voorzover de verstrekte verzorging gedekt is door het betrokken bijzondere stelsel en/of het aanvullende stelsel van persoonlijke verzekering. Dit geldt eveneens voor de echtgenoot en de kinderen jonger dan 18 jaar van deze persoon.

▼M10

AA.   VERENIGD KONINKRIJK

▼B

1. Wanneer iemand gewoonlijk op het grondgebied van Gibraltar woont, of sinds zijn laatste aankomst op dit grondgebied onder de wetgeving van Gibraltar verplicht was als werknemer bijdragen te storten en hij, wegens arbeidsongeschiktheid, moederschap of werkloosheid verzoekt te worden vrijgesteld van de betaling van bijdragen voor een zekere periode, en voor deze periode bijdragen op zijn rekening worden gebracht, wordt ieder tijdvak gedurende hetwelk hij werkzaam was op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan het Verenigd Koninkrijk met het oog op dit verzoek, aangemerkt als een tijdvak gedurende hetwelk hij op het grondgebied van Gibraltar werkzaam was en waarvoor hij overeenkomstig de wetgeving van Gibraltar bijdragen als werknemer heeft gestort.

2. Wanneer een persoon overeenkomstig de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk recht op ouderdomspensioen heeft

a) indien de premies van de voormalige echtgeno(o)t(e) als eigen premies van de betrokkene worden aangemerkt, of

b) indien de premievoorwaarden door de echtgeno(o)t(e) of door de voormalige echtgeno(o)t(e) van de betrokkene zijn vervuld,

dan zijn voor de vaststelling van de krachtens de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk vast te stellen aanspraken de bepalingen van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening van toepassing, mits de echtgeno(o)t(e) of de voormalige echtgeno(o)t(e) in beide gevallen in loondienst of anders dan in loondienst onderworpen is of was aan de wetgeving van twee of meer Lid-Staten; in dat geval worden verwijzingen in genoemd hoofdstuk 2 naar „tijdvakken van verzekering” aangemerkt als verwijzingen naar tijdvakken van verzekering vervuld door:

i) de echtgeno(o)t(e) of voormalige echtgeno(o)t(e), indien de aanvraag is ingediend door:

 een gehuwde vrouw, of

 een persoon van wie het huwelijk op andere wijze is beëindigd dan door het overlijden van de echtgeno(o)t(e), of

ii) de voormalige echtgeno(o)t(e), indien de aanvraag is ingediend door:

 een weduwnaar die onmiddellijk vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd geen recht heeft op een uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is (widowed parent's allowance), of

 een weduwe die onmiddellijk vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd geen recht heeft op een uitkering voor een moeder-weduwe (widowed mother's allowance), een uitkering voor een ouder die weduwe/weduwnaar is (widowed parent's allowance) of een weduwenpensioen, of die alleen recht heeft op een leeftijdsgebonden weduwenpensioen berekend op grond van artikel 46, lid 2, van de verordening, waarbij „leeftijdsgebonden weduwenpensioen” betekent dat voor het weduwepensioen overeenkomstig artikel 39, lid 4, van de Social Security Contributions and Benefits Act 1992 een verminderd tarief geldt.

3. 

a) Wanneer op grond van artikel 71, lid 1, onder a), ii), of onder b), ii), van de verordening een persoon een werkloosheidsuitkering krachtens de wettelijke, regeling van het Verenigd Koninkrijk ontvangt, worden voor het voldoen aan de door de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot het recht op uitkeringen voor kinderen (child benefit) gestelde voorwaarden inzake een tijdvak van aanwezigheid in Groot-Brittannië of, voorzover van toepassing, in Noord-Ierland de door die persoon krachtens de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat vervulde tijdvakken van verzekering, van arbeid of van werkzaamheden anders dan in loondienst, beschouwd als tijdvakken van aanwezigheid in Groot-Brittannië of, voorzover van toepassing, in Noord-Ierland.

b) Wanneer de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk op grond van titel II van de verordening, met uitzondering van artikel 13, lid 2, onder f), daarvan, van toepassing is op een werknemer of zelfstandige die niet voldoet aan de door de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot het recht op uitkeringen voor kinderen (child benefit) vereiste voorwaarde inzake:

i) aanwezigheid in Groot-Brittannië of, voorzover van toepassing, in Noord-Ierland, zal hij voor het voldoen aan deze voorwaarde worden behandeld alsof hij aldaar aanwezig was;

ii) een tijdvak van aanwezigheid in Groot-Brittannië of, voorzover van toepassing, in Noord-Ierland, worden voor het voldoen aan deze voorwaarde de door die werknemer krachtens de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat vervulde tijdvakken van verzekering, van arbeid of van werkzaamheden anders dan in loondienst beschouwd als tijdvak van aanwezigheid in Groot-Brittannië of, voorzover van toepassing, in Noord-Ierland.

c) Ten aanzien van aanspraken op kinderbijslag (family allowances) krachtens de wettelijke regeling van Gibraltar zijn de hiervóór onder a) en b) vermelde bepalingen van overeenkomstige toepassing.

4. Voor de toepassing van hoofdstuk 3 van de verordening wordt de uitkering aan weduwen (widow's payment), verstrekt overeenkomstig de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk, als een pensioen voor nagelaten betrekkingen beschouwd.

5. Voor de toepassing van artikel 10 bis, lid 2, op de bepalingen inzake het recht op de verzorgingstoelage (attendance allowance), de toelage voor de verzorging van invaliden (invalid care allowance) en de uitkering om in levensonderhoud te voorzien ingeval van arbeidsongeschiktheid wordt een tijdvak van arbeid, een tijdvak van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden en een tijdvak van wonen op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan het verenigd koninkrijk in aanmerking genomen voorzover dit noodzakelijk is om te voldoen aan de voorwaarden met betrekking tot de aanwezigheid in het Verenigd Koninkrijk, vóór de datum waarop het recht op de toelage of uitkering ontstaat.

6. Wanneer een aan de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk onderworpen werknemer door een ongeval wordt getroffen nadat hij het grondgebied van een Lid-Staat heeft verlaten om, gedurende zijn dienstbetrekking, naar het grondgebied van een andere Lid-Staat te gaan, maar aldaar nog niet is aangekomen, wordt zijn recht op prestaties uit hoofde van dit ongeval als volgt vastgesteld:

a) alsof dit ongeval zich heeft voorgedaan op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk, en

b) zonder bij het bepalen of hij werknemer (employed carner) in de zin van de wettelijke regeling van Groot-Brittannië of van de wettelijke regeling van Noord-Ierland dan wel werknemer (employed person) in de zin van de wettelijke regeling van Gibraltar was, rekening te houden met zijn afwezigheid van het grondgebied van die gebieden.

7. De verordening is niet van toepassing op de bepalingen van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk die bestemd zijn om een overeenkomst inzake sociale zekerheid tussen het Verenigd Koninkrijk en een derde Staat uit te voeren.

8. Voor de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening, wordt geen rekening gehouden met de evenredige premies of bijdragen die de verzekerde betaalt onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk, noch met de evenredige ouderdomsuitkeringen welke onder deze wetgeving betaalbaar zijn. Het bedrag van de evenredige uitkeringen wordt gevoegd bij het overeenkomstig dit hoofdstuk vastgestelde bedrag van de krachtens de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk verschuldigde uitkering; de som van beide bedragen vormt de werkelijk aan de betrokkene verschuldigde uitkering.

9. . . . . . .

10. Voor de toepassing van de niet-contributieve regeling betreffende de prestaties van de sociale verzekering en de werkloosheidsverzekering (Gibraltar), wordt ieder op wie de verordening van toepassing is, geacht gewoonlijk te wonen in Gibraltar, indien hij in een Lid-Staat woont.

▼M1

11. Voor de toepassing van de artikelen 27, 28, 28 bis, 29, 30 en 31 van deze verordening worden buiten het Verenigd Koninkrijk te betalen prestaties die uitsluitend verleend worden krachtens artikel 95 ter, lid 8, van de verordening, aangemerkt als invaliditeitsuitkeringen.

▼B

12. Voor de toepassing van artikel 10, lid 1, van de verordening, wordt de rechthebbende op een krachtens de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk verschuldigde uitkering, die op het grondgebied van een andere Lid-Staat verblijft, tijdens de duur van dit verblijf beschouwd alsof hij op het grondgebied van deze andere Lid-Staat woonde.

13.1. Voor de berekening van een loonfactor voor het vaststellen van het recht op uitkeringen overeenkomstig de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk wordt, met inachtneming van punt 15, iedere week gedurende welke een werknemer of zelfstandige aan de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat onderworpen is geweest en die in de loop van het desbetreffende inkomstenbelastingjaar in de zin van de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk een aanvang heeft genomen, op de volgende wijze toegerekend:

a) tijdvakken in de periode van 6 april 1975 tot en met 5 april 1987:

i) voor iedere week van verzekering, van arbeid of van wonen als werknemer wordt de betrokkene geacht bijdragen of premies te hebben betaald als werknemer op basis van een beloning gelijk aan twee derde van de voor die week geldende maximumloongrens;

ii) voor iedere week van verzekering, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen als zelfstandige, wordt de betrokkene geacht premies of bijdragen van groep 2 te hebben betaald in de hoedanigheid van zelfstandige;

b) tijdvakken vanaf 6 april 1987:

i) voor iedere week van verzekering, van arbeid of van wonen als werknemer, wordt de betrokkene geacht een weekloon te hebben ontvangen waarover bijdragen of premies als werknemer zouden zijn betaald, en dat overeenkomt met twee derde van de voor die week geldende maximumloongrens;

ii) voor iedere week van verzekering, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen als zelfstandige, wordt de betrokkene geacht premies of bijdragen van groep 2 te hebben betaald in de hoedanigheid van zelfstandige;

c) voor iedere volledige week gedurende welke hij een tijdvak heeft vervuld dat is gelijkgesteld met een tijdvak van verzekering, van arbeid, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, worden de betrokkene premies of bijdragen dan wel inkomsten toegerekend, die niet hoger mogen zijn dan nodig is om zijn globale loonfactor voor dat belastingjaar op te trekken tot het niveau dat nodig is om van dat belastingjaar een jaar te maken dat in aanmerking dient te worden genomen in de zin van de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk betreffende de toerekening van premies of bijdragen dan wel inkomsten.

13.2. Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, onder b), van de verordening:

a) wordt een werknemer, die in een op of na 6 april 1975 aangevangen inkomstenbelastingjaar uitsluitend tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen heeft vervuld in een andere Lid-Staat dan het Verenigd Koninkrijk, indien de toepassing van punt 13.1., onder a), i), of van punt 13.1., onder b), i), ten gevolge heeft dat dat jaar voor de toepassing van artikel 46, lid 2, onder a), van de verordening als een in aanmerking te nemen jaar in de zin van de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk geldt, geacht in dat jaar in die andere Lid-Staat gedurende 52 weken verzekerd te zijn geweest;

b) worden, indien enig op of na 6 april 1975 aangevangen inkomstenbelastingjaar voor de toepassing van artikel 46, lid 2, onder a), van de verordening niet geldt als een in aanmerking te nemen jaar in de zin van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk, alle in dat jaar vervulde tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen buiten beschouwing gelaten.

13.3. Voor de omrekening van een loonfactor in tijdvakken van verzekering, wordt de loonfactor verkregen gedurende het desbetreffende inkomstenbelastingjaar in de zin van de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk gedeeld door de voor dat belastingjaar geldende minimumloongrens. De uitkomst wordt in gehele getallen weergegeven met verwaarlozing van de decimalen. Het aldus berekende getal wordt geacht het aantal weken van verzekering die gedurende dat belastingjaar onder de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk zijn vervuld, te vertegenwoordigen. Dit getal kan evenwel niet hoger zijn dan het aantal weken gedurende welke de betrokkene in de loop van dat belastingjaar aan deze wettelijke regeling onderworpen was.

14. Voor de toepassing van artikel 40, lid 3, onder a), ii), wordt alleen rekening gehouden met de tijdvakken gedurende welke de werknemer of zelfstandige arbeidsongeschikt was in de zin van de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk.

15.1. Voor de berekening op grond van artikel 46, lid 2, onder a), van de verordening van het theoretische bedrag van het pensioenbestanddeel, dat uit een aanvullend bestanddeel krachtens de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk bestaat:

a) betekenen die woorden „lonen”, „premies of bijdragen” en „verhogingen” als genoemd in artikel 47, lid 1, onder b), van de verordening de overschotten aan loonfactoren zoals gedefinieerd in de Wet betreffende de sociale-zekerheidspensioenen 1975 (Social Security Pensions Act 1975) of, voorzover van toepassing, in de regeling betreffende de sociale-zekerheidspensioenen (Noord-Ierland) 1975 (Social Security Pensions (Northern Ireland) Order 1975);

b) wordt het gemiddelde van de overschotten aan loonfactoren overeenkomstig artikel 47, lid 1, onder b), van de verordening, uitgelegd zoals onder a) hiervóór, berekend door de krachtens de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk geregistreerde samengestelde overschotten te delen door het aantal inkomstenbelastingjaren in de zin van de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk (met inbegrip van delen van die belastingjaren) die vanaf 6 april 1978 onder deze wettelijke regeling zijn vervuld gedurende het betrokken tijdvak van verzekering.

15.2. Voor de berekening van het bedrag van het pensioenbestanddeel dat uit een aanvullend bestanddeel krachtens de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk bestaat, betekenen de in artikel 46, lid 2, van de verordening gebruikte woorden „tijdvakken van verzekering en van wonen” de vanaf 6 april 1978 vervulde tijdvakken van verzekering en van wonen.

16. Een werkloze die na het verstrijken van de periode van drie maanden waarin hij op grond van artikel 69, lid 1, van de verordening een werkloosheidsuitkering krachtens de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk is blijven ontvangen, kan ondanks artikel 69, lid 2, aanspraak op een werkloosheidsuitkering maken als hij voldoet aan de in de genoemde wetgeving gestelde voorwaarden.

17. Voor de toekenning van het recht op de uitkering bij ernstige invaliditeit wordt, c.q. heeft, de werknemer of de zelfstandige op wie de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk van toepassing is of is geweest overeenkomstig titel II van de verordening, met uitzondering van artikel 13, lid 2, onder f), daarvan:

a) geacht gedurende het gehele tijdvak waarin hij in loondienst of als zelfstandige werkzaam is geweest en waarin hij aan de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk onderworpen is geweest, in het Verenigd Koninkrijk aanwezig te zijn geweest of te hebben gewoond, hoewel hij in een andere Lid-Staat was of woonde;

b) recht op gelijkstelling met tijdvakken van aanwezigheid of wonen in het Verenigd Koninkrijk voor tijdvakken van verzekering vervuld als werknemer of zelfstandige op het grondgebied of overeenkomstig de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat.

18. Een tijdvak van onderwerping aan de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 13, lid 2, onder f), van de verordening,

i) mag krachtens deze bepaling niet worden toegerekend als tijdvak van onderwerping aan de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk voor de toepassing van titel III van de verordening, en

ii) betekent niet dat het Verenigd Koninkrijk mag worden aangemerkt als de Staat die bevoegd is voor de toekenning van de in artikel 18, 38 of 39, lid 1, van de verordening bedoelde prestaties.

19. Onder voorbehoud van eventuele met de Lid-Staten gesloten overeenkomsten, is voor de toepassing van artikel 13, lid 2, onder f), van de verordening en van artikel 10 ter van de toepassingsverordening na het verstrijken van de laatste van de hieronder genoemde drie dagen de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk niet meer van toepassing op een ieder op wie eerder als werknemer of zelfstandige de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk van toepassing was:

a) de dag waarop de woonplaats wordt overgebracht naar de andere Lid-Staat als bedoeld in artikel 13, lid 2, onder f);

b) de dag van de beëindiging van de permanente of tijdelijke werkzaamheden, in loondienst of als zelfstandige, tijdens welke op deze persoon de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk van toepassing was;

c) de laatste dag van elk tijdvak waarin Britse prestaties bij ziekte of moederschap (met inbegrip van de verstrekkingen waarvoor het Verenigd Koninkrijk de bevoegde Staat is) of werkloosheidsuitkering werden ontvangen en dat:

i) een aanvang heeft genomen vóór de datum van overbrenging van de woonplaats naar een andere Lid-Staat, of, indien dat op een latere datum is begonnen;

ii) onmiddellijk is gevolgd op het verrichten van werkzaamheden in loondienst of als zelfstandige in een andere Lid-Staat, terwijl op deze persoon de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk van toepassing was.

20. Het feit dat op een persoon de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat, overeenkomstig artikel 13, lid 2, onder f), van de verordening, artikel 10 ter van de toepassingsverordening en punt 19 van toepassing is, doet geen afbreuk aan:

a) de toepassing door het Verenigd Koninkrijk, in zijn hoedanigheid van bevoegde Staat, van de bepalingen met betrekking tot werknemers of zelfstandigen van titel III, hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2, afdeling 1, alsmede van artikel 40, lid 2, van de verordening op deze persoon, indien deze te dien aanzien de hoedanigheid behoudt van werknemer of zelfstandige en zo het laatst krachtens de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk was verzekerd;

b) de behandeling van deze persoon als werknemer of zelfstandige voor de toepassing van de hoofdstukken 7 en 8 van titel III van de verordening of van artikel 10 of artikel 10 bis van de toepassingsverordening, mits hem de Britse prestatie uit hoofde van het eerste hoofdstuk van titel III kan worden verleend overeenkomstig punt a).

▼M4

21. Wat betreft studenten of de leden van het gezin of nagelaten betrekkingen van een student is artikel 10 bis, lid 2, van de verordening niet van toepassing op uitkeringen die uitsluitend bedoeld zijn voor de specifieke bescherming van gehandicapten.

▼M8 —————

▼M10




BIJLAGE VII

GEVALLEN WAARIN OP EEN PERSOON GELIJKTIJDIG DE WETGEVING VAN TWEE LIDSTATEN VAN TOEPASSING IS

(Artikel 14 quater, lid 1, onder b) van de verordening)

1. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in België en van werkzaamheden in loondienst in een andere lidstaat.

2. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in Bulgarije en van werkzaamheden in loondienst in een andere lidstaat.

3. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in Tsjechië en van werkzaamheden in loondienst in een andere lidstaat.

4. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in Denemarken en van werkzaamheden in loondienst in een andere lidstaat door een in Denemarken wonend persoon.

5. Voor de stelsels van de ongevallenverzekering voor landbouwers en de pensioenverzekering voor landbouwers; uitoefening van landbouwwerkzaamheden anders dan in loondienst in Duitsland en van werkzaamheden in loondienst in een andere lidstaat.

6. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in Estland en van werkzaamheden in loondienst in een andere lidstaat door een in Estland wonend persoon.

7. Voor de stelsels van de pensioenverzekering voor zelfstandigen: uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in Griekenland en van werkzaamheden in loondienst in een andere lidstaat.

8. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in Spanje en van werkzaamheden in loondienst in een andere lidstaat door een in Spanje wonend persoon.

9. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in Frankrijk en van werkzaamheden in loondienst in een andere lidstaat, behalve Luxemburg.

10. Uitoefening van landbouwwerkzaamheden anders dan in loondienst in Frankrijk en van werkzaamheden in loondienst in Luxemburg.

11. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in Italië en van werkzaamheden in loondienst in een andere lidstaat.

12. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in Cyprus en van werkzaamheden in loondienst in een andere lidstaat door een in Cyprus wonend persoon.

13. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in Malta en van werkzaamheden in loondienst in een andere lidstaat.

14. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in Portugal en van werkzaamheden in loondienst in een andere lidstaat.

15. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in Roemenië en van werkzaamheden in loondienst in een andere lidstaat.

16. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in Finland en van werkzaamheden in loondienst in een andere lidstaat door een in Finland wonend persoon.

17. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in Slowakije en van werkzaamheden in loondienst in een andere lidstaat.

18. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in Zweden en van werkzaamheden in loondienst in een andere lidstaat door een in Zweden wonend persoon.

▼M5




BIJLAGE VIII

(Artikel 78 bis van de verordening)

REGELINGEN DIE ALLEEN VOORZIEN IN KINDERBIJSLAGEN OF AANVULLENDE OF BIJZONDERE BIJSLAGEN VOOR WEZEN

A.   BELGIË

a) Kinderbijslag uit hoofde van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag van loonarbeiders;

b) Gezinsbijslag uit hoofde van de wetgeving betreffende de gezinsbijslag voor zelfstandigen;

c) Gezinsbijslag uit hoofde van het stelsel van de gewezen werknemers van Belgisch-Kongo en Ruanda-Urundi.

▼M10

B.   BULGARIJE

Geen.

▼M10

C.   TSJECHIË

▼A1

Geen.

▼M10

D.   DENEMARKEN

▼M5

„De bijzondere kinderbijslagen en de gewone en extra kinderbijslagen die worden verstrekt wanneer de ouderlijke macht berust bij een alleenstaand verzorger.

Daarenboven de gezinsbijslag voor kinderen die wordt verstrekt aan alle kinderen onder de 18 jaar wanneer zij in Denemarken wonen en wanneer de ouderlijke macht berust bij een persoon die volledig belastingplichtig is uit hoofde van de Deense wetgeving.”

▼M10

E.   DUITSLAND

▼M5

Geen

▼M10

F.   ESTLAND

▼A1

Geen.

▼M10

G.   GRIEKENLAND

▼M5

Geen

▼M10

H.   SPANJE

▼M5

Geen

▼M10

I.   FRANKRIJK

▼M5

„Alle basis-socialezekerheidsstelsels met uitzondering van de andere bijzondere stelsels voor werknemers dan dat voor de mijnwerkers (ambtenaren, arbeiders in overheidsdienst, zeelieden, notarisklerken, EDF-GDF-, SNCF- en RATP-personeelsleden, personeel van de Opéra en de Comédie française …).”

▼M10

J.   IERLAND

▼M12

De kinderbijslag, de (premiegebonden) betalingen aan de voogd en de (premiegebonden) aanvullende weduwen- en weduwnaarspensioenen die verschuldigd zijn ten aanzien van kinderen die voldoen aan de voorwaarden van de geconsolideerde wet van 2005 op de sociale bescherming en de latere wijzigingen daarvan.

▼M10

K.   ITALIË

▼M5

Geen

▼M10

L.   CYPRUS

▼A1

Geen.

▼M10

M.   LETLAND

▼A1

Geen.

▼M10

N.   LITOUWEN

▼A1

Geen.

▼M10

O.   LUXEMBURG

▼M5

Geen

▼M10

P.   HONGARIJE

▼A1

Geen.

▼M10

Q.   MALTA

▼A1

Geen.

▼M10

R.   NEDERLAND

▼M5

Geen

▼M10

S.   OOSTENRIJK

▼M5

Geen

▼M10

T.   POLEN

▼A1

Geen.

▼M10

U.   PORTUGAL

▼M5

Geen

▼M10

V.   ROEMENIË

Geen.

▼M10

W.   SLOVENIË

▼A1

Geen.

▼M10

X.   SLOWAKIJE

▼A1

Geen.

▼M10

Y.   FINLAND

▼M5

Geen

▼M10

Z.   ZWEDEN

▼M5

Geen

▼M10

AA.   VERENIGD KONINKRIJK

▼M5

1.   Groot-Brittannië en Noord-Ierland

de bepalingen van de Wet inzake de socialezekerheidsbijdragen en -prestaties (Social Security Contributions and Benefits Act) van 1992 en de Wet inzake de socialzekerheidsbijdragen en -prestaties voor Noord-Ierland (Social Security Contributions and Benefits Act Northern Ireland) van 1992 betreffende de uitkeringen voor kinderen (met inbegrip van toeslagen voor alleenstaande ouders); bijslagen betaald aan pensioen- of rentetrekkers voor kinderen die te hunnen laste komen (child dependency allowance) en voogdijbijslag (guardian's allowance).

2.   Gibraltar

de bepalingen van de regeling inzake de sociale zekerheid — open regeling langetermijnprestaties (Social Security — Open Long-Term Benefits Scheme) van 1997 en de regeling inzake de sociale zekerheid — gesloten regeling langetermijnprestaties (Social Security — Closed Long-Term Benefits Scheme) van 1996 betreffende de bijslagen aan pensioen- en rentetrekkers voor kinderen die te hunnen laste komen en voogdijbijslag (guardian's allowance).

▼B




Aanhangsel

WIJZIGINGSBESLUITEN

A.

Toetredingsakten van Spanje en Portugal (PB nr. L 302 van 15.11.1985, blz. 23).

B.

Toetredingsakten van Oostenrijk, Finland en Zweden (PB nr. C 241 van 29.8.1994, blz. 1), aangepast door Besluit 95/1/EG (PB nr. L 1 van 1.1.1995, blz. 1).

1. Bijgewerkt bij Verordening (EEG) nr. 2001/83 van de Raad van 2 juni 1983 (PB nr. L 230 van 22.8.1983).

2. Verordening (EEG) nr. 1660/85 van de Raad van 13 juni 1985 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (PB nr. L 160 van 20.6.1985, blz. 1; Spaanse tekst: DO Edición especial, 1985 (05. V4), blz. 142; Portugese tekst: JO Edição Especial, 1985 (05.F4), blz. 142; Zweedse tekst: EGT, Specialutgåva 1994, område 05 (04), s. 61; Finse tekst: EYVL:n erityispainos 1994, alue 05 (04), s. 61).

3. Verordening (EEG) nr. 1661/85 van de Raad van 13 juni 1985 tot vaststelling van de technische aanpassingen van de communautaire regelingen op het gebied van de sociale zekerheid van migrerende werknemers met betrekking tot Groenland (PB nr. L 160 van 20.6.1985, blz. 7; Spaanse tekst: DO Edición especial, 1985 (05.04), blz. 148; Portugese tekst: JO Edição Especial, 1985 (05.04), blz. 148; Zweedse tekst: EGT, Specialutgåva 1994, område 05 (04), s. 67; Finse tekst: EYVL:n erityispainos 1994, alue 05 (04), s. 67).

4. Verordening (EEG) nr. 513/86 van de Commissie van 26 februari 1986 tot wijziging van de bijlagen 1, 4, 5 en 6 van Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB nr. L 51 van 28.2.1986, blz. 44; Zweedse tekst: EGT, Specialutgåva 1994, område 05 (04), s. 73; Finse tekst: EYVL:n erityispainos 1994, alue 05 (04), s. 73).

5. Verordening (EEG) nr. 3811/86 van de Raad van 11 december 1986 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (PB nr. L 355 van 16.12.1986, blz. 5; Zweedse tekst: EGT, Specialutgåva 1994, område 05 (04), s. 86; Finse tekst: EYVL:n erityispainos 1994, alue 05 (04), s. 86).

6. Verordening (EEG) nr. 1305/89 van de Raad van 11 mei 1989 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (PB nr. L 131 vn 13.5.1989, blz. 1; Zweedse tekst: EGT, Specialutgåva 1994, område 05 (04), s. 143; Finse tekst: EYVL:n erityispainos 1994, alue 05 (04), s. 143).

7. Verordening (EEG) nr. 2332/89 van de Raad van 18 juli 1989 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (PB nr. L 224 van 2.8.1989, blz. 1; Zweedse tekst: EGT, Specialutgåva 1994, område 05 (04), s. 154; Finse tekst: EYVL:n erityispainos 1994, alue 05 (04), s. 154).

8. Verordening (EEG) nr. 3427/89 van de Raad van 30 oktober 1989 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (PB nr. L 331 van 16.11.1989, blz. 1; Zweedse tekst: EGT, Specialutgåva 1994, område 05 (04), s. 165; Finse tekst: EYVL:n erityispainos 1994, alue 05 (04), s. 165).

9. Verordening (EEG) nr. 2195/91 van de Raad van 25 juni 1991 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (PB nr. L 206 van 29.7.1991, blz. 2; Zweedse tekst: EGT, Specialutgåva 1994, område 05 (05), s. 46; Finse tekst: EYVL:n erityispainos 1994, alue 05 (05), s. 46).

10. Verordening (EEG) nr. 1247/92 van de Raad van 30 april 1992 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (PB nr. L 136 van 19.5.1992, blz. 1); Zweedse tekst: EGT, Specialutgåva 1994, område 05 (05), s. 124; Finse tekst: EYVL:n erityispainos 1994, alue 05 (05), s. 124).

11. Verordening (EEG) nr. 1248/92 van de Raad van 30 april 1992 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (PB nr. L 136 van 19.5.1992, blz.7; Zweedse tekst: EGT, Specialutgåva 1994, område 05 (05), s. 130; Finse tekst: EYVL:n erityispainos 1994, alue 05 (05), s. 130).

12. Verordening (EEG) nr. 1249/92 van de Raad van 30 april 1992 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (PB nr. L 136 van 19.5.1992, blz. 28; Zweedse tekst: EGT, Specialutgåva 1994, område 05 (05), s. 151; Finse tekst: EYVL:n erityispainos 1994, alue 05 (05), s. 151).

13. Verordening (EEG) nr. 1945/93 van de Raad van 30 juni 1993 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en van Verordening (EEG) nr. 1247/92 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (PB nr. L 181 van 23.7.1993, blz. 1; Zweedse tekst: EGT, Specialutgåva 1994, område 05 (06), s. 63; Finse tekst: EYVL:n erityispainos 1994, alue 05 (06), s. 63).

14. Verordening (EG) nr. 3095/95 van de Raad van 22 december 1995 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en van Verordening (EEG) nr. 1945/93 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1247/92 (PB nr. L 335 van 30.12.1995, blz. 1).

15. Verordening (EEG) nr. 3096/95 van de Raad van 22 december 1995 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (PB nr. L 335 van 30.12.1995, blz. 10).

16. Verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996 tot wijziging en bijwerking van Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 (PB nr. L 28 van 30.1.1997, blz. 1).



( 1 ) Zie aanhangsel.

( 2 ) Zie aanhangsel.

( 3 ) PB nr. L 136 van 19.5.1992, blz. 7.

( 4 ) PB nr. L 136 van 19.5.1992, blz. 1.

( 5 ) PB L 209 van 25.7.1998, blz. 1.

( 6 ) PB L 164 van 30.6.1999, blz. 1.

( 7 ) PB L 117 van 4.5.2005, blz. 1.

Top