EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020PC0138

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) nr. 1301/2013 wat betreft specifieke maatregelen met het oog op uitzonderlijke flexibiliteit bij het gebruik van de Europese structuur- en investeringsfondsen naar aanleiding van de uitbraak van COVID-19

COM/2020/138 final

Brussel, 2.4.2020

COM(2020) 138 final

2020/0054(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) nr. 1301/2013 wat betreft specifieke maatregelen met het oog op uitzonderlijke flexibiliteit bij het gebruik van de Europese structuur- en investeringsfondsen naar aanleiding van de uitbraak van COVID
x001e
19


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De directe en indirecte effecten van de uitbraak van COVID‑19 blijven in alle lidstaten toenemen. De huidige situatie is ongekend en vereist uitzonderlijke maatregelen die zijn aangepast aan de situatie die in deze omstandigheden moet worden toegepast.

Met het eerste pakket maatregelen dat de Commissie op 13 maart 2020 had voorgesteld werd een aantal belangrijke wijzigingen ingevoerd die een effectievere respons mogelijk maken in de huidige situatie. Ondertussen worden de gevolgen voor onze economieën en samenlevingen steeds ernstiger. Daarom is het noodzakelijk om — als onderdeel van de tweede reeks maatregelen — verder te gaan dan wat nu al mogelijk is en te voorzien in uitzonderlijke extra flexibiliteit om te kunnen reageren op de huidige ongekende situatie, die heeft geleid tot het activeren van de algemene ontsnappingsclausule in het kader van het stabiliteits- en groeipact.

Om ervoor te zorgen dat alle steun uit de fondsen kan worden ingezet om de gevolgen van de uitbraak van COVID‑19 op onze economieën en samenlevingen aan te pakken, is het, onverminderd de regels die onder normale omstandigheden moeten gelden, als tijdelijke en uitzonderlijke maatregel, noodzakelijk dat de tijdelijke mogelijkheid van 100 % medefinanciering uit de EU‑begroting voor de uitvoering van de programma’s in het kader van het cohesiebeleid, alsmede aanvullende mogelijkheden tot overdracht tussen het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Cohesiefonds, en tussen regiocategorieën, mogelijk worden gemaakt. Daarnaast wordt voorgesteld de lidstaten vrij te stellen van de noodzaak om te voldoen aan de vereisten inzake thematische concentratie, zodat de middelen kunnen worden verlegd naar de gebieden die het hardst door de huidige crisis getroffen zijn. Door deze afwijking zullen alle beschikbare middelen van het EFRO, het Cohesiefonds en het ESF kunnen worden ingezet om een antwoord te bieden aan de ongekende uitdagingen waarmee de lidstaten door de uitbraak van COVID‑19 worden geconfronteerd. De lidstaten en de regio’s kunnen meer middelen vrijmaken voor de opschaling en uitbreiding van werktijdverkortingsregelingen, steun voor het bedrijfskapitaal van kleine en middelgrote ondernemingen en voor onmiddellijke uitgaven in de gezondheidszorg.

Om in deze omstandigheden onnodige administratieve lasten voor de nationale en Europese overheidsdiensten als gevolg van de wijziging van de programma’s weg te nemen, is het ook noodzakelijk om af te zien van een wijziging van de partnerschapsovereenkomsten en de termijn voor de indiening van de jaarverslagen over de uitvoering in 2020 en de termijn voor de indiening van verslagen van de Commissie op basis daarvan uit te stellen. Daarnaast zullen bepaalde procedurele vereisten in verband met audits en financiële instrumenten worden vereenvoudigd. Gezien de huidige beperkingen om de noodzakelijke auditwerkzaamheden te verrichten, in het geval van het EFRO, het ESF, het EFMZV en het Cohesiefonds, moet uitdrukkelijk worden voorzien in de uitbreiding van de mogelijkheid om gebruik te maken van een niet-statistische steekproefmethode. Om een snelle aanpassing van de financiële instrumenten mogelijk te maken om een effectief antwoord te bieden aan de uitbraak van COVID‑19, zijn de herziening en actualisering van de ex-antebeoordeling en de bewijsstukken waaruit blijkt dat de verleende steun voor het beoogde doel is gebruikt, niet langer vereist. Ook moeten de mogelijkheden voor ondersteuning van bedrijfskapitaal via financieringsinstrumenten in het kader van het Elfpo worden uitgebreid.

Ten slotte wordt voorgesteld EFRO-steun te verlenen aan ondernemingen die zich vanwege deze specifieke omstandigheden in moeilijkheden bevinden en zo te zorgen voor samenhang met de aanpak die is gevolgd in het kader van de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie tijdens de huidige COVID‑19-uitbraak en met de regels voor het verlenen van de-minimissteun.

De uitbraak van COVID‑19 zal waarschijnlijk ook ernstige gevolgen hebben voor de uitvoering van de lopende concrete acties. De nationale autoriteiten kunnen dus overeenkomstig hun nationale voorschriften, waar nodig en gerechtvaardigd, overwegen concrete acties aan te passen (bv. resultaten, uitvoeringstermijn, enz.) om de gevolgen van de COVID‑19-uitbraak voor de programma’s te beperken. De nationale autoriteiten zouden ook de mogelijkheid kunnen overwegen om nieuwe concrete acties te selecteren of indien nodig nieuwe of aanvullende oproepen tot het indienen van voorstellen te doen.

Er kunnen zich gevallen voordoen waarin omstandigheden naar aanleiding van de uitbraak van COVID‑19 als overmacht kunnen worden aangemerkt en dus een geldige rechtvaardiging zijn voor het onvermogen om aan een verplichting te voldoen. De Commissie is van mening dat alle nodige flexibiliteit moet worden betracht wanneer de begunstigden hun verplichtingen niet tijdig nakomen om redenen die verband houden met de uitbraak van COVID‑19 (bijvoorbeeld de onbeschikbaarheid van personeel). De Commissie zal dezelfde flexibiliteit betrachten bij de beoordeling van de naleving door de lidstaten van hun verplichtingen. Om ervoor te zorgen dat de lidstaten en de regio’s ten volle gebruik kunnen maken van de steun uit de fondsen, moet worden voorzien in beperkte aanpassingen van het maximumbedrag van de bijdrage uit de fondsen voor elke prioriteit en regiocategorie bij de vaststelling van het bedrag van het aan de operationele programma’s te betalen eindsaldo.

Deze maatregelen vullen de op 13 maart 2020 voorgestelde wijzigingen van de wetgeving aan. Zij vloeien voort uit de nauwe samenwerking met de lidstaten via de taskforce van het investeringsinitiatief coronavirusrespons die al meer dan 200 vragen heeft behandeld.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Het voorstel is verenigbaar met het voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) vastgestelde algemeen wettelijk kader en beperkt zich tot een gerichte wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) nr. 1301/2013. Het voorstel vormt een aanvulling op het voorstel van de Commissie COM(2020) 113 final van 13 maart 2020 wat betreft specifieke maatregelen om investeringen in de gezondheidszorgstelsels van de lidstaten en in andere sectoren van hun economieën vrij te maken als antwoord op de COVID‑19-uitbraak (investeringsinitiatief coronavirusrespons) en op alle andere maatregelen om de huidige ongekende situatie aan te pakken.

Samenhang met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel is beperkt tot gerichte wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) nr. 1301/2013 en hangt samen met andere beleidsterreinen van de Unie.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op de artikelen 177, 178 en 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Het voorziet in mogelijkheden voor een medefinancieringspercentage van 100 % en financiële flexibiliteit in het kader van de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid” tussen het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds, en tussen regiocategorieën. Het verschaft duidelijkheid over de subsidiabiliteit van de uitgaven die worden beïnvloed door de maatregelen die als reactie op de volksgezondheidscrisis zijn genomen. Ten slotte verlicht het enkele vereisten voor de lidstaten die administratieve lasten met zich meebrengen die de uitvoering van de maatregelen om de COVID‑19-uitbraak aan te pakken zouden kunnen vertragen. Deze uitzonderlijke wijzigingen laten de regels die onder normale omstandigheden van toepassing zijn onverlet.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

Het doel van het voorstel is afwijkingen van bepaalde beperkingen mogelijk te maken op grond van de thans geldende Unie-bepalingen en zo de grootst mogelijke flexibiliteit te creëren om bestaande investeringen vrij te maken om de directe en indirecte gevolgen van de ongekende volksgezondheidscrisis in het kader van de COVID‑19-uitbraak aan te pakken.

Evenredigheid

Het voorstel is een beperkte en gerichte wijziging die niet verder gaat dan wat nodig is om het doel te bereiken, namelijk het bieden van extra flexibiliteit en rechtszekerheid om investeringen te mobiliseren in reactie op de wijdverbreide volksgezondheidscrises die het groeipotentieel van regio’s en ondernemingen en het welzijn van het grote publiek aantasten.

Keuze van het instrument

Een verordening is het geschikte instrument om de extra flexibiliteit in te voeren die nodig is om deze ongekende omstandigheden aan te pakken.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

n.v.t.

Raadpleging van belanghebbenden

Er zijn geen externe belanghebbenden geraadpleegd. Het voorstel is echter het resultaat van uitvoerig overleg met de lidstaten en het Europees Parlement in de afgelopen weken en houdt rekening met de meer dan 200 vragen om verduidelijking en advies die de nationale autoriteiten hebben gesteld met betrekking tot hun aanpak van crisisresponsmaatregelen via de taskforce van het investeringsinitiatief coronavirusrespons.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

n.v.t.

Effectbeoordeling

Er is een effectbeoordeling uitgevoerd ter voorbereiding van de voorstellen voor Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) nr. 1301/2013. Deze beperkte en gerichte wijzigingen vereisen geen afzonderlijke effectbeoordeling.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

n.v.t.

Grondrechten

n.v.t.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde wijziging verandert niets aan de jaarlijkse maxima van het meerjarig financieel kader voor vastleggingen en betalingen als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1311/2013. De totale jaarlijkse verdeling van de vastleggingskredieten in het kader van Verordening (EU) nr. 1303/2013 blijft ongewijzigd.

Het voorstel zal een versnelde uitvoering van de programma’s mogelijk maken, waardoor de betalingskredieten vervroegd zullen worden toegewezen.

De Commissie zal het effect van de voorgestelde wijziging op de betalingskredieten in 2020 nauwlettend volgen, rekening houdend met zowel de uitvoering van de begroting als de herziene prognoses van de lidstaten.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De uitvoering van de maatregelen zal worden gemonitord en gerapporteerd in het kader van de in Verordening (EU) nr. 1303/2013 vastgestelde algemene verslagleggingsvoorschriften.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

n.v.t.

Artikelsgewijze toelichting

Er wordt voorgesteld Verordening (EU) nr. 1303/2013 (de verordening gemeenschappelijke bepalingen) te wijzigen om ervoor te zorgen dat de lidstaten kunnen verzoeken om wijzigingen in de operationele programma’s, zodat een medefinancieringspercentage van 100 % van de EU kan worden toegepast op het desbetreffende operationele programma voor het boekjaar 2020‑2021 (artikel 25 bis, lid 1). De Commissie maakt een beoordeling en kan op die basis een verlenging van deze maatregel voorstellen.

Daarnaast is het belangrijk om ervoor te zorgen dat het voor wijzigingen in de operationele programma’s na de inwerkingtreding van deze verordening, mogelijk is toewijzingen van het jaar 2020 tussen het EFRO en het ESF en het Cohesiefonds in het kader van de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid” (artikel 25 bis, lid 2) zonder beperkingen over te dragen. De middelen in het kader van de doelstelling “Europese territoriale samenwerking”, de extra toewijzingen aan de ultraperifere gebieden en de steun voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief en het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen mogen niet door dergelijke overdrachten worden beïnvloed.

Om tegemoet te komen aan de behoeften van de lidstaten om de huidige specifieke problemen aan te pakken, moeten de lidstaten kunnen verzoeken om een overdracht van hun toewijzingen voor het jaar 2020 tussen regiocategorieën. Om ervoor te zorgen dat de nadruk blijft liggen op de minder ontwikkelde regio’s, moeten de lidstaten eerst andere mogelijkheden voor de overdracht van financiering onderzoeken voor zij overdrachten uit de begroting voor de minder ontwikkelde regio’s overwegen, gezien de mogelijke negatieve gevolgen van dergelijke overdrachten voor de essentiële investeringen in de regio van oorsprong of voor de voltooiing van voor de overdracht geselecteerde concrete acties (artikel 25 bis, leden 3 en 4). Voor wijzigingen van de operationele programma’s die na de inwerkingtreding van deze verordening worden ingediend, moeten de vereisten inzake thematische concentratie niet van toepassing zijn (artikel 25 bis, lid 5).

Om de lidstaten in staat te stellen zich te concentreren op de noodzakelijke reactie op de COVID‑19-uitbraak en de administratieve lasten te verminderen, moeten bovendien bepaalde procedurele vereisten in verband met de uitvoering van programma’s en audits worden vereenvoudigd. Met name moeten de partnerschapsovereenkomsten niet langer gewijzigd worden (artikel 25 bis, lid 6), de termijn voor de indiening van het jaarlijkse uitvoeringsverslag moet worden uitgesteld (artikel 25 bis, lid 8), en de uitbreiding van de mogelijkheid voor de fondsen en het EFMZV om gebruik te maken van een niet-statistische steekproefmethode moet ook uitdrukkelijk worden vermeld (artikel 25 bis, lid 12). Daarnaast wordt voorzien in specifieke regels voor het inroepen van overmacht in het kader van de vrijmaking van vastleggingen (artikel 25 bis, lid 8).

De subsidiabiliteit van de uitgaven is bij wijze van uitzondering toegestaan voor voltooide of volledig uitgevoerde acties die de responscapaciteit bij crises bevorderen in de context van de uitbraak van COVID‑19 (artikel 25 bis, lid 7). Deze concrete acties kunnen nog vóór de goedkeuring van de noodzakelijke wijziging van het programma door de Commissie worden geselecteerd.

Om een snelle aanpassing van de financieringsinstrumenten mogelijk te maken om een effectief antwoord te bieden aan een volksgezondheidscrisis, zijn bovendien de herziening en actualisering van de ex-antebeoordeling en de bewijsstukken waaruit blijkt dat de verleende steun voor het beoogde doel is gebruikt, niet langer vereist. Voorts moeten de mogelijkheden tot ondersteuning van het bedrijfskapitaal in het kader van het Elfpo worden uitgebreid (artikel 25 bis, leden 10 en 11).

Voorts wordt ook voorgesteld om bij de afsluiting van programma’s extra flexibiliteit toe te staan om ervoor te zorgen dat de beschikbare middelen zo veel mogelijk worden gebruikt (artikel 1, lid 3).

Ten slotte wordt voorgesteld Verordening (EU) nr. 1301/2013 te wijzigen om EFRO-steun te verlenen aan ondernemingen die zich vanwege deze specifieke omstandigheden in moeilijkheden bevinden en zo te zorgen voor samenhang met de aanpak die is gevolgd in het kader van de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie tijdens de huidige COVID‑19-uitbraak en met de regels voor het verlenen van de-minimissteun (artikel 2).

2020/0054 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) nr. 1301/2013 wat betreft specifieke maatregelen met het oog op uitzonderlijke flexibiliteit bij het gebruik van de Europese structuur- en investeringsfondsen naar aanleiding van de uitbraak van COVID‑19

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 177, artikel 178 en artikel 322, lid 1, onder a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 1 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 2 ,

Gezien het advies van de Europese Rekenkamer,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De lidstaten zijn op ongekende wijze getroffen door de gevolgen van de uitbraak van COVID19. De crisis belemmert de groei in de lidstaten, waardoor de ernstige liquiditeitstekorten toenemen als gevolg van de plotse en aanzienlijke stijging van de overheidsinvesteringen in de gezondheidszorg en andere sectoren van de economie. Dit heeft geleid tot een uitzonderlijke situatie waarvoor specifieke maatregelen nodig zijn.

(2)Om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de crisis zijn de Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 1301/2013 reeds gewijzigd met het oog op meer flexibiliteit bij de uitvoering van de programma’s die worden ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (“EFRO”), het Europees Sociaal Fonds (“ESF”) en het Cohesiefonds (de “fondsen”) en door het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (“EFMZV”). Om de huidige crisis doeltreffend te helpen bestrijden is de omvang van de steun uit het EFRO aanzienlijk verruimd.

(3)De ernstige negatieve economische en sociale gevolgen in de EU worden echter steeds groter. Daarom moeten de lidstaten over uitzonderlijke extra flexibiliteit kunnen beschikken om deze ongekende crisis te bestrijden door meer mogelijkheden te bieden alle ongebruikte steun uit de fondsen te mobiliseren.

(4)Om de lasten voor de overheidsbegrotingen die op de crisissituatie reageren te verlichten, moet de lidstaten de uitzonderlijke mogelijkheid worden geboden om voor de programma’s van het cohesiebeleid een medefinancieringspercentage van 100 % aan te vragen voor het boekjaar 20202021, overeenkomstig de begrotingskredieten en onder voorbehoud van de beschikbare financiële middelen. Op basis van een beoordeling van de toepassing van dit uitzonderlijke medefinancieringspercentage kan de Commissie een verlenging van deze maatregel voorstellen.

(5)Om de lidstaten meer flexibiliteit te bieden voor de herverdeling van middelen om op maat gemaakte antwoorden op de volksgezondheidscrisis te kunnen bieden, moeten de mogelijkheden voor financiële overdrachten in het kader van de doelstelling „investeren in groei en werkgelegenheid” tussen het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds worden ingevoerd of verruimd. Voorts moeten de mogelijkheden tot overdracht tussen regiocategorieën ook bij wijze van uitzondering worden verhoogd voor de lidstaten, gezien de brede gevolgen van de volksgezondheidscrisis, met inachtneming van de doelstellingen van het Verdrag voor het cohesiebeleid. De middelen in het kader van de doelstelling “Europese territoriale samenwerking”, de extra toewijzingen aan de ultraperifere gebieden en de steun voor het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief en het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen mogen niet door dergelijke overdrachten worden beïnvloed.

(6)Om de lidstaten in staat te stellen snel beschikbare middelen in te zetten om te reageren op de uitbraak van COVID19 en rekening houdend met het feit dat, gezien de reeds vergevorderde uitvoering van de programmeringsperiode 20142020, de herverdeling van middelen alleen betrekking kan hebben op middelen voor de programmering voor 2020, is het gerechtvaardigd de lidstaten uitzonderlijk te ontheffen van de verplichting om tot het einde van de programmeringsperiode te voldoen aan de vereisten inzake thematische concentratie.

(7)Om de lidstaten in staat te stellen zich te concentreren op de noodzakelijke reactie op de uitbraak van COVID19 en de administratieve lasten te verminderen, moeten bepaalde procedurele vereisten in verband met de uitvoering van programma’s en de audits worden vereenvoudigd. Met name hoeven de partnerschapsovereenkomsten tot het einde van de programmeringsperiode niet langer te worden gewijzigd, noch om voorafgaande wijzigingen in de operationele programma’s weer te geven, noch om andere wijzigingen in te voeren. De termijn voor de indiening van de jaarlijkse uitvoeringsverslagen voor 2019 moet worden uitgesteld, evenals de toezending van het samenvattend verslag van de Commissie op basis van die jaarlijkse uitvoeringsverslagen. Wat de fondsen en het EFMZV betreft, moet ook uitdrukkelijk worden voorzien in een uitgebreide mogelijkheid voor auditautoriteiten om gebruik te maken van een niet-statistische steekproefmethode voor het boekjaar 20192020.

(8)Ook moet worden gespecificeerd dat de subsidiabiliteit van de uitgaven bij wijze van uitzondering is toegestaan voor voltooide of volledig uitgevoerde concrete acties die het crisisresponsvermogen bevorderen in de context van de uitbraak van COVID19. Deze concrete acties kunnen nog vóór de goedkeuring van de noodzakelijke wijziging van het programma door de Commissie worden geselecteerd. Daarnaast moet worden voorzien in specifieke regels voor het inroepen van overmacht in het kader van de vrijmaking van vastleggingen.

(9)Om de administratieve lasten en de vertragingen bij de uitvoering te verminderen indien wijzigingen in de financieringsinstrumenten noodzakelijk zijn om een doeltreffende reactie op een volksgezondheidscrisis mogelijk te maken, zijn bovendien de herziening en actualisering van de ex-antebeoordeling en bijgewerkte bedrijfsplannen of gelijkwaardige documenten als onderdeel van de bewijsstukken waaruit blijkt dat de verstrekte steun voor het beoogde doel is gebruikt, niet langer vereist tot het einde van de programmeringsperiode. Bovendien moeten de mogelijkheden voor ondersteuning van bedrijfskapitaal via financieringsinstrumenten in het kader van het Elfpo worden uitgebreid.

(10)Om ervoor te zorgen dat de lidstaten ten volle gebruik kunnen maken van de steun uit de fondsen of het EFMZV, moet extra flexibiliteit worden ingebouwd voor de berekening van de betaling van het eindsaldo aan het einde van de programmeringsperiode.

(11)Om de krachtens deze verordening toegestane overdrachten te vergemakkelijken, geldt de in artikel 30, lid 1, onder f), van het Financieel Reglement bedoelde voorwaarde met betrekking tot het gebruik van kredieten voor hetzelfde doel niet voor overdrachten die in het kader van deze verordening worden voorgesteld.

(12)Om te zorgen voor consistentie tussen de aanpak in het kader van de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie tijdens de huidige uitbraak van COVID19 en de-minimissteun enerzijds en de voorwaarden voor het verlenen van steun aan ondernemingen in moeilijkheden in het kader van het EFRO anderzijds, moet Verordening (EU) nr. 1301/2013 worden gewijzigd om de verlening van steun aan deze ondernemingen in deze specifieke omstandigheden mogelijk te maken.

(13)Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk het reageren op de gevolgen van de volksgezondheidscrisis, door het invoeren van flexibiliteitsmaatregelen op het gebied van het verstrekken van steun uit de ESIfondsen, niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(14)Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) nr. 1301/2013 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(15)Gezien de urgentie van de situatie in verband met de COVID19-uitbraak is het passend dat deze verordening in werking treedt op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(16)In het licht van de COVID19-uitbraak en de hoogdringendheid om de daaraan gerelateerde volksgezondheidscrisis aan te pakken, is het aangewezen een uitzondering te maken op de periode van acht weken bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013

Verordening (EU) nr. 1303/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)het volgende nieuwe hoofdstuk wordt toegevoegd aan deel 2, titel II: 

“HOOFDSTUK V

Uitzonderlijke maatregelen voor het gebruik van de ESI‑fondsen naar aanleiding van de uitbraak van COVID‑19”;

“Artikel [25 bis]
Uitzonderlijke maatregelen voor het gebruik van de ESI‑fondsen naar aanleiding van de uitbraak van COVID‑19

1.In afwijking van artikel 60, lid 1, en artikel 120, lid 3, eerste en vierde alinea, kan – op verzoek van de lidstaat – een medefinancieringspercentage van 100 % worden toegepast op uitgaven die in betalingsaanvragen zijn gedeclareerd gedurende het boekjaar dat begint op 1 juli 2020 en eindigt op 30 juni 2021, voor één of meer prioritaire assen in een door het EFRO, het ESF of het Cohesiefonds ondersteund programma.

Verzoeken tot wijziging van het medefinancieringspercentage worden volgens de in artikel 30 bedoelde procedure voor de wijziging van programma’s ingediend en gaan vergezeld van het herziene programma of de herziene programma’s. Het medefinancieringspercentage van 100 % is alleen van toepassing als de corresponderende programmawijziging uiterlijk vóór de indiening van de laatste aanvraag voor een tussentijdse betaling overeenkomstig artikel 135, lid 2, van de GB‑verordening door de Commissie is goedgekeurd.

Alvorens de eerste betalingsaanvraag in te dienen voor het boekjaar dat begint op 1 juli 2021, delen de lidstaten de in artikel 96, lid 2, onder d), ii), bedoelde tabel mee en bevestigen ze het medefinancieringspercentage dat van toepassing was tijdens het boekjaar dat op 30 juni 2020 eindigt, voor de prioriteiten waarvoor de tijdelijke verhoging tot 100 % geldt.

2.Naar aanleiding van de uitbraak van COVID19 kunnen de beschikbare middelen voor de programmering voor het jaar 2020 voor de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid” op verzoek van de lidstaten worden overgedragen tussen het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds, ongeacht de in artikel 92, lid 1, onder a) tot en met d), vermelde percentages.

Met het oog op deze overdrachten zijn de vereisten van artikel 92, lid 4, niet van toepassing.

Overdrachten hebben geen gevolgen voor de middelen die overeenkomstig artikel 92, lid 5, en artikel 92, lid 7, respectievelijk aan het YEI en voor hulp aan de meest hulpbehoevenden in het kader van de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid” zijn toegewezen.

De uit hoofde van dit lid tussen het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds overgedragen middelen worden ten uitvoer gelegd volgens de regels van het fonds waaraan de middelen worden overgedragen.

3.In afwijking van artikel 93, lid 1, en naast de in artikel 93, lid 2, geboden mogelijkheid kunnen middelen voor de programmering voor het jaar 2020 op verzoek van de lidstaten tussen regiocategorieën worden overgedragen naar aanleiding van de uitbraak van COVID19.

4.Verzoeken om overdracht krachtens de leden 2 en 3 worden volgens de in artikel 30 bedoelde procedure voor de wijziging van programma’s ingediend, naar behoren gemotiveerd en vergezeld van het herziene programma of de herziene programma’s waarin – in voorkomend geval – de per fonds en per regiocategorie overgedragen bedragen worden vermeld.

5.In afwijking van artikel 18 en de fondsspecifieke verordeningen zijn financiële toewijzingen in verzoeken om programmawijzigingen of als gevolg van overdrachten die overeenkomstig artikel 30, lid 5, op of na [de datum van inwerkingtreding van deze verordening] respectievelijk worden ingediend of medegedeeld, niet onderworpen aan de in deze verordening of de fondsspecifieke verordeningen vastgestelde vereisten inzake thematische concentratie.

6.In afwijking van artikel 16 en met ingang van [de datum van inwerkingtreding van deze verordening] worden partnerschapsovereenkomsten niet gewijzigd en mogen programmawijzigingen geen wijziging van partnerschapsovereenkomsten meebrengen.

In afwijking van artikel 26, lid 1, artikel 27, lid 1, en artikel 30, leden 1 en 2, wordt – met ingang van [datum van inwerkingtreding van deze verordening] – de verenigbaarheid van de programma’s en de uitvoering ervan met de partnerschapsovereenkomst niet geverifieerd.

7.Voor concrete acties ter bevordering van het vermogen tot crisisrespons in de context van de uitbraak van COVID19 als bedoeld in artikel 65, lid 10, tweede alinea, is artikel 65, lid 6, niet van toepassing.

In afwijking van artikel 125, lid 3, onder b), kunnen dergelijke concrete acties voor steun uit het EFRO of het ESF worden geselecteerd voordat het gewijzigde programma wordt goedgekeurd.

8.Voor de toepassing van artikel 87, lid 1, onder b), wordt – wanneer de uitbraak van COVID19 als reden van overmacht wordt aangevoerd – informatie over de bedragen waarvoor het niet mogelijk was een betalingsaanvraag in te dienen, gecombineerd per prioriteit verstrekt voor concrete acties waarvoor de totale subsidiabele kosten minder dan 1 000 000 EUR bedragen.

9.In afwijking van de in de fondsspecifieke verordeningen vastgestelde termijnen wordt het in artikel 50, lid 1, bedoelde jaarverslag over de uitvoering van het programma voor het jaar 2019 uiterlijk op 30 september 2020 voor alle ESI-fondsen ingediend. De toezending van het in 2020 overeenkomstig artikel 53, lid 1, door de Commissie opgestelde samenvattende verslag kan dienovereenkomstig worden uitgesteld.

10.In afwijking van artikel 37, lid 2, onder g), is geen herziening of actualisering van de ex-antebeoordeling vereist wanneer wijzigingen in de financieringsinstrumenten noodzakelijk zijn om doeltreffend op de uitbraak van COVID19 te reageren.

11.Wanneer financieringsinstrumenten steun in de vorm van bedrijfskapitaal bieden aan kmo’s overeenkomstig artikel 37, lid 4, tweede alinea [ingevoegd bij het CRII-amendement], zijn geen nieuwe of bijgewerkte ondernemingsplannen of soortgelijke documenten en bewijsstukken op grond waarvan kan worden geverifieerd of de via de financieringsinstrumenten verleende steun voor het beoogde doel is gebruikt, als onderdeel van de ondersteunende documenten vereist.

In afwijking van Verordening (EU) nr. 1305/2013 kan deze steun ook worden verleend door het Elfpo in het kader van maatregelen die in Verordening (EU) nr. 1305/2013 worden vermeld en voor de uitvoering van de financieringsinstrumenten relevant zijn. Deze subsidiabele uitgaven bedragen hoogstens 200 000 EUR.

12.Voor de toepassing van artikel 127, lid 1, tweede alinea, vormt de uitbraak van COVID19 een naar behoren gemotiveerd geval waarvoor de auditautoriteiten op basis van hun professionele oordeel een niet-statistische steekproefmethode mogen gebruiken voor het boekjaar dat begint op 1 juli 2019 en eindigt op 30 juni 2020.

13.Voor de toepassing van artikel 30, lid 1, onder f), van het Financieel Reglement is de voorwaarde van kredieten voor hetzelfde doel niet van toepassing op overdrachten uit hoofde van de leden 2 en 3.”;

2)aan artikel 130 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

“3.    In afwijking van lid 2 is de bijdrage uit de Fondsen of het EFMZV via betalingen van het eindsaldo voor elke prioriteit per fonds en per regiocategorie in het laatste boekjaar hoogstens 10 % hoger dan de in het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het operationele programma vastgestelde bijdrage uit de Fondsen of het EFMZV voor elke prioriteit per fonds en per regiocategorie.

De bijdrage uit de Fondsen of het EFMZV via betalingen van het eindsaldo in het laatste boekjaar is niet hoger dan de gedeclareerde subsidiabele overheidsuitgaven en de in het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het operationele programma vastgestelde bijdrage uit elk fonds en elke regiocategorie aan elk operationeel programma.”.

Artikel 2
Wijziging van Verordening (EU) nr. 1301/2013

Artikel 3, lid 3, onder d), van Verordening (EU) nr. 1301/2013 wordt vervangen door:

“Ondernemingen in moeilijkheden zoals gedefinieerd in het kader van de voorschriften inzake staatssteun van de Unie; ondernemingen die steun ontvangen die voldoet aan de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun 3 of de Verordeningen (EU) nr. 1407/2013 4 , (EU) nr. 1408/2013 5 en (EU) nr.  17/2014 6 van de Commissie, worden voor de toepassing van dit punt niet als ondernemingen in moeilijkheden beschouwd.”.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en Verordening (EU) nr. 1301/2013 wat betreft specifieke maatregelen met het oog op uitzonderlijke flexibiliteit bij het gebruik van de Europese structuur- en investeringsfondsen naar aanleiding van de uitbraak van COVID-19

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 7  

4 Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

13 Regionaal beleid en stadsontwikkeling

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie 

 Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 8  

 Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie 

 Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

n.v.t.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Specifieke doelstelling nr.

n.v.t.

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

n.v.t.

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

n.v.t.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

n.v.t.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

n.v.t.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

n.v.t.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

n.v.t.

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

n.v.t.

1.6.Duur en financiële gevolgen

 Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

   Voorstel/initiatief is van kracht vanaf 1/7/2020 tot en met 30/6/2021

   Financiële gevolgen vanaf 2020 tot en met 2025

 Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 9

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met de lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

n.v.t.

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

n.v.t.

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Mogelijke risico's

n.v.t.

2.2.2.Informatie over het ingestelde systeem voor interne controle

n.v.t.

2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en evaluatie van het verwachte foutenrisico

n.v.t.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

n.v.t.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer
[Rubriek………………………...………]

GK/NGK 10 .

van EVA-landen 11

van kandidaat-lidstaten 12

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

1b Slimme en inclusieve groei:

Het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds

4 Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie

13 Regionaal beleid en stadsontwikkeling

GK

NEE

NEE

NEE

NEE

·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer
[Rubriek………………………...………]

GK/NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

[XX.YY.YY.YY]

NEE

NEE

NEE

NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

De voorgestelde wijziging verandert niets aan de jaarlijkse maxima van het meerjarig financieel kader voor vastleggingen en betalingen als bedoeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1311/2013.

De totale jaarlijkse verdeling van de vastleggingskredieten voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds blijft ongewijzigd.

Het voorstel zal resulteren in een frontloading van de betalingskredieten voor het boekjaar dat begint op 1 juli 2020 en eindigt op 30 juni 2021 (zie onderstaande raming).

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven



in miljoenen euro's in lopende prijzen (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële
kader

Nummer

1b

Slimme en inclusieve groei

DG: EMPL, REGIO

2020

2021

2022

2023

2024

2025

TOTAAL

• Beleidskredieten

1b: Economische, sociale en territoriale samenhang

Het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds

Vastleggingen

1)

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000





Betalingen

 

2)

8 500,000

6 100,000

0,000

-7 300,000

-7 300,000

0,000

0,000

Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 13  

n.v.t.

3)

TOTAAL kredieten
voor DG EMPL, REGIO

Vastleggingen

=1+1a +3

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

Betalingen

=2+2a

+3

8 500,000

6 100,000

0,000

-7 300,000

-7 300,000

0,000

0,000



TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

4)

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

Betalingen

5)

8 500,000

6 100,000

0,000

-7 300,000

-7 300,000

0,000

0,000

•TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

6)

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 1b
van het meerjarige financiële kader

Vastleggingen

=4+ 6

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

0,000

Betalingen

=5+ 6

8 500,000

6 100,000

0,000

-7 300,000

-7 300,000

0,000

0,000



Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken

•TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

4)

Betalingen

5)

•TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

6)

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4
van het meerjarige financiële kader
(referentiebedrag)

Vastleggingen

=4+ 6

Betalingen

=5+ 6



Rubriek van het meerjarige financiële
kader

5

“Administratieve uitgaven”

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vermeld zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

DG: <…….>

• Personele middelen

• Andere administratieve uitgaven

TOTAAL DG <…….>

Kredieten

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar
N 14

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vermeld zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarige financiële kader 

Vastleggingen

Betalingen

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn bestaande beleidskredieten nodig (zonder wijzigingen):

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vermeld zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 15

Gemiddelde kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 16

- Output

- Output

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 …

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

TOTALE KOSTEN

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
N 17

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vermeld zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

buiten RUBRIEK 5 18
of the multiannual financial framework

Personele middelen

Andere administratieve
uitgaven

Subtotaal
buiten RUBRIEK 5
van het meerjarige financiële kader

TOTAAL

De benodigde kredieten voor personele middelen en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.    

3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar N+2

Jaar N+3

Vermeld zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

Extern personeel (in voltijdequivalenten VTE) 19

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

XX 01 04 jj  20

- zetel

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Extern personeel

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

   Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader.

   Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

   Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vermeld zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

voor de eigen middelen

voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 21

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vermeld zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Voor de diverse ontvangsten die worden “toegewezen”, vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

(1)    PB C van , blz. .
(2)    PB C van , blz. .
(3)    PB C 91 I van 20.3.2020, blz. 1.
(4)    Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de‑minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1).
(5)    Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de‑minimissteun in de landbouwsector (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 9).
(6)    Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PB L 190 van 28.6.2014, blz. 45).
(7)    ABM: activity-based management; ABB: activity-based budgeting.
(8)    In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(9)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html
(10)    GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten.
(11)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(12)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(13)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(14)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(15)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(16)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en)…”
(17)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(18)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(19)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(20)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(21)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.
Top