Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CJ0355

    Samenvatting van het arrest

    Zaak C‑355/12

    Nintendo Co. Ltd e.a.

    tegen

    PC Box Srl en 9Net Srl

    (verzoek van het Tribunale di Milano om een prejudiciële beslissing)

    „Richtlijn 2001/29/EG — Auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij — Begrip ‚technische voorzieningen’ — Beschermingsinrichting — Apparaat en beschermde aanvullende producten — Vergelijkbare aanvullende inrichtingen, producten of onderdelen, afkomstig van andere ondernemingen — Uitsluiting van elke interoperabiliteit ertussen — Reikwijdte van deze technische voorzieningen — Relevantie”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 23 januari 2014

    1. Harmonisatie van wetgevingen — Auteursrecht en naburige rechten — Richtlijn 2001/29 — Harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij — Werkingssfeer — Computerprogramma’s — Daaronder begrepen — Voorwaarde — Uitdrukking van de eigen intellectuele schepping van de maker

      (Richtlijn 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, lid 1)

    2. Harmonisatie van wetgevingen — Auteursrecht en naburige rechten — Richtlijn 2001/29 — Harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij — Doeltreffende technische voorzieningen — Begrip — Herkenningscode geïnstalleerd ten dele op de drager met het beschermde werk en ten dele op de draagbare apparaten of spelcomputers waarmee toegang tot het werk wordt verkregen en dit werk kan worden gebruikt — Daaronder begrepen

      (Richtlijn 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad, punt 9 van de considerans, art. 2‑4 en 6)

    3. Harmonisatie van wetgevingen — Auteursrecht en naburige rechten — Richtlijn 2001/29 — Harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij — Doeltreffende technische voorzieningen — Herkenningscode geïnstalleerd ten dele op de drager met het beschermde werk en ten dele op de draagbare apparaten of spelcomputers waarmee toegang tot het werk wordt verkregen en dit werk kan worden gebruikt — Eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel — Beoordelingscriteria

      (Richtlijn 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad, punt 48 van de considerans en art. 6)

    1.  Uit artikel 1, lid 1, van richtlijn 2001/29 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij blijkt dat die richtlijn betrekking heeft op de rechtsbescherming van het auteursrecht en de naburige rechten, waarbij voor auteurs sprake is van exclusieve rechten op hun werken. Werken zoals computerprogramma’s worden auteursrechtelijk beschermd wanneer zij oorspronkelijk zijn, dit wil zeggen wanneer zij een eigen intellectuele schepping van de maker zijn. Met betrekking tot delen van een werk blijkt uit geen enkele bepaling van richtlijn 2001/29 dat deze delen onder een andere regeling vallen dan die welke geldt voor het volledige werk. Bijgevolg worden zij auteursrechtelijk beschermd zodra zij als dusdanig de oorspronkelijkheid van het volledige werk in zich dragen.

      Aan deze vaststelling wordt niet afgedaan door het feit dat richtlijn 2009/24 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s een lex specialis vormt ten opzichte van richtlijn 2001/29. Overeenkomstig artikel 1, lid 1, ervan is de bescherming van richtlijn 2009/24 immers beperkt tot computerprogramma’s. Videogames vormen echter complexe toestellen die niet alleen een computerprogramma bevatten, maar ook grafische en geluidselementen die, hoewel zij in computertaal zijn gecodeerd, een eigen scheppende waarde hebben die niet tot deze codering kan worden beperkt. Voor zover de delen van een videogame, in casu de grafische elementen en de geluidselementen, bijdragen aan de oorspronkelijkheid van het werk, worden zij samen met het volledige werk auteursrechtelijk beschermd op grond van de bij richtlijn 2001/29 ingestelde regeling.

      (cf. punten 21‑23)

    2.  Artikel 6 van richtlijn 2001/29 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij verplicht de lidstaten ertoe, te voorzien in een passende rechtsbescherming tegen het omzeilen van doeltreffende technische voorzieningen, die in lid 3 ervan worden omschreven als technologie, inrichtingen of onderdelen die in het kader van de normale werking ervan dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen ten aanzien van werken of ander materiaal, die niet zijn toegestaan door de houders van auteursrechten, wettelijk vastgelegde naburige rechten of het recht sui generis bedoeld in hoofdstuk III van richtlijn 96/9 betreffende de rechtsbescherming van databanken.

      Aangezien die handelingen, zoals blijkt uit de artikelen 2 tot en met 4 van richtlijn 2001/29, de reproductie, de mededeling van werken aan het publiek en de beschikbaarstelling ervan voor het publiek omvatten, alsook de distributie van het origineel of kopieën van de werken, geldt de rechtsbescherming van artikel 6 van deze richtlijn alleen om de houder te beschermen tegen de handelingen waarvoor zijn toestemming is vereist.

      Dienaangaande kan op grond van geen enkele bepaling van deze richtlijn worden geoordeeld dat artikel 6, lid 3, ervan geen betrekking heeft op technische voorzieningen die ten dele zijn opgenomen in de fysieke dragers van de games en ten dele in de spelcomputer, en die interactie tussen beide vereisen.

      Uit die bepaling blijkt immers dat het begrip „doeltreffende technische voorzieningen” ruim is omschreven en dat hieronder ook de toepassing van een controle op de toegang of een beschermingsprocedé zoals encryptie, versluiering of een andere transformatie van het beschermde werk of ander materiaal of een kopieerbeveiliging valt. Een dergelijke omschrijving is bovendien in overeenstemming met het hoofddoel van richtlijn 2001/29 dat, zoals blijkt uit punt 9 van de considerans ervan, erin bestaat een hoog niveau van bescherming ten behoeve van met name auteurs in te stellen, welke bescherming van wezenlijk belang is voor scheppend werk.

      In deze omstandigheden moet richtlijn 2001/29 aldus worden uitgelegd dat het begrip „doeltreffende technische voorzieningen” in de zin van artikel 6, lid 3, van deze richtlijn technische voorzieningen kan omvatten waarbij met name niet alleen de drager met het beschermde werk, zoals de videogame, van een herkenningscode wordt voorzien om het tegen door de houder van het auteursrecht niet toegestane handelingen te beschermen, maar ook de draagbare apparaten of spelcomputers waarmee toegang tot deze games wordt verkregen en waarmee deze kunnen worden gebruikt.

      (cf. punten 24‑27, 37 en dictum)

    3.  Een in artikel 6 van richtlijn 2001/29 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij bedoelde rechtsbescherming tegen handelingen die niet zijn toegestaan door de houder van de auteursrechten, moet volgens artikel 6, lid 2, van de richtlijn, uitgelegd tegen de achtergrond van punt 48 van de considerans ervan, in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel en mag niet leiden tot een verbod van inrichtingen of activiteiten die een ander commercieel doel of nut hebben dan het gemakkelijker verrichten van dergelijke handelingen door omzeiling van de technische beveiliging.

      Die rechtsbescherming wordt dus alleen toegekend voor technische voorzieningen waarmee ten aanzien van werken wordt voorkomen of onmogelijk gemaakt dat handelingen plaatsvinden die niet zijn toegestaan door de houder van een auteursrecht, zoals de reproductie, de mededeling van werken aan het publiek en de beschikbaarstelling ervan voor het publiek, alsook de distributie van het origineel of kopieën van de werken. Deze voorzieningen moeten geschikt zijn om dit doel te verwezenlijken en mogen niet verder gaan dan daartoe noodzakelijk is.

      Wat technische voorzieningen betreft waarbij met name niet alleen de drager met het beschermde werk, zoals de videogame, van een herkenningscode wordt voorzien om het tegen door de houder van het auteursrecht niet toegestane handelingen te beschermen, maar ook draagbare apparaten of spelcomputers waarmee toegang tot deze games wordt verkregen en deze kunnen worden gebruikt, staat het aan de nationale rechterlijke instantie om na te gaan of andere voorzieningen of niet op spelcomputers geïnstalleerde voorzieningen kunnen leiden tot een geringere mate van verstoring of beperking van de activiteiten van derden, en tegelijk de rechten van de houder op een vergelijkbare manier kunnen beschermen. Daartoe is het relevant om met name rekening te houden met de kosten van de verschillende soorten technische voorzieningen, de technische en praktische aspecten bij de toepassing ervan en de vergelijking van de doeltreffendheid van deze verschillende soorten technische voorzieningen wat de bescherming van de rechten van de houder betreft, met dien verstande dat die doeltreffendheid niet absoluut hoeft te zijn. Het staat tevens aan de verwijzende rechterlijke instantie om het doel te beoordelen van de inrichtingen, producten of onderdelen waarmee die technische voorzieningen kunnen worden omzeild. Dienaangaande zal het bewijs van het gebruik dat derden daarvan daadwerkelijk maken, naargelang van de omstandigheden van het geval, bijzonder relevant zijn. De nationale rechterlijke instantie kan met name onderzoeken hoe vaak deze inrichtingen, producten of onderdelen feitelijk worden gebruikt in strijd met het auteursrecht en hoe vaak zij worden gebruikt voor doeleinden die geen inbreuk maken op dit recht.

      (cf. punten 30, 31, 38 en dictum)

    Top

    Zaak C‑355/12

    Nintendo Co. Ltd e.a.

    tegen

    PC Box Srl en 9Net Srl

    (verzoek van het Tribunale di Milano om een prejudiciële beslissing)

    „Richtlijn 2001/29/EG — Auteursrecht en naburige rechten in de informatiemaatschappij — Begrip ‚technische voorzieningen’ — Beschermingsinrichting — Apparaat en beschermde aanvullende producten — Vergelijkbare aanvullende inrichtingen, producten of onderdelen, afkomstig van andere ondernemingen — Uitsluiting van elke interoperabiliteit ertussen — Reikwijdte van deze technische voorzieningen — Relevantie”

    Samenvatting – Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 23 januari 2014

    1. Harmonisatie van wetgevingen – Auteursrecht en naburige rechten – Richtlijn 2001/29 – Harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij – Werkingssfeer – Computerprogramma’s – Daaronder begrepen – Voorwaarde – Uitdrukking van de eigen intellectuele schepping van de maker

      (Richtlijn 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1, lid 1)

    2. Harmonisatie van wetgevingen – Auteursrecht en naburige rechten – Richtlijn 2001/29 – Harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij – Doeltreffende technische voorzieningen – Begrip – Herkenningscode geïnstalleerd ten dele op de drager met het beschermde werk en ten dele op de draagbare apparaten of spelcomputers waarmee toegang tot het werk wordt verkregen en dit werk kan worden gebruikt – Daaronder begrepen

      (Richtlijn 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad, punt 9 van de considerans, art. 2‑4 en 6)

    3. Harmonisatie van wetgevingen – Auteursrecht en naburige rechten – Richtlijn 2001/29 – Harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij – Doeltreffende technische voorzieningen – Herkenningscode geïnstalleerd ten dele op de drager met het beschermde werk en ten dele op de draagbare apparaten of spelcomputers waarmee toegang tot het werk wordt verkregen en dit werk kan worden gebruikt – Eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel – Beoordelingscriteria

      (Richtlijn 2001/29 van het Europees Parlement en de Raad, punt 48 van de considerans en art. 6)

    1.  Uit artikel 1, lid 1, van richtlijn 2001/29 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij blijkt dat die richtlijn betrekking heeft op de rechtsbescherming van het auteursrecht en de naburige rechten, waarbij voor auteurs sprake is van exclusieve rechten op hun werken. Werken zoals computerprogramma’s worden auteursrechtelijk beschermd wanneer zij oorspronkelijk zijn, dit wil zeggen wanneer zij een eigen intellectuele schepping van de maker zijn. Met betrekking tot delen van een werk blijkt uit geen enkele bepaling van richtlijn 2001/29 dat deze delen onder een andere regeling vallen dan die welke geldt voor het volledige werk. Bijgevolg worden zij auteursrechtelijk beschermd zodra zij als dusdanig de oorspronkelijkheid van het volledige werk in zich dragen.

      Aan deze vaststelling wordt niet afgedaan door het feit dat richtlijn 2009/24 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s een lex specialis vormt ten opzichte van richtlijn 2001/29. Overeenkomstig artikel 1, lid 1, ervan is de bescherming van richtlijn 2009/24 immers beperkt tot computerprogramma’s. Videogames vormen echter complexe toestellen die niet alleen een computerprogramma bevatten, maar ook grafische en geluidselementen die, hoewel zij in computertaal zijn gecodeerd, een eigen scheppende waarde hebben die niet tot deze codering kan worden beperkt. Voor zover de delen van een videogame, in casu de grafische elementen en de geluidselementen, bijdragen aan de oorspronkelijkheid van het werk, worden zij samen met het volledige werk auteursrechtelijk beschermd op grond van de bij richtlijn 2001/29 ingestelde regeling.

      (cf. punten 21‑23)

    2.  Artikel 6 van richtlijn 2001/29 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij verplicht de lidstaten ertoe, te voorzien in een passende rechtsbescherming tegen het omzeilen van doeltreffende technische voorzieningen, die in lid 3 ervan worden omschreven als technologie, inrichtingen of onderdelen die in het kader van de normale werking ervan dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen ten aanzien van werken of ander materiaal, die niet zijn toegestaan door de houders van auteursrechten, wettelijk vastgelegde naburige rechten of het recht sui generis bedoeld in hoofdstuk III van richtlijn 96/9 betreffende de rechtsbescherming van databanken.

      Aangezien die handelingen, zoals blijkt uit de artikelen 2 tot en met 4 van richtlijn 2001/29, de reproductie, de mededeling van werken aan het publiek en de beschikbaarstelling ervan voor het publiek omvatten, alsook de distributie van het origineel of kopieën van de werken, geldt de rechtsbescherming van artikel 6 van deze richtlijn alleen om de houder te beschermen tegen de handelingen waarvoor zijn toestemming is vereist.

      Dienaangaande kan op grond van geen enkele bepaling van deze richtlijn worden geoordeeld dat artikel 6, lid 3, ervan geen betrekking heeft op technische voorzieningen die ten dele zijn opgenomen in de fysieke dragers van de games en ten dele in de spelcomputer, en die interactie tussen beide vereisen.

      Uit die bepaling blijkt immers dat het begrip „doeltreffende technische voorzieningen” ruim is omschreven en dat hieronder ook de toepassing van een controle op de toegang of een beschermingsprocedé zoals encryptie, versluiering of een andere transformatie van het beschermde werk of ander materiaal of een kopieerbeveiliging valt. Een dergelijke omschrijving is bovendien in overeenstemming met het hoofddoel van richtlijn 2001/29 dat, zoals blijkt uit punt 9 van de considerans ervan, erin bestaat een hoog niveau van bescherming ten behoeve van met name auteurs in te stellen, welke bescherming van wezenlijk belang is voor scheppend werk.

      In deze omstandigheden moet richtlijn 2001/29 aldus worden uitgelegd dat het begrip „doeltreffende technische voorzieningen” in de zin van artikel 6, lid 3, van deze richtlijn technische voorzieningen kan omvatten waarbij met name niet alleen de drager met het beschermde werk, zoals de videogame, van een herkenningscode wordt voorzien om het tegen door de houder van het auteursrecht niet toegestane handelingen te beschermen, maar ook de draagbare apparaten of spelcomputers waarmee toegang tot deze games wordt verkregen en waarmee deze kunnen worden gebruikt.

      (cf. punten 24‑27, 37 en dictum)

    3.  Een in artikel 6 van richtlijn 2001/29 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij bedoelde rechtsbescherming tegen handelingen die niet zijn toegestaan door de houder van de auteursrechten, moet volgens artikel 6, lid 2, van de richtlijn, uitgelegd tegen de achtergrond van punt 48 van de considerans ervan, in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel en mag niet leiden tot een verbod van inrichtingen of activiteiten die een ander commercieel doel of nut hebben dan het gemakkelijker verrichten van dergelijke handelingen door omzeiling van de technische beveiliging.

      Die rechtsbescherming wordt dus alleen toegekend voor technische voorzieningen waarmee ten aanzien van werken wordt voorkomen of onmogelijk gemaakt dat handelingen plaatsvinden die niet zijn toegestaan door de houder van een auteursrecht, zoals de reproductie, de mededeling van werken aan het publiek en de beschikbaarstelling ervan voor het publiek, alsook de distributie van het origineel of kopieën van de werken. Deze voorzieningen moeten geschikt zijn om dit doel te verwezenlijken en mogen niet verder gaan dan daartoe noodzakelijk is.

      Wat technische voorzieningen betreft waarbij met name niet alleen de drager met het beschermde werk, zoals de videogame, van een herkenningscode wordt voorzien om het tegen door de houder van het auteursrecht niet toegestane handelingen te beschermen, maar ook draagbare apparaten of spelcomputers waarmee toegang tot deze games wordt verkregen en deze kunnen worden gebruikt, staat het aan de nationale rechterlijke instantie om na te gaan of andere voorzieningen of niet op spelcomputers geïnstalleerde voorzieningen kunnen leiden tot een geringere mate van verstoring of beperking van de activiteiten van derden, en tegelijk de rechten van de houder op een vergelijkbare manier kunnen beschermen. Daartoe is het relevant om met name rekening te houden met de kosten van de verschillende soorten technische voorzieningen, de technische en praktische aspecten bij de toepassing ervan en de vergelijking van de doeltreffendheid van deze verschillende soorten technische voorzieningen wat de bescherming van de rechten van de houder betreft, met dien verstande dat die doeltreffendheid niet absoluut hoeft te zijn. Het staat tevens aan de verwijzende rechterlijke instantie om het doel te beoordelen van de inrichtingen, producten of onderdelen waarmee die technische voorzieningen kunnen worden omzeild. Dienaangaande zal het bewijs van het gebruik dat derden daarvan daadwerkelijk maken, naargelang van de omstandigheden van het geval, bijzonder relevant zijn. De nationale rechterlijke instantie kan met name onderzoeken hoe vaak deze inrichtingen, producten of onderdelen feitelijk worden gebruikt in strijd met het auteursrecht en hoe vaak zij worden gebruikt voor doeleinden die geen inbreuk maken op dit recht.

      (cf. punten 30, 31, 38 en dictum)

    Top