EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/315/24

Zaak T-355/05: Beroep ingesteld op 12 september 2002 — Vandaele/Commissie

PB C 315 van 10.12.2005, p. 13–13 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

10.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 315/13


Beroep ingesteld op 12 september 2002 — Vandaele/Commissie

(Zaak T-355/05)

(2005/C 315/24)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij(en): Karen Vandaele (Bertem, België) [vertegenwoordiger(s): S. Orlandi, A.Coolen, J.-N. Louis, E. Marchal, advocaten]

Verwerende partij(en): Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoeker(s)/verzoekster(s)

nietig te verklaren het besluit waarbij verzoekster is aangesteld als tijdelijk functionaris van de Europese Gemeenschappen, voor zover daarbij haar rang bij aanwerving is vastgesteld overeenkomstig artikel 2 van het besluit van 28 april 2004 betreffende de aanwerving van tijdelijke functionarissen,

verweerster te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster heeft deelgenomen aan de door de Commissie geïnitieerde selectieprocedure OLAF/T/B/02 voor de aanwerving van tijdelijke functionarissen van categorie B bij het Bureau voor fraudebestrijding. Bij brief van 28 oktober 2002 is haar meegedeeld dat haar naam was opgenomen op de lijst van geschikte kandidaten. Zij is echter pas op 1 september 2004 in dienst getreden van de Commissie, bij OLAF, hoewel de procedure voor haar aanwerving eind 2003 was aangevangen. In haar op 3 november 2004 ondertekende arbeidsovereenkomst werd zij ingedeeld in rang B*4 overeenkomstig het besluit van de Commissie van 28 april 2004 betreffende de aanwerving van tijdelijke functionarissen, volgens hetwelk tijdelijk personeel wordt aangeworven in rang A*8 of B*4.

Met haar beroep bestrijdt verzoekster haar indeling. Zij is van mening dat de Commissie met haar besluit van 28 april 2004 de oproep voor kandidaten van categorie B, waarvan de minimumrang ten tijde van de publicatie van deze oproep rang B5 was (B*5 onder het nieuwe Statuut), heeft gewijzigd. Een dergelijke wijziging, die heeft plaatsgevonden na de vaststelling van de lijst van geslaagden, is in strijd met artikel 29, lid 1, van het Statuut en artikel 10, derde alinea, van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, alsmede met de aanwijzing van verzoekster om te worden aangeworven voor een van de vacatures waarin moest worden voorzien door de geslaagden van de selectieprocedure.

Bovendien voert verzoekster schending van het beginsel van gelijke behandeling aan voor zover de in het kader van dezelfde procedure gekozen kandidaten die vóór 1 mei 2004 zijn aangeworven en waarvan de indeling is vastgesteld op grond van de voorheen geldende regels, zijn ingedeeld in hogere rangen en gunstigere voorwaarden genieten voor loopbaanontwikkeling.

Tot slot beroept verzoekster zich op schending van haar gewettigd vertrouwen dat zij zonder ongegronde vertraging zou worden aangeworven in rang B2 of B3.


Top