This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 42002D0234
Decision of the Representatives of the Governments of the Member States, meeting within the Council, of 27 February 2002 on the financial consequences of the expiry of the ECSC Treaty and on the research fund for coal and steel - Statements
Besluit van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 27 februari 2002 betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal - Verklaringen
Besluit van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 27 februari 2002 betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal - Verklaringen
PB L 79 van 22.3.2002, p. 42–60
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/05/2004
Besluit van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 27 februari 2002 betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal - Verklaringen
Publicatieblad Nr. L 079 van 22/03/2002 blz. 0042 - 0060
Besluit van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 27 februari 2002 betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal (2002/234/EGKS) DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN DER LIDSTATEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP, IN HET KADER VAN DE RAAD BIJEEN, Overwegende hetgeen volgt: (1) Het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) loopt af op 23 juli 2002 en de eigendom van de EGKS-tegoeden keert terug naar de lidstaten. (2) De lidstaten hebben meegedeeld dat hun uiteindelijke streven erop gericht is de EGKS-tegoeden aan de Europese Gemeenschap (EG) over te dragen en een gemeenschappelijk fonds op te richten voor onderzoek in de sectoren die in verband staan met de kolen- en staalindustrie. Er wordt verwezen naar de Resolutie van de Europese Raad van Amsterdam van 16 juni 1997 en naar de resoluties die op 20 juli 1998 en 21 juni 1999 door de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten zijn aangenomen. De lidstaten blijven zich inzetten voor dit streven. (3) Om vanaf 24 juli 2002 tijdelijk - en in afwachting van de overdracht - een passend beheer van de activa en passiva van de EGKS te waarborgen, moet de Commissie worden opgedragen deze tegoeden te beheren; een vermindering van de tegoeden tijdens dit tijdelijk beheer kan geen aanleiding geven tot bijkomende verplichtingen voor de lidstaten. (4) De Commissie heeft in de context van de overdracht van de tegoeden aan de EG voorgesteld de EGKS-tegoeden overeenkomstig bijzondere regels te beheren; in essentie moeten deze regels ook met betrekking tot dit besluit worden toegepast, zodat de nodige samenhang wordt gegarandeerd zonder de intergouvernementele aard van dit besluit aan te tasten. (5) Het Europees Parlement is over de toe te passen bijzondere regels geraadpleegd. (6) Een goed beheer van de activa van de EGKS vereist het vertrouwen van de economische actoren, die daartoe onder meer de rechtssituatie op lange termijn moeten kunnen voorspellen. (7) Derhalve is het zaak te zorgen voor een tijdelijk beheer van de EGKS-tegoeden overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, BESLUITEN: Artikel 1 1. Alle activa en passiva van de EGKS, volgens de stand van zaken op 23 juli 2002, worden vanaf 24 juli 2002 namens de lidstaten door de Commissie beheerd. 2. De nettowaarde van die activa en passiva op de balans van de EGKS per 23 juli 2002 wordt, onder voorbehoud van een eventuele stijging of daling als gevolg van de liquidatieverrichtingen, beschouwd als vermogen dat, onder de benaming "EGKS in vereffening", bestemd is voor onderzoek in sectoren die in verband staan met de kolen- en staalindustrie. Na afwikkeling van de liquidatie krijgt het vermogen de benaming "Vermogen van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal". 3. De opbrengst van dat vermogen, die "Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal" wordt genoemd, wordt overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en de op grond daarvan aangenomen besluiten uitsluitend gebruikt voor onderzoek in sectoren die in verband staan met de kolen- en staalindustrie. Artikel 2 De bijlagen I, II en III maken een integrerend deel van dit besluit uit. Artikel 3 Tenzij in dit besluit anders is bepaald, zijn de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van overeenkomstige toepassing op de activiteiten die volgens dit besluit door de Europese Commissie worden uitgeoefend. Artikel 4 Dit besluit is van toepassing met ingang van 24 juli 2002 tot en met de datum waarop de activa en passiva van de EGKS-tegoeden aan de Europese Gemeenschap zijn overgedragen. Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Gedaan te Brussel, 27 februari 2002. De voorzitter F. J. Conde de Saro BIJLAGE I Bepalingen die nodig zijn voor de uitvoering van dit besluit Punt 1 1. De Commissie wordt belast met de afwikkeling van de bij het aflopen van het EGKS-Verdrag nog lopende financiële verrichtingen van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Bij in gebreke blijven van een debiteur van de EGKS tijdens de liquidatieperiode wordt het daaruit voortvloeiende verlies eerst geboekt op het bestaande kapitaal en vervolgens op de ontvangsten van het lopende jaar. Alvorens de Commissie een schuldvordering tegen een in gebreke blijvende debiteur van de EGKS afschrijft, benut zij alle mogelijkheden, daaronder begrepen het aanspreken van garanties (hypotheken, waarborgen, bankgaranties of andere). De Commissie behoudt zich het recht voor alle mogelijke maatregelen te treffen in geval de debiteur weer solvent wordt. 2. De liquidatie geschiedt volgens de regels en procedures die op deze verrichtingen van toepassing zijn, met inachtneming van de bestaande bevoegdheden en voorrechten van de Europese instellingen, overeenkomstig het EGKS-Verdrag en het op 23 juli 2002 geldende afgeleide recht. Punt 2 Het vermogen wordt door de Commissie beheerd op een wijze die rentabiliteit op lange termijn garandeert. De belegging van de beschikbare activa moet gericht zijn op een zo hoog mogelijk rendement onder optimale zekerheidsvoorwaarden. Punt 3 1. Over de in punt 1 bedoelde liquidatieverrichtingen en de in punt 2 bedoelde beleggingsverrichtingen worden jaarlijks een winst- en verliesrekening, een balans en een financieel verslag opgemaakt, gescheiden van de overige financiële verrichtingen van de overblijvende Gemeenschappen. Deze financiële documenten worden opgenomen in de bijlage bij de financiële documenten die de Commissie jaarlijks op grond van artikel 275 van het EG-Verdrag en het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen opstelt. 2. De in punt 3.1 bedoelde verrichtingen vallen naar analogie onder de in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en in het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen vastgelegde bevoegdheden van het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer inzake controle en kwijting. Punt 4 1. De netto-opbrengsten van de in punt 2 bedoelde beleggingen gelden als ontvangsten in de algemene begroting van de Europese Unie. Deze ontvangsten hebben een bijzondere bestemming, te weten de financiering van onderzoeksprojecten die buiten het kaderprogramma voor onderzoek om worden uitgevoerd ten behoeve van sectoren die in verband staan met de kolen- en staalindustrie. Zij vormen het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. Het beheer ervan berust bij de Commissie. 2. De in punt 4.1 bedoelde opbrengsten worden verdeeld in een verhouding van 27,2 % voor met kolen verband houdend onderzoek en 72,8 % voor met staal verband houdend onderzoek. Indien nodig wijzigt de Raad, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen de verdeling van de bedragen over met kolen verband houdend onderzoek en met staal verband houdend onderzoek. 3. De op 31 december van een jaar niet-gebruikte ontvangsten en de op die datum uit hoofde van deze ontvangsten beschikbare kredieten worden van rechtswege naar het volgende jaar overgedragen. Deze kredieten kunnen niet naar andere posten van de begroting worden overgeschreven. 4. De met het vervallen van verplichtingen overeenkomende begrotingskredieten komen stelselmatig aan het einde van elk begrotingsjaar te vervallen. Het bedrag van de vrijgemaakte voorzieningen voor verplichtingen wordt in de in punt 3.1 bedoelde balans en winst- en verliesrekening eerst geboekt bij het vermogen van de EGKS in liquidatie en, wanneer de liquidatie is afgesloten, bij de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. De invorderingen worden op dezelfde wijze in de balans en de winst- en verliesrekening geboekt. Punt 5 1. De netto-ontvangsten die beschikbaar zijn voor de financiering van de onderzoeksprojecten van het jaar n+2, worden opgenomen in de balans van de EGKS in liquidatie van het jaar n, en wanneer de liquidatie is afgesloten, in de balans van de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. 2. Teneinde eventuele uit de ontwikkeling van de financiële markten voortvloeiende schommelingen in de financiering van het onderzoek tot een minimum te beperken, zal een egalisatie worden uitgevoerd en zal een voorziening voor onvoorziene uitgaven worden ingesteld. De algoritmen voor de egalisatie en de vaststelling van het niveau van de voorziening voor onvoorziene uitgaven zijn in het schema opgenomen. Punt 6 De administratieve uitgaven voortvloeiend uit de liquidatie, de beleggingen en de beheersverrichtingen als bedoeld in dit besluit en overeenkomend met de uitgaven waarin is voorzien in artikel 20 van het Verdrag van 8 april 1965 tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, en waarvan het bedrag bij het besluit van de Raad van 21 november 1977 is gewijzigd, komen ten laste van de Commissie via een forfaitair bedrag van 3,3 miljoen euro per jaar pro rata temporis, dat uit de kapitaalreserve van het Fonds naar de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen wordt overgedragen. Punt 7 De Commissie stelt het bedrag van de activa en passiva van de EGKS in de afsluitingsbalans op 23 juli 2002 vast. Schema bij bijlage I Procedures van toepassing op de vaststelling van het bedrag aan netto-ontvangsten dat moet worden toegewezen aan het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal 1. INLEIDING De netto-ontvangsten die kunnen worden gebruikt voor de financiering van onderzoeksprojecten, komen overeen met het jaarlijks nettoresultaat van de EGKS in liquidatie, en wanneer de liquidatie beëindigd zal zijn, met het jaarlijks nettoresultaat van de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. De benadering bestaat erin de financiering van het onderzoek inzake kolen en staal van het jaar n+2 vast te stellen bij de afsluiting van de balans van het jaar n, en de helft van de stijging of de daling van het nettoresultaat ten opzichte van het laatste, voor het onderzoek inzake kolen en staal vastgestelde financieringsniveau in aanmerking te nemen. 2. DEFINITIE n: referentiejaar Rn: nettoresultaat van het begrotingsjaar n Pn: voorziening voor onvoorziene uitgaven van het jaar n Dn+1: toewijzing voor het onderzoek van het jaar n+1 (vastgesteld bij de afsluiting van de balans van het jaar n -1) Dn+2: toewijzing voor het onderzoek van het jaar n+2 3. GEBRUIKTE ALGORITMEN De algoritmen die worden gebruikt voor het vaststellen van het niveau van de voorziening voor onvoorziene uitgaven en het niveau van de toewijzingen voor het onderzoek voor het jaar n+2, die zijn opgenomen in de balans van het jaar n, zijn de volgende: 3.1. Niveau van de voorziening voor onvoorziene uitgaven: >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> 3.2. Niveau van de toewijzingen voor onderzoek voor het jaar n+2 (afgerond tot de dichtstbijzijnde honderdduizend euro. Indien de berekening leidt tot een resultaat dat precies in het midden ligt, wordt afgerond tot de hogere honderdduizend euro). >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK> Naar gelang van het geval zal het voor de afronding nodige bedrag of het resultaat van deze afronding worden onttrokken aan (respectievelijk toegewezen aan) de voorziening voor onvoorziene uitgaven. BIJLAGE II Financiële meerjarenrichtsnoeren voor het beheer van de activa van de EGKS in liquidatie en, wanneer de liquidatie is afgesloten, van de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal Punt 1 De financiële meerjarenrichtsnoeren voor het beheer van de activa van de EGKS in liquidatie en, wanneer de liquidatie is afgesloten, van de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal (hierna de "financiële richtsnoeren" genoemd) zijn in het schema opgenomen. Punt 2 De financiële richtsnoeren worden in voorkomend geval om de vijf jaar herzien of aangevuld, waarbij de eerste periode van vijf jaar afloopt op 31 december 2007. Daartoe evalueert de Commissie uiterlijk in de eerste helft van het laatste jaar van iedere periode van vijf jaar de werking en de doeltreffendheid van de financiële richtsnoeren en stelt zij alle nuttig geachte wijzigingen voor. Indien de Commissie zulks nodig acht, kan zij voor het eind van de periode van vijf jaar tot een dergelijke evaluatie overgaan en voorstellen voor eventuele nuttige wijzigingen bij de Raad indienen. Schema bij bijlage II Financiële richtsnoeren voor het beheer van de activa van de EGKS in liquidatie en, wanneer de liquidatie is afgesloten, van de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal 1. GEBRUIK VAN MIDDELEN a) De activa van de EGKS in liquidatie, inclusief haar leningenportefeuille en haar beleggingen, worden voorzover nodig gebruikt om aan de resterende verplichtingen van de EGKS te voldoen, wat betreft haar nog lopende opgenomen leningen, haar verplichtingen uit eerdere huishoudelijke begrotingen en eventuele niet te voorziene verplichtingen. b) De activa van de EGKS in liquidatie die niet nodig zijn om aan de onder a) bedoelde verplichtingen te voldoen, worden zo belegd dat zij inkomsten genereren waarmee het onderzoek in de bij de kolen- en staalindustrie aanleunende sectoren kan worden voortgezet. c) De activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal worden zo belegd dat zij inkomsten genereren waarmee het onderzoek in de bij de kolen- en staalindustrie aanleunende sectoren kan worden voortgezet. 2. TOEWIJZING VAN ACTIVA Met inachtneming van punt 1 wijst de Commissie de activa toe aan de volgende drie categorieën: a) reserves die nodig zijn om de crediteuren van de EGKS te garanderen dat alle aflossingen op haar nog lopende leningen en de rente daarop volledig en op tijd zullen worden betaald, zodat haar "AAA"-kredietwaardigheidsbeoordeling of een equivalent hiervan gehandhaafd blijft; b) middelen om de betaling te waarborgen van alle bedragen waarvoor in de huishoudelijke begroting van de EGKS vóór het aflopen van het EGKS-Verdrag wettelijke betalingsverplichtingen zijn aangegaan; c) middelen die niet meer nodig zijn voor bovengenoemde doeleinden (vanwege terugbetaling van leningen of rentebetalingen waarbij de reserves ongemoeid blijven, of vanwege het eventuele annuleren van budgettaire verplichtingen). Deze middelen worden aan beleggingscategorieën toegewezen. 3. BELEGGINGSCATEGORIEËN De in punt 2 bedoelde activa worden zo belegd dat de middelen indien nodig beschikbaar zijn, terwijl een zo hoog mogelijk rendement wordt verkregen en een hoge mate van veiligheid en stabiliteit op de lange termijn wordt gehandhaafd. a) Om deze doelstellingen te verwezenlijken, zijn uitsluitend beleggingen in de volgende categorieën activa toegestaan: i) termijndeposito's bij erkende banken; ii) kapitaalmarktinstrumenten met een looptijd van minder dan een jaar, uitgegeven door erkende banken of door andere categorieën erkende emittenten; iii) obligaties met vaste en met variabele rente met een looptijd van maximaal tien jaar, op voorwaarde dat deze zijn uitgegeven door een van de categorieën erkende emittenten; iv) deelnemingen in erkende collectieve beleggingsfondsen, mits deze beleggingen beperkt blijven tot fondsen die een financiële index volgen, en dan alleen voor de in punt 2, onder c), bedoelde beleggingen. b) De Commissie mag, met betrekking tot de onder a) genoemde categorieën activa, ook van de volgende transacties gebruik maken: i) retrocessie- en omgekeerde retrocessieovereenkomsten, op voorwaarde dat de wederpartijen tot het verrichten van dergelijke transacties gemachtigd zijn, en op voorwaarde dat - de uit hoofde van deze overeenkomsten gehouden effecten niet vóór het verval van de overeenkomst mogen worden doorverkocht aan andere partijen dan de bij de overeenkomst betrokken wederpartij, en - de Commissie in staat blijft tot retrocessie van de door haar gecedeerde effecten bij het verval van de overeenkomst. ii) obligatieleningen, maar alleen volgens de voorwaarden en de procedures van erkende clearingstelsels als Clearstream en Euroclear, of van toonaangevende financiële instellingen die in obligatieleningen gespecialiseerd zijn, die onderworpen zijn aan prudentiële regels die geacht worden tenminste gelijkwaardig aan de regels van de Gemeenschap te zijn. c) "Erkende" wederpartijen, in de zin van deze richtsnoeren, zijn de wederpartijen die door de Commissie zijn geselecteerd overeenkomstig de regels en procedures van punt 7. 4. BELEGGINGSLIMIETEN a) De beleggingen zijn aan de volgende limieten gebonden: i) obligaties die door lidstaten of EU-instellingen worden uitgegeven of gewaarborgd: 250 miljoen euro per lidstaat of instelling; ii) obligaties die door andere soevereine of supranationale leningnemers met ten minste een kredietbeoordeling "AA-" of een equivalent hiervan worden uitgegeven of gewaarborgd: 100 miljoen euro per emittent of garant; iii) deposito's en/of monetaire instrumenten van een erkende bank: het laagste van de volgende twee bedragen: 100 miljoen euro per bank of 5 % van de eigen middelen van de bank; iv) obligaties van particuliere emittenten met ten minste een kredietbeoordeling "AAA" of een equivalent hiervan: 50 miljoen euro per emittent; v) obligaties van particuliere emittenten met ten minste een kredietbeoordeling "AA-" of een equivalent hiervan: 25 miljoen euro per emittent; vi) activa van instellingen voor collectieve belegging met ten minste een kredietbeoordeling "AA-" of een equivalent hiervan: 25 miljoen per beleggingsinstelling. b) In geen enkele obligatie-uitgifte mag, met inachtneming van de onder a) aangegeven limieten, worden geparticipeerd voor meer dan 20 % van het totale bedrag van de uitgifte. c) In geen enkele wederpartij mag, met inachtneming van de onder a) aangegeven limieten, en in voorkomend geval gecumuleerd voor alle instrumenten, worden geparticipeerd voor meer dan 20 % van de totale activa. d) De in deze richtsnoeren bedoelde kredietbeoordelingen moeten afkomstig zijn van minstens een van de algemeen erkende grote internationale kredietbeoordelingsbureaus. 5. OVERDRACHT NAAR DE BEGROTING VAN DE EUROPESE UNIE De netto-inkomsten worden op de algemene begroting van de Europese Unie ingeschreven als geoormerkte baten en worden waar nodig overgeboekt van de EGKS in liquidatie en, wanneer de liquidatie is afgesloten, van de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal om te voldoen aan de betalingsverplichtingen uit hoofde van de begrotingslijn voor onderzoeksprogramma's in de bij de kolen- en staalindustrie aanleunende sectoren. 6. VERSLAGLEGGING Over het beheer van de middelen wordt verantwoording afgelegd in de jaarlijkse winst- en verliesrekening en de jaarbalans voor de EGKS in liquidatie en, wanneer de liquidatie is afgesloten, de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. Deze moeten berusten op algemeen aanvaarde boekhoudregels, vergelijkbaar met die welke voor de EGKS gelden, en in het bijzonder de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen(1) en Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen(2). De rekeningen worden goedgekeurd door de Commissie en onderzocht door de Rekenkamer. De Commissie doet voor de jaarlijkse controle van haar rekeningen een beroep op externe bedrijven. 7. BEHEERSPROCEDURES De Commissie verricht met betrekking tot de EGKS in liquidatie en, wanneer de liquidatie is afgesloten, de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal de bovengenoemde beheerstransacties in overeenstemming met deze richtsnoeren en met inachtneming van haar ten tijde van de ontbinding van de EGKS van kracht zijnde, of sindsdien gewijzigde, interne regels en procedures. Elke drie maanden wordt een gedetailleerd verslag over de uit hoofde van deze richtsnoeren uitgevoerde beheerstransacties opgesteld en aan de lidstaten toegezonden. (1) PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/65/EG (PB L 283 van 27.10.2001, blz. 28). (2) PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/65/EG. BIJLAGE III Technische meerjarenrichtsnoeren voor het onderzoekprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal Punt 1 De technische meerjarenrichtsnoeren voor het onderzoekprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal (hierna "de technische richtsnoeren" te noemen) zijn in het schema opgenomen. Punt 2 De technische richtsnoeren worden in voorkomend geval om de vijf jaar herzien of aangevuld, waarbij de eerste periode van vijf jaar afloopt op 31 december 2007. Daartoe evalueert de Commissie uiterlijk in de eerste helft van het laatste jaar van iedere periode van vijf jaar de werking en de doeltreffendheid van de technische richtsnoeren en stelt zij alle nuttig geachte wijzigingen voor. Indien de Commissie zulks nodig acht, kan zij voor het einde van de periode van vijf jaar tot een dergelijke evaluatie overgaan en voorstellen voor eventuele nuttige wijzigingen bij de Raad indienen. Schema bij bijlage III Technische richtsnoeren voor het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal 1. HET PROGRAMMA 1.1. Doelstellingen In het verlengde van de programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling op het gebied van kolen en staal van de EGKS (OTO-programma's van de EGKS) en in het kader van een duurzame ontwikkeling wordt een Onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal ("het programma") ingesteld. Doel van het programma is het ondersteunen van het concurrentievermogen van de communautaire sectoren die verband houden met de kolen- en staalindustrie. Het programma dient in overeenstemming te zijn met de wetenschappelijke, technologische en politieke doelstellingen van de Europese Unie, en de activiteiten aan te vullen die worden uitgevoerd in de lidstaten en binnen de bestaande communautaire onderzoeksprogramma's, zoals het kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie ("het kaderprogramma voor onderzoek"). Er wordt naar coördinatie, complementariteit en synergie tussen deze programma's gestreefd, en de onderlinge uitwisseling van informatie wordt gestimuleerd tussen krachtens het programma gefinancierde projecten en gerelateerde projecten die krachtens het kaderprogramma voor onderzoek worden gefinancierd. 1.2. Belangrijkste principes Het programma beoogt een financiële bijdrage te verlenen aan toegestane projecten, begeleidende maatregelen en andere activiteiten als bedoeld in punt 1.5 door het bevorderen van samenwerking met en tussen ondernemingen, onderzoekcentra en universiteiten. Het programma heeft betrekking op productieprocessen, benutting en behoud van hulpbronnen, milieuverbetering en veiligheid op het werk in sectoren die verband houden met de kolen- en staalindustrie. De definities van "kolen" en "staal" worden gegeven in aanhangsel A. 1.3. Toepassingsgebied Deze richtsnoeren beschrijven de structuur, het beheer en de uitvoering van het programma, de wetenschappelijke en technische inhoud en prioriteiten ervan in aanvulling op andere bestaande onderzoeksprogramma's, en de wijze van deelname eraan. Deze richtsnoeren hebben eveneens betrekking op de uitnodiging tot het indienen van voorstellen voor het in punt 3.1 beschreven programma en de wetenschappelijk-technische en sociaal-economische prioriteiten beschreven in aanhangsels B en C, die de Commissie kan wijzigen volgens de procedure van punt 2.1. 1.4. Deelneming 1.4.1. Lidstaten Ondernemingen, onderzoeksinstellingen of natuurlijke personen die gevestigd zijn op het grondgebied van een lidstaat, kunnen aan het programma deelnemen en een financiële bijdrage aanvragen, mits beoogd wordt een OTO-activiteit uit te voeren of mits daaraan een substantiële bijdrage kan worden geleverd. 1.4.2. Kandidaat-lidstaten Ondernemingen, onderzoeksinstellingen of natuurlijke personen uit kandidaat-lidstaten hebben het recht deel te nemen zonder een financiële bijdrage te ontvangen krachtens het programma, tenzij in de betrokken Europa-overeenkomsten en aanvullende protocollen, en in de besluiten van de respectieve associatieraden anders is bepaald. 1.4.3. Derde landen Ondernemingen, onderzoeksinstellingen of natuurlijke personen uit derde landen hebben het recht deel te nemen aan een project op projectbasis en zonder een financiële bijdrage te ontvangen krachtens het programma, wanneer dit in het belang is van de Gemeenschap. 1.5. Toegestane projecten, begeleidende maatregelen en andere activiteiten Krachtens het programma kunnen onderzoeks-, proef- en demonstratieprojecten, begeleidende maatregelen en ondersteunende en voorbereidende activiteiten worden gefinancierd. Een onderzoeksproject is bedoeld voor onderzoek of experimenteel werk om nieuwe kennis te verwerven en het bereiken van specifieke praktische doeleinden, zoals het creëren of ontwikkelen van nieuwe producten, productieprocessen of diensten, te vergemakkelijken. Bij een proefproject wordt een installatie of een significant deel van een installatie op een adequate schaal en met gebruikmaking van componenten van geschikte grootte gebouwd, in werking gesteld en ontwikkeld met het oog op het verifiëren van de bruikbaarheid van theoretische of laboratoriumresultaten en/of het vergroten van de betrouwbaarheid van de technische en economische gegevens die nodig zijn op weg naar de demonstratiefase, en in sommige gevallen naar de industriële en/of commerciële fase. Bij een demonstratieproject wordt een installatie of een significant deel van een installatie op industriële schaal gebouwd en/of in werking gesteld, zodat alle technische en economische gegevens verzameld kunnen worden die nodig zijn om met zo weinig mogelijk risico over te gaan tot industriële en/of commerciële exploitatie van de technologie. Begeleidende maatregelen hebben betrekking op het bevorderen van het gebruik van verworven kennis, het groeperen van projecten, de verspreiding van resultaten, het stimuleren van opleiding en mobiliteit van onderzoekers in verband met krachtens het programma gefinancierde projecten. Ondersteunende en voorbereidende activiteiten zijn activiteiten nodig voor een gezond en effectief beheer van het programma, zoals de periodieke voortgangscontrole en evaluatie waarvan sprake is in punt 4, studies of het door middel van een netwerk verbinden van gerelateerde projecten die krachtens het programma worden gefinancierd. 2. BEHEER VAN HET PROGRAMMA Het programma wordt beheerd door de Commissie. Teneinde de Commissie bij te staan, worden opgericht: a) het in punt 2.1 beschreven Comité kolen en staal; b) de in punt 2.2 beschreven Adviesgroepen kolen en staal; c) de in punt 2.3 beschreven Technische Groepen kolen en staal. 2.1. Comité kolen en staal 2.1.1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité kolen en staal (hierna "het Comité" genoemd). De artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(1) zijn van overeenkomstige toepassing. De termijn bedoeld in artikel 4, lid 3, van dat besluit wordt op drie maanden vastgesteld. 2.1.2. Het Comité kan elk vraagstuk in behandeling nemen dat door zijn voorzitter op diens initiatief of op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat aan de orde wordt gesteld. 2.1.3. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast. 2.1.4. Over de volgende aangelegenheden wordt overeenkomstig de in punt 2.1.1 bedoelde procedure besloten: a) de toewijzing van middelen voor afzonderlijke projecten, conform het bepaalde in punt 3.3, onder 3; b) de taakomschrijving voor de voortgangscontrole en evaluatie van het programma waarvan sprake is in punt 4; c) elke aanpassing van de aanhangsels B en C bij deze richtsnoeren; d) andere kwesties in verband met het programma. 2.1.5. De Commissie licht het Comité in over het programma als geheel, de stand van zaken en het gemeten of geschatte effect van alle gefinancierde OTO-activiteiten. 2.2. Adviesgroepen kolen en staal De Adviesgroepen kolen en staal (hierna "de Adviesgroepen" genoemd) zijn van elkaar onafhankelijke technische adviesgroepen die zijn opgericht om de Commissie bij te staan. Wat kolengerelateerde respectievelijk staalgerelateerde OTO-aspecten betreft, adviseert elke adviesgroep omtrent: a) de algemene uitwerking van het programma, de in de aanhangsels B en C vermelde prioriteiten, met inbegrip van eventuele wijzigingen, het in punt 3.1 bedoelde informatiepakket en de toekomstige richtsnoeren; b) de samenhang en mogelijke overlappingen met andere OTO-programma's op communautair en nationaal niveau; c) het bepalen van de leidende beginselen betreffende de voortgangscontrole van OTO-projecten; d) het werk betreffende specifieke projecten; e) het vaststellen van de prioriteiten van het programma op korte termijn, overeenkomstig de aanhangsels B en C; f) het samenstellen van een handboek voor de beoordeling en selectie van OTO-activiteiten als bedoeld in punt 3.3; g) de beoordeling van voorstellen voor OTO-activiteiten en de aan deze voorstellen te geven prioriteit, rekening houdend met de beschikbare fondsen; h) het aantal, de bevoegdheden en de samenstelling van de in punt 2.3 bedoelde Technische Groepen; i) andere maatregelen wanneer dit door de Commissie wordt gevraagd. Elke adviesgroep is samengesteld uit leden als bedoeld in punt 2.2.1 en punt 2.2.2 die door de Commissie worden benoemd om voor een periode van vijf jaar zitting te nemen op persoonlijke titel. Benoemingen kunnen worden ingetrokken. De Commissie neemt benoemingsvoorstellen in overweging die zij op de volgende manieren heeft ontvangen: op voorstel van de lidstaten; op voorstel van de instanties waarvan sprake is in punt 2.2.1 en punt 2.2.2; in antwoord op een uitnodiging tot het indienen van aanvragen voor opneming op een lijst van mogelijke leden. Er zou ten minste één lid uit ieder betrokken land afkomstig moeten zijn en in elke adviesgroep moet worden gezorgd voor een uitgebalanceerde verscheidenheid qua expertise en voor de breedst mogelijke geografische vertegenwoordiging. De leden moeten actief zijn op het betrokken gebied en op de hoogte zijn van de industriële prioriteiten. De vergaderingen van de adviesgroepen worden voorgezeten door de Commissie, die ook het secretariaat verzorgt. Zonodig kan de voorzitter de leden vragen te stemmen; elk lid heeft één stem. Door de voorzitter kunnen eventueel bijkomende deskundigen worden uitgenodigd op de vergaderingen. Zo nodig vergaderen de twee adviesgroepen gezamenlijk, bijvoorbeeld om advies te verstrekken over zaken die van belang zijn voor beide sectoren. 2.2.1. Adviesgroep kolen De samenstelling van de Adviesgroep kolen is als volgt: >RUIMTE VOOR DE TABEL> De leden moeten een brede achtergrondkennis en individuele expertise op een of meer van de volgende gebieden hebben: kolenwinning en -gebruik, milieu- en sociale kwesties, met inbegrip van veiligheidsaspecten. 2.2.2. Adviesgroep staal De samenstelling van de Adviesgroep staal is als volgt: >RUIMTE VOOR DE TABEL> De leden moeten een brede achtergrondkennis en individuele expertise op een of meer van de volgende gebieden hebben: grondstoffen; ijzerbereiding; staalbereiding; continugieten; warm- en/of koudwalsen; afwerking en/of oppervlaktebehandeling van staal; ontwikkeling van staalsoorten en/of -producten; staaltoepassingen en -eigenschappen; milieu- en sociale kwesties, met inbegrip van veiligheidsaspecten. 2.3. Technische Groepen kolen en staal De rol van de Technische Groepen kolen en staal bestaat erin de Commissie bij te staan bij het toezien op onderzoeks- en proef/demonstratieprojecten. De leden worden door de Commissie aangewezen en zijn afkomstig uit de sectoren die in verband staan met de kolen- en staalindustrie, onderzoeksinstellingen of gebruikersindustrieën waar ze verantwoordelijk moeten zijn voor onderzoeksstrategie, beheer of productie. 3. UITVOERING VAN HET PROGRAMMA 3.1. Uitnodiging tot het indienen van voorstellen Bij dit besluit wordt een permanente open uitnodiging tot het indienen van voorstellen ingesteld (sluitingsdatum voor het indienen van voorstellen ter evaluatie op 15 september van elk jaar, te beginnen in 2002). De Commissie stelt een informatiepakket samen en maakt dit publiek beschikbaar, onder meer op de website van CORDIS (Informatiedienst voor communautair onderzoek en ontwikkeling) of op een overeenkomstige website. Dit pakket bevat voor indieners van voorstellen en belangstellenden informatie over de werking van het programma, wijze van deelname en wijze waarop voorstellen en projecten worden beheerd, aanvraagformulieren, regels voor de indiening van voorstellen, modelcontract(en), toegestane kosten, maximale financiële bijdrage en betalingsregeling. Aanvragen moeten bij de Commissie worden ingediend overeenkomstig de regels in het informatiepakket, dat op verzoek bij de Commissie verkrijgbaar is op papier. 3.2. Inhoud van de voorstellen De voorstellen moeten betrekking hebben op de wetenschappelijke/technische en sociaal-economische prioriteiten die worden bepaald in de aanhangsels B en C. Elk voorstel moet een gedetailleerde beschrijving omvatten van het voorgestelde project en alle informatie bevatten betreffende de doelstellingen, het partnerschap (met gegevens over de rol van elke partner), de beheerstructuur, verwachte resultaten en vooruitzichten voor de toepassing ervan, en een schatting van de verwachte industriële, economische, sociale en milieubaten. De voorgestelde totale kosten en de verdeling ervan moeten realistisch en effectief zijn, en er moet van het project een gunstige kosten-batenverhouding kunnen worden verwacht. 3.3. Beoordeling en selectie van de voorstellen en toezicht op de projecten De Commissie zorgt ervoor dat de voorstellen vertrouwelijk, eerlijk en rechtvaardig worden beoordeeld. De Commissie stelt een handboek voor de beoordeling en selectie van activiteiten voor onderzoek en technologische ontwikkeling samen en publiceert dit (zoals aangegeven in punt 2.2.f)). De beoordeling en selectie van de voorstellen worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de Commissie. 1. Na ontvangst, registratie en controle op de toelatingscriteria van de voorstellen beoordeelt de Commissie de voorstellen met de hulp van de betrokken adviesgroep (zie punt 2.2.g)) en, indien nodig, onafhankelijke deskundigen; 2. De Commissie stelt een lijst van de in aanmerking genomen voorstellen op, gerangschikt naar verdienste; 3. De Commissie neemt een beslissing over de selectie van de projecten en over de toewijzing van middelen, en wordt daarbij bijgestaan door het comité, overeenkomstig de in punt 2.1.1 bedoelde procedure. De Commissie, bijgestaan door de in punt 2.3 bedoelde technische groepen, houdt toezicht op de onderzoeksprojecten en -activiteiten. 3.4. Contracten Met betrekking tot projecten die gebaseerd zijn op geselecteerde voorstellen, maatregelen en activiteiten als gespecificeerd in punt 1.5, wordt een contract gesloten. Contracten worden, rekening houdend met de verschillende betrokken activiteiten, gebaseerd op het desbetreffende modelcontract dat door de Commissie is opgesteld. In de contracten worden de financiële bijdrage krachtens het programma op basis van de toegestane kosten alsmede de regelingen betreffende kostenopgave, rekeningafsluiting en verificatie bepaald. 3.5. Financiële bijdrage Het programma is gebaseerd op OTO-contracten voor gezamenlijke rekening. De totale financiële bijdrage, inclusief elke andere bijkomende openbare financiering, dient in overeenstemming te zijn met de van toepassing zijnde regels betreffende staatssteun. Onverminderd het voorgaande bedraagt de totale financiële bijdrage, uitgedrukt als een percentage van de in aanmerking komende kosten bepaald in punt 3.6: >RUIMTE VOOR DE TABEL> 3.6. In aanmerking komende kosten In aanmerking komen alleen de werkelijke kosten die zijn gemaakt voor de krachtens het contract uitgevoerde werkzaamheden. Contractanten, geassocieerde contractanten en subcontractanten kunnen geen aanspraak maken op gebudgetteerde of commerciële tarieven. De in aanmerking komende kosten worden onderverdeeld in de volgende vier kostencategorieën: 3.6.1. Apparatuur Aangekochte of gehuurde uitrustingsstukken die rechtstreeks in verband kunnen worden gebracht met het project, mogen als directe kosten in rekening worden gebracht. De in aanmerking komende kosten voor gehuurde uitrusting mogen niet meer bedragen dan de in aanmerking komende kosten voor de aankoop ervan. 3.6.2. Personeel In rekening mag worden gebracht het reële aantal uren dat door wetenschappers, academici en technisch personeel en door het eigen personeel van de contractant aan het project, is besteed. Voor bijkomende personeelskosten, bv. studiebeurzen, is de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Commissie vereist. Alle aangerekende werkuren moeten worden geregistreerd en gecertificeerd. 3.6.3. Exploitatiekosten De exploitatiekosten die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het project, omvatten uitsluitend de kosten van: a) de gebruikte grondstoffen; b) kleine benodigdheden voor regelmatig gebruik; c) gebruik van verbruiksgoederen; d) energie; e) onderhoud of herstelling van uitrusting; f) vervoer van uitrusting of producten; g) aanpassing van de bestaande uitrusting; h) informatica; i) huur van materieel; j) diverse analyses; k) bijzondere onderzoekingen en proeven; l) bijstand door derden; m) reis- en verblijfskosten. 3.6.4. Indirecte kosten Alle andere mogelijke uitgaven ("overheadkosten" of "overhead") in verband met het project die in de voormelde categorieën niet specifiek worden genoemd, worden gedekt door een bedrag ineens van 30 % van de in punt 3.6.2 bedoelde in aanmerking komende personeelskosten. 3.7. Technische rapportage Voor onderzoeks-, proef- en demonstratieprojecten als omschreven in punt 1.5 moet(en) de contractant(en) om de zes maanden een verslag opstellen. Deze rapporten dienen de gemaakte technische vooruitgang te documenteren. Na voltooiing van de werkzaamheden moet een eindrapport met de beoordeling van de exploitatie en het effect worden verstrekt. Dit rapport wordt door de Commissie volledig of in samengevatte vorm gepubliceerd afhankelijk van de strategische relevantie van het project. De beslissing hierover wordt door de Commissie genomen na eventueel overleg met de betrokken adviesgroep. In voorkomend geval zijn eindrapporten over begeleidende maatregelen en over ondersteunende en voorbereidende activiteiten vereist en worden deze gepubliceerd. 4. JAARLIJKSE OVERZICHTEN, VOORTGANGSCONTROLE EN BEOORDELING VAN HET PROGRAMMA De Commissie geeft jaarlijks een overzicht van de programma-activiteiten en de stand van de OTO-werkzaamheden. Het rapport met het jaarlijkse overzicht wordt aan het Comité toegezonden. Er wordt een voortgangscontrole van het programma uitgevoerd, inclusief een beoordeling van de verwachte voordelen. Eind 2006, en vervolgens om de vijf jaar, wordt een voortgangsrapport uitgebracht. De rapporten worden toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, het Comité en de Adviesgroepen. Bij de voltooiing van de projecten die gefinancierd worden telkens gedurende een periode van vijf jaar (de eerste periode eind 2008), wordt een beoordeling van het programma gemaakt. Hierbij moeten ook de voordelen van het OTO voor de samenleving en de betrokken sectoren worden beoordeeld. Het beoordelingsrapport wordt gepubliceerd. De Commissie belast zich met de taakomschrijving voor de voortgangscontrole en de beoordeling; zij wordt bijgestaan door het Comité. Zowel de voortgangscontrole als de beoordeling worden uitgevoerd door panels van hooggekwalificeerde deskundigen die door de Commissie worden aangesteld. 5. OVERGANGSCLAUSULE De Commissie neemt passende maatregelen om te zorgen voor een vloeiende overgang van de OTO-programma's van de EGKS naar het programma. De EGKS-contracten die nog lopen na het verstrijken van het EGKS-Verdrag, worden door de Commissie beheerd overeenkomstig de desbetreffende contractuele verplichtingen, waarbij ernaar gestreefd wordt het beheer van de EGKS- en de programmacontracten met elkaar in overeenstemming te brengen. (1) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Aanhangsel A Onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal Definitie van de begrippen "kolen" en "staal" 1. KOLEN a) Steenkool b) Geperste steenkool c) Cokes en halfcokes van steenkool d) Bruinkool e) Bruinkoolbriketten f) Cokes en halfcokes van bruinkool. De term "steenkool" omvat de hoogwaardige kolen en minder hoogwaardige "A"-kolen (of subbitumineuze kolen) van het "Internationale codificatiesysteem voor kolen" van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties. De term "bruinkool" omvat de minderwaardige "C"-kolen (of ortholigniet) en de minderwaardige "B"-kolen (of metaligniet) van dezelfde classificatie. Het programma fungeert, met betrekking tot bruinkool die niet dient voor het maken van briketten en halfcokes, alleen voor de omzetting ervan in elektriciteit of gecombineerde warmte/kracht. 2. IJZER EN STAAL a) Grondstoffen voor de productie van ruwijzer en staal, zoals ijzererts, sponsijzer en ijzerhoudend schroot b) Ruwijzer (inclusief vloeibaar ruwijzer) en ferrolegeringen c) Ruwe producten en halffabrikaten van ijzer, van gewoon staal of van speciaal staal (met inbegrip van producten bestemd voor hergebruik en herwalsing), zoals continu of anders gegoten vloeibaar staal en halffabrikaten, zoals bloemen, knuppels, staven, plakken en band d) Warmgewalste walserijproducten van ijzer, van gewoon staal en van speciaal staal (al dan niet oppervlaktebeklede producten, exclusief stalen gietstukken smeedstukken en poedermetallurgische producten), zoals rails, damwandstaal, constructievormen, staven, walsdraad, platen, strips en band, en rond en vierkant staafmateriaal voor buizen e) Walserijproducten van ijzer, van gewoon staal of van speciaal staal (al dan niet oppervlaktebekleed), zoals koudgewalst(e) band en platen, en elektroplaten f) Producten van de eerste-faseverwerking van staal die de concurrentiepositie van bovengenoemde staalproducten kunnen verbeteren, zoals buisproducten, getrokken en blanke producten, koudgewalste en koudgeprofileerde producten. Aanhangsel B Onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal Wetenschappelijk-technische en sociaal-economische prioriteiten OTO kolen Onderzoek en technische ontwikkeling zijn een belangrijk instrument ter ondersteuning van de communautaire energiedoelstellingen met betrekking tot de voorziening, concurrerende en milieuvriendelijke omzetting en het gebruik van kolen in de Gemeenschap. Bovendien betekent de toenemende internationale dimensie van de kolenmarkt en de mondiale schaal van de problemen waarmee deze te maken heeft, dat de Europese Unie een leidende rol moeten spelen bij het aangaan van uitdagingen die samenhangen met moderne technieken, veiligheid in mijnen en bescherming van het milieu op wereldniveau, waarbij zij moet zorgen voor de overdracht van knowhow die nodig is voor verdere technologische vooruitgang, alsmede betere arbeidsvoorwaarden (gezondheid en veiligheid) en milieubescherming. De prioriteiten worden hieronder uiteengezet in de punten 1 tot en met 4, maar deze volgorde is geen rangorde. 1. VERBETERING VAN DE CONCURRENTIEPOSITIE VAN DE COMMUNAUTAIRE KOLEN Doel is het terugdringen van de totale productiekosten van de mijnen, verbetering van de kwaliteit van de producten of vermindering van de kosten van het gebruik van kolen. De onderzoeksprojecten behelzen de volledige productieketen van kolen: - moderne exploratietechnieken voor kolenlagen; - geïntegreerde mijnplanning; - hoogefficiënte, grotendeels geautomatiseerde mijngang- en winningstechnologieën die zijn afgestemd op de bijzondere geologie van Europese steenkoollagen; - adequate ondersteunende technologieën; - vervoersystemen; - elektriciteitsvoorziening, communicatie en informatie, transmissie, bewakings- en procesbesturingssystemen; - koolvoorbereidingstechnieken, gericht op de behoeften van de gebruikersmarkten; - omzetting van kolen; - verbranding van kolen. Onderzoeksprojecten zijn ook gericht op wetenschappelijke en technologische vooruitgang, die moet leiden tot een beter inzicht in het gedrag en de beheersing van kolenlagen met betrekking tot rotsdruk, gasemissies, explosiegevaar, verluchting en alle andere factoren die de mijnbouw beïnvloeden. Onderzoeksprojecten met deze doelstellingen moeten uitzicht bieden op resultaten die op korte tot middellange termijn toepasselijk zijn op een aanzienlijk deel van communautaire productie. De voorkeur wordt gegeven aan projecten die ten minste een van de volgende doelstellingen bevorderen: a) integratie van individuele technieken in systemen en methoden en ontwikkeling van geïntegreerde winningsmethoden; b) aanzienlijke vermindering van productiekosten; c) voordelen op het gebied van mijnveiligheid en milieu. 2. GEZONDHEID EN VEILIGHEID IN MIJNEN De vermelde noodzakelijke ontwikkelingen moeten vergezeld gaan van adequate inspanningen op het gebied van mijnveiligheid, alsmede gasbeheersing, verluchting en airconditioning. Voorts maken de arbeidsomstandigheden onder de grond specifieke verbeteringen nodig op het gebied van beroepsgezondheid en veiligheidaspecten. 3. EFFICIËNTE MILIEUBESCHERMING EN BETER GEBRUIK VAN STEENKOOL ALS BRON VAN SCHONE ENERGIE Onderzoeksprojecten met deze doelstelling streven ernaar de effecten van mijnbouw en het gebruik van steenkool in de Gemeenschap op lucht, water en bodem zoveel mogelijk te beperken door middel van een geïntegreerde beheersstrategie inzake milieuverontreiniging. Gelet op een communautaire kolenindustrie die voortdurend wordt geherstructureerd, wordt het onderzoek ook afgestemd op het beperken van de milieueffecten van voor sluiting bestemde ondergrondse mijnen. De voorkeur wordt gegeven aan projecten die het volgende bevorderen: a) vermindering van de emissie van broeikasgassen, in het bijzonder methaan, uit kolenlagen; b) terugkeer naar de mijn van mijnbouwafval, vliegas en ontzwavelingsproducten, indien nodig samen met andere vormen van afval; c) sanering van afvalhopen en industrieel gebruik van residu's van de productie en het gebruik van kolen; d) bescherming van het grondwater en zuivering van mijnafvalwater; e) vermindering van de milieueffecten van installaties die hoofdzakelijk communautaire steen- en bruinkool gebruiken; f) bescherming van oppervlakte-installaties tegen de gevolgen van verzakkingen op korte en lange termijn; g) vermindering van emissies door het gebruik van kolen. 4. BEHEER VAN DE AFHANKELIJKHEID VAN EXTERNE ENERGIEVOORZIENING Onderzoeksprojecten met deze doelstelling hebben betrekking op de vooruitzichten voor energievoorziening op de lange termijn en betreffen de valorisering, in economisch, energie- en milieuopzicht, van kolenvoorraden die met conventionele mijnbouwtechnieken niet economisch kunnen worden ontgonnen. Tot de projecten behoren studies, het uitstippelen van strategieën, fundamenteel en toegepast onderzoek en het uittesten van innovatieve technieken, die uitzicht bieden op de valorisering van communautaire kolenvoorraden. De voorkeur wordt gegeven aan projecten waarbij complementaire technieken worden geïntegreerd, zoals adsorptie van methaan of kooldioxide, methaanextractie van kolenlagen, ondergrondse steenkoolvergassing, enz. Aanhangsel C Onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal Wetenschappelijk-technische en sociaal-economische prioriteiten OTO staal Met als algemeen doel het concurrentievermogen te verhogen en bij te dragen tot duurzame ontwikkeling, ligt de hoofdklemtoon van het OTO op de ontwikkeling van nieuwe of betere technologieën voor een economische, schone en veilige productie van staal en staalproducten, gekenmerkt door gestaag toenemende prestaties, geschiktheid voor gebruik, tevredenheid van de klant, langere levensduur, gemakkelijke terugwinning en recycling. De prioriteiten worden hieronder uiteengezet in de punten 1 tot en met 3, maar de volgorde is geen rangorde. 1. NIEUWE EN BETERE TECHNIEKEN VOOR STAALFABRICAGE EN AFWERKING OTO op dit gebied moet streven naar een verbetering van de staalproductieprocédés om de kwaliteit van de producten en de productiviteit te verhogen. De vermindering van emissies, energieverbruik en milieueffecten, alsmede een beter gebruik van grondstoffen en het behoud van hulpbronnen, moeten een integraal deel van de ontwikkelingen vormen. De onderzoeksprojecten moeten de volgende gebieden bestrijken: - nieuwe en verbeterde procédés voor ijzerertsreductie; - procédés en bewerkingen voor ijzerproductie; - procédés van vlamboogovens; - procédés voor staalfabricage; - secundaire metallurgische technieken; - continugieten en "near net shape"-giettechnieken met en zonder warme verbinding; - wals-, afwerkings- en oppervlaktebekledingstechnieken; - warm- en koudwalstechnieken, beits- en afwerkingsprocédés; - procesinstrumentatie, -besturing en -automatisering; - onderhoud en betrouwbaarheid van productiebanden. 2. OTO EN GEBRUIK VAN STAAL OTO in verband met het gebruik van staal is essentieel om tegemoet te kunnen komen aan de toekomstige eisen van staalgebruikers en nieuwe marktkansen te scheppen. De onderzoeksprojecten moeten de volgende gebieden bestrijken: - nieuwe staalsoorten voor veeleisende toepassingen; - staaleigenschappen met bepaalde mechanische eigenschappen bij lage en hoge temperaturen, zoals sterkte en taaiheid, moeheid, slijtage, kruipen, corrosie en breukvastheid; - verlenging van de levensduur, in het bijzonder door verbetering van de warmte- en corrosievastheid van staal en staalconstructies; - staal met composieten en sandwichconstructies; - voorspellende simulatiemodellen van microstructuren en mechanische eigenschappen; - methoden voor veiligheid en ontwerp van constructies, in het bijzonder met betrekking tot brand en aardbevingen; - technologieën met betrekking tot vormen, lassen en verbinden van staal en andere materialen; - normalisatie van test- en evaluatiemethoden. 3. BEHOUD VAN HULPBRONNEN EN VERBETERING VAN ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN Bij zowel de productie als het gebruik van staal moeten het behoud van hulpbronnen, de bescherming van het ecosysteem en veiligheidskwesties een integraal deel van het OTO-werk vormen. De onderzoeksprojecten moeten de volgende gebieden bestrijken: - technieken voor de recycling van oud staal uit verschillende bronnen en de classificatie van staalschroot; - staalsoorten en ontwerp van geassembleerde constructies, die een gemakkelijke terugwinning van staalschroot en de omzetting daarvan in bruikbaar staal bevorderen; - bewaking en bescherming van het milieu op en rond de werkplek; - sanering van staalfabrieken; - verbetering van arbeidsomstandigheden en kwaliteit van het bestaan op de werkplek; - ergonomische methoden; - gezondheid en veiligheid op het werk; - vermindering van blootstelling aan emissies op het werk. Verklaringen 1. Verklaring van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over de bijdragen van nieuw toegetreden landen aan het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal: "Gedurende de toetredingsonderhandelingen zullen de nodige bijdragen aan de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal en, in voorkomend geval, aan de EGKS in liquidatie worden bepaald, met inachtneming van soortgelijke situaties in het verleden.". 2. Verklaring van de Commissie over punt 1.2 van bijlage I betreffende de bepalingen die nodig zijn voor de uitvoering van dit besluit: "De Commissie zal een vademecum indienen met een overzicht van de op 23 juli 2002 van kracht zijnde procedures die van toepassing zijn op de liquidatie van de EGKS.". 3. Verklaring van de Commissie over punt 7 van het schema bij bijlage II van het besluit tot vaststelling van de financiële richtsnoeren voor het beheer van de activa van de EGKS in liquidatie en, wanneer de liquidatie is afgesloten, van de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal: "De Commissie stelt elke drie maanden een verslag op, met daarin een overzicht van de tijdens het betrokken kwartaal uitgevoerde beheersoperaties alsmede een gecumuleerd overzicht voor het jaar in kwestie, onder verwijzing naar de marktvoorwaarden van die periode en de voor de volgende periode verwachte marktvoorwaarden.". 4. Verklaring van de Commissie over aanhangsel A bij bijlage III van het besluit tot vaststelling van de technische meerjaren-richtsnoeren betreffende het onderzoekprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal: "De Commissie bevestigt dat, bij de volgende herziening van de technische meerjarenrichtsnoeren betreffende het onderzoekprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, de door Portugal aan de orde gestelde kwestie betreffende de herziening van de definitie van staal in aanhangsel A, opnieuw zal worden onderzocht.". 5. Verklaring van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen: "Oostenrijk en Spanje hebben toegelicht dat dit besluit noopt tot de voltooiing van bepaalde nationale procedures. Derhalve wordt dit besluit ten aanzien van Oostenrijk en Spanje pas van kracht zodra zij de voorzitter van de Raad ervan in kennis hebben gesteld dat hun respectieve nationale procedures zijn voltooid.".