This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32021R2324
Commission Delegated Regulation (EU) 2021/2324 of 23 August 2021 amending Regulation (EU) 2019/1241 of the European Parliament and of the Council as regards technical measures for certain demersal and pelagic fisheries in the Celtic Sea, the Irish Sea and the West of Scotland
Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2324 van de Commissie van 23 augustus 2021 tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft technische maatregelen voor bepaalde demersale en pelagische visserijen in de Keltische Zee, de Ierse Zee en het gebied ten westen van Schotland
Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2324 van de Commissie van 23 augustus 2021 tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft technische maatregelen voor bepaalde demersale en pelagische visserijen in de Keltische Zee, de Ierse Zee en het gebied ten westen van Schotland
C/2021/6042
PB L 465 van 29.12.2021, p. 1–7
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
29.12.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 465/1 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/2324 VAN DE COMMISSIE
van 23 augustus 2021
tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft technische maatregelen voor bepaalde demersale en pelagische visserijen in de Keltische Zee, de Ierse Zee en het gebied ten westen van Schotland
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (1), en met name artikel 2, lid 2, artikel 10, lid 4, en artikel 15, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 14 augustus 2019 is Verordening (EU) 2019/1241 (de “verordening technische maatregelen”) betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen in werking getreden. In bijlage VI daarbij worden specifieke bepalingen vastgesteld betreffende op regionaal niveau vastgestelde technische maatregelen voor de Uniewateren van de noordwestelijke wateren. |
(2) |
België, Spanje, Frankrijk, Ierland en Nederland hebben een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserij in de noordwestelijke wateren. Deze lidstaten hebben in mei 2020 een eerste gezamenlijke aanbeveling ingediend. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) heeft de gezamenlijke aanbeveling in juli 2020 beoordeeld. Naar aanleiding van het advies van het WTECV heeft de Commissie de lidstaten verzocht de gezamenlijke aanbeveling aan te passen in het licht van de wetenschappelijke evaluatie. Als gevolg daarvan hebben de lidstaten op 14 december 2020 een herziene gezamenlijke aanbeveling ingediend. |
(3) |
In afwachting van de vaststelling door middel van een gedelegeerde handeling van de in de gezamenlijke aanbeveling voorgestelde maatregelen zijn in de artikelen 15, 16 en 17 van Verordening (EU) 2021/92 van de Raad (2) herstelmaatregelen in de zin van het meerjarenplan voor de westelijke wateren vastgesteld, die gericht zijn op het verminderen van bijvangsten van kabeljauw en wijting in de Keltische Zee en aangrenzende gebieden, en aanvullende technische maatregelen om bijvangsten van kabeljauwachtigen in de Ierse Zee en het gebied ten westen van Schotland te verminderen. Deze maatregelen waren functioneel gekoppeld aan de TAC-niveaus voor in gemengde visserijen gevangen doelsoorten, aangezien dergelijke TAC-niveaus zonder die maatregelen hadden moeten worden verlaagd om de bijvangstbestanden in staat te stellen zich te herstellen. |
(4) |
Een deel van de noordwestelijke wateren behoort niet langer tot de EU-wateren, waardoor overleg tussen de EU en het VK over gemeenschappelijke maatregelen vereist is. Hoewel de EU en het VK geen overeenstemming hebben bereikt over onderling afgestemde, functioneel gekoppelde technische maatregelen, moet worden voortgegaan met de toepassing van de bestaande, in de artikelen 15, 16 en 17 van Verordening (EU) 2021/92 vastgestelde functioneel gekoppelde technische maatregelen, die het mogelijk maakten de TAC’s voor doelsoorten op de in die verordening voorgestelde niveaus vast te stellen zonder de toestand van de onvermijdelijke bijvangstbestanden in de Uniewateren in gevaar te brengen, daarbij erkennend dat het voor de EU een prioriteit is dit akkoord begin 2022 te bereiken. Alle technische maatregelen die in overleg met derde landen voor 2022 zijn vastgesteld, moeten door middel van het toepasselijke rechtskader in het EU-recht worden omgezet. |
(5) |
Parallel met de lopende onderhandelingen met het VK hebben de betrokken lidstaten, België, Spanje, Frankrijk, Ierland en Nederland, op 30 april 2021 een nieuwe gezamenlijke aanbeveling ingediend waarin de in 2020 ingediende gezamenlijke aanbeveling is overgenomen, met de opneming van een nieuwe specificatie in ICES-sector 7a (Ierse Zee). In deze gezamenlijke aanbeveling werd voorgesteld deze maatregelen te handhaven zolang geen overeenstemming met het VK is bereikt. |
(6) |
Deze verordening heeft tot doel de bestaande bepalingen inzake technische maatregelen die in het verleden in het kader van de teruggooiplannen voor de noordwestelijke wateren zijn vastgesteld, technische maatregelen die overeenkomen met de maatregelen die in de artikelen 15, 16 en 17 van Verordening (EU) 2021/92 zijn vastgesteld, alsook maatregelen inzake een nieuw vistuig voor de Ierse Zee die in de gezamenlijke aanbeveling van 2021 zijn opgenomen, in één enkele handeling op te nemen. |
(7) |
De maatregelen in deze verordening die van toepassing zijn op de Uniewateren strekken tot verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 494, leden 1 en 2, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (3), en houden rekening met de in artikel 494, lid 3, van die overeenkomst bedoelde beginselen. Zij doen geen afbreuk aan maatregelen die van toepassing zijn in de wateren van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland. |
(8) |
Op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie heeft het WTECV het bewijsmateriaal beoordeeld (4) (5) dat door de regionale groepen is verstrekt ter ondersteuning van de in de gezamenlijke aanbeveling opgenomen technische maatregelen. |
(9) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn beoordeeld overeenkomstig artikel 2, lid 2, en de artikelen 15 en 18 van Verordening (EU) 2019/1241. De lidstaten hebben bewijsmateriaal verstrekt om aan te tonen dat de voorstellen in overeenstemming zijn met artikel 15, leden 4 en 5, van Verordening (EU) 2019/1241. |
(10) |
De Deskundigengroep visserij is op 16 juli 2021 geraadpleegd over de gezamenlijke aanbeveling. |
(11) |
In de gezamenlijke aanbeveling werden specifieke maatregelen voorgesteld om de bijvangsten van kabeljauw en wijting in de Keltische Zee en aangrenzende gebieden te verminderen op basis van de herstelmaatregelen die in 2020 van kracht waren (6). Deze specifieke maatregelen hebben betrekking op bodemtrawls en zegens in de ICES-sectoren van de Uniewateren van 7f, 7 g, en het deel van 7h ten noorden van 49° 30′ NB en het deel van 7j ten noorden van 49° 30′ NB en ten oosten van 11° WL, alsook op vaartuigen die vissen met bodemtrawls waarvan de vangsten gemeten vóór de teruggooi ten minste voor 20 % uit schelvis bestaan. Het WTECV heeft geconcludeerd (7) dat de voorgestelde tuigen selectiever zijn dan de in Verordening (EU) 2019/1241 beschreven maatregelen. Deze voorgestelde maatregelen moeten daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241. |
(12) |
In de gezamenlijke aanbeveling worden specifieke voorwaarden voor de Keltische Zee voorgesteld met betrekking tot de vangstsamenstelling, en met name wanneer de bijvangsten van kabeljauw niet meer dan 1,5 % bedragen. Het WTECV is terughoudend om voorwaarden vast te stellen op basis van bijvangstdrempels, gezien de slechte toestand van de bestanden in deze gebieden. Het WTECV heeft echter ook opgemerkt (8) dat zelfs als de 1,5%-bijvangstregel voor kabeljauw door geen enkele visreis wordt overschreden, de in de gezamenlijke aanbeveling gespecificeerde alternatieve tuigen nog steeds selectiever zouden zijn dan de tuigen die aan de basisnormen voldoen van Verordening (EU) 2019/1241. Deze voorgestelde maatregelen moeten daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241. |
(13) |
In de gezamenlijke aanbeveling worden specifieke technische maatregelen voorgesteld voor bodemtrawls en zegens in de Uniewateren van de ICES-sectoren 7f tot en met 7k en in het gebied ten westen van 5° WL in ICES-sector 7e. Het WTECV heeft geconcludeerd dat deze maatregelen selectiever zijn dan de in Verordening (EU) 2019/1241 voorgestelde maatregelen. Deze maatregelen moeten daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241. |
(14) |
In de gezamenlijke aanbeveling worden specifieke voorwaarden voorgesteld in de Keltische Zee wanneer de vangst voor meer dan 30 % uit langoustine bestaat. Het WTECV heeft geconcludeerd (9) dat de voorgestelde opties over het geheel genomen selectiever zijn of ten minste gelijkwaardig zijn aan de tuigen die zijn gespecificeerd in de afwijkingen voor de gerichte visserij van Verordening (EU) 2019/1241. Wat de dubbele kuil betreft, heeft het WTECV een onderliggende studie in eerdere verslagen beoordeeld (10) en geconcludeerd dat deze in beginsel de bijvangst van ongewenste soorten kan verminderen met behoud van de vangsten van doelsoorten. De lidstaten moeten uiterlijk op 1 mei 2022 aanvullende specificaties voor de beoordeling van het WTECV verstrekken. Deze maatregelen moeten daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241. |
(15) |
In de gezamenlijke aanbeveling worden specifieke voorwaarden voorgesteld in de Keltische Zee wanneer de vangsten voor meer dan 55 % uit wijting of voor meer dan 55 % uit een combinatie van zeeduivel, heek en schartong bestaan. Hoewel het WTECV terughoudend is om voorwaarden met betrekking tot de vangstsamenstelling (11) in te voeren, concludeert het dat de voorgestelde maatregelen nog steeds selectiever zijn dan de bij de verordening technische maatregelen ingevoerde basisnorm. Deze maatregelen moeten daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241. |
(16) |
In de gezamenlijke aanbeveling werden specifieke technische maatregelen in het gebied ten westen van Schotland voorgesteld. Het WTECV heeft geconcludeerd dat de voorgestelde tuigen de selectiviteit ten aanzien van kabeljauw, schelvis en wijting waarschijnlijk zullen verbeteren. Deze maatregelen moeten daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241. |
(17) |
In de gezamenlijke aanbeveling worden specifieke technische maatregelen in de Ierse Zee voorgesteld voor bodemtrawls of zegens met een maaswijdte in de kuil van 70 mm of meer en kleiner dan 100 mm en voor vangsten die voor meer dan 30 % uit langoustine bestaan. Het WTECV heeft geconcludeerd (12) dat deze tuigen de vangsten van kabeljauw, schelvis en wijting waarschijnlijk zullen verminderen in vergelijking met de maatregelen in de verordening technische maatregelen. Deze maatregelen moeten daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241. |
(18) |
In de gezamenlijke aanbeveling worden specifieke technische maatregelen in de Ierse Zee voorgesteld voor vaartuigen met een lengte over alles van twaalf meter of meer die vissen met bodemtrawls of zegens met specifieke voorschriften inzake vangstsamenstelling voor een combinatie van schelvis, kabeljauw en roggen. Over het algemeen was het WTECV van oordeel (13) (14) dat de in de gezamenlijke aanbeveling voorgestelde tuigen selectiever zijn dan de in de verordening technische maatregelen beschreven vistuigen. Deze maatregelen moeten daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241. |
(19) |
Deze gezamenlijke aanbeveling omvat voor 2021 de specificatie voor een vistuig voor bodemtrawls en zegens in ICES-sector 7a (Ierse Zee) op basis van gelijkwaardige selectiviteit als het vistuig dat aan de basisnorm voldoet zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2019/1241 voor dat gebied en die visserij. Het WTECV heeft het nieuwe wetenschappelijke bewijsmateriaal beoordeeld dat aan de wijziging van de gezamenlijke aanbeveling in juni 2021 ten grondslag lag, en concludeerde dat het tuig soortgelijke selectiviteitskenmerken heeft als het vistuig dat aan de basisnormen voldoet. |
(20) |
In de gezamenlijke aanbeveling wordt voorgesteld de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte (MCRS) voor verschillende soorten die in de recreatievisserij in de noordwestelijke wateren worden gevangen, te harmoniseren met de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die van toepassing is op commerciële visserijen. Een aantal soorten die in de gezamenlijke aanbeveling voor de harmonisatie van de MCRS zijn opgenomen, worden door de ICES ingedeeld als uitgeput, of de ICES is van mening dat de recreatievisserij een aanzienlijke impact heeft op hun totale visserijsterfte. Voorts komt een aantal van diezelfde soorten zowel in de zuidwestelijke wateren en de Noordzee als in de noordwestelijke wateren voor, en is voor de zuidwestelijke wateren en de Noordzee de MCRS voor deze soorten in de commerciële visserij al geharmoniseerd met die voor de recreatievisserij. Het WTECV heeft het verstrekte bewijsmateriaal geanalyseerd en geconcludeerd (15) dat deze maatregel waarschijnlijk de bescherming van jonge mariene vissoorten zal versterken. Deze maatregelen moeten daarom worden opgenomen in Verordening (EU) 2019/1241. |
(21) |
Om de exploitatiepatronen te optimaliseren, de selectiviteit van het tuig te verhogen en ongewenste vangsten te beperken, is het derhalve passend de door de lidstaten ingediende technische maatregelen vast te stellen. |
(22) |
Aangezien de maatregelen van de onderhavige verordening rechtstreeks van invloed zijn op de planning van het visseizoen van de vissersvaartuigen en de daarmee samenhangende economische activiteiten, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) 2019/1241 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
De punten 2 en 3 van de bijlage zijn van toepassing met ingang van 30 december 2021 tot en met 31 december 2022.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Brussel, 23 augustus 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105.
(2) Verordening (EU) 2021/92 van de Raad van 28 januari 2021 tot vaststelling, voor 2021, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 31 van 29.1.2021, blz. 31).
(3) PB L 149 van 30.4.2021, blz. 10.
(4) https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2684997/STECF+PLEN+20-02.pdf
(5) https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2874177/STECF+21-05+-+Ev+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf/caa87b65-ea4a-491a-8e59-4111e01e1c1d
(6) PB L 25 van 30.1.2020, blz. 1.
(7) https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2684997/STECF+PLEN+20-02.pdf
(8) https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2684997/STECF+PLEN+20-02.pdf
(9) https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2684997/STECF+PLEN+20-02.pdf
(10) https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2492225/STECF+19-08+-+Evaluation+LO+JRs.pdf/05619833-e6cb-484b-9fae-ec6b44c96092?version=1.0
(11) https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2684997/STECF+PLEN+20-02.pdf
(12) https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2684997/STECF+PLEN+20-02.pdf
(13) https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2684997/STECF+PLEN+20-02.pdf
(14) https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2874177/STECF+21-05+-+Ev+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf/caa87b65-ea4a-491a-8e59-4111e01e1c1d
(15) https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2684997/STECF+PLEN+20-02.pdf
BIJLAGE
Bijlage VI bij Verordening (EU) 2019/1241 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Deel A wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
In deel B worden de punten 1.3 tot en met 1.6 toegevoegd:
De lidstaten kunnen vaartuigen die vissen met bodemtrawls waarvan de vangsten, gewogen vóór de teruggooi, voor minder dan 1,5 % uit kabeljauw bestaan, vrijstellen van de toepassing van punt b), op voorwaarde dat de waarnemersdekking op zee geleidelijk toeneemt tot ten minste 20 % van al hun visreizen. De lidstaten die van deze vrijstelling gebruikmaken, moeten jaarlijks vóór 1 december verslag uitbrengen aan de Commissie over het aantal en de vangstsamenstelling van de vaartuigen die van deze vrijstelling gebruikmaken. De lidstaten kunnen vaartuigen die van een alternatief, zeer selectief vistuig gebruikmaken, vrijstellen van de toepassing van de punten a) en b), op voorwaarde dat de technische kenmerken van die tuigen resulteren in een selectiviteit die ten minste even hoog is als die van de in die punten gespecificeerde tuigen, en in vangsten van minder dan 1 % kabeljauw, volgens een beoordeling van het WTECV. Een dergelijk tuig of een dergelijke voorziening moet voldoen aan de vereisten van artikel 15, lid 4, en moet door de Commissie worden goedgekeurd.
In afwijking van de punten a) tot en met d) van punt 1.4.2 is het gebruik van een alternatief vistuig toegestaan, mits dergelijke tuigen resulteren in ten minste dezelfde of een hogere selectiviteit voor kabeljauw, schelvis en wijting. Dergelijke tuigen moeten door het WTECV worden beoordeeld en door de Commissie worden goedgekeurd en moeten voldoen aan de criteria van artikel 15, lid 4.
|
3) |
In deel C worden de volgende punten toegevoegd:
In afwijking van punt i) mogen vissersvaartuigen die in de in punt 10.1, c), gespecificeerde gebieden actief zijn, een alternatief vistuig gebruiken met een selectiviteit die ten minste even hoog is als die van een maaswijdte in de kuil van ten minste 100 mm voor gemengde demersale visserijen, volgens een beoordeling door het WTECF. Een dergelijk tuig moet voldoen aan de vereisten van artikel 15, lid 4, en moet door de Commissie worden goedgekeurd.
|