Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32020R0359

    Uitvoeringsverordening (EU) 2020/359 van de Commissie van 4 maart 2020 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (Voor de EER relevante tekst)

    C/2020/1034

    PB L 67 van 5.3.2020, p. 82–108 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2020/359/oj

    5.3.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 67/82


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/359 VAN DE COMMISSIE

    van 4 maart 2020

    tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1178/2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), en met name de artikelen 23 en 27,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    In Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie (2) zijn de eisen vastgesteld voor piloten die betrokken zijn bij de in artikel 2, lid 1, onder b), i) en ii), van Verordening (EU) 2018/1139 bedoelde vluchtuitvoering met luchtvaartuigen.

    (2)

    Gezien het specifieke karakter van de afgifte van bewijzen van bevoegdheid aan bemanning van luchtballonnen en zweefvliegtuigen moeten specifieke eisen voor de afgifte van dergelijke bewijzen worden vastgelegd in afzonderlijke verordeningen, namelijk Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie (3) en Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie (4).

    (3)

    Tegelijkertijd moeten de eisen voor de afgifte van bewijzen van bevoegdheid aan bestuurders van luchtballonnen en zweefvliegtuigen als omschreven in bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 worden geschrapt en moeten bepaalde eisen van bijlage I (deel‐FCL) die betrekking hebben op domeinoverschrijdende zaken, zoals vrijstellingsbepalingen tussen de bewijzen van bevoegdheid voor luchtballonnen en zweefvliegtuigen en die van andere luchtvaartuigcategorieën, worden herzien in het licht van de nieuwe eisen voor de afgifte van bewijzen van bevoegdheid aan bestuurders van luchtballonnen en zweefvliegtuigen.

    (4)

    De eisen van bijlage IV (deel‐MED), bijlage VI (deel‐ARA), bijlage VII (deel‐ORA) en bijlage VIII (deel‐DTO) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 moeten van toepassing blijven op de afgifte van bewijzen van bevoegdheid aan bemanning van luchtballonnen en zweefvliegtuigen.

    (5)

    Om de veiligheid van de luchtvaart verder te verbeteren, moeten piloten die betrokken zijn bij luchtvaartsport en vrijetijdsvliegen, worden aangemoedigd om de bevoegdheden te verkrijgen voor het vliegen volgens instrumentvliegregels (“IFR”). De bestaande regelgeving met betrekking tot IFR-bevoegdheden moet daarom worden aangepast door de invoering van de basisinstrumentbevoegdverklaring (“BIR”) in bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011. De BIR moet, wat de inhoud van hun opleiding en de reikwijdte van hun bevoegdheden betreft, specifiek worden afgestemd op de behoeften van piloten die zich bezig houden met luchtvaartsport en vrijetijdsvliegen.

    (6)

    Met de invoering van de BIR wordt de bevoegdverklaring voor “en-route”-instrumentvliegen (“EIR”) in FCL.825 van bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 overbodig en moet daarom worden geschrapt. De bestaande houders van een EIR moeten echter het recht blijven behouden om hun bevoegdheden uit te oefenen en moeten op basis van hun EIR vrijstellingen kunnen krijgen wanneer zij een BIR proberen te verkrijgen. Het moet ook mogelijk zijn om een lopende EIR-opleiding die begonnen is vóór de toepassing van deze verordening verder te zetten en af te ronden als een BIR-opleiding.

    (7)

    Op basis van de opgedane ervaring moet een technische actualisering van Verordening (EU) nr. 1178/2011 worden gemaakt, in het bijzonder op het gebied van de prestatiegebaseerde navigatie (Performance Based Navigation, PBN), opleidingen voor het voorkomen en herstellen van storingen (Upset Prevention and Recovery Training, UPRT) en instructeurs- en examinatorkwalificaties.

    (8)

    De maatregelen van deze verordening zijn gebaseerd op Advies nr. 01/2019 (5) van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart overeenkomstig artikel 75, lid 2, onder b), en artikel 76, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139.

    (9)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 127 van Verordening (EU) 2018/1139 opgerichte comité,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EU) nr. 1178/2011 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 1 wordt vervangen door:

    “Artikel 1

    Onderwerp

    1.   Bij deze verordening worden gedetailleerde regels vastgesteld voor:

    a)

    verschillende bevoegdverklaringen voor bevoegdheidsbewijzen als piloot, de voorwaarden voor het afgeven, behouden, wijzigen, beperken, schorsen of intrekken van bewijzen van bevoegdheid als piloot, de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de houders van een bewijs van bevoegdheid als piloot, de voorwaarden voor de omzetting van bestaande nationale bewijzen van bevoegdheid als piloot en nationale bewijzen van bevoegdheid als boordwerktuigkundige in een bewijs van bevoegdheid als piloot;

    b)

    de certificering van personen die verantwoordelijk zijn voor het aanbieden van vliegopleidingen of opleidingen in vluchtnabootsers en voor het beoordelen van de vaardigheid van piloten;

    c)

    verschillende medische certificaten van piloten, de voorwaarden voor het afgeven, behouden, wijzigen, beperken, schorsen of intrekken van medische certificaten, de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de houders van medische certificaten en de voorwaarden voor de omzetting van nationale medische certificaten in wederzijds erkende medische certificaten;

    d)

    de certificering van luchtvaartgeneeskundigen en de voorwaarden waaronder huisartsen mogen optreden als luchtvaartgeneeskundige;

    e)

    de periodieke luchtvaartmedische beoordeling van bemanningsleden, en de kwalificaties van personen die verantwoordelijk zijn voor die beoordeling;

    f)

    de voorwaarden voor het afgeven, behouden, wijzigen, beperken, schorsen of intrekken van de attesten voor cabinebemanning, alsook de rechten en de verantwoordelijkheden van de houders van attesten voor cabinebemanning;

    g)

    de voorwaarden voor het afgeven, behouden, wijzigen, beperken, schorsen of intrekken van certificaten van organisaties voor de opleiding van piloten en luchtvaartgeneeskundige centra die zijn betrokken bij de kwalificatie en luchtvaartgeneeskundige beoordeling van boordpersoneel in de burgerluchtvaart;

    h)

    de eisen voor de certificering van vluchtnabootsers en voor organisaties die deze toestellen exploiteren en gebruiken;

    i)

    de eisen inzake administratieve organisatie en het beheersysteem waaraan de lidstaten, het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) en de organisaties moeten voldoen in verband met de regels onder a) tot en met h).

    2.   De artikelen 11 ter en 11 quater van deze verordening en bijlage IV (deel‐MED), bijlage VI (deel‐ARA), bijlage VII (deel‐ORA) en bijlage VIII (deel‐DTO) bij deze verordening zijn van toepassing op bewijzen van bevoegdheid voor bestuurders van luchtballonnen en zweefvliegtuigen.”.

    2)

    Artikel 2, lid 19, wordt vervangen door:

    “19.

    “vlieginstructeur”: een instructeur die de bevoegdheid heeft een opleiding te geven in een luchtvaartuig, in overeenstemming met subdeel J van bijlage I (deel‐FCL) bij deze verordening, subdeel FI van bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 (*1) of subdeel FI van bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 (*2);

    (*1)  Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie van 13 maart 2018 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vluchtuitvoeringen met ballonnen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 71 van 14.3.2018, blz. 10)."

    (*2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie van 14 december 2018 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vluchtuitvoeringen met zweefvliegtuigen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 326 van 20.12.2018, blz. 64).”."

    3)

    In artikel 4, lid 8, wordt “8 april 2021” vervangen door “8 september 2021”.

    4)

    Het volgende artikel 4 quater wordt ingevoegd:

    “Artikel 4 quater

    Overgangsmaatregelen voor houders van een bevoegdverklaring voor “en-route”-instrumentvliegen

    1.   Tot en met 8 september 2022 moeten houders van een bevoegdverklaring voor “en-route”-instrumentvliegen (“EIR”) als bepaald in FCL.825 van bijlage I (deel‐FCL):

    a)

    het recht hebben hun EIR-bevoegdheden uit te blijven oefenen;

    b)

    verlenging of hernieuwde afgifte van hun EIR krijgen overeenkomstig FCL.825, onder g), van Gedelegeerde Verordening (EU) van de Commissie (*3);

    c)

    het recht hebben op volledige vrijstelling van de opleidingseisen in FCL.835, onder c), punt 2, i) en ii), van bijlage I (deel‐FCL) wanneer zij een aanvraag indienen voor de afgifte van een basisinstrumentbevoegdverklaring (BIR) overeenkomstig FCL.835 van bijlage I (deel‐FCL), en

    d)

    volledige vrijstelling krijgen zoals voor EIR-houders is vastgesteld in bijlage I (deel‐FCL).

    2.   Vanaf 8 september 2021 kunnen opleidingscursussen voor een in lid 1 bedoelde EIR die vóór die datum zijn begonnen, worden voortgezet en worden beschouwd als opleidingscursussen voor een BIR. Op basis van een beoordeling van de aanvrager bepaalt de erkende opleidingsorganisatie die verantwoordelijk is voor de BIR-opleidingscursus het aandeel van de EIR-opleiding dat wordt vrijgesteld voor de afgifte van de BIR.

    3.   Aanvragers van een BIR die vóór 8 september 2021 houder zijn van een EIR of zijn geslaagd voor het theorie-examen voor een EIR overeenkomstig FCL.825, onder d), krijgen volledige vrijstelling van de eisen inzake het theorie-onderwijs en -examen van de BIR.

    (*3)  Gedelegeerde Verordening (EU) van de Commissie van 4 maart 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad)”."

    5)

    Artikel 11 quater wordt vervangen door:

    “Artikel 11 quarter

    Overgangsmaatregelen

    De lidstaten moeten:

    a)

    uiterlijk 8 april 2021 aan het EASA alle gegevens doorgeven met betrekking tot het toezicht op organisaties die overeenkomstig Verordening (EU) 2018/395 en Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 opleidingen voor bewijzen van bevoegdheid als piloot verzorgen en waarvoor het EASA, overeenkomstig artikel 78 van Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad (*4), de bevoegde autoriteit;

    b)

    in samenwerking met het EASA certificeringsprocessen afronden die vóór 8 april 2020 zijn begonnen en het certificaat afgeven, waarna het EASA alle verantwoordelijkheden op zich neemt als bevoegde autoriteit voor die gecertificeerde organisaties.

    (*4)  Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1).”."

    6)

    In artikel 12 wordt lid 2 bis geschrapt.

    7)

    In artikel 12, lid 4, wordt “20 juni 2020” vervangen door “zondag 20 juni 2021”.

    8)

    Bijlage I (deel‐FCL) wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

    9)

    Bijlage IV (deel‐MED) wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

    10)

    Bijlage VI (deel‐ARA) wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.

    11)

    Bijlage VII (deel‐ORA) wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening.

    12)

    Bijlage VIII (deel‐DTO) wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij deze verordening.

    Artikel 2

    1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    2.   Deze verordening is van toepassing met ingang van 8 april 2020.

    3.   In afwijking van lid 2 zijn de volgende bepalingen van toepassing met ingang van 8 september 2021:

    a)

    de punten 1, onder e), 4, onder b), 5 tot en met 7, 32, 34, 36, onder d), 40, onder a), 41, 42, 44, 46 tot en met 48, 52, onder f), 53, onder a) tot en met c), e) en f), 54, 55, 56, onder a) tot en met c), en 57 van bijlage I;

    b)

    punt b) van bijlage II;

    c)

    punt 10, onder d), ii) van bijlage III.

    4.   In afwijking van lid 2 zijn artikel 1, punt 7, en punten 49, 53, onder d), 58, onder b), d) en e), van bijlage I van toepassing met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze verordening.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 4 maart 2020.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)  PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.

    (2)  Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 25.11.2011, blz. 1).

    (3)  Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie van 13 maart 2018 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vluchtuitvoeringen met ballonnen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 71 van 14.3.2018, blz. 10).

    (4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie van 14 december 2018 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vluchtuitvoeringen met zweefvliegtuigen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 326 van 20.12.2018, blz. 64).

    (5)  Gemakkelijkere toegang tot vliegen onder IFR voor GA-piloten & Herziening van de eisen voor de afgifte van bewijzen van bevoegdheid voor luchtballonnen en zweefvliegtuigen (Advies nr. 01/2019 (A) & (B), 19.2.2019), beschikbaar op: https://www.easa.europa.eu/document-library/opinions


    BIJLAGE I

    Bijlage I (deel‐FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    FCL.010 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de definitie van “luchtschip” wordt vervangen door:

    ““Luchtschip”: een door een motor aangedreven luchtvaartuig dat lichter is dan de lucht, met uitzondering van luchtschepen met hete lucht, die als luchtballonnen worden beschouwd overeenkomstig artikel 2, lid 7, van Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie.”;

    b)

    de definitie van “vliegtijd” wordt vervangen door:

    ““Vliegtijd”:

     

    voor vleugelvliegtuigen, gemotoriseerde zweefvliegtuigen en powered-lift luchtvaartuigen betekent dit de totale tijd vanaf het moment dat een luchtvaartuig zich voor het eerst in beweging zet met het doel om op te stijgen tot aan het moment dat het aan het eind van de vlucht uiteindelijk tot stilstand komt;

     

    voor helikopters betekent dit de totale tijd vanaf het moment waarop de rotorbladen van een helikopter beginnen met draaien tot het moment waarop de helikopter uiteindelijk tot stilstand komt aan het eind van de vlucht en de rotorbladen worden stilgezet;

     

    voor luchtschepen betekent dit de totale tijd vanaf het moment waarop een luchtschip wordt losgelaten van de mast met het doel om op te stijgen tot het moment dat het luchtschip op het eind van de vlucht uiteindelijk tot stilstand komt en is bevestigd aan de mast;”;

    c)

    de definitie van “gemotoriseerd zweefvliegtuig” wordt vervangen door:

    ““Gemotoriseerd zweefvliegtuig”: een met een of meer motoren uitgerust zweefvliegtuig dat, bij uitgeschakelde motoren, de eigenschappen heeft van een zweefvliegtuig.”;

    d)

    de definitie van “zelfstartend gemotoriseerd zweefvliegtuig (Touring motor glider — TMG)” wordt vervangen door:

    ““Zelfstartend gemotoriseerd zweefvliegtuig (Touring motor glider — TMG)”: tenzij anders bepaald volgens het certificeringsproces overeenkomstig bijlage I (deel‐21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012, een specifieke klasse van gemotoriseerde zweefvliegtuigen met een als één geheel gemonteerde, niet-intrekbare motor en een niet-intrekbare propeller. Het moet in staat zijn om met zijn motorvermogen te starten en te klimmen overeenkomstig het betreffende vlieghandboek.”;

    e)

    de volgende definities worden toegevoegd:

    i)

    ““En-route IFR-vlucht”: de fase van een IFR-vlucht die begint na de voltooiing van een vertrekprocedure onder IFR en eindigt bij de aanvang van een naderingsprocedure onder IFR.”, en

    ii)

    ““Vlucht met beperkt instrumentenpaneel”: vliegstandinterpretatie op basis van interpretaties van reserve-instrumenten na uitval van het voornaamste vliegstand- en koersreferentiesysteem.”;

    f)

    de volgende definities worden geschrapt:

     

    “Klasse van luchtballon” en

     

    “Groep van luchtballonnen”.

    2)

    FCL.015 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt a) wordt vervangen door:

    “a)

    Aanvragen voor de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van bewijzen van bevoegdheid voor bestuurders van luchtvaartuigen en bijbehorende bevoegdverklaringen en certificaten en alle wijzigingen daarin moeten worden ingediend bij de bevoegde autoriteit in een vorm en op een wijze die door die autoriteit zijn vastgesteld. Bij de aanvraag moet een bewijs worden gevoegd dat de kandidaten voldoen aan de eisen voor de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van het bewijs van bevoegdheid of certificaat, evenals bijbehorende bevoegdverklaringen of aantekeningen, vastgesteld in deze bijlage (deel‐FCL) en in bijlage IV (deel‐MED).”;

    b)

    punt b) wordt vervangen door:

    “b)

    Tenzij anders vermeld in deze bijlage, moet elke vorm van beperking of uitbreiding van de bevoegdheden die worden toegekend door een bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat worden bekrachtigd op het bewijs van bevoegdheid of het certificaat door de bevoegde autoriteit.”;

    c)

    punt d) wordt vervangen door:

    “d)

    Een houder van een bewijs van bevoegdheid dient aanvragen overeenkomstig punt a) in te dienen bij de bevoegde autoriteit die aangewezen is door de lidstaat waarin zijn of haar bewijs van bevoegdheid is afgegeven, naargelang het geval overeenkomstig deze bijlage (deel‐FCL), bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie of bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie.”;

    d)

    de volgende punten e) en f) worden toegevoegd:

    “e)

    De houder van een bewijs van bevoegdheid dat overeenkomstig deze bijlage (deel‐FCL) is afgegeven, mag bij de bevoegde autoriteit die door een andere lidstaat is aangewezen een wijziging van bevoegde autoriteit aanvragen met betrekking tot alle bewijzen van bevoegdheid in zijn bezit, zoals gespecificeerd onder d).

    f)

    Voor de afgifte van een bewijs van bevoegdheid, bevoegdverklaring of certificaat moet de kandidaat uiterlijk zes maanden nadat hij de vaardigheidstest of vakbekwaamheidsbeoordeling heeft gehaald een aanvraag hebben ingediend.”.

    3)

    in FCL.020 wordt punt b) vervangen door:

    “b)

    Voor zijn of haar eerste solovlucht moet een leerling-piloot ten minste 16 jaar oud zijn.”.

    4)

    FCL.025, onder c), punt 1, wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt i) wordt vervangen door:

    “i)

    gedurende een periode van 24 maanden voor de afgifte van een LAPL of een bewijs van bevoegdheid voor privépiloten;”;

    b)

    de punten ii) en iii) worden vervangen door:

    “ii)

    gedurende een periode van 36 maanden voor de afgifte van een bewijs van bevoegdheid als beroepspiloot of een bevoegdverklaring voor instrumentvliegen (IR);

    iii)

    voor onbepaalde duur voor een basisinstrumentbevoegdheidverklaring (BIR).

    De perioden in punten i) en ii) worden geteld vanaf de dag waarop de kandidaten slagen voor het theorie-examen in overeenstemming met punt b), punt 2.”.

    5)

    Aan FCL.030 wordt het volgende punt c) toegevoegd:

    “c)

    Voor de afgifte van een BIR moet een kandidaat voor een vaardigheidstest eerst alle opleidingsmodules hebben voltooid en door een ATO worden aanbevolen voor de vaardigheidstest. Zijn of haar opleidingsgegevens moeten door de ATO ter beschikking worden gesteld van de examinator.”.

    6)

    In FCL.035 wordt punt b) vervangen door:

    “b)

    Vrijstelling voor theoriekennis

    1)

    Kandidaten die zijn geslaagd voor het theorie-examen voor een bewijs van bevoegdheid als verkeerspiloot, hebben recht op vrijstelling van de vereisten voor het theorieonderwijs voor een LAPL, het bewijs van bevoegdheid als privépiloot, het bewijs van bevoegdheid als beroepspiloot en, behalve wat betreft helikopters, de IR en de BIR voor dezelfde categorie luchtvaartuigen.

    2)

    Kandidaten die zijn geslaagd voor het theorie-examen voor een bewijs van bevoegdheid als beroepspiloot, hebben recht op vrijstelling van de vereisten voor het theorieonderwijs voor:

    i)

    de LAPL in dezelfde categorie luchtvaartuigen;

    ii)

    het bewijs van bevoegdheid als privépiloot in dezelfde categorie luchtvaartuigen, en

    iii)

    het onderwerp “communicatie” voor de BIR. Deze vrijstelling omvat het IFR-deel van het onderwerp “communicatie” alleen als dat onderwerp is afgerond in overeenstemming met FCL.310, zoals van toepassing vanaf 20 december 2019.

    3)

    De houders van een IR of kandidaten die zijn geslaagd voor het theorie-examen met betrekking tot IR voor een categorie van luchtvaartuigen, hebben recht op vrijstelling ten behoeve van de vereisten voor het theorieonderwijs en het bijbehorende examen voor:

    i)

    de IR in een andere luchtvaartuigcategorie, en

    ii)

    de BIR.

    4)

    Houders van een bewijs van bevoegdheid als piloot hebben recht op vrijstelling ten behoeve van de vereisten voor het theorieonderwijs en het bijbehorende examen voor een bewijs van bevoegdheid in een andere categorie van luchtvaartuigen in overeenstemming met aanhangsel 1 van dit deel. De vrijstelling is ook van toepassing op kandidaten voor een bewijs van bevoegdheid als piloot die al met succes de theorie-examens hebben afgelegd voor de afgifte van dat bewijs van bevoegdheid als piloot in een andere categorie van luchtvaartuigen, op voorwaarde dat het theorie-examen binnen de geldigheidsperiode van FCL.025, onder c), valt.

    5)

    Bij wijze van uitzondering op punt b), punt 3, hebben houders van een IR(A) die een op vakbekwaamheid gebaseerde modulaire IR(A)-cursus hebben gevolgd, recht op volledige vrijstelling van het vereiste theorieonderwijs en ‐examen voor een IR voor een andere categorie luchtvaartuigen enkel wanneer zij tevens zijn geslaagd voor het theorieonderwijs en ‐examen voor het IFR-deel van de in FCL.720.A. onder b), punt 2, i), voorgeschreven cursus.”.

    7)

    FCL.055 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in punt d) wordt de inleidende zin vervangen door:

    “d)

    Specifieke eisen voor houders van een bevoegdverklaring instrumentvliegen (IR). Bij wijze van uitzondering op bovenstaande punten, moeten houders van een IR aantonen bekwaam te zijn de Engelse taal te gebruiken op een passend taalvaardigheidsniveau, zoals gedefinieerd in aanhangsel 2 van deze bijlage.”;

    b)

    punt e) wordt vervangen door:

    “e)

    Het aantonen van de taalvaardigheid en het gebruik van de Engelse taal voor IR-houders moet gebeuren aan de hand van een beoordelingsmethode vastgelegd door een bevoegde autoriteit.”.

    8)

    FCL.060 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt a) wordt geschrapt;

    b)

    in punt b) wordt de inleidende zin vervangen door:

    “b)

    Vleugelvliegtuigen, helikopters, powered-lift luchtvaartuigen en luchtschepen. Een bestuurder mag geen luchtvaartuig besturen voor commercieel luchttransport of het vervoer van passagiers:”.

    9)

    FCL.065 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt b) wordt vervangen door:

    “b)

    65 jaar. Houders van een bewijs van bevoegdheid als bestuurder die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt, mogen niet fungeren als bestuurder van een luchtvaartuig dat betrokken is bij commercieel luchtvervoer.”;

    b)

    punt c) wordt geschrapt.

    10)

    FCL.100 wordt vervangen door:

    FCL.100 LAPL — Minimumleeftijd

    Kandidaten voor een LAPL voor vleugelvliegtuigen en helikopters moeten ten minste 17 jaar oud zijn.”.

    11)

    FCL.120 wordt vervangen door:

    FCL.120 LAPL — Theorie-examen

    Kandidaten voor een LAPL moeten blijk geven van een niveau van theoriekennis dat toepasselijk is voor de toegekende bevoegdheden door het afleggen van examens over de volgende onderwerpen:

    a)

    algemene onderwerpen:

    luchtvaartwetgeving,

    menselijke prestaties,

    meteorologie,

    communicatie, en

    navigatie;

    b)

    specifieke onderwerpen betreffende de verschillende luchtvaartuigcategorieën:

    beginselen van het vliegen,

    operationele procedures,

    vluchtprestaties en ‐planning, en

    algemene kennis van het luchtvaartuig.”.

    12)

    In FCL.110.A wordt punt b) vervangen door:

    “b)

    Specifieke eisen voor kandidaten die houder zijn van een SPL die is afgegeven overeenkomstig bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie, met inbegrip van de bevoegdheden om met TMG’s te vliegen. Kandidaten voor een LAPL(A) die houder zijn van een SPL met de bevoegdheden om TMG’s te vliegen, moeten ten minste 21 uur op TMG’s hebben gevlogen na de aantekening van de TMG-bevoegdheden en moeten voldoen aan de eisen van FCL.135.A, onder a), voor vleugelvliegtuigen.”.

    13)

    Aan FCL.135.A wordt het volgende punt c) toegevoegd:

    “c)

    Kandidaten voor de uitbreiding van bevoegdheden van de LAPL(A) naar TMG die ook houder zijn van een SPL in overeenstemming met bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie, met inbegrip van de bevoegdheden om met TMG’s te vliegen, krijgen volledige vrijstelling van de vereisten onder a).”.

    14)

    De secties 4 en 5 van subdeel B worden geschrapt.

    15)

    De titel van subdeel C wordt vervangen door:

    BEWIJS VAN BEVOEGDHEID ALS PRIVÉPILOOT (PPL)”.

    16)

    FCL.200 wordt vervangen door:

    FCL.200 Minimumleeftijd

    Kandidaten voor een PPL moeten ten minste 17 jaar oud zijn.”.

    17)

    In FCL.210 worden de punten a) en b) vervangen door:

    “a)

    Kandidaten voor een PPL moeten een opleidingscursus voltooien aan een ATO of DTO.

    b)

    De cursus moet theoriekennis en vlieginstructie bevatten die toepasselijk zijn voor de bevoegdheden van de aangevraagde PPL.”.

    18)

    FCL.215 wordt vervangen door:

    FCL.215 Theorie-examen

    Kandidaten voor een PPL moeten blijk geven van een niveau van theoriekennis dat toepasselijk is voor de toegekende bevoegdheden door het afleggen van examens over de volgende onderwerpen:

    a)

    algemene onderwerpen:

    luchtvaartwetgeving,

    menselijke prestaties,

    meteorologie,

    communicatie, en

    navigatie;

    b)

    specifieke onderwerpen betreffende de verschillende luchtvaartuigcategorieën:

    beginselen van het vliegen,

    operationele procedures,

    vluchtprestaties en ‐planning, en

    algemene kennis van het luchtvaartuig.”.

    19)

    FCL.235 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt a) wordt vervangen door:

    “a)

    Aan de hand van een vaardigheidstest moeten kandidaten voor een PPL blijk geven van de vaardigheid om als PIC in de toepasselijke luchtvaartuigcategorie op te treden, en van hun kennis van relevante procedures en manoeuvres met een graad van vakbekwaamheid passend bij de bevoegdheden die worden verleend.”;

    b)

    punt b) wordt vervangen door:

    “b)

    Kandidaten voor de vaardigheidstest moeten vlieginstructie hebben gekregen in dezelfde klasse of hetzelfde type luchtvaartuig dat wordt gebruikt tijdens de vaardigheidstest.”.

    20)

    in FCL.210.A wordt punt c) als volgt gewijzigd:

    a)

    de inleidende zin wordt vervangen door:

    “c)

    Specifieke eisen voor kandidaten die houder zijn van een SPL afgegeven overeenkomstig bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie, met inbegrip van de bevoegdheden om met TMG’s te vliegen. Kandidaten voor een PPL(A) die houders zijn van een SPL met de bevoegdheden om met TMG’s te vliegen, moeten het onderstaande hebben voltooid:”;

    b)

    punt 1 wordt vervangen door:

    1)

    ten minste 24 uur vliegtijd in een TMG na aantekening van de TMG-bevoegdheden; en”.

    21)

    In FCL.210.As wordt punt b) vervangen door:

    “b)

    Kandidaten die houder zijn van een BPL afgegeven overeenkomstig bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie en die gekwalificeerd zijn om met luchtschepen met hete lucht te vliegen, krijgen een vrijstelling van 10 % van hun totale vliegtijd als PIC op dergelijke luchtschepen begrensd tot een maximum van 5 uur.”.

    22)

    In subdeel C worden de secties 5 en 6 geschrapt.

    23)

    FCL.600 wordt vervangen door:

    FCL.600 IR — Algemeen

    Behalve als voorzien in FCL.835 mogen vliegbewegingen onder IFR op een vleugelvliegtuig, helikopter, luchtschip of powered-lift luchtvaartuig enkel worden uitgevoerd door houders van een PPL, CPL, MPL en ATPL met een IR die toepasselijk is voor de luchtvaartuigcategorie of, indien de toepasselijke IR voor de luchtvaartuigcategorie niet beschikbaar is, enkel tijdens vaardigheidstests of dubbelbesturingsonderricht.”.

    24)

    Aan FCL.620 wordt het volgende punt c) toegevoegd:

    “c)

    Kandidaten die een vaardigheidstest voor een meermotorige IR hebben voltooid in een éénpiloot-gecertificeerd meermotorig vleugelvliegtuig waarvoor een klassebevoegdverklaring is vereist, ontvangen ook een eenmotorige IR voor de klasse- of typebevoegdverklaringen voor eenmotorige vleugelvliegtuigen waarover zij beschikken.”.

    25)

    In FCL.700 wordt punt a) vervangen door:

    “a)

    Houders van een bewijs van bevoegdheid mogen enkel als bestuurder van een luchtvaartuig optreden wanneer zij in het bezit zijn van een geldige en passende klasse- of typebevoegdverklaring, tenzij een van de volgende situaties van toepassing is:

    1)

    wanneer zij de bevoegdheden van een LAPL uitoefenen;

    2)

    wanneer zij een vaardigheidstest of bekwaamheidsproef afleggen voor de verlenging van een klasse- of typebevoegdverklaring;

    3)

    wanneer zij vlieginstructie krijgen;

    4)

    wanneer zij houder zijn van een bevoegdverklaring voor testvliegen afgegeven overeenkomstig FCL.820.”.

    26)

    Aan FCL.725 wordt het volgende punt f) toegevoegd:

    “f)

    Kandidaten voor een klassebevoegdverklaring voor TMG’s die ook houder zijn van een SPL in overeenstemming met bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie, met inbegrip van de bevoegdheden om met TMG’s te vliegen, krijgen volledige vrijstelling van de vereisten onder a), b) en c).”.

    27)

    FCL.740.A wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    onder a) wordt punt 4 vervangen door:

    “4)

    De verlenging van een BIR of een IR(A), indien men daar houder van is, kan worden gecombineerd met een bekwaamheidsproef voor de verlenging van een klasse- of typebevoegdverklaring.”;

    b)

    onder b) wordt punt 1 vervangen door:

    “1)

    Klassebevoegdverklaring voor vleugelvliegtuigen met enkele zuigermotoren en klassebevoegdverklaringen voor TMG’s. Voor de verlenging van een klassebevoegdverklaring voor een éénvlieger-gecertificeerd vleugelvliegtuig met enkele zuigermotor of TMG moeten de kandidaten:”;

    c)

    onder b) wordt het volgende punt 5 toegevoegd:

    “5)

    De bekwaamheidsproef voor de verlenging van een klassebevoegdverklaring voor éénpiloot-gecertificeerde eenmotorige vleugelvliegtuigen kan worden gecombineerd met de bekwaamheidsproef voor de verlenging van een BIR overeenkomstig FCL.835, onder g), punt 8.”.

    28)

    FCL.800 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt a) wordt vervangen door:

    “a)

    Houders van een bewijs van bevoegdheid met de bevoegdheid om met vleugelvliegtuigen of TMG’s te vliegen mogen enkel stuntvluchten uitvoeren als ze houder zijn van een bevoegdverklaring voor stuntvliegen in overeenstemming met dit punt.”;

    b)

    onder b) wordt punt 1 vervangen door:

    “1)

    ten minste 30 uur vliegtijd als PIC in vleugelvliegtuigen of TMG’s na afgifte van het bewijs van bevoegdheid;”;

    c)

    onder b) wordt punt 2, ii), vervangen door:

    “ii)

    ten minste 5 uur instructie in stuntvliegen in vleugelvliegtuigen of TMG’s met motorvermogen.”;

    d)

    punt c) wordt vervangen door:

    “c)

    De bevoegdheden van de bevoegdverklaring voor stuntvliegen zijn beperkt tot stuntvliegen in vleugelvliegtuigen of TMG’s met motorvermogen, afhankelijk van in welk luchtvaartuig is voldaan aan de vereisten onder b), punt 1 en punt 2, ii). Deze beperking wordt op aanvraag opgeheven indien een bestuurder met goed gevolg ten minste drie instructievluchten met dubbele besturing in vleugelvliegtuigen of TMG’s met motorvermogen, naargelang het geval, heeft uitgevoerd over de volledige syllabus stuntvliegen.”;

    e)

    het volgende punt d) wordt toegevoegd:

    “d)

    Kandidaten voor een bevoegdverklaring voor stuntvliegen die ook houder zijn van een klassebevoegdverklaring voor TMG’s en geavanceerde bevoegdheden hebben voor stuntvliegen in zweefvliegtuigen met bevoegdheden als gespecificeerd in SFCL.200, onder d), van bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie:

    1)

    worden vrijgesteld van een bevoegdverklaring voor stuntvliegen die beperkt is tot vleugelvliegtuigen, als bepaald onder c), indien zij in vleugelvliegtuigen hebben voldaan aan de eisen onder b), punt 1 en punt 2, ii), of

    2)

    worden volledig vrijgesteld van de vereisten onder b) voor de afgifte van een bevoegdverklaring voor stuntvliegen beperkt tot TMG’s met motorvermogen. Deze beperking wordt op aanvraag opgeheven indien de bestuurder de onder c) gespecificeerde opleiding heeft voltooid.”.

    29)

    FCL.805 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    onder b) wordt punt 2, iii), vervangen door:

    “iii)

    uitgezonderd voor houders van een SPL overeenkomstig bijlage III (deel‐SFCL) bij de Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie, vijf familiarisatievluchten in een zweefvliegtuig dat wordt gelanceerd door een luchtvaartuig.”;

    b)

    het volgende punt g) wordt toegevoegd:

    “g)

    Kandidaten voor een bevoegdverklaring voor het slepen van zweefvliegtuigen of banners met TMG’s overeenkomstig dit punt krijgen volledige vrijstelling van de vereisten onder b) of c), naargelang het geval, indien zij houder zijn van een bevoegdverklaring voor het slepen van zweefvliegtuigen of banners overeenkomstig SFCL.205 van bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie, indien van toepassing, of indien zij aan alle vereisten voor de afgifte van die bevoegdverklaring hebben voldaan.”.

    30)

    FCL.810 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt a) wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    punt 1 wordt vervangen door:

    “1)

    Aanvragers moeten binnen een periode van maximaal zes maanden een opleidingscursus hebben voltooid bij een DTO of een ATO om de bevoegdheden van een LAPL of een PPL voor vleugelvliegtuigen, TMG’s of luchtschepen in VFR-omstandigheden tijdens de nacht uit te oefenen. De cursus moet het volgende omvatten:”;

    ii)

    het volgende punt 4 wordt toegevoegd:

    “4)

    Kandidaten voor een bevoegdverklaring voor nachtvliegen voor vleugelvliegtuigen of TMG’s overeenkomstig dit punt krijgen volledige vrijstelling van de vereisten in punten 1 en 2, indien zij houder zijn van bevoegdverklaring voor nachtvliegen voor TMG’s overeenkomstig SFCL.210 van bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie of indien zij aan alle vereisten voor de afgifte van die bevoegdverklaring hebben voldaan.”;

    b)

    punt c) wordt geschrapt;

    31)

    In FCL.815 wordt de inleidende zin van punt a) vervangen door:

    “a)

    Bevoegdheden. Houders van een bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden zijn bevoegd om met vleugelvliegtuigen of TMG’s naar en van oppervlakken te vliegen waarvoor een dergelijke bevoegdverklaring vereist is door de bevoegde autoriteiten die door de lidstaten zijn aangewezen.

    Houders van een LAPL of een PPL met bevoegdheden om te vliegen met vleugelvliegtuigen of TMG’s kunnen de initiële bevoegdverklaring voor het vliegen in bergachtige gebieden verkrijgen op:”.

    32)

    FCL.825 wordt geschrapt.

    33)

    FCL.830 wordt geschrapt.

    34)

    Het volgende punt FCL.835 wordt ingevoegd:

    FCL.835 Basisinstrumentenbevoegdverklaring (BIR)

    a)

    Bevoegdheden en voorwaarden

    1)

    Houders van een BIR zijn bevoegd om onder IFR te vliegen met éénpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen waarvoor zij klassebevoegdverklaringen hebben, met uitzondering van vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen en vleugelvliegtuigvarianten indien op basis van vluchtgeschiktheidsgegevens is vastgesteld dat hiervoor een IR vereist is.

    2)

    Bevoegdheden van een BIR mogen enkel worden uitgeoefend overeenkomstig FCL.205.A.

    3)

    Bevoegdheden van een BIR mogen enkel ’s nachts worden uitgeoefend indien de piloot houder is van een bevoegdverklaring voor nachtvliegen overeenkomstig FCL.810.

    4)

    De bevoegdheden van een meermotorige BIR zijn ook geldig op eenmotorige vleugelvliegtuigen waarvoor de piloot een geldige eenmotorige-klassebevoegdverklaring bezit.

    5)

    Voor uitoefening van de bevoegdheden van een BIR moet aan alle onderstaande voorwaarden worden voldaan:

    i)

    de beslissingshoogte (DH) of de minimumdalingshoogte (MDH) die gebruikt wordt voor de vluchtuitvoeringsminima van het luchtvaartterrein, moet ten minste 200 ft groter zijn dan wat anders zou zijn berekend overeenkomstig “NCO.OP.110 Vluchtuitvoeringsminima voor luchtvaartterreinen — vleugelvliegtuigen en helikopters” en “NCO.OP.111 Vluchtuitvoeringsminima voor luchtvaartterreinen — NPA, APV, CAT I-vluchtuitvoeringen” van bijlage VII bij Verordening (EU) Nr. 965/2012, en

    ii)

    het zicht voor vluchtuitvoeringsminima mag niet minder zijn dan 1 500 m;

    iii)

    de gezagvoerder zal geen vlucht onder IFR aanvangen of een overgang van VFR naar IFR ondernemen, tenzij:

    A)

    op het luchtvaartterrein van vertrek het zicht ten minste 1 500 m is en de wolkenbasis op ten minste 600 ft ligt, of op het gepubliceerde circuitminimum dat van toepassing is op de categorie vleugelvliegtuigen, afhankelijk van welke waarde het grootste is, en

    B)

    de beschikbare actuele meteorologische informatie op het luchtvaartterrein van bestemming en op ieder uitwijkluchtvaartterrein aangeeft dat voor de periode van 1 uur vóór tot 1 uur na de verwachte aankomsttijd, of van de werkelijke vertrektijd tot 1 uur na de verwachte aankomsttijd, afhankelijk van welke periode korter is, het zicht ten minste 1 500 m is en de wolkenbasis op ten minste 600 ft of op het gepubliceerde circuitminimum dat van toepassing is op de categorie vleugelvliegtuigen ligt, of op de DH/MDH verhoogd met 200 ft overeenkomstig punt i), afhankelijk van welke waarde het grootste is.

    b)

    Toelatingseisen. Kandidaten voor de BIR moeten ten minste houder zijn van een PPL(A).

    c)

    Opleiding. Kandidaten voor de BIR moeten het volgende hebben voltooid bij een ATO:

    1)

    theorieonderwijs overeenkomstig FCL.615, onder a), en

    2)

    vlieginstructie die de volgende instrumentvlieginstructiemodules omvat:

    i)

    module 1 — de kernvliegopleidingsmodule voor vluchtbedieningsvaardigheden door zich enkel te baseren op instrumenten;

    ii)

    module 2 — de toegepaste vliegopleidingsmodule voor IFR-vertrekprocedures, wachtprocedures, 2D- en 3D-naderingsprocedures;

    iii)

    module 3 — de toegepaste vliegopleidingsmodule voor IFR-vliegprocedures “en route”, en

    iv)

    module 4 — indien de kandidaat een meermotorige BIR wil halen, moet de toegepaste vliegopleidingsmodule met één uitgeschakelde motor asymmetrische instrumentnadering en doorstartprocedures omvatten, en

    3)

    vlieginstructie die voldoet aan de volgende eisen:

    i)

    de module die gespecificeerd wordt onder c), punt 2, i), moet als eerste worden voltooid. De modules die gespecificeerd worden onder c), punt 2, ii), en onder c), punt 2, iii), en indien van toepassing onder c), punt 2, iv), kunnen worden voltooid in een door de kandidaat gekozen volgorde;

    ii)

    de modules die worden gespecificeerd onder c), punt 2, mogen worden voltooid in vleugelvliegtuigen, FSTD’s of een combinatie daarvan. De kandidaat moet in ieder geval opgeleid worden in het vleugelvliegtuig dat voor de vaardigheidstest wordt gebruikt;

    iii)

    de modules die gespecificeerd worden onder c), punt 2, i), ii) en iv), mogen buiten een ATO worden aangevangen, maar moeten aan een ATO worden voltooid. De module die gespecificeerd wordt onder c), punt 2, iii), mag buiten een ATO worden voltooid;

    iv)

    voordat de module die gespecificeerd wordt onder c), punt 2, iv), wordt aangevangen, moet een bestuurder die niet in het bezit is van een klasse- of typebevoegdverklaring voor een meermotorig vleugelvliegtuig, de meermotorige opleiding hebben gevolgd conform subdeel H van deze bijlage (deel‐FCL).

    d)

    Theoriekennis. Alvorens de vaardigheidstest wordt afgenomen, moeten kandidaten door het afleggen van examens over de in FCL.615, onder b), genoemde onderwerpen aantonen dat zij beschikken over een niveau van theoriekennis dat toepasselijk is voor de bevoegdheden die worden verleend. De theorie-examens moeten bestaan uit één examenonderdeel voor elke module zoals gespecificeerd onder c), punt 2, i), ii) en iii).

    e)

    Vaardigheidstest. Na afronding van de onder c) gespecificeerde opleidingscursus moeten de kandidaten slagen voor een in een vleugelvliegtuig afgenomen vaardigheidstest conform aanhangsel 7 van deze bijlage. Voor een meermotorige BIR wordt de vaardigheidstest afgenomen in een meermotorig vleugelvliegtuig. Voor een eenmotorige BIR wordt de vaardigheidstest afgenomen in een eenmotorig vleugelvliegtuig. Een meermotorig vleugelvliegtuig met stuwkracht op de hartlijn zal ten behoeve van dit punt worden beschouwd als een eenmotorig vleugelvliegtuig.

    f)

    In afwijking van punt d) moeten houders van een eenmotorige BIR die tevens houder zijn van een meermotorige klassebevoegdverklaring en die voor het eerst een meermotorige BIR wensen te verkrijgen, een opleiding aan een ATO afronden die de onder c), punt 2, iv), gespecificeerde opleiding omvat en slagen voor de onder e) bedoelde vaardigheidstest.

    g)

    Geldigheid, verlenging en hernieuwde afgifte.

    1)

    Een BIR is één jaar geldig.

    2)

    Kandidaten voor verlenging van een BIR moeten:

    i)

    binnen de periode van drie maanden die onmiddellijk voorafgaat aan de vervaldatum van de bevoegdverklaring, slagen voor een bekwaamheidsproef in overeenstemming met bijlage 9 van dit deel, of

    ii)

    binnen de geldigheidsperiode van de bevoegdverklaring 6 uur vliegtijd onder IFR als PIC volbrengen, waaronder drie instrumentnaderingsprocedures, en een trainingsvlucht van ten minste 1 uur met een voor het verzorgen van een BIR-opleiding bevoegde instructeur volbrengen.

    3)

    Voor elke tweede verlenging die daarop volgt, moet de houder van een BIR slagen voor een bekwaamheidsproef overeenkomstig punt 2, i), in een vleugelvliegtuig.

    4)

    Als een bestuurder ervoor kiest vroeger dan bepaald onder g), punt 2, i), te voldoen aan de verlengingseisen in dat punt, begint de nieuwe geldigheidsperiode vanaf de datum van de bekwaamheidsproef.

    5)

    Kandidaten die niet slagen voor de relevante onderdelen van een BIR-bekwaamheidsproef vóór de vervaldatum van de BIR, mogen de bevoegdheden van de BIR niet uitoefenen tot ze zijn geslaagd voor de bekwaamheidsproef.

    6)

    Indien een BIR is verlopen, moeten kandidaten om hun bevoegdheden te hernieuwen:

    i)

    indien nodig om het vereiste bekwaamheidsniveau te halen, een herhalingsopleiding voltooien bij een ATO of, indien de BIR drie jaar of minder is verlopen, bij een instructeur die bevoegd is voor het verzorgen van BIR-opleiding, en

    ii)

    slagen voor een bekwaamheidsproef in een vleugelvliegtuig.

    7)

    Voor een meermotorige BIR moeten de bekwaamheidsproef voor verlenging of hernieuwde afgifte en de onder g), punt 2, ii), voorgeschreven vliegopleiding in een meermotorig vleugelvliegtuig worden uitgevoerd.

    8)

    De bekwaamheidsproef voor verlenging of hernieuwde afgifte van een BIR kan worden gecombineerd met een bekwaamheidsproef voor de verlenging of hernieuwde afgifte van een klassebevoegdverklaring voor éénpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen waarin BIR-bevoegdheden mogen worden uitgeoefend overeenkomstig FCL.835, onder a), punt 1.

    h)

    Kandidaten voor een BIR die houder zijn van een PPL of CPL die conform bijlage I (deel‐FCL) afgegeven is, en van een geldige IR(A) die overeenkomstig de eisen van bijlage I bij het Verdrag van Chicago door een derde land afgegeven is, kunnen volledig worden vrijgesteld van de opleiding waar in punt c), punt 2, naar wordt verwezen. Voor het verkrijgen van de BIR moeten kandidaten:

    1)

    met goed gevolg de onder e) bedoelde vaardigheidstest hebben voltooid;

    2)

    tijdens de vaardigheidstest ten overstaan van de examinator mondeling aantonen dat zij een adequaat niveau van theoriekennis omtrent luchtvaartwetgeving, meteorologie en vluchtplanning en ‐prestaties hebben verworven, en

    3)

    ten minste 25 uur vliegervaring hebben onder IFR als PIC op vleugelvliegtuigen.

    i)

    De houder van een IR is volledig vrijgesteld van het vereiste onder c), punt 2.”.

    35)

    In FCL.915, onder c), wordt punt 1 wordt vervangen door:

    “c)

    Vrijstelling ten behoeve van verdere certificaten als instructeur en verlenging:

    1)

    Volledige vrijstelling van de instructietechnieken kan worden verleend aan:

    i)

    houders van een certificaat als instructeur die verdere certificaten als instructeur aanvragen, alsmede

    ii)

    kandidaten voor een certificaat als instructeur die reeds houder zijn van een certificaat van instructeur overeenkomstig bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie of bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie.”.

    36)

    FCL.905.FI wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt a) wordt vervangen door:

    “a)

    een PPL en een LAPL in de desbetreffende luchtvaartuigcategorie;”;

    b)

    punt b) wordt vervangen door:

    “b)

    klasse- en typebevoegdverklaringen voor éénpiloot-gecertificeerde luchtvaartuigen, uitgezonderd éénpiloot-gecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen;”;

    c)

    punt g) wordt vervangen door:

    “g)

    een bevoegdverklaring voor slepen of stuntvliegen, op voorwaarde dat de FI houder is van dergelijke bevoegdheden en de bekwaamheid tot het geven van instructie voor die bevoegdverklaring heeft aangetoond ten overstaan van een FI die is gekwalificeerd conform punt j);”;

    d)

    punt h) wordt vervangen door:

    “h)

    een BIR of een IR in de betreffende luchtvaartuigcategorie, voor zover de FI aan de volgende voorwaarden voldoet:

    1)

    hij heeft als leerling-piloot de IRI-opleidingscursus afgerond en is geslaagd voor de beoordeling van vakbekwaamheid voor het IRI-certificaat;

    2)

    hij voldoet aan FCL.915.CRI, onder a), FCL.930.CRI en FCL.935 in het geval van meermotorige vleugelvliegtuigen, en aan FCL.910.TRI, onder c), punt 1, en FCL.915.TRI, onder d), punt 2, in het geval van meermotorige helikopters;

    Als aanvulling op de voorwaarden 1 en 2:

    3)

    indien de FI tijdens een erkende opleidingscursus aan een ATO opleidingen verzorgt in FSTD’s of toezicht houdt op de SPIC-instructievluchten die onder IFR plaatsvinden, moet de FI ten minste 50 uur onder IFR hebben gevlogen na afgifte van de BIR of de IR, waarvan maximaal 10 uur simulatortijd in een FFS, een FTD 2/3 of een FNPT II mag zijn;

    4)

    indien de FI opleidingen verzorgt in een luchtvaartuig, moet hij ten minste 200 uur vliegtijd onder IFR hebben volbracht, waaronder ten hoogste 50 uur simulatortijd in een FFS, een FTD 2/3 of FNPT II.”;

    e)

    onder j) wordt punt 1 vervangen door:

    “1)

    zij ten minste 500 uur vlieginstructie in de betreffende luchtvaartuigcategorie hebben volbracht,”.

    37)

    FCL.910.FI wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt a) wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    punt 1 wordt vervangen door:

    “1)

    afgifte van de PPL en LAPL;”;

    ii)

    punt 3 wordt vervangen door:

    “3)

    voor klasse- en typebevoegdverklaringen voor éénpiloot-gecertificeerde eenmotorige luchtvaartuigen, uitgezonderd éénpiloot-gecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen;”;

    b)

    onder c) wordt punt 3 vervangen door:

    “3)

    voor de FI(As), 15 uur of 50 starts als vlieginstructie over de volledige opleidingssyllabus voor de afgifte van een PPL(As).”.

    38)

    In FCL.915.FI worden punten e) en f) geschrapt.

    39)

    In FCL.930.FI wordt punt b) als volgt gewijzigd:

    a)

    punt 2 wordt vervangen door:

    “2)

    ten minste 100 uur theorieonderwijs, met inbegrip van voortgangstests;”;

    b)

    punt 3 wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    punt ii) wordt vervangen door:

    “ii)

    in geval van een FI(As), ten minste 20 uur vlieginstructie, waarvan 15 uur dubbelbesturingsonderricht.”;

    ii)

    punten iii), iv) en v) worden geschrapt;

    c)

    punt 4 wordt vervangen door:

    “4)

    Kandidaten voor een FI-certificaat in een andere luchtvaartuigcategorie die houder zijn of zijn geweest van een FI(A), (H) of (As), krijgen 55 uur vrijstelling met betrekking tot de eis onder b), punt 2.”.

    40)

    In FCL.940.FI wordt punt a) als volgt gewijzigd:

    a)

    punt 1, i), A, wordt vervangen door:

    “A)

    in het geval van een FI(A) en een FI(H), ten minste 50 uur vlieginstructie in de betreffende luchtvaartuigcategorie als FI’s, TRI’s, CRI’s, IRI’s, MI’s of examinatoren. Als de bevoegdheden om instructie te geven voor de BIR en de IR moeten worden verlengd, moeten 10 van deze 50 uur vlieginstructie zijn voor een BIR of een IR en volbracht zijn in de twaalf maanden voorafgaand aan de vervaldatum van het FI-certificaat;”;

    b)

    punt 1, i), C en D, worden geschrapt;

    c)

    punt 2 wordt vervangen door:

    “2)

    Voor ten minste om de andere verlenging die daarop volgt in het geval van een FI(A) of FI(H), of elke derde verlenging in het geval van een FI(As), moeten houders van het desbetreffende FI-certificaat slagen voor een beoordeling van de vakbekwaamheid in overeenstemming met FCL.935.”.

    41)

    In FCL.905.TRI wordt punt a) vervangen door:

    “a)

    de verlenging en hernieuwde afgifte van een IR, op voorwaarde dat de TRI houder is van een geldige IR;”.

    42)

    In FCL.905.IRI wordt punt a) vervangen door:

    “a)

    De bevoegdheden van IRI’s zijn het geven van instructie voor de afgifte, verlenging en hernieuwde afgifte van een BIR en een IR in de desbetreffende luchtvaartuigcategorie.”.

    43)

    FCL.915.IRI wordt vervangen door:

    FCL.915.IRI

    Kandidaten voor een IRI-certificaat moeten:

    a)

    in het geval van een IRI(A):

    1)

    om opleidingen te verzorgen in FSTD’s tijdens een erkende opleidingscursus aan een ATO, ten minste 200 uur hebben gevlogen onder IFR na de afgifte van de BIR of de IR, waarvan ten minste 50 uur in vleugelvliegtuigen;

    2)

    om opleidingen te verzorgen in een vleugelvliegtuig, ten minste 800 uur hebben gevlogen onder IFR, waarvan ten minste 400 uur in vleugelvliegtuigen;

    3)

    om een aanvraag in te dienen voor een IRI(A) voor meermotorige vleugelvliegtuigen, voldoen aan de eisen van FCL.915.CRI, onder a), FCL.930.CRI en FCL.935;

    b)

    voor een IRI(H):

    1)

    om opleidingen te verzorgen in FSTD’s tijdens een erkende opleidingscursus aan een ATO, ten minste 125 uur hebben gevlogen onder IFR na de afgifte van de IR, waarvan ten minste 65 uur instrumentvliegtijd in helikopters;

    2)

    om opleidingen te verzorgen in een helikopter, ten minste 500 uur hebben gevlogen onder IFR, waarvan ten minste 250 uur instrumentvliegtijd in helikopters, en

    3)

    om een aanvraag in te dienen voor een IRI(H) voor meermotorige helikopters, voldoen aan de eisen van FCL.905.FI, onder h), punt 2;

    c)

    kandidaten voor een IRI(As)-certificaat moeten ten minste 300 uur hebben gevlogen onder IFR, waarvan ten minste 100 uur instrumentvliegtijd in luchtschepen.”.

    44)

    In FCL.905.STI, onder a), wordt punt 2 vervangen door:

    “2)

    de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van een BIR en een IR en een klasse- of typebevoegdverklaring voor éénpiloot-gecertificeerde luchtvaartuigen, behalve voor complexe éénpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen.”.

    45)

    In FCL.1005.FE worden punten d) en e) geschrapt.

    46)

    In FCL.1005.TRE, onder a), wordt punt 2 vervangen door:

    “2)

    bekwaamheidsproeven voor de verlenging of hernieuwde afgifte van typebevoegdverklaringen en IR’s;”.

    47)

    in FCL.1005.CRE, onder b), wordt punt 4 vervangen door:

    “4)

    verlenging en hernieuwde afgifte van BIR’s, op voorwaarde dat de CRE het volgende heeft voltooid:

    i)

    1 500 vlieguren als bestuurder van vleugelvliegtuigen, en

    ii)

    450 uur vliegtijd onder IFR, en”.

    48)

    FCL.1005.IRE wordt vervangen door:

    FCL.1005.IRE IRE — Bevoegdheden

    Houders van een certificaat van examinator instrumentvliegen (IRE) zijn bevoegd tot het afnemen van vaardigheidstests voor de afgifte en bekwaamheidsproeven voor de verlenging of hernieuwde afgifte, van BIR’s of IR’s.”.

    49)

    In FCL.1010.SFE, onder a), worden punten 1 en 2 als volgt gewijzigd:

    “a)

    SFE(A)

    Kandidaten voor een SFE(A)-certificaat moeten voldoen aan alle volgende voorwaarden:

    1)

    in het geval van meerpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen:

    i)

    houder zijn of geweest zijn van een ATPL(A) en een typebevoegdverklaring;

    ii)

    een SFI(A)-certificaat voor het betreffende type vleugelvliegtuig, en

    iii)

    ten minste 1 500 uur vliegtijd hebben als bestuurder van meerpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen;

    2)

    in het geval van éénpiloot-gecertificeerde complexe vleugelvliegtuigen met groot prestatievermogen:

    i)

    houder zijn of geweest zijn van een CPL(A) of een ATPL(A) en een typebevoegdverklaring;

    ii)

    een SFI(A)-certificaat voor het betreffende type of de betreffende klasse vleugelvliegtuig, en

    iii)

    ten minste 500 uur hebben gevlogen als bestuurder van éénpiloot-gecertificeerde vleugelvliegtuigen;”.

    50)

    In FCL.1005.FIE wordt punt c) als volgt gewijzigd:

    “c)

    FIE(As). De bevoegdheden van een FIE voor luchtschepen omvatten het afnemen van beoordelingen van vakbekwaamheid voor de afgifte, verlenging of hernieuwde afgifte van certificaten als instructeur voor luchtschepen, op voorwaarde dat de FIE houder is van het betreffende certificaat van instructeur.”.

    51)

    In FCL.1010.FIE worden de punten d) en e) geschrapt.

    52)

    Aanhangsel 1 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt 1 wordt vervangen door:

    “1.

    LAPL en PPL”;

    b)

    de punten 1.1 en 1.2 worden vervangen door:

    “1.1.

    Voor de afgifte van een LAPL wordt de houder van een LAPL in een andere categorie van luchtvaartuigen volledig vrijgesteld ten behoeve van de eisen inzake theoriekennis van de algemene onderwerpen vastgelegd in FCL.120, onder a).

    1.2.

    Voor de afgifte van een LAPL of een PPL worden de houders van een PPL, CPL of ATPL in een andere luchtvaartuigcategorie vrijgesteld ten behoeve van de eisen inzake theoriekennis van de algemene onderwerpen vastgesteld in FCL.215, onder a). Deze vrijstelling geldt ook voor kandidaten voor een LAPL of een PPL die houders zijn van een BPL afgegeven overeenkomstig bijlage III (deel‐FCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie of een SPL afgegeven overeenkomstig bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie, met uitzondering van het onderwerp “navigatie”, waarvoor geen vrijstelling geldt.”;

    c)

    punt 1.2, onder a), wordt geschrapt;

    d)

    punt 1.3 wordt vervangen door:

    “1.3.

    Voor de afgifte van een PPL, wordt de houder van een LAPL in dezelfde categorie van luchtvaartuigen volledig vrijgesteld ten behoeve van de eisen inzake theorieonderwijs en de exameneisen.”;

    e)

    punt 1.4 wordt vervangen door:

    “1.4.

    In afwijking van punt 1.2 moet de houder van een SPL die overeenkomstig bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 is afgegeven met de bevoegdheden om met TMG’s te vliegen, voor de afgifte van een LAPL(A) aantonen dat hij over een passend niveau van theoriekennis beschikt voor de klasse eenmotorige zuigervliegtuigen (land), overeenkomstig FCL.135A, onder a), punt 2.”;

    f)

    punt 4.1 wordt vervangen door:

    “4.1.

    Kandidaten voor een IR of een BIR die zijn geslaagd voor de toepasselijke theorie-examens voor een CPL in dezelfde luchtvaartuigcategorie, worden vrijgesteld van de theorievereisten in de volgende onderwerpen:

    menselijke prestaties,

    meteorologie.”.

    53)

    Aanhangsel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in hoofdstuk A wordt de alinea die volgt op punt 9, onder f), punt 3, ii), vervangen door:

    “Kandidaten die houder zijn van een BIR of een opleidingsgetuigschrift voor de module elementair instrumentvliegen, krijgen voor de vereiste instrumentinstructietijd een vrijstelling tot hoogstens 10 uur. Uitgevoerde uren in een BITD tellen niet mee.”;

    b)

    in hoofdstuk C wordt de alinea die volgt op punt 8, onder e), punt 2, ii), vervangen door:

    “Kandidaten die houder zijn van een BIR of een opleidingsgetuigschrift voor de module elementair instrumentvliegen, krijgen voor de vereiste instrumentinstructietijd een vrijstelling tot hoogstens 10 uur. Uitgevoerde uren in een BITD tellen niet mee, en”:

    c)

    in hoofdstuk D, punt 8, wordt punt e) vervangen door:

    “e)

    10 uur instructie instrumentvliegen, waarvan hoogstens 5 uur simulatortijd mag zijn in een FNPT I, FTD 2, FNPT II of FFS. Kandidaten die houder zijn van een BIR of een opleidingsgetuigschrift voor de module elementair instrumentvliegen, krijgen voor de vereiste instrumentinstructietijd een vrijstelling tot hoogstens 10 uur. Uitgevoerde uren in een BITD tellen niet mee;”;

    d)

    in hoofdstuk E, punt 3, wordt punt a) vervangen door:

    “a)

    150 uur hebben gevlogen; waarvan 50 uur als PIC in vleugvliegtuigen met inbegrip van 10 uur overlandvluchten.

    Behalve voor de eis van 50 uur als PIC in vleugelvliegtuigen kunnen uren als PIC in andere categorieën luchtvaartuigen in de volgende gevallen worden meegerekend voor de 150 uur vliegtijd:

    1)

    20 uur in helikopters, als de kandidaten houder zijn van een PPL(H);

    2)

    50 uur in helikopters, als de kandidaten houder zijn van een CPL(H);

    3)

    10 uur in TMG’s of zweefvliegtuigen;

    4)

    20 uur in luchtschepen, als de kandidaten houder zijn van een PPL(As);

    5)

    50 uur in luchtschepen, als de kandidaten houder zijn van een CPL(As).”;

    e)

    in hoofdstuk E wordt punt 9 vervangen door:

    “9.

    Kandidaten die houder zijn van een geldige IR(A), worden vrijgesteld van het dubbelbesturingsonderricht in instrumentvliegen. Kandidaten die houder zijn van een geldige IR(H), mogen voor maximaal 5 uur worden vrijgesteld van het dubbelbesturingsonderricht in instrumentvliegen, op voorwaarde dat ten minste 5 uur dubbelbesturingsonderricht in instrumentvliegen in een vleugelvliegtuig wordt gegeven. Kandidaten die houder zijn van een BIR of een opleidingsgetuigschrift voor de module elementair instrumentvliegen, krijgen voor de vereiste instrumentinstructietijd een vrijstelling tot hoogstens 10 uur.”;

    f)

    in hoofdstuk E, punt 12, wordt punt c) vervangen door:

    “c)

    10 uur instructie instrumentvliegen, waarvan hoogstens 5 uur simulatortijd mag zijn in een FNPT I of FNPT II of FFS. Kandidaten die houder zijn van een BIR of een opleidingsgetuigschrift voor de module elementair instrumentvliegen, krijgen voor de vereiste instrumentinstructietijd een vrijstelling tot hoogstens 10 uur. Uitgevoerde uren in een BITD tellen niet mee;”.

    54)

    In aanhangsel 6 wordt hoofdstuk A als volgt gewijzigd:

    a)

    punt 2 wordt vervangen door:

    “2.

    Kandidaten voor een modulaire IR(A)-opleiding moeten houder zijn van een PPL(A) of een CPL(A). Kandidaten voor de module procedurevliegen op instrumenten, die niet in het bezit zijn van een CPL(A), moeten houder zijn van een BIR of van een opleidingsgetuigschrift voor de module elementair instrumentvliegen.”;

    b)

    punt 10.1 wordt vervangen door:

    “10.1.

    Houders van een CPL(A), van een BIR of van een opleidingsgetuigschrift voor de module elementair instrumentvliegen kunnen voor de in de punten 7 en 8 hierboven vereiste hoeveelheid opleiding, tot hoogstens 10 uur worden vrijgesteld”.

    55)

    In aanhangsel 6 wordt hoofdstuk Aa als volgt gewijzigd:

    a)

    de punten 9 en 10 worden hernummerd tot punten 11 en 12;

    b)

    de volgende punten 9 en 10 worden toegevoegd:

    “9.

    Kandidaten voor de op vakbekwaamheid gebaseerde modulaire IR(A) die houder zijn van een BIR in overeenstemming met FCL.835 en die ten minste 10 uur instrumentvliegtijd in opleiding aan een ATO hebben voltooid, kunnen een vrijstelling krijgen ten behoeve van de in punt 4 genoemde opleiding, op voorwaarde dat alle op vakbekwaamheid gebaseerde onderwerpen van de instrumentbevoegdverklaring in die BIR-opleiding zijn opgenomen en zijn beoordeeld door de ATO die de op vakbekwaamheid gebaseerde modulaire vliegopleiding verzorgt.

    10.

    Kandidaten voor de op vakbekwaamheid gebaseerde modulaire IR(A) die houder zijn van een BIR en ten minste 50 uur vliegervaring hebben onder IFR als PIC op vleugelvliegtuigen, moeten:

    a)

    bij een ATO:

    i)

    blijk hebben gegeven van een aanvaardbaar niveau van de theoriekennis inzake de op vakbekwaamheid gebaseerde bevoegdverklaring instrumentvliegen;

    ii)

    de geschikte vliegopleiding volgen voor het verlengen van IFR-bevoegdheden in overeenstemming met FCL.605.IR, onder a);

    b)

    na voltooiing van het bepaalde onder a):

    i)

    slagen voor de vaardigheidstest voor de IR(A) overeenkomstig aanhangsel 7;

    ii)

    tijdens de vaardigheidstest ten overstaan van de examinator mondeling aantonen dat zij een adequaat niveau van theoriekennis omtrent luchtvaartwetgeving, meteorologie en vluchtplanning en ‐prestaties hebben verworven.”.

    56)

    Aanhangsel 7 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de titel wordt vervangen door “BIR- en IR-vaardigheidstest”;

    b)

    punt 1 wordt vervangen door:

    “1.

    Kandidaten moeten instructie hebben genoten op hetzelfde type of dezelfde klasse luchtvaartuig dat bij de test zal worden gebruikt en dat naar behoren is uitgerust voor opleidings- en testdoeleinden.”;

    c)

    punt 9 wordt vervangen door:

    “9.

    Kandidaten delen de verrichte controles en werkzaamheden mee aan de examinator, daarbij inbegrepen de identificatie van radiofaciliteiten. Controles worden uitgevoerd overeenkomstig de geautoriseerde checklist voor het vliegtuig waarop de test wordt afgenomen. Tijdens de vluchtvoorbereiding voor de test moeten kandidaten de vermogensinstellingen en snelheden vaststellen. De kandidaten moeten de prestatiegegevens voor de start, nadering en landing berekenen conform het exploitatiehandboek of vlieghandboek voor het gebruikte luchtvaartuig.”;

    d)

    in punt 11 wordt aan het einde van de tabel voor “vleugelvliegtuigen” de tekst van voetnoot (+ +) vervangen door:

    “(++)

    Om PBN-bevoegdheden vast te stellen moet één nadering in hetzij sectie 4, hetzij sectie 5 een RNP APCH zijn. Wanneer een RNP APCH niet haalbaar is, moet de nadering worden uitgevoerd in een naar behoren uitgeruste FSTD.”;

    e)

    in punt 11 wordt aan het einde van de tabel voor “helikopters” de tekst van voetnoot (+) vervangen door:

    “(+)

    Om PBN-bevoegdheden vast te stellen, moet één nadering in hetzij sectie 4, hetzij sectie 5 een RNP APCH zijn. Wanneer een RNP APCH niet haalbaar is, moet de nadering worden uitgevoerd in een naar behoren uitgeruste FSTD.”.

    57)

    Fe titel van aanhangsel 9 wordt vervangen door “Opleiding, vaardigheidstest en bekwaamheidsproef voor MPL, ATPL, type- en klassebevoegdverklaringen en bekwaamheidsproef voor de BIR en IR”.

    58)

    Aanhangsel 9 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in punt 5 van deel B wordt punt 1 vervangen door:

    “1)

    Om PBN-bevoegdheden vast te stellen of in stand te houden, moet één nadering een RNP APCH zijn. Wanneer een RNP APCH niet haalbaar is, moet de nadering worden uitgevoerd in een naar behoren uitgeruste FSTD.

    In afwijking van bovenstaand punt, mogen de PBN-bevoegdheden van de piloot geen RNP APCH-oefeningen omvatten in gevallen waarin een bekwaamheidsproef voor de verlenging van PBN-bevoegdheden geen RNP APCH-oefening bevat. Deze beperking wordt opgeheven als de piloot een bekwaamheidsproef met inbegrip van een RNP APCH-oefening heeft afgelegd.”;

    b)

    in punt 6 van deel B wordt punt d) vervangen door:

    “d)

    Wanneer de letter “M” in de kolom voor de vaardigheidstest/bekwaamheidsproef staat, betekent dit dat het hier een verplichte oefening betreft of een keuze daar waar meer dan één oefening voorkomt.”;

    c)

    in punt 6 van deel B wordt punt j) vervangen door:

    “j)

    Om PBN-bevoegdheden vast te stellen of in stand te houden moet één nadering een RNP APCH zijn. Wanneer een RNP APCH niet haalbaar is, moet de nadering worden uitgevoerd in een naar behoren uitgeruste FSTD.

    In afwijking van bovenstaand punt, mogen de PBN-bevoegdheden van de piloot geen RNP APCH-oefeningen omvatten in gevallen waarin een bekwaamheidsproef voor de verlenging van PBN-bevoegdheden geen RNP APCH-oefening bevat. Deze beperking wordt opgeheven indien de piloot een bekwaamheidsproef met inbegrip van een RNP APCH-oefening heeft afgelegd.”;

    d)

    in punt 6 van deel B wordt in de tabel na punt j) de rij voor oefening 3.8.3.4 vervangen door:

    “3.8.3.4*

    Handmatig, met een motor gesimuleerd buiten werking tijdens de eindnadering, ofwel tot aan het landingsdoelpunt ofwel gedurende de volledige afgebroken-naderingsprocedure (voor zover van toepassing), beginnend:

    i)

    vóór het passeren van 1 000 voet boven het luchtvaartterrein, alsmede

    ii)

    na het passeren van 1 000 voet boven het luchtvaartterrein.

    In vleugelvliegtuigen die niet als transportvliegtuig (JAR/FAR 25) of als commutervliegtuig (SFAR 23) gecertificeerd zijn, moet de nadering met gesimuleerde motorstoring en de daaropvolgende doorstart worden begonnen in samenhang met de 2D-nadering, zoals bepaald in punt 3.8.4. De doorstart moet worden aangevangen bij het bereiken van de gepubliceerde hindernisvrije altitude/hoogte (OCH/A), echter niet na het bereiken van een MDH/A van 500 voet boven de baandrempelhoogte. In vleugelvliegtuigen met dezelfde prestatie als een transportvliegtuig betreffende startmassa en luchtdichtheidshoogte kan de instructeur de motorstoring simuleren conform oefening 3.8.3.4.

    P --->

    --->

     

    M”

     

    e)

    in punt 6 van deel B wordt in de tabel na punt j) de rij voor oefening 3.8.3.5 geschrapt;

    f)

    in deel C wordt het volgende punt 8a) ingevoegd:

    “8a)

    Om PBN-bevoegdheden vast te stellen of in stand te houden, moet één nadering een RNP APCH zijn. Wanneer een RNP APCH niet haalbaar is, moet de nadering worden uitgevoerd in een naar behoren uitgeruste FSTD.

    In afwijking van bovenstaand punt, mogen de PBN-bevoegdheden van de piloot geen RNP APCH-oefeningen omvatten in gevallen waarin een bekwaamheidsproef voor de verlenging van PBN-bevoegdheden geen RNP APCH-oefening bevat. Deze beperking wordt opgeheven indien de piloot een bekwaamheidsproef met inbegrip van een RNP APCH-oefening heeft afgelegd.”.


    BIJLAGE II

    MED.A.030 in bijlage IV (deel‐MED) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    Punt c) wordt vervangen door:

    “c)

    Voor het uitoefenen van de bevoegdheden van:

    1)

    een bewijs van bevoegdheid voor het besturen van lichte vliegtuigen (LAPL), een bewijs van bevoegdheid als bestuurder van luchtballonnen (BPL), afgegeven in overeenstemming met bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie, of een bewijs van bevoegdheid als zweefvlieger (SPL), afgegeven in overeenstemming met bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie, moet de piloot minstens houder zijn van een geldig medisch certificaat voor LAPL;

    2)

    een bewijs van bevoegdheid als privépiloot (PPL) moet de piloot minstens houder zijn van een geldig medisch certificaat van klasse 2;

    3)

    een BPL met betrekking op:

    i)

    commerciële ballonvluchten met passagiers moet de bestuurder minstens houder zijn van een geldig medisch certificaat van klasse 2;

    ii)

    commerciële exploitatie anders dan commerciële ballonvluchten met passagiers met meer dan vier personen aan boord van het luchtvaartuig moet de bestuurder minstens houder zijn van een geldig medisch certificaat van klasse 2;

    4)

    een SPL met betrekking op andere dan de in artikel 3, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie gespecificeerde commerciële vluchtuitvoeringen met zweefvliegtuigen moet de piloot minstens houder zijn van een geldig medisch certificaat van klasse 2;

    5)

    een bewijs van bevoegdheid als beroepspiloot (CPL), meerpiloot (MPL) of verkeerspiloot (ATPL) moet de piloot houder zijn van een geldig medisch certificaat van klasse 1.”.

    b)

    Punt e) wordt vervangen door:

    “e)

    Indien aan een PPL een bevoegdverklaring voor instrumentvliegen of basisinstrumentvliegen wordt toegevoegd, moet de houder van het bewijs van bevoegdheid audiometrische onderzoeken met zuivere tonen ondergaan in overeenstemming met de periodiciteit en de norm die voorgeschreven is voor houders van medische certificaten van klasse 1.”.


    BIJLAGE III

    Bijlage VI (deel‐ARA) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    In ARA.GEN.220 wordt punt b) vervangen door:

    “b)

    De bevoegde autoriteit stelt een lijst op van alle organisatiecertificaten, FSTD-kwalificatiecertificaten en bewijzen van bevoegdheid voor personeel, certificaten en attesten die zij heeft afgegeven, DTO-verklaringen die zij heeft ontvangen en DTO-opleidingsprogramma’s die zij op overeenstemming met bijlage I (deel‐FCL), bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie of bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie heeft getoetst of heeft goedgekeurd, en actualiseert die lijst.”.

    2)

    ARA.GEN.350 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de inleidende zin van punt d bis) wordt vervangen door:

    “d bis)

    In afwijking van het bepaalde onder a) tot en met d) dient de bevoegde autoriteit, als zij bij het toezicht of op enige andere wijze bewijzen vindt waaruit blijkt dat de essentiële eisen van bijlage IV bij Verordening (EU) 2018/1139, de eisen van bijlage I (deel‐FCL) en bijlage VIII (deel‐DTO) bij deze verordening of de eisen van bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie en bijlage III (deel‐SFCL) van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie niet door een DTO worden nageleefd:”;

    b)

    punt e) wordt vervangen door:

    “e)

    Indien de autoriteit van een lidstaat die handelt overeenkomstig ARA.GEN.300, onder d), vaststelt dat de essentiële eisen van bijlage IV bij Verordening (EU) 2018/1139, de eisen van bijlage I (deel‐FCL), bijlage VII (deel‐ORA) en bijlage VIII (deel‐DTO) bij deze verordening, of de eisen van bijlage III (deel‐BFCL) van Verordening (EU) 2018/395 en bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie niet worden nageleefd door een organisatie die werd gecertificeerd door of die een verklaring heeft afgelegd aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat of het Agentschap, dient zij, onverminderd aanvullende handhavingsmaatregelen, die bevoegde autoriteit in kennis te stellen van die niet-naleving.”.

    3)

    In ARA.GEN.360 wordt punt a) vervangen door:

    “a)

    Bij ontvangst van een verzoek van een houder van een bewijs van bevoegdheid om van bevoegde autoriteit te veranderen als gespecificeerd in FCL.015, onder e), van bijlage I (deel‐FCL), BFCL.015, onder te, van bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie of SFCL.015, onder f), van bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie vraagt de ontvangende bevoegde autoriteit aan de bevoegde autoriteit van de houder van het bewijs van bevoegdheid om onverwijld al het volgende te verstrekken:

    1)

    een controle van het bewijs van bevoegdheid;

    2)

    afschriften van de medische gegevens van de houder van het bewijs van bevoegdheid die door die bevoegde autoriteit worden bijgehouden overeenkomstig ARA.GEN.220 en ARA.MED.150. De medische gegevens worden overgedragen overeenkomstig MED.A.015 van bijlage IV (deel‐MED) en omvatten een samenvatting van de relevante medische geschiedenis van de aanvrager, geverifieerd en ondertekend door de medische beoordelaar.”.

    4)

    Aan ARA.FCL.200 wordt het volgende punt e) toegevoegd:

    “e)

    Instructeurs voor FI(B)- of FI(S)-certificaten: De bevoegde autoriteit stelt passende procedures op voor de uitvoering van de oefenvluchten onder toezicht als bepaald in:

    1)

    BFCL.315, onder a), punt 5, ii), en BFCL.360, onder a), punt 2, van bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie, en

    2)

    SFCL.315, onder a), punt 7, ii), en SFCL.360, onder a), punt 2, van bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie;”.

    5)

    In ARA.FCL.250, onder a), wordt punt 3 vervangen door:

    “3)

    de houder van het bewijs van bevoegdheid voldoet niet langer aan de toepasselijke eisen van bijlage I (deel‐FCL), bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie of bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie;”.

    6)

    In ARA.FCL.300 wordt punt a) vervangen door:

    “a)

    De bevoegde autoriteit dient de nodige regelingen en procedures in te voeren om aanvragers in staat te stellen theorie-examens af te leggen overeenkomstig de toepasselijke eisen van bijlage I (deel‐FCL), bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie of bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie.”.

    7)

    Na ARO.ATO.105 wordt het volgende punt ARA.ATO.110 ingevoegd:

    ARA.ATO.110 Goedkeuring van minimumuitrustingslijsten

    Wanneer de bevoegde autoriteit een aanvraag ontvangt voor goedkeuring van een minimumuitrustingslijst als bedoeld in ORO.MLR.105 van bijlage III (deel‐ORO) en NCC.GEN.101 van bijlage VI (deel‐NCC) bij Verordening (EU) nr. 965/2012, handelt zij overeenkomstig ARO.OPS.205 van bijlage II (deel‐ARO) van die verordening.”.

    8)

    In ARA.DTO.100 wordt punt b) vervangen door:

    “b)

    Als de vereiste informatie ontbreekt of als de verklaring informatie bevat waaruit blijkt dat de essentiële eisen van bijlage IV bij Verordening (EU) 2018/1139, de eisen van bijlage I (deel‐FCL) en bijlage VIII (deel‐DTO) bij deze verordening, of de eisen van bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie en bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie niet worden nageleefd, treedt de bevoegde autoriteit op overeenkomstig ARA.GEN.350, onder d bis).”.

    9)

    In ARA.DTO.110 wordt punt a) vervangen door:

    “a)

    Als de bevoegde autoriteit overeenkomstig DTO.GEN.115, onder c), van bijlage VIII (deel‐DTO) de opleidingsprogramma’s van een DTO heeft ontvangen of in kennis is gesteld van een wijziging daarvan, of overeenkomstig DTO.GEN.230, onder c), van die bijlage een aanvraag heeft ontvangen voor de goedkeuring van ingediende opleidingsprogramma’s, controleert zij of die opleidingsprogramma’s in overeenstemming zijn met de eisen van bijlage I (deel‐FCL), bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie en bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie, waar van toepassing;”.

    10)

    Aanhangsel I wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    de inleidende zin na de titel “Bewijs van bevoegdheid voor cockpitbemanning” wordt vervangen door:

    “Het door een lidstaat overeenkomstig bijlage I (deel‐FCL), bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie en bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie afgegeven bewijs van bevoegdheid voor cockpitbemanning moet in overeenstemming zijn met de volgende specificaties:”;

    b)

    onder a), punt 1, wordt punt III vervangen door:

    “III)

    serienummer van het bewijs van bevoegdheid, te beginnen met de VN-landcode van de staat die het bewijs van bevoegdheid afgeeft, gevolgd door “FCL”, “BFCL” of “SFCL” naargelang welke van toepassing is, en een code bestaande uit Arabische cijfers en/of Latijnse letters;”;

    c)

    onder a), punt 2, wordt punt XII vervangen door:

    “XII)

    bevoegdverklaringen, certificaten en in het geval van luchtballonen en zweefvliegtuigen, bevoegdheden: klassecertificaten, typecertificaten, certificaten van instructeur enz., met vervaldatum, naargelang welke van toepassing is. Bevoegdheden inzake radiotelefonie (R/T) mogen op het bewijs van bevoegdheid of op een afzonderlijk certificaat worden vermeld;”;

    d)

    het model na punt c) met de titel “Schutblad” (EASA-formulier 141 uitgave 2) wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de zin “Afgegeven overeenkomstig deel‐FCL” wordt vervangen door:

    “Afgegeven overeenkomstig deel‐FCL/ deel‐BFCL/ deel‐SFCL (termen die niet van toepassing zijn moeten worden verwijderd)”;

    ii)

    de zin “Dit bewijs van bevoegdheid voldoet aan de ICAO-normen, met uitzondering van de LAPL-rechten en de EIR-rechten” wordt vervangen door:

    “Dit bewijs van bevoegdheid voldoet aan de ICAO-normen, met uitzondering van de LAPL-bevoegdheden en de BIR-bevoegdheden of wanneer het samengaat met een medisch certificaat voor LAPL”;

    e)

    in het model na de titel “Bladzijde 2” wordt de zin “Het serienummer van het bewijs van bevoegdheid moet altijd beginnen met de VN-landcode van de staat die het bewijs van bevoegdheid afgeeft, gevolgd door “FCL.”” (opmerking houdt verband met veld III — Nummer van het bewijs van bevoegdheid) vervangen door:

    “Het serienummer van het bewijs van bevoegdheid moet altijd beginnen met de VN-landcode van de staat die het bewijs van bevoegdheid afgeeft, gevolgd door “FCL“, “BFCL” of “SFCL”, afhankelijk van wat van toepassing is.”;

    f)

    het model na de titel “Bladzijde 3” wordt als volgt gewijzigd:

    i)

    de zin “Afkortingen worden gebruikt zoals in deel‐FCL (bv. PPL(H), ATPL(A) enz.)” (tekst houdt verband met veld II — Benaming van het bewijs van bevoegdheid, datum van eerste afgifte en landcode) wordt vervangen door:

    “Afkortingen worden gebruikt zoals die in deel‐FCL (bv. PPL(H), ATPL(A) enz.), deel‐BFCL en deel‐SFCL”;

    ii)

    na de zinsnede “In het geval van LAPL: LAPL niet afgegeven overeenkomstig ICAO-normen” (tekst houdt verband met veld XIII — Opmerkingen) wordt de volgende tekst toegevoegd:

    “In het geval van SPL, met uitzondering van de in artikel 3 ter, punt 2, onder b), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie bedoelde gevallen: Bevoegdheden voor stuntvliegen en wolkenvluchten met zweefvliegtuigen en voor lanceringsmethoden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig SFCL.155, SFCL.200 en SFCL.215 van bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie, afhankelijk van welke van toepassing is.”.

    11)

    Aanhangsel III wordt vervangen door:

    CERTIFICAAT VOOR ERKENDE OPLEIDINGSORGANISATIES (ATO’s)

    Europese Unie (*)

    Bevoegde autoriteit

    CERTIFICAAT VAN ERKENDE OPLEIDINGSORGANISATIE

    [NUMMER/REFERENTIE CERTIFICAAT]

    Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie [en Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie/Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie (AANPASSEN AAN WELKE VAN TOEPASSING IS)] en onder de hieronder vermelde voorwaarden, verklaart de [bevoegde autoriteit] hierbij dat:

    [NAAM OPLEIDINGSORGANISATIE]

    [ADRES OPLEIDINGSORGANISATIE]

    als opleidingsorganisatie is gecertificeerd overeenkomstig deel‐ORA met het recht om deel‐FCL-opleidingscursussen te verzorgen, met inbegrip van het gebruik van FSTD’s als bedoeld in de bijgevoegde erkenning voor opleidingscursussen/deel‐BFCL-opleidingscursussen/deel‐SFCL-opleidingscursussen [AANPASSEN AAN WELKE VAN TOEPASSING IS].

    VOORWAARDEN:

    Dit certificaat is beperkt tot de bevoegdheden en het toepassingsgebied van opleidingscursussen, met inbegrip van het gebruik van FSTD’s als bedoeld in de bijgevoegde erkenning voor opleidingscursussen.

    Dit certificaat is geldig zolang de erkende organisatie voldoet aan het bepaalde in deel‐ORA, deel‐FCL, deel‐BFCL, deel‐SFCL [AANPASSEN AAN WAT VAN TOEPASSING IS] en in andere geldende voorschriften.

    Mits aan de voornoemde voorwaarden is voldaan, blijft dit certificaat geldig tenzij hiervan afstand is gedaan, of het is vervangen, beperkt, geschorst of ingetrokken.

    Datum van afgifte:

    Handtekening:

    [Bevoegde autoriteit]

    (*)

    “Europese Unie” schrappen voor niet-EU-lidstaten

    EASA-formulier 143 uitgave 2 — bladzijde 1 van 2

    CERTIFICAAT VAN ERKENDE OPLEIDINGSORGANISATIE

    ERKENNING VOOR OPLEIDINGSCURSUSSEN

    Aanhangsel bij ATO-certificaat nummer:

    [NUMMER/REFERENTIE CERTIFICAAT]

    [NAAM OPLEIDINGSORGANISATIE]

    heeft de bevoegdheid verkregen om de volgende deel‐FCL-/deel‐BFCL/deel‐SFCL-opleidingscursussen [AANPASSEN AAN WELKE VAN TOEPASSING IS] te verzorgen en te geven en om gebruik te maken van de volgende FSTD’s:

    Opleidingscursus

    Gebruikte FSTD(“s), inclusief lettercode (1)

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Deze erkenning voor opleidingscursussen is geldig zolang:

    a)

    de ATO geen afstand heeft gedaan van het ATO-certificaat, of dit is vervangen, beperkt, geschorst of ingetrokken, en

    b)

    alle vluchtuitvoeringen plaatsvinden in overeenstemming met deel‐ORA, deel‐FCL, deel‐BFCL, deel‐SFCL [AANPASSEN AAN WELK VAN TOEPASSING IS], andere geldende voorschriften en, indien van toepassing, met de procedures die zijn vastgelegd in de documentatie van de organisatie zoals voorgeschreven in deel‐ORA.

    Datum van afgifte:

    Handtekening: [Bevoegde autoriteit]

    Voor de lidstaat/het EASA

    EASA-formulier 143 uitgave 2 — bladzijde 2 van 2”.

    12)

    Aanhangsel VIII wordt vervangen door:

    Goedkeuring van het opleidingsprogramma

    van een gedeclareerde opleidingsorganisatie (DTO)

    Europese Unie (*)

    Bevoegde autoriteit

    Afgevende instantie:

    Naam van de DTO:

    DTO-referentienummer:

     

    Goedgekeurd(e) opleidingsprogramma(“s):

    Standaardisatie examinator — FE(S), FE(B) (**)

    Herhalingsseminar examinator — FE(S), FE(B) (**)

    Referentie van het document:

    Opmerkingen:

    Het (de) bovengenoemde opleidingsprogramma(“s) is (zijn) gecontroleerd door de bovengenoemde bevoegde autoriteit en conform de eisen van bijlage I (deel‐FCL) van Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie, bijlage III (deel‐BFCL) van Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie en bijlage III (deel‐SFCL) van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie bevonden.

    Datum van afgifte:

    Handtekening: [bevoegde autoriteit]

    (*)

    “Europese Unie”schrappen voor niet-EU-lidstaten.

    (**)

    Aanpassen naargelang het geval.

    EASA-formulier XXX uitgave 2 — Bladzijde 1/1”.


    (1)  Zoals aangegeven in het kwalificatiecertificaat.


    BIJLAGE IV

    Bijlage VII (deel‐ORA) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    ORA.ATO.110 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    onder b) wordt punt 1 vervangen door:

    “1)

    ervoor zorgen dat de aangeboden opleiding in overeenstemming is met bijlage I (deel‐FCL), bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie, bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie, naargelang welke van toepassing is, en, wat opleidingen voor testvliegen betreft, dat de desbetreffende eisen van bijlage I (deel‐21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 en het opleidingsprogramma werden vastgesteld;”;

    b)

    punt d) wordt vervangen door:

    “d)

    Vlieginstructeurs en instructeurs vluchtnabootsing moeten in het bezit zijn van de door bijlage I (deel‐FCL), bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie en bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie voorgeschreven kwalificaties voor het gegeven type van de opleiding.”.

    2)

    In ORA.ATO.125 wordt punt b) vervangen door:

    “b)

    Het opleidingsprogramma dient te voldoen aan de eisen van bijlage I (deel‐FCL), bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie, bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976, naargelang het geval, en, wat opleidingen voor testvliegen betreft, aan de ter zake geldende eisen van bijlage I (deel‐21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.”.


    BIJLAGE V

    Bijlage VIII (deel‐DTO) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    DTO.GEN.110 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    onder a) worden punten 3 en 4 vervangen door:

    “3)

    voor zweefvliegtuigen, overeenkomstig de eisen van bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie:

    a)

    theorieonderwijs voor de SPL;

    b)

    vlieginstructie voor de SPL;

    c)

    opleiding voor de uitbreiding van bevoegdheden naar zweefvliegtuigen of TMG’s overeenkomstig SFCL.150;

    d)

    opleiding voor aanvullende lanceringsmethoden overeenkomstig SFCL.155;

    e)

    opleiding voor aanvullende bevoegdverklaringen en bevoegdheden: bevoegdheden voor kunstvliegen en geavanceerd kunstvliegen, bevoegdverklaring voor het slepen van zweefvliegtuigen en banners, bevoegdverklaring voor nachtvliegen met TMG’s en bevoegdheden voor wolkenvluchten met zweefvliegtuigen;

    f)

    opleiding voor het certificaat als vlieginstructeur voor zweefvliegtuigen (FI (S));

    g)

    FI(S)-herhalingscursus;

    4)

    voor luchtballonen, overeenkomstig de eisen van bijlage III (deel‐BFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie:

    a)

    theorieonderwijs voor de BPL;

    b)

    vlieginstructie voor de BPL;

    c)

    opleiding voor klasse- of groepuitbreiding overeenkomstig BFCL.150;

    d)

    opleiding voor aanvullende bevoegdverklaringen: bevoegdverklaring voor verankerde heteluchtballonvluchten, nachtvliegen en commerciële vluchtuitvoeringen;

    g)

    opleiding voor het certificaat als vlieginstructeur voor luchtballonen (FI (B));

    h)

    FI(B)-herhalingscursus;”;

    b)

    punt b) wordt vervangen door:

    “b)

    Een DTO is gerechtigd om ook de in BFCL.430 en BFCL.460, onder b), punt 1, van bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie genoemde standaardisatiecursussen voor examinator voor FE(B) en de in SFCL.430 en SFCL.460, onder b), punt 1, van bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie genoemde standaardisatiecursussen voor examinator voor FE(S) te verstrekken, op voorwaarde dat die DTO overeenkomstig DTO.GEN.115 een verklaring heeft ingediend en de bevoegde autoriteit het opleidingsprogramma overeenkomstig DTO.GEN.230, onder c), heeft goedgekeurd.”.

    2)

    In DTO.GEN.115, onder a), wordt punt 8 vervangen door:

    “8)

    een verklaring waarin wordt bevestigd dat de DTO voldoet en gedurende alle opleidingsactiviteiten waarop de verklaring betrekking heeft, zal blijven voldoen aan de essentiële vereisten van bijlage IV bij Verordening (EU) 2018/1139, aan de vereisten van bijlage I (deel‐FCL) en bijlage VIII (deel‐DTO) bij deze Verordening en aan de vereisten van bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie en bijlage III (deel‐SFCL) van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie.”.

    3)

    DTO.GEN.210 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    onder a), punt 2, wordt punt i) vervangen door:

    “i)

    de conformiteit van de verstrekte opleiding met de vereisten van bijlage I (deel‐FCL), bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie en bijlage III (deel‐SFCL) van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie en het opleidingsprogramma van de DTO;”;

    b)

    punt e) wordt vervangen door:

    “e)

    Vlieginstructeurs en instructeurs vluchtnabootsing moeten beschikken over de volgens bijlage I (deel‐FCL), bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie en bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie vereiste kwalificaties voor het type opleiding dat wordt gegeven.”.

    4)

    DTO.GEN.230 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt b) wordt vervangen door:

    “b)

    De opleidingsprogramma’s moeten voldoen aan de eisen van bijlage I (deel‐FCL), bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie en bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie, naargelang het geval.”;

    b)

    punt c) wordt vervangen door:

    “c)

    Een DTO is alleen gerechtigd om de in DTO.GEN.110, onder b), genoemde opleiding te verstrekken wanneer de bevoegde autoriteit voor haar opleidingsprogramma voor die opleiding en de eventuele wijzigingen daarvan, na aanvraag door de DTO, een goedkeuring heeft afgegeven overeenkomstig ARA.DTO.110, waarin wordt bevestigd dat het opleidingsprogramma en de eventuele wijzigingen daarvan voldoen aan de eisen van bijlage I (deel‐FCL), bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie en bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie, naargelang het geval. Een DTO dient een dergelijke goedkeuring aan te vragen door indiening van haar verklaring overeenkomstig DTO.GEN.115.”.

    5)

    In aanhangsel 1 wordt deel 9 van het verklaringsformulier vervangen door:

    “9.

    Verklaring

    De DTO heeft een veiligheidsbeleid opgesteld overeenkomstig bijlage VIII (deel‐DTO) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie en met name DTO.GEN.210, onder a), punt 1, ii), en past dat beleid toe tijdens alle opleidingsactiviteiten waarop de verklaring betrekking heeft.

    De DTO voldoet en zal tijdens alle opleidingsactiviteiten waarop de verklaring betrekking heeft, blijven voldoen aan de essentiële eisen van bijlage IV bij Verordening (EU) 2018/1139 en de vereisten van bijlage I (deel‐FCL) en bijlage VIII (deel‐DTO) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 van de Commissie en de vereisten van bijlage III (deel‐BFCL) bij Verordening (EU) 2018/395 van de Commissie en bijlage III (deel‐SFCL) bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie.

    Wij bevestigen dat alle informatie in deze verklaring, met inbegrip van de bijlagen (indien van toepassing), volledig en correct is.

    Naam, datum en handtekening van de vertegenwoordiger van de DTO.

    Naam, datum en handtekening van het hoofd opleiding van de DTO”


    Top