EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019R2155

Verordening (EU) 2019/2155 van de Europese Centrale Bank van 5 december 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1163/2014 betreffende een vergoeding voor toezicht (ECB/2019/37)

PB L 327 van 17.12.2019, p. 70–74 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 17/12/2019

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2019/2155/oj

17.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 327/70


VERORDENING (EU) 2019/2155 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 5 december 2019

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1163/2014 betreffende een vergoeding voor toezicht (ECB/2019/37)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), en met name artikel 4, lid 3, tweede alinea, artikel 30 en artikel 33, lid 2, tweede alinea,

Gezien de publieksraadpleging en analyse die overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 zijn uitgevoerd,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1163/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/41) (2) voorziet in de berekening van het totale aan onder toezicht staande entiteiten en onder toezicht staande groepen aan te rekenen bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht; de berekeningsmethodologie en -criteria van het door elke onder toezicht staande entiteit en onder toezicht staande groep te dragen bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht en de procedure voor inning van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht door de ECB.

(2)

Artikel 17, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) schrijft voor dat de de ECB die verordening vóór 2017 evalueert, met name aangaande de methodologie en de berekeningscriteria van de jaarlijkse aan iedere onder toezicht staande entiteit en onder toezicht staande groep aan te rekenen vergoeding voor toezicht.

(3)

Op 2 juni 2017 lanceerde de ECB een openbare raadpleging om de meningen van belanghebbende partijen te vragen met het oog op het beoordelen van eventuele verbeteringen in Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41). De publieksraadpleging werd op 20 juli 2017 afgesloten.

(4)

Rekening houdend met de ontvangen reacties heeft de ECB Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) geëvalueerd en is tot de conclusie gekomen dat de verordening dient te worden gewijzigd.

(5)

De ECB heeft in het bijzonder besloten om niet langer voorschotten op de jaarlijkse vergoeding voor toezicht te verlangen. De vergoeding moet alleen worden aangerekend aan het einde van de betrokken vergoedingsperiode, nadat de werkelijke jaarlijkse kosten zijn vastgesteld. De referentiedatum voor de vergoedingsfactoren dient als algemene regel 31 december van de voorafgaande vergoedingsperiode te blijven, teneinde voldoende tijd te bieden voor de validatie van de vergoedingsperiode.

(6)

Voor de grote meerderheid van schuldenaren van de vergoeding ontvangt de ECB de informatie over de totale activa en het totaal van de risicoposten reeds op grond van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie (3) en Verordening (EU) 2015/534 van de Europese Centrale Bank (ECB/2015/13) (4). Deze informatie is gemakkelijk beschikbaar voor het berekenen van de jaarlijkse vergoeding. De specifieke verzameling van vergoedingsfactoren voor zulke schuldenaren dient daarom te worden beëindigd.

(7)

Voorts heeft de ECB besloten om de te betalen vergoeding voor toezicht voor minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen met totale activa ten belope van 1 miljard EUR of lager te verlagen. Te dien einde moet de minimumvergoedingscomponent voor deze onder toezicht staande entiteiten en onder toezicht staande groepen worden gehalveerd.

(8)

Daarnaast laat de ervaring die sinds 2014 is opgedaan met de toepassing van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41), zien dat een aantal verduidelijkingen en technische wijzigingen in deze verordening passend zijn.

(9)

Het is noodzakelijk om overgangsmaatregelen te treffen ten aanzien van de vergoedingsperiode 2020, aangezien dat jaar de eerste vergoedingsperiode betreft waarvoor de ECB niet langer een voorschot van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht verlangt. Deze verordening dient daarom begin 2020 in werking te treden.

(10)

Daarom dient Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 9 wordt geschrapt;

b)

de punten 12 en 13 worden vervangen door:

“12.

“totale activa”:

a)

voor een onder toezicht staande groep, het totale bedrag van activa zoals bepaald overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17), exclusief de activa van in niet-deelnemende lidstaten en in derde landen gevestigde dochterondernemingen, tenzij een onder toezicht staande groep anders beslist op grond van artikel 10, lid 3, onder c);

b)

voor een vergoeding betalend bijkantoor, de totale waarde van activa zoals gerapporteerd voor prudentiële doeleinden. Waar de totale waarde van activa niet moet worden gerapporteerd voor prudentiële doeleinden, verwijst de totale activa naar de totale waarde van de activa zoals vastgesteld op basis van de gecontroleerde jaarrekening die is opgesteld in overeenstemming met internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS), zoals van toepassing krachtens Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (*1) en, indien die jaarrekeningen niet beschikbaar zijn, op basis van de jaarrekeningen die zijn opgesteld in overeenstemming met het toepasselijke nationale jaarrekeningenrecht. Voor een vergoeding betalende bijkantoren die geen jaarrekeningen opstellen, verwijst de totale activa naar de totale waarde van activa zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 51, lid 5, van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17);

c)

voor twee of meer een vergoeding betalende bijkantoren die overeenkomstig artikel 3, lid 3, als één bijkantoor worden beschouwd, de som van de totale waarde van activa zoals bepaald voor elk desbetreffend een vergoeding betalend bijkantoor;

d)

in alle andere gevallen, de totale waarde van activa zoals bepaald in overeenstemming met artikel 51 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17).

13.

“het totaal van de risicoposten”:

a)

voor een onder toezicht staande groep, het bedrag als berekend op het hoogste consolidatieniveau binnen de deelnemende lidstaten overeenkomstig artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*2), met uitzondering van het bedrag van de risicoposten van in niet-deelnemende lidstaten en in derde landen gevestigde dochterondernemingen, tenzij een onder toezicht staande groep anders beslist op grond van artikel 10, lid 3, onder c);

b)

voor een vergoeding betalend bijkantoor en twee of meer een vergoeding betalende bijkantoren die overeenkomstig artikel 3, lid 3, als één bijkantoor worden beschouwd, nul;

c)

in alle andere gevallen, het bedrag als berekend overeenkomstig artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

(*1)  Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1)."

(*2)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).”."

2)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt punt c) vervangen door:

“c)

wordt bepaald overeenkomstig de bepalingen van lid 2, in geval van een groep van een vergoeding betalende entiteiten.”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.

Onverminderd de regelingen met betrekking tot de toerekening van kosten binnen een groep van een vergoeding betalende entiteiten wordt een groep van een vergoeding betalende entiteiten behandeld als één eenheid. Iedere groep van een vergoeding betalende entiteiten wijst voor de hele groep een schuldenaar van de vergoeding aan en stelt de ECB in kennis van de identiteit van deze schuldenaar van de vergoeding. De schuldenaar van de vergoeding is gevestigd in een deelnemende lidstaat. Die kennisgeving wordt slechts als geldig beschouwd indien:

a)

deze de namen vermeldt van de groep die de kennisgeving bestrijkt;

b)

deze is ondertekend door de schuldenaar van de vergoeding namens alle onder toezicht staande entiteiten van de groep;

c)

deze de ECB uiterlijk 30 september van ieder jaar bereikt, opdat daarmee rekening kan worden gehouden voor de uitreiking van de vergoedingskennisgeving voor de volgende vergoedingsperiode.

Indien meer dan één kennisgeving per groep van een vergoeding betalende entiteiten de ECB tijdig bereikt, telt de laatste kennisgeving die de ECB uiterlijk op 30 september heeft ontvangen. Als de onder toezicht staande entiteit een onderdeel wordt van de onder toezicht staande groep nadat de ECB een geldige kennisgeving van de schuldenaar van de vergoeding heeft ontvangen, zal de kennisgeving worden beschouwd ook namens de onder toezicht staande entiteit te zijn ondertekend, tenzij de ECB anderszins schriftelijk wordt ingelicht.”.

3)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 2 wordt de derde zin geschrapt;

b)

het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

“4.

Binnen vier maanden na afloop van iedere vergoedingsperiode wordt het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor elke categorie van onder toezicht staande entiteiten of onder toezicht staande groepen voor die vergoedingsperiode op de website van de ECB bekendgemaakt.”.

4)

Artikel 6 wordt geschrapt;

5)

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

Nieuwe onder toezicht staande entiteiten, entiteiten die niet langer onder toezicht staan of statuswijziging”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.

Indien, gevolg gevend aan een daartoe strekkend ECB-besluit, de ECB rechtstreeks toezicht op een onder toezicht staande entiteit of een onder toezicht staande groep op zich neemt overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17), of rechtstreeks toezicht door de ECB op een onder toezicht staande groep eindigt overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17), wordt de jaarlijkse vergoeding voor toezicht berekend op basis van het aantal maanden gedurende welke de onder toezicht staande entiteit of de onder toezicht staande groep onder rechtstreeks of zijdelings toezicht van de ECB stond op de laatste dag van de maand.”.

6)

Artikel 9 wordt geschrapt.

7)

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 3 wordt punt a) vervangen door:

“a)

De vergoedingsfactoren voor de vaststelling van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht met betrekking tot iedere onder toezicht staande entiteit of onder toezicht staande groep worden gevormd door het bedrag op de referentiedatum van:

i)

totale activa, en

ii)

het totaal van de risicoposten.”;

b)

in lid 3 wordt punt b) geschrapt en worden de volgende punten b bis), b ter), b quater) en b quinquies) ingevoegd:

“b bis)

De vergoedingsfactoren worden vastgesteld voor elke vergoedingsperiode op basis van gegevens die onder toezicht staande entiteiten hebben gerapporteerd met als referentiedatum 31 december van de voorgaande vergoedingsperiode.

b ter)

Indien een onder toezicht staande entiteit haar jaarrekening, met inbegrip van de geconsolideerde jaarrekening, opstelt op basis van een boekjaar dat afwijkt van het kalenderjaar, wordt de referentiedatum voor de totale activa vastgesteld op het boekhoudkundige jaarultimo dat overeenkomt met de voorgaande vergoedingsperiode.

b quater)

Indien een onder toezicht staande entiteit of onder toezicht staande groep is opgericht na de relevante referentiedatum vermeld in punten b bis) of b ter), maar voor 1 oktober van de vergoedingsperiode waarvoor de vergoeding is vastgesteld en bijgevolg geen vergoedingsfactoren met die referentiedatum bestaan, wordt de referentiedatum voor de vergoedingsfactoren vastgesteld op het einde van het kwartaal dat het dichtst bij de relevante referentiedatum vermeld in punten b bis) of b ter) ligt.

b quinquies)

Voor de onder toezicht staande entiteiten of onder toezicht staande groepen die niet onderworpen zijn aan de verplichte rapportage voor prudentiële doeleinden of onder toezicht staande groepen die activa en/of het bedrag van de risicoposten van in niet-deelnemende lidstaten en in derde landen gevestigde dochterondernemingen uitsluiten overeenkomstig punt c), worden de vergoedingsfactoren vastgesteld op basis van de informatie die door hen apart wordt gerapporteerd ten behoeve van de berekening van de vergoeding voor toezicht. De vergoedingsfactoren worden bij de betrokken NBA ingediend met de relevante referentiedatum zoals vastgelegd in punten b bis), b ter) of b quater), zulks overeenkomstig een ECB-besluit”;

c)

in lid 3 wordt punt c) vervangen door:

“c)

Ten behoeve van de berekening van vergoedingsfactoren dienen onder toezicht staande groepen doorgaans activa en/of het bedrag van de risicoposten van in niet-deelnemende lidstaten en in derde landen gevestigde dochterondernemingen uit te sluiten. Onder toezicht staande groepen kunnen beslissen dergelijke activa en/of het bedrag van de risicoposten niet uit te sluiten ten behoeve van de berekening van vergoedingsfactoren.”;

d)

lid 4 wordt vervangen door:

“4)

De som van de totale activa van alle schuldenaren van de vergoeding en de som van het totaal van de risicoposten van alle schuldenaren van de vergoeding worden op de ECB-website bekendgemaakt.”;

e)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.

Indien een schuldenaar van een vergoeding de vergoedingsfactoren niet aanlevert, bepaalt de ECB de vergoedingsfactoren overeenkomstig een ECB-besluit.”;

f)

in lid 6 wordt punt b) vervangen door:

“b)

De minimumvergoedingscomponent wordt berekend als een vast percentage van het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor iedere categorie onder toezicht staande entiteiten en onder toezicht staande groepen, zoals bepaald overeenkomstig artikel 8.”;

i)

Voor de categorie belangrijke onder toezicht staande entiteiten en onder toezicht staande groepen is het vaste percentage 10 %. Dit bedrag wordt gelijkelijk verdeeld over alle schuldenaren van de vergoeding. Voor belangrijke onder toezicht staande entiteiten en belangrijke onder toezicht staande groepen met totale activa ten belope van 10 miljard EUR of lager wordt de minimumvergoedingscomponent gehalveerd.

ii)

Voor de categorie minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen is het vaste percentage 10 %. Dit bedrag wordt gelijkelijk verdeeld over alle schuldenaren van de vergoeding. Voor minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen met totale activa ten belope van 1 miljard EUR of lager wordt de minimumvergoedingscomponent gehalveerd.”;

g)

in lid 6, onder c), worden de woorden “de artikelen 8 en 9” vervangen door “artikel 8”;

h)

in lid 6 wordt de laatste alinea als volgt vervangen:

De ECB bepaalt de door iedere schuldenaar van de vergoeding te betalen jaarlijkse vergoeding voor toezicht op basis van de conform dit lid uitgevoerde berekening en de op basis van dit artikel vastgestelde vergoedingsfactoren. De jaarlijkse te betalen vergoeding voor toezicht wordt aan de schuldenaar van de vergoeding bekendgemaakt middels de vergoedingskennisgeving.”.

8)

Artikel 12, lid 1 wordt als volgt vervangen:

“1.

De ECB reikt jaarlijks ten aanzien van iedere schuldenaar van de vergoeding een vergoedingskennisgeving uit binnen zes maanden na de aanvang van de volgende vergoedingsperiode.”.

9)

In artikel 13, lid 1, wordt de tweede zin geschrapt.

10)

Artikel 16 wordt geschrapt.

11)

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

“Verslaglegging”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.

Binnen vier maanden na het begin van de vergoedingsperiode wordt het geschatte bedrag van de jaarlijkse kosten voor die vergoedingsperiode op de ECB-website bekendgemaakt.”.

12)

Het volgende artikel 17 bis wordt ingevoegd:

Artikel 17 bis

Overgangsregelingen voor de vergoedingsperiode 2020

1.   De door iedere onder toezicht staande entiteit en onder toezicht staande groep verschuldigde jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor de vergoedingsperiode 2020 wordt gespecificeerd in de vergoedingskennisgeving die in 2021 wordt uitgereikt aan de betrokken schuldenaar van de vergoeding.

2.   Overschotten of tekorten van de vergoedingsperiode 2019 die die zijn vastgesteld door de werkelijke jaarlijkse kosten die gemaakt zijn ten aanzien van de deze vergoedingsperiode af te trekken van de geraamde jaarlijkse kosten voor deze periode, worden in aanmerking genomen om de jaarlijkse kosten voor de vergoedingsperiode 2020 vast te stellen.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat, overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Frankfurt am Main, 5 december 2019.

Voor de Raad van bestuur van de ECB

De president van de ECB

Christine LAGARDE


(1)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

(2)  Verordening (EU) nr. 1163/2014 van de Europese Centrale Bank van 22 oktober 2014 betreffende een vergoeding voor toezicht (ECB/2014/41) (PB L 311 van 31.10.2014, blz. 23).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie van 16 april 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor wat betreft de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit door instellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 191 van 28.6.2014, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2015/534 van de Europese Centrale Bank van 17 maart 2015 betreffende rapportage van financiële toezichtinformatie (ECB/2015/13) (PB L 86 van 31.3.2015, blz. 13).


Top