EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32017R0390

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/390 van de Commissie van 11 november 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende technische reguleringsnormen voor bepaalde prudentiële vereisten voor centrale effectenbewaarinstellingen en aangewezen kredietinstellingen die bancaire nevendiensten verrichten (Voor de EER relevante tekst. )

C/2016/7158

PB L 65 van 10.3.2017, p. 9–43 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 10/03/2017

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2017/390/oj

10.3.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 65/9


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/390 VAN DE COMMISSIE

van 11 november 2016

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende technische reguleringsnormen voor bepaalde prudentiële vereisten voor centrale effectenbewaarinstellingen en aangewezen kredietinstellingen die bancaire nevendiensten verrichten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie en betreffende de centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (1), en met name artikel 47, lid 3, derde alinea, artikel 54, lid 8, derde alinea en artikel 59, lid 5, derde alinea, daarvan,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) nr. 909/2014 worden prudentiële vereisten vastgesteld voor centrale effectenbewaarinstellingen (CSD's) om ervoor te zorgen dat zij betrouwbaar en solide zijn en te allen tijde voldoen aan de kapitaalvereisten. Deze kapitaalvereisten zorgen ervoor dat een CSD te allen tijde voldoende kapitaal heeft in vergelijking met de risico's waaraan zij is blootgesteld en dat zij in staat is haar activiteiten op ordentelijke wijze af te bouwen of te herstructureren indien nodig.

(2)

Gezien het feit dat de bepalingen van Verordening (EU) nr. 909/2014 betreffende krediet- en liquiditeitsrisico's van CSD's en aangewezen kredietinstellingen expliciet vereisen dat hun interne regels en procedures hen in staat stellen om blootstellingen en liquiditeitsbehoeften te bewaken, te meten en te beheren, niet alleen met betrekking tot individuele deelnemers, maar ook met betrekking tot deelnemers die deel uitmaken van dezelfde groep en die een tegenpartij zijn van de CSD, moeten zulke bepalingen ook van toepassing zijn op concerns die bestaan uit een moederonderneming en haar dochtermaatschappijen.

(3)

Voor de toepassing van deze verordening is rekening gehouden met de relevante aanbevelingen uit Principles for Financial Market Infrastructures, uitgebracht door het Comité voor Betalings- en Vereveningssystemen en de Internationale Organisatie van Effectentoezichthouders („CPSS-IOSCO Principles”) (2). Er is eveneens rekening gehouden met de behandeling van het kapitaal van kredietinstellingen op grond van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3), gezien het feit dat CSD's tot op zekere hoogte blootgesteld worden aan risico's die vergelijkbaar zijn met de risico's waaraan kredietinstellingen onderhevig zijn.

(4)

Het is passend dat de definitie van kapitaal in deze verordening een afspiegeling is van de definitie vastgelegd in Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (4) („EMIR”). Deze definitie is de meest geschikte met betrekking tot de reglementaire vereisten, gezien het feit dat de definitie van kapitaal in Verordening (EU) nr. 648/2012 speciaal was ontworpen voor marktinfrastructuren. CSD's met een vergunning voor het verlenen van bancaire nevendiensten op grond van Verordening (EU) nr. 909/2014 dienen te voldoen aan de kapitaalvereisten op grond van deze verordening en tegelijkertijd aan de eigenvermogensvereisten op grond van Verordening (EU) nr. 575/2013. Zij dienen te voldoen aan de eigenvermogensvereisten vastgelegd in Verordening (EU) nr. 575/2013 met instrumenten die voldoen aan de voorwaarden van die verordening. Om tegenstrijdige of redundante vereisten te voorkomen en gezien het feit dat de methoden die gebruikt worden voor het berekenen van de bijkomende kapitaalopslag voor CSD's op grond van Verordening (EU) nr. 909/2014 sterk gerelateerd zijn aan die vastgelegd in Verordening (EU) nr. 575/2013, moet het CSD's die bancaire nevendiensten verrichten toegestaan zijn te voldoen aan de extra kapitaalvereisten van deze verordening met dezelfde instrumenten die voldoen aan de vereisten die zijn vastgelegd in ofwel Verordening (EU) nr. 575/2013, ofwel Verordening (EU) nr. 909/2014.

(5)

Om ervoor te zorgen dat een CSD, indien vereist, in staat is haar activiteiten te herstructureren of op een ordentelijke wijze af te bouwen, dient zij kapitaal aan te houden dat samen met ingehouden winsten en reserves toereikend is, te allen tijde, om de operationele kosten te dekken gedurende de tijd die zij nodig heeft om haar kritieke bedrijfsactiviteiten te reorganiseren, inclusief door te herkapitaliseren, het management te vervangen, haar bedrijfsstrategieën te herzien, haar kosten- of vergoedingsstructuren te herzien en de door haar aangeboden diensten te herstructureren. Gezien het feit dat een CSD tijdens het afbouwen of herstructureren van haar bedrijfsactiviteiten haar gebruikelijke activiteiten nog steeds dient uit te voeren en ook al kunnen de feitelijke uitgaven tijdens het afbouwen of het herstructureren van de bedrijfsactiviteiten van een CSD, vanwege de kosten van het afbouwen of herstructureren significant hoger zijn dan de bruto jaarlijkse operationele kosten, moet het gebruik van de bruto jaarlijkse operationele kosten als benchmark voor het berekenen van het vereiste kapitaal een goede benadering zijn van de feitelijke uitgaven tijdens het afbouwen of herstructureren van de bedrijfsactiviteiten van een CSD.

(6)

Net als in artikel 36, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 575/2013, op grond waarvan instellingen geacht worden verliezen voor het lopende boekjaar af te trekken van het tier 1-kernkapitaal, moet de rol van de netto-inkomsten bij het dekken of absorberen van de risico's die voortkomen uit nadelige veranderingen in de bedrijfsomstandigheden, ook in deze verordening in aanmerking worden genomen. Daarom geldt alleen in het geval dat de netto-inkomsten ontoereikend zijn om verliezen te dekken als gevolg van de verwezenlijking van bedrijfsrisico's, dat deze verliezen door eigen vermogen dienen te worden gedekt. Verwachte cijfers voor het lopende jaar om rekening te houden met nieuwe omstandigheden moeten eveneens in aanmerking worden genomen indien gegevens van het voorgaande jaar niet beschikbaar zijn, zoals in het geval van recent opgerichte CSD's. In overeenstemming met vergelijkbare bepalingen in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 152/2013 van de Commissie (5), moeten CSD's een minimum aan prudentieel kapitaal aanhouden voor bedrijfsrisico's om een minimale prudentiële behandeling te garanderen.

(7)

In overeenstemming met de CPSS-IOSCO-principes kunnen de kosten van de afschrijvingen van materiële en immateriële activa afgetrokken worden van de bruto operationele kosten bij de berekening van de kapitaalvereisten. Aangezien deze kosten geen feitelijke kasstromen genereren die moeten worden gedekt door kapitaal, moeten zulke aftrekposten worden toegepast op de kapitaalvereisten voor bedrijfsrisico's en de kapitaalvereisten voor het dekken van de kosten van het afbouwen of herstructureren.

(8)

Aangezien de tijd die noodzakelijk is voor het op ordentelijke wijze afbouwen of herstructureren strikt afhangt van de door de individuele CSD aangeboden diensten en van de marktomgeving waarin zij opereert en in het bijzonder van de mogelijkheid dat een andere CSD een deel of het geheel van haar diensten over kan nemen, dient het aantal maanden dat vereist is voor het herstructureren of afbouwen van haar activiteiten gebaseerd te worden op de eigen schatting van de CSD. Echter, deze tijdspanne mag niet korter zijn dan het minimaal aantal maanden vereist voor het herstructureren of afbouwen zoals bepaald in artikel 47 van Verordening (EU) nr. 909/2014 om een prudent niveau van kapitaalvereisten te garanderen.

(9)

Een CSD moet scenario's ontwerpen voor het herstructureren of afbouwen van haar activiteiten die zijn aangepast aan haar businessmodel. Echter, om een geharmoniseerde toepassing van de vereisten voor het herstructureren of afbouwen binnen de Unie te verkrijgen en om ervoor te zorgen dat aan de vanuit prudentieel oogpunt deugdelijke vereisten wordt voldaan, dient de vrijheid bij het ontwerpen van zulke scenario's te worden ingeperkt door welomschreven criteria.

(10)

Verordening (EU) nr. 575/2013 is de relevante benchmark voor het vaststellen van de kapitaalvereisten voor CSD's. Teneinde overeenstemming met die verordening te verzekeren, dient men de methoden voor het berekenen van het operationeel risico die hierin vastgelegd zijn, eveneens op te vatten als een manier om de wettelijke risico's te dekken in het kader van deze verordening.

(11)

Indien sprake is van nalatigheid bij de veilige bewaring van effecten ten dienste van een deelnemer, resulteert deze nalatigheid ofwel in een kostenpost voor de deelnemer, ofwel in een kostenpost voor de CSD die geconfronteerd wordt met juridische claims. Derhalve wordt er bij het instellen van de regels voor het berekenen van de kapitaalbasis voor operationeel risico reeds rekening gehouden met het bewaarnemingsrisico. Om dezelfde redenen moet het bewaarnemingsrisico voor effecten die gehouden worden door een koppeling met een andere CSD niet onderworpen worden aan een extra wettelijk verplichte kapitaaldekking, maar worden beschouwd als onderdeel van de kapitaalbasis voor operationeel risico. Evenzo moet het bewaarnemingsrisico van een CSD met betrekking tot eigen activa gehouden door een bewaarnemende bank of andere CSD's, niet dubbel geteld worden en moet hiervoor geen extra kapitaalbasis vereist worden.

(12)

Een CSD kan ook te maken krijgen met beleggingsrisico's met betrekking tot de activa die zij bezit of de beleggingen die zij doet met gebruikmaking van zekerheden, deposito's van deelnemers, leningen aan de deelnemers of elke andere blootstelling onder de toegestane bancaire nevendiensten. Het beleggingsrisico is het risico op verlies waar een CSD mee geconfronteerd wordt wanneer zij haar eigen middelen of die van haar deelnemers belegt, zoals zekerheden. De bepalingen vervat in Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (6), Verordening(EU) nr. 575/2013 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 152/2013 zijn de passende benchmark voor het meten van kapitaalvereisten voor het dekken van kredietrisico's, kredietrisico's van tegenpartijen en marktrisico's die kunnen voortkomen uit de beleggingen van een CSD.

(13)

Gezien de aard van de activiteiten van CSD's loopt een CSD bedrijfsrisico's als gevolg van potentiële veranderingen in algemene bedrijfsomstandigheden die mogelijk afbreuk doen aan haar financiële positie als gevolg van een daling van haar opbrengsten of een stijging van haar kosten, resulterend in een verlies dat met haar kapitaal moet worden gedekt. Gezien het feit dat het niveau van het bedrijfsrisico sterk afhangt van de individuele situatie van een CSD en veroorzaakt kan worden door verschillende factoren, moeten de kapitaalvereisten van deze verordening gebaseerd worden op de eigen schatting van de CSD, en moet de methodologie die door de CSD gebruikt wordt voor deze schatting in verhouding staan tot de omvang en de complexiteit van haar activiteiten. Een CSD moet haar eigen schatting maken van het kapitaal dat vereist is voor het dekken van het bedrijfsrisico voor een scala aan stressscenario's, om de risico's te dekken die de methodologie gebruikt voor het operationeel risico nog niet omvat. Om een prudent niveau van kapitaalvereisten voor het bedrijfsrisico te waarborgen bij een berekening op basis van zelfontworpen scenario's, dient een minimumkapitaal ingevoerd te worden in de vorm van een prudentiële vloer. Het minimumniveau van het vereist kapitaal voor het bedrijfsrisico moet worden afgestemd op vergelijkbare vereisten voor andere marktinfrastructuren in gerelateerde handelingen van de Unie, zoals de gedelegeerde verordening van de Commissie betreffende kapitaalvereisten voor centrale tegenpartijen (hierna „CTP's” genoemd).

(14)

De bijkomende kapitaalopslag voor risico's gerelateerd aan bancaire nevendiensten moet alle risico's dekken gerelateerd aan het verstrekken van intraday-krediet aan deelnemers of andere CSD-gebruikers. Ingeval overnight- of langere kredietblootstellingen voortkomen uit het verstrekken van intraday-krediet, dienen de overeenkomstige risico's te worden gemeten en behandeld door gebruikmaking van de methoden die reeds zijn vastgesteld in deel drie, titel II, hoofdstuk 2, voor de standaardbenadering, en hoofdstuk 3, voor de interneratingbenadering (IRB-benadering), van Verordening (EU) nr. 575/2013, aangezien in die verordening prudentiële regels worden gegeven voor het meten van kredietrisico als gevolg van overnight- of langere kredietblootstellingen. Intraday-kredietrisico's vragen echter om een speciale behandeling aangezien de methodologie voor het meten ervan niet expliciet is vastgelegd in Verordening (EU) nr. 575/2013 of andere toepasselijke wetgeving van de Unie. Dientengevolge moet de methodologie die het intraday-kredietrisico specifiek behandelt voldoende risicogevoelig zijn om rekening te houden met de kwaliteit van de zekerheid, de kredietbeoordeling van de deelnemers en de feitelijk waargenomen intraday-blootstellingen. Tegelijkertijd moet de methodologie de juiste stimulansen geven aan de aanbieders van bancaire nevendiensten, inclusief de stimulans om zekerheid te innen van de hoogst mogelijke kwaliteit en kredietwaardige tegenpartijen te kiezen. Ook al hebben aanbieders van bancaire nevendiensten de verplichting het niveau en de waarde van zekerheden en waarderingscorrecties naar behoren te beoordelen en te testen, dan nog moet de methodologie die gebruikt wordt om de bijkomende kapitaalopslag te bepalen voor intraday-kredietrisico's voldoende kapitaal incalculeren en verschaffen voor het geval waarin een plotselinge daling van de waarde van de zekerheid de schattingen overstijgt en resulteert in gedeeltelijk niet door zekerheid gedekte resterende kredietblootstellingen.

(15)

Bij het berekenen van de kapitaalopslag voor risico's als gevolg van het aanbieden van bancaire nevendiensten, dient men rekening te houden met informatie uit het verleden betreffende intraday-kredietblootstellingen. Dientengevolge, om deze kapitaalopslag te kunnen berekenen, moeten entiteiten die bancaire nevendiensten aanbieden aan gebruikers van CSD-diensten, overeenkomstig artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 909/2014 (hierna „CSD-bancaire dienstverleners” genoemd), de gegevens betreffende hun intraday-kredietblootstellingen over een periode van minimaal een jaar registreren. Anders zijn zij niet in staat de relevante blootstellingen te identificeren waarop de berekening is gebaseerd. Derhalve moeten CSD-bancaire dienstverleners pas verplicht worden te voldoen aan de eigenvermogensvereiste in verband met de kapitaalopslag als zij in staat zijn alle noodzakelijke informatie te verzamelen voor het berekenen van de opslag.

(16)

Krachtens artikel 54, lid 8, van Verordening (EU) nr. 909/2014 dient men regels in te stellen voor het bepalen van de bijkomende kapitaalopslag bedoeld in artikel 54, lid 3, onder d) en artikel 54, lid 4, onder e), van die verordening. Voorts geldt krachtens artikel 54 van die verordening dat de extra opslag het intraday-kredietrisico dient te weerspiegelen dat voortvloeit uit de activiteiten bedoeld in deel C van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 909/2014, met name het verstrekken van intraday-krediet aan deelnemers in een effectenafwikkelingssysteem of andere gebruikers van CSD-diensten. Derhalve moet de intraday-kredietrisicoblootstelling ook het verlies omvatten dat een CSD-bancaire dienstverlener lijdt als een geldnemende deelnemer in gebreke blijft.

(17)

Krachtens artikel 59, lid 3, onder d), van Verordening (EU) nr. 909/2014, betreffende het kredietrisico van een CSD-bancaire dienstverlener, is het verzamelen van „zeer liquide zekerheden met een minimaal krediet- en marktrisico” vereist. Krachtens artikel 59, lid 4, onder d), van Verordening (EU) nr. 909/2014, betreffende het liquiditeitsrisico van een CSD-bancaire dienstverlener, is de beschikbaarheid van „gekwalificeerde liquide middelen” vereist. Een van deze gekwalificeerde liquide middelen is de „zeer liquide zekerheid”. Terwijl het begrijpelijk is dat de terminologie die wordt gebruikt in beide gevallen verschillend is, gezien het feit dat de betrokken risico's verschillend van aard zijn en het feit dat zij corresponderen met verschillende concepten in de regulering van krediet- en liquiditeitsrisico, hebben beide gevallen betrekking op een vergelijkbaar hoge kwaliteit van aanbieders of activa. Derhalve zou het passend zijn te vereisen dat zekerheden of liquide middelen in de vorm van zekerheid aan dezelfde voorwaarden voldoen alvorens toegelaten te worden tot de, respectievelijk „zeer liquide zekerheid met een minimaal krediet- en marktrisico”-categorie, of de „gekwalificeerde liquide middelen”-categorie.

(18)

Krachtens artikel 59, lid 3, onder d), van Verordening (EU) nr. 909/2014 dient een CSD-bancaire dienstverlener zeer liquide zekerheden te accepteren met een minimaal krediet- en marktrisico om het bijbehorende kredietrisico te beheren. Hierin wordt eveneens toegestaan dat in specifieke situaties, niet alleen zeer liquide zekerheden met een minimaal krediet- en marktrisico worden gebruikt, maar ook andere typen zekerheid met toepassing van een passende waarderingscorrectie. Om dit te vergemakkelijken, dient een duidelijke hiërarchie van de kwaliteit van zekerheden vastgesteld te worden om te kunnen bepalen welke zekerheid geaccepteerd wordt als volledige dekking van kredietrisicoblootstellingen, welke zekerheid geaccepteerd wordt als liquide middel en voor welke zekerheid, ofschoon zij acceptabel is voor het beperken van het kredietrisico, gekwalificeerde bronnen van liquiditeit vereist zijn. Zekerheidsverschaffers dienen niet belet te worden zekerheden vrijelijk te substitueren afhankelijk van de beschikbaarheid van middelen of hun asset-liability-managementstrategieën. Aldus moeten de gebruikelijke praktijken met betrekking tot zekerheden, zoals het gebruikmaken van pandrekeningen van deelnemers, waarbij de deelnemer zijn zekerheid op zijn pandrekeningen stort om kredietblootstellingen volledig te dekken, worden toegestaan voor het substitueren van zekerheden, zolang de kwaliteit en de liquiditeit van de zekerheid bewaakt worden en voldoen aan de vereisten van deze verordening. Onder dergelijke pandrekeningregelingen wordt de zekerheid door de deelnemer op zijn pandrekeningen gestort om kredietblootstellingen volledig te dekken. Bovendien moet een CSD-bancaire dienstverlener zekerheden accepteren met inachtneming van de gespecificeerde hiërarchie, maar mag hij, indien nodig, de geaccepteerde zekerheid op de meest efficiënte wijze te gelde maken, wanneer een deelnemer in gebreke blijft. Echter, vanuit een prudentieel oogpunt moet een CSD-bancaire dienstverlener in staat zijn de beschikbaarheid, de kwaliteit en de liquiditeit van zekerheden voortdurend te bewaken om de kredietblootstellingen volledig te dekken. De CSD-bancaire dienstverlener dient ook afspraken te hebben gemaakt met de geldnemende deelnemers om ervoor te zorgen dat alle vereisten van deze verordening met betrekking tot zekerheden te allen tijde worden nageleefd.

(19)

Om het intraday-kredietrisico te meten, dienen CSD-bancaire dienstverleners in staat te zijn de maximale blootstellingen voor die dag in te schatten. Dit vraagt niet om de voorspelling van een exact getal, maar om het voorspellen van trends in die intraday-blootstellingen. Dit wordt tevens ondersteund door de verwijzing naar „het voorspellen van maximale blootstellingen” in de normen van het Bazels Comité voor bankentoezicht (7).

(20)

In titel II van deel drie van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden de risicogewichten bepaald die moeten worden toegepast op de kredietblootstellingen ten opzichte van de Europese Centrale Bank en andere vrijgestelde entiteiten. Bij het vaststellen van kredietrisico's voor regelgevingsdoeleinden, worden deze risicogewichten over het algemeen beschouwd als de best beschikbare referentiepunten. Derhalve kan dezelfde methodologie worden gevolgd voor intraday-kredietblootstellingen. Echter, om ervoor te zorgen dat het concept achter deze benadering deugdelijk is, dient er enige correctie te worden toegepast, in het bijzonder wat betreft de berekeningen die gedaan worden aan de hand van het kader voor kredietrisico's in deel drie, titel II, hoofdstuk 2, voor de standaardbenadering, en hoofdstuk 3 voor de IRB-benadering, van Verordening (EU) nr. 575/2013, en moeten de intraday-blootstellingen worden opgevat als blootstellingen aan het einde van de werkdag, aangezien dit de aanname is die in die verordening wordt gedaan.

(21)

Overeenkomstig artikel 59, lid 5, van Verordening (EU) nr. 909/2014, waarin expliciet wordt verwezen naar artikel 46, lid 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012, dienen bankgaranties of kredietbrieven, in voorkomende gevallen, afgestemd te worden op de CPSS-IOSCO-principes en te voldoen aan vergelijkbare vereisten als die vastgelegd in Verordening (EU) nr. 648/2012. Hieronder valt tevens het vereiste dat bankgaranties en kredietbrieven volledig met zekerheid worden gedekt door de garantieverleners. Echter, om de efficiëntie van de effectenafwikkeling binnen de Unie te waarborgen, moeten, wanneer bankgaranties of kredietbrieven worden gebruikt in verband met kredietblootstellingen die kunnen voortkomen uit interoperabele CSD-koppelingen, passende alternatieve methoden van risicobeperking in overweging genomen mogen worden, zolang zij een minstens even grote mate van dekking bieden als de bepalingen vastgelegd in Verordening (EU) nr. 648/2012. Deze speciale behandeling dient alleen te worden toegepast bij bankgaranties of kredietbrieven die een interoperabele CSD-koppeling beschermen en moeten uitsluitend de kredietblootstelling tussen de twee gekoppelde CSD's dekken. Aangezien de bankgarantie of de kredietbrief niet-in gebreke blijvende CSD's beschermt tegen kredietverliezen, moeten de liquiditeitsbehoeften van de niet-in gebreke blijvende CSD's eveneens worden behandeld door ofwel het tijdig voldoen door de garantieverlener aan diens verplichtingen, of anders door het aanhouden van gekwalificeerde liquide middelen.

(22)

Krachtens artikel 59, lid 4, onder d), van Verordening (EU) nr. 909/2014 dienen CSD-bancaire dienstverleners liquiditeitsrisico's te beperken met gekwalificeerde liquide middelen in elke valuta. Dientengevolge kunnen niet-gekwalificeerde liquide middelen niet worden gebruikt om aan de in dat artikel vervatte vereisten te voldoen. Desondanks kunnen in het dagelijkse liquiditeitenbeheer niet-gekwalificeerde liquide middelen, zoals valutaswaps, naast gekwalificeerde liquide middelen gebruikt worden. Dit is ook in overeenstemming met de in de CPSS-IOSCO-principes weergegeven internationale normen. Niet-gekwalificeerde liquide middelen moeten daarom voor dat doeleinde worden gemeten en bewaakt.

(23)

Liquiditeitsrisico's kunnen voortkomen uit elk van de bancaire nevendiensten die door de CSD worden geleverd. In het kader van het liquiditeitsrisicobeheer, dienen de risico's als gevolg van de verschillende bancaire nevendiensten, inclusief effectenuitleen, geïdentificeerd te worden en dient het beheer van deze risico's als adequaat aangemerkt te worden.

(24)

Om aan alle liquiditeitsbehoeften te voldoen, inclusief de intraday-liquiditeitsbehoeften van een CSD-bancaire dienstverlener, dient binnen het kader van het liquiditeitenrisicobeheer van de CSD's erop toegezien te worden dat de betalings- en afwikkelingsverplichtingen, inclusief de intraday-verplichtingen, in alle afwikkelingsvaluta van het door een CSD geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem worden nagekomen op de vervaldatum.

(25)

Gezien het feit dat alle liquiditeitsrisico's, behalve het intraday-risico, al geregeld worden in Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013, dient deze verordening zich te richten op de intraday-risico's.

(26)

Gezien het feit dat CSD-bancaire dienstverleners systemisch relevante marktinfrastructuren zijn, is het van essentieel belang dat een CSD-bancaire dienstverlener zijn krediet- en liquiditeitsrisico's op een conservatieve manier beheert. Derhalve moet het een CSD-bancaire dienstverlener alleen toegestaan worden om niet-gecommitteerde kredietlijnen te verstrekken aan geldnemende deelnemers in het kader van het leveren van bancaire nevendiensten zoals bedoeld in Verordening (EU) nr. 909/2014.

(27)

Om ervoor te zorgen dat de risicobeheerprocedures van een CSD-bancaire dienstverlener voldoende betrouwbaar zijn, zelfs in ongunstige omstandigheden, dienen de liquide financiële middelen van de CSD-bancaire dienstverlener te worden onderworpen aan een strenge en toekomstgerichte stresstestprocedure. Om diezelfde reden, moeten de tests een scala aan extreme maar aannemelijke scenario's beslaan en uitgevoerd worden voor elke relevante valuta die door de CSD-bancaire dienstverlener wordt aangeboden, waarbij rekening gehouden wordt met het eventuele falen van een van de vooraf overeengekomen financieringsregelingen. De scenario's omvatten ten minste, maar niet uitsluitend, het in gebreke blijven van twee van de grootste deelnemers van de CSD-bancaire dienstverlener in die valuta. Dit is noodzakelijk om een regel in te stellen die aan de ene kant prudent is, aangezien er rekening wordt gehouden met het feit dat ook andere deelnemers dan de grootste liquiditeitsrisico's kunnen veroorzaken en, aan de andere kant, in verhouding staat tot het doel, aangezien er geen rekening wordt gehouden met andere deelnemers die minder waarschijnlijk liquiditeitsrisico's zullen veroorzaken.

(28)

Krachtens artikel 59, lid 4, onder c), van Verordening (EU) nr. 909/2014, dienen CSD-bancaire dienstverleners te zorgen voor voldoende liquide middelen in alle relevante valuta's voor een breed scala van potentiële stressscenario's. Derhalve dienen de regels die de kaders en instrumenten voor het liquiditeitenrisicobeheer in stresssituaties specificeren, een methodologie voor te schrijven voor het identificeren van valuta's die relevant zijn voor het liquiditeitenrisicobeheer. Het identificeren van relevante valuta's moet gebeuren op basis van materialiteitsoverwegingen, steunen op de geïdentificeerde netto cumulatieve liquiditeitsblootstelling en gebaseerd zijn op gegevens die zijn verzameld over een lange en welomschreven periode. Bovendien, om een samenhangend regelgevingskader binnen de Unie te behouden, dienen krachtens artikel 12 van Verordening (EU) nr. 909/2014 de meest relevante valuta's van de Unie, geïdentificeerd op grond van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/392 van de Commissie (8), standaard als relevante valuta's opgenomen te worden.

(29)

Voor het verzamelen van voldoende gegevens voor het identificeren van alle andere valuta's dan de meest relevante valuta's van de Unie, is het verstrijken van een minimale termijn vereist vanaf de datum van vergunningverlening aan de CSD-bancaire dienstverleners tot het einde van die termijn. Derhalve dient het gebruik van alternatieve methoden voor het identificeren van alle andere valuta's dan de meest relevante valuta's van de Unie toegestaan te zijn gedurende het eerste jaar volgend op de vergunningverlening aan CSD-bancaire dienstverleners onder het nieuwe regelgevingskader, vastgesteld in Verordening (EU) nr. 909/2014, voor die CSD-bancaire dienstverleners die reeds bancaire nevendiensten leveren bij het in werking treden van de technische normen bedoeld in artikel 69 van Verordening (EU) nr. 909/2014. Deze overgangsregeling mag geen invloed hebben op het vereiste dat CSD-bancaire dienstverleners ervoor dienen te zorgen dat zij over voldoende liquide middelen beschikken als zodanig, maar alleen op de identificatie van de valuta's die de stresstesten moeten ondergaan in het kader van het liquiditeitenbeheer.

(30)

Krachtens artikel 59, lid 4, onder d), van Verordening (EU) nr. 909/2014 dienen de CSD-bancaire dienstverleners te beschikken over vooraf overeengekomen en zeer betrouwbare financieringsregelingen om ervoor te zorgen dat zekerheid die wordt verleend door een in gebreke blijvende cliënt te gelde kan worden gemaakt, zelfs onder extreme maar aannemelijke marktomstandigheden. In dezelfde verordening wordt bepaald dat de CSD-bancaire dienstverlener intraday-risico's dient te beperken met zeer liquide zekerheden met een minimaal krediet- en marktrisico. Aangezien liquiditeiten onmiddellijk beschikbaar dienen te zijn, moet een CSD-bancaire dienstverlener in staat zijn om nog dezelfde dag in elke liquiditeitsbehoefte te voorzien. Aangezien CSD-bancaire dienstverleners in talrijke tijdzones kunnen opereren, dient de bepaling omtrent het in contanten omzetten van zekerheid via vooraf overeengekomen financieringsregelingen dezelfde dag, te worden toegepast, rekening houdend met de openingstijden van de lokale betaalsystemen van alle betrokken valuta's afzonderlijk.

(31)

De bepalingen van deze verordening houden nauw verband met elkaar, aangezien zij betrekking hebben op de prudentiële vereisten voor CSD's. Om de samenhang te garanderen tussen deze bepalingen, die op hetzelfde moment in werking moeten treden en om de personen voor wie deze verplichtingen gelden een volledig beeld van en een compacte toegang tot deze bepalingen te bieden, is het wenselijk alle bij Verordening (EU) nr. 909/2014 vereiste technische reguleringsnormen in één enkele verordening samen te brengen.

(32)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Bankautoriteit aan de Commissie heeft voorgelegd.

(33)

De Europese Bankautoriteit heeft nauw samengewerkt met het Europees Stelsel van centrale banken („ESCB”) en de Europese Autoriteit voor effecten en markten („ESMA”), alvorens de ontwerpen van technische normen waarop deze verordening is gebaseerd, in te dienen. De EBA heeft eveneens openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke gerelateerde kosten en baten geanalyseerd en advies ingewonnen bij de Stakeholdergroep bankwezen, opgericht overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (9),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

KAPITAALVEREISTEN VOOR ALLE CSD'S BEDOELD IN ARTIKEL 47 VAN VERORDENING (EU) Nr. 909/2014

Artikel 1

Overzicht van vereisten betreffende het kapitaal van een CSD

1.   Voor de toepassing van artikel 47, lid 1, van Verordening (EU) nr. 909/2014, houdt een centrale effectenbewaarinstellingen („CSD”) te allen tijde het in artikel 3 van deze verordening gespecificeerde bedrag aan kapitaal aan, alsmede ingehouden winsten en reserves.

2.   Aan de kapitaalvereisten bedoeld in artikel 3 wordt voldaan met kapitaalinstrumenten die beantwoorden aan de in artikel 2 van deze verordening vervatte voorwaarden.

Artikel 2

Voorwaarden met betrekking tot kapitaalinstrumenten

1.   Voor de toepassing van artikel 1, houdt een CSD kapitaalinstrumenten aan die voldoen aan alle volgende voorwaarden:

a)

zij vormen geplaatst kapitaal in de zin van artikel 22 van Richtlijn 86/635/EEG van de Raad (10);

b)

zij zijn gestort, inclusief de bijbehorende uitgiftepremies;

c)

zij vangen de verliezen in going concern-situaties volledig op;

d)

bij faillissement of liquidatie, worden zij achtergesteld bij alle andere claims in insolventieprocedures of onder het van toepassing zijnde insolventierecht.

2.   Naast de kapitaalinstrumenten die voldoen aan de voorwaarden in lid 1, mag een CSD met een vergunning voor het leveren van bancaire nevendiensten, overeenkomstig artikel 54, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 909/2014, om aan de vereisten van artikel 1 te voldoen, kapitaalinstrumenten gebruiken die:

a)

voldoen aan de voorwaarden in lid 1;

b)

„eigenvermogensinstrumenten” zijn volgens artikel 4, lid 1, punt 119, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

c)

zijn onderworpen aan de bepalingen van Verordening (EU) nr. 575/2013.

Artikel 3

Niveau van kapitaalvereisten voor een CSD

1.   Een CSD houdt kapitaal aan, alsmede ingehouden winsten en reserves, dat te allen tijde ten minste gelijk is aan de som van het volgende:

a)

de kapitaalvereisten van de CSD voor operationele, juridische en bewaarnemingsrisico's, bedoeld in artikel 47, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 909/2014, berekend overeenkomstig artikel 4;

b)

de kapitaalvereisten van de CSD voor beleggingsrisico's, bedoeld in artikel 47, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 909/2014, berekend overeenkomstig artikel 5;

c)

de kapitaalvereisten van de CSD voor bedrijfsrisico's, bedoeld in artikel 47, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 909/2014, berekend overeenkomstig artikel 6;

d)

de kapitaalvereisten van de CSD voor het afbouwen of herstructureren van haar activiteiten, bedoeld in artikel 47, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 909/2014, berekend overeenkomstig artikel 7;

2.   Een CSD dient te beschikken over procedures voor het identificeren van alle in lid 1 bedoelde risicobronnen.

Artikel 4

Niveau van kapitaalvereisten voor operationele, juridische en bewaarnemingsrisico's

1.   Een CSD die een vergunning bezit voor het verlenen van bancaire nevendiensten overeenkomstig artikel 54, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 909/2014 en toestemming heeft de geavanceerde meetbenaderingen („AMA”) te gebruiken waarvan sprake in artikelen 321 tot en met 324 van Verordening (EU) nr. 575/2013, berekent haar kapitaalvereisten voor operationele, juridische en bewaarnemingsrisico's overeenkomstig artikelen 231 tot en met 234 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

2.   Een CSD die een vergunning bezit voor het verlenen van bancaire nevendiensten overeenkomstig artikel 54, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 909/2014 en toestemming heeft de standaardbenadering voor operationeel risico te gebruiken, zoals bedoeld in artikelen 317 tot en met 320 van Verordening (EU) nr. 575/2013, berekent haar kapitaalvereisten voor operationele, juridische en bewaarnemingsrisico's overeenkomstig de bepalingen van die verordening van toepassing op de standaardbenadering voor operationeel risico waarvan sprake in artikelen 317 tot en met 320 daarvan.

3.   Een CSD die voldoet aan een van de volgende voorwaarden berekent haar kapitaalvereisten voor operationele, juridische en bewaarnemingsrisico's overeenkomstig de bepalingen van de basisindicatorbenadering waarvan sprake in artikelen 315 en 316 van Verordening (EU) nr. 575/2013:

a)

Een CSD die geen vergunning bezit overeenkomstig artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 909/2014;

b)

Een CSD die een vergunning bezit overeenkomstig artikel 54, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 909/2014, maar geen toestemming heeft de AMA toe te passen waarvan sprake in artikelen 321 tot en met 324 van Verordening (EU) nr. 575/2013;

c)

Een CSD die een vergunning bezit overeenkomstig artikel 54, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 909/2014, maar geen toestemming heeft de standaardbenadering toe te passen waarvan sprake in artikelen 317 tot en met 320 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

Artikel 5

Niveau van kapitaalvereisten voor beleggingsrisico's

1.   Een CSD berekent haar kapitaalvereisten voor beleggingsrisico's als de som van het volgende:

a)

8 % van de risicogewogen posten van de CSD, gerelateerd aan beide volgende elementen:

i)

kredietrisico's overeenkomstig lid 2;

ii)

tegenpartijkredietrisico's overeenkomstig lid 3;

b)

de kapitaalvereisten van de CSD voor marktrisico's overeenkomstig leden 4 en 5.

2.   Voor het berekenen van de risicogewogen posten voor de kredietrisico's van een CSD, geldt het volgende:

a)

indien de CSD geen vergunning heeft om bancaire nevendiensten te leveren overeenkomstig artikel 54, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 909/2014, past de CSD de standaardbenadering voor kredietrisico's toe waarvan sprake in artikelen 107 tot en met 141 van Verordening (EU) nr. 575/2013, in combinatie met artikelen 192 tot en met 241 van die verordening, betreffende kredietrisicobeperking;

b)

indien een CSD een vergunning heeft om bancaire nevendiensten te leveren overeenkomstig artikel 54, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 909/2014, maar geen toestemming heeft de interneratingbenadering („IRB-benadering”) te gebruiken vervat in artikelen 142 tot en met 191 van Verordening (EU) nr. 575/2013, past de CSD de standaardbenadering voor kredietrisico's toe, vervat in artikelen 107 tot en met 141 van Verordening (EU) nr. 575/2013 in combinatie met de bepalingen betreffende kredietrisicobeperking vervat in artikelen 192 tot en met 241 van Verordening (EU) nr. 575/2013;

c)

indien een CSD een vergunning heeft om bancaire nevendiensten te leveren overeenkomstig artikel 54, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 909/2014 en toestemming heeft de IRB-benadering te gebruiken, past de CSD de IRB-benadering voor kredietrisico's toe bepaald in artikelen 142 tot en met 191 van Verordening (EU) nr. 575/2013 in combinatie met de bepalingen betreffende kredietrisicobeperking vervat in artikelen 192 tot en met 241 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

3.   Voor het berekenen van de risicogewogen posten voor de tegenpartijkredietrisico's van een CSD, gebruikt de CSD de volgende twee methoden:

a)

een van de methoden vervat in artikelen 271 tot en met 282 van Verordening (EU) nr. 575/2013;

b)

de uitgebreide benadering van financiële zekerheden met toepassing van de volatiliteitsaanpassingen bepaald in artikelen 220 tot en met 227 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

4.   Een CSD die aan een van de volgende voorwaarden voldoet, berekent haar kapitaalvereisten voor marktrisico's overeenkomstig de bepalingen van artikelen 102 tot en met 106 en 325 tot en met 361 van Verordening (EU) nr. 575/2013, inclusief via het gebruik van een afwijking voor kleine handelsportefeuilleactiviteiten, bepaald in artikel 94 van die verordening:

a)

een CSD zonder vergunning overeenkomstig artikel 54, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 909/2014;

b)

een CSD met een vergunning overeenkomstig artikel 54, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 909/2014, maar zonder toestemming voor het gebruik van interne modellen voor het berekenen van eigenvermogensvereisten voor marktrisico's.

5.   Een CSD met een vergunning voor het verlenen van bancaire nevendiensten overeenkomstig artikel 54, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 909/2014 en toestemming voor het gebruik van interne modellen voor het berekenen van eigenvermogensvereisten voor marktrisico's, berekent haar kapitaalvereisten voor marktrisico's overeenkomstig artikelen 102 tot en met 106 en artikelen 362 tot en met 376 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

Artikel 6

Kapitaalvereisten voor bedrijfsrisico

1.   De kapitaalvereisten voor de bedrijfsrisico's van een CSD bedragen de hoogste van de volgende schattingen:

a)

de schatting uit hoofde van de toepassing van lid 2, minus de laagste van de volgende bedragen:

i)

de netto-inkomsten na belasting van het laatst gecontroleerde boekjaar;

ii)

de verwachte netto-inkomsten na belasting voor het lopende boekjaar;

iii)

de verwachte netto-inkomsten na belasting voor het langst geleden boekjaar waarvoor de gecontroleerde resultaten nog niet beschikbaar zijn;

b)

25 % van de jaarlijkse bruto operationele kosten van de CSD bedoeld in lid 3.

2.   Voor de toepassing van lid 1, onder a), draagt de CSD zorg voor het volgende:

a)

het schatten van het kapitaal noodzakelijk om verliezen te dekken, als gevolg van bedrijfsrisico's op basis van redelijkerwijs te voorziene ongunstige scenario's die relevant zijn voor haar businessmodel;

b)

de documentatie van de aannames en de methodologieën gebruikt voor het schatten van de onder a) bedoelde verwachte verliezen;

c)

de evaluatie en actualisering van de onder a) bedoelde scenario's, minimaal eens per jaar.

3.   Voor het berekenen van de jaarlijkse bruto operationele kosten van een CSD, is het volgende van toepassing:

a)

de jaarlijkse bruto operationele kosten van de CSD omvatten ten minste de volgende kosten:

i)

de totale personeelskosten inclusief lonen, salarissen, bonussen en sociale lasten;

ii)

de totale algemene administratiekosten en, met name, marketing- en representatiekosten;

iii)

verzekeringskosten;

iv)

andere onkosten van het personeel en reiskosten;

v)

kosten voor onroerend goed;

vi)

kosten voor IT-ondersteuning;

vii)

kosten voor telecommunicatie;

viii)

verzendkosten en kosten voor de overdracht van gegevens;

ix)

extern-advieskosten;

x)

afschrijvingen van materiële en immateriële activa;

xi)

bijzondere waardevermindering en afstoting van vaste activa;

b)

de jaarlijkse bruto operationele kosten van de CSD worden bepaald overeenkomstig een van de volgende:

i)

de internationale standaarden voor financiële verslaglegging („IFRS”) vastgesteld volgens Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (11);

ii)

de Richtlijnen 78/660/EEG (12), 83/349/EEG (13) en 86/635/EEG van de Raad;

iii)

de algemeen aanvaarde boekhoudprincipes van een derde land waarvan is bepaald dat zij gelijkwaardig zijn aan de IFRS, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1569/2007 van de Commissie (14), of standaarden voor jaarrekeningen van een derde land waarvan het gebruik is toegestaan overeenkomstig artikel 4 van die verordening;

c)

de CSD mag de afschrijvingen van materiële en immateriële activa aftrekken van de jaarlijkse bruto operationele kosten;

d)

de CSD gebruikt de meest recente, gecontroleerde informatie uit haar jaarrekening;

e)

indien de CSD haar bedrijfsactiviteiten nog niet gedurende een jaar vanaf de aanvangsdatum heeft uitgevoerd, past zij de bruto operationele kosten toe zoals voorspeld in haar ondernemingsplan.

Artikel 7

Kapitaalvereisten voor het afbouwen of herstructureren

Een CSD berekent haar kapitaalvereisten voor het afbouwen of herstructureren door de volgende stappen in volgorde uit te voeren:

a)

het schatten van de tijdspanne die vereist is voor het afbouwen of herstructureren voor alle stressscenario's waarvan sprake in de bijlage, in lijn met het plan waarvan sprake in artikel 47, lid 2, van Verordening (EU) nr. 909/2014;

b)

het door twaalf delen van de jaarlijkse bruto operationele kosten van de CSD, bepaald overeenkomstig artikel 6, lid 3 („maandelijkse bruto operationele kosten”);

c)

het vermenigvuldigen van de maandelijkse bruto operationele kosten waarvan sprake onder b), met de langste van de volgende twee perioden:

i)

de onder a) bedoelde tijdspanne;

ii)

zes maanden.

TITEL II

KAPITAALOPSLAG VOOR CSD'S MET EEN VERGUNNING VOOR HET VERLENEN VAN BANCAIRE NEVENDIENSTEN EN VOOR AANGEWEZEN KREDIETINSTELLINGEN, ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 54 VAN VERORDENING (EU) Nr. 909/2014

Artikel 8

Kapitaalopslag uit hoofde van het verstrekken van intraday-krediet

1.   Voor het berekenen van de extra kapitaalopslag uit hoofde van het verstrekken van intraday-krediet, zoals vervat in artikel 54, lid 3, onder d), van Verordening (EU) nr. 909/2014 en in artikel 54, lid 4, onder e), van die verordening, voert de CSD-bancaire dienstverlener in volgorde de volgende stappen uit:

a)

hij berekent over het meest recente kalenderjaar het gemiddelde van de vijf hoogste intraday-kredietblootstellingen (hierna „maximale blootstellingen” genoemd) uit hoofde van het verlenen van de diensten vervat in deel C van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 909/2014;

b)

hij past waarderingscorrecties toe op alle zekerheid geïnd in verband met maximale blootstellingen en veronderstelt dat de zekerheid 5 % aan marktwaarde verliest, na toepassing van de waarderingscorrecties overeenkomstig artikelen 222 tot en met 227 van Verordening (EU) nr. 575/2013;

c)

hij berekent het gemiddelde van de eigenvermogensvereisten met betrekking tot de maximale blootstellingen die zijn berekend overeenkomstig lid 2, waarbij deze blootstellingen beschouwd worden als blootstellingen aan het einde van de werkdag („kapitaalopslag”).

2.   Bij het berekenen van de kapitaalopslag waarvan sprake in lid 1, passen instellingen een van de volgende benaderingen toe:

a)

de standaardbenadering voor kredietrisico's waarvan sprake in artikelen 107 tot en met 141 van Verordening (EU) nr. 575/2013, indien zij geen toestemming hebben de IRB-benadering te gebruiken;

b)

de IRB-benadering en de vereisten van artikelen 142 tot en met 191 van Verordening (EU) nr. 575/2013, indien zij toestemming hebben de IRB-benadering te gebruiken.

3.   Indien instellingen de standaardbenadering voor kredietrisico toepassen overeenkomstig lid 2, onder a), wordt het bedrag van elk van de vijf maximale blootstellingen bedoeld in lid 1, onder a), als een blootstellingswaarde in de zin van artikel 111 van Verordening (EU) nr. 575/2013 beschouwd voor de toepassing van lid 1, onder b). De bepalingen van deel drie, titel II, hoofdstuk 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013, betreffende artikel 111 van die verordening, zijn eveneens van toepassing.

4.   Indien instellingen de IRB-benadering voor kredietrisico's toepassen overeenkomstig lid 2, onder b), wordt het openstaande bedrag van elk van de vijf maximale blootstellingen bedoeld in lid 1, onder a), als een blootstellingswaarde in de zin van artikel 166 van Verordening (EU) nr. 575/2013 beschouwd voor de toepassing van lid 1, onder b). De vereisten van deel drie, titel II, hoofdstuk 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013, betreffende artikel 166 van die verordening, zijn eveneens van toepassing.

5.   De kapitaalvereisten van dit artikel zijn twaalf maanden lang van kracht na het verkrijgen van de vergunning om bancaire nevendiensten te verlenen volgens artikel 55 van Verordening (EU) nr. 909/2014.

TITEL III

PRUDENTIËLE VEREISTEN VAN TOEPASSING OP KREDIETINSTELLINGEN OF CSD'S MET EEN VERGUNNING VOOR HET VERLENEN VAN BANCAIRE NEVENDIENSTEN, ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 59 VAN VERORDENING (EU) Nr. 909/2014

HOOFDSTUK I

ZEKERHEID EN ANDERE GELIJKWAARDIGE FINANCIËLE MIDDELEN VOOR KREDIET- EN LIQUIDITEITSRISICO'S

Artikel 9

Algemene regels betreffende zekerheid en andere gelijkwaardige financiële middelen

1.   Een CSD-bancaire dienstverlener voldoet aan de volgende voorwaarden met betrekking tot zekerheid:

a)

hij maakt een duidelijk onderscheid tussen de zekerheid en de andere effecten van de geldnemende deelnemer;

b)

hij accepteert zekerheid die voldoet aan de voorwaarden van artikel 10, of andere typen zekerheid die voldoen aan de vereisten van artikel 11, waarbij de volgende hiërarchie wordt gehanteerd:

i)

accepteer in de eerste plaats als zekerheid alle effecten op de rekening van de geldnemende deelnemer die voldoen aan de vereisten van artikel 10 en uitsluitend deze;

ii)

accepteer in de tweede plaats als zekerheid alle effecten op de rekening van de geldnemende deelnemer die voldoen aan de vereisten vervat in artikel 11, lid 1, en uitsluitend deze;

iii)

accepteer ten slotte als zekerheid alle effecten op de rekening van de geldnemende deelnemer die voldoen aan de vereisten vervat in artikel 11, lid 2, binnen de grenzen van de beschikbare gekwalificeerde liquide middelen bedoeld in artikel 34, met het oog op het voldoen aan de minimale vereisten betreffende liquide middelen bedoeld in artikel 35, lid 3;

c)

hij bewaakt ten minste dagelijks de kredietkwaliteit, de marktliquiditeit en de prijsvolatiliteit van alle als zekerheid geaccepteerde effecten en waardeert deze overeenkomstig artikel 12;

d)

hij omschrijft methoden voor het toepassen van waarderingscorrecties op de waarde van de zekerheid overeenkomstig artikel 13;

e)

hij zorgt ervoor dat de zekerheid voldoende divers blijft, opdat deze te gelde kan worden gemaakt binnen de tijdspanne waarvan sprake in artikelen 10 en 11, zonder significante gevolgen voor de markt, overeenkomstig artikel 14.

2.   Zekerheid wordt verstrekt door de tegenpartijen op grond van een financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot de vestiging van een zakelijk zekerheidsrecht, zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder c), van Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad (15), of op grond van een financiëlezekerheidsovereenkomst die leidt tot overdracht, zoals bepaald in artikel 2, lid 1, onder b) van die Richtlijn.

3.   Een CSD-bancaire dienstverlener voldoet aan de voorwaarden van artikelen 15 en 16 met betrekking tot andere gelijkwaardige financiële middelen.

Artikel 10

Zekerheid voor de toepassing van artikel 59, lid 3, onder d) en artikel 59, lid 4, onder d), van Verordening (EU) nr. 909/2014

1.   Wil zekerheid geacht worden van de hoogste kwaliteit te zijn voor de toepassing van artikel 59, lid 3, onder d) en artikel 59, lid 4, onder d), van Verordening (EU) nr. 909/2014, dan bestaat zij uit schuldinstrumenten die voldoen aan alle volgende voorwaarden:

a)

zij zijn uitgegeven of expliciet gewaarborgd door een van de volgende partijen:

i)

een overheid;

ii)

een centrale bank;

iii)

een van de multilaterale ontwikkelingsbanken vermeld in artikel 117 van Verordening (EU) nr. 575/2013;

iv)

de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees stabiliteitsmechanisme;

b)

de CSD kan, op basis van haar eigen interne beoordeling, onder gebruikmaking van een afgebakende en objectieve methodologie waarbij niet alleen op extern advies vertrouwd wordt en die rekening houdt met het landenrisico van het specifieke land waar de emittent is gevestigd, aantonen dat zij een laag krediet- en marktrisico hebben;

c)

zij luiden in een valuta waarvan de CSD-bancaire dienstverlener in staat is de risico's te beheren;

d)

zij zijn vrij verhandelbaar zonder juridische beperking of aanspraken van een derde partij die hun liquidatie verhinderen;

e)

zij voldoen aan een van de volgende vereisten:

i)

er bestaat een actieve rechtstreekse repomarkt voor, met een diverse groep kopers en verkopers, ook in stressomstandigheden, waar de CSD-bancaire dienstverlener een betrouwbare toegang toe heeft;

ii)

zij kunnen te gelde worden gemaakt door de CSD-bancaire dienstverlener via een vooraf overeengekomen en zeer betrouwbare financieringsregeling als bedoeld in artikel 59, lid 4, onder e), van Verordening (EU) nr. 909/2014 en gespecificeerd in artikel 38 van deze verordening;

f)

betrouwbare prijsgegevens betreffende dit soort schuldinstrumenten worden ten minste dagelijks gepubliceerd;

g)

zij zijn onmiddellijk beschikbaar en nog dezelfde dag om te zetten in contanten.

2.   Wil voor de toepassing van artikel 59, lid 3, onder d) en artikel 59, lid 4, onder d), van Verordening (EU) nr. 909/2014 zekerheid geacht worden van een lagere kwaliteit te zijn dan die bedoeld in lid 1, dan bestaat deze uit verhandelbare effecten en geldmarktinstrumenten die voldoen aan alle volgende voorwaarden:

a)

de financiële instrumenten zijn uitgegeven door een emittent met een laag kredietrisico, vastgesteld op basis van een adequate interne beoordeling door de CSD-bancaire dienstverlener, onder gebruikmaking van een afgebakende en objectieve methodologie waarbij niet alleen vertrouwd wordt op extern advies en die rekening houdt met het risico uit hoofde van de vestiging van de emittent in een specifiek land;

b)

de financiële instrumenten hebben een laag marktrisico, vastgesteld op basis van een adequate interne beoordeling door de CSD-bancaire dienstverlener, onder gebruikmaking van een afgebakende en objectieve methodologie waarbij niet alleen vertrouwd wordt op extern advies;

c)

zij luiden in een valuta waarvan de CSD-bancaire dienstverlener in staat is de risico's te beheren;

d)

zij zijn vrij verhandelbaar en zonder juridische beperking of aanspraken van een derde partij die hun liquidatie verhinderen;

e)

zij voldoen aan een van de volgende vereisten:

i)

zij hebben een actieve rechtstreekse repomarkt, met een diverse groep kopers en verkopers, waar de CSD-bancaire dienstverlener een aantoonbare, betrouwbare toegang toe heeft, ook in stressomstandigheden;

ii)

zij kunnen te gelde worden gemaakt door de CSD-bancaire dienstverlener via een vooraf overeengekomen en zeer betrouwbare financieringsregeling als bedoeld in artikel 59, lid 4, onder e), van Verordening (EU) nr. 909/2014 en gespecificeerd in artikel 38 van deze verordening;

f)

zij kunnen dezelfde dag nog te gelde worden gemaakt;

g)

prijsgegevens voor deze instrumenten zijn bijna realtime openbaar toegankelijk;

h)

zij worden niet uitgegeven door een van de volgende partijen:

i)

de deelnemer die de zekerheid verstrekt, of een entiteit die deel uitmaakt van dezelfde groep als de deelnemer, behalve in geval van een gedekte obligatie en uitsluitend indien de activa die als dekking voor de obligatie dienen, adequaat zijn gescheiden binnen een robuust juridisch kader en voldoen aan de in dit artikel vervatte vereisten;

ii)

een CSD-bancaire dienstverlener of een entiteit die deel uitmaakt van dezelfde groep als de CSD-bancaire dienstverlener;

iii)

een entiteit wier bedrijfsactiviteit het leveren van diensten behelst die essentieel zijn voor het functioneren van de CSD-bancaire dienstverlener, tenzij die entiteit een centrale bank uit de Unie is of een centrale bank die een valuta uitgeeft waarin de CSD-bancaire dienstverlener blootstellingen heeft;

i)

zij zijn niet anderszins onderworpen aan significant wrongwayrisico in de zin van artikel 291 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

Artikel 11

Andere zekerheid

1.   Overige typen zekerheid die een CSD-bancaire dienstverlener kan aanwenden, bestaan uit financiële instrumenten die voldoen aan alle volgende voorwaarden:

a)

zij zijn vrij overdraagbaar zonder juridische beperking of aanspraken van een derde partij die hun liquidatie verhinderen;

b)

zij zijn beleenbaar bij een centrale bank uit de Unie waar de CSD-bancaire dienstverlener toegang heeft tot een regelmatig, niet-incidenteel krediet (hierna „routinekrediet” genoemd) bij die centrale bank;

c)

zij luiden in een valuta waarvan de CSD-bancaire dienstverlener in staat is de risico's te beheren;

d)

de CSD-bancaire dienstverlener heeft een vooraf overeengekomen financieringsregeling met het type kredietwaardige financiële instelling bedoeld in artikel 59, lid 4, onder e), van Verordening (EU) nr. 909/2014 en gespecificeerd in artikel 38 van deze verordening, waarin wordt bepaald dat deze instrumenten nog dezelfde dag te gelde gemaakt moeten kunnen worden.

2.   Voor de toepassing van artikel 59, lid 3, onder c), van Verordening (EU) nr. 909/2014 kan een CSD-bancaire dienstverlener als andere typen zekerheid financiële instrumenten aanwenden die aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

zij zijn vrij overdraagbaar zonder juridische beperking of aanspraken van een derde partij die hun liquidatie verhinderen;

b)

zij luiden in een valuta waarvan de CSD-bancaire dienstverlener in staat is de risico's te beheren;

c)

de CSD-bancaire dienstverlener beschikt over beide onderstaande voorzieningen:

i)

een vooraf overeengekomen financieringsregeling overeenkomstig artikel 59, lid 4, onder e), van Verordening (EU) nr. 909/2014 en gespecificeerd in artikel 38 van deze verordening, zodat deze instrumenten binnen vijf werkdagen te gelde gemaakt kunnen worden;

ii)

een voldoende hoeveelheid gekwalificeerde liquide middelen, overeenkomstig artikel 34, voor het overbruggen van de tijd die het kost om deze zekerheid te gelde te maken in geval de deelnemer in gebreke blijft.

Artikel 12

Waarderen van zekerheid

1.   Een CSD-bancaire dienstverlener stelt gedragslijnen en procedures in voor het waarderen van zekerheid, die waarborgen:

a)

dat de financiële instrumenten bedoeld in artikel 10 ten minste dagelijks tegen marktwaarde gewaardeerd worden;

b)

dat de financiële instrumenten bedoeld in artikel 11, lid 1, ten minste dagelijks gewaardeerd worden en, indien een dagelijkse waardering niet mogelijk is, dat zij gewaardeerd worden op basis van een modellenbenadering;

c)

dat de financiële instrumenten bedoeld in artikel 11, lid 2, ten minste dagelijks gewaardeerd worden en, indien een dagelijkse waardering niet mogelijk is, dat zij gewaardeerd worden op basis van een modellenbenadering.

2.   De methoden voor de waardering op basis van een modellenbenadering bedoeld in lid 1, onder b) en c), worden volledig gedocumenteerd.

3.   Een CSD-bancaire dienstverlener evalueert de adequaatheid van zijn waarderingsgedragslijnen en -procedures in alle volgende gevallen:

a)

op gezette tijden, ten minste een keer per jaar;

b)

indien een materiële verandering van invloed is op de waarderingsgedragslijnen en -procedures.

Artikel 13

Waarderingscorrecties

1.   Een CSD-bancaire dienstverlener stelt de hoogte van de waarderingscorrecties als volgt vast:

a)

indien de zekerheid beleenbaar is bij de centrale bank waar de CSD-bancaire dienstverlener toegang heeft tot routinekrediet, mogen de waarderingscorrecties toegepast door de centrale bank op dat type zekerheid worden beschouwd als minimumvloer voor de waarderingscorrecties;

b)

indien de zekerheid niet beleenbaar is bij de centrale bank waar de CSD-bancaire dienstverlener toegang heeft tot routinekrediet, worden de waarderingscorrecties toegepast door de centrale bank die de valuta uitgeeft waarin het financiële instrument is uitgedrukt, beschouwd als minimumvloer voor de waarderingscorrecties.

2.   De CSD-bancaire dienstverlener zorgt ervoor dat zijn gedragslijnen en procedures voor het vaststellen van waarderingscorrecties rekening houden met de mogelijkheid dat de zekerheid geliquideerd dient te worden onder gespannen marktomstandigheden en binnen de tijd die de betreffende liquidatie vergt.

3.   De waarderingscorrecties worden vastgesteld met inachtneming van alle relevante criteria, inclusief al het volgende:

a)

het type activa;

b)

het niveau van het kredietrisico behorend bij het financiële instrument;

c)

het land van uitgifte van het activum;

d)

de looptijd van het activum;

e)

de historische en hypothetische toekomstige prijsvolatiliteit van het activum in stressomstandigheden op de markten;

f)

de liquiditeit van de onderliggende markt, met inbegrip van bied-laatmarges;

g)

het wisselkoersrisico, indien van toepassing;

h)

het wrongwayrisico in de zin van artikel 291 van Verordening (EU) nr. 575/2013, indien van toepassing.

4.   De criteria bedoeld in lid 3, onder b), worden vastgesteld via een interne beoordeling van de CSD-bancaire dienstverlener, op basis van een afgebakende en objectieve methodologie waarbij niet alleen vertrouwd wordt op extern advies.

5.   Er wordt geen zekerheidwaarde toegekend aan effecten verstrekt door een entiteit behorend tot dezelfde groep als de geldnemer.

6.   De CSD-bancaire dienstverlener zorgt ervoor dat de waarderingscorrecties op een conservatieve manier worden berekend, opdat procycliciteit zoveel mogelijk vermeden wordt.

7.   De CSD-bancaire dienstverlener zorgt ervoor dat zijn gedragslijnen en procedures betreffende waarderingscorrecties ten minste jaarlijks gevalideerd worden door een onafhankelijke afdeling van de CSD-bancaire dienstverlener en dat de van toepassing zijnde waarderingscorrecties worden gebenchmarkt met de centrale bank die de relevante valuta uitgeeft en, indien benchmarken met de centrale bank niet mogelijk is, met andere relevante bronnen.

8.   De toegepaste waarderingscorrecties worden ten minste dagelijks geëvalueerd door de CSD-bancaire dienstverlener.

Artikel 14

Concentratiegrenzen voor zekerheid

1.   Een CSD-bancaire dienstverlener beschikt over gedragslijnen en procedures betreffende concentratiegrenzen voor zekerheid die het volgende omvatten:

a)

gedragslijnen en procedures die dienen te worden gevolgd indien een van de concentratiegrenzen wordt overschreden;

b)

de risicobeperkende maatregelen die dienen te worden toegepast indien de concentratiegrenzen die in de gedragslijnen zijn gedefinieerd, worden overschreden;

c)

de timing van de verwachte uitvoering van de maatregelen onder b).

2.   De concentratiegrenzen binnen het totale bedrag aan geïnde zekerheid („zekerheidportefeuille”) worden vastgesteld met inachtneming van alle volgende criteria:

a)

bij individuele emittenten met inachtneming van hun groepsstructuur;

b)

het land van de emittent;

c)

het soort emittent;

d)

het soort activum;

e)

de afwikkelingsvaluta;

f)

de zekerheid met krediet-, liquiditeits- en marktrisico's boven het minimale niveau;

g)

de beleenbaarheid van de zekerheid voor de toegang van de CSD-bancaire dienstverlener tot routinekrediet bij de valuta-uitgevende centrale bank;

h)

elke geldnemende deelnemer;

i)

alle geldnemende deelnemers;

j)

de financiële instrumenten die zijn uitgegeven door emittenten die qua economische sector, activiteit of geografische regio van hetzelfde type zijn;

k)

het niveau van het kredietrisico van het financiële instrument of van de emittent, vastgesteld op basis van een interne beoordeling door de CSD-bancaire dienstverlener, gebaseerd op een afgebakende en objectieve methodologie waarbij niet alleen vertrouwd wordt op extern advies en die rekening houdt met het risico uit hoofde van de vestiging van de emittent in een specifiek land;

l)

de liquiditeit en de prijsvolatiliteit van de financiële instrumenten.

3.   Een CSD-bancaire dienstverlener zorgt ervoor dat niet meer dan 10 % van zijn intraday-kredietblootstelling wordt gewaarborgd door een van de volgende partijen:

a)

één enkele kredietinstelling;

b)

een financiële instelling uit een derde land die onderworpen is en voldoet aan prudentiële regels die minstens even streng zijn als die bepaald in Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013, overeenkomstig artikel 114, lid 7, van die verordening;

c)

een commerciële entiteit die deel uitmaakt van dezelfde groep als de instelling waarvan sprake onder a) of b).

4.   Bij het berekenen van de concentratiegrenzen voor zekerheid bedoeld in lid 2 aggregeert de CSD-bancaire dienstverlener zijn totale blootstelling aan één enkele tegenpartij uit hoofde van het bedrag van de cumulatieve kredietlijnen, depositorekeningen, rekeningen-courant, geldmarktinstrumenten en omgekeerde repofaciliteiten waar de CSD-bancaire dienstverlener gebruik van maakt.

5.   Bij het bepalen van de concentratiegrens inzake zekerheden voor de blootstelling van een CSD-bancaire dienstverlener aan een individuele emittent, aggregeert de CSD-bancaire dienstverlener zijn blootstelling aan alle financiële instrumenten uitgegeven door de emittent of door een groepsentiteit en expliciet gewaarborgd door de emittent of door de groepsentiteit en behandelt hij deze als één enkel risico.

6.   Een CSD-bancaire dienstverlener zorgt ervoor dat zijn gedragslijnen en procedures betreffende de concentratiegrenzen voor zekerheid te allen tijde adequaat zijn. Hij evalueert zijn concentratiegrenzen voor zekerheid ten minste jaarlijks en na elke materiële verandering die van invloed is op de risicoblootstelling van de CSD-bancaire dienstverlener.

7.   Een CSD-bancaire dienstverlener informeert de geldnemende deelnemers over de van toepassing zijnde concentratiegrenzen voor zekerheid en over alle wijzigingen van deze grenzen ingevolge lid 6.

Artikel 15

Overige gelijkwaardige financiële middelen

1.   Overige gelijkwaardige financiële middelen bestaan uitsluitend uit de financiële middelen of de kredietbescherming bedoeld in leden 2 tot en met 4 en die bedoeld in artikel 16.

2.   Overige gelijkwaardige financiële middelen kunnen bestaan uit commerciële bankgaranties, verstrekt door een kredietwaardige financiële instelling die voldoet aan de vereisten vervat in artikel 38, lid 1, of een syndicaat van zulke financiële instellingen die aan alle volgende voorwaarden voldoen:

a)

zij zijn verstrekt door een emittent met een laag kredietrisico, vastgesteld op basis van een adequate interne beoordeling door de CSD-bancaire dienstverlener, onder gebruikmaking van een afgebakende en objectieve methodologie waarbij niet volledig vertrouwd wordt op extern advies en die rekening houdt met het risico uit hoofde van de vestiging van de emittent in een specifiek land;

b)

zij luiden in een valuta waarvan de CSD-bancaire dienstverlener in staat is de risico's adequaat te beheren;

c)

zij zijn onherroepelijk, onvoorwaardelijk en er bestaat geen wettelijke of contractuele vrijstelling of een mogelijkheid voor de garantiegever om zich te verzetten tegen de uitbetaling van de waarborg;

d)

zij kunnen bij opvraging worden uitbetaald binnen één werkdag, gedurende de liquidatieperiode van de portefeuille van de in gebreke blijvende geldnemende deelnemer, vrij van iedere regelgevings-, juridische of operationele beperking;

e)

zij worden niet verstrekt door een entiteit die deel uitmaakt van dezelfde groep als de geldnemende deelnemer die wordt gedekt door de waarborg, of door een entiteit wier bedrijfsactiviteit het leveren van diensten behelst die essentieel zijn voor het functioneren van de CSD-bancaire dienstverlener, tenzij die entiteit een centrale bank uit de Europese Economische Ruimte is of een centrale bank die een valuta uitgeeft waarin de CSD-bancaire dienstverlener blootstellingen heeft;

f)

zij zijn niet onderworpen aan significant wrongwayrisico in de zin van artikel 291 van Verordening (EU) nr. 575/2013;

g)

zij worden volledig gewaarborgd door zekerheid die voldoet aan de volgende voorwaarden:

i)

deze is niet onderworpen aan wrongwayrisico in de zin van artikel 291 van Verordening (EU) nr. 575/2013, gebaseerd op een correlatie met de kredietwaardigheid van de garantieverlener of de geldnemende deelnemer, tenzij dat wrongwayrisico adequaat gelimiteerd wordt door een op de zekerheid toegepaste waarderingscorrectie;

ii)

de CSD-bancaire dienstverlener heeft onmiddellijke toegang tot de zekerheid en deze valt buiten het faillissement ingeval de geldnemende deelnemer en de garantiegever gelijktijdig in gebreke blijven;

iii)

de geschiktheid van de garantiegever is bekrachtigd door het leidinggevend orgaan van de CSD-bancaire dienstverlener na een volledige beoordeling van de emittent en van het juridische, contractuele en operationele kader van de waarborg om in hoge mate gerust te zijn over de effectiviteit van de waarborg en ter kennis gebracht van de relevante bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 60, lid 1, van Verordening (EU) nr. 909/2014.

3.   Overige gelijkwaardige financiële middelen kunnen bestaan uit bankgaranties verstrekt door een centrale bank die voldoen aan alle volgende voorwaarden:

a)

zij zijn verstrekt door een centrale bank uit de Unie of een centrale bank die een valuta uitgeeft waarin de CSD-bancaire dienstverlener blootstellingen heeft;

b)

zij luiden in een valuta waarvan de CSD-bancaire dienstverlener in staat is de risico's adequaat te beheren;

c)

zij zijn onherroepelijk, onvoorwaardelijk en de garantiegevende centrale bank kan zich niet beroepen op een wettelijke of contractuele vrijstelling of mogelijkheid voor de garantiegever om zich te verzetten tegen de uitbetaling van de waarborg;

d)

zij worden binnen een werkdag uitbetaald.

4.   Overige gelijkwaardige financiële middelen kunnen bestaan uit kapitaal, na aftrek van de kapitaalvereisten van artikelen 1 tot en met 8, maar alleen met als doel de blootstellingen te dekken met betrekking tot centrale banken, multilaterale ontwikkelingsbanken en internationale organisaties die niet zijn vrijgesteld overeenkomstig artikel 23, lid 2.

Artikel 16

Overige gelijkwaardige financiële middelen voor blootstellingen in interoperabele koppelingen

Overige gelijkwaardige financiële middelen kunnen bestaan uit bankgaranties en kredietbrieven, gebruikt om kredietblootstellingen te dekken die zijn ontstaan tussen CSD's die interoperabele koppelingen aangaan; deze voldoen aan alle volgende voorwaarden:

a)

zij dekken uitsluitend de kredietblootstellingen tussen twee gekoppelde CSD's;

b)

zij zijn verstrekt door een consortium van kredietwaardige financiële instellingen die voldoen aan de vereisten vervat in artikel 38, lid 1, waarin elk van die financiële instellingen verplicht wordt het deel van het totaalbedrag te betalen dat contractueel is overeengekomen;

c)

zij luiden in een valuta waarvan de CSD-bancaire dienstverlener in staat is de risico's adequaat te beheren;

d)

zij zijn onherroepelijk, onvoorwaardelijk en de garantiegevende instellingen kunnen zich niet beroepen op een wettelijke of contractuele vrijstelling of mogelijkheid voor de garantiegever om zich te verzetten tegen de uitbetaling van de kredietbrief;

e)

zij kunnen bij opvraging worden uitbetaald, vrij van iedere regelgevings-, juridische of operationele beperking;

f)

zij worden niet verstrekt door:

i)

een entiteit die deel uitmaakt van dezelfde groep als de geldnemende CSD of een CSD met een blootstelling gedekt door de bankgarantie en kredietbrieven;

ii)

een entiteit wier bedrijfsactiviteit het verlenen van diensten behelst die essentieel zijn voor het functioneren van de CSD-bancaire dienstverlener;

g)

zij zijn niet onderworpen aan significant wrongwayrisico in de zin van artikel 291 van Verordening (EU) nr. 575/2013;

h)

de CSD-bancaire dienstverlener bewaakt met regelmaat de kredietwaardigheid van de kredietgevende financiële instellingen door de kredietwaardigheid van die instellingen onafhankelijk te beoordelen en door interne kredietbeoordelingen toe te kennen aan elk ervan en deze geregeld te evalueren;

i)

zij kunnen tijdens de liquidatieperiode uitbetaald worden binnen drie dagen vanaf het moment dat de in gebreke blijvende CSD-bancaire dienstverlener niet aan zijn vervallende betalingsverplichtingen voldoet;

j)

er zijn voldoende gekwalificeerde liquide middelen zoals bedoeld in artikel 34 beschikbaar om de tijd te overbruggen tot aan het moment waarop de bankgarantie en de kredietbrieven uitbetaald dienen te worden in het geval dat een van de gekoppelde CSD's in gebreke blijft;

k)

het risico van het niet beschikken over het volledige bedrag van de bankgarantie en kredietbrieven die door het consortium worden betaald, wordt beperkt door:

i)

het vaststellen van geschikte concentratiegrenzen die ervoor zorgen dat geen van de financiële instellingen, met inbegrip van moederonderneming en dochtermaatschappijen, voor meer dan 10 % van het totaalbedrag van de kredietbrief deelneemt aan de waarborgen van het consortium;

ii)

het beperken van de door de bankgarantie en de kredietbrieven gedekte kredietblootstelling aan het totaalbedrag van de bankgarantie minus, ofwel 10 % van het totaalbedrag, ofwel, als dit bedrag lager is, het bedrag dat wordt gewaarborgd door de twee kredietinstellingen met het grootste aandeel in het totaalbedrag;

iii)

het implementeren van extra risicobeperkende maatregelen zoals effectieve verliesdelingsovereenkomsten met duidelijk omschreven regels en procedures;

l)

de overeenkomsten worden op gezette tijden getest en geëvalueerd ingevolge artikel 41, lid 3, van Verordening (EU) nr. 909/2014.

HOOFDSTUK II

PRUDENTIEEL KADER VOOR KREDIET- EN LIQUIDITEITSRISICO

Artikel 17

Algemene bepalingen

1.   Voor de toepassing van de prudentiële vereisten in verband met kredietrisico's die voortvloeien uit het verlenen van bancaire nevendiensten door een CSD-bancaire dienstverlener met betrekking tot elk effectenafwikkelingssysteem, zoals bedoeld in artikel 59, leden 3 en 5, van Verordening (EU) nr. 909/2014, voldoet een CSD-bancaire dienstverlener aan alle vereisten vervat in dit hoofdstuk betreffende het bewaken, meten, beheren, rapporteren en openbaar maken van kredietrisico met betrekking tot het volgende:

a)

intraday-kredietrisico en overnight-kredietrisico;

b)

relevante zekerheid en andere gelijkwaardige financiële middelen aangewend in verband met de onder a) bedoelde risico's;

c)

potentiële resterende kredietblootstellingen;

d)

terugbetalingsprocedures en sanctietarieven.

2.   Voor de toepassing van de prudentiële vereisten in verband met de liquiditeitsrisico's die voortvloeien uit het verlenen van bancaire nevendiensten door een CSD-bancaire dienstverlener met betrekking tot elk effectenafwikkelingssysteem, zoals bedoeld in artikel 59, lid 4, van Verordening (EU) nr. 909/2014, voldoet een CSD-bancaire dienstverlener aan al het volgende:

a)

de vereisten van afdeling 2 betreffende het bewaken, meten, beheren, rapporteren en openbaar maken van de liquiditeitsrisico's;

b)

de vereisten van Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende het bewaken, meten, beheren, rapporteren en openbaar maken van andere liquiditeitsrisico's dan die bedoeld onder a).

AFDELING 1

Kredietrisico

Artikel 18

Kader voor het beheren van kredietrisico

1.   Voor de toepassing van artikel 17, lid 1, onder a), ontwerpt en implementeert een CSD-bancaire dienstverlener gedragslijnen en procedures die voldoen aan de volgende vereisten:

a)

het meten van intraday en overnight-kredietrisico's overeenkomstig onderafdeling 1;

b)

het bewaken van intraday en overnight-kredietrisico's overeenkomstig onderafdeling 2;

c)

het beheren van intraday en overnight-kredietrisico's overeenkomstig onderafdeling 3;

d)

het meten, bewaken en beheren van zekerheid en andere gelijkwaardige financiële middelen, zoals bedoeld in artikel 59, lid 3, onder c) en onder d), van Verordening (EU) nr. 909/2014, overeenkomstig hoofdstuk I van deze verordening;

e)

het analyseren en plannen van de wijze waarop potentiële resterende kredietblootstellingen moeten worden behandeld, overeenkomstig onderafdeling 4;

f)

het beheren van zijn terugbetalingsprocedures en sanctietarieven, overeenkomstig onderafdeling 5;

g)

het rapporteren van kredietrisico's overeenkomstig onderafdeling 6;

h)

het openbaar maken van kredietrisico's overeenkomstig onderafdeling 7.

2.   De CSD-bancaire dienstverlener evalueert ten minste jaarlijks de gedragslijnen en procedures bedoeld in lid 1.

3.   De CSD-bancaire dienstverlener evalueert die gedragslijnen en procedures eveneens wanneer een van de volgende zaken aan de orde is en indien een van de veranderingen bedoeld onder a) of b) de risicoblootstelling van de CSD-bancaire dienstverlener beïnvloedt:

a)

de gedragslijnen en procedures worden materieel gewijzigd;

b)

de CSD-bancaire dienstverlener voert vrijwillig een verandering door als gevolg van de beoordeling bedoeld in artikel 19.

4.   De gedragslijnen en procedures bedoeld in lid 1 omvatten het opstellen en actualiseren van een verslag betreffende de kredietrisico's. Dat verslag omvat het volgende:

a)

de in artikel 19 bedoelde maatstaven;

b)

de overeenkomstig artikel 13 toegepaste waarderingscorrecties, gerapporteerd per type zekerheid;

c)

de in lid 3 bedoelde wijzigingen van de gedragslijnen of procedures.

5.   Het verslag bedoeld in lid 4 wordt maandelijks geëvalueerd door de relevante commissies, ingesteld door het leidinggevend orgaan van de CSD-bancaire dienstverlener. Indien de CSD-bancaire dienstverlener een door de CSD aangewezen kredietinstelling is, overeenkomstig artikel 54, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 909/2014, wordt, met dezelfde maandelijkse frequentie, het verslag bedoeld in lid 4 tevens ter beschikking gesteld van de risicocommissie van de CSD, ingesteld krachtens artikel 48 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/392.

6.   Indien de CSD-bancaire dienstverlener een of meer van de in artikel 14 bedoelde concentratiegrenzen overschrijdt, meldt hij dit onmiddellijk aan zijn relevante commissie verantwoordelijk voor risicobeheersing en in het geval dat het een kredietinstelling betreft als bedoeld in lid 5 van dit artikel, meldt hij dit onmiddellijk aan de risicocommissie van de CSD.

Onderafdeling 1

Het meten van kredietrisico's

Artikel 19

Het meten van het intraday-kredietrisico

1.   Een CSD-bancaire dienstverlener identificeert en meet intraday-kredietblootstellingen en anticipeert op de maximale intraday-kredietblootstellingen met behulp van operationele en analytische instrumenten waarmee intraday-kredietblootstellingen geïdentificeerd en gemeten kunnen worden en waarmee met name voor alle tegenpartijen alle volgende maatstaven geregistreerd kunnen worden:

a)

de maximale en gemiddelde intraday-kredietblootstellingen voor bancaire nevendiensten vervat in deel C van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 909/2014;

b)

de maximale en gemiddelde intraday-kredietblootstellingen per geldnemende deelnemer en de verdere uitsplitsing van de zekerheid die deze kredietblootstellingen dekt;

c)

de maximale en gemiddelde intraday-kredietblootstellingen ten opzichte van andere tegenpartijen en, indien deze blootstellingen zijn gewaarborgd door middel van een zekerheid, de verdere uitsplitsing van dat zekerheid die deze intraday-kredietblootstellingen dekt;

d)

de totale waarde van de aan deelnemers verstrekte intraday-kredietlijnen;

e)

de verdere uitsplitsing van de kredietblootstellingen waarvan sprake onder b) en c) beslaat het volgende:

i)

zekerheid die voldoet aan de vereisten van artikel 10;

ii)

overige zekerheid overeenkomstig artikel 11, lid 1;

iii)

overige zekerheid overeenkomstig artikel 11, lid 2;

iv)

overige gelijkwaardige financiële middelen overeenkomstig artikelen 15 en 16.

2.   Een CSD-bancaire dienstverlener voert de in lid 1 bedoelde metingen voortdurend uit.

Indien het continu identificeren en meten van het intraday-kredietrisico niet mogelijk is door de afhankelijkheid van de beschikbaarheid van externe data, meet de CSD-bancaire dienstverlener het intraday-kredietrisico met de hoogst mogelijke frequentie, ten minste dagelijks.

Artikel 20

Het meten van het overnight-kredietrisico

Een CSD-bancaire dienstverlener meet de overnight-kredietblootstellingen voor bancaire nevendiensten vervat in deel C van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 909/2014 door dagelijks aan het einde van de werkdag de uitstaande kredietblootstellingen van de vorige dag vast te leggen.

Onderafdeling 2

Het bewaken van kredietrisico's

Artikel 21

Het bewaken van intraday-kredietblootstellingen

Met het oog op het bewaken van het intraday-kredietrisico, verricht een CSD-bancaire dienstverlener met name de volgende handelingen:

a)

het voortdurend bewaken, via een automatisch rapportagesysteem, van de intraday-kredietblootstellingen die voortvloeien uit de bancaire nevendiensten bedoeld in deel C van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 909/2014;

b)

het bijhouden, gedurende een periode van minimaal tien jaar, van een vastlegging van de dagelijkse maximale en gemiddelde intraday-kredietblootstellingen uit hoofde van de bancaire nevendiensten bedoeld in deel C van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 909/2014;

c)

het registreren van de intraday-kredietblootstellingen afkomstig van iedere entiteit ten opzichte waarvan intraday-kredietblootstellingen bestaan, met inbegrip van de volgende:

i)

emittenten;

ii)

deelnemers aan het effectenafwikkelingssysteem geëxploiteerd door een CSD, op entiteits- en groepsniveau;

iii)

CSD's met interoperabele koppelingen;

iv)

banken en overige financiële instellingen gebruikt voor het doen of het ontvangen van betalingen;

d)

het volledig beschrijven van de wijze waarop in het kredietrisicobeheersysteem rekening wordt gehouden met de onderlinge afhankelijkheden en talrijke relaties die een CSD-bancaire dienstverlener kan hebben met elk van de entiteiten bedoeld onder c);

e)

het specificeren, voor elk van de tegenpartijen, van de wijze waarop de CSD-bancaire dienstverlener de concentratie van zijn intraday-kredietblootstellingen bewaakt, met inbegrip van zijn blootstellingen ten opzichte van de samenstellende entiteiten van de groepen waarvan sprake onder c);

f)

het specificeren van de wijze waarop de CSD-bancaire dienstverlener de toereikendheid beoordeelt van de op de geïnde zekerheid toegepaste waarderingscorrecties;

g)

het specificeren van de wijze waarop de CSD-bancaire dienstverlener de dekking van de kredietblootstellingen met zekerheid en de dekking van de kredietblootstellingen met overige gelijkwaardige financiële middelen bewaakt.

Artikel 22

Het bewaken van het overnight-kredietrisico

Met het oog op het bewaken van de overnight-kredietblootstellingen belast een CSD-bancaire dienstverlener zich met betrekking tot het overnight-krediet met:

a)

het bijhouden van een vastlegging van het totaal van de feitelijke kredietblootstellingen aan het einde van de werkdag, gedurende een periode van ten minste tien jaar;

b)

het dagelijks registreren van de onder a) bedoelde informatie.

Onderafdeling 3

Het beheren van intraday-kredietrisico's

Artikel 23

Algemene vereisten voor het beheren van intraday-kredietrisico

1.   Met het oog op het beheren van het intraday-kredietrisico belast een CSD-bancaire dienstverlener zich met het volgende:

a)

het specificeren van de wijze waarop hij het ontwerp en de werking van zijn kredietrisicobeheerkader beoordeelt met betrekking tot alle activiteiten waarvan sprake in deel C van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 909/2014;

b)

alleen kredietlijnen verlenen die te allen tijde onvoorwaardelijk opzegbaar zijn door de CSD-bancaire dienstverlener en zonder aankondiging vooraf aan de geldnemende deelnemers van het effectenafwikkelingssysteem geëxploiteerd door de CSD;

c)

indien een bankgarantie, bedoeld in artikel 16, wordt gebruikt in interoperabele koppelingen, beoordeelt en analyseert een CSD-bancaire dienstverlener de onderlinge verwevenheid die kan ontstaan door het feit dat die bankgarantie verstrekt wordt door dezelfde deelnemers.

2.   De volgende blootstellingen zijn vrijgesteld van de toepassing van artikelen 9 tot en met 15 en 24:

a)

blootstellingen ten opzichte van de leden van het Europees Stelsel van centrale banken en instanties van andere lidstaten met een soortgelijke functie en andere overheidsinstellingen van de Unie die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld;

b)

blootstellingen ten opzichte van een van de multilaterale ontwikkelingsbanken vermeld in artikel 117, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

c)

blootstellingen ten opzichte van een van de internationale organisaties vermeld in artikel 118 van Verordening (EU) nr. 575/2013;

d)

blootstellingen ten opzichte van entiteiten uit de publieke sector in de zin van artikel 4, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013, indien zij eigendom zijn van centrale overheden en er met de centrale overheden die hun kredietblootstellingen waarborgen uitdrukkelijke regelingen voor getroffen zijn;

e)

blootstellingen ten opzichte van centrale banken van derde landen die zijn uitgedrukt in de lokale valuta van die centrale bank, onder voorwaarde dat de Commissie een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 114, lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013, waarin bevestigd wordt dat dit derde land geacht wordt toezicht- en regelgevingsafspraken toe te passen die op zijn minst gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie worden toegepast.

Artikel 24

Kredietlimieten

Ten behoeve van het beheren van intraday-kredietrisico en indien de kredietlimieten voor een individuele geldnemende deelnemer op groepsniveau vastgesteld worden, voldoet een CSD-bancaire dienstverlener aan al het volgende:

a)

beoordelen van de kredietwaardigheid van de geldnemende deelnemer op basis van een methodologie waarbij niet alleen vertrouwd wordt op extern advies;

b)

controleren of de zekerheid en de overige gelijkwaardige financiële middelen, verstrekt door een deelnemer om de intraday-kredietblootstellingen te dekken, voldoen aan de respectievelijk in artikelen 9 en 15 vervatte vereisten;

c)

bepalen van de kredietlimieten voor een geldnemende deelnemer op basis van de talrijke relaties die de CSD-bancaire dienstverlener heeft met de geldnemende deelnemer, inclusief indien de CSD-bancaire dienstverlener aan dezelfde deelnemer meer dan een bancaire nevendienst levert onder die waarvan sprake in deel C van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 909/2014;

d)

rekening houden met het niveau van gekwalificeerde liquide middelen overeenkomstig artikel 34;

e)

evalueren van de kredietlimieten van een geldnemende deelnemer met het oog op het garanderen van beide volgende elementen:

i)

indien de kredietwaardigheid van een geldnemende deelnemer afneemt, worden de kredietlimieten herzien of verlaagd;

ii)

indien de waarde van de door de geldnemende deelnemer verstrekte zekerheid daalt, wordt het de kredietbeschikbaarheid verminderd.

f)

ten minste jaarlijks de aan geldnemende deelnemers toegekende kredietlijnen evalueren op basis van hun feitelijke kredietgebruik;

g)

ervoor zorgen dat het bedrag aan overnight-kredietblootstellingen wordt meegerekend bij het gebruik van de aan de deelnemer toegekende kredietlimiet;

h)

ervoor zorgen dat het bedrag aan overnight-krediet dat nog niet is terugbetaald wordt meegerekend bij het intraday-blootstellingen van de volgende dag en wordt begrensd door de kredietlimiet.

Onderafdeling 4

Potentiële resterende kredietblootstellingen

Artikel 25

Potentiële resterende kredietblootstellingen

1.   De gedragslijnen en procedures bedoeld in artikel 18, lid 1, zorgen ervoor dat potentiële resterende kredietblootstellingen worden beheerd, inclusief in die situaties waarin de postliquidatiewaarde van de zekerheid en andere gelijkwaardige financiële middelen niet volstaan om de kredietblootstellingen van de CSD-bancaire dienstverlener te dekken.

2.   Deze gedragslijnen en procedures:

a)

specificeren op welke wijze potentieel ongedekte kredietverliezen worden toegewezen, met inbegrip van de terugbetaling van financiële middelen die een CSD-bancaire dienstverlener eventueel leent bij liquiditeitsverstrekkers om liquiditeitstekorten gerelateerd aan deze verliezen de dekken;

b)

omvatten een voortdurende beoordeling van de veranderende marktomstandigheden gerelateerd aan de postliquidatiewaarde van de zekerheid of van andere gelijkwaardige financiële middelen die zich tot een potentiële resterende blootstelling kunnen ontwikkelen;

c)

specificeren dat de beoordeling bedoeld onder b) vergezeld gaat van een procedure die omvat:

i)

de maatregelen die worden genomen om de onder b) bedoelde marktomstandigheden te behandelen;

ii)

de timing van de in punt i) bedoelde maatregelen;

iii)

updates van het kredietrisicobeheerkader als gevolg van de marktomstandigheden bedoeld onder b).

3.   De risicocommissie van de CSD-bancaire dienstverlener en, indien relevant, de risicocommissie van de CSD worden over elk risico dat een potentiële resterende kredietblootstelling kan veroorzaken geïnformeerd en de bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 60, lid 1, van Verordening (EU) nr. 909/2014 wordt onmiddellijk in kennis gesteld van deze risico's.

4.   De ontwikkelingen op de markt en de veranderingen van de bedrijfsactiviteiten die van invloed zijn op de intraday-kredietrisicoblootstellingen worden om de zes maanden geanalyseerd en geëvalueerd en aan de risicocommissie van de CSD-bancaire dienstverlener en, indien relevant, aan de risicocommissie van de CSD gerapporteerd.

Onderafdeling 5

Terugbetalingsprocedures en sanctietarieven

Artikel 26

Terugbetalingsprocedures voor intraday-krediet

1.   Een CSD-bancaire dienstverlener beschikt over effectieve terugbetalingsprocedures voor intraday-krediet die beantwoorden aan de vereisten in de leden 2 en 3.

2.   De terugbetalingsprocedures voor intraday-krediet bepalen sanctietarieven die fungeren als een effectief afschrikmiddel tegen het ontmoedigen van overnight-kredietblootstellingen en bovendien dat zij voldoen aan de twee volgende voorwaarden:

a)

zij zijn hoger dan het markttarief voor overnight-leningen tegen zekerheid van de interbancaire geldmarkt en de marginale beleningsrente van een centrale bank die de valuta uitgeeft van de kredietblootstelling;

b)

zij houden rekening met de financieringskosten van de valuta van de kredietblootstelling en de kredietwaardigheid van de deelnemer met een overnight-kredietblootstelling.

Onderafdeling 6

Het rapporteren van kredietrisico's

Artikel 27

Rapportage aan de autoriteiten over intraday-risicobeheer

1.   Een CSD-bancaire dienstverlener rapporteert aan de relevante bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 60, lid 1, van Verordening (EU) nr. 909/2014.

2.   Een CSD-bancaire dienstverlener voldoet aan alle volgende rapportagevereisten:

a)

hij dient ten minste één keer per jaar een kwalitatief verslag in waarin alle maatregelen gespecificeerd worden die zijn genomen betreffende de wijze waarop kredietrisico's, met inbegrip van intraday-kredietrisico's worden gemeten, bewaakt en beheerd;

b)

hij meldt alle materiële wijzigingen in de onder a) bedoelde maatregelen, zodra zij plaatsvinden;

c)

hij dient de in artikel 19 bedoelde maatstaven maandelijks in.

3.   Indien de CSD-bancaire dienstverlener de vereisten van deze verordening schendt of dreigt te schenden, inclusief in tijden van stress, meldt hij dit onmiddellijk aan de relevante bevoegde autoriteit en dient hij zonder onnodig uitstel een gedetailleerd plan in bij die bevoegde autoriteit voor de tijdige hernieuwde naleving van de vereisten.

4.   Tot het moment waarop de vereisten van deze verordening en van Verordening (EU) nr. 909/2014 opnieuw worden nageleefd, doet de CSD-bancaire dienstverlener verslag van de onderwerpen bedoeld in lid 2, in voorkomende gevallen, dagelijks aan het eind van elke werkdag, tenzij de relevante bevoegde autoriteit een lagere rapportagefrequentie toestaat en een langere rapportagetermijn, rekening houdend met de individuele situatie van de CSD-bancaire dienstverlener en de schaal en complexiteit van zijn bedrijfsactiviteiten.

Onderafdeling 7

Openbaarmaking

Artikel 28

Openbaarmaking

Voor de toepassing van artikel 18, lid 1, onder h), maakt de CSD-bancaire dienstverlener jaarlijks een uitgebreid kwalitatief verslag openbaar waarin wordt gespecificeerd hoe kredietrisico's, met inbegrip van intraday-kredietrisico's, worden gemeten, bewaakt en beheerd.

AFDELING 2

Liquiditeitsrisico

Artikel 29

Algemene regels betreffende liquiditeitsrisico's

1.   Voor de toepassing van artikel 17, lid 2, onder a), ontwerpt en implementeert een CSD-bancaire dienstverlener gedragslijnen en procedures die:

a)

intraday en overnight-liquiditeitsrisico's meten overeenkomstig onderafdeling 1;

b)

intraday en overnight-kredietrisico's bewaken overeenkomstig onderafdeling 2;

c)

liquiditeitsrisico's beheren overeenkomstig onderafdeling 3;

d)

intraday en overnight-kredietrisico's rapporteren overeenkomstig onderafdeling 4;

e)

het kader en de instrumenten voor het bewaken, meten, beheren en rapporteren van liquiditeitsrisico's overeenkomstig onderafdeling 5, openbaar maken.

2.   Alle wijzigingen aan het omvattende kader voor liquiditeitsrisico's worden gemeld aan het leidinggevend orgaan van de CSD-bancaire dienstverlener.

Onderafdeling 1

Het meten van intraday-liquiditeitsrisico's

Artikel 30

Het meten van intraday-liquiditeitsrisico's

1.   Een CSD-bancaire dienstverlener voert effectieve operationele en analytische instrumenten in voor het voortdurend meten van de volgende maatstaven per valutasoort:

a)

het maximale intraday-liquiditeitsgebruik, berekend aan de hand van de hoogste positieve netto cumulatieve positie en de hoogste negatieve netto cumulatieve positie;

b)

de totaal beschikbare liquide middelen intraday aan het begin van de werkdag, uitgesplitst in de volgende categorieën:

i)

gekwalificeerde liquide middelen zoals gespecificeerd in artikel 34:

contanten gedeponeerd bij een valuta-uitgevende centrale bank;

beschikbare contanten gedeponeerd bij overige kredietwaardige financiële instellingen bedoeld in artikel 38, lid 1;

gecommitteerde kredietlijnen of vergelijkbare regelingen;

activa die voldoen aan de vereisten van artikelen 10 en 11, lid 1, van deze verordening toepasselijk op zekerheid, of financiële instrumenten die voldoen aan de vereisten vervat in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/392, die onmiddellijk beschikbaar zijn en inwisselbaar in contanten met vooraf overeengekomen en zeer betrouwbare financieringsregelingen, zoals bedoeld in artikel 38;

de in artikelen 10 en 11, lid 1, bedoelde zekerheid;

ii)

andere dan gekwalificeerde liquide middelen, met inbegrip van niet-gecommitteerde kredietlijnen;

c)

de totale waarde van al het volgende:

i)

de uitstromen van intraday-liquiditeiten, met inbegrip van die met een tijdspecifieke intraday-termijn;

ii)

verplichtingen tot afwikkeling in contanten in andere effectenafwikkelingssystemen waarin de CSD waarvoor de CSD-bancaire dienstverlener als afwikkelende instantie optreedt posities dient af te wikkelen;

iii)

verplichtingen gerelateerd aan de marktactiviteiten van de CSD-bancaire dienstverlener, zoals het uitvoeren of terugdraaien van geldmarkttransacties of margestortingen;

iv)

overige betalingen die essentieel zijn voor de reputatie van de CSD en de CSD-bancaire dienstverlener.

2.   Voor alle valuta's van de effectenafwikkelingssystemen waarvoor een CSD-bancaire dienstverlener als afwikkelende instantie optreedt, bewaakt de CSD-bancaire dienstverlener de liquiditeitsbehoeften van iedere entiteit ten opzichte waarvan de CSD-bancaire dienstverlener een liquiditeitsblootstelling heeft.

Artikel 31

Het meten van overnight-liquiditeitsrisico's

De CSD-bancaire dienstverlener vergelijkt, voor elk van de afwikkelingsvaluta van het effectenafwikkelingssysteem waarvoor de CSD-bancaire dienstverlener als afwikkelende instantie optreedt, met betrekking tot de overnight-liquiditeitsrisico's voortdurend zijn liquide middelen met zijn liquiditeitsbehoeften indien deze behoeften voortvloeien uit het gebruik van overnight-krediet.

Onderafdeling 2

Het bewaken van intraday-liquiditeitsrisico's

Artikel 32

Het bewaken van intraday-liquiditeitsrisico's

1.   De CSD-bancaire dienstverlener stelt een rapport op over het intraday-liquiditeitsrisico dat hij op zich neemt en houdt dit actueel. Een dergelijk rapport omvat ten minste:

a)

de in artikel 30, lid 1, bedoelde maatstaven;

b)

de risicobereidheid van de CSD-bancaire dienstverlener;

c)

een noodfinancieringsplan waarin de remedies staan die toegepast dienen te worden indien de risicobereidheid wordt overschreden.

Het in de eerste alinea bedoelde rapport wordt maandelijks geëvalueerd door de risicocommissie van de CSD-bancaire dienstverlener en door de risicocommissie van de CSD.

2.   Voor alle afwikkelingsvaluta van de effectenafwikkelingssystemen waarvoor de CSD-bancaire dienstverlener als afwikkelende instantie optreedt, beschikt de CSD-bancaire dienstverlener over effectieve operationele en analytische instrumenten om op basis van de saldi en de resterende intraday-liquiditeitscapaciteit bijna realtime zijn intraday-liquiditeitsposities te vergelijken met zijn verwachte bedrijfsactiviteiten en beschikbare middelen. De CSD-bancaire dienstverlener wordt geacht:

a)

gedurende een periode van ten minste tien jaar een vastlegging van de dagelijkse hoogste positieve netto cumulatieve intraday-positie en de hoogste negatieve netto cumulatieve intraday-positie bij te houden voor alle afwikkelingsvaluta van het effectenafwikkelingssysteem waarvoor hij als afwikkelende instantie optreedt;

b)

zijn intraday-liquiditeitsblootstellingen voortdurend te vergelijken met de hoogste intraday-liquiditeitsblootstelling die ooit is geregistreerd.

Artikel 33

Het bewaken van de overnight-liquiditeitsrisico's

De CSD-bancaire dienstverlener voert de volgende twee taken uit in verband met de overnight-liquiditeitsrisico's:

a)

het bijhouden van een vastlegging, gedurende een periode van ten minste tien jaar, van de liquiditeitsrisico's uit hoofde van het gebruik van overnight-krediet voor alle valuta's van het effectenafwikkelingssysteem waarvoor hij als afwikkelende instantie optreedt;

b)

het vergelijken van het liquiditeitsrisico uit hoofde van het verlenen van overnight-krediet met de hoogste liquiditeitsblootstelling uit hoofde van het verlenen van overnight-krediet die ooit is geregistreerd.

Onderafdeling 3

Het beheren van liquiditeitsrisico's

Artikel 34

Gekwalificeerde liquide middelen

Een CSD-bancaire dienstverlener beperkt de desbetreffende liquiditeitsrisico's, met inbegrip van intraday-liquiditeitsrisico's, in elke valuta door het gebruik van een van de volgende gekwalificeerde liquide middelen:

a)

contanten gedeponeerd bij een valuta-uitgevende centrale bank;

b)

beschikbare contanten gedeponeerd bij een van de in artikel 38, lid 1, opgesomde kredietwaardige financiële instellingen;

c)

gecommitteerde kredietlijnen of vergelijkbare overeenkomsten;

d)

activa die voldoen aan de op zekerheid van toepassing zijnde vereisten van artikel 10 en artikel 11, lid 1, van deze verordening, of financiële instrumenten die in overeenstemming zijn met Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/392, die onmiddellijk beschikbaar zijn en snel omgezet kunnen worden in contanten door middel van vooraf overeengekomen en zeer betrouwbare financieringsregelingen overeenkomstig artikel 38 van deze verordening;

e)

de in artikelen 10 en 11, lid 1, bedoelde zekerheid.

Artikel 35

Het beheren van het intraday-liquiditeitsrisico

1.   De CSD-bancaire dienstverlener zal voor elke valuta van elk van de effectenafwikkelingssystemen waarvoor hij als afwikkelende instantie optreedt:

a)

een schatting maken van de intraday-liquiditeitsinstromen en -uitstromen voor alle bancaire nevendiensten die hij levert;

b)

op de intraday-timing van deze liquiditeitsstromen anticiperen;

c)

de intraday-liquiditeitsbehoeften die op verschillende momenten gedurende de dag kunnen ontstaan voorspellen.

2.   De CSD-bancaire dienstverlener belast zich ermee om voor elke valuta van elk van de effectenafwikkelingssystemen waarvoor hij als afwikkelende instantie optreedt:

a)

ervoor te zorgen dat er voldoende intraday-financiering verworven wordt om zijn intraday-doelstellingen te halen die voortkomen uit de analyse bedoeld in lid 1;

b)

de zekerheid te beheren die nodig is om in stresssituaties intraday-middelen te verkrijgen en gereed te zijn om deze om te zetten in contanten, met inachtneming van de waarderingscorrecties overeenkomstig artikel 13 en de concentratiegrenzen overeenkomstig artikel 14;

c)

de timing van zijn liquiditeitsuitstromen te beheren in overeenstemming met zijn intraday-doelstellingen;

d)

regelingen te treffen voor het omgaan met onverwachte verstoringen van zijn intraday-liquiditeitsstromen.

3.   Om aan de minimumvereiste voor gekwalificeerde liquide middelen te voldoen, identificeert en beheert een CSD-bancaire dienstverlener de risico's waaraan hij zou worden blootgesteld, indien ten minste twee deelnemers, met inbegrip van hun moederonderneming en dochtermaatschappijen, waaraan hij de grootste liquiditeitsblootstelling heeft, in gebreke blijven.

4.   Met het oog op het risico van onverwachte verstoringen van zijn intraday-liquiditeitsstromen, bedoeld in lid 2, onder d), specificeert de CSD-bancaire dienstverlener, indien relevant, extreme, maar aannemelijke scenario's, met inbegrip van die vastgesteld in artikel 36, lid 7, die gebaseerd zijn op ten minste een van het volgende:

a)

een reeks historische scenario's, met inbegrip van perioden van extreme marktbewegingen, geobserveerd over de laatste dertig jaar, of zolang betrouwbare data beschikbaar zijn, die de CSD-bancaire dienstverlener zouden hebben blootgesteld aan het grootste financiële risico, tenzij de CSD-bancaire dienstverlener kan bewijzen dat de herhaling van een bepaalde situatie met grote prijsschommelingen uit het verleden niet aannemelijk is;

b)

een reeks van potentiële toekomstscenario's die voldoen aan de volgende voorwaarden:

i)

zij zijn gebaseerd op consistente veronderstellingen betreffende marktvolatiliteit en prijscorrelatie voor diverse markten en financiële instrumenten;

ii)

zij zijn gebaseerd op zowel kwantitatieve als kwalitatieve beoordelingen van potentiële marktomstandigheden, met inbegrip van verstoring en ontwrichting of onregelmatigheden in de toegankelijkheid van markten, evenals afname van de liquiditeitswaarde van zekerheid en beperkte marktliquiditeit ingeval andere activa dan geldmiddelen geaccepteerd zijn als zekerheid.

5.   Voor de toepassing van lid 2, houdt de CSD-bancaire dienstverlener eveneens rekening met het volgende:

a)

de opzet en de bedrijfsactiviteiten van de CSD-bancaire dienstverlener, inclusief met betrekking tot de entiteiten bedoeld in artikel 30, lid 2, en gekoppelde financiële marktinfrastructuren of andere entiteiten die een materieel liquiditeitsrisico kunnen vormen voor de CSD-bancaire dienstverlener en, indien toepasselijk, een meerdaagse periode beslaan;

b)

nauwe relaties of vergelijkbare blootstellingen tussen de deelnemers van de CSD-bancaire dienstverlener, inclusief die tussen de deelnemers en hun moederonderneming en dochtermaatschappijen;

c)

een schatting van de waarschijnlijkheid van talrijke wanbetalingen van deelnemers en de effecten die zulke wanbetalingen mogelijk hebben op de deelnemers;

d)

de impact van talrijke wanbetalingen bedoeld onder c) op de kasstromen van de CSD-bancaire dienstverlener en op zijn compenserend vermogen en overlevingskansen;

e)

in hoeverre de modellering de verschillende gevolgen weergeeft die economische stress kan hebben, zowel voor de activa van de CSD-bancaire dienstverlener als voor zijn liquiditeitsinstromen en -uitstromen.

6.   De verzameling historische en hypothetische scenario's die gebruikt wordt voor het identificeren van extreme maar aannemelijke marktomstandigheden wordt ten minste jaarlijks door de CSD-bancaire dienstverlener en, indien relevant, in samenspraak met de risicocommissie van de CSD geëvalueerd. Deze scenario's worden vaker geëvalueerd indien marktontwikkelingen of de bedrijfsactiviteiten van de CSD-bancaire dienstverlener de veronderstellingen die eraan ten grondslag liggen dusdanig beïnvloeden dat wijziging van de scenario's vereist is.

7.   In het liquiditeitsrisicobeheersysteem wordt rekening gehouden met de mate waarin, zowel kwantitatief als kwalitatief, extreme prijsschommelingen van zekerheid of activa op talrijke aangewezen markten gelijktijdig kunnen plaatsvinden. Binnen dit raamwerk wordt in aanmerking genomen dat historische prijscorrelaties in extreme maar aannemelijke marktomstandigheden niet langer van toepassing kunnen zijn. Een CSD-bancaire dienstverlener houdt bij het in dit artikel bedoelde stresstesten rekening met al zijn externe afhankelijkheden.

8.   De CSD-bancaire dienstverlener stelt vast op welke wijze de bewakingsmaatstaven voor intraday-risico's bedoeld in artikel 30, lid 1, worden gebruikt voor het berekenen van de passende waarde voor de noodzakelijke intraday-financiering. Hij schept een intern kader voor het vaststellen van de prudente waarde van liquide activa die afdoende wordt geacht voor het dekken van zijn intraday-blootstelling met inbegrip van, met name, al het volgende:

a)

het tijdig bewaken van liquide activa, met inbegrip van de kwaliteit van de activa, de concentratie ervan en de onmiddellijke beschikbaarheid;

b)

passend beleid voor het bewaken van de marktomstandigheden die de liquiditeit van de intraday-gekwalificeerde liquide middelen kunnen beïnvloeden;

c)

de waarde van de intraday gekwalificeerde liquide middelen, gewaardeerd en gekalibreerd onder gespannen marktomstandigheden, met inbegrip van de scenario's bedoeld in artikel 36, lid 7.

9.   De CSD-bancaire dienstverlener zorgt ervoor dat zijn liquide activa gecontroleerd worden door een specifieke liquiditeitenbeheerfunctie.

10.   In het liquiditeitsrisicokader van de CSD-bancaire dienstverlener worden passende governanceregelingen opgenomen betreffende de hoeveelheid en de vorm van de totale gekwalificeerde liquide middelen die de CSD-bancaire dienstverlener aanhoudt, evenals een relevante, toereikende documentatie en, met name, een van de volgende:

a)

storting van zijn liquide activa op een aparte rekening die onder de directe controle staat van de liquiditeitenbeheerfunctie en die alleen gebruikt mag worden bij wijze van noodfonds in perioden van stress;

b)

het instellen van interne systemen en controlemechanismen opdat de liquiditeitenbeheerfunctie de efficiënte operationele controle bezit om beide onderstaande handelingen te verrichten:

i)

het omzetten van de aangehouden liquide activa in contanten op ieder gewenst moment gedurende de stressperiode;

ii)

het verkrijgen van toegang tot de noodfondsen zonder daarbij rechtstreeks in strijd te zijn met de bestaande bedrijfs- of risicomanagementstrategieën, zodat geen van de activa deel uitmaken van de liquiditeitsbuffer indien hun verkoop zonder vervanging tijdens de stressperiode een open risicopositie zou creëren boven op de interne limieten van de CSD-bancaire dienstverlener;

c)

een combinatie van de vereisten vervat onder a) en b), indien deze combinatie zorgt voor een vergelijkbaar resultaat.

11.   De vereisten van dit artikel betreffende het liquiditeitsrisicokader van de CSD-bancaire dienstverlener zijn eveneens van toepassing op grensoverschrijdende en valutaoverschrijdende blootstellingen, indien relevant.

12.   De CSD-bancaire dienstverlener evalueert de procedures bedoeld in de leden 2, 3 en 11 ten minste jaarlijks, waarbij rekening wordt gehouden met alle relevante marktontwikkelingen evenals de schaal en de concentratie van de blootstellingen.

Artikel 36

Het stresstesten van de toereikendheid van de liquide financiële middelen

1.   Een CSD-bancaire dienstverlener bepaalt en test de toereikendheid van zijn liquide middelen op het relevante valutaniveau geregeld met strenge stresstests die voldoen aan alle volgende vereisten:

a)

de tests worden uitgevoerd op basis van de factoren bedoeld in de leden 4 en 5, evenals op basis van de specifieke scenario's bedoeld in lid 6;

b)

het stresstesten omvat het geregeld testen aan de hand van intraday-scenario's van de procedures van de CSD-bancaire dienstverlener betreffende de toegankelijkheid van zijn gekwalificeerde liquide middelen afkomstig van een liquiditeitsverstrekker;

c)

zij voldoen aan de vereisten van leden 2 tot en met 6.

2.   De CSD-bancaire dienstverlener zorgt er, ten minste door rigoureuze due diligence en stresstesting, voor dat alle liquiditeitsverstrekkers van zijn minimaal vereiste gekwalificeerde liquide middelen vastgesteld overeenkomstig artikel 34 over voldoende informatie beschikken om het bijbehorende liquiditeitsrisico te begrijpen en te beheren en dat zij in staat zijn aan de voorwaarden te voldoen van een vooraf overeengekomen en zeer betrouwbare financieringsregeling vervat in artikel 59, lid 4, onder d) en e), van Verordening (EU) nr. 909/2014.

3.   De CSD-bancaire dienstverlener beschikt over regels en procedures voor het behandelen van de ontoereikendheid van de gekwalificeerde liquide financiële middelen die door zijn stresstests wordt gereleveerd.

4.   Indien de stresstests resulteren in de overschrijding van de overeengekomen risicobereidheid bedoeld in artikel 32, lid 1, onder b), belast de CSD-bancaire dienstverlener zich ermee:

a)

verslag uit te brengen van het resultaat van de stresstests aan zowel zijn eigen risicocommissie en, indien relevant, aan de risicocommissie van de CSD;

b)

het in artikel 32, lid 1, onder c), bedoelde noodplan te evalueren en aan te passen indien overschrijdingen voor het einde van de dag niet kunnen worden hersteld;

c)

regels en procedures in te stellen voor het evalueren en aanpassen van de geschiktheid van zijn liquiditeitsrisicobeheerkader en van de liquiditeitsverstrekkers, overeenkomstig de resultaten en de analyse van de stresstests.

5.   De stresstestscenario's gebruikt bij het stresstesten van liquide financiële middelen worden ontworpen met inachtneming van de opzet en de werking van de CSD-bancaire dienstverlener en omvatten alle entiteiten die in dat verband mogelijk een materieel liquiditeitsrisico vormen.

6.   De stresstestscenario's gebruikt voor het stresstesten van de gekwalificeerde liquide financiële middelen worden ontworpen rekening houdend met het in gebreke blijven, afzonderlijk of gecombineerd, van ten minste twee deelnemers van de CSD-bancaire dienstverlener, met inbegrip van hun moederonderneming en dochtermaatschappijen, ten opzichte waarvan de CSD-bancaire dienstverlener de grootste liquiditeitsblootstelling heeft.

7.   De scenario's gebruikt voor het stresstesten van liquide financiële middelen worden ontworpen met inachtneming van een breed scala aan relevante, extreme maar aannemelijke scenario's die zowel op kortstondige als langdurige stress betrekking hebben, evenals instellingsspecifieke en marktbrede stress, inclusief:

a)

het niet tijdig ontvangen van betalingen van deelnemers;

b)

het tijdelijk falen of het onvermogen van een van de liquiditeitsverstrekkers van de CSD-bancaire dienstverlener om liquiditeit te verstrekken, met inbegrip van de liquiditeitsverstrekkers bedoeld in artikel 59, lid 4, onder e), van Verordening (EU) nr. 909/2014, bewaarnemende banken, nostroagenten of een gerelateerde infrastructuur, met inbegrip van interoperabele CSD's;

c)

gelijktijdige druk op financieringsmarkten en activamarkten, inclusief een afname van de waarde van de gekwalificeerde liquide middelen;

d)

stress met betrekking tot de convertibiliteit van deviezen en de toegang tot de deviezenmarkten;

e)

een verslechterde reputatie van een CSD-bancaire dienstverlener waardoor liquiditeitsverstrekkers hun liquiditeiten intrekken;

f)

relevante maximale historische prijsvolatiliteiten van zekerheid of activa als terugkerende gebeurtenissen;

g)

veranderingen in de beschikbaarheid van krediet op de markt.

8.   De CSD-bancaire dienstverlener bepaalt de relevante valuta's bedoeld in artikel 59, lid 4, onder c), van Verordening (EU) nr. 909/2014, door achtereenvolgens de volgende stappen toe te passen:

a)

rangschik de valuta's van hoog naar laag op basis van het gemiddelde van de drie grootste dagelijkse negatieve netto cumulatieve posities, omgerekend naar euro, over een periode van twaalf maanden;

b)

beschouw als zijnde relevant:

i)

de meest relevante valuta's uit de Unie die voldoen aan de voorwaarden gespecificeerd in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/392;

ii)

alle overblijvende valuta's totdat het overeenkomstige geaggregeerde bedrag van de gemiddelde grootste netto negatieve cumulatieve posities, gemeten overeenkomstig punt a), ten minste 95 % bedraagt voor alle valuta's.

9.   De CSD-bancaire dienstverlener identificeert en actualiseert ten minste maandelijks de relevante valuta's bedoeld in lid 8. Hij bepaalt in zijn voorschriften dat, in stresssituaties, de voorlopige afwikkelingsdiensten in niet-relevante valuta's voor hun overeenkomstige waarde in een relevante valuta kunnen worden uitgevoerd.

Artikel 37

Onvoorziene en potentieel ongedekte liquiditeitstekorten

1.   De CSD-bancaire dienstverlener stelt regels en procedures in om te bewerkstelligen dat intraday- en meerdaagse betalingsverplichtingen tijdig worden afgewikkeld na een individuele of gecombineerde wanbetaling door zijn deelnemers. In deze regels en procedures wordt rekening gehouden met alle onvoorziene en potentieel ongedekte liquiditeitstekorten als gevolg van een dergelijke wanbetaling om het ontbinden, herroepen of uitstellen van de afwikkeling op dezelfde dag van betalingsverplichtingen te vermijden.

2.   De regels en procedures bedoeld in lid 1 zorgen ervoor dat de CSD-bancaire dienstverlener toegang heeft tot kasdeposito's of overnight-beleggingen van kasdeposito's en dat hij beschikt over een proces voor het aanvullen van alle liquide middelen die hij mogelijk aanwendt ten tijde van stress, zodat hij op een veilige en gezonde wijze kan blijven functioneren.

3.   De regels en procedures bedoeld in lid 1, omvatten vereisten betreffende de beide volgende elementen:

a)

een voortdurende analyse van de veranderende liquiditeitsbehoeften, opdat gebeurtenissen die zich kunnen ontwikkelen tot onvoorziene en potentieel ongedekte liquiditeitstekorten kunnen worden geïdentificeerd, inclusief een plan voor het vernieuwen van de financieringsregelingen voordat zij vervallen;

b)

het geregeld testen van deze regels en procedures in de praktijk.

4.   De in lid 1 bedoelde regels en procedures gaan vergezeld van een procedure waarin wordt omschreven hoe in de geïdentificeerde potentiële liquiditeitstekorten, mede, indien nodig, door het actualiseren van het liquiditeitsrisicobeheerkader, zonder onnodig uitstel wordt voorzien.

5.   De in lid 1 bedoelde regels en procedures detailleren ook al het volgende:

a)

de wijze waarop een CSD-bancaire dienstverlener toegang verkrijgt tot kasdeposito's of overnight-beleggingen van kasdeposito's;

b)

de wijze waarop een CSD-bancaire dienstverlener op dezelfde dag vervallende markttransacties uitvoert;

c)

de wijze waarop een CSD-bancaire dienstverlener gebruik maakt van vooraf overeengekomen liquiditeitslijnen.

6.   De in lid 1 bedoelde regels en procedures omvatten de verplichting voor de CSD-bancaire dienstverlener om alle liquiditeitsrisico's die mogelijkerwijs tot dan toe onvoorziene en potentieel ongedekte liquiditeitstekorten veroorzaken, te melden aan:

a)

de risicocommissie van de CSD-bancaire dienstverlener en, indien relevant, de risicocommissie van de CSD;

b)

de relevante bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 60, lid 1, van Verordening (EU) nr. 909/2014, op de in artikel 39 vervatte wijze.

Artikel 38

Regelingen om zekerheid of beleggingen om te zetten in contanten via vooraf overeengekomen en zeer betrouwbare financieringsregelingen

1.   Voor de toepassing van artikel 59, lid 4, onder e), van Verordening (EU) nr. 909/2014 omvatten kredietwaardige financiële instellingen een van de volgende:

a)

een kredietinstelling die een vergunning bezit volgens artikel 8 van Richtlijn 2013/36/EU, waarvan de CSD-bancaire dienstverlener kan aantonen dat deze een laag kredietrisico heeft, vastgesteld op basis van een interne beoordeling met gebruikmaking van een afgebakende en objectieve methodologie waarbij niet alleen vertrouwd wordt op extern advies;

b)

een financiële instelling uit een derde land die voldoet aan alle volgende vereisten:

i)

de instelling is onderworpen en voldoet aan prudentiële regels die ten minste als even strikt beschouwd worden als die vervat in Richtlijn 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 575/2013;

ii)

de instelling heeft robuuste boekhoudpraktijken, bewaringsprocedures en interne controles;

iii)

de instelling heeft een laag kredietrisico, vastgesteld op basis van een interne beoordeling door de CSD-bancaire dienstverlener, onder gebruikmaking van een afgebakende en objectieve methodologie waarbij niet alleen vertrouwd wordt op extern advies;

iv)

de instelling houdt rekening met de risico's die voortvloeien uit de vestiging van die financiële instelling uit een derde land in een bepaald land.

2.   Indien een CSD-bancaire dienstverlener van plan is een vooraf overeengekomen en zeer betrouwbare financieringsregeling te treffen met een kredietwaardige financiële instelling als bedoeld in lid 1, komen alleen die financiële instellingen in aanmerking die op zijn minst toegang hebben tot krediet van de centrale bank die de valuta uitgeeft waarin de vooraf overeengekomen financieringsregelingen uitgedrukt zijn, ofwel rechtstreeks ofwel via entiteiten die tot dezelfde groep behoren.

3.   Nadat een vooraf overeengekomen en zeer betrouwbare financieringsregeling is getroffen met een van de instellingen bedoeld in lid 1, bewaakt de CSD-bancaire dienstverlener voortdurend de kredietwaardigheid van deze financiële instellingen door beide onderstaande handelingen uit te voeren:

a)

het onderwerpen van deze instellingen aan een periodieke en onafhankelijke beoordeling van hun kredietwaardigheid;

b)

het toekennen en geregeld evalueren van interne ratings t.b.v. alle financiële instellingen waarmee de CSD een vooraf overeengekomen en zeer betrouwbare financieringsregeling heeft getroffen.

4.   De CSD-bancaire dienstverlener bewaakt en controleert nauwlettend de concentratie van zijn liquiditeitsrisicoblootstelling ten opzichte van elke financiële instelling die betrokken is bij een vooraf overeengekomen en zeer betrouwbare financieringsregeling, met inbegrip van diens moederonderneming en dochtermaatschappijen.

5.   Het liquiditeitsrisicobeheerkader van de CSD-bancaire dienstverlener omvat een verplichting tot het vaststellen van concentratiegrenzen, waarin het volgende bepaald wordt:

a)

de concentratiegrenzen worden vastgesteld per valuta;

b)

voor elke belangrijke valuta worden er ten minste twee regelingen getroffen;

c)

rekening houdend met alle valuta's is de CSD-bancaire dienstverlener niet al te zeer van een afzonderlijke financiële instelling afhankelijk.

Voor de toepassing van punt b) geldt dat belangrijke valuta's minimaal behoren tot de top 50 % van de meest relevante valuta's, bepaald overeenkomstig artikel 36, lid 8. Indien een valuta is aangemerkt als een belangrijke valuta, dan wordt zij als belangrijk beschouwd gedurende een periode van drie kalenderjaren vanaf de datum waarop zij als belangrijke valuta is aangemerkt.

6.   Een CSD-bancaire dienstverlener met toegang tot een routinekrediet bij de valuta-uitgevende centrale bank wordt geacht te voldoen aan de vereisten van lid 5, onder b), in de mate dat hij zekerheid heeft die in aanmerking komt voor belening bij de relevante centrale bank.

7.   De CSD-bancaire dienstverlener bewaakt en controleert voortdurend zijn concentratiegrenzen met betrekking tot zijn liquiditeitsverstrekkers, met uitzondering van die waarvan sprake in lid 6, en implementeert gedragslijnen en procedures om ervoor te zorgen dat zijn totale risicoblootstelling ten opzichte van elke individuele financiële instelling binnen de concentratiegrenzen blijft die zijn vastgesteld overeenkomstig lid 5.

8.   De CSD-bancaire dienstverlener evalueert zijn gedragslijnen en procedures betreffende de van toepassing zijnde concentratiegrenzen met betrekking tot zijn liquiditeitsverstrekkers, met uitzondering van die waarvan sprake in lid 6; dit gebeurt ten minste een keer per jaar en telkens wanneer een materiële verandering plaatsvindt die van invloed is op zijn risicoblootstelling ten opzichte van elk van de individuele financiële instellingen.

9.   In het kader van de verslaglegging aan de relevante bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 39, informeert de CSD-bancaire dienstverlener de bevoegde autoriteit over de beide volgende elementen:

a)

alle significante wijzigingen van de gedragslijnen en procedures betreffende de concentratiegrenzen met betrekking tot zijn liquiditeitsverstrekkers bepaald overeenkomstig dit artikel;

b)

de gevallen waarin de CSD-bancaire dienstverlener een in de gedragslijnen en procedures vervatte concentratiegrens overschrijdt met betrekking tot zijn liquiditeitsverstrekkers, zoals bedoeld in lid 5.

10.   Indien een concentratiegrens met betrekking tot zijn liquiditeitsverstrekkers is overschreden, remedieert de CSD-bancaire dienstverlener de overschrijding zonder onnodig uitstel, door de in lid 7 bedoelde risicobeperkende maatregelen te volgen.

11.   De CSD-bancaire dienstverlener zorgt ervoor dat de zekerheidsovereenkomst hem in staat stelt onmiddellijk toegang te verkrijgen tot zijn zekerheid ingeval een klant in gebreke blijft, waarbij in ieder geval rekening gehouden wordt met de aard, de omvang, de kwaliteit, de looptijd en de locatie van de door de klant als zekerheid verstrekte activa.

12.   Indien de door de CSD-bancaire dienstverlener als zekerheid gebruikte activa zich bevinden op effectenrekeningen die door een derde partij worden aangehouden, zorgt de CSD-bancaire dienstverlener ervoor dat aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de als zekerheid geïdentificeerde activa zijn realtime zichtbaar voor hem;

b)

de zekerheid is gescheiden van de andere effecten van de geldnemende deelnemer;

c)

de regelingen met die derde partij voorkomen ieder verlies van activa voor de CSD-bancaire dienstverlener.

13.   De CSD-bancaire dienstverlener neemt vooraf alle noodzakelijke maatregelen om de afdwingbaarheid in te stellen van zijn aanspraak op financiële instrumenten die als zekerheid zijn verstrekt.

14.   De CSD-bancaire dienstverlener heeft toegang tot de niet uit geldmiddelen bestaande activa bedoeld in artikel 10 en artikel 11, lid 1, en kan deze dezelfde dag nog omzetten in contanten via vooraf overeengekomen en zeer betrouwbare regelingen getroffen overeenkomstig artikel 59, lid 4, onder d), van Verordening (EU) nr. 909/2014.

Onderafdeling 4

Rapportage van liquiditeitsrisico's

Artikel 39

Rapportage aan bevoegde autoriteiten over intraday-risicobeheer

1.   Een CSD-bancaire dienstverlener rapporteert aan de relevante bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 60, lid 1, van Verordening (EU) nr. 909/2014.

2.   Een CSD-bancaire dienstverlener voldoet aan alle volgende rapportagevereisten:

a)

hij dient ten minste een keer per jaar een kwalitatief verslag in waarin alle genomen maatregelen gespecificeerd worden betreffende de wijze waarop liquiditeitsrisico's, met inbegrip van intraday-risico's, worden gemeten, bewaakt en beheerd;

b)

hij meldt alle materiële wijzigingen in de onder a) bedoelde maatregelen onmiddellijk nadat zij hebben plaatsgevonden;

c)

hij dient de in artikel 30, lid 1, bedoelde maatstaven maandelijks in.

3.   Indien de CSD-bancaire dienstverlener de vereisten van deze verordening schendt of dreigt te schenden, inclusief in perioden van stress, meldt hij dit onmiddellijk aan de relevante bevoegde autoriteit en dient hij zonder onnodig uitstel bij die relevante bevoegde autoriteit een gedetailleerd plan in voor de tijdige hernieuwde naleving van die vereisten.

4.   Totdat de vereisten van deze verordening en van Verordening (EU) nr. 909/2014 opnieuw worden nageleefd, doet de CSD-bancaire dienstverlener verslag van de punten bedoeld in lid 2, al naar het geval, ten minste dagelijks aan het eind van elke werkdag, tenzij de relevante bevoegde autoriteit een lagere rapportagefrequentie en een langere rapportagetermijn toestaat, rekening houdend met de individuele situatie van de CSD-bancaire dienstverlener en de schaal en complexiteit van zijn activiteiten.

Onderafdeling 5

Openbaarmaking

Artikel 40

Openbaarmaking

De CSD-bancaire dienstverlener maakt jaarlijks een omvattend kwalitatief verslag openbaar waarin beschreven wordt hoe de liquiditeitsrisico's, inclusief de intraday-liquiditeitsrisico's, worden gemeten, bewaakt en beheerd.

Onderafdeling 6

Slotbepalingen

Artikel 41

Overgangsbepalingen

1.   CSD-bancaire dienstverleners identificeren twaalf maanden na het verkrijgen van de vergunning voor het verlenen van bancaire nevendiensten de relevante valuta's overeenkomstig artikel 36, lid 8, onder b), ii).

2.   Gedurende de overgangsperiode van twaalf maanden waarvan sprake in lid 1, identificeert de in die alinea bedoelde CSD-bancaire dienstverlener de relevante valuta's in artikel 36, lid 8, onder b), ii) met inachtneming van beide volgende elementen:

a)

een voldoende groot relatief aandeel van elke valuta in de totale waarde van afwikkeling door een CSD van afwikkelingsinstructies tegenover de over een periode van één jaar berekende betaling;

b)

de impact van het niet-beschikbaar zijn van elke valuta op het soepel verlopen van de bedrijfsactiviteiten van de CSD-bancaire dienstverleners onder een breed scala van potentiële stressscenario's bedoeld in artikel 36.

Artikel 42

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 november 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1.

(2)  Principles for Financial Market Infrastructures, Comité voor Betalings- en Vereveningssystemen — Bank voor Internationale Betalingen en Technisch Comité van de Internationale Organisatie van Effectentoezichthouders, april 2012.

(3)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).

(5)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 152/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende kapitaalvereisten voor centrale tegenpartijen (PB L 52 van 23.2.2013, blz. 37).

(6)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(7)  Bazels Comité voor bankentoezicht „Monitoring tools for intraday liquidity management”, april 2013.

(8)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/392 van de Commissie van 11 november 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen inzake de vergunnings-, toezichts- en operationele vereisten voor centrale effectenbewaarinstellingen (zie bladzijde 48 van dit Publicatieblad).

(9)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(10)  Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1).

(11)  Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1).

(12)  Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen (PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11).

(13)  Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening (PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1).

(14)  Verordening (EG) nr. 1569/2007 van de Commissie van 21 december 2007 waarbij ter uitvoering van de Richtlijnen 2003/71/EG en 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad een mechanisme wordt opgezet voor het nemen van een besluit over de gelijkwaardigheid van standaarden voor jaarrekeningen die door effectenuitgevende instellingen van derde landen worden toegepast (PB L 340 van 22.12.2007, blz. 66).

(15)  Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten (PB L 168 van 27.6.2002, blz. 43).


BIJLAGE

Scenario's voor het afbouwen of herstructureren

1.

Een scenario waarbij de CSD niet in staat is om nieuw kapitaal aan te trekken om te voldoen aan de vereisten vastgelegd in artikel 47, lid 1, van Verordening (EU) nr. 909/2014, wordt geacht de herstructurering van een CSD (hierna „herstructurering” genoemd) in gang te zetten indien de in het scenario beschreven gebeurtenissen er nog altijd toe zouden leiden dat de CSD doorgaat met het exploiteren van een effectenafwikkelingssysteem als bedoeld in deel A, punt 3, van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 909/2014 en met het verlenen van ten minste één andere kerndienst opgesomd in deel A van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 909/2014.

2.

Een scenario waarbij de CSD niet in staat is om nieuw kapitaal aan te trekken om te voldoen aan de vereisten vastgelegd in artikel 47, lid 1, van Verordening (EU) nr. 909/2014, wordt geacht de afbouw van zijn activiteiten (hierna „afbouw” genoemd) in gang te zetten indien de CSD door de in het scenario beschreven gebeurtenissen niet in staat zou zijn te beantwoorden aan de definitie van artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) nr. 909/2014.

3.

De in artikel 7, onder a), bedoelde scenario's omvatten de volgende inschattingen:

a)

in geval van een herstructurering, maakt de CSD een inschatting van het verwachte aantal maanden benodigd voor een ordentelijke herstructurering van zijn bedrijfsactiviteiten;

b)

ingeval van een afbouw maakt hij een inschatting van het verwachte aantal maanden benodigd voor het afbouwen.

4.

De scenario's zijn evenredig aan de aard van de bedrijfsactiviteiten van de CSD, zijn omvang, zijn onderlinge verwevenheid met andere instellingen en met het financiële systeem, zijn bedrijfs- en financieringsmodel, zijn bedrijfsactiviteiten en bedrijfsstructuur en alle geïdentificeerde kwetsbaarheden of zwakheden van de CSD. De scenario's worden gebaseerd op gebeurtenissen die uitzonderlijk maar aannemelijk zijn.

5.

Bij het ontwerpen van de scenario's neemt de CSD elk van de volgende vereisten in acht:

a)

de in het scenario voorziene gebeurtenissen zouden dreigen de herstructurering van de bedrijfsactiviteiten van de CSD te veroorzaken;

b)

de in het scenario voorziene gebeurtenissen zouden dreigen het afbouwen van de bedrijfsactiviteiten van de CSD te veroorzaken;

6.

Het plan voor het op ordentelijke wijze herstructureren of afbouwen van de bedrijfsactiviteiten van de CSD bedoeld in artikel 47, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 909/2014 omvat alle volgende scenario's („idiosyncratische gebeurtenissen”):

a)

het faillissement van significante tegenpartijen;

b)

beschadiging van de reputatie van de instelling of de groep;

c)

een aanzienlijke uitstroom van liquiditeiten;

d)

ongunstige prijsschommelingen van de activa waaraan de instelling of groep voornamelijk is blootgesteld;

e)

aanzienlijke kredietverliezen;

f)

aanzienlijk verlies geleden door operationele risico's.

7.

Het plan voor het op ordentelijke wijze herstructureren of afbouwen van de bedrijfsactiviteiten van de CSD bedoeld in artikel 47, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 909/2014 omvat alle volgende scenario's („systeembrede gebeurtenissen”):

a)

het faillissement van significante tegenpartijen met gevolgen voor de financiële stabiliteit;

b)

een afname van de liquiditeit die beschikbaar is op de interbancaire kredietmarkt;

c)

een toename van het landenrisico en een algemene kapitaaluitstroom uit een significant land voor het bedrijf van de instelling of de groep;

d)

ongunstige prijsbewegingen van activa op een of meer markten;

e)

een macro-economische neergang.


Top