EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004D0210

2004/210/EG: Besluit van de Commissie van 3 maart 2004 tot instelling van wetenschappelijke comités op het gebied van de consumentenveiligheid, de volksgezondheid en het milieu (Voor de EER relevante tekst)

PB L 66 van 4.3.2004, p. 45–50 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 04/08/2008; opgeheven door 32008D0721

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2004/210/oj

32004D0210

2004/210/EG: Besluit van de Commissie van 3 maart 2004 tot instelling van wetenschappelijke comités op het gebied van de consumentenveiligheid, de volksgezondheid en het milieu (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 066 van 04/03/2004 blz. 0045 - 0050


Besluit van de Commissie

van 3 maart 2004

tot instelling van wetenschappelijke comités op het gebied van de consumentenveiligheid, de volksgezondheid en het milieu

(Voor de EER relevante tekst)

(2004/210/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 152 en 153,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De wetenschappelijke comités werden opgericht bij Besluit 97/404/EG van de Commissie van 10 juni 1997 houdende de oprichting van een wetenschappelijke stuurgroep(1) en bij Besluit 97/579/EG van de Commissie van 23 juli 1997 houdende de instelling van wetenschappelijke comités op het gebied van de gezondheid van de consument en de voedselveiligheid(2).

(2) De bevoegdheden van de wetenschappelijke stuurgroep (WS) met betrekking tot wetenschappelijk advies over boviene spongiforme encefalopathie en overdraagbare spongiforme encefalopathieën zijn overgedragen aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA), opgericht bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden(3).

(3) Ook de bevoegdheden van vijf van de acht bij Besluit 97/579/EG opgerichte wetenschappelijke comités zijn aan de EFSA overgedragen, namelijk die van het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding, het Wetenschappelijk Comité voor de diervoeding, het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren, het Wetenschappelijk Comité voor veterinaire maatregelen in verband met de volksgezondheid en het Wetenschappelijk Comité voor planten.

(4) De ambtstermijn van de leden van de overige drie bij Besluit 97/579/EG van de Commissie opgerichte wetenschappelijke comités, namelijk het Wetenschappelijk Comité voor cosmetische producten en voor consumenten bestemde niet-voedingsproducten, het Wetenschappelijk Comité voor geneesmiddelen en medische hulpmiddelen en het Wetenschappelijk Comité voor de toxiciteit, de ecotoxiciteit en het milieu is afgelopen. De leden van deze comités blijven in functie totdat zij zijn vervangen of herbenoemd.

(5) Daarom moeten Besluit 97/404/EG en Besluit 97/579/EG worden ingetrokken en door andere worden vervangen.

(6) Voor haar voorstellen, besluiten en beleid op het gebied van de consumentenveiligheid, de volksgezondheid en het milieu is het een essentieel vereiste dat de Commissie tijdig over degelijke wetenschappelijke adviezen kan beschikken.

(7) De adviezen van de wetenschappelijke comités over aangelegenheden in verband met de consumentenveiligheid, de volksgezondheid en het milieu moeten steunen op de beginselen van deskundigheid, onafhankelijkheid, onpartijdigheid en transparantie, zoals nader uitgewerkt in de mededeling van de Commissie over "Het bijeenbrengen en benutten van deskundigheid door de Commissie: beginselen en richtsnoeren. Verbetering van de kennisbasis voor beter beleid"(4).

(8) Het is van essentieel belang dat de wetenschappelijke comités optimaal gebruik kunnen maken van externe deskundigheid die binnen en buiten de Europese Unie aanwezig is, als dat noodzakelijk is voor een specifiek probleem.

(9) Het is het geschikte moment om de adviesstructuur van de wetenschappelijke comités te reorganiseren in het licht van de met hun functioneren opgedane ervaringen, de oprichting van de EFSA en de toekomstige behoeften van de Commissie aan onafhankelijk wetenschappelijk advies. Een dergelijke structuur moet flexibel genoeg zijn om de Commissie te kunnen adviseren zowel over aangelegenheden die vallen onder de traditionele bevoegdheidsgebieden, als over nieuwe gezondheidsrisico's die tot ontwikkeling komen of ontdekt worden, en over aangelegenheden die niet onder de bevoegdheid vallen van andere communautaire organen voor risicobeoordeling.

(10) Naar verwachting zal de behoefte aan onafhankelijk wetenschappelijk advies verder toenemen, zowel op de traditionele als op de nieuwe gebieden die onder de verantwoordelijkheid van de Gemeenschap vallen en onder de bevoegdheid van het Wetenschappelijk Comité voor cosmetische producten en voor consumenten bestemde niet-voedingsproducten en van het Wetenschappelijke Comité voor de toxiciteit, de ecotoxiciteit en het milieu.

(11) Het Wetenschappelijk Comité voor geneesmiddelen en medische hulpmiddelen wordt te weinig om wetenschappelijk advies gevraagd om het voortbestaan ervan als afzonderlijk comité te verantwoorden. Gezien het potentieel belang van dit gebied, met name van medische hulpmiddelen, moet het echter mogelijk blijven wetenschappelijk advies in te winnen bij een daartoe strekkend wetenschappelijk comité.

(12) Om de wetenschappelijke coherentie, de synergie en een multidisciplinaire benadering van de wetenschappelijke comités te versterken en tegelijk overlappende verantwoordelijkheden tot een minimum te beperken, moeten hun bevoegdheidsgebieden opnieuw bepaald worden en moet er worden gezorgd voor een systematische en gestructureerde coördinatie.

(13) Het is belangrijk dat de Commissie proactief te werk kan gaan om nieuwe risico's die tot ontwikkeling komen en andere die pas ontdekt zijn, in een vroeg stadium te beoordelen,

BESLUIT:

Artikel 1

Adviesstructuur en bevoegdheidsgebieden van de wetenschappelijke comités

1. De volgende wetenschappelijke comités worden ingesteld:

a) het Wetenschappelijk Comité voor consumentenproducten (hierna "WCC" genoemd);

b) het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's (hierna "WCGM" genoemd);

c) het Wetenschappelijk Comité voor nieuwe gezondheidsrisico's (hierna "WCNG" genoemd).

2. De bevoegdheidsgebieden van de wetenschappelijke comités zijn in bijlage I aangegeven, onverminderd de bevoegdheden die de communautaire wetgeving verleent aan andere communautaire organen die risicobeoordelingen verrichten, zoals de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en het Europees Bureau voor geneesmiddelenbeoordeling.

Artikel 2

Opdracht

1. De Commissie vraagt de wetenschappelijke comités om advies in de gevallen waarin de communautaire wetgeving dit voorschrijft. De Commissie kan de comités ook om advies vragen over aangelegenheden die:

a) van bijzonder belang zijn voor de consumentenveiligheid, de volksgezondheid en het milieu en

b) niet onder het mandaat van andere communautaire organen vallen.

2. Verzoeken om een wetenschappelijk advies over aangelegenheden die niet binnen het bevoegdheidsgebied van één enkel wetenschappelijk comité vallen of die door meer dan één comité moeten worden onderzocht, worden behandeld volgens de procedure van artikel 10, lid 2, onder c). Hetzelfde geldt voor noodzakelijke verduidelijkingen van verzoeken om wetenschappelijk adviezen overeenkomstig de procedure van artikel 10, lid 2, onder b).

3. De Commissie kan voor het uitbrengen van een wetenschappelijk advies door een wetenschappelijk comité een bepaalde termijn stellen.

4. De wetenschappelijke comités vestigen de aandacht van de Commissie op elk specifiek of zich aandienend probleem dat onder hun bevoegdheid valt en dat zij beschouwen als een feitelijk of potentieel risico voor de consumentenveiligheid, de volksgezondheid of het milieu. De Commissie bepaalt welke actie wordt ondernomen en vraagt desgewenst een wetenschappelijk advies over het probleem.

5. Behoudens lid 3 kan een wetenschappelijk comité belanghebbenden om aanvullende informatie vragen om een wetenschappelijk advies op te stellen.

Een wetenschappelijk comité kan een uiterste datum vaststellen waarop de gevraagde informatie in zijn bezit moet zijn. Wanneer de gevraagde informatie niet binnen die termijn in zijn bezit is, kan het comité zijn advies uitbrengen op grond van de beschikbare informatie.

Artikel 3

Benoeming van de leden van de wetenschappelijke comités en de geassocieerde leden

1. Het WCC en het WCGM bestaan elk uit maximaal 19 leden. Zij worden benoemd op grond van hun deskundigheid en een daarmee verenigbare geografische spreiding die de diversiteit van wetenschappelijke problemen en benaderingen in de Gemeenschap weerspiegelt. De Commissie stelt het aantal leden van elk comité vast afhankelijk van de behoeften.

2. Het WCNG bestaat uit 13 leden. Zij worden benoemd op grond van hun grote deskundigheid op het gebied van risicobeoordeling en een daarmee verenigbare geografische spreiding die de diversiteit van wetenschappelijke problemen en benaderingen in de Gemeenschap weerspiegelt.

Voor specifieke aangelegenheden kan het WCNG de hulp van maximaal zes geassocieerde leden inroepen, die op grond van hun deskundigheid worden geselecteerd. Geassocieerde leden genieten hetzelfde recht van deelneming aan de besprekingen en hebben dezelfde verantwoordelijkheden als de gewone leden.

3. De leden van elk wetenschappelijk comité zijn wetenschappelijke deskundigen op een of meer bevoegdheidsgebieden van dat comité en bestrijken gezamenlijk een zo breed mogelijk spectrum aan vakgebieden.

4. De Commissie benoemt de leden van de wetenschappelijke comités op basis van een lijst van geschikte kandidaten die is opgesteld nadat in het Publicatieblad van de Europese Unie en op de website van de Commissie een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling bekend is gemaakt.

5. De leden mogen niet worden benoemd in meer dan één van de in artikel 1, lid 1, genoemde wetenschappelijke comités.

Artikel 4

Opstelling van een reservelijst

1. Kandidaten die geschikt worden bevonden om zitting te nemen in een wetenschappelijk comité maar niet worden benoemd, zal een plaats op een reservelijst worden aangeboden. Die reservelijst mag worden gebruikt door:

a) de Commissie om geschikte kandidaten te vinden voor de vervanging van leden overeenkomstig artikel 7, lid 2;

b) het WCNG om geassocieerde leden te vinden met de vereiste ervaring voor specifieke aangelegenheden;

c) door de wetenschappelijke comités om externe deskundigen voor werkgroepen te vinden.

2. Geassocieerde leden worden gekozen uit de reservelijst of uit door andere communautaire organen opgestelde lijsten na open selectieprocedures ter toetsing van de vereisten inzake deskundigheid en onafhankelijkheid.

Artikel 5

Verkiezing van de voorzitters en vice-voorzitters

1. Ieder wetenschappelijk comité kiest uit zijn midden bij meerderheid van stemmen een voorzitter en twee vice-voorzitters. De ambtstermijn van de voorzitter en de vice-voorzitters is drie jaar en hernieuwbaar.

2. De procedure voor de verkiezing van de voorzitter en vice-voorzitters van de wetenschappelijke comités wordt vastgesteld in het reglement van orde.

Artikel 6

Coördinatie van de wetenschappelijke comités

De voorzitters assisteren de Commissie bij aangelegenheden in verband met de coördinatie van de drie wetenschappelijke comités, overeenkomstig de procedure van artikel 10, lid 2, onder d).

Artikel 7

Ambtstermijn

1. De ambtstermijn van de leden van de wetenschappelijke comités is drie jaar. De leden mogen niet meer dan drie opeenvolgende ambtstermijnen vervullen. Na afloop van hun ambtstermijn blijven zij in functie, totdat in hun vervanging of in de verlenging van hun ambtstermijn is voorzien.

Leden die pas drie opeenvolgende ambtstermijnen in een wetenschappelijk comité hebben vervuld, komen in aanmerking voor het lidmaatschap van een ander wetenschappelijk comité.

2. Wanneer wordt vastgesteld dat een lid niet aan de werkzaamheden van een wetenschappelijk comité deelneemt of ontslag wil nemen, kan de Commissie zijn lidmaatschap beëindigen en een vervanger uit de in artikel 4 bedoelde reservelijst benoemen.

Artikel 8

Werkgroepen en deelname van externe deskundigen

1. In overleg met de Commissie kunnen de wetenschappelijke comités gespecialiseerde externe deskundigen uitnodigen wier relevante wetenschappelijke kennis en deskundigheid kunnen bijdragen tot hun werk.

2. De wetenschappelijke comités kunnen specifieke werkgroepen oprichten met duidelijk omschreven taken. Die werkgroepen worden met name opgericht wanneer er behoefte is aan externe deskundigheid om het mandaat van het comité te vervullen. In die gevallen steunt het op de deskundigheid van deze werkgroepen om wetenschappelijke adviezen op te stellen.

3. De werkgroepen worden voorgezeten door een lid van het wetenschappelijk comité dat hen heeft bijeengeroepen, en brengen aan dit comité verslag uit.

4. Wanneer een aangelegenheid onder de bevoegdheid van verschillende wetenschappelijke comités valt, wordt een gemeenschappelijke werkgroep opgericht met leden van de comités, de betrokken geassocieerde leden en zo nodig externe deskundigen.

Artikel 9

Vergoedingen

De leden van de wetenschappelijke comités, de geassocieerde leden en de externe deskundigen hebben recht op een vergoeding voor hun deelname aan de vergaderingen van de comités en voor hun werk als rapporteur voor een specifieke aangelegenheid, zoals bepaald in bijlage II.

Hun reis- en verblijfkosten worden door de Commissie vergoed.

Artikel 10

Reglement van orde

1. De wetenschappelijke comités stellen in overleg met de Commissie een gemeenschappelijk reglement van orde vast. Het reglement van orde waarborgt dat de wetenschappelijke comités hun taken verrichten met inachtneming van de beginselen van deskundigheid, onafhankelijkheid en transparantie, waarbij aan gewettigde verzoeken om eerbiediging van zakengeheimen gevolg wordt gegeven.

2. Het reglement van orde voorziet met name in:

a) de verkiezing van de voorzitter en vice-voorzitters van het wetenschappelijk comité;

b) de procedures voor:

i) de coördinatie en de toewijzing van aangelegenheden,

ii) de goedkeuring van adviezen in normale omstandigheden en

iii) de goedkeuring van adviezen volgens een versnelde schriftelijke procedure als de urgentie van de aangelegenheid een dergelijke procedure vereist;

c) de aanwijzing van het verantwoordelijk wetenschappelijk comité bij de behandeling van aangelegenheden die onder de bevoegdheid van verschillende wetenschappelijke comités vallen;

d) de procedures voor de coördinatie tussen de wetenschappelijke comités, met inbegrip van aangelegenheden die betrekking hebben op de harmonisatie van de risicobeoordeling;

e) de oprichting en organisatie van de werkgroepen van de wetenschappelijke comités;

f) de inschakeling van externe deskundigen, en voor het WCNG, van geassocieerde leden;

g) de aanstelling van rapporteurs en de beschrijving van hun taken met betrekking tot de opstelling van ontwerp-adviezen voor de wetenschappelijke comités;

h) de vorm en inhoud van wetenschappelijke adviezen en de procedures om hun coherentie te waarborgen en te verbeteren;

i) procedures om meningsverschillen met communautaire of internationale organen die soortgelijke taken verrichten, te omschrijven, op te lossen of te verduidelijken, inclusief de uitwisseling van informatie en het beleggen van gezamenlijke vergaderingen;

j) de organisatie van hoorzittingen met de industrie of andere belangengroepen;

k) de verantwoordelijkheden en verplichtingen van de leden, de geassocieerde leden en de externe deskundigen in hun contacten met verzoekers, belangengroepen en andere belanghebbenden;

l) de vertegenwoordiging van een wetenschappelijk comité in externe activiteiten, met name ten aanzien van communautaire of internationale organen die overlappende activiteiten verrichten.

Artikel 11

Stemming

De wetenschappelijke comités besluiten bij meerderheid van stemmen.

Artikel 12

Goedkeuring van wetenschappelijke adviezen

De wetenschappelijke comités keuren hun adviezen goed bij meerderheid van stemmen.

Artikel 13

Uiteenlopende adviezen

1. De wetenschappelijke comités staan de Commissie bij om in een vroeg stadium potentiële of feitelijke verschillen vast te stellen tussen hun wetenschappelijke adviezen en de wetenschappelijke adviezen van communautaire of internationale organen die soortgelijke taken verrichten. Zij staan de Commissie bij om uiteenlopende adviezen te vermijden, op te lossen of te verduidelijken.

2. Wanneer substantiële verschillen op wetenschappelijk vlak zijn geconstateerd en de betrokken instantie een orgaan van de Gemeenschap is, werkt het wetenschappelijk comité op verzoek van de Commissie met dat orgaan samen teneinde de verschillen weg te nemen of een gezamenlijk document aan de Commissie voor te leggen waarin de wetenschappelijke geschilpunten worden toegelicht en de onzekerheden daaromtrent in de gegevens worden aangegeven. Dit document wordt openbaar gemaakt.

Artikel 14

Onafhankelijkheid

1. De leden van de wetenschappelijke comités en de geassocieerde leden worden op persoonlijke titel benoemd. Zij mogen hun verantwoordelijkheden niet delegeren aan andere leden of derden.

2. De leden van de wetenschappelijke comités en de geassocieerde leden verbinden zich ertoe onafhankelijk van elke invloed van buitenaf te handelen.

Daartoe leggen zij een verklaring af waarin zij zich ertoe verbinden te handelen in het openbaar belang, en een verklaring waarin zij aangeven of zij al dan niet belangen hebben waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat zij aan hun onafhankelijkheid afbreuk doen.

Deze verklaringen worden schriftelijk gedaan en zijn openbaar. De leden van de wetenschappelijke comités leggen de verklaringen jaarlijks af.

3. De leden van de wetenschappelijke comités, de geassocieerde leden en de externe deskundigen die deelnemen aan werkgroepen, maken op elke vergadering de specifieke belangen kenbaar waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat zij aan hun onafhankelijkheid met betrekking tot de agendapunten afbreuk doen.

Artikel 15

Transparantie

1. De verzoeken om advies, agenda's, notulen en adviezen van de wetenschappelijke comités worden zonder onnodige vertraging en met eerbiediging van zakengeheimen openbaar gemaakt.

2. Minderheidsstandpunten worden steeds opgenomen in de adviezen van de wetenschappelijke comités, met vermelding van de naam van de leden of geassocieerde leden die deze standpunten hebben ingenomen.

3. Het reglement van orde wordt op de website van de Commissie bekendgemaakt.

4. De namen van de leden van de wetenschappelijke comités worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt. Zij worden tevens bekendgemaakt op de website van de Commissie, samen met een kort curriculum vitae van ieder lid.

De namen van de deelnemers aan de werkgroepen worden vermeld in het advies waaraan zij hebben meegewerkt.

5. De reservelijst die wordt opgesteld naar aanleiding van de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling, wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij wordt tevens bekendgemaakt op de website van de Commissie.

Artikel 16

Vertrouwelijkheid

De leden van de wetenschappelijke comités, de geassocieerde leden en de externe deskundigen mogen inlichtingen die hun naar aanleiding van de werkzaamheden van de wetenschappelijke comités of een van de werkgroepen ter kennis zijn gekomen, niet openbaar maken wanneer hun is meegedeeld dat zij vertrouwelijk zijn.

Artikel 17

Secretariaat van de wetenschappelijke comités van de Commissie

1. De wetenschappelijke comités en hun werkgroepen worden door de Commissie bijeengeroepen.

2. De Commissie voert het wetenschappelijk en administratief secretariaat van de wetenschappelijke comités en hun werkgroepen.

3. Het secretariaat verleent de nodige wetenschappelijke en administratieve bijstand voor de efficiënte werking van de wetenschappelijke comités, overeenkomstig het reglement van orde, vooral wat betreft de vereisten van onafhankelijkheid, transparantie en vertrouwelijkheid.

4. Het secretariaat zorgt tevens voor de wetenschappelijke en technische coördinatie van de activiteiten van de wetenschappelijke comités en, waar nodig, de coördinatie van hun activiteiten met die van andere communautaire en internationale organen.

Artikel 18

Vervanging van de wetenschappelijke comités

De bij artikel 1, lid 1, van dit besluit ingestelde wetenschappelijke comités komen als volgt in de plaats van die welke bij Besluit 97/579/EG waren ingesteld:

a) het Wetenschappelijk Comité voor consumentenproducten komt in de plaats van het Wetenschappelijk Comité voor cosmetische producten en voor consumenten bestemde niet-voedingsproducten;

b) het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's komt in de plaats van het Wetenschappelijk Comité voor de toxiciteit, de ecotoxiciteit en het milieu;

c) het Wetenschappelijk Comité voor nieuwe gezondheidsrisico's komt in de plaats van het Wetenschappelijk Comité voor geneesmiddelen en medische hulpmiddelen.

Artikel 19

Ingetrokken besluiten

1. De besluiten 97/404/EG en 97/579/EG worden ingetrokken.

De drie bij die besluiten ingestelde comités blijven echter in functie tot de bij dit besluit ingestelde wetenschappelijke comités aantreden.

2. Verwijzingen naar de ingetrokken besluiten gelden als verwijzingen naar het onderhavige besluit; verwijzingen naar de bij de ingetrokken besluiten ingestelde comités en afdelingen gelden als verwijzingen naar de bij het onderhavige besluit ingestelde comités.

Gedaan te Brussel, 3 maart 2004.

Voor de Commissie

David Byrne

Lid van de Commissie

(1) PB L 169 van 27.6.1997, blz. 85. Besluit gewijzigd bij Besluit 2000/443/EG (PB L 179 van 18.7.2000, blz. 13).

(2) PB L 237 van 28.8.1997, blz. 18. Besluit gewijzigd bij Besluit 2000/443/EG.

(3) PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1642/2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 4).

(4) COM(2002) 713 def. van 11 december 2002: "Het bijeenbrengen en benutten van deskundigheid door de Commissie: beginselen en richtsnoeren. Verbetering van de kennisbasis voor beter beleid".

BIJLAGE I

BEVOEGDHEIDSGEBIED

1. Wetenschappelijk Comité voor consumentenproducten

Het brengt advies uit over aangelegenheden met betrekking tot de veiligheid van consumentenproducten (voor consumenten bestemde non-foodproducten). Het onderzoekt met name aangelegenheden met betrekking tot de veiligheid en de allergene eigenschappen van cosmetische producten en bestanddelen uit het oogpunt van de gevolgen daarvan voor de gezondheid van de consument, speelgoed, textiel, kleding, verzorgingsproducten, huishoudelijke producten zoals detergenten en dienstverlening aan consumenten zoals tatoeage.

2. Wetenschappelijk Comité voor gezondheids- en milieurisico's

Het brengt advies uit over aangelegenheden in verband met het onderzoek van de toxiciteit en ecotoxiciteit van chemische, biochemische en biologische verbindingen waarvan het gebruik schadelijke gevolgen kan hebben voor de menselijke gezondheid en het milieu. Het onderzoekt met name aangelegenheden met betrekking tot nieuwe en bestaande chemische stoffen, de beperking en het op de markt brengen van gevaarlijke stoffen, biociden, afval, milieuverontreinigende stoffen, plastic en andere materialen gebruikt voor waterleidingen (bv. nieuwe organische stoffen), drinkwater en de luchtkwaliteit binnens- en buitenshuis.

Het onderzoekt aangelegenheden met betrekking tot de blootstelling van de mens aan mengsels van chemische stoffen, sensibilisering en de identificatie van stoffen die de hormoonhuishouding ontregelen.

3. Wetenschappelijk Comité voor nieuwe gezondheidsrisico's

Het brengt advies uit over aangelegenheden met betrekking tot nieuwe risico's die tot ontwikkeling komen of ontdekt worden en over brede, complexe of multidisciplinaire aangelegenheden die een omvangrijke beoordeling van de risico's voor de veiligheid van de consument of de volksgezondheid vergen, en aanverwante aangelegenheden die niet onder de bevoegdheid vallen van andere communautaire organen voor risicobeoordeling.

Voorbeelden van mogelijke activiteitsgebieden zijn potentiële risico's die verbonden zijn aan de interactie van risicofactoren, synergetische effecten, cumulatieve effecten, antimicrobiële resistentie, nieuwe technologieën zoals nanotechnologie, medische hulpmiddelen inclusief die waarin stoffen van menselijke en/of dierlijke oorsprong zijn verwerkt, weefseltechnieken, bloedproducten, vruchtbaarheidsdaling, kanker aan endocriene organen, fysieke gevaren zoals lawaai en elektromagnetische velden (van draagbare telefoons, zenders en domotica-apparatuur) en methoden om nieuwe risico's te beoordelen.

BIJLAGE II

VERGOEDINGEN

De leden van de wetenschappelijke comités, de geassocieerde leden en de externe deskundigen hebben recht op een vergoeding voor hun deelname aan de activiteiten van de comités, die als volgt is vastgesteld:

Voor deelname aan vergaderingen:

- 300 EUR voor deelname aan een vergadering van een volledige dag of 150 EUR voor deelname aan een ochtend- of middagvergadering van een wetenschappelijk comité, een werkgroep of een externe vergadering in verband met de werkzaamheden van een wetenschappelijk comité.

Voor het werk als rapporteur over een aangelegenheid die minstens één dag vergt voor de opstelling van een ontwerp-advies en met de voorafgaande schriftelijke toestemming van de Commissie:

- 300 EUR.

- Wanneer dit volledig verantwoord wordt en de begroting dat toelaat, kan dit bedrag bij wijze van uitzondering worden verhoogd tot 600 EUR voor aangelegenheden die bijzonder veel werk met zich meebrengen.

Voor bijzonder complexe multidisciplinaire aangelegenheden kan meer dan een rapporteur worden aangewezen.

Top