Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31964L0225

    Richtlijn 64/225/EEG van de Raad van 25 februari 1964 ter opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten, voor wat betreft herverzekering en retrocessie

    PB 56 van 4.4.1964, p. 878–883 (DE, FR, IT, NL)
    Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Deel 1963-1964 blz. 131 - 132

    Andere speciale editie(s) (DA, EL, ES, PT, FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2015; opgeheven door 32009L0138 en zie 32012L0023 en 32013L0058

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1964/225/oj

    31964L0225

    Richtlijn 64/225/EEG van de Raad van 25 februari 1964 ter opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten, voor wat betreft herverzekering en retrocessie

    Publicatieblad Nr. 056 van 04/04/1964 blz. 0878 - 0883
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 6 Deel 1 blz. 0020
    Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1963-1964 blz. 0123
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 6 Deel 1 blz. 0020
    Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1963-1964 blz. 0131
    Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0036
    Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0038
    Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0038


    RICHTLIJN VAN DE RAAD van 25 februari 1964 ter opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten, voor wat betreft herverzekering en retrocessie (64/225/EEG)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 54, lid 2, en 63, lid 2,

    Gelet op het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging (1), inzonderheid op titel IV, letter A,

    Gelet op het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van het vrij verrichten van diensten (2), inzonderheid op titel V, letter C,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europese Parlement (3),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (4),

    Overwegende dat in de Algemene Programma's wordt bepaald dat alle branches van het herverzekeringsbedrijf zowel wat betreft de vestiging als het verrichten van diensten voor het einde van 1963 zonder onderscheid moeten zijn geliberaliseerd;

    Overwegende dat het herverzekeringsbedrijf niet alleen door gespecialiseerde ondernemingen, maar ook door zogenaamde gemengde bedrijven wordt uitgeoefend, die zich zowel met de directe verzekering als met de herverzekering bezighouden en die derhalve onder de maatregelen ter uitvoering van de onderhavige richtlijn moeten vallen voor het gedeelte van hun werkzaamheden dat betrekking heeft op de herverzekering en de retrocessie;

    Overwegende dat voor de toepassing van de bepalingen betreffende het recht van vestiging (1)PB no. 2 van 15.1.1962, blz. 36/62. (2)PB no. 2 van 15.1.1962, blz. 32/62. (3)PB no. 33 van 4.3.1963, blz. 482/63. (4)Zie blz. 882/64 van dit nummer.

    en het vrij verrichten van diensten de gelijkstelling van vennootschappen met natuurlijke personen die onderdaan zijn van de Lid-Staten, alleen onderworpen is aan de in artikel 58 genoemde voorwaarden en eventueel aan de voorwaarde van een daadwerkelijk en duurzaam verband met de economie van een Lid-Staat, en dat derhalve geen enkele bijkomende voorwaarde - met name geen enkele speciale vergunning - die niet van de nationale vennootschappen wordt geëist voor het uitoefenen van een economische werkzaamheid, mag worden geëist om van deze bepalingen gebruik te kunnen maken ; dat deze gelijkstelling echter geen afbreuk doet aan de bevoegdheid der Lid-Staten om te eisen dat vennootschappen in hun land optreden onder de benaming, gebezigd in de wetgeving van de Lid-Staat, in overeenstemming waarmede zij zouden zijn opgericht, en op de door hen in de ontvangende Lid-Staat gebezigde handelspapieren het bedrag van het geplaatst kapitaal vermelden,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Ten behoeve van de natuurlijke personen en de vennootschappen, genoemd in titel I van de Algemene Programma's voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten, heffen de Lid-Staten de in titel III van genoemde programma's bedoelde beperkingen op met betrekking tot de toegang tot de in artikel 2 vermelde werkzaamheden en de uitoefening daarvan.

    Artikel 2

    De bepalingen van deze richtlijn zijn van toepassing: 1. op de werkzaamheden van herverzekering en retrocessie, anders dan in loondienst, die vallen onder groep ex 630 van bijlage I van het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging;

    2. in de bijzondere gevallen waarin de in artikel 1 bedoelde natuurlijke personen en vennootschappen die zich zowel met de directe verzekering als met herverzekering en retrocessie bezighouden : op het gedeelte van hun werkzaamheden, dat de herverzekering en de retrocessie betreft.

    Artikel 3

    In Artikel 1 zijn met name bedoeld de beperkingen die voortvloeien uit de volgende bepalingen: a) op het gebied van de vrijheid van vestiging: - in de Bondsrepubliek Duitsland: 1. Artikel 106, lid 2, laatste zin, en artikel 111, lid 2, van de wet van 6 juni 1931 (VAG), die de Bondsminister van Economische Zaken de bevoegdheid geven voor vreemdelingen naar goeddunken voorwaarden te stellen voor de toegang tot deze werkzaamheden en hun de uitoefening daarvan op het grondgebied van de Bondsrepubliek naar goeddunken te verbieden;

    2. Artikel 12 van de Gewerbeordnung en artikel 292 van de wet van 30 januari 1937, waarbij voor buitenlandse maatschappijen een voorafgaande vergunning wordt voorgeschreven.

    - in het Koninkrijk België:

    Koninklijk Besluit no. 62 van 16 november 1939 en Ministerieel Besluit van 17 december 1945, waarbij het bezit van een beroepskaart verplicht wordt gesteld.

    - in de Franse Republiek: 1. Wetsbesluit van 12 november 1938 en besluit van 2 februari 1939, gewijzigd bij de wet van 8 oktober 1940, die het bezit van een identiteitskaart voor kooplieden verplicht stellen;

    2. Artikel 2, tweede alinea, van de wet van 15 februari 1917, die is gewijzigd en aangevuld bij wetsbesluit van 30 oktober 1935, op grond waarvan een speciale vergunning is vereist.

    - in het Groothertogdom Luxemburg:

    Artikelen 19 en 21 van de wet van 2 juni 1962 (Mémorial A no. 31 van 19 juni 1962).

    b) op het gebied van het vrij verrichten van diensten: - in de Franse Republiek:

    Wet van 15 februari 1917, gewijzigd bij wetsbesluit van 30 oktober 1935, en wel: 1. artikel 1, tweede alinea, waarbij de Minister van Financiën de bevoegdheid wordt gegeven een lijst op te stellen van bepaalde ondernemingen of van ondernemingen van bepaalde nationaliteit, waarbij geen enkel risico betreffende een persoon, goed of aansprakelijkheid in Frankrijk herverzekerd of geretrocedeerd mag worden;

    2. artikel 1, laatste alinea, waarbij het aanvaarden bij wijze van herverzekering of retrocessie van risico's die bij de onder 1. bedoelde ondernemingen zijn verzekerd, wordt verboden;

    3. artikel 2, eerste alinea, op grond waarvan vergunning van de Minister van Financiën is vereist ten aanzien van de in dit artikel bedoelde persoon.

    - in de Italiaanse Republiek:

    Artikel 73, tweede alinea, van de samengevoegde tekst, goedgekeurd bij Besluit no. 449 van 13 februari 1959, waarbij de Minister van Industrie en Handel de bevoegdheid wordt gegeven om de overdracht van risico's door middel van herverzekering of retrocessie te verbieden aan bepaalde buitenlandse ondernemingen, die geen wettelijke vertegenwoordiging op Italiaans grondgebied hebben gevestigd.

    Artikel 4

    Binnen een termijn van zes maanden volgende op de kennisgeving van deze richtlijn treffen de Lid-Staten de nodige maatregelen voor het volgen van deze richtlijn ; zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van deze maatregelen.

    Artikel 5

    Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten

    Gedaan te Brussel, 25 februari 1964.

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    H. FAYAT

    RAADPLEGING VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ inzake de ontwerp-richtlijn betreffende herverzekering en retrocessie A. VERZOEK OM ADVIES

    Tijdens zijn 79e zitting van 24/25 september 1962 heeft de Raad besloten, overeenkomstig de artikelen 54, lid 2, en 63, lid 2, van het Verdrag, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen aangaande het Commissievoorstel voor een richtlijn ter opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten, voor wat betreft herverzekering en retrocessie.

    Met een brief d.d. 10 oktober 1962 heeft de heer E. Colombo, Voorzitter van de Raad, het verzoek om advies over deze hierna opgenomen tekst aan de heer E. Roche, Voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité, gezonden.

    Ontwerp-richtlijn voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten betreffende de herverzekering en de retrocessie

    DE RAAD VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP,

    Gelet op de bepalingen van het Verdrag en met name op de antikelen 54, lid 2, en 63, lid 2,

    Gelet op het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en met name titel IV-A,

    Gelet op het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van het vrij verrichten van diensten en met name up titel V-C,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité,

    Gezien het advies van het Europese Parlement,

    Overwegende dat alle branches van het herverzekeringsbedrijf zowel wat betreft de vestiging als de dienstverrichting zonder onderscheid op grond van de bovengenoemde programma's voor het einde van 1963 geliberaliseerd dienen te zijn;

    Overwegende dat het herverzekeringsbedrijf niet alleen door gespecialiseerde ondernemingen maar ook door zogenaamde gemengde bedrijven wordt uitgeoefend, die zich naast de herverzekering bezighouden met de directe verzekering en die derhalve onder de toepassing van de onderhavige richtlijn moeten vallen voor het gedeelte van hun werkzaamheden dat is gewijd aan de herverzekering en aan de retrocessie;

    Overwegende dat de overmakingen ter uitvoering van herverzekerings- en retrocessieovereenkomsten gewoonlijk worden gerangschikt onder overmaking van betalingen en niet onder kapitaalverplaatsing, zodat zij op grond van artikel 106, lid 1, uiterlijk tegelijk met de toepassing van deze richtlijn geliberaliseerd dienen te worden,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Ten behoeve van de in titel I van de Algemene Programma's voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten genoemde personen, heffen de Lid-Staten de in titel III van bedoelde programma's genoemde beperkingen op met betrekking tot de toegang tot de in artikel 2 vermelde werkzaamheden en de uitoefening daarvan.

    Artikel 2

    1. De bepalingen van deze richtlijn zijn van toepassing op de werkzaamheden van herverzekering en retrocessie, anders dan in loondienst, die vallen onder groep ex 630 van bijlage I van het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging.

    2. Tot de in artikel 1 bedoelde personen behoren zij die gemengde werkzaamheden verrichten en die, voor dat gedeelte van hun werkzaamheden dat de herverzekering en de retrocessie betreft, van maatregelen genieten die op grond van deze richtlijn genomen worden.

    Artikel 3

    In artikel 1 zijn met name bedoeld de beperkingen die neergelegd zijn in bepalingen: a) op grond waarvan het bij vestiging voor het uitoefenen van het herverzekeringsbedrijf als hoofd- of nevenwerkzaamheid alleen ten aanzien van de in artikel 1 genoemde personen de toegang tot die werkzaamheden afhankelijk kan worden gesteld van voorwaarden, de uitoefening van deze werkzaamheden aan deze personen naar goeddunken kan worden verboden of een vergunning of de afgifte van een document alleen van deze personen kan worden geëist, voordat het herverzekeringsbedrijf mag worden uitgeoefend: - in de Bondsrepubliek Duitsland: 1. wet van 6 juni 1931, gewijzigd bij de wet van 31 juli 1951 (VAG), § 106, laatste alinea en § 111, lid 2, welke de Bondsminister van Economische Zaken de bevoegdheid geven naar goeddunken voorwaarden te stellen voor de toegang tot werkzaamheden en de verrichting daarvan op Duits grondgebied naar goeddunken te verbieden;

    2. Gewerbeordnung § 12 en de wet van 30 januari 1937,§ 292, welke een vergunning eisen van buitenlandse maatschappijen;

    - in het Koninkrijk België:

    Koninklijk Besluit no. 62 van 16 november 1939 en Ministerieel Besluit van 17 december 1945 welke het bezit van een beroepskaart voor vreemdelingen verplicht stellen;

    - in de Republiek Frankrijk: 1. Décret-loi van 12 november 1938 en décret van 2 februari 1939, gewijzigd bij de wet van 8 oktober 1940, welke het bezit van een "carte d'identité de commerçant" verplicht stellen;

    2. wet van 15 februari 1917, gewijzigd en aangevuld bij de verordening van 30 oktober 1935, artikel 2, alinea 2 op grond waarvan een speciale vergunning vereist is;

    - in het Groothertogdom Luxemburg:

    Groothertogelijk besluit van 14 augustus 1934 hetwelk in artikel 6 de jaarlijkse verlenging van de handelsvergunning verplicht stelt;

    b) op grond waarvan aan de in artikel 1 genoemde personen het verrichten van diensten kan worden verboden of bemoeilijkt: - in de Republiek Frankrijk:

    wet van 15 februari 1917, gewijzigd bij de verordening van 30 oktober 1935, en wel: 1. artikel 1, alinea 2, welke de Minister van Financiën de bevoegdheid geeft een lijst op te stellen van bepaalde ondernemingen of van ondernemingen van bepaalde nationaliteit, bij wie geen enkel risico betreffende een persoon, goed of aansprakelijkheid in Frankrijk herverzekerd of geretrocedeerd mag worden;

    2. artikel 1, laatste alinea, op grond waarvan het accepteren in herverzekering of de retrocessie betreffende risico's die bij de onder 1. bedoelde ondernemingen verzekerd zijn, verboden is;

    - in de Republiek Italië:

    testo unico, goedgekeurd bij decreto no. 449 van 13 februari 1959, artikel 73, alinea 2, welke de Minister van Industrie en Handel de bevoegdheid geeft om de overdracht van risico's door middel van herverzekering of retrocessie te verbieden aan bepaalde buitenlandse ondernemingen, die geen wettelijke vertegenwoordiging op Italiaans grondgebied hebben.

    De betrokken Lid-Staten wijzigen dienovereenkomstig de bovengenoemde bepalingen.

    Artikel 4

    De Lid-Staten treffen de voor de toepassing van deze richtlijn nodige maatregelen binnen een termijn van honderd tachtig dagen, volgende op de kennisgeving daarvan, en delen deze maatregelen onmiddellijk aan de Commissie mede.

    Artikel 5

    Deze richtlijn is gericht tot alle Lid-Staten.

    Voor de Raad

    De Voorzitter

    B. ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ

    Tijdens zijn XXVIe zitting, gehouden te Parijs op 30/31 januari 1963, heeft het Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht:

    ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ inzake de "Ontwerp-richtlijn voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten betreffende de herverzekering en de retrocessie"

    HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ,

    Gezien het verzoek om advies van de Raad van Ministers van de E.E.G. d.d. 10 oktober 1962 inzake de "Ontwerp-richtlijn voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten betreffende de herverzekering en de retrocessie",

    Gezien artikel 54, lid 2, en artikel 63, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité inzake het "Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging" (doc. CES 20/61 d.d. 2 februari 1961),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité inzake het "Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van het vrij verrichten van diensten" (doc. CES 19/61 d.d. 2 februari 1961),

    Gezien de bepalingen van artikel 23 van het Reglement van Orde van het Comité,

    Gezien het advies van de Gespecialiseerde Afdeling voor werkzaamheden anders dan in loondienst en diensten d.d. 8 januari 1963 (doc. CES 335/62 fin.),

    Gezien het door de rapporteur voorgelegde rapport en de beraadslagingen van het Economisch en Sociaal Comité tijdens de Zitting van 30 januari 1963,

    Overwegende dat de beperkingen met betrekking tot de herverzekering en de retrocessie weinig talrijk zijn;

    Overwegende dat de vestiging wat de internationale herverzekering betreft slechts een rol van secundair belang speelt;

    Overwegende dat de onderhavige richtlijn strekt tot het opheffen van de wettelijke beperkingen van het vrij verrichten van diensten en de vrije vestiging op het gebied van de herverzekering en de retrocessie;

    Overwegende dat het bij herverzekering en retrocessie niet gaat om het overmaken van kapitalen, doch om het overmaken van betalingen,

    BRENGT VOLGEND ADVIES UIT:

    De "Ontwerp-richtlijn voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten betreffende de herverzekering en de retrocessie" wordt goedgekeurd onder voorbehoud van de onderstaande aanbevelingen en wijzigingsvoorstellen:

    Overweging 2

    Het Comité stelt voor, deze overweging als volgt te lezen:

    "Overwegende dat het herverzekeringsbedrijf niet alleen door gespecialiseerde ondernemingen, maar ook door zogenaamde gemengde bedrijven wordt uitgeoefend, die zich naast de herverzekering met de directe verzekering bezighouden;".

    Artikel 1

    Het Comité stelt voor, artikel 1 als volgt te formuleren:

    "Ten behoeve van de in titel I van de Algemene Programma's voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten genoemde rechtspersonen en natuurlijke personen, heffen de Lid-Staten alle in titel III van bedoelde programma's genoemde beperkingen op met betrekking tot de in artikel 2 genoemde werkzaamheden.".

    Artikel 3

    Het Comité acht het wenselijk, door de volgende formulering naar voren te brengen, dat artikel 3 van enunciatieve en niet van limitatieve aard is:

    "In artikel 1 zijn met name bedoeld de beperkingen van de volgende aard: a) bepalingen op grond waarvan bij vestiging voor het uitoefenen van het herverzekeringsbedrijf als hoofd- of nevenwerkzaamheid alleen ten aanzien van de in artikel 1 genoemde personen de toegang tot die werkzaamheden afhankelijk kan worden gesteld van bijzondere voorwaarden, de uitoefening van deze werkzaamheden aan deze personen naar goeddunken kan worden verboden, of een vergunning of de afgifte van een document alleen van hen kan worden geëist, alvorens zij het herverzekeringsbedrijf mogen uitoefenen.

    Behoudens de discriminaties die nog aangetroffen worden in de administratieve praktijken, kunnen in het bijzonder worden vermeld: (opsomming)

    b) bepalingen op grond waarvan aan de in artikel 1 genoemde personen het verrichten van diensten kan worden verboden of bemoeilijkt.

    Behoudens de discriminaties die nog aangetroffen worden in de administratieve praktijken, kunnen in het bijzonder worden vermeld: (opsomming)

    "

    Sub a) - in de Republiek Frankrijk

    Het Comité stelt voor, aan de hier gegeven opsomming een als volgt luidend derde punt toe te voegen:

    " 3º Decret-loi van 14 juni 1938, artikel 1, lid 2, sub 5º, op grond waarvan slechts professionele herverzekeringsmaatschappijen van controle zijn uitgesloten;

    ".

    Artikel 4

    Het Comité stelt voor, artikel 4 als volgt te redigeren:

    "De Lid-Staten treffen binnen een termijn van honderd tachtig dagen volgende op de kennisgeving van deze richtlijn, de nodige maatregelen om hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen alsmede hun administratieve handelwijzen betreffende de werkzaamheden van herverzekering en retrocessie, anders dan in loondienst, die vallen onder groep ex 630 van bijlage 1 van het Algemeen Programma betreffende de beperkingen van de vrijheid van vestiging in overeenstemming te brengen met de onderhavige richtlijn en dellen deze maatregelen onmiddellijk aan de Commissie mede."

    Aldus besloten ie Parijs op 30 januari 1963.

    De Voorzitter

    van het

    Economisch en Sociaal Comité

    Émile ROCHE

    Top