Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02021R2116-20220826

    Consolidated text: Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/2116/2022-08-26

    02021R2116 — NL — 26.08.2022 — 001.001


    Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

    ►B

    VERORDENING (EU) 2021/2116 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 2 december 2021

    inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013

    (PB L 435 van 6.12.2021, blz. 187)

    Gewijzigd bij:

     

     

    Publicatieblad

      nr.

    blz.

    datum

    ►M1

    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/1408 VAN DE COMMISSIE van 16 juni 2022

      L 216

    1

    19.8.2022


    Gerectificeerd bij:

    ►C1

    Rectificatie, PB L 029, 10.2.2022, blz.  45 (2021/2116)




    ▼B

    VERORDENING (EU) 2021/2116 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 2 december 2021

    inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013



    TITEL I

    TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

    Artikel 1

    Toepassingsgebied

    Deze verordening bevat regels betreffende de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), en met name betreffende:

    a) 

    de financiering van de uitgaven in het kader van het GLB;

    b) 

    de door de lidstaten op te zetten beheers- en controlesystemen;

    c) 

    goedkeurings- en conformiteitsprocedures.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a) 

    “onregelmatigheid”: een onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95;

    b) 

    “governancesystemen”: de in titel II, hoofdstuk II, van deze verordening bedoelde governance-instanties en de basisvereisten van de Unie, met inbegrip van de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in artikel 59 van deze verordening bedoelde doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie, alsook uitvoering, overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2021/2115, van hun strategisch GLB-plan zoals goedgekeurd door de Commissie, en het verslagleggingssysteem dat is opgezet voor het in artikel 134 van die verordening bedoelde jaarlijkse prestatieverslag;

    c) 

    “basisvereisten van de Unie”: de vereisten van Verordening (EU) 2021/2115, van deze verordening, van het Financieel Reglement en van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 1 );

    d) 

    “ernstige tekortkomingen in de goede werking van de governancesystemen”: het bestaan van een systemische tekortkoming, rekening houdend met de herhaling, de ernst en de schadelijke gevolgen ervan voor de juistheid van de uitgavendeclaratie, de verslaglegging over de prestaties, of de naleving van het Unierecht;

    e) 

    “outputindicator”: een outputindicator als bedoeld in artikel 7, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2021/2115;

    f) 

    “resultaatindicator”: een resultaatindicator als bedoeld in artikel 7, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2021/2115;

    g) 

    “actieplan”: voor de toepassing van de artikelen 41 en 42 van deze verordening, een door een lidstaat op verzoek van en in overleg met de Commissie opgesteld plan indien ernstige tekortkomingen in de goede werking van de governancesystemen van die lidstaat worden vastgesteld of in de omstandigheden als bedoeld in artikel 135 van Verordening (EU) 2021/2115, met de nodige corrigerende maatregelen en het desbetreffende tijdsbestek voor de uitvoering ervan overeenkomstig de artikelen 41 en 42 van deze verordening.

    Artikel 3

    Vrijstellingen voor gevallen van overmacht en voor uitzonderlijke omstandigheden

    1.  

    Voor de financiering, het beheer en de monitoring van het GLB kunnen overmacht en uitzonderlijke omstandigheden met name worden erkend in de volgende gevallen:

    a) 

    het bedrijf is zwaar getroffen door een ernstige natuurramp of extreme weersomstandigheden;

    b) 

    de veehouderijgebouwen op het bedrijf zijn door een ongeluk verloren gegaan;

    c) 

    al het vee of alle landbouwgewassen van de begunstigde of een gedeelte ervan zijn getroffen door een epizoötie, de uitbraak van een plantenziekte of de aanwezigheid van een plaagorganisme;

    d) 

    het volledige bedrijf of een groot deel ervan is onteigend, indien deze onteigening op de dag van indiening van de aanvraag niet was te voorzien;

    e) 

    overlijden van de begunstigde;

    f) 

    langdurige arbeidsongeschiktheid van de begunstigde.

    2.  
    Wanneer een ernstige natuurramp of extreme weersomstandigheden als bedoeld in lid 1, punt a), een welbepaald gebied ernstig treft, kan de betrokken lidstaat dat hele gebied als ernstig door die ramp of weersomstandigheden getroffen gebied beschouwen.



    TITEL II

    ALGEMENE BEPALINGEN INZAKE DE LANDBOUWFONDSEN



    HOOFDSTUK I

    Landbouwfondsen

    Artikel 4

    Fondsen voor de financiering van de landbouwuitgaven

    De financiering van de diverse onder het GLB vallende interventies en maatregelen uit de algemene begroting van de Unie (“de Uniebegroting”) wordt gedaan door:

    a) 

    het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF);

    b) 

    het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo).

    Artikel 5

    ELGF-uitgaven

    1.  
    Het ELGF wordt ten uitvoer gelegd hetzij in het kader van gedeeld beheer tussen de lidstaten en de Unie overeenkomstig lid 2, hetzij in het kader van rechtstreeks beheer overeenkomstig lid 3.
    2.  

    Het ELGF financiert de volgende uitgaven in het kader van gedeeld beheer:

    a) 

    maatregelen ter regulering of ondersteuning van landbouwmarkten, vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 );

    b) 

    de financiële bijdrage van de Unie aan interventies in bepaalde sectoren als bedoeld intitel III, hoofdstuk III, van Verordening (EU) 2021/2115;

    c) 

    interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het strategisch GLB-plan als bedoeld in artikel 16 van Verordening (EU) 2021/2115;

    d) 

    de financiële bijdrage van de Unie aan voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen voor landbouwproducten op de interne markt van de Unie en in derde landen die door de lidstaten worden uitgevoerd en door de Commissie zijn geselecteerd;

    e) 

    de financiële bijdrage van de Unie aan de specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie vastgelegd in Verordening (EU) nr. 228/2013, en aan de specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee vastgelegd in Verordening (EU) nr. 229/2013.

    3.  

    Het ELGF financiert de volgende uitgaven in het kader van direct beheer:

    a) 

    de afzetbevordering voor landbouwproducten, hetzij rechtstreeks door de Commissie hetzij door tussenkomst van internationale organisaties;

    b) 

    overeenkomstig het Unierecht genomen maatregelen voor de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw;

    c) 

    de totstandbrenging en het onderhoud van de informatiesystemen inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen;

    d) 

    systemen voor landbouwenquêtes, waaronder enquêtes inzake de structuur van landbouwbedrijven.

    Artikel 6

    Elfpo-uitgaven

    Het Elfpo wordt uitgevoerd in het kader van gedeeld beheer tussen de lidstaten en de Unie. Het financiert de financiële bijdrage van de Unie aan de plattelandsontwikkelingsinterventies bedoeld in titel III, hoofdstuk IV, van Verordening (EU) 2021/2115 als gespecificeerd in de strategische GLB-plannen en aan acties in het kader van artikel 125 van die verordening.

    Artikel 7

    Andere uitgaven, waaronder de uitgaven voor technische bijstand

    Het ELGF en het Elfpo kunnen elk hetzij op initiatief van de Commissie hetzij namens de Commissie rechtstreeks de activiteiten op het gebied van de voorbereiding, monitoring, administratieve en technische ondersteuning, evaluatie, audit en inspectie financieren die nodig zijn voor de uitvoering van het GLB. Daaronder valt met name het volgende:

    a) 

    maatregelen die nodig zijn om het GLB te analyseren, te beheren, te monitoren, er informatie over uit te wisselen, en uit te voeren, met inbegrip van de beoordeling van de effecten, de milieuprestaties en de vorderingen met het oog op het halen van streefdoelen van de Unie, en maatregelen inzake de uitvoering van controlesystemen en technische en administratieve ondersteuning;

    b) 

    de in artikel 24 bedoelde verwerving door de Commissie van de satellietgegevens die nodig zijn voor het areaalmonitoringsysteem;

    c) 

    de acties die de Commissie uitvoert met behulp van teledetectietoepassingen voor de in artikel 25 bedoelde monitoring van agrarische hulpbronnen;

    d) 

    maatregelen die nodig zijn voor de instandhouding en ontwikkeling van methoden en technische middelen op het gebied van de informatie, de onderlinge koppeling, de monitoring en de controle met betrekking tot het financiële beheer van de fondsen die gebruikt worden voor de financiering van het GLB;

    e) 

    de in artikel 46 bedoelde voorlichting over het GLB;

    f) 

    studies over het GLB en evaluaties van de uit het ELGF en het Elfpo gefinancierde maatregelen, met inbegrip van de verbetering van evaluatiemethoden en de uitwisseling van informatie over beste praktijken in het kader van het GLB en overleg met de betrokken belanghebbenden, en studies die samen met de Europese Investeringsbank (EIB) zijn verricht;

    g) 

    in voorkomend geval, de bijdrage aan uitvoerende agentschappen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad ( 3 ) zijn opgericht en die optreden in het kader van het GLB;

    h) 

    de bijdrage aan de in het kader van de plattelandsontwikkelingsinterventies genomen maatregelen op het gebied van de verspreiding van informatie, de bewustmaking, de bevordering van samenwerking en de uitwisseling van ervaringen met de betrokken belanghebbenden op Unieniveau, waaronder het netwerken van de betrokken partijen;

    i) 

    informatietechnologienetwerken voor informatieverwerking en -uitwisseling, met inbegrip van institutionele informatietechnologiesystemen, die nodig zijn voor het beheer van het GLB;

    j) 

    maatregelen die nodig zijn voor de ontwikkeling, registratie en bescherming van logo’s in het kader van de kwaliteitsregelingen van de Unie overeenkomstig artikel 44, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ), en voor de bescherming van de daaraan verbonden intellectuele-eigendomsrechten, en de nodige ontwikkelingen op het gebied van informatietechnologie (IT).



    HOOFDSTUK II

    Governance-instanties

    Artikel 8

    Bevoegde autoriteit

    1.  

    Elke lidstaat wijst een bevoegde autoriteit op ministerieel niveau aan die verantwoordelijk is voor:

    a) 

    de toekenning, evaluatie en intrekking van de accreditatie van de betaalorganen als bedoeld in artikel 9, lid 2;

    b) 

    de aanwijzing van en de toekenning, evaluatie en intrekking van de accreditatie van de coördinerende instantie als bedoeld in artikel 10;

    c) 

    de aanwijzing en intrekking van de aanwijzing van een certificerende instantie als bedoeld in artikel 12, en het waarborgen dat er te allen tijde een certificerende instantie is aangewezen;

    d) 

    de uitvoering van de krachtens dit hoofdstuk aan de bevoegde autoriteit toegewezen taken.

    2.  
    Op basis van een onderzoek van de minimumvoorwaarden die overeenkomstig artikel 11, lid 1, punt a), moeten worden vastgesteld door de Commissie, beslist de bevoegde autoriteit bij formeel besluit over de toekenning of, na een evaluatie, de intrekking van de accreditatie van het betaalorgaan en over de aanwijzing en de accreditatie en de intrekking van de accreditatie van de coördinerende instantie.
    3.  
    De bevoegde autoriteit beslist, door middel van een formele handeling, over de aanwijzing en de intrekking van de aanwijzing van de certificerende instantie, waarbij wordt gewaarborgd dat er te allen tijde een certificerende instantie is aangewezen.
    4.  
    De bevoegde autoriteit stelt de Commissie onverwijld in kennis van alle accreditaties en intrekkingen van de accreditatie van het betaalorgaan en van de aanwijzing en de accreditatie en de intrekking van accreditatie van de coördinerende instantie, en van de aanwijzing en de intrekking van de aanwijzing van de certificerende instantie.

    Artikel 9

    Betaalorganen

    1.  
    Betaalorganen zijn diensten of instanties van de lidstaten en, in voorkomend geval, van hun regio’s, die verantwoordelijk zijn voor het beheer en de controle van de in artikel 5, lid 2, en artikel 6 bedoelde uitgaven.

    Met uitzondering van het verrichten van betalingen kunnen de betaalorganen de uitvoering van de in de eerste alinea bedoelde taken delegeren.

    2.  
    De lidstaten accrediteren als betaalorgaan de diensten of instanties die beschikken over een administratieve organisatie en een intern controlesysteem die voldoende garanties bieden dat de betalingen wettig en regelmatig zijn en naar behoren worden geboekt. Daartoe voldoen de betaalorganen aan de minimumvoorwaarden voor de accreditatie met betrekking tot de interne omgeving, controleactiviteiten, informatie en communicatie en monitoring die de Commissie op grond van artikel 11, lid 1, punt a), vaststelt.

    Elke lidstaat beperkt, rekening houdend met zijn grondwettelijke bepalingen, zijn geaccrediteerde betaalorganen:

    a) 

    tot één betaalorgaan op nationaal niveau of, in voorkomend geval, tot één per regio; en

    b) 

    tot één betaalorgaan voor het beheer van zowel de ELGF- als de Elfpo-uitgaven, indien er alleen betaalorganen op nationaal niveau bestaan.

    Wanneer betaalorganen op regionaal niveau worden opgezet, accrediteert een lidstaat daarnaast een betaalorgaan op nationaal niveau voor steunregelingen die vanwege de aard ervan op nationaal niveau moeten worden beheerd, of belast hij de regionale betaalorganen met het beheer van deze regelingen.

    In afwijking van de tweede alinea van dit lid kunnen de lidstaten de betaalorganen die vóór 15 oktober 2020 zijn geaccrediteerd, aanhouden, mits de bevoegde autoriteit door middel van het in artikel 8, lid 2, bedoelde besluit bevestigt dat zij voldoen aan de in de eerste alinea van dit lid bedoelde minimumvoorwaarden voor accreditatie.

    De accreditatie van betaalorganen die ten minste drie jaar lang geen ELGF- of Elfpo-uitgaven hebben beheerd, wordt ingetrokken.

    Na 7 december 2021 kunnen de lidstaten geen aanvullende, nieuwe betaalorganen meer accrediteren, tenzij er in gevallen die onder de tweede alinea van punt a) vallen, waarbij, in overeenstemming met de grondwettelijke bepalingen, aanvullende regionale betaalorganen vereist zijn.

    3.  

    Voor de toepassing van artikel 63, leden 5 en 6, van het Financieel Reglement wordt door de persoon die verantwoordelijk is voor het geaccrediteerde betaalorgaan, uiterlijk op 15 februari van het jaar dat volgt op het betrokken landbouwbegrotingsjaar, het volgende opgesteld en bij de Commissie ingediend:

    a) 

    de jaarrekeningen betreffende de uitgaven die gedaan zijn bij de uitvoering van de aan dat geaccrediteerde betaalorgaan toevertrouwde taken, als bedoeld in artikel 63, lid 5, punt a), van het Financieel Reglement, vergezeld van de informatie die vereist is voor de goedkeuring overeenkomstig artikel 53 van deze verordening;

    b) 

    het in artikel 54, lid 1, van deze verordening en in artikel 134 van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde jaarlijkse prestatieverslag waaruit blijkt dat de uitgaven in overeenstemming met artikel 37 van deze verordening zijn gedaan;

    c) 

    een jaarlijkse samenvatting van de definitieve auditverslagen en van de uitgevoerde controles, een analyse van de aard en de omvang van de geconstateerde fouten en tekortkomingen in de governancesystemen, en een overzicht van de genomen of geplande corrigerende actie, overeenkomstig artikel 63, lid 5, punt b), van het Financieel Reglement;

    d) 

    een in artikel 63, lid 6, van het Financieel Reglement bedoelde beheersverklaring:

    i) 

    over het feit dat de informatie op juiste, volledige en accurate wijze is gepresenteerd, overeenkomstig artikel 63, lid 6, punt a), van het Financieel Reglement;

    ii) 

    over de goede werking van de ingestelde governancesystemen, met uitzondering van de bevoegde autoriteit bedoeld in artikel 8, de coördinerende instantie bedoeld in artikel 10 en de certificerende instantie bedoeld in artikel 12 van deze verordening, ervoor zorgende dat de uitgaven zijn gedaan overeenkomstig artikel 37 van deze verordening, zoals bepaald in artikel 63, lid 6, punten b) en c), van het Financieel Reglement.

    Overeenkomstig artikel 63, lid 7, tweede alinea, van het Financieel Reglement kan de Commissie na kennisgeving van de betrokken lidstaat de in de eerste alinea van dit lid bedoelde uiterste datum van 15 februari bij uitzondering verlengen tot 1 maart.

    4.  
    Wanneer een geaccrediteerd betaalorgaan niet of niet meer aan één of meer van de minimumvoorwaarden voor accreditatie als bedoeld in lid 2, eerste alinea, voldoet, trekt de betrokken lidstaat op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie de accreditatie van dat betaalorgaan in tenzij het betaalorgaan de nodige aanpassingen doorvoert binnen een termijn die door de bevoegde autoriteit van die lidstaat wordt bepaald naargelang van de ernst van het probleem.
    5.  
    De betaalorganen zorgen voor het beheer en de controle van de verrichtingen in verband met de openbare interventie waarvoor zij verantwoordelijk zijn, en blijven eindverantwoordelijk op dit gebied.

    Wanneer steun wordt verleend via een financieringsinstrument van de EIB of door een andere internationale financiële instelling waarvan een lidstaat aandeelhouder is, baseert het betaalorgaan zich op een controleverslag dat de ingediende betalingsaanvragen staaft. Die instellingen bezorgen het controleverslag aan de lidstaten.

    6.  
    Voor de toepassing van artikel 33 wordt voor de Elfpo-uitgaven uiterlijk op 30 juni 2030 overeenkomstig lid 3 van dit artikel en artikel 10, lid 3, een aanvullend prestatieverslag ingediend dat betrekking heeft op de periode tot en met 31 december 2029.

    Artikel 10

    Coördinerende instanties

    1.  

    Wanneer in een lidstaat meer dan één betaalorgaan is geaccrediteerd, wijst die lidstaat een publieke coördinerende instantie aan, die hij met de volgende taken belast:

    a) 

    verzameling van de aan de Commissie te verstrekken informatie en toezending van die informatie aan de Commissie;

    b) 

    verstrekking aan de Commissie van het in artikel 54, lid 1, van deze verordening en in artikel 134 van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde jaarlijkse prestatieverslag;

    c) 

    uitvoering of coördinatie van acties om tekortkomingen van gemeenschappelijke aard te verhelpen, en de Commissie op de hoogte stellen van iedere ontwikkeling;

    d) 

    bevordering en, waar mogelijk, waarborging van de geharmoniseerde toepassing van de Unieregelgeving.

    2.  
    De coördinerende instantie wordt onderworpen aan een specifieke door de lidstaat uit te voeren accreditatie voor de verwerking van de in lid 1, punt a), bedoelde financiële informatie.
    3.  
    Het in lid 1, punt b), van dit artikel bedoelde jaarlijkse prestatieverslag valt onder het in artikel 12, lid 2, bedoelde advies, en wordt bij de Commissie ingediend samen met een beheersverklaring die de compilatie van het volledige verslag bestrijkt.

    Artikel 11

    Bevoegdheden van de Commissie met betrekking tot betaalorganen en coördinerende instanties

    1.  

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de goede werking van de krachtens de artikelen 9 en 10 ingestelde betaalorganen en coördinerende instanties te waarborgen en deze verordening aan te vullen met regels betreffende:

    a) 

    de minimumvoorwaarden voor de accreditatie van de betaalorganen als bedoeld in artikel 9, lid 2, eerste alinea, en voor de aanwijzing en accreditatie van de coördinerende instanties als bedoeld in artikel 10;

    b) 

    de verplichtingen van de betaalorganen wat betreft openbare interventie, alsmede de regels inzake de inhoud van hun verantwoordelijkheden op het gebied van beheer en controle.

    2.  

    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor:

    a) 

    de procedures voor de toekenning, intrekking en evaluatie van de accreditatie van betaalorganen en voor de aanwijzing van en de toekenning, intrekking en evaluatie van de accreditatie van coördinerende instanties, en de procedures voor het toezicht op de accreditatie van betaalorganen;

    b) 

    de regelingen en -procedures voor de controles die ten grondslag liggen aan de beheersverklaring van de betaalorganen, als bedoeld in artikel 9, lid 3, eerste alinea, punt d), alsook de structuur en het formaat ervan;

    c) 

    de werking van de coördinerende instantie en de indiening van informatie bij de Commissie overeenkomstig artikel 10.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 12

    Certificerende instanties

    1.  
    De certificerende instantie is een publieke of particuliere auditorganisatie die voor een periode van ten minste drie jaar wordt aangewezen door de lidstaat, onverminderd het nationaal recht. Wanneer de instantie een particuliere auditorganisatie is en het nationale of Unierecht dit voorschrijft, wordt deze door de lidstaat geselecteerd via een openbare aanbesteding.

    Een lidstaat die meer dan één certificerende instantie aanwijst, kan een publieke certificerende instantie op nationaal niveau aanwijzen die wordt belast met coördinatietaken.

    2.  

    Voor de toepassing van artikel 63, lid 7, eerste alinea, van het Financieel Reglement brengt de certificerende instantie een overeenkomstig internationaal aanvaarde auditnormen opgesteld advies uit waarin wordt aangegeven of:

    a) 

    de rekeningen een juist en getrouw beeld geven;

    b) 

    de governancesystemen van de lidstaten naar behoren functioneren, met name:

    i) 

    de governance-instanties als bedoeld in de artikelen 9 en 10, van deze verordening en in artikel 123 van Verordening (EU) 2021/2115;

    ii) 

    de basisvereisten van de Unie;

    iii) 

    het verslagleggingssysteem dat is opgezet voor het in artikel 134 van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde jaarlijkse prestatieverslag;

    c) 

    de prestatieverslaglegging over outputindicatoren voor de jaarlijkse prestatiegoedkeuring als bedoeld in artikel 54 van deze verordening, en de prestatieverslaglegging over resultaatindicatoren voor de meerjarige prestatiemonitoring als bedoeld in artikel 128 van Verordening (EU) 2021/2115, waaruit blijkt dat aan artikel 37 van deze verordening is voldaan, correct zijn;

    d) 

    de uitgaven voor de maatregelen van Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 229/2013 en (EU) nr. 1308/2013 en van Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ) waarvoor bij de Commissie om terugbetaling is verzocht, wettig en regelmatig zijn.

    In dat advies wordt ook aangegeven of bij het onderzoek twijfels zijn gerezen over de beweringen in de in artikel 9, lid 3, eerste alinea, punt d), bedoelde beheersverklaring. Het onderzoek heeft ook betrekking op de analyse van de aard en de omvang van de bij audits en controles vastgestelde fouten en tekortkomingen in de governancesystemen, en op de door het betaalorgaan genomen of geplande corrigerende actie, bedoeld in artikel 9, lid 3, eerste alinea, punt c).

    Wanneer steun wordt verleend via een financieringsinstrument van de EIB of een andere internationale financiële instelling waarvan een lidstaat aandeelhouder is, baseert de certificerende instantie zich op het jaarlijkse auditverslag van de externe auditors van die instellingen. Die instellingen bezorgen het jaarlijkse auditverslag aan de lidstaten.

    3.  
    De certificerende instantie beschikt over de nodige technische expertise en kennis van het GLB. Zij is operationeel onafhankelijk van het betaalorgaan en de coördinerende instantie, evenals van de bevoegde autoriteit die dat betaalorgaan heeft geaccrediteerd, en van de voor de uitvoering en de monitoring van het GLB verantwoordelijke instanties.
    4.  
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor de werking van de certificerende instanties, waaronder de te verrichten controles en de te controleren instanties, en voor de door de certificerende instanties op te stellen certificaten en rapporten, samen met de begeleidende documenten.

    Die uitvoeringshandelingen bevatten ook een beschrijving van:

    a) 

    de auditbeginselen waarop de adviezen van de certificerende instantie gebaseerd moeten zijn, waaronder een beoordeling van de risico’s, interne controles en het vereiste auditbewijs;

    b) 

    de auditmethoden die de certificerende instanties, gelet op internationale auditnormen, moeten volgen voor het uitbrengen van hun advies.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 13

    Uitwisseling van beste praktijken

    De Commissie bevordert de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten, met name wat betreft de werkzaamheden van de bestuursorganen in het kader van dit hoofdstuk.



    TITEL III

    FINANCIEEL BEHEER VAN HET ELGF EN HET ELFPO



    HOOFDSTUK I

    ELGF



    Afdeling 1

    Begrotingsdiscipline

    Artikel 14

    Begrotingsmaximum

    1.  
    Het jaarlijkse maximum voor de ELGF-uitgaven wordt gevormd door de maximumbedragen die voor dit fonds zijn vastgesteld krachtens Verordening (EU, Euratom) 2020/2093.
    2.  
    Wanneer het Unierecht voorziet in sommen die moeten worden opgeteld bij of afgetrokken van de in lid 1 bedoelde bedragen, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast, zonder de in artikel 103 bedoelde procedure toe te passen, waarbij het voor de ELGF-uitgaven beschikbare nettosaldo wordt bepaald op basis van de in het Unierecht bedoelde gegevens.

    Artikel 15

    Inachtneming van het maximum

    1.  
    Wanneer in het Unierecht met betrekking tot een lidstaat een financieel maximum voor landbouwuitgaven is vastgesteld in euro’s, worden de desbetreffende uitgaven tot dat maximum terugbetaald, waarbij die uitgaven zo nodig worden aangepast wanneer de artikelen 39 tot en met 42 van toepassing zijn.
    2.  
    De in artikel 87 van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde toewijzingen van lidstaten voor interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen, gecorrigeerd voor de aanpassingen op grond van artikel 17 van deze verordening, komen voor de toepassing van lid 1 van dit artikel overeen met de financiële maxima in euro’s.

    Artikel 16

    Landbouwreserve

    1.  
    Aan het begin van elk jaar wordt in het ELGF een Unielandbouwreserve (“de reserve”) aangelegd die bedoeld is om aanvullende steun aan de landbouwsector te verlenen voor het beheer of de stabilisatie van de markt en om snel te reageren in crisissituaties die de landbouwproductie of -distributie treffen.

    De kredieten voor de reserve worden rechtstreeks opgenomen in de Uniebegroting. In het landbouwbegrotingsjaar of de landbouwbegrotingsjaren waarvoor aanvullende steun nodig is, worden middelen uit de reserve beschikbaar gesteld voor de volgende maatregelen:

    a) 

    maatregelen tot stabilisatie van de landbouwmarkten als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 21 van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

    b) 

    uitzonderlijke maatregelen als bedoeld in de artikelen 219, 220 en 221 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

    2.  
    Het bedrag van de reserve is 450 miljoen EUR in lopende prijzen aan het begin van elk jaar van de periode 2023-2027, tenzij in de begroting van de Unie een hoger bedrag is vastgesteld. De Commissie kan het bedrag van de reserve in de loop van het jaar aanpassen wanneer dat wenselijk is gelet op marktontwikkelingen of -vooruitzichten in het lopende of het daaropvolgende jaar en rekening houdend met de onder het ELGF-submaximum beschikbare kredieten.

    Indien die beschikbare kredieten niet toereikend zijn, kan in laatste instantie financiële discipline worden gebruikt overeenkomstig artikel 17 van deze verordening om de reserve te financieren tot maximaal het in de eerste alinea van dit lid genoemde startbedrag.

    In afwijking van artikel 12, lid 2, derde alinea, van het Financieel Reglement worden niet-vastgelegde kredieten van de reserve tot en met het jaar 2027 overgedragen om de reserve in de daaropvolgende begrotingsjaren te financieren.

    Bovendien wordt, in afwijking van artikel 12, lid 2, derde alinea, van het Financieel Reglement, het totale ongebruikte bedrag van de bij Verordening (EU) nr. 1306/2013 ingestelde reserve voor crises in de landbouwsector dat aan het eind van het jaar 2022 beschikbaar is, overgedragen naar het jaar 2023 zonder dat het volledig terugvloeit naar de begrotingsonderdelen voor de in artikel 5, lid 2, punt c), van deze verordening bedoelde acties, en wordt het voor zover nodig beschikbaar gesteld voor de financiering van de bij dit artikel ingestelde reserve, na rekening te hebben gehouden met de onder het ELGF-submaximum beschikbare kredieten. Indien na de financiering van de bij dit artikel ingestelde reserve kredieten van de reserve voor crises in de landbouwsector beschikbaar blijven, worden deze weer toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor de in artikel 5, lid 2, punt c), van deze verordening bedoelde acties.

    Artikel 17

    Financiële discipline

    1.  
    De Commissie stelt een aanpassingspercentage vast voor de in artikel 5, lid 2, punt c), van deze verordening bedoelde interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen en voor de financiële bijdrage van de Unie aan rechtstreekse betalingen krachtens hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 228/2013 en hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr 229/2013 voor de in artikel 5, lid 2, punt e), van deze verordening bedoelde specifieke maatregelen (“het aanpassingspercentage”) wanneer de ramingen voor de financiering van de interventies en maatregelen die krachtens het overeenkomstige submaximum voor een bepaald begrotingsjaar worden gefinancierd, erop wijzen dat de toepasselijke jaarlijkse maxima zullen worden overschreden.

    Het aanpassingspercentage is van toepassing op betalingen boven 2 000  EUR die voor het overeenkomstige kalenderjaar voor de in de eerste alinea van dit lid bedoelde interventies en specifieke maatregelen aan landbouwers worden toegekend. Voor de toepassing van deze alinea is artikel 17, lid 4, van Verordening (EU) 2021/2115 van overeenkomstige toepassing.

    Uiterlijk op 30 juni van het kalenderjaar waarop het aanpassingspercentage van toepassing is, stelt de Commissie bij uitvoeringshandelingen het aanpassingspercentage vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

    2.  
    Tot 1 december van het kalenderjaar waarop het aanpassingspercentage van toepassing is, kan de Commissie op basis van nieuwe informatie uitvoeringshandelingen vaststellen om het overeenkomstig lid 1 van dit artikel bepaalde aanpassingspercentage bij te stellen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
    3.  
    Wanneer financiële discipline is toegepast, worden de kredieten die zijn overgedragen overeenkomstig artikel 12, lid 2, punt d), van het Financieel Reglement gebruikt voor de financiering van uitgaven krachtens artikel 5, lid 2, punt c), van deze verordening voor zover dit nodig is om een herhaalde toepassing van financiële discipline te vermijden.

    Wanneer de overeenkomstig de eerste alinea over te dragen kredieten beschikbaar blijven en het totale bedrag aan niet-vastgelegde kredieten dat beschikbaar is voor terugbetalingen ten minste 0,2 % van het jaarlijkse maximum voor de ELGF-uitgaven is, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin per lidstaat de bedragen aan niet-vastgelegde kredieten worden vermeld die aan de eindbegunstigden moeten worden terugbetaald. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

    4.  
    De lidstaten betalen de bedragen die de Commissie overeenkomstig lid 3, tweede alinea, heeft vastgesteld, terug aan de eindbegunstigden op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria. De lidstaten kunnen een ondergrens toepassen voor het bedrag dat per eindbegunstigde wordt terugbetaald. Die terugbetaling geldt alleen voor eindbegunstigden in lidstaten waarin in het voorgaande landbouwbegrotingsjaar financiële discipline is toegepast.
    5.  
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die nodig zijn om een coherente toepassing van de financiële discipline in de lidstaten te waarborgen, en deze verordening aan te vullen met regels voor de berekening van de financiële discipline die de lidstaten op landbouwers moeten toepassen.

    Artikel 18

    Procedure voor de begrotingsdiscipline

    1.  
    Wanneer bij de opstelling van de ontwerpbegroting voor begrotingsjaar N blijkt dat het in artikel 14 van deze verordening bedoelde bedrag voor begrotingsjaar N dreigt te worden overschreden, stelt de Commissie de maatregelen voor die nodig zijn om dat bedrag alsnog in acht te nemen. Die maatregelen moeten worden aangenomen door het Europees Parlement en de Raad wanneer de betrokken maatregel gebaseerd is op artikel 43, lid 2, VWEU of door de Raad wanneer de betrokken maatregel gebaseerd is op artikel 43, lid 3, VWEU.
    2.  
    Indien de Commissie op enig moment van oordeel is dat het in artikel 14 van deze verordening bedoelde bedrag dreigt te worden overschreden en dat zij geen adequate maatregelen kan nemen om de situatie recht te zetten, stelt zij andere maatregelen voor die ervoor zorgen dat dat bedrag alsnog in acht wordt genomen. Die maatregelen moeten worden aangenomen door het Europees Parlement en de Raad wanneer de betrokken maatregel gebaseerd is op artikel 43, lid 2, VWEU of door de Raad wanneer de betrokken maatregel gebaseerd is op artikel 43, lid 3, VWEU.
    3.  

    Wanneer aan het einde van begrotingsjaar N de terugbetalingsaanvragen van de lidstaten het in artikel 14 bedoelde bedrag overschrijden of waarschijnlijk zullen overschrijden, handelt de Commissie als volgt:

    a) 

    zij neemt de door de lidstaten ingediende verzoeken naar rato in aanmerking, afhankelijk van de beschikbare begrotingsmiddelen, en stelt uitvoeringshandelingen vast waarin het bedrag van de betalingen voor de betrokken maand voorlopig wordt vastgesteld;

    b) 

    zij bepaalt op of vóór 28 februari van begrotingsjaar N+1 voor alle lidstaten hun situatie met betrekking tot de Uniefinanciering voor begrotingsjaar N;

    c) 

    zij stelt uitvoeringshandelingen vast waarin het totale Uniefinancieringsbedrag, verdeeld over de lidstaten, wordt vastgesteld op basis van een uniform Uniefinancieringspercentage, afhankelijk van het bedrag dat voor de maandelijkse betalingen beschikbaar was;

    d) 

    zij betaalt uiterlijk bij de maandelijkse betalingen voor de maand maart van begrotingsjaar N+1 de aan de lidstaten verschuldigde verrekeningen uit.

    De uitvoeringshandelingen waarin de eerste alinea, punten a) en c), van dit lid, voorziet, worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

    Artikel 19

    Systeem voor vroegtijdige waarschuwing en monitoring

    Om te voorkomen dat het in artikel 14 bedoelde begrotingsmaximum wordt overschreden, past de Commissie een systeem voor vroegtijdige waarschuwing en monitoring toe waarmee de ELGF-uitgaven per maand worden gevolgd.

    Aan het begin van elk begrotingsjaar bepaalt de Commissie daartoe profielen van de maandelijkse uitgaven, waarbij zij zich, voor zover dienstig, baseert op het gemiddelde van de maandelijkse uitgaven in de voorgaande drie jaren.

    De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad periodiek een verslag in waarin de ontwikkeling van de gedane uitgaven wordt getoetst aan de profielen en waarin de voor het lopende begrotingsjaar verwachte uitvoering van de begroting wordt beoordeeld.



    Afdeling 2

    Financiering van de uitgaven

    Artikel 20

    Maandelijkse betalingen

    1.  
    De Commissie stelt de kredieten die nodig zijn voor de financiering van de in artikel 5, lid 2, bedoelde uitgaven, in de vorm van maandelijkse betalingen ter beschikking van de lidstaten op basis van de uitgaven die de geaccrediteerde betaalorganen in een referentieperiode hebben gedaan.
    2.  
    Totdat de Commissie de maandelijkse betalingen overmaakt, voorzien de lidstaten in de voor de uitgaven benodigde middelen naargelang van de behoeften van hun geaccrediteerde betaalorganen.

    Artikel 21

    Procedure voor de maandelijkse betalingen

    1.  
    Onverminderd de artikelen 53, 54 en 55 doet de Commissie maandelijkse betalingen voor de uitgaven die de geaccrediteerde betaalorganen van de lidstaten in de referentiemaand hebben verricht.
    2.  
    De maandelijkse betalingen worden aan elke lidstaat gedaan op of vóór de derde werkdag van de tweede maand na de maand waarin de uitgaven zijn verricht, waarbij rekening wordt gehouden met de in het kader van de artikelen 39 tot en met 42 toegepaste verlagingen en opschortingen en met alle andere correcties. Uitgaven die door de lidstaten zijn gedaan in de periode van 1 tot en met 15 oktober, worden beschouwd als uitgaven over de maand oktober. De uitgaven die in de periode van 16 tot en met 31 oktober zijn gedaan, worden beschouwd als uitgaven over de maand november.
    3.  
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin de door haar te verrichten maandelijkse betalingen worden bepaald op basis van een uitgavendeclaratie van de lidstaten en de overeenkomstig artikel 90, lid 1, verstrekte informatie. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld zonder de in artikel 103 bedoelde procedure toe te passen.
    4.  
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin aanvullende betalingen of inhoudingen worden bepaald ter aanpassing van de betalingen die overeenkomstig lid 3 zijn verricht. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld zonder de in artikel 103 bedoelde procedure toe te passen.
    5.  
    De Commissie stelt de lidstaat onverwijld in kennis van een overschrijding van de financiële maxima door de lidstaat.

    Artikel 22

    Administratieve en personeelskosten

    Administratieve en personeelskosten van de lidstaten en van de begunstigden van ELGF-steun worden niet uit het ELGF gefinancierd.

    Artikel 23

    Uitgaven aan openbare interventie

    1.  
    Wanneer voor een openbare interventie geen bedrag per eenheid wordt vastgesteld in het kader van de gemeenschappelijke marktordening, financiert het ELGF de betrokken maatregel op basis van uniforme standaardbedragen, met name voor de van de lidstaten afkomstige middelen die worden gebruikt voor de aankoop van producten, voor materiële opslagverrichtingen en, in voorkomend geval, voor de verwerking van de producten die in aanmerking komen voor openbare interventie, als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
    2.  

    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met voorschriften betreffende:

    a) 

    de voor Uniefinanciering in aanmerking komende soorten maatregelen en de voorwaarden voor de terugbetaling ervan;

    b) 

    de subsidiabiliteitsvoorwaarden en berekeningswijze op basis van de feitelijke waarnemingen van de betaalorganen, van door de Commissie vastgestelde vaste percentages, of van forfaitaire of niet-forfaitaire bedragen die bij de landbouwwetgeving betreffende specifieke sectoren zijn vastgesteld.

    c) 

    de waardering van verrichtingen in verband met openbare interventie, voor de maatregelen die moeten worden genomen bij verlies of achteruitgang van producten die onder de openbare interventie vallen, en voor de bepaling van de te financieren bedragen.

    3.  
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin de in lid 1 bedoelde bedragen worden bepaald. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

    Artikel 24

    Verwerving van satellietgegevens

    De Commissie en de lidstaten komen de lijst van satellietgegevens die nodig zijn voor het in artikel 66, lid 1, punt c), bedoelde areaalmonitoringsysteem, overeen op basis van de door elke lidstaat opgestelde specificaties.

    Overeenkomstig artikel 7, punt b), stelt de Commissie die satellietgegevens gratis ter beschikking aan de voor het areaalmonitoringsysteem bevoegde autoriteiten of aan de dienstverleners die van deze autoriteiten toestemming hebben gekregen om hen te vertegenwoordigen.

    De Commissie blijft de eigenaar van de satellietgegevens.

    De Commissie kan gespecialiseerde instanties belasten met taken op het gebied van technieken of werkmethoden die verband houden met het in artikel 66, lid 1, punt c), bedoelde areaalmonitoringsysteem.

    Artikel 25

    Monitoring van agrarische hulpbronnen

    1.  

    De in het kader van artikel 7, punt c), gefinancierde acties zijn bedoeld om de Commissie de middelen te bieden om:

    a) 

    de landbouwmarkten van de Unie in een mondiale context te beheren;

    b) 

    te zorgen voor agro-economische en agromilieuklimaatmonitoring van het gebruik van landbouwgrond en veranderingen in het gebruik van landbouwgrond, waaronder boslandbouw, en monitoring van de toestand van de bodem, de gewassen, agrarische landschappen en landbouwgrond zodat ramingen van met name de opbrengsten en de landbouwproductie en de landbouweffecten van uitzonderlijke omstandigheden kunnen worden gemaakt, en zodat de weerbaarheid van landbouwsystemen en de vorderingen in de richting van het halen van de relevante duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties kunnen worden beoordeeld;

    c) 

    de toegang tot de in punt b) bedoelde ramingen te delen in een internationale context, waaronder de initiatieven die gecoördineerd worden door organisaties van de Verenigde Naties, zoals het opmaken van broeikasgasinventarissen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, of andere internationale organisaties;

    d) 

    bij te dragen tot specifieke maatregelen ter vergroting van de transparantie van de mondiale markten, rekening houdend met de doelstellingen en verbintenissen van de Unie;

    e) 

    te zorgen voor een technologische follow-up van het agrometeorologische systeem.

    2.  

    Krachtens artikel 7, punt c), financiert de Commissie de acties die betrekking hebben op:

    a) 

    de verzameling of aankoop van gegevens die nodig zijn voor de uitvoering en monitoring van het GLB, waaronder satellietgegevens, geospatiale gegevens en meteorologische gegevens;

    b) 

    de ontwikkeling van een infrastructuur voor ruimtelijke gegevens en van een website;

    c) 

    de uitvoering van specifieke studies over klimaatomstandigheden;

    d) 

    teledetectie als ondersteuning van de monitoring van veranderingen in het gebruik van landbouwgrond en de bodemkwaliteit; en

    e) 

    de actualisering van agrometeorologische en econometrische modellen.

    Zo nodig worden die acties in samenwerking met het Europees Milieuagentschap, het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, nationale laboratoria en instanties uitgevoerd of wordt hierbij de particuliere sector betrokken.

    Artikel 26

    Uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de artikelen 24 en 25

    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met:

    a) 

    regels voor de financiering op grond van artikel 7, punten b) en c);

    b) 

    de procedure volgens welke de in de artikelen 24 en 25 bedoelde maatregelen moeten worden uitgevoerd om de gestelde doelen te bereiken;

    c) 

    het kader voor de verwerving, de verbetering en het gebruik van satellietgegevens en meteorologische gegevens, en de toepasselijke termijnen.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.



    HOOFDSTUK II

    ELFPO



    Afdeling 1

    Algemene bepalingen inzake het Elfpo

    Artikel 27

    Bepalingen die voor alle betalingen gelden

    1.  
    De door de Commissie te betalen Elfpo-bijdrage als bedoeld in artikel 6, is niet hoger dan het bedrag aan begrotingsvastleggingen.

    Onverminderd artikel 34, lid 1, worden die betalingen afgeboekt op de oudste openstaande begrotingsvastlegging.

    2.  
    Artikel 110 van het Financieel Reglement is van toepassing.



    Afdeling 2

    Elfpo-financiering in het kader van het strategisch GLB-plan

    Artikel 28

    Financiële bijdrage uit het Elfpo

    De financiële Elfpo-bijdrage in de uitgaven in het kader van de strategische GLB-plannen wordt voor elk strategisch GLB-plan bepaald binnen de grenzen van de maxima die zijn vastgelegd in het Unierecht inzake Elfpo-steun voor interventies van het strategisch GLB-plan.

    Artikel 29

    Begrotingsvastleggingen

    1.  
    Het uitvoeringsbesluit van de Commissie tot goedkeuring van een strategisch GLB-plan vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 110, lid 1, van het Financieel Reglement en vormt na kennisgeving aan de betrokken lidstaat een juridische verbintenis in de zin van dat reglement. Dat uitvoeringsbesluit vermeldt de bijdrage per jaar.
    2.  
    De begrotingsvastleggingen van de Unie voor elk strategisch GLB-plan vinden in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027 in jaarlijkse tranches plaats. In afwijking van artikel 111, lid 2, van het Financieel Reglement geschieden voor elk strategisch GLB-plan de begrotingsvastleggingen voor de eerste tranche na de goedkeuring van het strategisch GLB-plan door de Commissie en de daaropvolgende kennisgeving ervan aan de betrokken lidstaat. De begrotingsvastleggingen van de daaropvolgende tranches worden vóór 1 mei van elk jaar door de Commissie verricht op basis van het in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringsbesluit, tenzij artikel 16 van het Financieel Reglement van toepassing is.



    Afdeling 3

    Financiële bijdrage voor plattelandsontwikkelingsinterventies

    Artikel 30

    Bepalingen inzake betalingen voor plattelandsontwikkelingsinterventies

    1.  
    De kredieten die nodig zijn voor de financiering van de in artikel 6 bedoelde uitgaven, worden aan de lidstaten ter beschikking gesteld in de vorm van voorfinanciering, tussentijdse betalingen en een saldobetaling, zoals beschreven in deze afdeling.
    2.  
    Het gecumuleerde totaal van de voorfinanciering en de tussentijdse betalingen bedraagt ten hoogste 95 % van de Elfpo-bijdrage voor elk strategisch GLB-plan.

    Wanneer het maximum van 95 % is bereikt, blijven de lidstaten betalingsverzoeken bij de Commissie indienen.

    Artikel 31

    Voorfinanciering

    1.  

    Na het uitvoeringsbesluit van de Commissie tot goedkeuring van het strategisch GLB-plan keert de Commissie aan de lidstaat een eerste voorfinanciering voor de gehele looptijd van het strategisch GLB-plan uit. Deze initiële voorfinanciering wordt in tranches uitgekeerd, en wel als volgt:

    a) 

    in 2023: 1 % van het Elfpo-steunbedrag voor de gehele looptijd van het strategisch GLB-plan;

    b) 

    in 2024: 1 % van het Elfpo-steunbedrag voor de gehele looptijd van het strategisch GLB-plan;

    c) 

    in 2025: 1 % van het Elfpo-steunbedrag voor de gehele looptijd van het strategisch GLB-plan;

    Indien een strategisch GLB-plan in 2024 of later wordt goedgekeurd, worden de tranches uit eerdere jaren na goedkeuring ervan onverwijld betaald.

    2.  
    Het totale bedrag dat als voorfinanciering is uitgekeerd, wordt aan de Commissie terugbetaald indien er geen uitgaven zijn gedaan en geen uitgavendeclaratie voor het strategisch GLB-plan is toegezonden binnen 24 maanden te rekenen vanaf de datum waarop de Commissie de eerste tranche van de voorfinanciering heeft uitgekeerd. Die voorfinanciering wordt verrekend met de eerste uitgaven die in het kader van het strategisch GLB-plan zijn gedeclareerd.
    3.  
    Wanneer een overheveling naar of uit het Elfpo heeft plaatsgevonden overeenkomstig artikel 103 van Verordening (EU) 2021/2115 wordt geen aanvullende voorfinanciering betaald of teruggevorderd.
    4.  
    De renteopbrengsten van de voorfinanciering worden voor het betrokken strategisch GLB-plan gebruikt en in mindering gebracht op het bedrag aan overheidsuitgaven dat in de einddeclaratie van de uitgaven is vermeld.
    5.  
    Het totale voorfinancieringsbedrag wordt vóór de afsluiting van het strategisch GLB-plan goedgekeurd overeenkomstig de in artikel 53 bedoelde procedure.

    Artikel 32

    Tussentijdse betalingen

    1.  
    Voor elk strategisch GLB-plan worden tussentijdse betalingen gedaan. Ze worden berekend door het in artikel 91 van Verordening (EU) 2021/2115 vermelde bijdragepercentage toe te passen op de overheidsuitgaven voor elk interventietype, met uitzondering van betalingen uit de aanvullende nationale financiering vermeld in artikel 115, lid 5, van die verordening.

    Tussentijdse betalingen omvatten tevens de bedragen bedoeld in artikel 94, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2115.

    2.  
    Afhankelijk van de beschikbaarheid van middelen verricht de Commissie, rekening houdend met de verlagingen en opschortingen ingevolge de artikelen 39 tot en met 42, tussentijdse betalingen voor de uitgaven die de geaccrediteerde betaalorganen hebben gedaan bij de uitvoering van de strategische GLB-plannen.
    3.  
    In het geval van de uitvoering van financieringsinstrumenten overeenkomstig artikel 59, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060, bevat de uitgavendeclaratie de totale bedragen die de beheersautoriteit heeft uitgekeerd aan of, in het geval van garanties, die zij voor garantiecontracten heeft gereserveerd voor of ten voordele van eindbegunstigden als bedoeld in artikel 80, lid 5, eerste alinea, punten a), b) en c) van Verordening (EU) 2021/2115.
    4.  

    In het geval van de uitvoering van financieringsinstrumenten overeenkomstig artikel 59, lid 2, van Verordening (EU) 2021/1060, worden de uitgavendeclaraties die uitgaven voor financieringsinstrumenten bevatten ingediend overeenkomstig de volgende voorwaarden:

    a) 

    het in de eerste uitgavendeclaratie opgenomen bedrag moet voordien in het kader van het financieringsinstrument zijn betaald en mag niet hoger zijn dan 30 % van het totale bedrag van de subsidiabele overheidsuitgaven zoals in het kader van de desbetreffende financieringsregeling is vastgelegd voor de financieringsinstrumenten;

    b) 

    het bedrag dat is opgenomen in de daaropvolgende uitgavendeclaraties die zijn ingediend in de subsidiabiliteitsperiode bepaald in artikel 86, lid 4, van Verordening (EU) 2021/2115, omvat de subsidiabele uitgaven bedoeld in artikel 80, lid 5, van die verordening.

    5.  
    Overeenkomstig lid 4, punt a), van dit artikel, betaalde bedragen worden voor de toepassing van artikel 37, lid 2, als voorschotten beschouwd. De Commissie keurt het in lid 4, punt a), van dit artikel bedoelde bedrag van de eerste uitgavendeclaratie niet later goed dan in haar jaarrekeningen van het laatste jaar van uitvoering van het desbetreffende strategisch GLB-plan.
    6.  

    Elke tussentijdse betaling wordt door de Commissie afhankelijk gesteld van de naleving van de volgende voorwaarden:

    a) 

    overeenkomstig artikel 90, lid 1, punt c), is een door het geaccrediteerde betaalorgaan ondertekende uitgavendeclaratie bij de Commissie ingediend;

    b) 

    over de gehele looptijd van het betrokken strategisch GLB-plan is voor geen enkel interventietype de totale Elfpo-bijdrage overschreden;

    c) 

    de overeenkomstig artikel 9, lid 3, en artikel 12, lid 2, in te dienen documenten zijn aan de Commissie toegezonden.

    7.  
    Indien niet is voldaan aan enige van de voorwaarden van lid 6, deelt de Commissie dit onmiddellijk mee aan het geaccrediteerde betaalorgaan of, wanneer er een coördinerende instantie is aangewezen, aan deze instantie. Indien niet is voldaan aan enige van de eisen van lid 6, punt a) of punt c), wordt de uitgavendeclaratie niet ontvankelijk geacht.
    8.  
    Onverminderd de artikelen 53, 54 en 55 verricht de Commissie tussentijdse betalingen binnen 45 dagen na registratie van een uitgavendeclaratie die voldoet aan de eisen van lid 6.
    9.  
    Binnen de door de Commissie vastgestelde termijnen stellen de geaccrediteerde betaalorganen tussentijdse uitgavendeclaraties voor de strategische GLB-plannen op en dienen zij deze hetzij rechtstreeks hetzij via de coördinerende instantie, wanneer er één is aangewezen, bij de Commissie in. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin die termijnen worden bepaald. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Uitgavendeclaraties hebben betrekking op de uitgaven die de betaalorganen in elk van de betrokken perioden hebben gedaan. Ze hebben tevens betrekking op de bedragen bedoeld in artikel 94, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2115. Wanneer echter in artikel 86, lid 3, van die verordening bedoelde uitgaven niet in de betrokken periode bij de Commissie kunnen worden gedeclareerd omdat een wijziging van het strategisch GLB-plan nog op de goedkeuring van de Commissie wacht, overeenkomstig artikel 119, lid 10, van die verordening, kunnen deze uitgaven in een daaropvolgende periode worden gedeclareerd.

    Tussentijdse uitgavendeclaraties voor vanaf 16 oktober gedane uitgaven worden ten laste gebracht van de begroting van het volgende jaar.

    10.  
    Wanneer de gesubdelegeerde ordonnateur een verdere verificatie eist omdat de verstrekte informatie onvolledig of onduidelijk is of omdat er meningsverschillen, interpretatieverschillen of onsamenhangendheden bestaan met betrekking tot een uitgavendeclaratie voor een referentieperiode en zulks met name te wijten is aan het niet-meedelen van de informatie die vereist is krachtens Verordening (EU) 2021/2115 en krachtens de op basis van die verordening vastgestelde handelingen van de Commissie, verstrekt de betrokken lidstaat binnen een termijn die naargelang van de ernst van het probleem in dat verzoek is vastgesteld, aanvullende informatie.

    De in lid 8 vastgelegde termijn voor tussentijdse betalingen kan voor het gehele bedrag van de betalingsclaim of een deel daarvan worden onderbroken voor ten hoogste zes maanden vanaf de datum van verzending van het verzoek om informatie tot de gevraagde informatie is ontvangen en afdoende wordt geacht. De lidstaat kan ermee instemmen dat de onderbrekingsperiode met een periode van nog eens drie maanden wordt verlengd.

    Wanneer de betrokken lidstaat het verzoek om aanvullende informatie niet binnen de in dat verzoek vastgestelde termijn beantwoordt of wanneer het antwoord niet afdoende wordt geacht of erop wijst dat de regelgeving niet is nageleefd of dat Uniemiddelen onjuist zijn gebruikt, kan de Commissie de betalingen overeenkomstig de artikelen 39 tot en met 42 van deze verordening opschorten of verlagen.

    Artikel 33

    Saldobetaling en afsluiting van de plattelandsontwikkelingsinterventies uit het strategisch GLB-plan

    1.  
    Na ontvangst van het laatste jaarlijkse prestatieverslag over de uitvoering van een strategisch GLB-plan verricht de Commissie, onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen, de saldobetaling op basis van het vigerende financieringsplan op het niveau van de Elfpo-interventietypes, van de jaarrekeningen voor het laatste jaar van uitvoering van het desbetreffende strategisch GLB-plan, en van de bijbehorende goedkeuringsbesluiten. Die rekeningen worden uiterlijk zes maanden na de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven waarin artikel 86, lid 4, van Verordening (EU) 2021/2115 voorziet, ingediend bij de Commissie en hebben betrekking op de uitgaven die het betaalorgaan tot en met de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven heeft gedaan.
    2.  
    Het saldo wordt betaald uiterlijk zes maanden na de datum waarop de in lid 1 van dit artikel bedoelde informatie en documenten door de Commissie ontvankelijk zijn bevonden en de laatste reeks jaarrekeningen is goedgekeurd. Onverminderd artikel 34, lid 5, worden de na de saldobetaling nog vastgelegde bedragen binnen zes maanden door de Commissie vrijgemaakt.
    3.  
    Indien de Commissie het laatste jaarlijkse prestatieverslag en de documenten die nodig zijn voor de goedkeuring van de jaarrekeningen over het laatste jaar van uitvoering van het strategische GLB-plan, niet binnen de in lid 1 van dit artikel vastgestelde termijn heeft ontvangen, wordt het saldo overeenkomstig artikel 34 automatisch vrijgemaakt.

    Artikel 34

    Automatische vrijmaking van vastleggingen voor strategische GLB-plannen

    1.  
    De Commissie maakt automatisch elk gedeelte van een begrotingsvastlegging voor plattelandsontwikkelingsinterventies uit een strategisch GLB-plan vrij, indien het uiterlijk op 31 december van het tweede jaar na het jaar van de vastlegging niet is gebruikt voor de voorfinanciering of voor tussentijdse betalingen of indien zij daarvoor uiterlijk op die datum geen uitgavendeclaratie heeft ontvangen die voldoet aan de eisen van artikel 32, lid 6, punten a) en c).
    2.  
    Het gedeelte van de begrotingsvastleggingen dat nog openstaat op de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven als bedoeld in artikel 86, lid 4, van Verordening (EU) 2021/2115, en waarvoor binnen zes maanden na die datum geen uitgavendeclaratie is ingediend, wordt automatisch vrijgemaakt.
    3.  
    In het geval van een gerechtelijke procedure of administratief beroep met schorsende werking wordt de in lid 1 of lid 2 bedoelde termijn waarna vastleggingen automatisch worden vrijgemaakt, gedurende die procedure of dat administratief beroep onderbroken voor het bedrag van de betrokken verrichtingen, mits de Commissie uiterlijk op 31 januari van jaar N+3 een gemotiveerde kennisgeving van de lidstaat ontvangt.
    4.  

    Bij de berekening van de automatisch vrij te maken vastleggingen worden niet meegeteld:

    a) 

    het gedeelte van de begrotingsvastleggingen waarvoor uiterlijk op 31 december van jaar N+2 al wel een uitgavendeclaratie is ingediend, maar waarvan de Commissie de vergoeding heeft verlaagd of opgeschort;

    b) 

    het gedeelte van de begrotingsvastleggingen waarvoor het betaalorgaan vanwege overmacht geen betaling heeft kunnen verrichten omdat de overmachtsituatie ernstige gevolgen heeft gehad voor de uitvoering van strategisch GLB-plan; nationale autoriteiten die zich op overmacht beroepen, moeten de rechtstreekse gevolgen van de overmachtsituatie voor de uitvoering van alle of een deel van de plattelandsontwikkelingsinterventies uit het strategisch GLB-plan aantonen.

    De lidstaat zendt de Commissie uiterlijk op 31 januari van elk jaar informatie toe over de in de eerste alinea genoemde uitzonderingen met betrekking tot de bedragen die tot het eind van het voorgaande jaar zijn gedeclareerd.

    5.  
    De Commissie brengt de lidstaat tijdig op de hoogte wanneer er risico van automatische vrijmaking bestaat. Zij stelt de lidstaat in kennis van het vastgelegde bedrag dat volgens haar informatie automatisch moet worden vrijgemaakt. De lidstaat beschikt over een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van die informatie om akkoord te gaan met het betrokken bedrag of om opmerkingen in te dienen. De Commissie gaat uiterlijk negen maanden na het verstrijken van de laatste in de leden 1, 2 en 3 bedoelde termijn, over tot automatische vrijmaking.
    6.  
    Bij automatische vrijmaking wordt de Elfpo-bijdrage voor het desbetreffende strategisch GLB-plan voor het betrokken jaar verlaagd met het automatisch vrijgemaakte bedrag. De betrokken lidstaat legt een herzien financieringsplan waarin de verlaging van de steun over de interventietypes is verdeeld, ter goedkeuring over aan de Commissie. Bij ontstentenis daarvan verlaagt de Commissie de aan elk interventietype toegewezen bedragen naar rato.



    HOOFDSTUK III

    Gemeenschappelijke bepalingen

    Artikel 35

    Landbouwbegrotingsjaar

    Onverminderd de bijzondere bepalingen inzake de declaraties van uitgaven en ontvangsten in verband met de openbare interventie die de Commissie krachtens artikel 47, lid 2, eerste alinea, punt a), heeft vastgesteld, omvat het landbouwbegrotingsjaar de gedane uitgaven en de geïnde ontvangsten die door de betaalorganen zijn opgenomen in de rekeningen van de begroting van het ELGF en het Elfpo voor landbouwbegrotingsjaar N, dat begint op 16 oktober van jaar N-1 en eindigt op 15 oktober van jaar N.

    Artikel 36

    Geen dubbele financiering

    De lidstaten zorgen ervoor dat uit het ELGF en het Elfpo gefinancierde uitgaven niet anderszins uit de Uniebegroting worden gefinancierd.

    In het kader van het Elfpo kan een verrichting diverse vormen van steun ontvangen, namelijk uit het strategisch GLB-plan, uit de andere fondsen bedoeld in artikel 1, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 of uit andere instrumenten van de Unie, mits het totale gecumuleerde steunbedrag dat in het kader van de verschillende steunsoorten is toegekend niet hoger is dan de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag die/dat van toepassing is op dat interventietype als bedoeld in titel III van Verordening (EU) 2021/2115 In dergelijke gevallen declareren de lidstaten bij de Commissie niet dezelfde uitgaven voor steun uit:

    a) 

    een ander fonds bedoeld in artikel 1, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 of uit een ander instrument van de Unie; of

    b) 

    hetzelfde strategisch GLB-plan.

    Het in een uitgavendeclaratie op te nemen uitgavenbedrag kan naar rato worden berekend overeenkomstig het document waarin de steunvoorwaarden zijn vastgesteld.

    Artikel 37

    Subsidiabiliteit van de uitgaven van de betaalorganen

    1.  

    De in artikel 5, lid 2, en artikel 6 bedoelde uitgaven kunnen uitsluitend door de Unie worden gefinancierd indien deze gedaan zijn door erkende betaalorganen, en indien:

    a) 

    ze gedaan zijn overeenkomstig de toepasselijke Unieregelgeving; of

    b) 

    wat betreft de in Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventietypes:

    i) 

    ze overeenstemmen met een corresponderende gerapporteerde output, en

    ii) 

    ze zijn gedaan overeenkomstig de toepasselijke governancesystemen, hetgeen niet de in het relevante strategische GLB-plan vastgelegde subsidiabiliteitsvoorwaarden voor individuele begunstigden omvat.

    2.  
    Het bepaalde in lid 1, punt b), i), geldt niet voor voorschotten die aan begunstigden worden betaald in het kader van de in Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventietypes.

    Artikel 38

    Inachtneming van de betalingstermijnen

    1.  
    Indien er in het Unierecht betalingstermijnen zijn vastgelegd, komt een betaling van een betaalorgaan aan een begunstigde vóór de vroegst mogelijke datum van betaling of na de laatst mogelijke datum van betaling niet in aanmerking voor Uniefinanciering.
    2.  
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de omstandigheden en voorwaarden waaronder een in lid 1 van dit artikel bedoelde betaling toch subsidiabel kan worden geacht op grond van het evenredigheidsbeginsel.

    Artikel 39

    Verlaging van maandelijkse en tussentijdse betalingen

    1.  
    Indien de Commissie uit de uitgavendeclaraties of de in artikel 90 bedoelde informatie, declaraties en documenten opmaakt dat de in het Unierecht vastgestelde financiële maxima zijn overschreden, verlaagt zij de maandelijkse of de tussentijdse betalingen aan de betrokken lidstaat in het kader van de uitvoeringshandelingen inzake de maandelijkse betalingen als bedoeld in artikel 21, lid 3, of in het kader van de tussentijdse betalingen als bedoeld in artikel 32.
    2.  
    Indien de Commissie uit de uitgavendeclaraties of de in artikel 90 bedoelde informatie, declaraties en documenten opmaakt dat de in artikel 38 bedoelde betalingstermijnen niet zijn nageleefd, stelt zij de betrokken lidstaat daarvan in kennis en geeft zij deze de gelegenheid om binnen ten minste 30 dagen opmerkingen in te dienen. Indien de lidstaat in deze periode geen opmerkingen maakt of ingeval de Commissie tot de conclusie komt dat het antwoord duidelijk tekortschiet, kan de Commissie de maandelijkse of de tussentijdse betalingen aan de betrokken lidstaat verlagen in het kader van de uitvoeringshandelingen inzake de maandelijkse betalingen als bedoeld in artikel 21, lid 3, of in het kader van de tussentijdse betalingen als bedoeld in artikel 32.
    3.  
    Verlagingen krachtens dit artikel laten artikel 53 onverlet.
    4.  
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met verdere regels voor de procedure en andere praktische regelingen voor een correct functioneren van het in artikel 38 bedoelde mechanisme. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 40

    Opschorting van betalingen in het kader van de jaarlijkse goedkeuring

    1.  
    Wanneer de lidstaten de in artikel 9, lid 3, en artikel 12, lid 2, bedoelde documenten niet indienen binnen de in artikel 9, lid 3, bepaalde termijnen, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen houdende opschorting van het totaal van de in artikel 21, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen. Na ontvangst van de ontbrekende documenten van de betrokken lidstaat voert de Commissie de opgeschorte betalingen alsnog uit, mits deze documenten uiterlijk zes maanden na de uiterste datum in kwestie zijn ontvangen.

    Wat de in artikel 32 bedoelde tussentijdse betalingen betreft, worden uitgavendeclaraties op grond van lid 7 van dat artikel niet ontvankelijk geacht.

    2.  
    Indien de Commissie in het kader van de in artikel 54 bedoelde jaarlijkse prestatiegoedkeuring vaststelt dat het verschil tussen de gedeclareerde uitgaven en het met de relevante gerapporteerde output corresponderende bedrag meer dan 50 % bedraagt en de lidstaat dat niet naar behoren kan motiveren, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen houdende opschorting van de in artikel 21, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen of de in artikel 32 bedoelde tussentijdse betalingen.

    Opschorting vindt plaats voor relevante uitgaven die betrekking hebben op de interventies die aan de in artikel 54, lid 2, bedoelde verlaging zijn onderworpen, en de op te schorten betaling mag niet hoger zijn dan het percentage dat correspondeert met de verlaging zoals toegepast overeenkomstig artikel 54, lid 2. De opgeschorte betalingen worden, uiterlijk door middel van de in artikel 54 bedoelde uitvoeringshandeling met betrekking tot het jaar waarin de betalingen werden opgeschort, door de Commissie aan de lidstaten terugbetaald dan wel blijvend verlaagd. Indien de lidstaten echter aantonen dat de nodige corrigerende maatregelen zijn genomen, kan de Commissie middels een afzonderlijke uitvoeringshandeling de opschorting eerder opheffen.

    3.  
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor het percentage van de schorsing van betalingen.
    4.  
    De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

    Voordat de Commissie de in lid 1 en in lid 2, eerste alinea, van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen vaststelt, brengt zij de betrokken lidstaat op de hoogte van haar voornemen en vraagt zij de lidstaat om binnen een termijn van ten minste 30 dagen te reageren.

    5.  
    In de uitvoeringshandelingen tot vaststelling van de in artikel 21, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen of de in artikel 32 bedoelde tussentijdse betalingen, wordt rekening gehouden met de in het kader van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandelingen.

    Artikel 41

    Opschorting van betalingen naar aanleiding van de meerjarige prestatiemonitoring

    1.  
    Indien overeenkomstig artikel 135, leden 2 en 3, van Verordening (EU) 2021/2115 de Commissie de betrokken lidstaat verzoekt een actieplan in te dienen, bepaalt die lidstaat in overleg met de Commissie een dergelijk actieplan. Het actieplan bevat onder meer de beoogde corrigerende maatregelen en duidelijke voortgangsindicatoren en de termijn waarbinnen de voortgang moet worden verwezenlijkt. Die termijn kan langer duren dan één landbouwbegrotingsjaar.

    De betrokken lidstaat reageert binnen twee maanden na het verzoek van de Commissie om een actieplan.

    Binnen twee maanden na ontvangst van het actieplan van de betrokken lidstaat stelt de Commissie die lidstaat in voorkomend geval schriftelijk in kennis van haar bezwaren tegen het ingediende actieplan en verzoekt zij om wijziging ervan. De betrokken lidstaat geeft uitvoering aan het door de Commissie aanvaarde actieplan en neemt het verwachte tijdschema voor de uitvoering ervan in acht.

    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met verdere regels voor de structuur van de actieplannen en voor de procedure voor het opstellen van de actieplannen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    2.  
    Indien de lidstaat het in lid 1 van dit artikel bedoelde actieplan niet indient of niet uitvoert, indien dat actieplan duidelijk tekortschiet, of indien het actieplan niet is gewijzigd in overeenstemming met het in dat lid bedoelde schriftelijke verzoek van de Commissie, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de in artikel 21, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen of de in artikel 32 bedoelde tussentijdse betalingen worden geschorst.

    In afwijking van de eerste alinea van dit lid leidt het verzoek van de Commissie om een actieplan voor het landbouwbegrotingsjaar 2025 niet tot een opschorting van betalingen vóór de prestatie-evaluatie voor het landbouwbegrotingsjaar 2026, als bedoeld in artikel 135, lid 3, van Verordening (EU) 2021/2115.

    Opschorting van betalingen als bedoeld in de eerste alinea vindt overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel plaats voor relevante uitgaven die verband houden met de interventies uit hoofde van dat actieplan.

    De Commissie voert de geschorste betalingen alsnog uit indien op basis van de prestatie-evaluatie als bedoeld in artikel 135 van Verordening (EU) 2021/2115 of op basis van de tijdens het landbouwbegrotingsjaar door de betrokken lidstaat spontane kennisgeving over de voortgang van het actieplan en de voortgang van de corrigerende acties om het tekort te verhelpen, bevredigende vooruitgang in de richting van de doelstellingen is geboekt.

    Indien de situatie aan het einde van de twaalfde maand na de schorsing van de betalingen nog niet is gecorrigeerd, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin het geschorste bedrag voor de betrokken lidstaat definitief wordt verlaagd.

    De in dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

    Voordat de Commissie deze uitvoeringshandelingen vaststelt, brengt zij de betrokken lidstaat op de hoogte van haar voornemen en vraagt zij de lidstaat om binnen een termijn van ten minste 30 dagen te reageren.

    3.  
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor het percentage en de duur van de schorsing van betalingen en voor de voorwaarde om die bedragen te verlagen of alsnog uit te keren in het kader van de meerjarige prestatiemonitoring.

    Artikel 42

    Opschorting van betalingen in verband met tekortkomingen in de governancesystemen

    1.  
    Bij ernstige tekortkomingen in de goede werking van de governancesystemen vraagt de Commissie de betrokken lidstaat desgevallend een actieplan in te dienen met de nodige corrigerende maatregelen en duidelijke voortgangsindicatoren. Dat actieplan wordt opgesteld in overleg met de Commissie. De betrokken lidstaat reageert binnen twee maanden na het verzoek van de Commissie om de noodzaak van een actieplan te beoordelen.

    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor de structuur van de actieplannen en voor de procedure voor het opstellen van de actieplannen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    2.  
    Indien de lidstaat het in lid 1 van dit artikel bedoelde actieplan niet indient of niet uitvoert, of indien dat actieplan duidelijk tekortschiet, of indien het actieplan niet is uitgevoerd in overeenstemming met het in dat lid bedoelde schriftelijke verzoek van de Commissie, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de in artikel 21, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen of de in artikel 32 bedoelde tussentijdse betalingen worden geschorst.

    Schorsing vindt overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel plaats voor de relevante uitgaven van de lidstaat waar de tekortkomingen bestaan, en wel voor een in de in de eerste alinea van dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen te bepalen duur van maximaal twaalf maanden. Wordt nog altijd aan de schorsingsvoorwaarden voldaan, dan kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarbij die termijn wordt verlengd met periodes van in totaal maximaal twaalf maanden. Bij de vaststelling van de in artikel 55 bedoelde uitvoeringshandelingen wordt rekening gehouden met de geschorste bedragen.

    3.  
    De in lid 2 bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

    Voordat de Commissie deze uitvoeringshandelingen vaststelt, brengt zij de betrokken lidstaat van haar voornemen op de hoogte en vraagt zij de lidstaat om binnen een termijn van ten minste 30 dagen te reageren.

    4.  
    Met de op grond van lid 2 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandelingen wordt rekening gehouden bij de opstelling van de uitvoeringshandelingen tot vaststelling van de in artikel 21, lid 3, bedoelde maandelijkse betalingen of de in artikel 32 bedoelde tussentijdse betalingen.

    Artikel 43

    Voeren van afzonderlijke rekeningen

    1.  
    Elk betaalorgaan voert afzonderlijke rekeningen voor de kredieten die voor het ELGF en het Elfpo zijn opgenomen in de Uniebegroting.
    2.  
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met nadere regels voor de verplichting van dit artikel en voor de specifieke voorwaarden waaraan de informatie in de boekhouding van de betaalorganen moet voldoen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 44

    Betalingen aan begunstigden

    1.  
    Tenzij in het Unierecht uitdrukkelijk anders is bepaald, zorgen de lidstaten ervoor dat betalingen die verband houden met de financiering in het kader van deze verordening, volledig aan de begunstigden worden uitgekeerd.
    2.  
    De lidstaten zorgen ervoor dat de betalingen uit hoofde van de in artikel 65, lid 2, bedoelde interventies en maatregelen uitgevoerd worden met ingang van 1 december van het betreffende en uiterlijk op 30 juni van het daaropvolgende kalenderjaar.

    Niettegenstaande de eerste alinea kunnen de lidstaten:

    a) 

    vóór 1 december maar niet vóór 16 oktober, voorschotten betalen van ten hoogste 50 % voor interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen en voor de maatregelen als bedoeld in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 228/2013 en in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 229/2013;

    b) 

    vóór 1 december voorschotten betalen van ten hoogste 75 % voor de steun die wordt verleend in het kader van de plattelandsontwikkelingsinterventies als bedoeld in artikel 65, lid 2.

    3.  
    De lidstaten kunnen besluiten om krachtens de in de artikelen 73 en 77 van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventies voorschotten te betalen van ten hoogste 50 %.

    ▼M1

    3 bis.  
    De lidstaten kunnen besluiten om onder de in lid 5 bedoelde specifieke voorwaarden voorschotten te betalen aan begunstigden van de in titel III, hoofdstuk III, van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventies.
    3 ter.  
    De lidstaten kunnen besluiten om onder de in lid 5 bedoelde specifieke voorwaarden voorschotten te betalen in het kader van de steunregeling van deel II, titel I, hoofdstuk II, afdeling 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 voor schooljaar 2023/2024 en de daaropvolgende schooljaren.
    3 quater.  
    De lidstaten kunnen besluiten om onder de in lid 5 bedoelde specifieke voorwaarden voorschotten te betalen aan begunstigden van in het kader van de artikelen 219, 220 en 221 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde maatregelen ter ondersteuning van landbouwmarkten.

    ▼B

    4.  
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van dit artikel via regels krachtens welke lidstaten voorschotten mogen betalen voor de in titel III, hoofdstuk III, van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventies en voor maatregelen ter regulering of ondersteuning van landbouwmarkten, zoals vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1308/2013, om te waarborgen dat voorschotten op een coherente en niet-discriminerende wijze worden betaald.
    5.  
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met specifieke voorwaarden voor de betaling van voorschotten, om te waarborgen dat voorschotten op een coherente en niet-discriminerende wijze worden betaald.
    6.  
    Op verzoek van een lidstaat stelt de Commissie in een spoedeisende situatie en binnen de grenzen van artikel 11, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement, in voorkomend geval uitvoeringshandelingen vast betreffende de toepassing van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen kunnen afwijken van lid 2 van dit artikel, maar slechts voor zover en zolang dat strikt noodzakelijk is. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 45

    Bestemming van ontvangsten

    1.  

    Als bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement worden beschouwd:

    a) 

    wat de uitgaven uit hoofde van zowel het ELGF als het Elfpo betreft, de sommen krachtens de artikelen 38, 54 en 55 van deze verordening en artikel 54 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 zoals van toepassing overeenkomstig artikel 104 van deze verordening, en wat de ELGF-uitgaven betreft, de sommen krachtens artikelen 53 en 56 van deze verordening die aan de Uniebegroting moeten worden afgedragen, met inbegrip van de rente daarop;

    b) 

    wat de ELGF-uitgaven betreft, de bedragen van de sancties die toegepast worden overeenkomstig de artikelen 12 en 14 van Verordening (EU) 2021/2115;

    c) 

    zekerheden, borgsommen en garanties die zijn verstrekt krachtens het in het kader van het GLB vastgestelde Unierecht, met uitzondering van plattelandsontwikkelingsinterventies, en die vervolgens verbeurd zijn verklaard; verbeurde zekerheden die gesteld zijn bij de afgifte van uitvoer- of invoercertificaten of in het kader van een inschrijving waarbij het uitsluitend de bedoeling is geweest ervoor te zorgen dat een inschrijver een serieuze inschrijving indient, worden echter door de lidstaten ingehouden;

    d) 

    sommen die overeenkomstig artikel 41, lid 2, definitief zijn verlaagd.

    2.  
    De in lid 1 bedoelde sommen worden aan de Uniebegroting afgedragen en worden in het geval van hergebruik uitsluitend gebruikt om uitgaven uit het ELGF of het Elfpo te financieren.
    3.  
    Deze verordening is van overeenkomstige toepassing op de in lid 1 bedoelde bestemmingsontvangsten.
    4.  
    Wat het ELGF betreft, is artikel 113 van het Financieel Reglement van overeenkomstige toepassing op de boeking van de in de onderhavige verordening bedoelde bestemmingsontvangsten.

    Artikel 46

    Voorlichtingsmaatregelen

    1.  
    De voorlichting die op grond van artikel 7, punt e), wordt gefinancierd, is met name gericht op de verduidelijking, uitvoering en ontwikkeling van het GLB en op een grotere bekendheid van het publiek met de inhoud en doelstellingen ervan, met inbegrip van de interactie ervan met klimaat, het milieu en dierenwelzijn. Doel is de verstrekking van informatie aan de burgers over de uitdagingen op het gebied van landbouw en voeding, informatieverstrekking aan landbouwers en consumenten, herstel van het consumentenvertrouwen na een crisis via voorlichtingscampagnes en de verstrekking van informatie aan andere partijen die actief zijn in landelijke gebieden, alsook het promoten van een duurzamer landbouwmodel in de Unie alsook de bevordering van het inzicht van de burgers in dit model.

    De informatie is coherent, empirisch onderbouwd, objectief en uitgebreid, zowel binnen als buiten de Unie, en omvat een overzicht van de communicatieacties die zijn gepland in het strategisch meerjarenplan voor landbouw en plattelandsontwikkeling van de Commissie.

    2.  

    De in lid 1 bedoelde maatregelen kunnen omvatten:

    a) 

    jaarlijkse werkprogramma’s of andere specifieke maatregelen die door derden worden voorgesteld;

    b) 

    op initiatief van de Commissie uitgevoerde activiteiten.

    Wettelijk verplichte maatregelen en maatregelen die al krachtens een andere actie van de Unie worden gefinancierd, zijn uitgesloten.

    Bij de uitvoering van de in de eerste alinea, punt b), bedoelde activiteiten kan de Commissie een beroep doen op externe deskundigen.

    De in de eerste alinea bedoelde maatregelen dragen ook bij aan de communicatie van de instellingen over de politieke prioriteiten van de Unie voor zover deze prioriteiten verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening.

    3.  
    De Commissie publiceert eenmaal per jaar een oproep tot het indienen van voorstellen die aan de voorwaarden van het Financieel Reglement voldoen.
    4.  
    Het in artikel 103, lid 1, bedoelde comité wordt in kennis gesteld van de krachtens dit artikel voorgenomen en genomen maatregelen.
    5.  
    De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad om de twee jaar verslag in over de uitvoering van dit artikel.

    Artikel 47

    Andere bevoegdheden van de Commissie met betrekking tot dit hoofdstuk

    1.  
    De Commissie is overeenkomstig artikel 102 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met de voorwaarden waaronder bepaalde soorten uitgaven en ontvangsten in het kader van het ELGF en het Elfpo onderling moeten worden verrekend.

    Indien de Uniebegroting aan het begin van het begrotingsjaar niet is aangenomen of indien het totale bedrag van de geprogrammeerde vastleggingen de in artikel 11, lid 2, van het Financieel Reglement vastgelegde drempel overschrijdt, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 102 van deze verordening van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de wijze van vastlegging en betaling van de bedragen.

    2.  

    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels voor:

    a) 

    de financiering en boekhoudkundige verantwoording van interventiemaatregelen in de vorm van openbare opslag en andere uit het ELGF en het Elfpo gefinancierde uitgaven;

    b) 

    de voorwaarden voor de uitvoering van de procedure voor automatische vrijmaking.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.



    HOOFDSTUK IV

    Goedkeuring van de rekeningen



    Afdeling 1

    Algemene bepalingen

    Artikel 48

    Single audit-benadering

    Overeenkomstig artikel 127 van het Financieel Reglement ontleent de Commissie zekerheid aan het werk van de in artikel 12 van deze verordening bedoelde certificerende instanties, tenzij zij de betrokken lidstaat heeft meegedeeld dat zij voor een bepaald landbouwbegrotingsjaar niet op het werk van de certificerende instanties kan afgaan, waarmee zij dan rekening houdt in haar risicobeoordeling van de noodzaak om zelf audits in die lidstaat te verrichten. De Commissie brengt die lidstaat op de hoogte van de redenen waarom zij niet op het werk van de betrokken certificerende instantie kan afgaan.

    Artikel 49

    Controles door de Commissie

    1.  

    Onverminderd de controles die de lidstaten krachtens hun nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of krachtens artikel 287 VWEU verrichten, onverminderd de controles krachtens artikel 322 VWEU of op basis van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96, en onverminderd artikel 127 van het Financieel Reglement, kan de Commissie controles in de lidstaten organiseren om met name na te gaan of:

    a) 

    de administratieve praktijken in overeenstemming zijn met de Unievoorschriften;

    b) 

    tegenover de uitgaven die onder artikel 5, lid 2, en artikel 6 van deze verordening vallen en corresponderen met de in Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventies, een corresponderende output staat zoals gerapporteerd in het jaarlijkse prestatieverslag;

    c) 

    de uitgaven die corresponderen met de maatregelen in de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 229/2013, (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 1144/2014 zijn verricht en gecontroleerd overeenkomstig de toepasselijke Unieregels;

    d) 

    het werk van de certificerende instantie is verricht overeenkomstig artikel 12 en voor de toepassing van afdeling 2 van dit hoofdstuk;

    e) 

    een betaalorgaan voldoet aan de minimumvoorwaarden voor accreditatie van artikel 9, lid 2, en of de lidstaat artikel 9, lid 4, correct toepast;

    f) 

    de betrokken lidstaat het strategisch GLB-plan uitvoert overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2021/2115;

    g) 

    de in artikel 42 bedoelde actieplannen op correcte wijze worden uitgevoerd.

    Personen die door de Commissie zijn gemachtigd om namens haar controles uit te voeren, of personeelsleden van de Commissie die handelen binnen de aan hen verleende bevoegdheden, hebben toegang tot de boeken en alle andere documenten, met inbegrip van alle op een elektronische informatiedrager opgestelde of ontvangen en bewaarde documenten en metagegevens die betrekking hebben op de uit het ELGF of het Elfpo gefinancierde uitgaven.

    De bevoegdheden om controles te verrichten, doen geen afbreuk aan de toepassing van nationale bepalingen op grond waarvan bepaalde handelingen alleen mogen worden verricht door personeelsleden die daartoe specifiek in het nationaal recht zijn aangewezen. Onverminderd de specifieke bepalingen in de Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 nemen de personen die door de Commissie zijn gemachtigd om namens haar te handelen, niet deel aan onder meer een huisbezoek of aan een formeel verhoor van personen op basis van het recht van de betrokken lidstaat. Wel hebben zij toegang tot de aldus verkregen informatie.

    2.  
    De Commissie stelt voorafgaand aan een controle de betrokken lidstaat of de lidstaat op wiens grondgebied de controle moet plaatsvinden tijdig in kennis, en houdt bij het organiseren van dergelijke controles rekening met de administratieve impact voor de betaalorganen. Personeelsleden van de betrokken lidstaat kunnen aan deze controles deelnemen.

    Op verzoek van de Commissie en met instemming van de lidstaat voeren de bevoegde instanties van deze lidstaat aanvullende controles of onderzoeken uit met betrekking tot de verrichtingen die onder deze verordening vallen. Personeelsleden van de Commissie of personen die door de Commissie zijn gemachtigd om namens haar te handelen, kunnen aan deze controles deelnemen.

    Ter verbetering van de controles kan de Commissie met instemming van de betrokken lidstaten de overheidsdiensten van deze lidstaten verzoeken haar bij bepaalde controles of onderzoeken bij te staan.

    Artikel 50

    Toegang tot informatie

    1.  
    De lidstaten houden alle informatie die voor een probleemloos functioneren van het ELGF en het Elfpo nodig is, ter beschikking van de Commissie en treffen alle maatregelen om de controles die de Commissie in het kader van het beheer van de Uniefinanciering nuttig acht, mogelijk te maken.
    2.  
    De lidstaten delen de Commissie op haar verzoek de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen mee die zij in het kader van de uitvoering van de rechtshandelingen van de Unie inzake het GLB hebben vastgesteld, en die financiële gevolgen hebben voor het ELGF of het Elfpo.
    3.  
    De lidstaten houden over de volgende aangelegenheden informatie ter beschikking van de Commissie: onregelmatigheden in de zin van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 en andere gevallen van niet-naleving van de voorwaarden die de lidstaten in hun strategische GLB-plan hebben vastgesteld, geconstateerde gevallen van mogelijke fraude en de stappen die krachtens afdeling 3 van dit hoofdstuk zijn gezet om onverschuldigde betalingen die verband houden met deze onregelmatigheden en fraudegevallen terug te vorderen. De Commissie zorgt ervoor dat die informatie jaarlijks wordt samengevat en bekendgemaakt, en stelt het Europees Parlement ervan in kennis.

    Artikel 51

    Toegang tot documenten

    1.  
    De geaccrediteerde betaalorganen bewaren de bewijsstukken over de verrichte betalingen en de documenten over de uitvoering van de krachtens het Unierecht vereiste controles, en houden deze bewijsstukken en daarmee verband houdende informatie ter beschikking van de Commissie.

    Die bewijsstukken en die informatie kunnen in elektronische vorm worden bewaard onder de door de Commissie krachtens lid 3 bepaalde voorwaarden.

    Indien die bewijsstukken en die informatie worden bewaard door een in opdracht van een betaalorgaan handelende instantie die verantwoordelijk is voor de autorisatie van de uitgaven, dient die instantie bij het geaccrediteerde betaalorgaan verslagen in over het aantal verrichte controles, over de inhoud ervan en over de in het licht van de resultaten ervan getroffen maatregelen.

    2.  
    Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de certificerende instanties.
    3.  
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels voor de voorwaarden waaronder de in dit artikel bedoelde bewijsstukken en informatie moeten worden bewaard, met inbegrip van de vorm en de opslagtermijn ervan. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 52

    Bevoegdheden van de Commissie met betrekking tot controles en documenten en informatie en de samenwerkingsverplichting

    1.  
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die nodig zijn voor een correcte en efficiënte toepassing van de in dit hoofdstuk vastgestelde bepalingen betreffende controles en de toegang tot documenten en informatie, en die deze verordening aanvullen met de specifieke verplichtingen waaraan de lidstaten krachtens dit hoofdstuk moeten voldoen, en met regels voor de criteria ter bepaling van de te rapporteren gevallen van onregelmatigheden in de zin van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 en andere gevallen van niet-naleving van de door de lidstaten in de strategische GLB-plannen vastgestelde voorwaarden, en voor de in deze context te verstrekken gegevens.
    2.  
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels voor de procedures voor de samenwerkingsverplichtingen waaraan de lidstaten moeten voldoen met het oog op uitvoering van de artikelen 49 en 50. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.



    Afdeling 2

    Goedkeuring

    Artikel 53

    Jaarlijkse financiële goedkeuring

    1.  
    Voor de in artikel 5, lid 2, en artikel 6 bedoelde uitgaven stelt de Commissie vóór 31 mei van het jaar na het betrokken begrotingsjaar op basis van de in artikel 9, lid 3, eerste alinea, punten a) en d), bedoelde informatie uitvoeringshandelingen vast houdende haar besluit over de goedkeuring van de rekeningen van de geaccrediteerde betaalorganen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

    Deze uitvoeringshandelingen hebben betrekking op de volledigheid, de nauwkeurigheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende jaarrekeningen en laten de inhoud van de daarna krachtens de artikelen 54 en 55 vastgestelde uitvoeringshandelingen onverlet.

    2.  
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor de acties die nodig zijn ter vaststelling en uitvoering van de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling, waaronder de regels voor de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaten, en de in acht te nemen termijnen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 54

    Jaarlijkse prestatiegoedkeuring

    1.  
    Indien tegenover de in artikel 5, lid 2, en artikel 6 van deze verordening bedoelde uitgaven die corresponderen met de in titel III van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventies, geen corresponderende output staat als gerapporteerd in het jaarlijkse prestatieverslag als bedoeld in artikel 9, lid 3, en artikel 10, van deze verordening en in artikel 134 van Verordening (EU) 2021/2115, stelt de Commissie vóór 15 oktober van het jaar na het betrokken begrotingsjaar uitvoeringshandelingen vast houdende de te verlagen Uniefinancieringsbedragen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

    Deze uitvoeringshandelingen laten de inhoud van de daarna krachtens artikel 55 van deze verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen onverlet.

    2.  
    De Commissie beoordeelt de bedragen die moeten worden verlaagd op basis van het verschil tussen de voor een interventie gedeclareerde jaaruitgaven en het bedrag dat correspondeert met de relevante, overeenkomstig het strategisch GLB-plan gerapporteerde output, waarbij zij rekening houdt met de argumenten in de overeenkomstig artikel 134, lid 8, van Verordening (EU) 2021/2115 door de lidstaat ingediende jaarlijkse prestatieverslagen.
    3.  
    Voordat de Commissie de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandeling vaststelt, stelt zij de betrokken lidstaat in de gelegenheid binnen een termijn van ten minste 30 dagen opmerkingen te maken en verschillen te verklaren, indien de in artikel 9, lid 3, artikel 10, en artikel 12, lid 2, bedoelde documenten binnen de termijn zijn ingediend.
    4.  
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de criteria waaraan de argumentatie van de betrokken lidstaat moet voldoen, en voor de methode en criteria voor de toepassing van verlagingen.
    5.  
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor de acties die nodig zijn ter vaststelling en uitvoering van de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen, waaronder de regels voor de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaten, en de in acht te nemen termijnen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 55

    Conformiteitsprocedure

    1.  
    Indien de Commissie constateert dat de in artikel 5, lid 2, en artikel 6 bedoelde uitgaven niet in overeenstemming met het Unierecht zijn gedaan, stelt zij uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van de aan Uniefinanciering te onttrekken bedragen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

    Wat de in Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde interventietypes betreft, gelden de in de eerste alinea van dit lid bedoelde onttrekkingen aan Uniefinanciering echter alleen bij ernstige tekortkomingen in de goede werking van de governancesystemen van de lidstaten.

    De eerste alinea geldt niet voor gevallen van niet-naleving van de in de strategische GLB-plannen en in de nationale regelgeving vastgelegde subsidiabiliteitsvoorwaarden voor individuele begunstigden.

    2.  
    De Commissie bepaalt de aan financiering te onttrekken bedragen in het licht van de ernst van de geconstateerde tekortkomingen. Zij houdt in dat kader naar behoren rekening met de aard van deze tekortkomingen en met de door de Unie opgelopen financiële schade.
    3.  
    De Commissie en de betrokken lidstaat doen vóór vaststelling van de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandeling schriftelijk mededeling aan elkaar van respectievelijk haar bevindingen en zijn opmerkingen bij deze bevindingen, waarna beide partijen pogen overeenstemming over de te ondernemen actie te bereiken. De betrokken lidstaat wordt in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat de niet-naleving in werkelijkheid minder omvangrijk is dan de Commissie in haar beoordeling stelt.

    Indien geen overeenstemming wordt bereikt, kan de betrokken lidstaat verzoeken om een procedure tot bemiddeling in te leiden teneinde binnen vier maanden de standpunten van beide partijen tot elkaar te brengen. De procedure wordt gevoerd door een bemiddelingsorgaan. De resultaten van die procedure worden vermeld in een bij de Commissie in te dienen verslag. De Commissie houdt rekening met de aanbevelingen van het verslag alvorens een besluit tot weigering van financiering te nemen, en motiveert haar besluit ingeval zij besluit de aanbevelingen niet te volgen.

    4.  

    Financiering wordt niet geweigerd voor:

    a) 

    de uitgaven bedoeld in artikel 5, lid 2, daterend van meer dan 24 maanden vóór de schriftelijke kennisgeving van de bevindingen van de Commissie aan de betrokken lidstaat;

    b) 

    uitgaven voor meerjarige interventies die onder artikel 5, lid 2, of onder de in artikel 6 bedoelde plattelandsontwikkelingsinterventies vallen, ingeval de eindverplichting waaraan de begunstigde moet voldoen meer dan 24 maanden vóór de schriftelijke kennisgeving van de Commissie van haar bevindingen aan de betrokken lidstaat ligt;

    c) 

    uitgaven voor andere in artikel 6 bedoelde plattelandsontwikkelingsinterventies dan de in punt b) bedoelde interventies, ingeval het betaalorgaan de betaling of, in voorkomend geval, de eindbetaling meer dan 24 maanden vóór de schriftelijke kennisgeving van de Commissie van haar bevindingen aan de betrokken lidstaat heeft gedaan.

    5.  

    Lid 4 geldt niet voor:

    a) 

    door een lidstaat toegekende steun waarvoor de Commissie de procedure van artikel 108, lid 2, VWEU heeft ingeleid,

    b) 

    inbreuken die de Commissie in een met redenen omkleed advies overeenkomstig artikel 258 VWEU aan de betrokken lidstaat heeft meegedeeld;

    c) 

    inbreuken van de lidstaten op hun verplichtingen krachtens titel IV, hoofdstuk III, van deze verordening, mits de Commissie binnen twaalf maanden na ontvangst van het verslag van de lidstaat over de resultaten van zijn controles van de betrokken uitgaven, haar bevindingen schriftelijk aan de betrokken lidstaat heeft gemeld.

    6.  
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de criteria en methodiek voor de toepassing van financiële correcties.
    7.  
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor de acties die nodig zijn ter vaststelling en uitvoering van de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen, waaronder de regels voor de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaten, voor de in acht te nemen termijnen en de in lid 3 van dit artikel bedoelde bemiddelingsprocedure, alsook voor de oprichting, taken, samenstelling en werkwijze van het bemiddelingsorgaan. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.



    Afdeling 3

    Terugvorderingen in verband met niet-naleving

    Artikel 56

    Specifieke bepalingen voor het ELGF

    1.  
    De sommen die door de lidstaten zijn teruggevorderd in verband met onregelmatigheden en andere gevallen van niet-naleving door begunstigden van de voorwaarden van de interventies van het strategisch GLB-plan en de rente daarop worden overgemaakt aan het betaalorgaan en door hem geboekt als ELGF-bestemmingsontvangsten voor de maand waarin de sommen daadwerkelijk zijn ontvangen.
    2.  
    De lidstaten kunnen, onverminderd lid 1, het betaalorgaan — als verantwoordelijke voor de terugvordering van de schuld — de opdracht geven nog niet door een begunstigde voldane vorderingen te verrekenen met toekomstige betalingen aan die begunstigde.
    3.  
    Bij afdrachten aan de Uniebegroting als bedoeld in lid 1, mag de betrokken lidstaat 20 % van de desbetreffende bedragen inhouden als forfaitaire vergoeding voor de terugvorderingskosten, tenzij de niet-naleving te wijten is aan de overheidsdienst of andere officiële instantie van de betrokken lidstaat.

    Artikel 57

    Specifieke bepalingen voor het Elfpo

    1.  
    Indien onregelmatigheden worden ontdekt, of andere gevallen waarin begunstigden of, wat financieringsinstrumenten betreft, specifieke fondsen uit hoofde van holdingfondsen of eindbegunstigden de in het strategisch GLB-plan gespecificeerde voorwaarden van de plattelandsontwikkelingsinterventies van het niet naleven, verrichten de lidstaten financiële correcties door de betrokken Uniefinanciering gedeeltelijk of, indien gegrond, geheel in te trekken. De lidstaten houden daarbij rekening met aard en ernst van de niet-naleving en met de omvang van het financiële verlies voor het Elfpo.

    De ingetrokken bedragen aan Uniefinanciering uit het Elfpo alsmede teruggevorderde bedragen, inclusief de rente daarop, worden opnieuw toegewezen aan andere plattelandsontwikkelingsverrichtingen van het strategisch GLB-plan. De lidstaten kunnen de ingetrokken of geïnde Uniemiddelen echter uitsluitend volledig hergebruiken voor een plattelandsontwikkelingsverrichting in het kader van hun strategisch GLB-plan, en mogen deze niet opnieuw toewijzen aan plattelandsontwikkelingsverrichtingen waarvoor een financiële correctie heeft plaatsgevonden.

    De lidstaten brengen elk bedrag dat onterecht is betaald als gevolg van een nog in behandeling zijnde onregelmatigheid van een begunstigde, overeenkomstig dit artikel, in mindering op alle toekomstige betalingen aan de begunstigde door het betaalorgaan.

    2.  

    In afwijking van lid 1, tweede alinea, kan bij plattelandsontwikkelingsinterventies die steun ontvangen in het kader van de financieringsinstrumenten bedoeld in artikel 58 van Verordening (EU) 2021/1060, een bijdrage die is ingetrokken vanwege een individuele niet-naleving, binnen hetzelfde financieringsinstrument worden hergebruikt, en wel als volgt:

    a) 

    indien de niet-naleving die aanleiding tot intrekking van de bijdrage geeft, is geconstateerd op het niveau van de eindontvanger als gedefinieerd in artikel 2, punt 18), van Verordening (EU) 2021/1060, dan alleen voor andere eindontvangers binnen hetzelfde financieringsinstrument;

    b) 

    indien de niet-naleving die aanleiding tot intrekking van de bijdrage geeft, is geconstateerd op het niveau van het specifieke fonds als gedefinieerd in artikel 2, punt 21), van Verordening (EU) 2021/1060, binnen een holdingfonds als gedefinieerd in artikel 2, punt 20), van die verordening, dan alleen voor andere specifieke fondsen.

    Artikel 58

    Uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de eventuele verrekening van de bedragen en de wijzen van kennisgeving

    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor de eventuele verrekening van de bedragen afkomstig van de terugvordering van onverschuldigde betalingen en voor de wijze waarop de lidstaten de Commissie moeten informeren ten aanzien van de verplichtingen van deze afdeling. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.



    TITEL IV

    CONTROLESYSTEMEN EN SANCTIES



    HOOFDSTUK I

    Algemene voorschriften

    Artikel 59

    Bescherming van de financiële belangen van de Unie

    1.  

    In het kader van het GLB eerbiedigen de lidstaten de van toepassing zijnde governancesystemen en stellen zij alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en andere maatregelen vast die nodig zijn om een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen, inclusief effectieve toepassing van de in artikel 37 vastgestelde subsidiabiliteitscriteria voor uitgaven. Daarbij gaat het met name om handelingen en maatregelen om:

    a) 

    de wettigheid en regelmatigheid van de uit het ELGF en het Elfpo gefinancierde verrichtingen te controleren, ook op het niveau van de begunstigden en zoals beschreven in de strategische GLB-plannen;

    b) 

    te zorgen voor een doeltreffende fraudepreventie, met name daar waar het risiconiveau hoger ligt, met afdoende afschrikkende werking en met oog voor de kosten en baten en de evenredigheid van de maatregelen;

    c) 

    onregelmatigheden en fraude te voorkomen, op te sporen en te corrigeren;

    d) 

    overeenkomstig het Unierecht of, bij ontstentenis daarvan, nationaal recht, sancties op te leggen die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, en daartoe gerechtelijke procedures in te leiden indien nodig;

    e) 

    onverschuldigd betaalde bedragen met rente terug te vorderen en daartoe voor zover nodig gerechtelijke procedures in te leiden, ook voor onregelmatigheden in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95.

    2.  
    De lidstaten zetten efficiënte beheers- en controlesystemen op waarmee naleving van de Uniewetgeving inzake interventies van de Unie gewaarborgd wordt.

    De lidstaten treffen de nodige maatregelen om de goede werking van hun beheers- en controlesysteem en de wettigheid en regelmatigheid van de bij de Commissie gedeclareerde uitgaven te waarborgen.

    Om de lidstaten hierbij te helpen, stelt de Commissie hen een datamininginstrument beschikbaar teneinde de risico’s met betrekking tot projecten, begunstigden, contractanten en contracten te beoordelen, de administratieve lasten te minimaliseren en de financiële belangen van de Unie doeltreffend te beschermen. Het datamininginstrument kan ook worden gebruikt om omzeiling van de regels in de zin van artikel 62 te voorkomen. Uiterlijk in 2025 legt de Commissie een beoordelingsverslag van het gebruik van het centrale datamininginstrument en de interoperabiliteit ervan voor, met het oog op het algemene gebruik ervan door de lidstaten.

    3.  
    De lidstaten waarborgen de kwaliteit en de betrouwbaarheid van het verslagleggingssysteem en van de gegevens over indicatoren.
    4.  
    De lidstaten waarborgen dat de begunstigden van het ELGF en het Elfpo de nodige identificatiegegevens verstrekken, in voorkomend geval met inbegrip van informatie over de groep waartoe zij behoren, als gedefinieerd in artikel 2, punt 11), van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ).
    5.  
    De lidstaten nemen passende voorzorgsmaatregelen om ervoor te zorgen dat de toegepaste sancties als bedoeld in lid 1, punt d), in verhouding staan tot de ernst, de omvang, het permanent karakter of de herhaling van de geconstateerde niet-naleving.

    De regelingen van de lidstaten zorgen er met name voor dat geen sancties worden opgelegd in de volgende gevallen:

    a) 

    de niet-naleving is toe te schrijven aan overmacht of uitzonderlijke omstandigheden overeenkomstig artikel 3;

    b) 

    de niet-naleving is te wijten aan een fout van de bevoegde autoriteit of van een andere autoriteit, en de persoon aan wie de administratieve sanctie is opgelegd, heeft de fout redelijkerwijze niet kunnen opmerken;

    c) 

    de betrokkene kan ten genoegen van de bevoegde autoriteit aantonen dat hij geen schuld heeft aan de niet-naleving van de in lid 1 van dit artikel genoemde verplichtingen, of de bevoegde autoriteit oordeelt anderszins dat de betrokkene geen schuld treft.

    Indien de niet-naleving van de voorwaarden voor steunverlening te wijten is aan overmacht of aan uitzonderlijke omstandigheden overeenkomstig artikel 3, behoudt de begunstigde het recht op steun.

    6.  
    De lidstaten kunnen in hun beheers- en controlesysteem de mogelijkheid bieden om steun- en betalingsaanvragen na indiening ervan te corrigeren zonder dat dit gevolgen heeft voor het recht op steun, op voorwaarde dat de te corrigeren of ontbrekende gegevens naar goeddunken van de bevoegde autoriteit niet het gevolg zijn van kwade wil en dat de gegevens worden gecorrigeerd voordat de aanvrager ervan in kennis wordt gesteld dat hij geselecteerd is voor een controle ter plaatse of voordat de bevoegde autoriteit een besluit heeft genomen over de aanvraag.
    7.  
    De lidstaten voeren regelingen in ter waarborging van een doeltreffende behandeling van klachten over het ELGF en het Elfpo, en onderzoeken op verzoek van de Commissie bij haar ingediende klachten die onder hun strategisch GLB-plan vallen. De lidstaten lichten de Commissie in over de resultaten van die onderzoeken. De Commissie waarborgt dat klachten die rechtstreeks bij haar worden ingediend, naar behoren worden opgevolgd. Indien de Commissie een klacht doorverwijst naar een lidstaat en de lidstaat hier binnen de door de Commissie gestelde termijn geen gevolg aan geeft, neemt de Commissie de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de lidstaat zijn verplichtingen uit hoofde van dit lid nakomt.
    8.  
    De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de krachtens de leden 1 en 2 genomen maatregelen en acties.

    Door de lidstaten zelf vastgestelde voorwaarden ter aanvulling op de Unievoorwaarden voor steunverlening uit het ELGF of het Elfpo, zijn verifieerbaar.

    9.  

    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels die nodig zijn voor een eenvormige toepassing van dit artikel wat betreft:

    a) 

    de procedures, de termijnen, de uitwisseling van informatie, de vereisten voor het datamininginstrument en de te verzamelen identificatiegegevens van de begunstigden, in verband met de verplichtingen van de leden 1, 2 en 4;

    b) 

    de informatie die de lidstaten aan de Commissie moeten verstrekken in verband met de in de leden 5 en 7 bedoelde verplichtingen.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 60

    Regels voor de te verrichten controles

    1.  
    De overeenkomstig artikel 59, lid 2, door de lidstaten opgezette beheers- en controlesystemen voorzien onder meer in systematische controles die onder meer gericht zijn op de sectoren met het hoogste foutenrisico.

    De lidstaten zien erop toe dat het niveau van de controles die nodig zijn voor een doeltreffend beheer van de risico’s voor de financiële belangen van de Unie afdoende is. De desbetreffende autoriteit stelt haar te controleren groep samen uit de gehele populatie van aanvragers, waar nodig, uit een aselect gedeelte en een op een risicoanalyse gebaseerd gedeelte.

    2.  
    Controles van verrichtingen waarvoor steun wordt ontvangen uit financieringsinstrumenten als bedoeld in artikel 58 van Verordening (EU) 2021/1060, worden uitsluitend verricht op het niveau van het holdingfonds en specifieke fondsen, en – in het kader van garantiefondsen – op het niveau van de instanties die de onderliggende nieuwe leningen verstrekken.

    Controles worden niet verricht op het niveau van de EIB of andere internationale financiële instellingen waarvan een lidstaat aandeelhouder is.

    3.  
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen om ervoor te zorgen dat de controles correct en efficiënt worden uitgevoerd en dat de toetsing aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden op een zodanig efficiënte, coherente en niet-discriminerende wijze wordt uitgevoerd dat de financiële belangen van de Unie worden beschermd, en die deze verordening aanvullen met, indien het goede beheer van dat systeem zulks vereist, verdere vereisten voor de douaneprocedures, en in het bijzonder die welke zijn vervat in Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad.
    4.  

    Voor de maatregelen als bedoeld in de landbouwwetgeving, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast met regels die nodig zijn voor een uniforme toepassing van dit artikel, en met name:

    a) 

    de specifieke controlemaatregelen en methoden voor de bepaling van de tetrahydrocannabinolgehalten van hennep, als bedoeld in artikel 4, lid 4, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/2115;

    b) 

    een systeem ter controle van de erkende brancheorganisaties in het geval van katoen, als bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling 3, onderafdeling 2, van Verordening (EU) 2021/2115;

    c) 

    de meting van arealen, de controles en de specifieke financiële procedures voor de verbetering van controles in het geval van wijn, als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1308/2013;

    d) 

    de tests en methoden om te kunnen vaststellen of producten in aanmerking komen voor openbare interventie en particuliere opslag, alsmede het gebruik van aanbestedingsprocedures, zowel voor openbare interventie als voor particuliere opslag;

    e) 

    de door de lidstaten uit te voeren controles in het kader van de maatregelen van hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 228/2013 en hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 229/2013.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Artikel 61

    Niet-naleving van de regels voor overheidsopdrachten

    Indien de niet-naleving betrekking heeft op Unie- of nationale voorschriften voor het plaatsen van overheidsopdrachten, zorgen de lidstaten ervoor dat het gedeelte van de steun dat niet mag worden uitbetaald of moet worden ingetrokken, wordt bepaald op basis van de ernst van de niet-naleving en overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel.

    De lidstaten zorgen ervoor dat wettigheid en regelmatigheid van de transactie alleen in het geding zijn voor ten hoogste het gedeelte van de steun dat niet mag worden uitbetaald of moet worden ingetrokken.

    Artikel 62

    Omzeilingsclausule

    Onverminderd specifieke bepalingen van het Unierecht treffen de lidstaten doeltreffende en evenredige maatregelen tegen omzeiling van bepalingen van het Unierecht, en zorgen zij er met name voor dat geen van de voordelen uit hoofde van de landbouwwetgeving wordt toegekend aan natuurlijke of rechtspersonen van wie is vast komen te staan dat zij, in strijd met de doelstellingen van deze verordening, kunstmatig voorwaarden hebben gecreëerd om voor dergelijke voordelen in aanmerking te komen.

    Artikel 63

    Compatibiliteit van interventies ten aanzien van controles in de wijnsector

    Voor de toepassing van de interventies in de wijnsector als bedoeld in titel III, hoofdstuk III, afdeling 4, van Verordening (EU) 2021/2115, zorgen de lidstaten ervoor dat de voor deze interventies geldende beheers- en controleprocedures compatibel zijn met het in hoofdstuk II van deze titel bedoelde geïntegreerd systeem wat betreft:

    a) 

    de identificatiesystemen voor landbouwpercelen;

    b) 

    de controles.

    Artikel 64

    Zekerheden

    1.  
    In de bij de landbouwwetgeving voorgeschreven gevallen eisen de lidstaten dat een zekerheid wordt gesteld als verzekering dat een bepaalde geldsom aan een bevoegde autoriteit wordt betaald of wordt verbeurd ingeval een bepaalde verplichting in het kader van die wetgeving niet wordt nagekomen.
    2.  
    Behalve in geval van overmacht wordt de zekerheid geheel of gedeeltelijk verbeurd indien een bepaalde verplichting niet of slechts ten dele wordt nagekomen.
    3.  

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels die een gelijke behandeling, billijkheid en evenredigheid waarborgen ingeval er een zekerheid wordt gesteld en die:

    a) 

    de aansprakelijke partij aanwijzen ingeval een verplichting niet wordt nagekomen;

    b) 

    specifieke situaties beschrijven waarin de bevoegde autoriteit mag afzien van de eis dat er een zekerheid wordt gesteld;

    c) 

    vastleggen welke voorwaarden verbonden zijn aan de te stellen zekerheid en de zekerheidssteller, en wat de voorwaarden zijn voor het stellen en vrijgeven van die zekerheid;

    d) 

    vastleggen welke specifieke voorwaarden verbonden zijn aan de zekerheid die in verband met betalingen van voorschotten wordt gesteld;

    e) 

    de gevolgen beschrijven van niet-naleving van de verplichtingen waarvoor een zekerheid is gesteld, zoals bepaald in lid 1, met inbegrip van het verbeuren van zekerheden en het verlagingspercentage dat moet worden toegepast bij het vrijgeven van zekerheden voor restituties, certificaten, offertes, inschrijvingen of specifieke aanvragen, en ingeval een aan die zekerheid verbonden verplichting niet of slechts ten dele in acht is genomen, rekening houdend met de aard van de verplichting, de hoeveelheid waarvoor de verplichting niet is nageleefd, de mate waarin de termijn voor het naleven van de verplichting is overschreden en de termijn binnen welke het bewijs dat de verplichting is nageleefd, wordt voorgelegd.

    4.  

    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels voor:

    a) 

    de vorm van de te stellen zekerheid en de procedure voor het stellen van de zekerheid, voor de aanvaarding ervan en voor de vervanging van de oorspronkelijke zekerheid;

    b) 

    de procedures voor het vrijgeven van een zekerheid;

    c) 

    de kennisgevingen die door de lidstaten en de Commissie moeten worden gedaan.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.



    HOOFDSTUK II

    Geïntegreerd beheers- en controlesysteem

    Artikel 65

    Toepassingsgebied en definities met betrekking tot dit hoofdstuk

    1.  
    Elke lidstaat zet een geïntegreerd beheers- en controlesysteem op (het “geïntegreerd systeem”) en neemt dat in gebruik.
    2.  
    Het geïntegreerd systeem is van toepassing op de areaal- en diergebonden interventies die zijn vermeld in titel III, hoofdstukken II en IV, van Verordening (EU) 2021/2115, en op de maatregelen die zijn bedoeld in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 228/2013 en in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 229/2013.
    3.  
    Voor zover nodig, wordt het geïntegreerd systeem ook gebruikt voor het beheer en de controle in het kader van de conditionaliteit en de interventies in de wijnsector als bedoeld in titel III van Verordening (EU) 2021/2115.
    4.  

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    a) 

    “geospatiale aanvraag”: een elektronisch aanvraagformulier met een informatietechnologie-applicatie op basis van een geografisch informatiesysteem waarmee begunstigden de landbouwpercelen van het bedrijf als gedefinieerd in artikel 3, punt 2), van Verordening (EU) 2021/2115 en de niet-landbouwarealen waarvoor een betalingsclaim wordt ingediend, ruimtelijk kunnen aangeven;

    b) 

    “areaalmonitoringsysteem”: een procedure van regelmatige en systematische waarneming, tracering en beoordeling van landbouwactiviteiten en -praktijken op landbouwarealen met gegevens van Sentinel-satellieten van het Copernicus-programma of andere gegevens van ten minste equivalente waarde;

    c) 

    “identificatie- en registratieregeling voor dieren”: het systeem voor de identificatie en registratie van gehouden landdieren vastgelegd in deel IV, titel I, hoofdstuk 2, afdeling 1, van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad ( 7 );

    d) 

    “landbouwperceel”: een eenheid, gedefinieerd door een lidstaat, bestaande uit landbouwareaal als bepaald overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2021/2115;

    e) 

    “geografisch informatiesysteem”: een computersysteem dat gegeorefereerde informatie kan vastleggen, opslaan, analyseren en weergeven;

    f) 

    “geautomatiseerd claimsysteem”: een aanvraagsysteem voor areaal- of diergebonden interventies waarin de door de overheid vereiste gegevens over ten minste individuele arealen of dieren waarvoor een claim wordt ingediend, beschikbaar zijn in officiële computerdatabanken van de lidstaat en indien nodig beschikbaar worden gesteld aan de begunstigde.

    Artikel 66

    Onderdelen van het geïntegreerd systeem

    1.  

    Het geïntegreerd systeem omvat de volgende onderdelen:

    a) 

    een identificatiesysteem voor landbouwpercelen;

    b) 

    een geospatiaal aanvraagsysteem en, indien van toepassing, een diergebonden aanvraagsysteem;

    c) 

    een areaalmonitoringsysteem;

    d) 

    een systeem ter identificatie van begunstigden van de interventies en maatregelen als bedoeld in artikel 65, lid 2;

    e) 

    een controle- en sanctiesysteem;

    f) 

    indien van toepassing, een systeem ter identificatie en registratie van betalingsrechten;

    g) 

    indien van toepassing, een systeem ter identificatie en registratie van dieren.

    2.  
    Het geïntegreerd systeem biedt informatie die van belang is voor de verslaglegging over de in artikel 7 van Verordening (EU) 2021/2115 bedoelde indicatoren.
    3.  
    Het geïntegreerd systeem werkt op basis van elektronische databanken en geografische informatiesystemen en zorgt ervoor dat gegevens tussen de elektronische databanken en geografische informatiesystemen kunnen worden uitgewisseld en geïntegreerd. Voor zover nodig maken de geografische informatiesystemen deze uitwisseling en integratie mogelijk voor gegevens over landbouwpercelen in overeenkomstig de in bijlage XIII bij Verordening (EU) 2021/2115 vermelde wetgeving van de Unie vastgestelde afgebakende beschermde zones en aangewezen gebieden, zoals Natura 2000-gebieden of gebieden aangemerkt als kwetsbaar voor nitraten in de zin van artikel 2, punt k), van Richtlijn 91/676/EEG van de Raad ( 8 ), alsmede voor de landschapskenmerken in het kader van de goede landbouw- en milieucondities zoals die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) 2021/2115, of die vallen onder interventies in titel III, hoofdstukken II en IV, van die verordening.
    4.  
    Onverminderd de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de invoering en toepassing van het geïntegreerd systeem, kan de Commissie de hulp van gespecialiseerde instanties of personen inroepen om het opzetten, de monitoring en de werking van het geïntegreerd systeem te vergemakkelijken, en met name om de bevoegde autoriteiten van de lidstaten technische adviezen te verstrekken.
    5.  
    De lidstaten nemen de maatregelen die nodig zijn voor een juiste opzet en werking van het geïntegreerd systeem, en verlenen elkaar op verzoek van een andere lidstaat de bijstand die nodig is voor de toepassing van dit hoofdstuk.

    Artikel 67

    Bijhouden en delen van gegevens

    1.  
    De lidstaten leggen gegevens en documentatie vast over de jaarlijkse output die is gerapporteerd in het kader van de jaarlijkse prestatiegoedkeuring als bedoeld in artikel 54, en over de gerapporteerde vooruitgang richting de streefcijfers vermeld in het strategisch GLB-plan en gemonitord overeenkomstig artikel 128 van Verordening (EU) 2021/2115, en houden deze gegevens en documentatie bij.

    De in de eerste alinea bedoelde gegevens en documentatie over het lopende kalenderjaar of verkoopseizoen en over de tien voorgaande kalenderjaren of verkoopseizoenen kunnen via de digitale databanken van de bevoegde autoriteit van de lidstaat worden ingezien.

    Voor het areaalmonitoringsysteem gebruikte gegevens kunnen als ruwe gegevens worden opgeslagen op een server die niet bij de bevoegde autoriteit is ondergebracht. Die gegevens worden gedurende ten minste drie jaar op een server bewaard.

    In afwijking van de tweede alinea hoeven de lidstaten die in of na het jaar 2013 tot de Unie zijn toegetreden, er alleen voor te zorgen dat de gegevens kunnen worden ingezien vanaf het toetredingsjaar.

    In afwijking van de tweede alinea hoeven de lidstaten er alleen voor te zorgen dat de gegevens en documentatie over het in artikel 66, lid 1, punt c), bedoelde areaalmonitoringsysteem kunnen worden ingezien vanaf de datum van invoering van het areaalmonitoringsysteem.

    2.  
    De lidstaten kunnen de vereisten van lid 1 toepassen op regionaal niveau, mits die vereisten en de administratieve procedures voor het vastleggen van en het verkrijgen van toegang tot gegevens op het gehele grondgebied van de lidstaat qua opzet eenvormig zijn en de gegevens aldus op nationaal niveau kunnen worden geaggregeerd.
    3.  
    De lidstaten zorgen ervoor dat de met het geïntegreerd systeem verzamelde gegevensreeksen die van belang zijn voor de toepassing van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 9 ) of voor de monitoring van Uniebeleid, gratis tussen hun autoriteiten worden gedeeld en voor het publiek beschikbaar zijn op nationaal niveau. De lidstaten bieden eveneens de instellingen en organen van de Unie toegang tot deze gegevensreeksen.
    4.  
    De lidstaten zorgen ervoor dat de met het geïntegreerd systeem verzamelde gegevensreeksen die van belang zijn voor de productie van Europese statistieken overeenkomstig Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad ( 10 ), gratis worden gedeeld met de Commissie (Eurostat), de nationale bureaus voor de statistiek en, zo nodig, met andere nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de productie van Europese statistieken.
    5.  
    De lidstaten beperken de toegang van het publiek tot de in de leden 3 en 4 bedoelde gegevensreeksen indien een dergelijke toegang afbreuk doet aan de vertrouwelijkheid van persoonsgegevens, overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679.
    6.  
    De lidstaten zetten hun systemen op die begunstigden toegang verschaffen tot al hun relevante gegevens met betrekking tot het land dat zij gebruiken of voornemens zijn te gebruiken, zodat zij nauwkeurige aanvragen kunnen indienen.

    Artikel 68

    Systeem voor de identificatie van landbouwpercelen

    1.  
    Het identificatiesysteem voor landbouwpercelen is een geografisch informatiesysteem dat de lidstaten opzetten en regelmatig bijhouden op basis van orthobeelden van lucht- of satellietopnamen, met een uniforme norm die een precisie waarborgt die ten minste overeenkomt met die van kaarten op schaal 1:5 000 .
    2.  

    De lidstaten zorgen ervoor dat het identificatiesysteem voor landbouwpercelen:

    a) 

    een unieke identificatie bevat van elk landbouwperceel en van grondeenheden bestaande uit niet-landbouwarealen die door de lidstaten geacht worden in aanmerking te komen voor steun voor de interventies als bedoeld in titel III van Verordening (EU) 2021/2115;

    b) 

    actuele waarden bevat voor de arealen die door de lidstaten geacht worden in aanmerking te komen voor steun voor de interventies als bedoeld in artikel 65, lid 2;

    c) 

    een correcte lokalisatie mogelijk maakt van de landbouwpercelen en niet-landbouwpercelen waarvoor een betalingsaanvraag is ingediend.

    3.  
    De lidstaten beoordelen jaarlijks de kwaliteit van het identificatiesysteem voor landbouwpercelen overeenkomstig de op Unieniveau opgezette methode.

    Indien er bij de beoordeling tekortkomingen in het systeem aan het licht komen, treft de lidstaat passende corrigerende maatregelen of wordt hem bij gebreke daarvan door de Commissie verzocht een actieplan overeenkomstig artikel 42 op te zetten.

    Uiterlijk op 15 februari na het betrokken kalenderjaar wordt bij de Commissie een beoordelingsverslag ingediend met, in voorkomend geval, vermelding van de corrigerende acties en het tijdschema voor de uitvoering ervan.

    Artikel 69

    Geospatiaal en diergebonden aanvraagsysteem

    1.  
    Wat betreft de steun voor de in artikel 65, lid 2, bedoelde areaalgebonden interventies die in het kader van de nationale strategische GLB-plannen worden uitgevoerd, schrijven de lidstaten voor dat een aanvraag moet worden ingediend via het door de bevoegde autoriteit verstrekte geospatiale aanvraagformulier.
    2.  
    Wat betreft de steun voor de in artikel 65, lid 2, bedoelde diergebonden interventies die in het kader van hun strategische GLB-plan worden uitgevoerd, schrijven de lidstaten voor dat er een aanvraag moet worden ingediend.
    3.  
    De lidstaten zorgen ervoor dat in de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde aanvragen vooringevuld worden met informatie uit de in artikel 66, lid 1, punt g), en in de artikelen 68, 70, 71 en 73 genoemde systemen of informatie uit andere relevante publieke databanken.
    4.  
    De lidstaten kunnen een geautomatiseerd claimsysteem opzetten en bepalen welke van de in de leden 1 en 2 bedoelde aanvragen daarmee kunnen worden ingediend.
    5.  
    Een lidstaat die besluit een geautomatiseerd claimsysteem te gebruiken, stelt een systeem op dat de overheid in staat stelt betalingen aan de begunstigden te verrichten op basis van de informatie die al voorhanden is in de officiële computerdatabanken. Wanneer zich een wijziging heeft voorgedaan wordt die voorhanden zijnde informatie aangevuld met bijkomende informatie indien dit nodig is om rekening te houden met die wijziging. De voorhanden zijnde informatie en de via het geautomatiseerde claimsysteem beschikbare bijkomende informatie worden bevestigd door de begunstigde.
    6.  
    De lidstaten beoordelen jaarlijks de kwaliteit van het geospatiale aanvraagsysteem overeenkomstig de op Unieniveau opgezette methode.

    Indien er bij de beoordeling tekortkomingen in het systeem aan het licht komen, treft de lidstaat passende corrigerende maatregelen of wordt hem bij gebreke daarvan door de Commissie verzocht een actieplan overeenkomstig artikel 42 op te zetten.

    Uiterlijk op 15 februari na het betrokken kalenderjaar wordt bij de Commissie een beoordelingsverslag ingediend met, in voorkomend geval, vermelding van de corrigerende acties en het tijdschema voor de uitvoering ervan.

    Artikel 70

    Areaalmonitoringsysteem

    1.  
    De lidstaten zetten een areaalmonitoringsysteem op, dat met ingang van 1 januari 2023 operationeel en in gebruik genomen moet zijn. Indien de volledige uitrol van het systeem met ingang van die datum niet haalbaar is door technische beperkingen, kunnen de lidstaten ervoor kiezen het systeem geleidelijk op te zetten en in gebruik te nemen, en voor slechts een beperkt aantal interventies informatie te verschaffen. Uiterlijk op 1 januari 2024 moet in alle lidstaten echter een volledig operationeel areaalmonitoringsysteem beschikbaar zijn.
    2.  
    De lidstaten beoordelen jaarlijks de kwaliteit van het areaalmonitoringsysteem overeenkomstig de op Unieniveau opgezette methode.

    Indien er bij de beoordeling tekortkomingen in het systeem aan het licht komen, treft de lidstaat passende corrigerende maatregelen of wordt hem bij gebreke daarvan door de Commissie verzocht een actieplan overeenkomstig artikel 42 op te zetten.

    Uiterlijk op 15 februari na het betrokken kalenderjaar wordt bij de Commissie een beoordelingsverslag ingediend met, in voorkomend geval, vermelding van de corrigerende acties en het tijdschema voor de uitvoering ervan.

    Artikel 71

    Systeem voor de identificatie van begunstigden

    Het systeem voor de registratie van de identiteit van alle begunstigden van de interventies en maatregelen bedoeld in artikel 65, lid 2, waarborgt dat alle aanvragen die door een en dezelfde begunstigde worden ingediend, als zodanig kunnen worden geïdentificeerd.

    Artikel 72

    Controle- en sanctiesysteem

    De lidstaten zetten een controle- en sanctiesysteem op bedoeld in artikel 66, lid 1, punt e). De lidstaten voeren via de betaalorganen of de door hen gemachtigde instanties jaarlijks administratieve controles van de steun- en betalingsaanvragen uit om de wettigheid en regelmatigheid ervan na te gaan overeenkomstig artikel 59, lid 1, punt a). Die controles worden aangevuld met controles ter plaatse, die met het gebruik van technologie op afstand kunnen worden uitgevoerd.

    Artikel 73

    Systeem voor de identificatie en registratie van betalingsrechten

    Met het systeem voor de identificatie en registratie van betalingsrechten kunnen de betalingsrechten worden geverifieerd via vergelijking met de aanvragen en met het identificatiesysteem voor landbouwpercelen.

    Artikel 74

    Gedelegeerde bevoegdheden van de Commissie met betrekking tot het geïntegreerde systeem

    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die ervoor zorgen dat het in dit hoofdstuk bedoelde geïntegreerde systeem op een zodanig efficiënte, coherente en niet-discriminerende wijze wordt toegepast dat de financiële belangen van de Unie worden beschermd, en die deze verordening aanvullen met:

    a) 

    regels voor de in de artikelen 68, 69 en 70 bedoelde kwaliteitsbeoordeling;

    b) 

    regels voor het identificatiesysteem voor landbouwpercelen, het systeem voor de identificatie van begunstigden en het systeem voor de identificatie en registratie van betalingsrechten bedoeld in de artikelen 68, 71 en 73.

    Artikel 75

    Uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de artikelen 68, 69 en 70

    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels voor:

    a) 

    de vorm en inhoud van, en de wijze van toezending of terbeschikkingstelling aan de Commissie van:

    i) 

    de beoordelingsverslagen over de kwaliteit van het identificatiesysteem voor landbouwpercelen, van het geospatiale aanvraagsysteem en van het areaalmonitoringsysteem;

    ii) 

    de corrigerende maatregelen bedoeld in de artikelen 68, 69 en 70;

    b) 

    basiskenmerken van en regels voor het steunaanvraagsysteem uit hoofde van artikel 69 en het areaalmonitoringsysteem bedoeld in artikel 70, met inbegrip van parameters voor de geleidelijke toename van het aantal interventies in het kader van het areaalmonitoringsysteem.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.



    HOOFDSTUK III

    Doorlichting van transacties

    Artikel 76

    Toepassingsgebied en definities met betrekking tot dit hoofdstuk

    1.  
    Dit hoofdstuk bevat specifieke regels voor het doorlichten van de handelsdocumenten van entiteiten die betalingen ontvangen of verrichten die direct of indirect verband houden met het ELGF-financieringssysteem of van vertegenwoordigers van die entiteiten (“ondernemingen”), om na te gaan of de transacties die deel uitmaken van het ELGF-financieringssysteem, daadwerkelijk hebben plaatsgevonden en correct zijn uitgevoerd.
    2.  
    Dit hoofdstuk is niet van toepassing op interventies die vallen onder het geïntegreerd systeem als bedoeld in hoofdstuk II van deze titel, of onder titel III, hoofdstuk III, van Verordening (EU) 2021/2115.

    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met een lijst van interventies die zich vanwege de structuur ervan en de controlevereisten niet lenen voor aanvullende controles achteraf in de vorm van een doorlichting van handelsdocumenten en die derhalve niet onder een dergelijke doorlichting uit hoofde van dit hoofdstuk vallen.

    3.  

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    a) 

    “handelsdocument”: alle boeken, registers, nota’s en bewijsstukken, de boekhouding, de productie- en kwaliteitsadministraties, briefwisseling in verband met de bedrijfsactiviteiten, en commerciële gegevens, in welke vorm dan ook, inclusief elektronisch opgeslagen gegevens, voor zover die documenten of gegevens direct of indirect betrekking hebben op de in lid 1 bedoelde transacties;

    b) 

    “derde”: een natuurlijke of een rechtspersoon die direct of indirect betrokken is bij transacties in het kader van het ELGF-financieringssysteem.

    Artikel 77

    Doorlichting door de lidstaten

    1.  
    De lidstaten verrichten een systematische doorlichting van de handelsdocumenten van de ondernemingen, waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de door te lichten transacties. De lidstaten zorgen ervoor dat de door te lichten ondernemingen dusdanig worden gekozen dat de doeltreffendheid van de maatregelen voor preventie en opsporing van onregelmatigheden maximaal gewaarborgd is. Bij de keuze wordt onder meer rekening gehouden met het financiële belang van de ondernemingen en met andere risicofactoren.
    2.  
    De in lid 1 van dit artikel bedoelde doorlichting wordt in passende gevallen uitgebreid met aan de ondernemingen verbonden natuurlijke of rechtspersonen, en met elke andere natuurlijke persoon of rechtspersoon die van belang kan zijn voor de verwezenlijking van de in artikel 78 beschreven doelstellingen.
    3.  
    De met de toepassing van dit hoofdstuk belaste instanties zijn zodanig georganiseerd dat zij los staan van de diensten of afdelingen die belast zijn met de betalingen en de daaraan voorafgaande controles.
    4.  
    Ondernemingen waarbij de som van de ontvangsten of betalingen lager was dan 40 000  EUR, worden overeenkomstig dit hoofdstuk uitsluitend doorgelicht om bijzondere redenen, die door de lidstaten worden aangegeven in hun in artikel 80, lid 1, genoemde jaarlijkse controleprogramma.
    5.  
    Doorlichtingen uit hoofde van dit hoofdstuk laten de controles uit hoofde van de artikelen 49 en 50 onverlet.

    Artikel 78

    Kruiscontroles

    1.  

    De juistheid van de door te lichten primaire gegevens wordt geverifieerd aan de hand van een aan het risiconiveau aangepast aantal kruiscontroles, indien nodig ook van de handelsdocumenten van derden, die onder meer inhouden:

    a) 

    vergelijkingen met de handelsdocumenten van leveranciers, klanten, vervoerders en andere derden;

    b) 

    zo nodig, fysieke controles op hoeveelheid en aard van de voorraden;

    c) 

    vergelijkingen met de gegevens over de financiële stromen die leiden tot of het gevolg zijn van de transacties in het kader van het ELGF-financieringssysteem;

    d) 

    controles van de boekhouding of van stukken inzake financiële bewegingen waaruit op het moment van doorlichting blijkt dat de door het betaalorgaan als bewijs voor de betaling van steun aan de begunstigde bewaarde documenten correct zijn.

    2.  
    Indien een onderneming overeenkomstig het Unierecht of het nationale recht een afzonderlijke voorraadboekhouding moet voeren, wordt deze boekhouding bij doorlichting in passende gevallen tevens vergeleken met de handelsdocumenten en in voorkomend geval met de daadwerkelijke voorraden van de onderneming.
    3.  
    Bij de selectie van de te controleren transacties wordt ten volle rekening gehouden met het risiconiveau.
    4.  
    De voor de onderneming verantwoordelijke persoon of een derde zorgt ervoor dat alle handelsdocumenten en aanvullende informatie verstrekt worden aan de met de doorlichting belaste ambtenaren of de personen die gemachtigd zijn de doorlichting namens hen uit te voeren. Elektronisch opgeslagen gegevens worden via een passende informatiedrager verstrekt.
    5.  
    De met de doorlichting belaste ambtenaren of de personen die gemachtigd zijn de doorlichting namens hen uit te voeren, kunnen eisen dat uittreksels uit of kopieën van de in lid 1 bedoelde documenten aan hen worden verstrekt.

    Artikel 79

    Wederzijdse bijstand

    De lidstaten verlenen elkaar in de volgende gevallen op verzoek de nodige bijstand voor de uitvoering van de in dit hoofdstuk bedoelde doorlichtingen:

    a) 

    een onderneming of een derde is gevestigd in een andere lidstaat dan die waar het betrokken bedrag betaald of ontvangen is of had moeten worden;

    b) 

    een onderneming of een derde is gevestigd in een andere lidstaat dan die waar de voor de doorlichting vereiste documenten en informatie zich bevinden.

    Artikel 80

    Planning en verslaglegging

    1.  
    De lidstaten stellen controleplannen op voor de doorlichting die op grond van artikel 77 in de volgende doorlichtingsperiode moet worden uitgevoerd.
    2.  

    De lidstaten verstrekken de Commissie elk jaar vóór 15 april:

    a) 

    hun in lid 1 bedoelde controleplan en het aantal ondernemingen dat, uitgesplitst per sector, op basis van de betrokken bedragen zal worden doorgelicht;

    b) 

    een uitvoerig verslag over de toepassing van dit hoofdstuk gedurende de vorige doorlichtingsperiode, met inbegrip van de resultaten van elke in het kader van artikel 79 uitgevoerde doorlichting.

    3.  
    De lidstaten voeren de door hen opgestelde en aan de Commissie toegezonden controleplannen en wijzigingen daarvan uit indien de Commissie niet binnen acht weken haar opmerkingen aan de lidstaten heeft meegedeeld.

    Artikel 81

    Toegang tot informatie en doorlichtingen door de Commissie

    1.  
    Overeenkomstig het ter zake geldende nationale recht hebben de ambtenaren van de Commissie toegang tot alle documenten die zijn opgesteld met het oog op of naar aanleiding van de doorlichtingen die in het kader van dit hoofdstuk zijn georganiseerd, en tot de verzamelde gegevens, met inbegrip van de gegevens die zijn opgeslagen in de gegevensverwerkingssystemen. Die gegevens worden desgewenst via een passende informatiedrager verstrekt.
    2.  
    De in artikel 77 bedoelde doorlichting wordt door ambtenaren van de lidstaat uitgevoerd. Ambtenaren van de Commissie kunnen aan een dergelijke doorlichting deelnemen maar zij mogen niet de doorlichtingsbevoegdheden uitoefenen die aan de ambtenaren van de lidstaten zijn toegekend. Zij hebben evenwel toegang tot dezelfde locaties en documenten als de ambtenaren van de lidstaat.
    3.  
    Onverminderd de Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2988/95, (Euratom, EG) nr. 2185/96, (EU, Euratom) nr. 883/2013 en (EU) 2017/1939 nemen in gevallen waarin bepaalde handelingen op grond van de nationale bepalingen inzake strafrechtelijke procedures zijn voorbehouden aan ambtenaren die speciaal daarvoor bij nationaal recht zijn aangewezen, de ambtenaren van de Commissie noch de ambtenaren van de verzoekende lidstaat aan die handelingen deel. Met name nemen zij in geen geval deel aan huisbezoeken of aan een formeel verhoor van personen op grond van het strafrecht van de betrokken lidstaat. Zij hebben evenwel toegang tot de aldus verkregen informatie.

    Artikel 82

    Uitvoeringsbevoegdheden betreffende de doorlichting van transacties

    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels die nodig zijn voor een eenvormige toepassing van dit hoofdstuk en die met name betrekking hebben op:

    a) 

    de uitvoering van de in artikel 77 bedoelde doorlichting, wat betreft de keuze van de ondernemingen, het percentage en het tijdschema van de doorlichtingen;

    b) 

    de uitvoering van de in artikel 79 bedoelde wederzijdse bijstand;

    c) 

    de inhoud van de in artikel 80, lid 2, punt b), bedoelde verslagen en andere kennisgevingen uit hoofde van dit hoofdstuk.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.



    HOOFDSTUK IV

    Controlesysteem en administratieve sancties met betrekking tot de conditionaliteit

    Artikel 83

    Controlesysteem voor de conditionaliteit

    1.  

    De lidstaten zetten een systeem op om te verifiëren dat de volgende categorieën begunstigden voldoen aan de in titel III, hoofdstuk 1, afdeling 2, van Verordening (EU) 2021/2115 vastgelegde verplichtingen:

    a) 

    begunstigden die rechtstreekse betalingen ontvangen uit hoofde van titel III, hoofdstuk II, van Verordening (EU) 2021/2115;

    b) 

    begunstigden die jaarlijkse betalingen ontvangen uit hoofde van de artikelen 70, 71 en 72 van Verordening (EU) 2021/2115;

    c) 

    begunstigden die steun ontvangen uit hoofde van hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 228/2013 of hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 229/2013.

    2.  

    De lidstaten die artikel 28 van Verordening (EU) 2021/2115 toepassen, kunnen een vereenvoudigd controlesysteem opzetten:

    a) 

    voor begunstigden die betalingen ontvangen op grond van artikel 28 van Verordening (EU) 2021/2115, of

    b) 

    voor kleine landbouwers zoals bepaald door de lidstaten krachtens artikel 28 van Verordening (EU) 2021/2115 die dergelijke betalingen niet aanvragen.

    Wanneer een lidstaat artikel 28 van Verordening (EU) 2021/2115 niet toepast, kan die lidstaat een vereenvoudigd controlesysteem opzetten voor landbouwers met bedrijven met een maximale omvang van vijf hectare landbouwareaal dat is aangegeven overeenkomstig artikel 69, lid 1, van deze verordening.

    3.  
    De lidstaten kunnen voor het handhaven van de conditionaliteitsregels hun bestaande controlesystemen en administratie gebruiken.

    Deze systemen zijn compatibel met de in de leden 1 en 2 bedoelde controlesystemen.

    4.  
    De lidstaten onderwerpen in het licht van de bereikte resultaten de in de leden 1 en 2 bedoelde controlesystemen aan een jaarlijkse evaluatie.
    5.  

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    a) 

    “eis”: elke afzonderlijke uit de regelgeving voortvloeiende beheerseis in een bepaalde wetgevingshandeling waarnaar verwezen wordt in het in artikel 12 van Verordening (EU) 2021/2115 genoemde Unierecht en die inhoudelijk verschilt van de andere in diezelfde wetgevingshandeling gestelde eisen;

    b) 

    “wetgevingshandeling”: elk van de richtlijnen en verordeningen als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) 2021/2115;

    c) 

    “herhaling van niet-naleving”: een binnen een periode van drie opeenvolgende kalenderjaren meer dan eenmaal geconstateerde niet-naleving van dezelfde eis of norm, op voorwaarde dat de begunstigde op de hoogte is gebracht van eerdere niet-naleving en, waar dit ter zake doet, de mogelijkheid heeft gehad de nodige maatregelen te nemen om die eerdere niet-naleving te corrigeren.

    6.  

    Teneinde te voldoen aan hun controleverplichtingen als vastgesteld in de leden 1 tot en met 4:

    a) 

    stellen de lidstaten controles ter plaatse in waarbij wordt nagegaan of de begunstigden voldoen aan de verplichtingen van titel III, hoofdstuk I, afdeling 2, van Verordening (EU) 2021/2115;

    b) 

    kunnen de lidstaten, afhankelijk van de betrokken eisen, normen, wetgevingshandelingen of conditionaliteitsgebieden, besluiten om gebruik te maken van de controles, administratieve controles inbegrepen, die in het kader van de controlesystemen voor de eis, de norm, de wetgevingshandeling of het conditionaliteitsgebied in kwestie zijn verricht, mits die controles ten minste even doeltreffend zijn als de in punt a) bedoelde controles ter plaatse;

    c) 

    kunnen de lidstaten voor het uitvoeren van de in punt a) bedoelde controles ter plaatse waar passend gebruikmaken van teledetectie, het areaalmonitoringsysteem of andere relevante ondersteunende technologieën;

    d) 

    stellen de lidstaten de te controleren groep voor de jaarlijkse in punt a) bedoelde controles ter plaatse vast op basis van een risicoanalyse:

    i) 

    waarbij rekening wordt gehouden met en wegingsfactoren worden toegepast op de structuur van landbouwbedrijven, het inherente risico op niet-naleving en, indien van toepassing, de deelname van begunstigden aan de bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) 2021/2115,

    ii) 

    die is voorzien van een aselecte component, en

    iii) 

    waarvoor geldt dat de te controleren groep ten minste 1 % van de in lid 1 van dit artikel vermelde begunstigden omvat;

    e) 

    stellen de lidstaten, wat de conditionaliteitsverplichtingen in verband met Richtlijn 96/22/EG van de Raad ( 11 ) betreft, dat met de toepassing van een specifiek controleniveau voor de monitoringplannen geacht wordt te zijn voldaan aan het in punt d) van dit lid vereiste minimumpercentage;

    f) 

    kunnen de lidstaten, wanneer ze gebruikmaken van het in lid 2 bedoelde vereenvoudigde controlesysteem, besluiten de verificatie van de naleving van de in punt a) bedoelde verplichtingen uit te sluiten van de in dat punt bedoelde controles ter plaatse, indien kan worden aangetoond dat gevallen van niet-naleving door de betrokken begunstigden geen significante gevolgen kunnen hebben voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de betrokken rechtshandelingen en normen.

    Artikel 84

    Systeem van administratieve sancties in het kader van de conditionaliteit

    1.  
    De lidstaten zetten een systeem op dat voorziet in de toepassing van administratieve sancties op begunstigden als bedoeld in artikel 83, lid 1, van deze verordening, die op enig moment in het betrokken kalenderjaar niet voldoen aan de verplichtingen van titel III, hoofdstuk I, afdeling 2, van Verordening (EU) 2021/2115

    De in de eerste alinea bedoelde administratieve sancties gelden alleen wanneer de niet-naleving het gevolg is van een handelen of nalaten dat rechtstreeks aan de betrokken begunstigde kan worden toegeschreven, en aan één of beide van de volgende voorwaarden is voldaan:

    a) 

    de niet-naleving houdt verband met de landbouwactiviteit van de begunstigde;

    b) 

    de niet-naleving houdt verband met het bedrijf als gedefinieerd in artikel 3, punt 2), van Verordening (EU) 2021/2115 of met andere op het grondgebied van dezelfde lidstaat gelegen arealen onder beheer van de begunstigde.

    Wat bosarealen betreft, geldt de in de eerste alinea bedoelde administratieve sanctie echter niet wanneer voor het areaal in kwestie geen steun wordt geclaimd overeenkomstig de artikelen 70 en 71 van Verordening (EU) 2021/2115.

    2.  

    In hun in lid 1 bedoelde systemen van administratieve sancties:

    a) 

    nemen de lidstaten regels op over de toepassing van administratieve sancties wanneer de landbouwgrond of een landbouwbedrijf, dan wel een deel hiervan, in het betrokken kalenderjaar of de betrokken jaren wordt overgedragen; deze regels berusten op een eerlijke en billijke verdeling van de aansprakelijkheid voor niet-naleving over cedenten en overnemers;

    b) 

    kunnen de lidstaten, onverminderd lid 1, besluiten om op een begunstigde per kalenderjaar geen administratieve sanctie toe te passen wanneer de sanctie niet meer dan 100 EUR bedraagt; de begunstigde wordt echter in kennis gesteld van de constatering van de niet-naleving en van de verplichting corrigerende maatregelen te treffen voor de toekomst;

    c) 

    bepalen de lidstaten dat er in de volgende gevallen geen administratieve sanctie wordt opgelegd:

    i) 

    de niet-naleving is toe te schrijven aan overmacht of uitzonderlijke omstandigheden overeenkomstig artikel 3;

    ii) 

    de niet-naleving is te wijten aan een bevel van een overheidsinstantie.

    Voor de toepassing van de eerste alinea, punt a), wordt onder “overdracht” verstaan elke soort transactie op grond waarvan de cedent de beschikking over de landbouwgrond of een landbouwbedrijf dan wel een deel hiervan verliest.

    3.  
    De toepassing van een administratieve sanctie laat de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven waarvoor deze geldt, onverlet.

    Artikel 85

    Toepassing en berekening van de administratieve sancties

    1.  
    De in artikel 84 bedoelde administratieve sancties worden toegepast in de vorm van een verlaging of uitsluiting van het totale bedrag van de in artikel 83, lid 1, bedoelde betalingen die aan de desbetreffende begunstigde zijn toegekend of moeten worden toegekend voor steunaanvragen die de begunstigde in het kalenderjaar van de bevinding van de niet-naleving heeft ingediend of zal indienen. De verlagingen of uitsluitingen worden berekend op basis van de betalingen die zijn toegekend of moeten worden toegekend voor het kalenderjaar waarin de niet-naleving heeft plaatsgevonden. Wanneer echter niet kan worden bepaald in welk kalenderjaar de niet-naleving heeft plaatsgevonden, worden de verlagingen of uitsluitingen berekend op basis van de betalingen die zijn toegekend of moeten worden toegekend voor het kalenderjaar van de bevinding van de niet-naleving.

    Voor de berekening van die verlagingen en uitsluitingen wordt rekening gehouden met de ernst, de omvang, het permanente karakter of de herhaling en de opzettelijkheid van de geconstateerde niet-naleving. De opgelegde administratieve sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

    De administratieve sancties berusten op de overeenkomstig artikel 83, lid 6, verrichte controles.

    2.  
    Het verlagingspercentage bedraagt in de regel 3 % van het totale bedrag van de in lid 1 bedoelde betalingen.
    3.  
    Indien de niet-naleving geen of slechts onbeduidende gevolgen heeft voor het bereiken van de doelstelling van de betrokken norm of eis, wordt geen administratieve sanctie toegepast.

    De lidstaten zetten een bewustmakingsmechanisme op om ervoor te zorgen dat begunstigden worden geïnformeerd over geconstateerde gevallen van niet-naleving en mogelijke te nemen corrigerende maatregelen. Dat mechanisme omvat ook de specifieke bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) 2021/2115, waar de betrokken begunstigden mogelijk verplicht aan moeten deelnemen.

    4.  
    Wanneer een lidstaat het in artikel 66, lid 1, punt c, bedoelde areaalmonitoringsysteem gebruikt om gevallen van niet-naleving op te sporen, kan hij besluiten een lager verlagingspercentage dan dat in lid 2 van dit artikel toe te passen.
    5.  
    Wanneer de niet-naleving ernstige gevolgen heeft voor het bereiken van de doelstelling van de betrokken norm of eis of een direct risico vormt voor de volksgezondheid of diergezondheid, wordt een hoger verlagingspercentage dan het in lid 2 bepaalde percentage toegepast.
    6.  
    Wanneer dezelfde niet-naleving aanhoudt of zich eenmaal herhaalt binnen drie opeenvolgende kalenderjaren, bedraagt het verlagingspercentage in de regel 10 % van het totale bedrag van de in lid 1 bedoelde betalingen. Verdere herhalingen van dezelfde niet-naleving zonder gegronde reden van de begunstigde worden beschouwd als gevallen van opzettelijke niet-naleving.

    In het geval van opzettelijke niet-naleving bedraagt het verlagingspercentage ten minste 15 % van het totale bedrag van de in lid 1 bedoelde betalingen.

    7.  
    Om te zorgen voor een gelijk speelveld voor de lidstaten en voor een doeltreffend, evenredig en afschrikkend effect van de administratieve sancties uit hoofde van dit hoofdstuk, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening, met gedetailleerde regels voor de toepassing en berekening van die sancties.

    Artikel 86

    Opbrengst van de administratieve conditionaliteitssancties

    De lidstaten mogen 25 % van de bedragen die voortvloeien uit de in artikel 85 bedoelde verlagingen en uitsluitingen zelf houden.



    HOOFDSTUK V

    Controlesysteem en administratieve sancties met betrekking tot sociale conditionaliteit

    Artikel 87

    Controlesysteem voor sociale conditionaliteit

    1.  
    De lidstaten zetten een systeem op dat voorziet in de toepassing van administratieve sancties op begunstigden bedoeld in artikel 14 van Verordening (EU) 2021/2115, die niet voldoen aan de regels inzake sociale conditionaliteit die zijn vermeld in bijlage IV bij die verordening.

    Daartoe maken de lidstaten gebruik van hun toepasselijke controle- en handhavingssystemen op het gebied van sociaal en arbeidsrecht en hun geldende arbeidsnormen om ervoor te zorgen dat begunstigden van de steun, als bedoeld in artikel 14 van Verordening (EU) 2021/2115, in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 228/2013 of in hoofdstuk IV van Verordening (EU) nr. 229/2013, voldoen aan de in bijlage IV bij Verordening (EU) 2021/2115 genoemde verplichtingen.

    2.  
    De lidstaten moeten zorgen voor een duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden tussen de instanties of organen die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van sociaal en arbeidsrecht en de toepasselijke arbeidsnormen enerzijds en de betaalorganen anderzijds, waarbij de rol van de betaalorganen bestaat uit de uitvoering van betalingen en de toepassing van sancties in het kader van het sociale-conditionaliteitsmechanisme.

    Artikel 88

    Systeem van administratieve sancties in het kader van sociale conditionaliteit

    1.  
    In het kader van het in artikel 87, lid 1, eerste alinea, genoemde systeem wordt het betaalorgaan ten minste eenmaal per jaar in kennis gesteld van gevallen van niet-naleving, indien de in artikel 87, lid 2, bedoelde instanties of organen in dat verband uitvoerbare besluiten hebben genomen. Die kennisgeving omvat een beoordeling en rangschikking van de ernst, de omvang, het permanente karakter of de herhaling en de opzettelijkheid van de betreffende niet-naleving. De lidstaten kunnen voor deze beoordeling gebruikmaken van in het nationale arbeidsrecht toepasselijke classificatiesystemen voor sancties. Bij de kennisgeving aan het betaalorgaan worden de interne organisatie, taken en procedures van de in artikel 87, lid 2, bedoelde instanties en organen in acht genomen.

    Het betaalorgaan wordt alleen in kennis gesteld indien de niet-naleving het gevolg is van een handelen of nalaten dat rechtstreeks aan de betrokken begunstigde kan worden toegeschreven, en er aan één of beide van de volgende voorwaarden is voldaan:

    a) 

    de niet-naleving houdt verband met de landbouwactiviteit van de begunstigde;

    b) 

    de niet-naleving houdt verband met het bedrijf als gedefinieerd in artikel 3, punt 2), van Verordening (EU) 2021/2115 of met andere op het grondgebied van dezelfde lidstaat gelegen arealen onder beheer van de begunstigde.

    2.  

    In hun in artikel 87, lid 1, bedoelde systemen van administratieve sancties:

    a) 

    kunnen de lidstaten besluiten om op een begunstigde per kalenderjaar geen administratieve sanctie toe te passen wanneer de sanctie niet meer dan 100 EUR bedraagt; de begunstigde wordt echter in kennis gesteld van de constatering van de niet-naleving en van de verplichting corrigerende maatregelen te treffen voor de toekomst;

    b) 

    bepalen de lidstaten dat er in de volgende gevallen geen administratieve sanctie wordt opgelegd:

    i) 

    de niet-naleving is te wijten aan overmacht;

    ii) 

    de niet-naleving is te wijten aan een bevel van een overheidsinstantie.

    3.  
    De toepassing van een administratieve sanctie laat de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven waarvoor deze geldt, onverlet.

    Artikel 89

    Toepassing en berekening van de administratieve sanctie

    1.  
    De administratieve sancties worden toegepast in de vorm van een verlaging of uitsluiting van het totale bedrag van de in artikel 83, lid 1, bedoelde betalingen die aan de desbetreffende begunstigde zijn toegekend of moeten worden toegekend voor steunaanvragen die de begunstigde in het kalenderjaar van de bevinding van de niet-naleving heeft ingediend of zal indienen. De verlagingen of uitsluitingen worden berekend op basis van de betalingen die zijn toegekend of moeten worden toegekend voor het kalenderjaar waarin de niet-naleving heeft plaatsgevonden. Wanneer echter niet kan worden bepaald in welk kalenderjaar de niet-naleving heeft plaatsgevonden, worden de verlagingen of uitsluitingen berekend op basis van de betalingen die zijn toegekend of moeten worden toegekend voor het kalenderjaar van de bevinding van de niet-naleving.

    Voor de berekening van die verlagingen en uitsluitingen wordt rekening gehouden met de ernst, de omvang, het permanente karakter of de herhaling en met de opzettelijkheid van de geconstateerde niet-naleving, overeenkomstig de beoordeling van de instanties of organen bedoeld in artikel 87, lid 2. De opgelegde administratieve sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

    De desbetreffende bepalingen van artikel 85, leden 2, 5 en 6, zijn van overeenkomstige toepassing op de toepassing en de berekening van de administratieve sancties.

    2.  
    Om te zorgen voor een gelijk speelveld voor de lidstaten en voor een doeltreffend, evenredig en afschrikkend effect van de administratieve sancties uit hoofde van dit hoofdstuk, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening, met gedetailleerde regels voor de toepassing en berekening van die sancties.



    TITEL V

    GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN



    HOOFDSTUK I

    Toezending van informatie

    Artikel 90

    Informatieverstrekking

    1.  

    Onverminderd hun meldingsverplichtingen krachtens Verordening (EU) 2021/2115 verstrekken de lidstaten de Commissie de volgende informatie, declaraties en documenten:

    a) 

    voor de geaccrediteerde betaalorganen en aangewezen en geaccrediteerde coördinerende instanties:

    i) 

    het accreditatiedocument en, in voorkomend geval, het aanwijzingsdocument;

    ii) 

    de functie (geaccrediteerd betaalorgaan of aangewezen en geaccrediteerde coördinerende instantie);

    iii) 

    in voorkomend geval, de intrekking van hun accreditatie;

    b) 

    voor de certificerende instanties:

    i) 

    de naam;

    ii) 

    het adres;

    c) 

    voor maatregelen in verband met uit het ELGF en het Elfpo gefinancierde verrichtingen:

    i) 

    door het geaccrediteerde betaalorgaan of de aangewezen en geaccrediteerde coördinerende instantie ondertekende uitgavendeclaraties die tevens als betalingsverzoek gelden, vergezeld van de nodige informatie;

    ii) 

    wat het ELGF betreft, ramingen van hun financiële behoeften, en wat het Elfpo betreft, geactualiseerde ramingen van de uitgavendeclaraties die in de loop van het jaar zullen worden ingediend, alsmede ramingen van de uitgavendeclaraties voor het volgende landbouwbegrotingsjaar;

    iii) 

    de beheersverklaring en de jaarrekeningen van de geaccrediteerde betaalorganen.

    2.  
    De lidstaten verstrekken de Commissie regelmatig informatie over de toepassing van het in titel IV, hoofdstuk II, bedoelde geïntegreerd systeem. De Commissie organiseert gedachtewisselingen over dit onderwerp met de lidstaten.

    Artikel 91

    Vertrouwelijkheid

    1.  
    De lidstaten en de Commissie doen al het noodzakelijke om de vertrouwelijkheid te waarborgen van de informatie die verstrekt of verkregen wordt in het kader van krachtens deze verordening uitgevoerde inspectiemaatregelen en maatregelen ter goedkeuring van de rekeningen.

    Op genoemde informatie is artikel 8 van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van toepassing.

    2.  
    Onverminderd de nationale bepalingen inzake gerechtelijke procedures valt informatie die wordt verzameld in het kader van de doorlichtingen overeenkomstig titel IV, hoofdstuk III, onder het beroepsgeheim. Genoemde informatie mag uitsluitend verstrekt worden aan personen die daarvan op grond van hun functie in de lidstaten of bij de instellingen van de Unie beroepshalve kennis moeten nemen.

    Artikel 92

    Uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot het toezenden van gegevens

    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met regels voor:

    a) 

    de vorm, inhoud, frequentie, termijnen en wijze van toezending of terbeschikkingstelling aan de Commissie van:

    i) 

    uitgavendeclaraties, uitgavenramingen en actualiseringen ervan, waaronder bestemmingsontvangsten;

    ii) 

    de beheersverklaring en jaarrekeningen van de betaalorganen;

    iii) 

    de verslagen over de certificering van de rekeningen;

    iv) 

    de identificatiegegevens van geaccrediteerde betaalorganen, aangewezen en geaccrediteerde coördinerende instanties en aangewezen certificerende instanties;

    v) 

    de boeking en betaling van de uit het ELGF en het Elfpo gefinancierde uitgaven;

    vi) 

    de kennisgevingen van de door de lidstaten verrichte financiële aanpassingen die verband houden met plattelandsontwikkelingsinterventies;

    vii) 

    informatie over de krachtens artikel 59 genomen maatregelen;

    b) 

    de uitwisseling van informatie en documenten tussen de Commissie en de lidstaten en het opzetten van informatiesystemen, waaronder de soort, vorm en inhoud van de door deze systemen te verwerken gegevens alsmede de bijbehorende regels voor gegevensopslag;

    c) 

    de toezending door de lidstaten van informatie, documenten, statistieken en verslagen aan de Commissie, alsmede de uiterste data voor en wijze van toezending ervan.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.



    HOOFDSTUK II

    Gebruik van de euro

    Artikel 93

    Algemene beginselen

    1.  
    De bedragen in de uitvoeringsbesluiten van de Commissie tot vaststelling van de strategische GLB-plannen, de bedragen van de vastleggingen en betalingen door de Commissie, de bedragen van de bekrachtigde of gecertificeerde uitgaven alsmede de bedragen in de uitgavendeclaraties van de lidstaten, worden uitgedrukt en betaald in euro’s.
    2.  
    De in de landbouwwetgeving vastgestelde prijzen en bedragen worden uitgedrukt in euro’s.

    In lidstaten die de euro hebben ingevoerd, worden die prijzen en bedragen vastgesteld en toegekend in euro’s en in lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd in de nationale munteenheid.

    Artikel 94

    Wisselkoersen en ontstaansfeiten

    1.  
    In de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, worden de in artikel 93, lid 2, bedoelde prijzen en bedragen aan de hand van een wisselkoers omgerekend in hun nationale munteenheid.
    2.  

    Het ontstaansfeit voor de wisselkoers is:

    a) 

    voor in het handelsverkeer met derde landen geheven of toegekende bedragen: het vervullen van de douaneformaliteiten bij invoer of uitvoer;

    b) 

    in alle overige gevallen: de handeling waardoor het economisch doel van de verrichting wordt bereikt.

    3.  
    Indien een rechtstreekse betaling aan een begunstigde, bedoeld in Verordening (EU) 2021/2115, gedaan wordt in een andere munteenheid dan de euro, rekenen de lidstaten het bedrag van de in euro’s uitgedrukte steun om in de nationale munteenheid aan de hand van de laatste wisselkoers die de Europese Centrale Bank (ECB) heeft vastgesteld vóór 1 oktober van het jaar waarvoor de steun wordt toegekend.

    In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten in naar behoren gemotiveerde gevallen besluiten om te rekenen op basis van het gemiddelde van de door de ECB vastgestelde wisselkoersen in de maand vóór 1 oktober van het jaar waarvoor de steun wordt toegekend. Lidstaten die voor deze oplossing kiezen, bepalen en publiceren het bedoelde gemiddelde vóór 1 december van dat jaar.

    4.  
    Wat het ELGF betreft, hanteren de lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd, bij het opstellen van hun uitgavendeclaraties dezelfde wisselkoers als de wisselkoers die zij overeenkomstig dit hoofdstuk bij betalingen aan de begunstigden en bij de inning van ontvangsten hebben gebruikt.
    5.  

    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de ontstaansfeiten en de te hanteren wisselkoers. Het specifieke ontstaansfeit wordt bepaald op basis van de volgende criteria:

    a) 

    de noodzaak wijzigingen in de wisselkoers zo snel mogelijk te kunnen toepassen;

    b) 

    de onderlinge overeenkomst tussen ontstaansfeiten voor analoge verrichtingen in het kader van de marktordening;

    c) 

    de samenhang tussen de ontstaansfeiten voor de verschillende prijzen en bedragen die de marktordening betreffen;

    d) 

    de uitvoerbaarheid en doeltreffendheid van controles op de toepassing van adequate wisselkoersen.

    6.  
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met regels voor de wisselkoers die moet worden gehanteerd bij de opstelling van uitgavendeclaraties en bij de registratie van verrichtingen in verband met openbare opslag in de rekeningen van de betaalorganen.

    Artikel 95

    Vrijwaringsmaatregelen en afwijkingen

    1.  
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen ter vrijwaring van de toepassing van het Unierecht vaststellen indien monetaire praktijken van uitzonderlijke aard met betrekking tot een nationale munteenheid deze toepassing in gevaar kunnen brengen. Die uitvoeringshandelingen kunnen uitsluitend zolang als strikt noodzakelijk is van de bestaande regels afwijken. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

    Het Europees Parlement, de Raad en de lidstaten worden onverwijld in kennis gesteld van de in de eerste alinea bedoelde maatregelen.

    2.  

    Indien uitzonderlijke monetaire praktijken met betrekking tot een nationale munteenheid de toepassing van het Unierecht allicht in gevaar zullen brengen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening met afwijkingen van dit hoofdstuk, en wel in de volgende gevallen:

    a) 

    een lidstaat hanteert abnormale wisselkoerstechnieken, zoals meervoudige wisselkoersen, of past ruilovereenkomsten toe;

    b) 

    de munteenheid van een lidstaat is niet op de officiële wisselmarkten genoteerd of zou zich zodanig kunnen ontwikkelen dat er waarschijnlijk verstoringen van het handelsverkeer ontstaan.

    Artikel 96

    Gebruik van de euro door lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd

    1.  
    Indien een lidstaat die de euro niet heeft ingevoerd, besluit de uit de landbouwwetgeving voortvloeiende uitgaven niet in de nationale munteenheid maar in euro’s uit te voeren, neemt deze lidstaat maatregelen om te voorkomen dat het gebruik van de euro systematisch voordeel oplevert ten opzichte van het gebruik van de nationale munteenheid.
    2.  
    Voordat de in lid 1 bedoelde voorgenomen maatregelen van kracht worden, meldt de lidstaat ze eerst aan bij de Commissie. Die maatregelen worden pas van kracht nadat de Commissie die lidstaat kennis heeft gegeven van haar toestemming.



    HOOFDSTUK III

    Verslaglegging

    Artikel 97

    Financieel jaarverslag

    De Commissie dient uiterlijk op 30 september van elk jaar volgend op het begrotingsjaar een financieel verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over het beheer van het ELGF en het Elfpo in het voorgaande begrotingsjaar.



    HOOFDSTUK IV

    Transparantie

    Artikel 98

    Bekendmaking van informatie over begunstigden

    1.  
    De lidstaten zorgen ervoor dat de begunstigden van het ELGF en het Elfpo jaarlijks achteraf worden bekendgemaakt voor de toepassing van artikel 49, leden 3 en 4, van Verordening (EU) 2021/1060 en overeenkomstig de leden 2, 3 en 4 van dit artikel, met inbegrip van, indien van toepassing, de informatie over groepen waartoe de begunstigden behoren overeenkomstig artikel 59, lid 4, van deze verordening, die door die begunstigden overeenkomstig artikel 59, lid 4, van deze verordening aan de lidstaten wordt verstrekt.
    2.  
    Artikel 49, lid 3, punten a), b), d) tot en met j) en l), en artikel 49, lid 4, van Verordening (EU) 2021/1060 zijn, waar dat relevant is, van toepassing op begunstigden van het Elfpo en het ELGF. De toepassing van artikel 49, lid 3, punt e), van die verordening is beperkt tot het doel van de verrichting. Op het Elfpo is artikel 49, lid 3, punt k), van die verordening van toepassing.
    3.  

    Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

    a) 

    “verrichting”: een maatregel, sector of interventietype;

    b) 

    “totale kosten van de verrichting”: de bedragen van de betalingen die iedere begunstigde in het betrokken landbouwbegrotingsjaar heeft ontvangen voor elke maatregel, elke sector, of elk interventietype dat uit het ELGF of het Elfpo is gefinancierd; bij de betalingen in het kader van de uit het Elfpo gefinancierde interventietypes hebben de bekend te maken bedragen betrekking op de totale overheidsfinanciering en omvatten deze dus zowel de bijdrage van de Unie als de nationale bijdrage;

    c) 

    “locatie-indicator of geolocatie voor de verrichting”: de gemeente waar de begunstigde zijn woonplaats heeft of is ingeschreven, en, indien voorhanden, de postcode of het deel daarvan dat de gemeente identificeert.

    4.  
    Elke lidstaat maakt de in artikel 49, leden 3 en 4, van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde informatie op één website bekend. Die informatie blijft twee jaar lang beschikbaar, gerekend vanaf de datum van de eerste bekendmaking ervan.

    De lidstaten publiceren de in artikel 49, lid 3, punten a) en b), van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde informatie niet indien het steunbedrag dat een begunstigde in één jaar heeft ontvangen, gelijk is aan of lager is dan 1 250  EUR.

    Artikel 99

    Informeren van begunstigden over de bekendmaking van gegevens over hen

    De lidstaten stellen de begunstigden ervan in kennis dat gegevens over hen overeenkomstig artikel 98 openbaar zullen worden gemaakt en dat die gegvens ter bescherming van de financiële belangen van de Unie kunnen worden verwerkt door audit- en onderzoeksorganen en -instanties van de Unie en de lidstaten.

    In het geval van persoonsgegevens informeren de lidstaten de begunstigden overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 over hun rechten op grond van die verordening en over de voor de uitoefening van die rechten geldende procedures.

    Artikel 100

    Uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot transparantie

    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met regels voor:

    a) 

    de vorm, waaronder de wijze van presentatie per maatregel, sector of interventietype, en het tijdschema van de in de artikelen 98 en 99 bedoelde bekendmaking;

    b) 

    een eenvormige toepassing van artikel 99;

    c) 

    de samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten.

    Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 103, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.



    HOOFDSTUK V

    Bescherming van persoonsgegevens

    Artikel 101

    Verwerking en bescherming van persoonsgegevens

    1.  
    Onverminderd de artikelen 98, 99 en 100 verzamelen de lidstaten en de Commissie persoonsgegevens met het oog op het vervullen van hun verplichtingen inzake beheer, controle, audit, en monitoring en evaluatie uit hoofde van deze verordening, en in het bijzonder die waarin titel II, hoofdstuk II, titel III, hoofdstukken III en IV, titel IV en titel V, hoofdstuk III, voorzien, en verwerken deze gegevens niet op een wijze die onverenigbaar is met die doelen.
    2.  
    Wanneer persoonsgegevens worden verwerkt ten behoeve van monitoring en evaluatie uit hoofde van Verordening (EU) 2021/2115 en voor statistische doeleinden, worden ze geanonimiseerd.
    3.  
    Persoonsgegevens worden verwerkt overeenkomstig Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725. Met name worden die gegevens niet bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen te identificeren gedurende een langere periode dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor zij worden verzameld of vervolgens worden verwerkt, rekening houdend met de minimumbewaartermijnen die in het toepasselijke Unierecht en nationale recht zijn vastgesteld.
    4.  
    De lidstaten stellen de betrokkenen ervan in kennis dat hun persoonsgegevens door nationale instanties en instanties van de Unie overeenkomstig lid 1 van dit artikel kunnen worden verwerkt en dat zij in dit verband de gegevensbeschermingsrechten genieten waarin Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725 voorzien.



    TITEL VI

    GEDELEGEERDE HANDELINGEN EN UITVOERINGSHANDELINGEN

    Artikel 102

    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1.  
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
    2.  
    De in artikel 11, lid 1, artikel 17, lid 5, artikel 23, lid 2, artikel 38, lid 2, artikel 40, lid 3, artikel 41, lid 3, artikel 44, leden 4 en 5, artikel 47, lid 1, artikel 52, lid 1, artikel 54, lid 4, artikel 55, lid 6, artikel 60, lid 3, artikel 64, lid 3, artikel 74, artikel 76, lid 2, artikel 85, lid 7, artikel 89, lid 2, artikel 94, leden 5 en 6, artikel 95, lid 2, en artikel 105 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend voor een termijn van zeven jaar vanaf 7 december 2021. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van zeven jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
    3.  
    De bevoegdheidsdelegatie als bedoeld in artikel 11, lid 1, artikel 17, lid 5, artikel 23, lid 2, artikel 38, lid 2, artikel 40, lid 3, artikel 41, lid 3, artikel 44, leden 4 en 5, artikel 47, lid 1, artikel 52, lid 1, artikel 54, lid 4, artikel 55, lid 6, artikel 60, lid 3, artikel 64, lid 3, artikel 74, artikel 76, lid 2, artikel 85, lid 7, artikel 89, lid 2, artikel 94, leden 5 en 6, artikel 95, lid 2 en artikel 105 kan te allen tijde door het Europees Parlement of door de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
    4.  
    Voordat de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, raadpleegt zij de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
    5.  
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
    6.  
    Een krachtens artikel 11, lid 1, artikel 17, lid 5, artikel 23, lid 2, artikel 38, lid 2, artikel 40, lid 3, artikel 41, lid 3, artikel 44, leden 4 en 5, artikel 47, lid 1, artikel 52, lid 1, artikel 54, lid 4, artikel 55, lid 6, artikel 60, lid 3, artikel 64, lid 3, artikel 74, artikel 76, lid 2, artikel 85, lid 7, artikel 89, lid 2, artikel 94, leden 5 en 6, artikel 95, lid 2, en artikel 105 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

    Artikel 103

    Comitéprocedure

    1.  
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité, genaamd het “Comité voor de landbouwfondsen”. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

    De Commissie wordt bij de toepassing van de artikelen 11, 12, 17, 18, 23, 26, 32, 39 tot en met 44, 47, 51 tot en met 55, 58, 59, 60, 64, 75, 82, 92, 95 en 100, wat betreft aangelegenheden betreffende interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen, interventies in bepaalde sectoren, plattelandsontwikkelingsinterventies en de gemeenschappelijke marktordeningen, bijgestaan door het Comité voor de landbouwfondsen, het bij Verordening (EU) 2021/2115 ingestelde Comité voor het gemeenschappelijke landbouwbeleid en het bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 ingestelde Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten.

    2.  
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
    3.  
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.



    TITEL VII

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 104

    Intrekking

    1.  
    Verordening (EU) nr. 1306/2013 wordt ingetrokken.

    Niettemin geldt het volgende:

    a) 

    artikel 4, lid 1, punt b), artikel 5, artikel 7, lid 3, artikelen 9, 17, 21 en 34, artikel 35, lid 4, artikelen 36, 37, 38, 40 tot en met 43, 51, 52, 54, 56, 59, 63, 64, 67, 68, 70 tot en met 75, 77, 91 tot en met 97, 99 en 100, artikel 102, lid 2 en artikelen 110 en 111 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 blijven van toepassing:

    i) 

    op de uitgaven en betalingen voor steunregelingen in het kader van Verordening (EU) nr. 1307/2013 met betrekking tot het kalenderjaar 2022 en eerder;

    ii) 

    op maatregelen die tot en met 31 december 2022 zijn uitgevoerd in het kader van Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 229/2013, (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 1144/2014;

    ▼C1

    iii) 

    ten behoeve van de in artikel 5, lid 6, eerste alinea, punt c), en lid 7, van Verordening (EU) 2021/2117 van het Europees Parlement en de Raad ( 12 ) genoemde steunregelingen, op de uitgaven en betalingen die zijn gedaan voor verrichtingen die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1308/2013 zijn uitgevoerd na 31 december 2022 en tot het einde van die steunregelingen, en

    ▼B

    iv) 

    wat het Elfpo betreft, op de uitgaven die zijn gedaan door de begunstigden en de betalingen die zijn gedaan door het betaalorgaan in het kader van de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013;

    b) 

    artikel 69 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 blijft van toepassing op uitgaven en betalingen die zijn gedaan voor steunregelingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1307/2013 en in het kader van de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s die de Commissie in het kader van Verordening (EU) nr. 1305/2013 heeft goedgekeurd, en voor andere in titel II, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bepaalde GLB-maatregelen die zijn uitgevoerd vóór 1 januari 2023.

    c) 

    artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 blijft van toepassing wat betreft gedeclareerde inkomsten in het kader van de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s die door de Commissie zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EU) nr. 1305/2013, Verordening (EG) nr. 1698/2005 en Verordening (EG) nr. 27/2004 van de Commissie ( 13 );

    d) 

    Verordening (EU) nr. 1306/2013 blijft van toepassing op uitgaven die verband houden met juridische verbintenissen als bedoeld in artikel 155, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2115. Desalniettemin is artikel 31 van deze verordening van toepassing op de uitgaven die overeenkomstig artikel 155, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2115 aan de Commissie worden gemeld en die voor dit doel als een interventietype moeten worden beschouwd.

    2.  
    Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening, naar Verordening (EU) 22021/2115 en naar Verordening (EU) nr. 1308/2013, en worden gelezen in overeenstemming met de concordantietabel in de bijlage.

    Artikel 105

    Overgangsmaatregelen

    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 102 gedelegeerde handelingen vast te stellen die nodig zijn om te zorgen voor een vlotte overgang van de regelingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013, als bedoeld in artikel 104 van deze verordening, naar de in deze verordening vastgelegde regelingen, en die deze verordening aanvullen of waarmee van deze verordening wordt afgeweken.

    Artikel 106

    Inwerkingtreding en toepassing

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2023.

    Artikel 16 is evenwel van toepassing op uitgaven die vanaf 16 oktober 2022 voor het ELGF worden verricht.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




    BIJLAGE

    CONCORDANTIETABEL



    Verordening (EU) nr. 1306/2013

    Deze verordening

    Verordening (EU) 2021/2115

    Verordening (EU) nr. 1308/2013

    Artikel 1

    Artikel 1

    Artikel 2

    Artikelen 2 en 3

    Artikel 3

    Artikel 4

    Artikel 4

    Artikel 5

    Artikel 5

    Artikel 6

    Artikel 6

    Artikel 7

    Artikel 7, leden 1, 2 en 3

    Artikel 9

    Artikel 7, leden 4 en 5

    Artikel 10

    Artikel 7, lid 6

    Artikel 8

    Artikel 11

    Artikel 9

    Artikel 12

    Artikel 10

    Artikel 37, punt a)

    Artikel 11

    Artikel 44, lid 1

    Artikel 12

    Artikel 15, leden 1, 2 en 4

    Artikel 13, lid 1

    Artikel 15, lid 3

    Artikel 13, leden 2 en 3

    Artikel 14

    Artikel 15

    Artikel 16

    Artikel 14

    Artikel 17

    Artikel 20

    Artikel 18

    Artikel 21

    Artikel 19

    Artikel 22

    Artikel 20

    Artikel 23

    Artikel 21

    Artikel 24

    Artikel 22

    Artikel 25

    Artikel 23

    Artikel 26

    Artikel 24

    Artikel 15

    Artikel 25

    Artikel 16

    Artikel 26

    Artikel 17

    Artikel 27

    Artikel 18

    Artikel 28

    Artikel 19

    Artikel 29

    Artikel 30

    Artikel 36

    Artikel 31

    Artikel 27

    Artikel 32

    Artikel 28

    Artikel 33

    Artikel 29

    Artikel 34

    Artikel 30

    Artikel 35

    Artikel 31

    Artikel 36

    Artikel 32

    Artikel 37

    Artikel 33

    Artikel 38

    Artikel 34

    Artikel 39

    Artikel 35

    Artikel 40

    Artikel 38

    Artikel 41

    Artikel 39

    Artikel 42

    -

    Artikel 43

    Artikel 45

    Artikel 44

    Artikel 43, lid 1

    Artikel 45

    Artikel 46

    Artikel 46

    Artikel 43, lid 2 en artikel 47

    Artikel 47

    Artikel 49

    Artikel 48

    Artikel 50

    Artikel 49

    Artikel 51, leden 1 en 2

    Artikel 50

    Artikel 51, lid 3, en artikel 52

    Artikel 51

    Artikel 53

    Artikel 52

    Artikel 55

    Artikel 53

    -

    Artikel 54

    -

    Artikel 55

    Artikel 56

    Artikel 56

    Artikel 57

    Artikel 57

    Artikel 58

    Artikel 58

    Artikel 59

    Artikel 59

    -

    Artikel 60

    Artikel 62

    Artikel 61

    Artikel 63

    Artikel 62

    Artikel 60

    Artikel 63, lid 1, eerste alinea, en leden 2 tot en met 5

    -

    Artikel 63, lid 1, tweede alinea

    Artikel 61

    Artikel 64

    -

    Artikel 65

    -

    Artikel 66

    Artikel 64

    Artikel 67

    Artikel 65

    Artikel 68

    Artikel 66

    Artikel 69, lid 1, eerste alinea

    Artikel 67, lid 1, tweede alinea

    Artikel 69, lid 1, tweede alinea

    Artikel 69, lid 1, derde alinea

    Artikel 67, lid 1, vierde alinea

    Artikel 69, lid 2

    Artikel 67, lid 2

    Artikel 70

    Artikel 68

    Artikel 71

    Artikel 73

    Artikel 72

    Artikel 69

    Artikel 73

    Artikel 71

    Artikel 74, lid 1

    Artikel 72

    Artikel 74, leden 2, 3 en 4

    Artikel 75

    Artikel 44, leden 2, 3 en 5

    Artikel 76

    Artikel 74

    Artikel 77

    Artikel 78

    Artikel 75

    Artikel 79

    Artikel 76

    Artikel 80

    Artikel 77, leden 1, 2 en 5

    Artikel 81

    Artikel 78, leden 1, 2 en 3

    Artikel 82, leden 1 en 2

    Artikel 78, leden 4 en 5

    Artikel 82, leden 3 en 4

    Artikel 83, lid 1

    Artikel 79

    Artikel 83, leden 2 en 3

    Artikel 84, leden 1, 2, 3 en 4

    Artikel 80

    Artikel 84, lid 5

    Artikel 84, lid 6

    Artikel 77, lid 4

    Artikel 85, leden 1, 3 en 4

    Artikel 85, lid 2

    Artikel 77, lid 3

    Artikel 86, lid 1

    Artikel 80, lid 2, punt b)

    Artikel 86, lid 2

    Artikel 87

    Artikel 81

    Artikel 88

    Artikel 82

    Artikel 89

    Artikel 90 bis

    Artikel 90

    Artikel 116 bis

    Artikel 91

    Artikel 12

    Artikel 92

    Artikel 12

    Artikel 93

    Artikel 12

    Artikel 94

    Artikel 14

    Artikel 95

    Artikel 96

    Artikel 83

    Artikel 97

    Artikel 84

    Artikel 98

    Artikel 99

    Artikel 85

    Artikel 100

    Artikel 86

    Artikel 101, lid 1

    Artikel 101, lid 2

    Artikel 85, lid 7

    Artikel 102

    Artikel 90

    Artikel 103

    Artikel 91

    Artikel 104

    Artikel 92

    Artikel 105

    Artikel 93

    Artikel 106

    Artikel 94

    Artikel 107

    Artikel 95

    Artikel 108

    Artikel 96

    Artikel 109

    Artikel 97

    Artikel 110

    Artikel 128

    Artikel 111

    Artikel 98, leden 1, 2 en 3

    Artikel 112

    Artikel 98, lid 4

    Artikel 113

    Artikel 99

    Artikel 114

    Artikel 100

    Artikel 115

    Artikel 102

    Artikel 116

    Artikel 103

    Artikel 117

    Artikel 101

    Artikel 118

    -

    Artikel 119

    Artikel 104

    Artikel 119 bis

    Artikel 120

    Artikel 105

    Artikel 121

    Artikel 106

    Bijlage I

    Bijlage II

    Bijlage III

    Bijlage III

    Bijlage



    ( 1 ) Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

    ( 2 ) Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).

    ( 3 ) Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1).

    ( 4 ) Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).

    ( 5 ) Verordening (EU) nr. 1144/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties betreffende landbouwproducten uitgevoerd op de interne markt en in derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 56).

    ( 6 ) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

    ( 7 ) Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid („diergezondheidswetgeving”) (PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1).

    ( 8 ) Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1).

    ( 9 ) Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).

    ( 10 ) Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).

    ( 11 ) Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 3).

    ( 12 ►C1  Verordening (EU) 2021/2117 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten, (EU) nr. 1151/2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen, (EU) nr. 251/2014 inzake de definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten, (EU) nr. 228/2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie (zie bladzijde 262 van dit Publicatieblad). ◄

    ( 13 ) Verordening (EG) nr. 27/2004 van de Commissie van 5 januari 2004 houdende overgangsbepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad met betrekking tot de financiering door het EOGFL, afdeling Garantie, van de maatregelen voor plattelandsontwikkeling in Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 36).

    Top