This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52019IE1572
Opinion of the European Economic and Social Committee on ‘Fostering an entrepreneurship and innovation-friendly single market — promoting new business models to address societal challenges and transitions’(own-initiative opinion)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de bevordering van een eengemaakte markt die gunstig is voor ondernemerschap en innovatie — Bevordering van nieuwe economische modellen om de sociale uitdagingen en transities aan te pakken(initiatiefadvies)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de bevordering van een eengemaakte markt die gunstig is voor ondernemerschap en innovatie — Bevordering van nieuwe economische modellen om de sociale uitdagingen en transities aan te pakken(initiatiefadvies)
EESC 2019/01572
PB C 353 van 18.10.2019, p. 6–10
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
18.10.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 353/6 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de bevordering van een eengemaakte markt die gunstig is voor ondernemerschap en innovatie — Bevordering van nieuwe economische modellen om de sociale uitdagingen en transities aan te pakken
(initiatiefadvies)
(2019/C 353/02)
Rapporteur: Giuseppe GUERINI
Besluit van de voltallige vergadering |
24.1.2019 |
Rechtsgrondslag |
Artikel 32, lid 2, van het reglement van orde Initiatiefadvies |
Bevoegde afdeling |
Interne Markt, Productie en Consumptie |
Goedkeuring door de afdeling |
4.7.2019 |
Goedkeuring door de voltallige vergadering |
17.7.2019 |
Zitting nr. |
545 |
Stemuitslag (voor/tegen/onthoudingen) |
185/0/6 |
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1. |
Het wordt inmiddels erkend dat we een socialemarkteconomie moeten nastreven waarmee we — door nieuwe technologieën slim toe te passen — het hoofd kunnen bieden aan de grote problemen omtrent duurzaamheid, klimaatverandering en vermindering van de ongelijkheid. |
1.2. |
Het EESC meent dat het bedrijfsleven in dit verband een actieve en relevante bijdrage kan leveren, in aanvulling op de overheid. Met name de ondernemingen in de reële economie die waarde en werkgelegenheid creëren, zonder speculatief gebruik van de financiële hefbomen. |
1.3. |
Gezien de grote verscheidenheid van de economische modellen en ondernemingsvormen in Europa is het van belang dat wetgevingsvoorstellen inzake ondernemingen, de economie en de interne markt niet geüniformiseerd zijn, dat een uniforme aanpak wordt verworpen en in plaats daarvan de „biodiversiteit van ondernemingen” wordt versterkt. |
1.4. |
Het is essentieel dat de Europese instellingen de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie en het juiste gebruik van big data ondersteunen, zowel door het creëren van passende regels om de ontwikkeling van deze technologieën te waarborgen met inachtneming van de rechten van het individu, als door het op gecoördineerde wijze investeren van Europese en nationale overheidsmiddelen om het mondiale concurrentievermogen van de EU veilig te stellen. Met name big data en de opties daarvan moeten ook voor kleine en middelgrote ondernemingen toegankelijk zijn. |
1.5. |
De veranderingen die nieuwe technologieën, kunstmatige intelligentie en big data teweegbrengen in de productieprocessen en in de economie in het algemeen zullen ook de arbeidsmarkt ingrijpend veranderen. Het is echter belangrijk dat deze veranderingen plaatsvinden in het kader van een vruchtbare sociale dialoog en met inachtneming van de rechten en de levenskwaliteit van de werknemers. |
1.6. |
De maatregelen om kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) beter toegang te bieden tot krediet, zoals het plan-Juncker of het Cosme-programma, of het toekomstige InvestEU-programma, moeten kmo’s en sociale ondernemingen die wegens liquiditeitsproblemen en onderkapitalisatie vaak moeite hebben om te groeien, blijven steunen. Ook de ontwikkeling van een Europese durfkapitaalmarkt moet actief worden aangemoedigd. |
1.7. |
Gezien de noodzaak om de sociale samenhang en rechtvaardigheid voor een vergrijzende en krimpende Europese bevolking te garanderen, zullen sociale en onderlinge ondernemingen in de toekomst een belangrijke rol kunnen spelen. Daarom moet er meer werk worden gemaakt van de rol van zulke bedrijven, die mensen in staat stellen zich te organiseren en samen te werken om in te spelen op de voortdurend groeiende sociale behoeften. |
1.8. |
Het EESC wijst er nogmaals op dat de rol van kmo’s, familie- en sociale-economieondernemingen, ambachtelijke bedrijven, kleine handelaars en landbouwers moet worden erkend en ondersteund bij de bevordering en verspreiding van een ondernemingsgeest die gericht is op de rol van individuen en lokale gemeenschappen voor de opbouw van het Europese model van een inclusieve interne markt. Bovendien kan een groter aantal mensen dankzij deze ondernemingen economische en ondernemersactiviteiten ontplooien, wat bijdraagt aan economische democratie. |
2. Context en onderwerp van het initiatief
2.1. |
Dit initiatiefadvies heeft als doel de Europese instellingen — in het kader van de acties om de eengemaakte markt te versterken — input te leveren voor het bevorderen van de juiste randvoorwaarden voor de ontwikkeling van een verscheidenheid aan bedrijfsvormen die de uitdagingen kunnen aangaan waar de samenleving voor wordt gesteld. |
2.2. |
Het wordt inmiddels erkend dat we een socialemarkteconomie moeten nastreven waarmee we — door nieuwe technologieën slim toe te passen — het hoofd kunnen bieden aan de grote problemen omtrent duurzaamheid, beperking van de schadelijke effecten van klimaatverandering, vermindering van de ongelijkheid, demografische spanningen, de sterke migratiedruk aan de buitengrenzen van de EU en de energietransitie. |
2.3. |
Het EESC meent dat het bedrijfsleven in dit verband een belangrijke bijdrage kan leveren, uiteraard in aanvulling op de overheid. We kunnen de in de vorige alinea aangehaalde grote transformaties dan ook het hoofd bieden door het innovatiepotentieel van het ondernemerschap te benutten. Sommige modellen van economische ontwikkeling en bepaalde ondernemingsvormen blijken echter meer geneigd te zijn om sociale innovaties voor hun rekening te nemen, die steeds meer onmisbaar lijken voor het welslagen van een duurzamere en inclusievere economie. |
2.4. |
Volgens het EESC zijn er sterke overeenkomsten tussen een interne markt die gunstig is voor innovatie en nieuw ondernemerschap en de VN-agenda voor 2030 voor het halen van de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling. De doelstellingen voor groei en innovatie, die essentieel zijn voor het behoud van de welvaart in de EU-landen, moeten niet alleen solide, maar ook duurzaam zijn. |
2.5. |
In de afgelopen jaren heeft het EESC vele adviezen goedgekeurd over de volgende belangrijke onderwerpen:
|
2.6. |
Het EESC is van mening dat er verschillende economische „ecosystemen” bestaan die de aandacht van de Europese wetgever verdienen om de werking van de interne markt te bevorderen. Het economisch systeem van de EU is divers en omvat multinationals, nationale ondernemingen en zeer veel plaatselijke bedrijven. Vaak zijn deze bedrijven onderverdeeld in regionale productieketens: grootstedelijke gebieden, met stedelijke systemen met een hoge dichtheid en landelijke en perifere gebieden, waar het niet altijd gemakkelijk is om welzijn en sociale cohesie te garanderen, tenzij er speciaal aandacht wordt besteed aan het toegankelijk maken van technologische innovatie, ook in decentrale gebieden. |
2.7. |
In al deze omgevingen moeten de verschillende bedrijfsvormen worden samengebracht en geïntegreerd, en al deze omgevingen verdienen specifieke aandacht ten aanzien van wetgevingsmaatregelen en overheidsinvesteringen. Daarom is het belangrijk dat de wet- en regelgevingsvoorstellen met betrekking tot het bedrijfsleven, de economie en de interne markt niet allemaal geüniformiseerd zijn en dat geen „one size fits all”-benadering wordt gehanteerd. |
3. Naar een nieuw technologisch, duurzaam en inclusief Europa
3.1. |
We moeten nieuwe productiemethoden voor goederen en diensten ontwikkelen aan de hand van de digitale economie en nieuwe technologieën die de potentie hebben om de wijze waarop Europese bedrijven hun activiteiten ontwikkelen, te veranderen. |
3.2. |
In dit verband is het van fundamenteel belang dat de Europese instellingen de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie naar behoren ondersteunen door passende regels tot stand te brengen voor de ontwikkeling van deze technologie — met inachtneming van de rechten van het individu — en door op gecoördineerde wijze Europese en nationale overheidsmiddelen te investeren om geen terrein te verliezen aan spelers als de Verenigde Staten en China. |
3.3. |
Ook het gebruik, de verwerking en de opslag van big data spelen een fundamentele rol in het waarborgen van een concurrerende Europese markt, aangezien de capaciteit voor gegevensverwerking en de mogelijkheden om dergelijke gegevens te gebruiken voor economische-ontwikkelingsstrategieën en persoonlijke dienstverlening blijven stijgen. We moeten er echter voor zorgen dat de rechten van het individu, de fundamentele vrijheden en de nieuwe Europese AVG-regelgeving in acht worden genomen bij de verwerking en ontwikkeling van die gegevens. |
3.4. |
Het Europese bedrijfsleven en de Europese economie beschikken over de eigenschappen die nodig zijn om de digitale transformatie het hoofd te bieden en vormen een succesvol ecosysteem dat een verscheidenheid aan internationale en lokale bedrijven omvat die kunnen concurreren op het wereldtoneel. Met het oog hierop hebben we dringend behoefte aan een verenigd, verbonden, coherent en concurrerend Europa. Een positieve ervaring in dit verband zijn de Digitale-innovatiehubs die in veel lokale economische systemen worden opgezet. |
3.5. |
De grote veranderingen die nieuwe technologieën, kunstmatige intelligentie en big data teweegbrengen in de productieprocessen en in de economie in het algemeen zullen ook de arbeidsmarkt ingrijpend veranderen. Sommige banen zullen verdwijnen, nieuwe zullen ontstaan en weer andere zullen diepgaande veranderingen ondergaan. Het is belangrijk dat deze veranderingen plaatsvinden tegen de achtergrond van een vruchtbare sociale dialoog en met inachtneming van de rechten van de werknemers, die moeten worden ondersteund in verband met bescherming en levenslang leren. |
3.6. |
Het fiscaal beleid is een andere factor die van fundamenteel belang is voor de groei. De Europese Commissie heeft zich tijdens deze zittingsperiode uitgebreid met belastingkwesties beziggehouden. Het EESC meent dat de doeltreffendheid van de fiscale regels en een redelijke mate van harmonisatie daarvan fundamenteel zijn voor de versterking van de interne markt. Verder zou het op Europees niveau bevorderd fiscaal beleid instrumenten moeten ondersteunen die de groei van bedrijven stimuleren, zoals investeringen in O & O en de toegang tot kapitaal in de vorm van eigen vermogen. |
3.7. |
De Europese kmo’s en de bedrijven van de sociale economie hebben nog steeds te lijden onder structurele problemen en onder het gebrek aan gunstige voorwaarden voor hun ontwikkeling, ondanks de vele inspanningen om hen te ondersteunen. Bovendien produceren kmo’s vaak laag- tot gemiddeld-technologische producten, verlenen zij vaak laag-kennisintensieve diensten en hebben zij moeite om grensoverschrijdende markten te betreden. Deze ondernemingen moeten verder worden ondersteund, aangezien ze, zoals de Commissie in herinnering brengt, 99 % van alle Europese bedrijven uitmaken, en bovendien goed zijn voor 67 % van de werkgelegenheid (4). Hoewel de beginselen van de vrije markt en concurrentie moeten worden geëerbiedigd, moeten deze bedrijven daarom adequaat worden ondersteund met een industrieel en fiscaal beleid dat bevorderlijk is voor het creëren van gemeenschappelijke waarde en niet zozeer voor de concentratie van rijkdom. |
3.8. |
In dit opzicht moeten de steunmaatregelen om kmo’s toegang te bieden tot krediet — zoals het plan-Juncker en het bijbehorende systeem van overheidsgaranties, het Cosme-programma of het InvestEU-programma — kmo’s en sociale ondernemingen blijven steunen. In dit verband moet de particuliere participatie in start-ups en kmo’s beter worden ondersteund door de ontwikkeling van een Europese markt voor durf- en risicokapitaal, die nog steeds van geheel andere omvang is dan in de VS. De goedkeuring van beleid dat de investering van particulier kapitaal in Europese bedrijven begunstigt, moet ook gepaard gaan met concrete maatregelen om de aanwerving van talent en vaardigheden van buiten de EU. |
3.9. |
Uit gegevens van de Wereldbank blijkt dat de Europese Unie (5) gemiddeld de 53e plaats inneemt op de wereldranglijst wat betreft het gemak om een bedrijf te starten en op de 29e plaats voor wat betreft het algemeen gemak om zaken te doen. Wat dit laatste betreft, staan de Verenigde Staten echter op de 8e plaats. Daarom benadrukt het EESC het belang van ondersteuning en stimulering van bedrijfsactiviteiten voor de productie van goederen en diensten door middel van vereenvoudiging van administratieve lasten voor de Europese ondernemers. |
3.10. |
De markt van de overheidsopdrachten is momenteel goed voor zo'n 16 % van het bbp van Europa en vertegenwoordigt een waarde van circa 1,9 biljoen EUR. De nieuwe richtlijnen uit 2014 voor overheidsopdrachten (6) en concessies (7) hadden als doel om bij door nationale overheden beheerde aanbestedingen meer aandacht te schenken aan de sociale en milieuaspecten. De Commissie heeft toegegeven dat dit doel echter nog lang niet is gehaald. Het EESC beveelt de Commissie aan om meer en doeltreffender aandacht te schenken aan de sociale en milieuaspecten in een sector die van oudsher een cruciale rol vervult voor de eengemaakte markt. |
3.11. |
De toenemende internationale uitdagingen enerzijds en de noodzaak om te zorgen voor cohesie en sociale gelijkheid anderzijds maken duidelijk welke rol sociale ondernemingen kunnen spelen in de huidige omstandigheden. Er moet dus meer worden gedaan om het bestaan en de rol van bedrijven te erkennen waarin het streven van mensen om zelf te voorzien in hun sociale behoeften volledig tot uiting komt. |
3.12. |
In het handelen en de motivatie van kleine ondernemingen en sociale bedrijven staat altijd de mens centraal — en niet het kapitaal, dat draait om doelen die rendement opleveren. Door uit te gaan van mensen zijn deze ondernemingen geworteld in de plaatselijke gemeenschap en gaan ze er duurzame verbindingen mee aan, waardoor zij een bijdrage leveren aan het lokale welzijn en de sociale cohesie. Een veelzeggend voorbeeld in dit verband is het Belgische en Zweedse systeem (8) van vouchers voor huishoudelijk werk. Deze systemen voorzien in specifieke fiscale kortingen voor gebruikers en beogen zwartwerk te bestrijden, waarbij zowel de dienstverlener, die beter beschermd wordt, als de fiscus profiteren. |
3.13. |
De verbondenheid met de lokale gemeenschappen en met de regio draagt bij aan het concurrentievermogen omdat die mensen motiveert en toegevoegde waarde creëert in sociaal en relationeel opzicht. Op deze manier kunnen bedrijven van de sociale economie met hun bedrijfsactiviteiten een breder publiek bereiken, waardoor zij bijdragen aan een inclusief ontwikkelingsmodel. |
3.14. |
Een ander fundamenteel voordeel van sociale bedrijven is de bijdrage die zij leveren aan een democratische economie, aangezien zij miljoenen mensen de mogelijkheid bieden om een economische activiteit uit te oefenen en werk voor zichzelf te creëren overeenkomstig hun vaardigheden, capaciteiten en ambities. |
3.15. |
Dit doel hebben onder meer coöperaties, onderlinge bedrijven, stichtingen waarin lokale gemeenschappen deelnemen en sociale ondernemingen voor ogen. Deze bedrijven worden steeds meer erkend, mede dankzij het in 2011 door de Commissie gelanceerde Initiatief voor sociaal ondernemerschap, dat nu wellicht kan worden opgevolgd door een ambitieuzer, meer samenhangend initiatief. |
3.16. |
De regionale en lokale banken verdienen een speciale vermelding. Zij spelen een onvervangbare rol door miljoenen mensen toegang te bieden tot een lening. De Europese regelgeving voor deze banken is nog steeds te ongunstig en niet in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, aangezien mondiale en uitsluitend lokaal opererende banken volgens een one size fits all-benadering aan dezelfde technische regels moeten voldoen. |
4. Europese bedrijven in het macroscenario van de sociale en mondiale economie
4.1. |
We moeten beseffen dat de mondiale verhoudingen de komende jaren aanzienlijk zullen verschuiven, met name op demografisch vlak en wat betreft de productiecapaciteit en de economische macht van de verschillende landen en continenten. |
4.2. |
Bij deze verandering raakt Europa, met 500 miljoen inwoners, zijn centrale positie kwijt tegen de achtergrond van een wereldbevolking die zal stijgen van 7,6 miljard vandaag naar 9,8 miljard in 2050, waarbij de groei zich zal concentreren in negen landen (India, Nigeria, Congo, Pakistan, Ethiopië, Tanzania, de VS, Oeganda en Indonesië) (9). |
4.3. |
Tegelijkertijd zal het percentage ouderen verder toenemen en zal het aantal tachtigplussers tegen 2050 verdriedubbelen, van 137 miljoen nu tot meer dan 425 miljoen dan, en zich concentreren in Europa, waar de gemiddelde leeftijd nu rond 40-45 jaar ligt, terwijl die in de opkomende landen 25-30 jaar bedraagt. |
4.4. |
Het EESC meent dat de grote veranderingen die zich voltrekken een holistische aanpak vereisen, waarin het Europees economisch en regelgevingsbeleid wordt gecoördineerd met het beleid inzake sociale cohesie en de bescherming van de zwakste bevolkingsgroepen, zonder ouderen, personen met een handicap, achtergestelden en de allerzwaksten uit het oog te verliezen. |
4.5. |
Bij het creëren van een markt die innovatie en ondernemerschap bevordert, draait het niet alleen om industriële-ontwikkelingsplannen en economisch beleid, maar ook om het benutten van de enige zekerheid waar we nog van op aankunnen in een wereld die steeds meer onzekerheden kent: de mens. |
4.6. |
De benutting van het menselijk kapitaal kan het hele economische systeem ten goede komen, door aan te tonen dat het gedrag van mensen en ondernemingen, op economisch gebied, niet uitsluitend gericht is op het maximaliseren van winst. Zo kan de idee worden versterkt dat de drijvende kracht achter economische actie en de wens om te ondernemen, veel verder gaat dan het louter streven naar kapitaalaanwas. Dit betekent niet dat het belang van economisch succes wordt gebagatelliseerd, maar wel dat waarde ervan anders wordt gemeten. |
4.7. |
De afgelopen decennia is het succes van bedrijven, met name grote bedrijven in de digitale economie, vooral beoordeeld en gemeten aan de hand van de mogelijkheid om waarde te onttrekken in financieel opzicht, en niet zozeer de mogelijkheid om door middel van werk waarde en werkgelegenheid te creëren. |
4.8. |
Tot slot vindt het EESC dat moet worden geïnvesteerd in voortdurende scholing van de Europese burgers om hen klaar te stomen voor de voortdurende veranderingen in dit tijdsgewricht. Daarom is het essentieel om te investeren in opleidingsprogramma’s die de ondernemingszin ondersteunen en die van jongs af aan instrumenten en vaardigheden op het gebied van zelforganisatie aanreiken, naast de kennis die nodig is om de zin voor initiatief, creativiteit en de moed om risico’s te nemen aan te wakkeren. Tegelijkertijd moeten het opleidings- en het ondersteunend beleid ervoor zorgen dat de in mondiaal opzicht vergrijzende (in verband hiermee is tegenwoordig sprake van de „silver economy”) en krimpende Europese bevolking beschikt over een goede levenskwaliteit en actief bijdraagt. |
4.9. |
Iedereen moet van prioritaire waarde worden beschouwd, zoals blijkt uit de succesvolle ervaringen van sociale ondernemingen met integratie op de arbeidsmarkt, die tot solide en concurrerende bedrijven hebben geleid die werk bieden aan kwetsbare of van de traditionele arbeidsmarkt uitgesloten werknemers. |
Brussel, 17 juli 2019.
De voorzitter
van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Luca JAHIER
(1) PB C 81 van 2.3.2018, blz. 57; PB C 75 van 10.3.2017, blz. 33; PB C 75 van 10.3.2017, blz. 1 en PB C 303 van 19.8.2016, blz. 28.
(2) PB C 288 van 31.8.2017, blz. 20; PB C 283 van 10.8.2018, blz. 1; PB C 13 van 15.1.2016, blz. 8; PB C 13 van 15.1.2016, blz. 152; PB C 458 van 19.12.2014, blz. 14 en PB C 345 van 13.10.2017, blz. 15.
(3) PB C 440 van 6.12.2018, blz. 73; PB C 81 van 2.3.2018, blz. 102; PB C 62 van 15.2.2019, blz. 33; PB C 227 van 28.6.2018, blz. 70; PB C 75 van 10.3.2017, blz. 6 en PB C 62 van 15.2.2019, blz. 131.
(4) https://ec.europa.eu/growth/smes/business-friendly-environment/performance-review_en
(5) http://www.doingbusiness.org/content/dam/doingBusiness/media/Annual-Reports/English/DB2019-report_print-version.pdf
(6) PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65.
(7) PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1.
(8) http://impact-phs.eu/national-practices/sweden-rot-rut-avdrag/
(9) United Nations, World Population Prospects 2017 revision; https://population.un.org/wpp/Publications/Files/WPP2017_KeyFindings.pdf