This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32023R0609
Commission Implementing Regulation (EU) 2023/609 of 17 March 2023 reimposing a definitive anti-dumping duty on imports of electric bicycles originating in the People’s Republic of China as regards Giant Electric Vehicle (Kunshan) Co., Ltd following the judgment of the General Court in case T-242/19
Uitvoeringsverordening (EU) 2023/609 van de Commissie van 17 maart 2023 tot hernieuwde instelling van een definitief antidumpingrecht op elektrische fietsen van oorsprong uit de Volksrepubliek China wat betreft Giant Electric Vehicle (Kunshan) Co., Ltd naar aanleiding van het arrest van het Gerecht in zaak T-242/19
Uitvoeringsverordening (EU) 2023/609 van de Commissie van 17 maart 2023 tot hernieuwde instelling van een definitief antidumpingrecht op elektrische fietsen van oorsprong uit de Volksrepubliek China wat betreft Giant Electric Vehicle (Kunshan) Co., Ltd naar aanleiding van het arrest van het Gerecht in zaak T-242/19
C/2023/1627
PB L 80 van 20.3.2023, pp. 41–53
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 24/01/2025
|
20.3.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 80/41 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/609 VAN DE COMMISSIE
van 17 maart 2023
tot hernieuwde instelling van een definitief antidumpingrecht op elektrische fietsen van oorsprong uit de Volksrepubliek China wat betreft Giant Electric Vehicle (Kunshan) Co., Ltd naar aanleiding van het arrest van het Gerecht in zaak T-242/19
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de antidumpingbasisverordening”), en met name artikel 9, lid 4, en artikel 14, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
1.1. Voorafgaande onderzoeken en geldende maatregelen
|
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/73 van de Commissie (2) heeft de Europese Commissie antidumpingrechten ingesteld op elektrische fietsen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de litigieuze verordening”). |
1.2. Arrest van het Gerecht van de Europese Unie
|
(2) |
Giant Electric Vehicle (Kunshan) Co. Ltd (“Giant” of “de indiener van het verzoek”) is bij het Gerecht van de Europese Unie (“het Gerecht”) in beroep gegaan tegen de litigieuze verordening. Op 27 april 2022 wees het Gerecht zijn arrest in zaak T-242/19 (3) betreffende de litigieuze Verordening (“het arrest”). |
|
(3) |
Het Gerecht oordeelde dat de Commissie niet verplicht was de prijsonderbiedingsmarges vast te stellen en dat zij haar schadeanalyse, en dus het oorzakelijk verband, kon baseren op andere prijsverschijnselen zoals genoemd in artikel 3, lid 3, van de antidumpingbasisverordening, zoals een aanzienlijke neerwaartse druk op de prijzen van de bedrijfstak van de Unie of het in aanzienlijke mate belemmeren van prijsverhogingen. Aangezien de Commissie zich baseerde op de berekening van de prijsonderbieding in het kader van artikel 3, lid 3, heeft het Gerecht echter geoordeeld dat de Commissie bij de berekening van de prijsonderbiedingsmarge van de indiener van het verzoek geen billijke vergelijking heeft gemaakt, doordat zij in de prijzen van de producenten in de Unie bepaalde elementen mee had geteld die zij van de prijzen van de indiener van het verzoek had afgetrokken (of die niet van toepassing waren op OEM-verkopen (4), aangezien de verkoop van het betrokken product stroomafwaarts in de keten (5) door de onafhankelijke afnemer werd verricht). Het Gerecht merkte op dat als gevolg van deze methodologische fout onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie werd vastgesteld zonder dat het belang of het bestaan ervan naar behoren was aangetoond. |
|
(4) |
Gezien het belang dat de Commissie aan het bestaan van prijsonderbieding hechtte bij haar vaststelling van schade en in haar conclusie inzake het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en die schade, oordeelde het Gerecht dat de fout bij de berekening van de prijsonderbieding volstond om de analyse door de Commissie van het oorzakelijk verband, waarvan het bestaan een essentieel element is voor de instelling van maatregelen, ongeldig te verklaren. |
|
(5) |
Ten slotte merkte het Gerecht op dat ongeacht de analoge toepassing van artikel 2, lid 9, van de antidumpingbasisverordening voor de beoordeling van het bestaan van schade in de zin van artikel 3 van die verordening, het oneerlijke karakter van de in het kader van het tweede onderdeel van dat middel aangevoerde vergelijking hoe dan ook de analyse van de Commissie in het kader van die bepalingen heeft aangetast (6). |
|
(6) |
Het Gerecht overwoog ook dat de schademarge is vastgesteld op grond van een vergelijking met de gewogen gemiddelde invoerprijs van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, naar behoren gecorrigeerd voor invoerkosten en douanerechten, zoals was vastgesteld voor de berekening van de prijsonderbieding (7). Volgens het Gerecht kon derhalve niet worden uitgesloten dat de schademarge van de bedrijfstak van de Unie zonder de methodologische fout betreffende de onderbieding door de prijzen van de indiener van het verzoek zou zijn vastgesteld op een niveau dat nog lager was dan in de litigieuze verordening en zelfs nog lager dan de daarin vastgestelde dumpingmarge. In dat geval moet het bedrag van het desbetreffende recht overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de antidumpingbasisverordening worden verlaagd tot een bedrag dat voldoende is om de schade weg te nemen (8). |
|
(7) |
Gezien het voorgaande heeft het Gerecht de litigieuze verordening nietig verklaard voor zover zij Giant betreft. |
1.3. Uitvoering van het arrest van het Gerecht
|
(8) |
Artikel 266 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) bepaalt dat de instellingen de maatregelen moeten nemen die nodig zijn ter uitvoering van de arresten van het Hof van Justitie. Indien een door de instellingen van de Unie in het kader van een bestuurlijke procedure, zoals het antidumpingonderzoek in casu, vastgestelde handeling nietig wordt verklaard, wordt aan een arrest van het Gerecht uitvoering gegeven door de nietig verklaarde handeling te vervangen door een nieuwe waarin de door het Gerecht vastgestelde onwettigheid wordt opgeheven (9). |
|
(9) |
Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie mag de procedure ter vervanging van de nietig verklaarde handeling worden hervat op het precieze punt waarop de onwettigheid is ontstaan (10). Dit houdt met name in dat wanneer een handeling tot afsluiting van een bestuurlijke procedure nietig wordt verklaard, de nietigverklaring niet noodzakelijkerwijs betrekking heeft op de voorbereidende handelingen, zoals die tot inleiding van de antidumpingprocedure. Wanneer bijvoorbeeld een verordening tot instelling van definitieve antidumpingmaatregelen nietig wordt verklaard, betekent dit dat de antidumpingprocedure na de nietigverklaring nog hangende is, aangezien de handeling tot afsluiting van de antidumpingprocedure uit de rechtsorde van de Unie is verdwenen (11), tenzij de onwettigheid al in het stadium van de inleiding heeft plaatsgevonden. |
|
(10) |
In de onderhavige zaak heeft het Gerecht de litigieuze verordening om een en dezelfde reden nietig verklaard (namelijk dat de Commissie bij de vaststelling van het bestaan van aanzienlijke prijsonderbieding in de analyse van de prijsonderbieding geen billijke vergelijking in hetzelfde handelsstadium heeft gemaakt). Volgens het Gerecht tastte deze fout ook de analyse van het oorzakelijk verband en mogelijk de voor de indiener van het verzoek geldende schademarge aan. |
|
(11) |
De overige bevindingen en conclusies in de litigieuze verordening die niet zijn betwist, of die zijn betwist maar niet door het Gerecht zijn onderzocht, blijven geldig en worden door deze heropening niet beïnvloed (12). |
|
(12) |
Naar aanleiding van het arrest van het Gerecht heeft de Commissie op 6 juli 2022 een bericht (“het bericht van heropening”) gepubliceerd waarin zij aangeeft het oorspronkelijke onderzoek betreffende de invoer van elektrische fietsen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“VRC”), dat heeft geleid tot de vaststelling van de litigieuze verordening, voor zover deze betrekking had op Giant, te heropenen en het onderzoek te hervatten op het punt waarop de onregelmatigheid zich heeft voorgedaan (13). |
|
(13) |
De reikwijdte van de heropening was beperkt tot de uitvoering van het arrest van het Gerecht met betrekking tot Giant. |
|
(14) |
Op 6 juli 2022 heeft de Commissie voorts de invoer van elektrische fietsen van oorsprong uit de VRC, vervaardigd door Giant, aan registratie onderworpen en de nationale douaneautoriteiten verzocht besluiten inzake terugbetaling van de nietig verklaarde rechten uit te stellen tot het resultaat van het nieuwe onderzoek is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (“de registratieverordening”) (14). |
|
(15) |
De Commissie heeft de belanghebbenden op de hoogte gesteld van de heropening en verzocht om binnen de in het bericht van heropening vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. |
|
(16) |
Eén belanghebbende, Giant, verzocht binnen die termijn om te worden gehoord en werd daartoe in de gelegenheid gesteld. |
|
(17) |
Na de mededeling van de definitieve bevindingen verzochten zowel Giant als de European Bicycle Manufacturers Association (EBMA) om te worden gehoord en zij werden daartoe in de gelegenheid gesteld. |
|
(18) |
Geen van de belanghebbenden heeft om een hoorzitting met de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures verzocht. |
1.4. Procedurele stappen ter uitvoering van het arrest van het Gerecht
|
(19) |
Na de heropening stuurde de Commissie verzoeken om informatie naar de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de aan hen verwante handelsondernemingen. |
|
(20) |
Alle in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben op de verzoeken om informatie gereageerd. |
|
(21) |
De Commissie heeft overeenkomstig artikel 16 van de antidumpingbasisverordening controles ter plaatse uitgevoerd bij de volgende ondernemingen:
|
1.5. Onderzoektijdvak
|
(22) |
Het onderzoek heeft betrekking op de periode van 1 oktober 2016 tot en met 30 september 2017 (“het onderzoektijdvak”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de schade heeft betrekking op de periode van 1 januari 2014 tot het einde van het onderzoektijdvak (“de beoordelingsperiode”). |
2. OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN OVER DE HEROPENING VAN HET ONDERZOEK
|
(23) |
De Commissie heeft van Giant en van de importeur Rad Power Bikes NL opmerkingen ontvangen die specifiek betrekking hadden op de heropening van het onderzoek. |
|
(24) |
Giant voerde aan dat een onderzoek in de overeenkomstig artikel 5, lid 9, ingeleide procedures, voor zover mogelijk, binnen één jaar moet worden afgesloten krachtens artikel 6, lid 9, van de antidumpingbasisverordening. Het wordt in ieder geval binnen 15 maanden na de opening ervan afgesloten, overeenkomstig de krachtens artikel 8 gedane bevindingen voor verbintenissen of de krachtens artikel 9 gedane bevindingen voor definitieve maatregelen. Giant voerde voorts aan dat artikel 5.10 van de WTO-overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel 1994 (hierna: “WTO-antidumpingovereenkomst”) bepaalt dat een onderzoek, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, binnen een jaar na de opening moet worden afgesloten en in geen geval langer dan 18 maanden mag duren. Giant voerde aan dat het verplichte en absolute karakter van de termijnen van artikel 5.10 van de WTO-antidumpingovereenkomst herhaaldelijk is bevestigd door de WTO-Beroepsinstantie en de WTO-panels, met name in EC — Fasteners (EG — Bevestigingsmiddelen), waarin de WTO-Beroepsinstantie heeft verklaard dat onderzoeken krachtens artikel 5.10 binnen twaalf maanden, of in bijzondere omstandigheden binnen 18 maanden, moeten worden afgesloten (15), en in Morocco — Hot-Rolled Steel (Turkey) (16) (Marokko — warmgewalst staal (Turkije)), waarin het panel van oordeel was dat artikel 5.10 geen uitzonderingen toestaat wat betreft de naleving van de termijnen van die bepaling. Giant voerde verder aan dat in het bericht van heropening uitdrukkelijk wordt erkend dat de huidige procedure neerkomt op voortzetting van het oorspronkelijke onderzoek en dat het oorspronkelijke antidumpingonderzoek op 20 oktober 2017 was geopend en derhalve uiterlijk op 20 januari 2019 moest zijn afgerond om te voldoen aan de verplichte termijn van artikel 6, lid 9, van de antidumpingbasisverordening. Bijgevolg voerde Giant aan dat de heropening van het oorspronkelijke onderzoek in juli 2022 neerkomt op een verlenging van het onderzoek tot na de in artikel 6, lid 9, van de antidumpingbasisverordening vastgestelde verplichte termijn voor de afsluiting van onderzoeken en ook in strijd is met de termijnen van artikel 5.10 van de WTO-antidumpingovereenkomst. |
|
(25) |
De Commissie merkte op dat volgens vaste rechtspraak (17) de in artikel 6, lid 9, van de antidumpingbasisverordening vastgestelde termijn van 15 maanden voor de afsluiting van een onderzoek niet van toepassing is op situaties waarin een procedure wordt heropend na een rechterlijke beslissing. Artikel 6, lid 9, heeft dus alleen betrekking op de oorspronkelijke procedures en niet op de procedures die zijn heropend naar aanleiding van een arrest waarbij een handeling nietig of ongeldig is verklaard. De door Giant aangehaalde WTO-zaken lijken niet ter zake te doen, aangezien zij niets afdoen aan het feit dat artikel 5.10 van de WTO-antidumpingovereenkomst verder reikt dan de oorspronkelijke onderzoeken. Daarom wordt dit argument afgewezen. |
|
(26) |
Giant voerde voorts aan dat de Commissie het oorspronkelijke antidumpingonderzoek niet mag heropenen ten aanzien van Giant, aangezien de door het Gerecht vastgestelde materiële fout niet alleen van invloed was op het onderzoek met betrekking tot Giant, maar ook op de algemene analyse van de schade en het oorzakelijk verband, die, althans gedeeltelijk, op de bevindingen met betrekking tot Giant was gebaseerd. Giant voerde verder aan dat de Commissie, om te voldoen aan het arrest van het Gerecht in zaak T-242/19, het oorspronkelijke onderzoek niet mocht heropenen, maar de antidumpingmaatregelen ten aanzien van elektrische fietsen moest intrekken voor zover het Giant betrof. Rad Power Bikes NL voerde ook aan dat de bevindingen van het Gerecht de Commissie ertoe zouden verplichten de opgelegde maatregelen in te trekken. |
|
(27) |
De Commissie is het niet eens met de argumenten dat het niet mogelijk is een onderzoek te heropenen om een door de Europese rechterlijke instanties vastgestelde onwettigheid te verhelpen. In het arrest Jindal (18) heeft het Gerecht namelijk geoordeeld dat de Commissie een onderzoek kan heropenen en het kan hervatten op het punt waarop de onregelmatigheid zich heeft voorgedaan, de onregelmatigheid kan corrigeren en opnieuw maatregelen kan instellen tijdens de toepassingsperiode van de litigieuze verordening, zelfs in het geval van een materiële of methodologische fout. De Commissie ziet ook niet in hoe de door Giant aangehaalde WTO-bepalingen en rechtspraak de beweringen zouden staven, aangezien zij geen betrekking hebben op de correctie van onwettigheden na een rechtszaak. |
|
(28) |
Bovendien heeft de Commissie in dit heropende onderzoek, zoals toegelicht in de punten 3 en 4, de methodologische fout gecorrigeerd, zoals het Gerecht in zijn arrest in zaak T-242/19 heeft geëist, door de berekening van de prijsonderbieding van Giant te herzien. De Commissie heeft ook de schademarge van Giant herberekend door dezelfde methodologische fout weg te nemen. Gezien de conclusie van het Gerecht dat deze kwestie ook van invloed is op de algemene bevindingen inzake schade en oorzakelijk verband, heeft de Commissie haar analyse van zowel de schade als het oorzakelijk verband herzien, zoals toegelicht in de punten 3 en 4. Daarom was de Commissie van oordeel dat haar herziene bevindingen volledig in overeenstemming zijn met het arrest van het Gerecht in zaak T-242/19. Aangezien het recht op basis van de herziene bevindingen werd verlaagd maar niet afgeschaft, was het niet nodig de antidumpingmaatregelen ten aanzien van elektronische fietsen in te trekken voor zover het Giant betreft. Daarom wees de Commissie die argumenten af. |
|
(29) |
Giant voerde ook aan dat de Commissie, indien zij het heropende onderzoek zou voortzetten, ook alle andere fouten die Giant voor het Gerecht betwistte, moet corrigeren. Giant voerde met name aan dat de Commissie de fouten met betrekking tot haar berekening van de dumpingmarge (met inbegrip van de BMO-aanvraag en de beoordeling van de normale waarde) moet corrigeren. Giant stelde dat een billijke vergelijking overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de antidumpingbasisverordening niet was gewaarborgd. |
|
(30) |
De Commissie heeft dit argument afgewezen. In punt 125 van zijn arrest in zaak T-242/19 concludeerde het Gerecht dat de verordening nietig moest worden verklaard voor zover zij Giant betreft, omdat de wettigheid van de litigieuze verordening door de methodologische fout bij de berekening van de prijsonderbieding kon worden aangetast doordat de analyse van de Commissie inzake de schade en het oorzakelijk verband hierdoor ongeldig werd. Het Gerecht achtte het niet nodig de gegrondheid van andere door de indiener van het verzoek aangevoerde argumenten te onderzoeken of te beoordelen. Zoals aangegeven in de overwegingen 8 en 11, bepaalt artikel 266 VWEU dat de instellingen de nodige maatregelen moeten nemen om te voldoen aan de arresten van het Gerecht, en blijven de overige bevindingen en conclusies in de litigieuze verordening die niet zijn betwist of die wel zijn betwist, maar niet door het Gerecht zijn onderzocht, onverkort geldig. Aangezien het heropende onderzoek niet tot doel heeft de gehele zaak te herzien, maar om de door het Gerecht vastgestelde specifieke fouten te verhelpen, achtte de Commissie het niet nodig de dumpingmarge van Giant te herzien. |
|
(31) |
Giant wees er voorts op dat de Commissie zowel in het oorspronkelijke als in het heropende onderzoek niet alle informatie had verstrekt die de onderneming nodig had om te kunnen beoordelen of de uitvoerprijzen van Giant op billijke wijze waren vergeleken met die van de bedrijfstak van de Unie. Daarom heeft Giant de Commissie verzocht om in het kader van het heropende onderzoek relevante informatie over de verkoopkanalen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie bekend te maken. |
|
(32) |
Hoewel de Commissie bij het standpunt bleef om specifieke details inzake de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie vertrouwelijk te behandelen, achtte zij het passend Giant in kennis te stellen van het volgende: de vier in de steekproef opgenomen producenten in de Unie verkochten ongeveer 46 % van hun verkoopvolume via verbonden handelaren. In totaal verkochten tien verbonden handelaren elektrische fietsen aan niet-verbonden ondernemingen, naast de rechtstreekse verkoop door de in de steekproef opgenomen producenten. De rechtstreekse verkoop bedroeg derhalve ongeveer 54 % van het verkoopvolume in de Unie. |
|
(33) |
Giant voerde aan dat de Commissie, in tegenstelling tot wat zij in haar bericht van heropening opmerkte, verplicht was een billijke vergelijking te maken tussen de prijzen van de ingevoerde elektrische fietsen en de prijzen van door de producenten in de Unie op de markt van de Unie verkochte elektrische fietsen. Giant voerde aan dat de Commissie op grond van artikel 3, leden 2 en 3, van de antidumpingbasisverordening een positieve verplichting heeft om een dergelijke prijsvergelijking te maken, bijvoorbeeld tussen de prijzen van ingevoerde elektrische fietsen en de werkelijke prijzen van de bedrijfstak van de Unie, om de prijseffecten van de betrokken invoer te onderzoeken. In deze billijke vergelijking moet rekening worden gehouden met de mate waarin de betrokken verkoopprijzen aan mededinging onderhevig zijn, alsook met verschillen wat betreft de vraag of dergelijke verkopen merkproducten dan wel OEM-producten betroffen. |
|
(34) |
De Commissie heeft in haar herziene analyse van de prijsonderbieding, de schade, het oorzakelijk verband en de schademarge en in de bevindingen in de punten 3 en 4 rekening gehouden met de argumenten van Giant en met de opmerkingen in het arrest van het Gerecht. |
|
(35) |
Giant merkte ook op dat in de registratieverordening uitdrukkelijk werd erkend dat “de uiteindelijke aansprakelijkheid voor de betaling van eventuele antidumping- en compenserende rechten [zal] voortvloeien uit de bevindingen van het nieuwe onderzoek” (19) en dat daaruit volgens Giant volgt dat eventuele uiteindelijke aansprakelijkheid alleen van toepassing kan zijn op toekomstige invoer, dat wil zeggen producten die na de inwerkingtreding van die rechten in het vrije verkeer worden gebracht. Giant voerde aan dat dit standpunt wordt ondersteund door de conclusie van de advocaat-generaal in zaak C-458/98 (IPS) en in de standpunten die de Commissie in het verleden zelf heeft ingenomen (20). Daarom konden herberekende rechten volgens Giant alleen worden ingesteld op de toekomstige invoer van door Giant vervaardigde elektrische fietsen, oftewel fietsen die na de bekendmaking van de verordeningen tot herinstelling van de rechten in het vrije verkeer zullen worden gebracht. Giant voerde verder aan dat het opnieuw instellen van herberekende rechten met betrekking tot invoer uit het verleden ook in strijd is met de aard van de antidumpingrechten, die geen strafmaatregelen zijn ter compensatie van de schade die de bedrijfstak van de Unie in het verleden heeft geleden, maar een middel zijn om toekomstige schade te voorkomen (21). |
|
(36) |
Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie dat artikel 10, lid 1, van de antidumpingbasisverordening (22) niet in de weg staat aan het opnieuw instellen van antidumpingrechten op de invoer die heeft plaatsgevonden tijdens de periode waarin ongeldig verklaarde verordeningen van toepassing waren (23). Zoals in overweging 14 van de registratieverordening is uiteengezet, kan de hervatting van de administratieve procedure en het eventuele opnieuw instellen van rechten niet in strijd worden geacht met het verbod van terugwerkende kracht (24). Bijgevolg werd het argument van Giant dat de rechten niet opnieuw kunnen worden ingesteld op invoer die vóór de bekendmaking van de (toekomstige) uitvoeringsverordening van de Commissie in het vrije verkeer wordt gebracht, afgewezen. |
|
(37) |
Rad Power Bikes NL merkte op producten van andere Chinese exporteurs in te voeren die vergelijkbaar waren met de ingevoerde producten van Giant, en dat deze invoer was onderworpen aan rechten die werden berekend en ingesteld op basis van de desbetreffende schademarge. De onderneming voerde daarom aan dat de Commissie bij de herberekening van de toepasselijke rechten voor Giant ook de toepasselijke rechten voor de andere Chinese exporteurs waarop de rechten van toepassing zijn, moet herzien en verlagen, zowel wat betreft ondernemingen waaraan individuele rechten zijn toegekend als wat betreft de andere niet in de steekproef opgenomen medewerkende Chinese exporteurs. |
|
(38) |
Zoals uiteengezet in overweging 30 is het heropende onderzoek niet bedoeld om alle bevindingen van de litigieuze verordening te herzien, maar om uitvoering te geven aan de specifieke bevindingen van het Gerecht voor zover zij betrekking hebben op Giant. Het Gerecht heeft de litigieuze verordening niet nietig verklaard wat betreft andere producenten-exporteurs. Daarom achtte de Commissie het niet noodzakelijk of passend haar oorspronkelijke bevindingen voor de andere aan de rechten onderhevige Chinese exporteurs te herzien. De Commissie heeft dat argument derhalve afgewezen. |
|
(39) |
In zijn opmerkingen na de mededeling van de definitieve bevindingen herhaalde Giant zijn argumenten ter betwisting van de rechtmatigheid van het met terugwerkende kracht opnieuw instellen van de herziene antidumpingrechten van Giant, zoals vermeld in overweging 35. Aangezien er echter geen nieuwe argumenten werden aangevoerd, werd de afwijzing van zijn argumenten bevestigd. |
3. HERBEOORDELING VAN DE PRIJSONDERBIEDINGSMARGE VAN GIANT EN DE SCHADEBEVINDINGEN
3.1. Vaststelling van de prijsonderbieding ten aanzien van Giant
|
(40) |
Zoals opgemerkt in overweging 3, heeft het Gerecht vastgesteld dat de Commissie, door zich te baseren op de berekening van de prijsonderbieding in het kader van artikel 3, lid 3, van de antidumpingbasisverordening, geen billijke vergelijking heeft gemaakt bij de berekening van de prijsonderbiedingsmarge van Giant, doordat zij in de prijzen van de producenten in de Unie bepaalde elementen mee had geteld die zij van de prijzen van Giant had afgetrokken (of die niet van toepassing waren op OEM-verkopen). Het belang of het bestaan van een dergelijke prijsonderbieding was derhalve niet naar behoren vastgesteld. |
|
(41) |
Zoals opgemerkt in overweging 155 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1012 van de Commissie (25) (“de voorlopige verordening”) heeft de Commissie de prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak vastgesteld door vergelijking van:
|
|
(42) |
Om een billijke vergelijking tussen de prijzen van Giant en die van de producenten in de Unie te waarborgen, heeft de Commissie de prijsonderbiedingsmarge van Giant herberekend door de gewogen gemiddelde verkoopprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie als bedoeld in overweging 41 op twee punten aan te passen. |
|
(43) |
Ten eerste werd, voor zover de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hun producten verkochten via verbonden handelaren, een bedrag van de verkoopprijs voor onafhankelijke afnemers (van elk type) afgetrokken om rekening te houden met de werkelijke VAA-kosten van de betrokken handelaar en een winst van 9 %. Van één producent in de Unie werd vastgesteld dat deze werkte volgens een bijzondere regeling die vergelijkbaar is met uitbesteding van productieactiviteiten. Wanneer de kosten van de verbonden handelaar in dit geval betrekking hadden op de productieactiviteiten, werden die kosten niet afgetrokken. Bij deze berekening is het winstniveau gebruikt dat voor de toepassing van artikel 2, lid 9, van de antidumpingbasisverordening in overweging 109 van de voorlopige verordening (26) is vastgesteld voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, en dat werd berekend aan de hand van de medewerkende niet-verbonden importeurs. |
|
(44) |
Ten tweede werd, wanneer prijzen op OEM-niveau moesten worden vergeleken, nog eens 2,3 % afgetrokken van de desbetreffende prijzen van de bedrijfstak van de Unie om rekening te houden met de kosten van ontwerp, marketing en onderzoek en ontwikkeling (O & O). Deze aftrek werd vastgesteld zoals toegelicht in de overwegingen 59 tot en met 72 van de litigieuze verordening. |
|
(45) |
Voor het handelsstadium werd wat het type afnemer betreft geen verdere correctie nodig geacht, omdat het onderzoek had uitgewezen dat er geen consistent en duidelijk prijsverschil bestaat tussen de verkoop aan handelaren en aan detailhandelaren in de Unie. |
|
(46) |
In zijn opmerkingen na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde Giant aan dat de vergelijking tussen zijn uitvoerprijzen en die van de bedrijfstak van de Unie moest worden gemaakt op het moment van de eerste verkoop aan een niet-verbonden afnemer, zonder correcties voor VAA-kosten en winst aan beide zijden van de berekening. Giant voerde aan dat de Commissie deze benadering heeft gevolgd bij de uitvoering van het arrest van het Gerecht in de zaak Jindal. Volgens Giant zou met deze methode een billijke vergelijking mogelijk worden gemaakt. |
|
(47) |
De Commissie herinnerde eraan dat de vergelijking tussen de prijzen van de producent-exporteur en die van de bedrijfstak van de Unie in de zaak Jindal werd gemaakt op het niveau van niet-verbonden afnemers vanwege de bijzondere omstandigheden in die zaak, waarbij de markt geografisch verdeeld was en de concurrentie plaatsvond op het niveau van aanbestedingen. Elke zaak wordt uitgevoerd op basis van de specifieke feiten en omstandigheden ervan, in het licht van het specifieke arrest. Giant heeft niet uitgelegd waarom de omstandigheden in deze zaak dezelfde benadering als in de zaak Jindal zouden rechtvaardigen en waarom de benadering van de Commissie in strijd is met het arrest van het Gerecht. De Commissie merkte verder op dat de uitvoerprijzen in het oorspronkelijke onderzoek in voorkomend geval werden gecorrigeerd voor de VAA-kosten van de verbonden handelaren en een fictieve winst, overeenkomstig de praktijk van de Commissie om naar analogie dezelfde methode toe te passen als die van artikel 2, lid 9, van de basisverordening. Deze benadering werd uitdrukkelijk bevestigd door het Hof van Justitie in het arrest Hansol (27), waarin werd benadrukt dat zij onder de ruime beoordelingsbevoegdheid valt waarover de Commissie beschikt bij de toepassing van artikel 3, lid 2, van de basisverordening. Het argument werd daarom afgewezen. |
|
(48) |
Giant voerde verder aan dat, subsidiair ten opzichte van het in overweging 46 beschreven argument, de Commissie voor de rechtstreekse verkoop van de bedrijfstak van de Unie aan detailhandelaren extra kortingen moet toepassen op de verkoopprijzen van de producent in de Unie voor VAA-kosten en winst voor de interne verkoopafdelingen. |
|
(49) |
De Commissie herinnerde er echter aan dat de in de overwegingen 42 tot en met 45 uiteengezette aanpak een billijke vergelijking waarborgde door de uitvoerprijzen en die van de bedrijfstak van de Unie op dezelfde wijze voor dezelfde verkoopkanalen aan te passen door dezelfde methode te gebruiken. Dit betekende dat zowel de uitvoerprijzen als de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie werden gecorrigeerd voor VAA-kosten en winst indien de verkoop via verbonden handelaren plaatsvond, terwijl de directe verkoop niet werd gecorrigeerd. Een correctie van de directe verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie, zoals Giant suggereert, zou derhalve leiden tot een asymmetrie ten nadele van de bedrijfstak van de Unie ten opzichte van de uitvoerprijzen van Giant voor de overeenkomstige verkoop, aangezien een dergelijke aftrek niet is toegepast op de verkopen van de producerende entiteit van Giant in China voor rechtstreekse verkoop. Dit zou ook in strijd zijn met het arrest van het Gerecht om dezelfde redenen van asymmetrie waarop het Gerecht zich heeft gebaseerd toen het ten gunste van Giant uitspraak deed. Daarnaast merkte de Commissie op dat er in voorkomend geval, zoals uiteengezet in de overwegingen 44 en 45, reeds verdere correcties zijn aangebracht met betrekking tot de kosten voor ontwerp, marketing, en onderzoek en ontwikkeling (“O & O”) en met betrekking tot het handelsstadium, om te zorgen voor volledige symmetrie tussen de respectieve situaties van Giant en de bedrijfstak van de Unie, in overeenstemming met het arrest. Dit argument werd dan ook afgewezen. |
|
(50) |
Giant voerde ook aan dat zijn OEM-verkopen moesten worden vergeleken met de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie, waarvoor in voorkomend geval de aftrek van VAA-kosten en winst gold. |
|
(51) |
De Commissie bevestigde dat deze aanpak werd gevolgd. |
|
(52) |
In zijn opmerkingen na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde de bedrijfstak van de Unie aan dat de mededeling van de berekeningen van de herziene prijzen van de bedrijfstak van de Unie onjuist was vanwege de gebruikte methode om creditnota’s in aanmerking te nemen. De producenten in de Unie voerden aan dat dit van invloed was op zowel de berekening van de nettoprijzen als de correcties van de VAA-kosten en de winst. |
|
(53) |
De Commissie heeft beoordeeld of de door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voorgestelde herziene methode gevolgen had voor de prijsonderbiedings- en prijsbederfmarges. Bijgevolg heeft de Commissie haar berekeningen herzien, wat echter geen wezenlijke invloed op die marges had. De herziene berekeningen werden aan de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie meegedeeld en het feit dat de berekeningen werden herzien, werd op 10 februari 2023 ook aan Giant en de andere belanghebbenden meegedeeld. De partijen kregen een termijn om opmerkingen te maken. |
|
(54) |
In zijn opmerkingen van 13 februari 2023 wees de bedrijfstak van de Unie op een fout in de berekening van de creditnota’s voor één producent in de Unie. Na de correctie van deze fout bedroeg de prijsonderbiedingsmarge van Giant 11,5 %. De nieuwe berekeningen werden op 14 februari 2023 aan alle belanghebbenden meegedeeld en de partijen kregen een nieuwe termijn om opmerkingen te maken. Er werden geen verdere opmerkingen ontvangen. |
|
(55) |
In zijn opmerkingen van 13 februari 2023 voerde de bedrijfstak van de Unie tevens aan dat de Commissie bij de behandeling van creditnota’s de bedragen voor VAA en winst alleen had mogen berekenen op basis van de EXW-waarde van elke verkooptransactie. Rekening houdend met het feit dat de VAA-kosten per elektrische fiets werden berekend en dat de winstmarge werd berekend op basis van de factuurwaarde, werd dit argument afgewezen. |
|
(56) |
De bedrijfstak van de Unie voerde tijdens de hoorzitting aan dat voor alle verkopen waarbij de Commissie de winst van de verbonden importeur in mindering heeft gebracht op de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie, de winstmarge van 9 % te hoog was, aangezien deze veel hoger was dan de in het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde nagestreefde winst (4,3 %). In het argument werd verder uitgelegd dat het winstpercentage van 9 % niet werd gerechtvaardigd door “enige informatie in het dossier” van het heropende onderzoek. Giant maakte een opmerking om dit argument te weerleggen en stelde dat het niet passend was het toegepaste winstpercentage te wijzigen omdat er geen redenen waren om het in het oorspronkelijke onderzoek berekende fictieve winstpercentage te wijzigen. |
|
(57) |
Het percentage voor de nagestreefde winst en een fictief percentage voor de winst van een verbonden importeur werden beide vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek (op basis van gegevens in het dossier) en werden niet onderzocht door het Gerecht of genoemd in het arrest dat tot de heropening van dit onderzoek heeft geleid. Daarom is de Commissie niet verplicht deze kwestie in het kader van de huidige uitvoering opnieuw te onderzoeken. Bovendien zijn de nagestreefde winst (d.w.z. de winst die de bedrijfstak van de Unie onder normale concurrentievoorwaarden kan behalen op de binnenlandse verkoop) en de winst van een handelaar (een fictief bedrag dat de winst dekt die normaal door een importeur wordt gedragen) twee afzonderlijke begrippen en vallen zij onder verschillende bepalingen van de basisverordening. Een rechtstreekse vergelijking tussen de twee begrippen is derhalve ongeschikt en irrelevant voor de vaststelling van een van beide winstmarges. Dit argument werd dan ook afgewezen. |
|
(58) |
De bedrijfstak van de Unie voerde ook aan dat de aftrek van de VAA-kosten en de winst niet gerechtvaardigd was vanwege de relatie tussen twee van de producenten in de Unie en hun verbonden handelaren. Er werd met name gesteld dat er geen VAA-kosten en winst in mindering mogen worden gebracht op de verkoopprijs van de verkoop via bepaalde handelaren, aangezien de producent actief was in het kader van een verwerkingsovereenkomst. De bedrijfstak van de Unie verstrekte overeenkomsten tussen de betrokken productie- en verkoopondernemingen om zijn argument te staven. |
|
(59) |
Voor de producent die ook in overweging 43 wordt genoemd, gold een bijzondere regeling “vergelijkbaar met een verwerkingsovereenkomst”. De Commissie heeft de precieze voorwaarden van deze regeling onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat het ging om een contractueel productiesysteem in plaats van een verwerkingsovereenkomst, en dat zowel de producent als de verbonden handelaar VAA-kosten hadden. De overeenkomst toonde ook een contractuele relatie tussen verbonden partijen aan. De Commissie bleef daarom bij haar standpunt dat het niet passend was om de aftrek van VAA-kosten en winst achterwege te laten voor de prijzen van deze producent bij verkoop via verbonden partijen. De Commissie heeft wel rekening gehouden met de VAA-kosten die verband houden met kosten die doorgaans bij de verbonden handelaar worden gemaakt, en niet met de VAA-kosten voor functies die normaal met een producent verbonden zijn. Bovendien had de betrokken producent VAA-kosten in verband met zijn rechtstreekse verkoop. De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat VAA-kosten en de winst in mindering moeten worden gebracht op de verkoopprijs van de verbonden handelaar en heeft dit argument afgewezen. |
|
(60) |
Voor de tweede producent diende de bedrijfstak van de Unie ook een overeenkomst in tussen de producent en de verbonden handelaar ter ondersteuning van zijn argument dat de Commissie geen VAA-kosten en winst in mindering mag brengen op de verkoopprijzen van zijn verbonden handelaren. Giant kwam met een weerlegging van dit argument door te stellen dat de aanpak voor de bedrijfstak van de Unie dezelfde moet zijn als die voor Giant. |
|
(61) |
Bij het onderzoek van deze kwestie merkte de Commissie op dat de voor deze tweede producent ingediende overeenkomst ook geen verwerkingsovereenkomst was, maar een productieovereenkomst tussen verbonden partijen, waarin de rol van de producent en de verbonden handelaar werd omschreven en waarin andere clausules waren opgenomen, zoals de methode voor de berekening van verrekenprijzen. In de overeenkomst werd niet bevestigd dat tijdens het OT van het oorspronkelijke onderzoek elektrische fietsen werden vervaardigd in het kader van een verwerkingsovereenkomst of een andere regeling waardoor het niet passend zou zijn de VAA-kosten in mindering te brengen op de verkoopprijzen van de verbonden handelaren. De overeenkomst toonde in feite een contractuele relatie tussen verbonden partijen aan. Een verbonden handelaar handelde ook als producent en verkocht elektrische fietsen rechtstreeks op de markt en via andere verbonden handelaren. Dit argument werd daarom afgewezen. |
|
(62) |
De bedrijfstak van de Unie voerde ook aan dat de verkoop van één producent in de Unie naar boven moet worden bijgesteld of niet aan aanmerking mag worden genomen bij de prijsvergelijking omdat deze betrekking had op de verkoop aan supermarktketens en onlineplatforms, en niet op andere soorten retailklanten. |
|
(63) |
De Commissie achtte het niet passend om dergelijke verkoop uit te sluiten omdat de steekproef van producenten in de Unie die in het oorspronkelijke onderzoek waren opgenomen, representatief werd geacht voor de bedrijfstak van de Unie. Bovendien werd in overweging 45 bevestigd dat verdere prijscorrecties, naast de reeds toegepaste, niet passend waren voor verschillende soorten afnemers. |
|
(64) |
De bedrijfstak van de Unie voerde aan dat zijn OEM-verkopen niet mogen worden vergeleken met de uitvoer, tenzij een correctie van zijn prijzen zou worden toegepast om een billijke vergelijking te waarborgen. |
|
(65) |
De Commissie merkte op dat de omvang van de OEM-verkoop door de bedrijfstak van de Unie zeer laag was en dat het grootste deel van die verkoop niet werd gebruikt bij de berekening van de prijsonderbieding en het prijsbederf omdat de desbetreffende producten niet overeenkwamen met een ingevoerde soort. Daarom werd geconcludeerd dat een correctie voor de OEM-verkoop van de bedrijfstak van de Unie niet verder in overweging moest worden genomen, aangezien de kwestie geen wezenlijke gevolgen zou hebben voor de prijsonderbiedings- en prijsbederfmarges. |
|
(66) |
Bijgevolg wordt de herziene prijsonderbiedingsmarge van 11,5 % voor Giant in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek bevestigd. |
3.2. Vaststelling van prijsonderbieding ten opzichte van andere Chinese exporteurs
|
(67) |
In zaak T-242/19 heeft het Gerecht opgemerkt dat de vastgestelde methodologische fout, die inhield dat de Commissie geen billijke vergelijking heeft gemaakt bij de berekening van de prijsonderbiedingsmarge van Giant, waarschijnlijk ook van invloed zal zijn op de berekening van de prijsonderbieding die voor de andere in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs is gemaakt (28). |
|
(68) |
Om de prijzen van de andere in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs op billijke wijze te vergelijken met de prijzen van de producenten in de Unie, heeft de Commissie ook de prijsonderbiedingsmarges van de andere in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs herberekend, rekening houdend met de in de overwegingen 41 tot en met 44 genoemde factoren. |
|
(69) |
Uit de vergelijkingen bleek dat de gemiddelde prijsonderbiedingsmarge voor de invoer van de in de steekproef opgenomen exporteurs (met inbegrip van Giant) 17,1 % bedroeg. Rekening houdend met de herziening van de prijsonderbiedingsmarge van Giant, zoals uiteengezet in overweging 53 hierboven, werd dit cijfer bevestigd op 17,0 %. |
3.3. Herziene conclusie inzake schade
|
(70) |
De Commissie merkte op dat de onderbieding van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie door de Chinese invoer na de correctie van de methodologische fout met betrekking tot de berekening van de prijsonderbieding die het Gerecht in zaak T-242/19 (29) heeft vastgesteld, is gedaald tot gemiddeld 17,0 %, zoals vermeld in overweging 69. Hoewel de prijsonderbieding is verminderd, is nog steeds duidelijk sprake van aanzienlijke prijsonderbieding door de invoer met dumping uit de VRC. |
|
(71) |
De bevindingen van de Commissie met betrekking tot de andere schade-indicatoren, zoals vermeld in de overwegingen 200 tot en met 205 van de voorlopige verordening en de overwegingen 141 tot en met 156 van de litigieuze verordening, blijven onverkort geldig. |
|
(72) |
Rekening houdend met de herziene aanzienlijke prijsonderbiedingsmarges als bedoeld in overweging 70 en het bewijs van de negatieve ontwikkeling van bijna alle schade-indicatoren zoals toegelicht in de overwegingen 200 tot en met 205 van de voorlopige verordening en de overwegingen 141 tot en met 156 van de litigieuze verordening, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de antidumpingbasisverordening. |
4. OORZAKELIJK VERBAND
|
(73) |
De Commissie heeft voorts op basis van de herziene prijsonderbiedingsmarges voor de invoer van de in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs onderzocht of er nog steeds een oorzakelijk verband bestaat tussen de invoer met dumping en de door de producenten in de Unie geleden schade. |
|
(74) |
De vermindering van de prijsonderbiedingsmarge voor alle in de steekproef opgenomen Chinese exporteurs deed niets af aan het feit dat de invoer van die exporteurs de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk onderbood. De herziene prijsonderbiedingsmarges deden dus niets af aan de oorspronkelijke bevinding van de Commissie inzake het bestaan van het oorzakelijk verband tussen de door de producenten in de Unie geleden schade en de invoer met dumping uit de VRC in overweging 223 van de voorlopige verordening zoals bevestigd in overweging 168 van de litigieuze verordening. |
|
(75) |
De herziene prijsonderbiedingsmarges deden evenmin afbreuk aan de analyse en de bevindingen met betrekking tot de andere oorzaken van schade, zoals uiteengezet in punt 5.2 van de voorlopige verordening en punt 5.2 van de definitieve verordening. |
|
(76) |
Omdat er verder geen opmerkingen waren ingediend, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, werd veroorzaakt door de invoer met dumping uit de VRC en dat de andere factoren, individueel of tezamen, het oorzakelijk verband tussen de schade en de invoer met dumping niet hebben verzwakt. |
5. HERBEOORDELING VAN DE SCHADEMARGE MET BETREKKING TOT GIANT
|
(77) |
Rekening houdend met de opmerkingen van het Gerecht in punt 123 van het arrest in zaak T-242/19, heeft de Commissie ook de schademarge van Giant herberekend. |
|
(78) |
In het oorspronkelijke onderzoek heeft de Commissie de schademarge tijdens het onderzoektijdvak vastgesteld door vergelijking van:
|
|
(79) |
Om de prijzen van Giant op billijke wijze te vergelijken met die van de producenten in de Unie, heeft de Commissie de schademarge van Giant herberekend door de gewogen gemiddelde richtprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie als bedoeld in overweging 78 te corrigeren. |
|
(80) |
Voor zover de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hun producten verkochten via verbonden handelaren, werd een bedrag van de prijs voor onafhankelijke afnemers afgetrokken om rekening te houden met de werkelijke VAA-kosten van de handelaren en een winst van 9 %. Het VAA-bedrag varieerde per betrokken marktdeelnemer. Wanneer de kosten van de verbonden handelaar in kwestie geen betrekking hadden op de afzet van producten, maar op productieactiviteiten (zoals productieplanning en aankoop van grondstoffen), werden die kosten niet afgetrokken omdat zij geen verband hielden met de normale functies van een verbonden handelaar die de producten op de markt van de Unie verhandelt. Bij deze berekening werd het winstniveau gebruikt dat in het oorspronkelijke onderzoek voor de medewerkende niet-verbonden importeurs is vastgesteld. |
|
(81) |
Het werd niet nodig geacht een extra correctie toe te passen om rekening te houden met de mate waarin OEM- dan wel merkproducten werden verkocht, aangezien die correctie (van 2,3 %) reeds was doorgevoerd. |
|
(82) |
Voor het handelsstadium werd wat het type afnemer betreft geen verdere correctie nodig geacht, omdat het onderzoek had uitgewezen dat er geen consistent en duidelijk prijsverschil bestaat tussen de verkoop aan handelaren en aan detailhandelaren in de Unie. |
|
(83) |
De argumenten van zowel Giant als de bedrijfstak van de Unie in hun opmerkingen bij de mededeling van de definitieve bevindingen met betrekking tot de berekening van de prijsonderbieding in punt 3 zijn eveneens van toepassing op de prijsbederfmarges in dit punt. |
|
(84) |
In het licht van de behandeling van de opmerkingen van de belanghebbenden bedraagt de prijsbederfmarge voor Giant 13,8 %. |
6. DEFINITIEVE MAATREGELEN
|
(85) |
Gezien de conclusies van de Commissie in het kader van dit heropende antidumpingonderzoek moet overeenkomstig de regel van het laagste recht op de invoer van het betrokken product opnieuw een definitief antidumpingrecht worden ingesteld dat gelijk is aan de dumpingmarge of aan de schademarge, indien die lager is. |
|
(86) |
Opgemerkt zij dat parallel aan het antidumpingonderzoek een antisubsidieonderzoek is uitgevoerd. Overeenkomstig artikel 24, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad (30), en gezien de toepassing van de regel van het laagste recht en het feit dat de definitieve subsidiepercentages lager zijn dan de schademarge, is het passend een definitief compenserend recht in te stellen ter hoogte van de vastgestelde definitieve subsidiepercentages, en vervolgens een definitief antidumpingrecht tot aan de toepasselijke schademarge. |
|
(87) |
Op basis van het voorgaande moeten de definitieve antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, als volgt worden vastgesteld: Definitieve maatregelen
|
|
(88) |
Het herziene antidumpingrecht is van toepassing zonder onderbreking sinds de inwerkingtreding van de voorlopige Verordening (namelijk sinds 19 juli 2018) (31). De douaneautoriteiten wordt opgedragen het juiste bedrag te innen bij invoer met betrekking tot Giant Electric Vehicle (Kunshan) Co., Ltd en het overeenkomstig de toepasselijke douanewetgeving eventueel te veel geïnde bedrag (te weten 10,8 %) terug te betalen. |
|
(89) |
Alle belanghebbenden werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was opnieuw een definitief antidumpingrecht in te stellen op de invoer uit de VRC van elektrische fietsen van de producent-exporteur Giant Electric Vehicle (Kunshan) Co., Ltd. |
|
(90) |
Indien een bedrag moet worden terugbetaald naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, geldt ingevolge artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (32) als rentevoet de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand. |
|
(91) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Met ingang van 19 juli 2018 wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op fietsen met trapondersteuning, met een elektrische hulpmotor, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 8711 60 10 en ex 8711 60 90 (Taric-code 8711609010), van oorsprong uit de Volksrepubliek China en vervaardigd door Giant Electric Vehicle (Kunshan) Co., Ltd.
2. Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 omschreven en door Giant Electric Vehicle (Kunshan) Co., Ltd vervaardigde producten, bedraagt 9,9 % (aanvullende Taric-code C383).
Artikel 2
Alle definitieve antidumpingrechten die Giant Electric Vehicle (Kunshan) Co., Ltd heeft betaald uit hoofde van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/73 en die het in artikel 1 vastgestelde definitieve antidumpingrecht overschrijden, worden terugbetaald of kwijtgescholden.
De terugbetaling of kwijtschelding wordt overeenkomstig de toepasselijke douanewetgeving bij de nationale douaneautoriteiten aangevraagd. Terugbetalingen die hebben plaatsgevonden na het arrest van het Gerecht in zaak T-242/19, Giant, worden door de autoriteiten die de terugbetaling hebben verricht, teruggevorderd tot het in artikel 1, lid 2, vastgestelde bedrag.
Artikel 3
Het bij artikel 1 ingestelde definitieve antidumpingrecht wordt eveneens geïnd op de invoer die is geregistreerd overeenkomstig artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1162 tot onderwerping van de invoer van elektrische fietsen van oorsprong uit de Volksrepubliek China aan registratie na de heropening van de onderzoeken ter uitvoering van de arresten van 27 april 2022 in de zaken T-242/19 en T-243/19, met betrekking tot Uitvoeringsverordening (EU) 2019/73 en Uitvoeringsverordening (EU) 2019/72 van de Commissie (33).
Artikel 4
De douaneautoriteiten wordt opgedragen de registratie van de invoer die is ingesteld bij artikel 1, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1162, die hierbij wordt ingetrokken, te beëindigen.
Artikel 5
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 maart 2023.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/73 van de Commissie van 17 januari 2019 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op elektrische fietsen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 16 van 18.1.2019, blz. 108).
(3) Arrest van 27 april 2022, Giant Electric Vehicle Kunshan Co. Ltd/Europese Commissie, T-242/19, ECLI:EU:T:2022:259.
(4) Original equipment manufacturer (fabrikant van originele uitrusting).
(5) Zoals omschreven in de litigieuze verordening.
(6) Arrest van 27 april 2022, Giant Electric Vehicle Kunshan Co. Ltd/Europese Commissie, T-242/19, ECLI:EU:T:2022:259, punt 126.
(7) Arrest van 27 april 2022, Giant Electric Vehicle Kunshan Co. Ltd/Europese Commissie, T-242/19, ECLI:EU:T:2022:259, punt 122.
(8) Arrest van 27 april 2022, Giant Electric Vehicle Kunshan Co. Ltd/Europese Commissie, T-242/19, ECLI:EU:T:2022:259, punt 123.
(9) Arrest van het Hof van Justitie in gevoegde zaken 97, 193, 99 en 215/86, Asteris AE e.a. en Helleense Republiek/Commissie, ECLI:EU:C:1988:199, punten 27 en 28, en arrest van het Gerecht in zaak T-440/20, Jindal Saw/Europese Commissie, ECLI:EU:T:2022:318, punt 115.
(10) Arresten in zaak C-415/96, Spanje/Commissie, ECLI:EU:C:1998:533, punt 31, zaak C-458/98 P, Industrie des Poudres Sphériques/Raad, ECLI:EU:C:2000:531, punten 80 tot en met 85, zaak T-301/01, Alitalia/Commissie, ECLI:EU:T:2008:262, punten 99 en 142, en gevoegde zaken T-267/08 en T-279/08, Région Nord-Pas de Calais/Commissie, ECLI:EU:T:2011:209, punt 83.
(11) Arresten in zaak C-415/96, Spanje/Commissie, ECLI:EU:C:1998:533, punt 31, en zaak C-458/98 P, Industrie des poudres sphériques/Raad, ECLI:EU:C:2000:531, punten 80 tot en met 85.
(12) Arrest in zaak T-650/17, Jinan Meide Casting Co. Ltd, ECLI:EU:T:2019:644, punten 333 tot en met 342.
(13) Bericht van heropening van de antidumping- en antisubsidieonderzoeken met betrekking tot Uitvoeringsverordening (EU) 2019/73 van de Commissie en Uitvoeringsverordening (EU) 2019/72 van de Commissie tot instelling van maatregelen ten aanzien van de invoer van elektrische fietsen uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van de arresten van 27 april 2022 in de zaken T-242/19 en T-243/19 (PB C 260 van 6.7.2022, blz. 5).
(14) Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1162 van de Commissie van 5 juli 2022 tot onderwerping van de invoer van elektrische fietsen van oorsprong uit de Volksrepubliek China aan registratie na de heropening van de onderzoeken ter uitvoering van de arresten van 27 april 2022 in de zaken T-242/19 en T-243/19, met betrekking tot Uitvoeringsverordening (EU) 2019/73 en Uitvoeringsverordening (EU) 2019/72 (PB L 179 van 6.7.2022, blz. 38).
(15) Verslag van de beroepsinstantie, EC — Fasteners (EG — Bevestigingsmiddelen), punt 611. Zie ook het verslag van de Beroepsinstantie in de zaak US — Hot-Rolled Steel (VS — Warmgewalst staal) (punt 73), waarin de Beroepsinstantie aangaf dat de in artikel 5.10 vastgestelde termijnen voor het afsluiten van onderzoeken “verplicht” zijn op grond van de antidumpingovereenkomst, en het panelverslag in de zaak US — Softwood Lumber V (VS — Naaldhout V) (punt 7.333), waarin het panel deze termijnen als “strikt” aanmerkte. Zie ook de panelverslagen in Ukraine — Passenger Cars (Oekraïne — Personenwagens), voetnoot 277; EU — Footwear (China) (EU — Schoeisel (China)), punt 7.832; EC — Salmon (Norway) (EG — Zalm (Noorwegen)), punt. 7.802; US — 1916 Act (Japan) (VS — Wet van 1916 (Japan)), punt 6.255.
(16) Panelverslag, Morocco — Hot-Rolled Steel (Turkey) (Marokko — Warmgewalst staal (Turkije)), punten 7.72 en 7.74.
(17) Arrest van het Hof van Justitie in gevoegde zaken C-283/14, Eurologistik, en C-284/14, GLS, ECLI:EU:C:2016:57, punt 61.
(18) Zaak T-300/16, Jindal Saw en Jindal Saw Italia/Commissie.
(19) Registratieverordening, overweging 22.
(20) Arrest van het Hof van Justitie in zaak C-458/98 P, Industrie des poudres sphériques/Raad, conclusie van advocaat-generaal Cosmas, ECLI:EU:C:2000:138, punt 77.
(21) Arrest van het Hof van Justitie in zaak C-458/98 P, Industrie des poudres sphériques/Raad, conclusie van advocaat-generaal Cosmas, ECLI:EU:C:2000:138, punt 76.
(22) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(23) Arrest van 15 maart 2018, Deichmann SE/Hauptzollamt Duisburg, C-256/16, ECLI:EU:C:2018:187, punten 77 en 78, en arrest van 19 juni 2019, C & J Clark International Ltd/Commissioners for Her Majesty’s Revenue & Customs, C-612/16, ECLI:EU:C:2019:508, punt 57.
(24) Arrest van 15 maart 2018, Deichmann SE/Hauptzollamt Duisburg, C-256/16, ECLI:EU:C:2018:187, punt 79, en arrest van 19 juni 2019, C & J Clark International, C-612/16, ECLI:EU:C:2019:508, punt 58.
(25) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1012 van de Commissie van 17 juli 2018 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op elektrische fietsen van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/671 (PB L 181 van 18.7.2018, blz. 7).
(26) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1012 van de Commissie van 17 juli 2018 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op elektrische fietsen van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/671 (PB L 181 van 18.7.2018, blz. 7).
(27) Arrest van 12 mei 2022, Hansol, C-260/20 P, punt 105.
(28) Arrest in zaak T-242/19, Giant Electric Vehicle Kunshan/Commissie, EU:T:2022:259, punt 113.
(29) Arrest in zaak T-242/19, Giant Electric Vehicle Kunshan/Commissie, EU:T:2022:259, punt 113.
(30) Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55).
(31) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1012 van de Commissie van 17 juli 2018 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op elektrische fietsen van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/671 (PB L 181 van 18.7.2018, blz. 7).
(32) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(33) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/72 van de Commissie van 17 januari 2019 tot instelling van een definitief compenserend recht op elektrische fietsen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 16 van 18.1.2019, blz. 5).