Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022H2547

    Aanbeveling (EU) 2022/2547 van de Raad van 13 december 2022 tot wijziging van Aanbeveling (EU) 2022/107 betreffende een gecoördineerde aanpak om veilig vrij verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken (Voor de EER relevante tekst)

    ST/15379/2022/INIT

    PB L 328 van 22.12.2022, p. 138–145 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/2022/2547/oj

    22.12.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 328/138


    AANBEVELING (EU) 2022/2547 VAN DE RAAD

    van 13 december 2022

    tot wijziging van Aanbeveling (EU) 2022/107 betreffende een gecoördineerde aanpak om veilig vrij verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 21, lid 2, artikel 168, lid 6, en artikel 292, eerste en tweede zin,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Op 25 januari 2022 heeft de Raad Aanbeveling (EU) 2022/107 (1) goedgekeurd. Aanbeveling (EU) 2022/107 volgt een “persoonsgerichte” aanpak met betrekking tot beperkingen van het vrije verkeer in verband met de COVID-19-pandemie, door te bepalen dat een persoon die in het bezit is van een op grond van Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad (2) afgegeven geldig certificaat (“digitaal EU-covidcertificaat”), in beginsel niet onderworpen mag worden aan extra beperkingen zoals tests of quarantaine, ongeacht de plaats van vertrek in de Unie. Personen die niet in het bezit zijn van een geldig digitaal EU-covidcertificaat kunnen worden verplicht om voorafgaand aan of niet later dan 24 uur na aankomst een test te ondergaan. Aanbeveling (EU) 2022/107 heeft ook de methodiek van de kleurcodekaart aangepast die de epidemiologische situatie op regionaal niveau in de Unie aangeeft, zoals vastgesteld in Aanbeveling (EU) 2020/1475 van de Raad (3) en wekelijks gepubliceerd door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding.

    (2)

    Op 25 november 2021, toen de Commissie haar voorstel (4) vaststelde voor wat Aanbeveling (EU) 2022/107 zou worden, was de epidemiologische situatie met betrekking tot de COVID-19-pandemie aanzienlijk anders dan nu. Op dat moment was de zorgwekkende deltavariant nog steeds overheersend in de Unie. Meer dan tien maanden later is de zeer overdraagbare omikronvariant — in de vorm van verschillende subvarianten — de dominante variant in de Unie geworden.

    (3)

    Omikron is minder ernstig dan de eerder waargenomen deltavariant, wat ten minste gedeeltelijk kan worden toegeschreven aan het beschermende effect van vaccinatie en eerdere besmetting (5). Als gevolg daarvan, en in combinatie met hogere beschermingsniveaus als gevolg van vaccinatie en eerdere besmetting, blijft de druk op de gezondheidszorgstelsels momenteel beheersbaar, zelfs tijdens tijdelijke pieken van besmettingen zoals de golf veroorzaakt door de subvarianten omikron-BA.4 en -BA.5, die in de zomer van 2022 werd waargenomen.

    (4)

    Beperkingen van het vrije verkeer naar aanleiding van de COVID-19-pandemie mogen niet verder gaan dan wat strikt noodzakelijk is voor de bescherming van de volksgezondheid. Zoals opgemerkt in de punten 1 en 2 van Aanbeveling (EU) 2022/107, moeten dergelijke beperkingen overeenkomstig de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid weer worden opgeheven zodra de epidemiologische situatie dat toelaat. In augustus 2022 hadden alle lidstaten alle maatregelen opgeheven die van invloed waren op het vrije verkeer van personen in de Unie, waaronder de verplichting voor reizigers om in het bezit te zijn van een digitaal EU-covidcertificaat.

    (5)

    Daarom moet de in Aanbeveling (EU) 2022/107 uiteengezette aanpak worden aangepast. Die aanbeveling moet met name worden gewijzigd teneinde te verduidelijken dat de lidstaten in beginsel geen pandemiegerelateerde beperkingen van het vrije verkeer van personen mogen opleggen om redenen van volksgezondheid. De zomergolf van 2022 illustreert hoe een hoge viruscirculatie, na de opkomst van een nieuwe zorgwekkende variant, niet noodzakelijkerwijs tot een aanzienlijke druk op de nationale gezondheidszorgstelsels leidt. Het is dus belangrijk om voorzichtig te zijn met de eventuele invoering van beperkingen van het vrije verkeer van personen op basis van het aantal gevallen of de aanwezigheid van een nieuwe variant.

    (6)

    Tegelijkertijd is de wereldwijde COVID-19-pandemie nog niet voorbij. Nieuwe besmettingsgolven die de epidemiologische situatie kunnen verergeren, onder meer als gevolg van de opkomst van een nieuwe zorgwekkende of belangwekkende variant, kunnen niet worden uitgesloten. Het is dus van belang de paraatheidsinspanningen in de hele Unie te blijven coördineren. In het kader van deze inspanningen hebben het Europees Parlement en de Raad op 29 juni 2022 de toepassingsperiode van Verordening (EU) 2021/953 betreffende het digitale EU-covidcertificaat verlengd tot en met 30 juni 2023.

    (7)

    Met deze verlenging van het digitale EU-covidcertificaat kunnen EU-burgers blijven profiteren van interoperabele en wederzijds aanvaarde COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten in situaties waarin de lidstaten het nodig achten tijdelijk opnieuw bepaalde beperkingen van het vrije verkeer in te voeren om redenen van volksgezondheid. Tegelijkertijd moet worden benadrukt dat Verordening (EU) 2021/953 de lidstaten geenszins verplicht om in het kader van de uitoefening van het vrije verkeer een bewijs van vaccinatie-, test- of herstelstatus te verlangen.

    (8)

    Indien een lidstaat als gevolg van een ernstige verslechtering van de epidemiologische situatie, van mening is dat beperkingen van het vrije verkeer niettemin noodzakelijk zijn voor de bescherming van de volksgezondheid en evenredig zijn, moeten die beperkingen beperkt blijven tot de verplichting voor reizigers om in het bezit te zijn van een geldig digitaal EU-covidcertificaat. Met name personen die binnen de Unie reizen en in het bezit zijn van een geldig digitaal EU-covidcertificaat mogen in dergelijke situaties niet aan quarantaine, zelfisolatie of extra tests worden onderworpen. Om te bepalen of een situatie als een ernstige verslechtering van de epidemiologische situatie moet worden aangemerkt, moeten de lidstaten met name rekening houden met de door COVID-19 veroorzaakte druk op hun gezondheidszorgstelsel, vooral wat betreft het aantal ziekenhuisopnames en het aantal patiënten op intensieve zorg, alsmede met de ernst van de circulerende SARS-CoV-2-varianten en met de door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding verstrekte informatie over de ontwikkeling van de epidemiologische situatie. In dit verband publiceert het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding relevante gegevens over de ontwikkeling van de epidemiologische situatie.

    (9)

    De lidstaten moeten ook beoordelen of dergelijke beperkingen naar verwachting een positief effect zullen hebben op de epidemiologische situatie, waaronder een aanzienlijke afname van de druk op de nationale gezondheidszorgstelsels, aangezien binnenlandse factoren doorgaans een sterkere drijvende kracht achter de epidemiologische situatie zijn dan grensoverschrijdend reizen. In dergelijke situaties kunnen binnenlandse niet-farmaceutische interventies, zoals mondkapjes dragen, ventileren en afstand houden, in plaats van reisbeperkingen, doeltreffend zijn om de verspreiding van COVID-19 af te remmen, mits zij in een vroeg stadium en op grote schaal worden toegepast en door de samenleving voldoende in praktijk worden gebracht (6).

    (10)

    Wat betreft de eventuele verplichting om in het bezit te zijn van een geldig digitaal EU-covidcertificaat, moeten de bij Verordening (EU) 2022/1034 van het Europees Parlement en de Raad (7) ingevoerde wijzigingen in Verordening (EU) 2021/953 tot uiting komen in Aanbeveling (EU) 2022/107. Allereerst moet worden aangegeven dat digitale EU-covidcertificaten die zijn afgegeven aan personen die deelnemen aan klinische proeven voor COVID-19-vaccins, door andere lidstaten kunnen worden aanvaard om vrijstelling te verlenen van beperkingen van het vrije verkeer. Ter vergemakkelijking van de uitoefening van het vrije verkeer van burgers van de Unie aan wie een COVID-19-vaccin is toegediend waarvoor de WHO-procedure voor noodtoelating is afgerond, wordt de lidstaten ook aanbevolen digitale EU-covidcertificaten te aanvaarden die na toediening van die vaccins zijn afgegeven. Bovendien kunnen er nu test- en herstelcertificaten worden afgegeven op basis van in een laboratoriumomgeving uitgevoerde antigeentests.

    (11)

    Gezien hun specifieke situatie of essentiële functie moeten bepaalde categorieën reizigers bij het vervullen van deze essentiële functie worden vrijgesteld van de eventuele verplichting om in het bezit te zijn van een digitaal EU-covidcertificaat. In het licht van de huidige veiligheidssituatie is het belangrijk dat diplomaten, personeel van internationale organisaties, door internationale organisaties uitgenodigde personen, militair personeel, humanitaire hulpverleners en civielebeschermingspersoneel uitdrukkelijk op deze lijst worden vermeld. De lijst moet ook personen omvatten die vallen onder artikel 2 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad (8), en moet in overeenstemming zijn met Aanbeveling (EU) 2022/2548 van de Raad (9). Tegelijkertijd mag dit de lidstaten niet beletten om deze categorieën personen vaccinatie en tests aan te bieden.

    (12)

    Om snel te kunnen reageren op nieuwe SARS-CoV-2-varianten, moet de “noodrem”, d.w.z. de mogelijkheid om naast het digitale EU-covidcertificaat andere maatregelen te treffen, worden gehandhaafd. Deze “noodremprocedure” kan worden gebruikt in reactie op de opkomst van een nieuwe zorgwekkende of belangwekkende SARS-CoV-2-variant, met als doel de verspreiding ervan af te remmen met behulp van reisbeperkingen, om tijd te winnen teneinde extra ziekenhuiscapaciteit te mobiliseren en de ontwikkeling van vaccins op gang te brengen. De noodrem kan ook worden gebruikt in situaties waarin de epidemiologische situatie snel en ernstig verslechtert op een wijze die op de opkomst van een nieuwe zorgwekkende of belangwekkende SARS-CoV-2-variant wijst.

    (13)

    Indien een lidstaat de verplichting oplegt om een geldig digitaal EU-covidcertificaat over te leggen of extra maatregelen treft conform de noodremprocedure, moet hij de Commissie en de andere lidstaten daarvan onverwijld in kennis stellen via het netwerk voor de geïntegreerde politieke crisisrespons (“IPCR”), en moet hij informatie verstrekken over de motivering, de verwachte gevolgen, de inwerkingtreding en de duur van de reisbeperkingen. Daarbij moet tevens worden uiteengezet waarom die reisbeperkingen in overeenstemming zijn met de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid, bijvoorbeeld vanwege de specifieke geografische ligging van de betrokken lidstaat of de bijzondere kwetsbaarheid van zijn nationale gezondheidszorgstelsel. Dit moet ook zorgen voor samenhang met de regels voor reizen vanuit derde landen. Indien een lidstaat de noodrem in werking stelt, moet het IPCR-netwerk ten behoeve van een doeltreffende coördinatie op het niveau van de Unie snel bijeenkomen om de situatie te evalueren.

    (14)

    Om tijdig relevante en representatieve informatie te krijgen over de opkomst en circulatie van zorgwekkende of belangwekkende SARS-CoV-2-varianten, moeten de lidstaten door het selecteren van representatieve sequencingmonsters zicht houden op de circulatie van verschillende SARS-CoV-2-varianten in de gemeenschap, genetische karakteriseringen maken, en typeringsresultaten van varianten rapporteren, in overeenstemming met de door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding gepubliceerde richtsnoeren voor sequencing (10).

    (15)

    Het blijft ook belangrijk dat informatie over eventuele nieuwe maatregelen zo spoedig mogelijk openbaar wordt gemaakt. Zoals de Commissie in haar mededeling van 2 september 2022 (11) heeft uiteengezet, moeten de lidstaten alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat potentiële reizigers goed geïnformeerd zijn over de reisbeperkingen waarmee zij bij binnenkomst in een andere lidstaat te maken kunnen krijgen. Het Re-open EU-webplatform blijft een belangrijk referentiepunt voor iedereen die binnen de Unie reist.

    (16)

    Het is passend te stoppen met de kleurcodekaart die sinds de vaststelling van Aanbeveling (EU) 2020/1475 in oktober 2020 door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding wordt gepubliceerd. De methodiek van de kaart is meerdere keren aangepast aan de epidemiologische ontwikkelingen. De laatste versie van de kaart, waarbij gebruik werd gemaakt van een meldingsratio over een periode van 14 dagen gewogen naar vaccinatiegraad, was gebaseerd op de ervaringen met de deltavariant. Door de hoge besmettingscijfers als gevolg van de omikronvariant kleurden grote delen van de kaart echter “donkerrood”, hoewel alle lidstaten hun beperkingen op het vrije verkeer al hadden opgeheven. Aangezien de lidstaten hun manier van testen aanpasten, werden voorts meerdere regio's “donkergrijs”, omdat de gerapporteerde testpercentages onder de in Aanbeveling (EU) 2022/107 vastgestelde drempelwaarde kwamen te liggen. Deze verschuiving van teststrategiën naar representatieve steekproeven van de bevolking zal in de nabije toekomst niet wijzigen. De kleurcodekaart geeft dus geen adequaat beeld meer van de epidemiologische situatie in de Unie. Na bespreking met de lidstaten en de Commissie had het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding de publicatie van de kaart in juli 2022 al tijdelijk opgeschort.

    (17)

    Dat betekent dat de verwijzingen naar specifieke extra maatregelen voor personen die vanuit “donkerrode” gebieden reizen en ook de kleurcodekaart uit Aanbeveling (EU) 2022/107 moeten worden geschrapt.

    (18)

    De verplichte indiening van een traceringsformulier voor passagiers (Passenger Locator Form — PLF) in het kader van reizen binnen de EU ten behoeve van contactopsporing vormt een extra vereiste voor de uitoefening van het vrije verkeer. Die is uitsluitend gerechtvaardigd indien zij noodzakelijk en evenredig is. Met name mogen de lidstaten geen PLF verlangen van reizigers die met een particulier vervoermiddel, zoals een auto of een fiets, of te voet reizen. Zij lopen immers logischerwijs minder risico dan gebruikers van collectieve vervoermiddelen en kennen doorgaans de identiteit van hun medereizigers.

    (19)

    Willen de lidstaten toch de contacten van grensoverschrijdende passagiers kunnen opsporen, dan kunnen zij passagiersgegevens uitwisselen met behulp van gemeenschappelijke instrumenten, zoals het digitale EU-traceringsformulier voor passagiers en de selectieve-uitwisselingsmodule van het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen, en zo hun contactopsporingscapaciteit vergroten en tegelijkertijd de lasten voor passagiers en vervoerders beperken. Om te voorkomen dat er PLF's moeten worden ingediend, zouden de lidstaten kunnen overwegen om, voor zover dat mogelijk is op grond van de nationale wetgeving, en met inachtneming van de gegevensbeschermingsregels, bestaande passagiersgegevens voor de contactopsporing te gebruiken.

    (20)

    De Commissie moet, met steun van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, Aanbeveling (EU) 2022/107 op gezette tijden blijven evalueren en haar bevindingen ter overweging toezenden aan de Raad, zo nodig samen met een voorstel tot wijziging van de aanbeveling,

    HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

    Aanbeveling (EU) 2022/107 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    De titel “Een gecoördineerd kader ter facilitering van het vrij verkeer tijdens de COVID-19-pandemie” na punt 10 wordt vervangen door:

    “Een gecoördineerd kader voor vrij verkeer tijdens de COVID-19-pandemie”.

    2)

    Punt 11 wordt vervangen door:

    “11.

    Behalve in de situaties als bedoeld in de punten 11 bis en 22 zouden de lidstaten het recht op vrij verkeer van personen niet om redenen van volksgezondheid aan pandemiegerelateerde beperkingen mogen onderwerpen.”.

    3)

    De volgende punten worden ingevoegd:

    “11 bis.

    Onverminderd de noodremprocedure van punt 22 zou een lidstaat slechts pandemiegerelateerde beperkingen op het recht van vrij verkeer van personen om redenen van volksgezondheid mogen invoeren in overeenstemming met de algemene beginselen van de punten 1 tot en met 10 en in reactie op een ernstige verslechtering van de epidemiologische situatie.

    Om te bepalen of een situatie voor de toepassing van de eerste alinea als ernstig verslechterend moet worden aangemerkt, zouden de lidstaten met name rekening moeten houden met de door COVID-19 veroorzaakte druk op hun gezondheidszorgstelsel, vooral wat betreft het aantal ziekenhuisopnames en het aantal patiënten op intensieve zorg, alsmede met de ernst van de circulerende SARS-CoV-2-varianten en met de regelmatig door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding verstrekte informatie over de ontwikkeling van de epidemiologische situatie.

    Alvorens beperkingen in te voeren, zou de betrokken lidstaat moeten beoordelen of deze naar verwachting een positief effect zullen hebben op de epidemiologische situatie, zoals een aanzienlijke afname van de druk op het nationale gezondheidszorgstelsel.

    11 ter.

    Indien een lidstaat beperkingen oplegt uit hoofde van punt 11 bis, zou van reizigers alleen mogen worden verlangd dat zij in het bezit zijn van een geldig digitaal EU-covidcertificaat dat is afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 en dat voldoet aan de voorwaarden van punt 12.

    In dit verband zouden de volgende uitzonderingen moeten gelden:

    a)

    de in punt 16 bedoelde vrijstellingen van de verplichting om in het bezit te zijn van een geldig digitaal EU-covidcertificaat;

    b)

    de volgens de noodremprocedure van punt 22 genomen extra maatregelen ter vertraging van de verspreiding van nieuwe zorgwekkende of belangwekkende SARS-CoV-2-varianten.

    11 quater.

    Indien een lidstaat beperkingen oplegt overeenkomstig punt 11 bis, zou deze de Commissie en de andere lidstaten daarvan onverwijld in kennis moeten stellen via het netwerk voor de geïntegreerde politieke crisisrespons (“IPCR”). De lidstaat zou dan de volgende informatie moeten verstrekken:

    a)

    de redenen voor de maatregel, inclusief de overeenstemming ervan met de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid;

    b)

    een inschatting van de verwachte gevolgen van de maatregel voor de epidemiologische situatie;

    c)

    de inwerkingtreding, in voorkomend geval de datum van herziening, en de geplande duur van de maatregel.

    Voorts zouden de beperkingen binnen het IPCR-netwerk moeten worden besproken, onder meer ten behoeve van samenhang met Aanbeveling (EU) 2022/2548.”.

    4)

    Punt 12 wordt vervangen door:

    “12.

    De volgende digitale EU-covidcertificaten zouden moeten worden aanvaard indien de echtheid, de geldigheid en de integriteit ervan kunnen worden geverifieerd:

    a)

    overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 afgegeven vaccinatiecertificaten voor een onder artikel 5, lid 5, eerste alinea, van die verordening vallend COVID-19-vaccin of een COVID-19-vaccin waarvoor de WHO-procedure voor noodtoelating is afgerond en waaruit blijkt dat de houder:

    de primaire vaccinatiereeks heeft voltooid en er sinds de laatste dosis ten minste 14 dagen zijn verstreken, of

    na voltooiing van de primaire vaccinatiereeks een of meer boosterdoses heeft ontvangen,

    mits de in Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde aanvaardingsperiode nog niet is verstreken.

    De lidstaten zouden ook vaccinatiecertificaten kunnen aanvaarden die zijn afgegeven voor andere onder artikel 5, lid 5, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/953 vallende COVID-19-vaccins of vaccinatiecertificaten die zijn afgegeven overeenkomstig artikel 5, lid 5, vierde alinea, van Verordening (EU) 2021/953.

    De Commissie zou op basis van nieuwe wetenschappelijke gegevens de in punt a) vermelde aanpak regelmatig moeten herevalueren;

    b)

    overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 afgegeven testcertificaten waaruit een negatief testresultaat blijkt, daterend van:

    niet meer dan 72 uur voor vertrek in het geval van een moleculaire nucleïnezuuramplificatietest (NAAT), of

    niet meer dan 24 uur voor vertrek in het geval van een antigeentest die is opgenomen in de door het Gezondheidsbeveiligingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke EU-lijst van COVID-19-antigeentests (12).

    Ten behoeve van reizen overeenkomstig het recht van vrij verkeer zouden de lidstaten beide testtypes moeten aanvaarden.

    De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat testcertificaten zo spoedig mogelijk na afname van het testmonster worden afgegeven;

    c)

    overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 afgegeven herstelcertificaten, mits de geldigheid overeenkomstig die verordening nog niet is verstreken.”.

    5)

    Punt 15 wordt vervangen door:

    “15.

    Indien een lidstaat de verplichting inzake het bezit van een geldig digitaal EU-covidcertificaat invoert, zou van personen die dit certificaat niet in hun bezit hebben, kunnen worden verlangd dat zij vóór of uiterlijk 24 uur na aankomst een in de gemeenschappelijke EU-lijst van COVID-19-antigeentests opgenomen NAAT-test of antigeentest ondergaan. Dit geldt niet voor personen die overeenkomstig punt 16 zijn vrijgesteld van het bezit van een digitaal EU-covidcertificaat.”.

    6)

    In punt 16 wordt punt a) vervangen door:

    “a)

    de hierna genoemde categorieën reizigers met een essentiële functie of behoefte, wanneer zij deze essentiële functie of behoefte vervullen:

    vervoerswerknemers of aanbieders van vervoersdiensten, met inbegrip van chauffeurs en bemanningen van vrachtwagens die goederen vervoeren voor gebruik op het grondgebied of die enkel in doorreis zijn;

    gezondheidswerkers, onderzoekers op het gebied van gezondheid en beroepskrachten uit de ouderenzorg;

    passagiers die reizen om dwingende medische of familiale redenen;

    diplomaten, personeel van internationale organisaties, door internationale organisaties uitgenodigde personen, militair personeel, humanitaire hulpverleners, civielebeschermingspersoneel en personen die onder artikel 2 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad (13) vallen;

    transitpassagiers;

    zeevarenden;

    personen die werken aan kritieke of anderszins essentiële infrastructuren.”.

    7)

    De titel “EU-kleurcodekaart en daarop gebaseerde uitzonderingen en extra maatregelen” na punt 16 wordt geschrapt.

    8)

    De punten 17, 18 en 19 worden geschrapt.

    9)

    In punt 20 wordt de tweede alinea vervangen door:

    “Ter ondersteuning van de lidstaten zou het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding informatie en gegevens over zorgwekkende of belangwekkende SARS-CoV-2-varianten moeten blijven publiceren.”.

    10)

    De punten 21, 22 en 23 worden vervangen door:

    “21.

    De lidstaten zouden door het selecteren van representatieve sequencingmonsters zicht moeten houden op de circulatie van verschillende SARS-CoV-2-varianten in de gemeenschap, genetische karakteriseringen moeten maken, en typeringsresultaten van varianten moeten rapporteren, in overeenstemming met de door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding gepubliceerde richtsnoeren voor sequencing.

    22.

    Ingeval een lidstaat, in reactie op de opkomst van een nieuwe zorgwekkende of belangwekkende SARS-CoV-2-variant, reizigers, met inbegrip van houders van digitale EU-covidcertificaten, verplicht om na binnenkomst op zijn grondgebied in quarantaine of zelfisolatie te gaan of om zich te laten testen op besmetting met SARS-CoV-2, of indien hij de houders van dergelijke certificaten andere beperkingen oplegt, zou die lidstaat de Commissie en de andere lidstaten daarvan onverwijld via het IPCR-netwerk in kennis moeten stellen, onder meer door verstrekking van de in punt 11 quater van deze aanbeveling en artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953 bedoelde informatie. Indien mogelijk zou de informatie 48 uur vóór de invoering van dergelijke nieuwe beperkingen moeten worden meegedeeld. Waar mogelijk zouden de maatregelen beperkt moeten blijven tot het regionale niveau. De lidstaten zouden voorrang geven moeten aan tests in plaats van andere maatregelen.

    Dit zou ook moeten gelden in situaties waarin de epidemiologische situatie snel en ernstig verslechtert op een wijze die wijst op de opkomst van een nieuwe zorgwekkende of belangwekkende SARS-CoV-2-variant.

    23.

    Indien een lidstaat de noodremprocedure in werking stelt en bijgevolg vervoerswerknemers en aanbieders van vervoersdiensten verplicht een COVID-19-test af te nemen, zouden er snelle antigeentests moeten worden gebruikt zonder quarantaineplicht, teneinde het vervoer niet te verstoren. In geval van verstoringen van het vervoer of van de toeleveringsketen, zouden de lidstaten dergelijke systematische testvoorschriften onmiddellijk moeten opheffen of intrekken, zodat de “groene corridors” kunnen blijven functioneren. Bovendien zouden andere soorten reizigers die onder punt 16, a) en b), vallen, niet mogen worden verplicht in quarantaine of zelfisolatie te gaan.”.

    11)

    Punt 24 wordt vervangen door:

    “ Indien een lidstaat naar aanleiding van de opkomst van een nieuwe zorgwekkende of belangwekkende SARS-CoV-2-variant overweegt de noodrem te activeren, zou het IPCR-netwerk binnen de 48 uur moeten worden bijeengeroepen om te bespreken of er in nauwe samenwerking met de Commissie en met steun van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding EU-breed gecoördineerde maatregelen moeten worden getroffen om de verspreiding van de nieuwe variant te vertragen. Tijdens die coördinatievergadering zou de betrokken lidstaat moeten aangeven waarom hij overweegt de noodrem te activeren. De besproken maatregelen zouden zo nodig op gecoördineerde wijze door de lidstaten moeten worden uitgevoerd.

    Op basis van een regelmatige evaluatie van nieuwe gegevens over varianten door het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, van relevante besprekingen over volksgezondheid in het Gezondheidsbeveiligingscomité, en van de door de Europese deskundigengroep inzake SARS-CoV-2-varianten verstrekte analyse, zou de Commissie tevens kunnen voorstellen om een nieuwe zorgwekkende of belangwekkende SARS-CoV-2-variant te bespreken in de Raad.”.

    12)

    Punt 27 wordt vervangen door:

    “27.

    Indien de lidstaten in het kader van punt 11 bis of punt 22 verlangen dat personen die met een collectief vervoermiddel met van tevoren toegewezen stoelen of cabines naar hun grondgebied reizen, een PLF indienen met het oog op contactopsporing overeenkomstig de gegevensbeschermingsregels, worden zij aangemoedigd gebruik te maken van het door de EU Healthy Gateways (14) ontwikkelde digitale EU-traceringsformulier voor passagiers, alsmede van de bij artikel 8 van Besluit 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (15) ingestelde functie voor selectieve uitwisseling van het systeem voor vroegtijdige waarschuwing en maatregelen (EWRS), met inbegrip van alle voor grensoverschrijdende contactopsporing relevante gestructureerde informatie. De lidstaten zouden het indienen van een PLF niet verplicht mogen stellen voor personen die met een particulier vervoermiddel reizen. Voor zover dat op grond van de nationale wetgeving mogelijk is en met inachtneming van de gegevensbeschermingsregels, zouden de lidstaten ook kunnen overwegen om bestaande passagiersgegevens te gebruiken voor de contactopsporing.”.

    13)

    De punten 29 en 30 worden vervangen door:

    “29.

    Overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) 2021/953 zouden de lidstaten relevante belanghebbenden en de bevolking tijdig duidelijke en volledige informatie moeten verstrekken over alle maatregelen die gevolgen hebben voor het recht van vrij verkeer en over alle daarmee samenhangende verplichtingen, zoals de verplichting om een PLF in te dienen. Dit zou informatie moeten omvatten over de opheffing of het ontbreken van dergelijke verplichtingen. De informatie zou ook moeten worden gepubliceerd in een machinaal leesbaar formaat.

    30.

    Deze informatie zou door de lidstaten regelmatig moeten worden bijgewerkt en tevens beschikbaar moeten zijn op het Re-open EU-webplatform. De lidstaten zouden tevens, op Re-open EU, informatie moeten verstrekken over eventueel binnenlands gebruik van digitale EU-covidcertificaten.

    Informatie over nieuwe maatregelen zou zo spoedig mogelijk en in de regel ten minste 24 uur vóór de inwerkingtreding ervan moeten worden gepubliceerd, rekening houdend met het feit dat in epidemiologische noodgevallen enige flexibiliteit vereist is.”.

    14)

    De bijlage wordt geschrapt.

    Gedaan te Brussel, 13 december 2022.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    M. BEK


    (1)  Aanbeveling (EU) 2022/107 van de Raad van 25 januari 2022 betreffende een gecoördineerde aanpak om veilig vrij verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken en ter vervanging van Aanbeveling (EU) 2020/1475 (PB L 18 van 27.1.2022, blz. 110).

    (2)  Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1).

    (3)  Aanbeveling (EU) 2020/1475 van de Raad van 13 oktober 2020 betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie (PB L 337 van 14.10.2020, blz. 3).

    (4)  Voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende een gecoördineerde aanpak om veilig vrij verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken en tot vervanging van Aanbeveling (EU) 2020/1475 (COM(2021) 749 final).

    (5)  https://www.ecdc.europa.eu/en/covid-19/latest-evidence/clinical

    (6)  Zie ook de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's “COVID-19 — De paraatheid en respons van de EU in stand houden: Een blik vooruit” (COM(2022) 190 final).

    (7)  Verordening (EU) 2022/1034 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2022 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/953 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (PB L 173 van 30.6.2022, blz. 37).

    (8)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PB L 71 van 4.3.2022, blz. 1).

    (9)  Aanbeveling (EU) 2022/2548 van de Raad van 13 december 2022 betreffende een gecoördineerde aanpak van reizen naar de Unie tijdens de COVID-19-pandemie en ter vervanging van Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad (zie bladzijde 146 van dit Publicatieblad).

    (10)  https://www.ecdc.europa.eu/en/publications-data/methods-detection-and-characterisation-sars-cov-2-variants-second-update

    (11)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's “EU-respons op COVID-19: voorbereiding op het najaar en de winter van 2023” (COM(2022) 452 final).

    (12)  Zie: https://ec.europa.eu/info/live-work-travel-eu/coronavirus-response/public-health/high-quality-covid-19-testing_en

    (13)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (PB L 71 van 4.3.2022, blz. 1).

    (14)  https://www.euplf.eu/en/home/index.html

    (15)  Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG (PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1).


    Top