This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32011R0679
Commission Implementing Regulation (EU) No 679/2011 of 14 July 2011 amending Regulation (EC) No 1974/2006 laying down detailed rules for the application of Council Regulation (EC) No 1698/2005 on support for rural development by the European Agricultural Fund for Rural Development (EAFRD)
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 679/2011 van de Commissie van 14 juli 2011 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1974/2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 679/2011 van de Commissie van 14 juli 2011 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1974/2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)
PB L 185 van 15.7.2011, p. 57–61
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2013; opgeheven door 32014R0807
15.7.2011 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 185/57 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 679/2011 VAN DE COMMISSIE
van 14 juli 2011
houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1974/2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit de Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (1), en met name artikel 91,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1698/2005 is één enkel juridisch kader vastgesteld voor de verlening van steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) in de hele Unie. Dit rechtskader is aangevuld met uitvoeringsbepalingen die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie (2). Gezien de ervaringen en de problemen met de uitvoering van de plattelandsontwikkelingsprogramma's dient die verordening op sommige punten te worden gewijzigd en met een aantal uitvoeringsbepalingen te worden aangevuld. |
(2) |
Het is mogelijk dat op artikel 26 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 gebaseerde concrete acties met betrekking tot de opwekking van hernieuwbare energie op landbouwbedrijven buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag vallen. Om ervoor te zorgen dat de voorschriften op het gebied van staatssteun worden nageleefd, moet een specifieke bepaling worden vastgesteld voor investeringen in de opwekking van hernieuwbare energie op landbouwbedrijven. |
(3) |
Krachtens artikel 27, lid 12, van Verordening (EG) nr. 1974/2006 kunnen agromilieu- of dierenwelzijnsverbintenissen worden aangepast in de vorm van een verlenging van de looptijd van de verbintenis. Om overlappingen met de volgende programmeringsperiode te voorkomen, dient deze verlenging af te lopen uiterlijk aan het einde van de premieperiode waarop de betalingsaanvraag voor 2013 betrekking heeft. |
(4) |
Krachtens artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 moeten bosmilieuverbintenissen in de regel worden aangegaan voor een periode van tussen de vijf en zeven jaar. Om te voorkomen dat verlengde verbintenissen overlappen met de volgende programmeringsperiode, dient te worden bepaald dat de lidstaten toestemming mogen verlenen voor een verlenging van dergelijke verbintenissen tot het einde van de premieperiode waarop de betalingsaanvraag voor 2013 betrekking heeft. |
(5) |
Krachtens artikel 62, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 moeten, wat de besluitvorming op het niveau van de plaatselijke groep betreft, de sociaaleconomische partners en andere vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld ten minste 50 % van het plaatselijke partnerschap uitmaken. Om een dominante rol van de openbare sector in de besluitvorming te voorkomen, dienen de lidstaten erop toe te zien dat de plaatselijke groepen ook bij stemmingen dit minimumpercentage in aanmerking nemen. Bovendien moet worden gegarandeerd dat de projectpromotoren de besluitvorming over de selectie van projecten niet kunnen beïnvloeden. Er moeten dan ook doeltreffende vrijwaringsmaatregelen worden vastgesteld om belangenconflicten bij de beoordeling van en de stemming over projectvoorstellen te voorkomen. De transparantie van de besluitvorming dient tevens te worden gegarandeerd door deze voldoende zichtbaar te maken. |
(6) |
Krachtens artikel 38, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1974/2006 kunnen voorschotten worden betaald ter dekking van de beheerskosten van de plaatselijke groepen. Om aan de kasbehoeften van de plaatselijke groepen te voldoen, is het noodzakelijk gebleken om ook voorschotten te kunnen betalen ter dekking van de kosten die gepaard gaan met de in artikel 63, onder c), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde verwerving van vakkundigheid en dynamisering van het gebied. |
(7) |
Krachtens artikel 44, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1974/2006 kunnen de lidstaten specifieke maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat geringe veranderingen van de bedrijfssituatie niet leiden tot resultaten die niet passend zijn in het licht van de aangegane verbintenis, zoals de verplichte terugbetaling van de steun door de begunstigde wanneer een verbintenis niet wordt overgenomen door degene die een deel van het bedrijf overneemt. Met het oog op de rechtszekerheid moet worden gedefinieerd wat als een geringe verandering wordt beschouwd wanneer de oppervlakte van het betrokken bedrijf wordt gereduceerd. |
(8) |
Artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1974/2006 voorziet in een herzieningsclausule voor gevallen waarin de uitgangssituatie voor bepaalde maatregelen wordt gewijzigd. Er dient tevens een herzieningsclausule te worden vastgesteld voor het geval waarin de looptijd van een nieuwe, voor een periode van tussen de vijf en zeven jaar aangegane agromilieu-, dierenwelzijn- of bosmilieuverbintenis langer is dan de lopende programmeringsperiode, wil men incoherenties voorkomen ten opzichte van het rechts- en beleidskader dat moet worden vastgesteld voor de periode na de lopende programmeringsperiode. |
(9) |
Ter verduidelijking van de toepassing van artikel 52, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1974/2006 moet met betrekking tot financiële instrumentering worden bepaald op welke basis het cofinancieringspercentage dient te worden toegepast. |
(10) |
Wat de in hoofdstuk IV, afdeling 1, onderafdeling 3, van Verordening (EG) nr. 1974/2006 bedoelde garantiefondsen in het kader van de financiële instrumentering betreft, moet, met het oog op een zo doeltreffend mogelijk gebruik van de financiële middelen van de Unie, de methode voor de berekening van de subsidiabele uitgaven van de concrete actie met betrekking tot dergelijke interventies nauwkeuriger worden omschreven. |
(11) |
Zonder daarbij afbreuk te doen aan de specifieke kenmerken van plattelandsontwikkeling, die voornamelijk terug te voeren zijn op de kleinschaligheid van de gesubsidieerde concrete acties, moet met het oog op een optimaal hefboomeffect van financiële-instrumenteringsfondsen worden verduidelijkt hoe de financiële middelen die tijdens de programmeringsperiode terugvloeien naar de concrete financiële-instrumenteringsactie, moeten worden gebruikt en dient een onderscheid te worden gemaakt tussen het gebruik van die middelen tijdens de programmeringsperiode en het gebruik ervan na de einddatum van de subsidiabiliteit van het programma voor plattelandsontwikkeling. |
(12) |
Gezien de aard van bepaalde investeringen in de bosbouw en gezien het feit dat de betalingen in sommige gevallen areaalgerelateerd kunnen zijn, moet de mogelijkheid worden geboden om voor het bepalen van het steunniveau voor de in artikel 27 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde maatregel normbedragen voor kosten te gebruiken als alternatief voor het gebruikte factuurgebaseerde systeem. Artikel 53, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1974/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden aangepast. |
(13) |
In artikel 54, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1974/2006 is bepaald onder welke voorwaarden bijdragen in natura als subsidiabele uitgaven kunnen worden beschouwd. Op grond van de huidige formulering van artikel 54, lid 1, kunnen slechts bijdragen in natura voor investeringsacties als subsidiabel worden beschouwd. Deze voorwaarde is te restrictief gebleken en staat de doeltreffende uitvoering van de maatregelen bijgevolg in de weg. Derhalve moet worden bepaald dat bijdragen in natura voor alle soorten concrete acties subsidiabel kunnen zijn. |
(14) |
In artikel 55 van Verordening (EG) nr. 1974/2006 is bepaald onder welke voorwaarden uitgaven voor investeringsacties als subsidiabel worden beschouwd. Om verder te verduidelijken hoe dit artikel precies ten uitvoer moet worden gelegd, dient expliciet te worden bepaald dat de verwerving van toeslagrechten niet als subsidiabel wordt beschouwd. Tevens moet worden verduidelijkt dat investeringen ter vervanging van door een natuurramp beschadigd agrarisch productiepotentieel vanwege de aard van deze investeringen als subsidiabele uitgaven worden beschouwd. |
(15) |
Om de impact van voorschotten tegen de achtergrond van de huidige financiële crisis te versterken en daarbij rekening te houden met de specifieke rol van de regionale overheden bij de tenuitvoerlegging van het plattelandsontwikkelingsbeleid, moeten ook de regionale overheden toegang krijgen tot de in artikel 56 van Verordening (EG) nr. 1974/2006 bedoelde voorschotten. |
(16) |
Om de uitvoering van investeringsprojecten tegen de achtergrond van de huidige economische en financiële crisis te vergemakkelijken, is het voor de betaling van voorschotten vastgestelde maximumpercentage met 50 % verhoogd voor investeringen in de jaren 2009 en 2010. Om rekening te houden met de aanhoudende negatieve effecten van de economische en financiële crisis, moet dit maximumpercentage tot het einde van de programmeringsperiode van kracht blijven. Met het oog op continuïteit in de uitvoering van de plattelandsontwikkelingsprogramma's tussen eind 2010 en de inwerkingtreding van deze verordening moet de betrokken bepaling met terugwerkende kracht van toepassing te zijn met ingang van 1 januari 2011. |
(17) |
Om rekening te houden met de relatief geringe omvang van de plattelandsontwikkelingsprojecten en de moeilijkheden om in het kader van dergelijke projecten bankgaranties voor voorschotten te krijgen, moet de mogelijkheid worden geboden om deze garanties te vervangen door schriftelijke overheidsgaranties. |
(18) |
Met het oog op het optimale gebruik van voorschotten dient het aan het bevoegde betaalorganen te worden overgelaten te bepalen wanneer de garantie wordt vrijgegeven. |
(19) |
Verordening (EG) nr. 1974/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(20) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor plattelandsontwikkeling, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1974/2006 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Het volgende artikel 16 bis wordt ingevoegd: „Artikel 16 bis Met het oog op de toepassing van artikel 26 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 geldt dat wanneer investeringen worden gedaan in de opwekking van thermische energie en/of elektriciteit uit hernieuwbare bronnen op landbouwbedrijven, de voorzieningen voor de opwekking van hernieuwbare energie slechts in aanmerking komen voor steun indien de opwekkingscapaciteit van die voorzieningen niet groter is dan overeenkomt met de gecombineerde hoeveelheid thermische energie en elektriciteit die het landbouwbedrijf, inclusief het landbouwersgezin, jaarlijks gemiddeld verbruikt. Wanneer investeringen worden gedaan in de opwekking van in Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) bedoelde biobrandstoffen op landbouwbedrijven, komen de voorzieningen voor de opwekking van hernieuwbare energie slechts in aanmerking voor steun indien de opwekkingscapaciteit van die voorzieningen niet groter is dan overeenkomt met de hoeveelheid brandstof die het landbouwbedrijf jaarlijks gemiddeld voor transportdoeleinden verbruikt. |
2) |
In artikel 27, lid 12, wordt de tweede alinea vervangen door: „Dergelijke aanpassingen kunnen ook de vorm aannemen van een verlenging van de looptijd van de verbintenis. Deze verlenging dient af te lopen uiterlijk aan het einde van de periode waarop de betalingsaanvraag voor 2013 betrekking heeft.”. |
3) |
Het volgende artikel 32 bis wordt ingevoegd: „Artikel 32 bis Met het oog op de toepassing van artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 mogen de lidstaten toestemming verlenen voor een verlenging van de bosmilieuverbintenissen tot het einde van de periode waarop de betalingsaanvraag voor 2013 betrekking heeft.”. |
4) |
Aan artikel 37 wordt het volgende lid toegevoegd: „5. Met het oog op de toepassing van artikel 62, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 stemt het besluitvormingsorgaan van de plaatselijke groepen overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder b), van die verordening over de selectie van projecten en dient bij elke stemming ten minste 50 % van de stemmen afkomstig te zijn van de sociaaleconomische partners en andere vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. In het kader van het besluitvormingsproces betreffende de selectie van projecten worden adequate regels ter waarborging van de transparantie en ter voorkoming van belangenconflicten in acht genomen.”. |
5) |
Artikel 38, lid 2, wordt vervangen door: „2. De lidstaten mogen een voorschot betalen aan plaatselijke groepen die daarom verzoeken. Het voorschot mag niet meer dan 20 % van de overheidssteun voor de in artikel 63, onder c), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde kosten bedragen en mag pas worden betaald nadat een bankgarantie of een gelijkwaardige garantie ten belope van 110 % van het voor te schieten bedrag is gesteld. De zekerheid wordt uiterlijk op de datum van afsluiting van de plaatselijke ontwikkelingsstrategie vrijgegeven. Artikel 24, lid 6, van Verordening (EU) nr. 65/2011 van de Commissie (4) is niet van toepassing op de in de eerste alinea bedoelde betaling. |
6) |
Aan artikel 44, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd: „Met het oog op de toepassing van de eerste alinea wordt een reductie van de bedrijfsoppervlakte waarvoor een verbintenis is aangegaan, met ten hoogste 10 % als een geringe verandering beschouwd.”. |
7) |
Aan artikel 46 wordt de volgende alinea toegevoegd: „Met ingang van 2012 wordt een herzieningsclausule ingevoerd voor verbintenissen die overeenkomstig de artikelen 39, 40 en 47 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 voor een periode van tussen de vijf en zeven jaar zijn aangegaan en zich over een periode uitstrekken die de lopende programmeringsperiode overschrijdt, teneinde de aanpassing van deze verbintenissen aan het rechtskader van de volgende programmeringsperiode mogelijk te maken. De lidstaten kunnen evenwel besluiten een dergelijke herzieningsclausule reeds in 2011 in te voeren. De tweede alinea is tevens van toepassing in het kader van de onderhavige alinea.”. |
8) |
Artikel 52 wordt vervangen door: „Artikel 52 1. Wat de in artikel 51 van de onderhavige verordening bedoelde acties op het gebied van financiële instrumentering betreft, zijn de uitgaven die overeenkomstig artikel 26, lid 3, onder a), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 aan de Commissie worden gedeclareerd, de totale uitgaven die zijn betaald voor de oprichting van of de verlening van bijdragen aan de betrokken fondsen. Wanneer overeenkomstig artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 het saldo wordt betaald en het programma voor plattelandsontwikkeling wordt afgesloten, zijn de subsidiabele uitgaven evenwel het totaal van:
Het toe te passen cofinancieringspercentage stemt overeen met het cofinancieringspercentage dat geldt voor de maatregel waaraan het fonds bijdraagt. Indien het fonds bijdraagt aan verschillende maatregelen met verschillende cofinancieringspercentages, worden deze percentages toegepast in verhouding tot de betrokken subsidiabele uitgaven. Het verschil tussen de ELFPO-bijdrage die daadwerkelijk op grond van de eerste alinea is betaald, en de subsidiabele uitgaven zoals bedoeld in de tweede alinea, onder a) of b), wordt verrekend in het kader van de jaarrekeningen over het laatste jaar van uitvoering van het programma. In deze rekeningen moet de nodige gedetailleerde financiële informatie worden opgenomen. 2. Wanneer uit het ELFPO cofinanciering wordt verleend voor concrete acties waarbij in artikel 50 bedoelde garantiefondsen voor terug te betalen investeringen betrokken zijn, dient vooraf een beoordeling van de verwachte verliezen te worden verricht waarbij rekening wordt gehouden met de handelspraktijken die gelden voor vergelijkbare concrete acties die worden ondernomen voor het betrokken type investeringen en de betrokken markt. Indien dit gerechtvaardigd is op grond van latere marktvoorwaarden, kan de beoordeling van de verwachte verliezen worden herzien. Deze beoordeling moet worden weerspiegeld in de financiële middelen die worden vastgelegd om de garanties gestand te doen. 3. Financiële middelen die afkomstig zijn van door de fondsen gedane investeringen of die overblijven nadat een garantie gestand is gedaan, en die tijdens de programmeringsperiode terugvloeien naar de concrete actie, worden door het fonds gebruikt in overeenstemming met de in artikel 51, lid 6, bedoelde financieringsovereenkomst of worden verrekend in het kader van de jaarrekeningen. Financiële middelen die afkomstig zijn van door de fondsen gedane investeringen of die overblijven nadat een garantie gestand is gedaan, en die na de uiterste datum van subsidiabiliteit van het plattelandsontwikkelingsprogramma terugvloeien naar de concrete actie, worden door de betrokken lidstaten gebruikt ten bate van individuele ondernemingen. De rente die is opgebracht door de in het kader van de plattelandsontwikkelingsprogramma's aan de fondsen betaalde bedragen, wordt gebruikt overeenkomstig de eerste alinea.”. |
9) |
Artikel 53, lid 1, eerste alinea, wordt vervangen door: „In voorkomend geval kunnen de lidstaten de hoogte van de steun waarin is voorzien in de artikelen 27 en 31, de artikelen 37 tot en met 41, en de artikelen 43 tot en met 49 van Verordening (EG) nr. 1698/2005, vaststellen op basis van normbedragen voor kosten en standaardveronderstellingen over gederfde inkomsten.”. |
10) |
In artikel 54, lid 1, wordt de inleidende zin van de eerste alinea vervangen door: „Bijdragen in natura van een begunstigde uit de overheids- of de privésector, namelijk de levering van goederen of diensten waarvoor geen door facturen of gelijkwaardige stukken gestaafde betaling in geld wordt gedaan, zijn subsidiabele uitgaven mits de volgende voorwaarden zijn vervuld:”. |
11) |
Artikel 55, lid 2, wordt vervangen door: „2. In het geval van investeringen in de landbouw komen de aankoop van landbouwproductierechten, toeslagrechten, dieren en zaai- en pootgoed van jaarlijkse gewassen alsook het planten daarvan niet voor investeringssteun in aanmerking. Gewone vervangingsinvesteringen zijn geen subsidiabele uitgaven. Wanneer het gaat om het herstel van door een natuurramp beschadigd agrarisch productiepotentieel zoals bedoeld in artikel 20, onder b), vi), van Verordening (EG) nr. 1698/2005, kunnen uitgaven voor de aankoop van dieren en vervangingsinvesteringen echter wel subsidiabele uitgaven zijn.”. |
12) |
Artikel 56 wordt vervangen door: „Artikel 56 1. In afwijking van artikel 24, lid 6, van Verordening (EU) nr. 65/2011 kunnen lidstaten een voorschot betalen aan de begunstigden van investeringssteun die daarom verzoeken. Van de publiekrechtelijke begunstigden mogen gemeenten en verenigingen van gemeenten, regionale overheden en publiekrechtelijke lichamen een voorschot ontvangen. 2. Het voorschot mag niet meer dan 50 % van de overheidssteun voor de investering bedragen en mag pas worden betaald wanneer een bankgarantie of een gelijkwaardige garantie ten belope van 110 % van het voor te schieten bedrag is gesteld. Een door een overheid ter beschikking gestelde garantiefaciliteit wordt beschouwd als gelijkwaardig aan de in de eerste alinea bedoelde garantie indien de overheid zich ertoe verbindt het door die garantie gedekte bedrag te betalen wanneer geen recht op betaling van het voorschot wordt vastgesteld. 3. De garantie kan worden vrijgegeven zodra het bevoegde betaalorgaan vaststelt dat de werkelijke uitgaven in verband met de overheidssteun voor de investering het voorschot overtreffen.”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1, lid 12, met betrekking tot artikel 56, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1974/2006 is van toepassing met ingang van 1 januari 2011.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 juli 2011.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.
(2) PB L 368 van 23.12.2006, blz. 15.
(3) PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.”.
(4) PB L 25 van 28.1.2011, blz. 8.”.