EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011D0297

Besluit 2011/297/GBVB van de Raad van 23 mei 2011 tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2001/555/GBVB betreffende de oprichting van een satellietcentrum van de Europese Unie

PB L 136 van 24.5.2011, p. 62–63 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 25/06/2014; opgeheven door 32014D0401

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2011/297/oj

24.5.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 136/62


BESLUIT 2011/297/GBVB VAN DE RAAD

van 23 mei 2011

tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2001/555/GBVB betreffende de oprichting van een satellietcentrum van de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Nu het gewijzigde Verdrag van Brussel van 1954 houdende oprichting van de West-Europese Unie („WEU”) een einde heeft genomen, moeten namens de tien lidstaten die lid zijn van de WEU, na 30 juni 2011, de opheffingsdatum, enkele resterende administratieve taken kunnen worden verricht, met name het beheer van de personeelspensioenen en van het sociaal plan, en de regeling van geschillen tussen het WEU en voormalige personeelsleden.

(2)

Daartoe moeten de noodzakelijke administratieve taken worden waargenomen door het bij Gemeenschappelijk Optreden 2001/555/GBVB opgerichte satellietcentrum van de Europese Unie (1).

(3)

Alle uitgaven met betrekking tot de hierboven genoemde taken moeten worden bekostigd met bijdragen van de tien lidstaten die partij waren bij het gewijzigde Verdrag van Brussel van 1954 tot oprichting van de WEU.

(4)

Gemeenschappelijk Optreden 2001/555/GBVB moet dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Gemeenschappelijk Optreden 2001/555/GBVB wordt gewijzigd als volgt:

1)

Aan artikel 2 wordt het volgende lid toegevoegd:

„5.   Met ingang van 1 juli 2011, na de ontbinding van de West-Europese Unie („WEU”), worden de in artikel 23 bis genoemde administratieve taken door het Centrum uitgevoerd.”

2)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 23 bis

Administratieve taken na de ontbinding van de WEU

1.   Met ingang van 1 juli 2011 voert het Centrum namens België, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk (hierna te noemen „de tien lidstaten”) de volgende resterende administratieve taken van de WEU uit:

a)

het beheer van de pensioenen van de voormalige personeelsleden van de WEU;

b)

het beheer van het sociaal plan van de WEU;

c)

het beheer van alle geschillen tussen de WEU en haar vroegere personeelsleden en de uitvoering van de besluiten van de bevoegde commissies van beroep;

d)

het assisteren van de tien lidstaten bij de liquidatie van de activa van de WEU.

2.   Het beheer van de pensioenen van de voormalige personeelsleden van de WEU:

a)

geschiedt in overeenstemming met de op 30 juni 2011 geldende pensioenvoorschriften van de WEU. Deze voorschriften kunnen, indien nodig, worden gewijzigd door het bestuur bedoeld in lid 6 in het kader van de pensioenvoorschriften van de gecoördineerde organisaties;

b)

wordt gevoerd door de Joint Pensions Administrative Section van de gecoördineerde organisaties (hierna „JPAS/SCAP”). Uiterlijk op 30 juni 2011 sluit het Centrum te dien einde, namens de tien lidstaten, een memorandum van overeenstemming. De WEU kan partij zijn bij het memorandum; het memorandum wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het bestuur bedoeld in lid 6 en door de voorzitter van het bestuur ondertekend.

Geschillen over de pensioenen met voormalige personeelsleden van de WEU worden in overeenstemming met lid 3 beslecht.

3.   Geschillen tussen de WEU en haar voormalige personeelsleden worden beslecht volgens de desbetreffende regeling van de WEU, zoals van kracht op 30 juni 2011.

Het bestuur bedoeld in lid 6 werkt de geschillenbeslechtingsregeling bij opdat zij uiterlijk op 1 juli 2011 in het kader van het Centrum kan worden toegepast.

De rechtspositie van de voormalige personeelsleden van de WEU wordt beheerst door het statuut van het personeel van de WEU, zoals van kracht op 30 juni 2011, alle toepasselijke overeenkomsten, alle andere door de WEU genomen besluiten en het sociaal plan van de WEU.

4.   Het beheer van het sociaal plan van de WEU is geregeld in het sociaal plan dat de WEU op 22 oktober 2010 heeft vastgesteld. Het beheer is voorts in overeenstemming met de bindende beslissingen die naderhand door de bevoegde commissie van beroep worden gegeven, en met de ter uitvoering hiervan door de WEU of het bestuur bedoeld in lid 6 genomen besluiten.

5.   De assistentie bij de liquidatie van de activa van de WEU omvat onder meer het beheer van eventuele juridische of financiële problemen in verband met de opheffing van de WEU, onder leiding van het bestuur bedoeld in lid 6.

6.   De besluiten die ten behoeve van de in dit artikel genoemde taken, met name door het in dit artikel bedoelde bestuur worden genomen, worden met eenparigheid van stemmen genomen door het bestuur, dat uit vertegenwoordigers van de tien lidstaten is samengesteld. Het bestuur in deze samenstelling beslist over de wijze waarop een van de leden het voorzitterschap zal vervullen. De directeur van het Centrum of zijn vertegenwoordiger kan de vergaderingen van het bestuur in deze samenstelling bijwonen. Het bestuur wordt ten minste eenmaal per jaar of op verzoek van ten minste drie leden, door de voorzitter bijeengeroepen. Er kunnen ad-hocvergaderingen van het bestuur op deskundigenniveau worden bijeengeroepen om specifieke onderwerpen of problemen te behandelen. De besluiten van het bestuur kunnen bij schriftelijke procedure worden genomen.

7.   Het Centrum neemt de personeelsleden in dienst die ter uitvoering van de in lid 1 vermelde taken nodig zijn. Indien een van de tien lidstaten aanbiedt om hiertoe een persoon te detacheren, wordt die persoon in dienst genomen. Als dat niet het geval is, of als niet alle posten door detachering kunnen worden ingevuld, wordt het noodzakelijke personeel in dienst genomen. Onverminderd de bepalingen van dit artikel, zijn de voorschriften van het personeelsstatuut van het Centrum van toepassing.

8.   Alle uitgaven en ontvangsten die verband houden met de toepassing van dit artikel worden op een afzonderlijke begroting van het Centrum geboekt. Deze begroting wordt per begrotingsjaar, namelijk het kalenderjaar, opgesteld, en wordt door het bestuur, bedoeld in lid 6, op voorstel van de voorzitter, uiterlijk op 1 september vastgesteld. De ontvangsten en uitgaven van de begroting zijn in evenwicht. De begroting bevat een lijst van de personeelsleden die in dienst zijn genomen om de in lid 7 vermelde taken uit te voeren. De ontvangsten bestaan uit bijdragen van de tien lidstaten, die worden bepaald volgens de op 30 juni 2011 geldende regels betreffende hun bijdrage aan de WEU, en uit diverse ontvangsten. Teneinde een startfonds van 5,3 miljoen euro op te bouwen, worden de eerste bijdragen ten belope van 20% van dit bedrag, vóór 30 juni 2011 betaald. Het bestuur bedoeld in lid 6 stelt de nodige financiële regels vast, zoveel mogelijk uitgaande van de financiële regels van het Centrum en van de regels betreffende de controle van de begroting en de kwijting. In afwachting dat deze regels worden vastgesteld, zijn de regels van het WEU van toepassing.

9.   Het Centrum zal uiterlijk op 30 juni 2011 met de WEU een overeenkomst of een administratieve regeling betreffende de toepassing van dit artikel sluiten, die wordt goedgekeurd door het bestuur als bedoeld in lid 6, en door de voorzitter wordt ondertekend.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 23 mei 2011.

Voor de Raad

De voorzitster

C. ASHTON


(1)  PB L 200 van 25.7.2001, blz. 5.


Top