Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R0692

Verordening (EG) nr. 692/2009 van de Commissie van 30 juli 2009 tot opening van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur betreffende Verordening (EG) nr. 1001/2008 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit onder meer Maleisië, tot intrekking van het recht ten aanzien van een Maleisische exporteur en tot registratie van de invoer

PB L 199 van 31.7.2009, p. 9–11 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/692/oj

31.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 199/9


VERORDENING (EG) Nr. 692/2009 VAN DE COMMISSIE

van 30 juli 2009

tot opening van een nieuw onderzoek ten behoeve van een nieuwe exporteur betreffende Verordening (EG) nr. 1001/2008 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde hulpstukken voor buisleidingen, van ijzer of van staal, van oorsprong uit onder meer Maleisië, tot intrekking van het recht ten aanzien van een Maleisische exporteur en tot registratie van de invoer

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 11, lid 4,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   VERZOEK OM EEN NIEUW ONDERZOEK

(1)

De Commissie heeft een verzoek ontvangen om op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening een nieuw onderzoek te openen ten behoeve van een nieuwe exporteur. Het verzoek is ingediend door Pantech Steel Industries SDN. BHD. („de indiener van het verzoek”), een producent-exporteur uit Maleisië („het betrokken land”).

B.   PRODUCT

(2)

Het verzoek heeft betrekking op hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of staal (met uitzondering van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van 609,6 mm, geschikt voor stomplassen en voor andere doeleinden, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11, ex 7307 93 19, ex 7307 99 30 en ex 7307 99 90, van oorsprong uit Maleisië („het betrokken product”).

C.   BESTAANDE MAATREGELEN

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 1001/2008 van de Raad (2) werd een definitief antidumpingrecht van 75 % ingesteld op het betrokken product van oorsprong uit Maleisië, dat ook van toepassing is op de indiener van het verzoek. Voor één in die verordening met name genoemde onderneming geldt een individueel antidumpingrecht.

D.   MOTIVERING VAN HET NIEUWE ONDERZOEK

(4)

De indiener van het verzoek beweert dat hij het betrokken product niet naar de Gemeenschap heeft uitgevoerd in het onderzoektijdvak waarop de thans geldende antidumpingmaatregelen zijn gebaseerd, dat wil zeggen de periode van 1 april 2000 tot en met 31 maart 2001 („het oorspronkelijke onderzoektijdvak”) en dat hij niet verbonden is met producenten-exporteurs van het betrokken product die aan bovengenoemde antidumpingmaatregelen zijn onderworpen.

(5)

De indiener van het verzoek voert verder aan dat hij onherroepelijke contractuele verplichtingen is aangegaan om het betrokken product in de nabije toekomst naar de Gemeenschap uit te voeren.

E.   PROCEDURE

(6)

De bekende betrokken communautaire producenten zijn van het bovenstaande verzoek in kennis gesteld en hebben daarop kunnen reageren. Er werden geen opmerkingen ontvangen.

(7)

Na onderzoek van het bewijsmateriaal is de Commissie tot de conclusie gekomen dat dit toereikend is om overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisverordening een nieuw onderzoek te openen ten behoeve van een nieuwe exporteur, teneinde de individuele dumpingmarge van de indiener van het verzoek vast te stellen en, indien dumping wordt geconstateerd, de hoogte van het recht vast te stellen dat op het betrokken product moet worden geheven.

(8)

Indien blijkt dat de indiener van het verzoek aan de voorwaarden voor de vaststelling van een individueel recht voldoet, kan het noodzakelijk zijn het recht te wijzigen dat momenteel van toepassing is op het betrokken product afkomstig van ondernemingen die niet met naam zijn vermeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1001/2008.

a)   Vragenlijsten

Om de inlichtingen te verkrijgen die zij voor het onderzoek nodig acht, zal de Commissie de indiener van het verzoek een vragenlijst toezenden.

b)   Schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

Belanghebbenden wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en bewijsmateriaal te verstrekken.

Bovendien kan de Commissie belanghebbenden horen die hierom schriftelijk verzoeken en die kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen.

Er wordt op gewezen dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de bij deze verordening vastgestelde termijn kenbaar maakt.

F.   INTREKKING VAN HET RECHT EN REGISTRATIE VAN DE INVOER

(9)

Op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening moet het antidumpingrecht worden ingetrokken ten aanzien van het betrokken product dat door de indiener van het verzoek wordt vervaardigd en naar de Gemeenschap uitgevoerd. Tevens moet de invoer van dit product, overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening, worden geregistreerd zodat eventueel met terugwerkende kracht antidumpingrechten kunnen worden geheven vanaf de datum van opening van dit nieuwe onderzoek, indien uit het onderzoek blijkt dat de indiener van het verzoek het betrokken product met dumping naar de Gemeenschap uitvoert. In dit stadium kan geen raming worden gemaakt van het bedrag dat de indiener van het verzoek in de toekomst eventueel verschuldigd zal zijn.

G.   TERMIJNEN

(10)

Voor een behoorlijk bestuur moeten termijnen worden vastgesteld waarbinnen:

a)

belanghebbenden zich bij de Commissie kenbaar kunnen maken, hun standpunt schriftelijk kunnen uiteenzetten en hun antwoorden op de in overweging 8, onder a), van deze verordening genoemde vragenlijst en alle andere gegevens die zij voor het onderzoek nuttig achten, kunnen inzenden;

b)

belanghebbenden schriftelijk kunnen verzoeken door de Commissie te worden gehoord.

H.   NIET-MEDEWERKING

(11)

Indien een belanghebbende binnen de vastgestelde termijnen toegang tot de nodige gegevens weigert of deze niet verstrekt, dan wel het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens conclusies worden getrokken, zowel in positieve als in negatieve zin.

(12)

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, wordt deze buiten beschouwing gelaten en kan overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebruik worden gemaakt van de beschikbare gegevens. Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de bevindingen daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.

I.   VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

(13)

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (3).

J.   HEARING

(14)

Indien belanghebbenden van mening zijn dat zij bij de uitoefening van hun recht van verweer moeilijkheden ondervinden, kunnen zij vragen dat de bevoegde ambtenaar van DG Handel wordt ingeschakeld. Hij fungeert als tussenpersoon tussen de belanghebbenden en de diensten van de Commissie en kan zo nodig aanbieden te bemiddelen in procedurele kwesties aangaande de bescherming van de belangen van de belanghebbenden tijdens dit onderzoek, met name voor kwesties inzake toegang tot het dossier, vertrouwelijkheid, verlenging van termijnen en behandeling van schriftelijke en/of mondelinge opmerkingen. Belanghebbenden vinden nadere informatie en contactgegevens op de webpagina’s van de voor de hearing bevoegde ambtenaar op de website van DG Handel (http://ec.europa.eu/trade),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op grond van artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 384/96 wordt een nieuw onderzoek ten aanzien van Verordening (EG) nr. 1001/2008 geopend teneinde vast te stellen of en in welke mate de invoer van hulpstukken voor buisleidingen (andere dan gegoten hulpstukken, flenzen en hulpstukken met schroefdraad), van ijzer of staal (met uitzondering van roestvrij staal), met een grootste uitwendige diameter van 609,6 mm, geschikt voor stomplassen en voor andere doeleinden, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7307 93 11, ex 7307 93 19, ex 7307 99 30 en ex 7307 99 90, van oorsprong uit Maleisië, vervaardigd en verkocht voor uitvoer naar de Gemeenschap door Pantech Steel Industries SDN. BHD. (aanvullende Taric-code A961), moet worden onderworpen aan het antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 1001/2008 is ingesteld.

Artikel 2

Het bij Verordening (EG) nr. 1001/2008 ingestelde antidumpingrecht wordt ingetrokken ten aanzien van het in artikel 1 omschreven product.

Artikel 3

Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 384/96 wordt de douaneautoriteiten opgedragen de nodige maatregelen te nemen om de invoer van het in artikel 1 omschreven product te registreren. De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening beëindigd.

Artikel 4

1.   Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders vermeld, binnen 40 dagen na de inwerkingtreding van deze verordening contact met de Commissie opnemen, hun standpunt uiteenzetten en de antwoorden op de in overweging 8, onder a), genoemde vragenlijst en eventuele andere gegevens verstrekken. Verzoeken om te worden gehoord worden schriftelijk binnen dezelfde termijn van 40 dagen ingediend.

2.   Alle opmerkingen en verzoeken worden schriftelijk (niet elektronisch, tenzij anders vermeld) toegezonden onder opgave van naam, adres, e-mailadres en telefoon- en faxnummer van de belanghebbende. Alle schriftelijke opmerkingen, met inbegrip van de in deze verordening gevraagde informatie, antwoorden op de vragenlijst en correspondentie die op vertrouwelijke basis worden verstrekt, moeten van het opschrift „Limited (4) zijn voorzien en moeten overeenkomstig artikel 19, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 vergezeld gaan van een niet-vertrouwelijke versie met de vermelding „For inspection by interested parties”.

Alle informatie over deze kwestie en verzoeken om een mondeling onderhoud worden aan het volgende adres gericht:

Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer N105 4/92

1049 Brussel

BELGIË

Fax +32 2295 65 05

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 juli 2009.

Voor de Commissie

Catherine ASHTON

Lid van de Commissie


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(2)  PB L 275 van 16.10.2008, blz. 1.

(3)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

(4)  Dit betekent dat het document uitsluitend voor intern gebruik bestemd is. Het document is beschermd krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). Het document is vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad (PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1) en artikel 6 van de WTO-overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst).


Top