Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32007E0110

    Gemeenschappelijk Optreden 2007/110/GBVB van de Raad van 15 februari 2007 houdende verlenging en wijziging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten

    PB L 46 van 16.2.2007, p. 71–74 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
    PB L 4M van 8.1.2008, p. 93–96 (MT)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 29/02/2008

    ELI: http://data.europa.eu/eli/joint_action/2007/110/oj

    16.2.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 46/71


    GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN 2007/110/GBVB VAN DE RAAD

    van 15 februari 2007

    houdende verlenging en wijziging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor het vredesproces in het Midden-Oosten

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 14, artikel 18, lid 5, en artikel 23, lid 2,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Op 20 februari 2006 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2006/119/GBVB (1) vastgesteld, houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor het vredesproces in het Midden-Oosten tot en met 28 februari 2007.

    (2)

    Op 7 juni 2006 heeft de Raad het beleid van de Europese Unie goedgekeurd inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt ingezet in operaties buiten de Europese Unie.

    (3)

    Op 14 november 2005 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2005/797/GBVB betreffende de politiemissie van de Europese Unie voor de Palestijnse Gebieden (2), EUPOL COPPS, vastgesteld, waarin een specifieke rol wordt toebedeeld aan de SVEU.

    (4)

    Op 25 november 2005 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB vastgesteld, tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandsverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) (3), waarin eveneens een specifieke rol wordt toebedeeld aan de SVEU.

    (5)

    Uit een evaluatie van Gemeenschappelijk Optreden 2006/119/GBVB blijkt dat het mandaat van de SVEU moet worden gewijzigd en met twaalf maanden moet worden verlengd.

    (6)

    De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, uiteengezet in artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, kan schaden,

    HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK OPTREDEN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

    Het mandaat van de heer Marc OTTE als speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor het vredesproces in het Midden-Oosten wordt verlengd tot en met 29 februari 2008.

    Artikel 2

    Beleidsdoelstellingen

    1.   Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Europese Unie ten aanzien van het vredesproces in het Midden-Oosten.

    2.   Deze doelstellingen zijn:

    a)

    een oplossing met twee staten, dat wil zeggen Israël en een democratische, levensvatbare, vreedzame en soevereine Palestijnse staat, die binnen veilige en erkende grenzen naast elkaar leven en met hun buurlanden normale betrekkingen onderhouden overeenkomstig de Resoluties 242 (1967), 338 (1973), 1397 (2002) en 1402 (2002) van de VN-Veiligheidsraad en de beginselen van de Conferentie van Madrid;

    b)

    een oplossing van de vraagstukken Israël-Syrië en Israël-Libanon in het proces;

    c)

    een billijke oplossing voor het complexe vraagstuk van Jeruzalem en een rechtvaardige, levensvatbare en overeengekomen oplossing van het probleem van de Palestijnse vluchtelingen;

    d)

    de bijeenroeping te gelegener tijd van een vredesconferentie, die zowel politieke en economische aspecten als aangelegenheden inzake veiligheid dient te behandelen, de parameters van een politieke oplossing dient te bevestigen en een realistisch en duidelijk omschreven tijdschema dient op te stellen;

    e)

    de totstandbrenging van een duurzame en doeltreffende politiestructuur onder Palestijns gezag die aan de hoogste internationale normen voldoet, in samenwerking met de programma's van de Europese Gemeenschap voor institutionele opbouw en andere internationale inspanningen in de ruimere context van de veiligheidssector, met inbegrip van de hervorming van de strafrechtspraak;

    f)

    het blijven zorgen voor de aanwezigheid van een derde partij aan de grensovergang bij Rafah, met de bedoeling, in samenwerking met de programma's van de Europese Gemeenschap voor institutionele opbouw, bij te dragen aan de opening van de grensovergang bij Rafah en vertrouwen te wekken tussen de Israëlische regering en de Palestijnse Autoriteit.

    3.   Deze doelstellingen zijn gebaseerd op het streven van de Europese Unie om:

    a)

    met de partijen en met de partners in de internationale gemeenschap samen te werken, in het bijzonder binnen het kader van het Midden-Oosten-Kwartet, teneinde al het mogelijke te doen met het oog op vrede en een redelijke toekomst voor alle mensen in de regio;

    b)

    bijstand te blijven verlenen bij de Palestijnse politieke en administratieve hervormingen, het verkiezingsproces en de hervorming van het veiligheidssysteem;

    c)

    ten volle bij te dragen aan het bewerkstelligen van vrede, alsmede aan het herstel van de Palestijnse economie als een integrerend onderdeel van regionale ontwikkeling.

    4.   De SVEU ondersteunt de werkzaamheden van de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger (SG/HV) in het gebied, mede in het kader van het Midden-Oosten-Kwartet.

    Artikel 3

    Mandaat

    Ter verwezenlijking van deze beleidsdoelstellingen krijgt de SVEU het mandaat om:

    a)

    een actieve en efficiënte bijdrage van de Europese Unie te leveren tot acties en initiatieven die leiden tot een definitieve regeling van het conflict tussen Israël en Palestina en van het conflict Israël-Syrië en Israël-Libanon;

    b)

    nauwe contacten te vergemakkelijken en te onderhouden met alle partijen bij het vredesproces in het Midden-Oosten, met andere landen in de regio, de leden van het Midden-Oosten-Kwartet en andere betrokken landen en met de VN en andere betrokken internationale organisaties, teneinde met hen samen te werken aan de versterking van het vredesproces;

    c)

    te zorgen voor de voortdurende aanwezigheid van de Europese Unie, ter plaatse en in bevoegde internationale fora, en bij te dragen tot crisisbeheersing en -preventie;

    d)

    de vredesonderhandelingen tussen de partijen waar te nemen en te ondersteunen en in voorkomend geval advies en goede diensten van de Europese Unie aan te bieden;

    e)

    desgevraagd bij te dragen tot de uitvoering van de internationale overeenkomsten die de partijen hebben bereikt, en op het diplomatieke vlak met hen in contact te treden indien men zich niet houdt aan de voorwaarden van deze overeenkomsten;

    f)

    bijzondere aandacht te schenken aan factoren die gevolgen hebben voor de regionale dimensie van het vredesproces in het Midden-Oosten;

    g)

    constructieve gesprekken te voeren met de ondertekenaars van overeenkomsten in het kader van het vredesproces, teneinde de inachtneming van de basisnormen van de democratie te bevorderen, waaronder de eerbiediging van de mensenrechten en van de rechtsstaat;

    h)

    bij te dragen tot de uitvoering van het mensenrechtenbeleid en de richtsnoeren voor de mensenrechten van de Europese Unie, met name ten aanzien van vrouwen en kinderen in door conflicten getroffen gebieden, voornamelijk door de ontwikkelingen op dit gebied te volgen en te sturen;

    i)

    verslag uit te brengen over de mogelijkheden voor interventie van de Europese Unie in het vredesproces, en over de wijze waarop het best uitvoering kan worden gegeven aan de initiatieven van de Europese Unie en de lopende activiteiten van de Europese Unie in verband met het vredesproces in het Midden-Oosten, zoals de bijdrage van de Europese Unie aan de Palestijnse hervormingen, waaronder de politieke aspecten van de ontwikkelingsprojecten van de Europese Unie;

    j)

    toezicht te houden op handelingen van de partijen met betrekking tot de uitvoering van de routekaart en vraagstukken die het resultaat van de onderhandelingen betreffende de permanente status nadelig zouden kunnen beïnvloeden, opdat het Midden-Oosten-Kwartet de naleving door de partijen beter kan beoordelen;

    k)

    de samenwerking bij veiligheidsvraagstukken binnen het op 9 april 1998 ingestelde permanent veiligheidscomité van de Europese Unie en de Palestijnse Autoriteit te vergemakkelijken, alsmede op andere wijzen de samenwerking inzake veiligheidsvraagstukken te vergemakkelijken;

    l)

    bij te dragen tot een beter begrip van de rol van de Europese Unie onder de opiniemakers in de regio;

    m)

    een EU-programma te ontwikkelen en uit te voeren inzake veiligheidsvraagstukken. Daartoe kan de SVEU worden bijgestaan door een deskundige belast met de praktische uitvoering van operationele projecten met betrekking tot veiligheidsvraagstukken;

    n)

    indien nodig sturing te geven aan het hoofd van de missie/directeur van politie van het Coördinatiebureau van de Europese Unie voor de ondersteuning van de Palestijnse politie (EUPOL COPPS);

    o)

    indien nodig sturing te geven aan het hoofd van de missie/directeur van politie van de missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah).

    Artikel 4

    Uitvoering van het mandaat

    1.   De SVEU is onder het gezag en de operationele leiding van de SG/HV verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

    2.   Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt met de Raad. Het PVC zorgt binnen het kader van het mandaat voor strategische aansturing en politieke inbreng ten behoeve van de SVEU.

    Artikel 5

    Financiering

    1.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU van 1 maart 2007 tot en met 29 februari 2008 bedraagt 1 700 000 EUR.

    2.   De uit het in lid 1 genoemde bedrag gefinancierde uitgaven worden beheerd met inachtneming van de procedures en voorschriften van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie, met dien verstande dat voorfinanciering niet het eigendom van de Gemeenschap blijft.

    3.   Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De uitgaven komen voor financiering in aanmerking vanaf 1 maart 2007.

    4.   Het voorzitterschap, de Commissie en/of de lidstaten, naargelang van het geval, verlenen logistieke steun in de regio.

    Artikel 6

    Samenstelling van het team

    1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de samenstelling van zijn team, in overleg met het voorzitterschap, bijgestaan door de SG/HV, en in volledige samenspraak met de Commissie. De SVEU deelt het voorzitterschap en de Commissie de definitieve samenstelling van zijn team mee.

    2.   De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het personeel dat door een lidstaat of een instelling van de Europese Unie bij de SVEU wordt gedetacheerd, komt ten laste van de betrokken lidstaat of instelling van de Europese Unie.

    3.   Alle niet door detachering vervulde A-ambten worden door het secretariaat-generaal van de Raad op passende wijze bekendgemaakt en tevens ter kennis gebracht van de lidstaten en de instellingen van de Europese Unie, teneinde de best gekwalificeerde kandidaten te kunnen aanwerven.

    4.   De voorrechten, immuniteiten en andere garanties die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie van de SVEU en zijn medewerkers worden met de partijen overeengekomen. De lidstaten en de Commissie verlenen daartoe alle nodige steun.

    Artikel 7

    Beveiliging

    1.   De SVEU en de leden van zijn team leven de beveiligingsbeginselen en -minimumnormen na die zijn vastgelegd in Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (4), met name wanneer zij gerubriceerde EU-gegevens behandelen.

    2.   Overeenkomstig het beleid van de Europese Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het VEU wordt ingezet in operaties buiten de EU, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met zijn mandaat en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is:

    i)

    hij stelt op basis van de richtsnoeren van het secretariaat-generaal van de Raad een missiespecifiek veiligheidsplan op, dat onder meer missiespecifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor het beheer van veilige personeelsbewegingen naar en binnen het missiegebied, het beheer van veiligheidsincidenten en een nood- en evacuatieplan voor de missie behelst;

    ii)

    hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een op de omstandigheden in het missiegebied afgestemde verzekering tegen grote risico's;

    iii)

    hij zorgt ervoor dat alle buiten de Europese Unie ingezette leden van zijn team, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het missiegebied een passende beveiligingsopleiding hebben genoten waarvan de inhoud is bepaald op basis van de risicoklasse waarin het secretariaat-generaal van de Raad het missiegebied heeft ingedeeld;

    iv)

    hij zorgt ervoor dat alle naar aanleiding van geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en hij brengt schriftelijk verslag uit over de uitvoering ervan en over andere veiligheidskwesties, in het kader van zijn tussentijds verslag en zijn verslag over de uitvoering van het mandaat aan de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, de Raad en de Commissie;

    v)

    hij zorgt ervoor dat er, zo nodig en binnen zijn taken als onderdeel van de bevelsstructuur, in alle EU-componenten van een crisisbeheersingsoperatie of een operatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is, een samenhangende benadering voor de beveiliging van het personeel wordt gevolgd.

    Artikel 8

    Rapportage

    De SVEU brengt in de regel persoonlijk verslag uit aan de SG/HV en het PVC, alsook eventueel aan de bevoegde groep. Hij zendt regelmatig schriftelijke verslagen aan de SG/HV, de Raad en de Commissie. De SVEU kan op aanbeveling van de SG/HV en het PVC verslag uitbrengen aan de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen.

    Artikel 9

    Coördinatie

    Met het oog op de samenhang van het externe optreden van de Europese Unie worden de activiteiten van de SVEU gecoördineerd met die van de SG/HV, het voorzitterschap en de Commissie. De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan de missies van de lidstaten en de delegaties van de Commissie. Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met het voorzitterschap, de Commissie en de missiehoofden, die alles doen wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

    Artikel 10

    Toetsing

    De uitvoering van dit gemeenschappelijk optreden en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Europese Unie in de regio worden op gezette tijden getoetst. De SVEU legt de SG/HV, de Raad en de Commissie vóór eind juni 2007 een voortgangsverslag, en uiterlijk medio november 2007 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor. Deze verslagen vormen de basis voor de beoordeling van dit gemeenschappelijk optreden in de bevoegde groepen en door het PVC. In het kader van de algemene inzetprioriteiten doet de SG/HV aanbevelingen aan het PVC voor een beslissing van de Raad tot verlenging, wijziging of beëindiging van het mandaat.

    Artikel 11

    Inwerkingtreding

    Dit gemeenschappelijk optreden treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

    Artikel 12

    Bekendmaking

    Dit gemeenschappelijk optreden wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Brussel, 15 februari 2007.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    W. SCHÄUBLE


    (1)  PB L 49 van 21.2.2006, blz. 8.

    (2)  PB L 300 van 17.11.2005, blz. 65.

    (3)  PB L 327 van 14.12.2005, blz. 28.

    (4)  PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1. Besluit laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2005/952/EG (PB L 346 van 29.12.2005, blz. 18).


    Top