Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32006R1423

    Verordening (EG) nr. 1423/2006 van de Commissie van 26 september 2006 tot instelling van een mechanisme voor passende maatregelen op het gebied van landbouwuitgaven met betrekking tot Bulgarije en Roemenië

    PB L 269 van 28.9.2006, p. 10–12 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB L 348M van 24.12.2008, p. 695–699 (MT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2006/1423/oj

    28.9.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 269/10


    VERORDENING (EG) Nr. 1423/2006 VAN DE COMMISSIE

    van 26 september 2006

    tot instelling van een mechanisme voor passende maatregelen op het gebied van landbouwuitgaven met betrekking tot Bulgarije en Roemenië

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Toetredingsverdrag van Bulgarije en Roemenië, en met name op artikel 4, lid 3,

    Gelet op de Toetredingsakte van Bulgarije en Roemenië, en met name op artikel 37,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Overeenkomstig artikel 2 van de Toetredingsakte zijn de bepalingen van de door de instellingen vóór de toetreding vastgestelde besluiten bindend voor Bulgarije en Roemenië en zijn zij in die staten van toepassing onder de voorwaarden als neergelegd in de Verdragen en voornoemde Akte.

    (2)

    Overeenkomstig artikel 37 van de Toetredingsakte kan de Commissie, bij niet-naleving door Bulgarije of Roemenië van in het kader van de toetredingsonderhandelingen aangegane verbintenissen, waardoor de werking van de interne markt ernstig wordt verstoord of bij onmiddellijke dreiging van een dergelijke verstoring, passende maatregelen treffen.

    (3)

    Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de Verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG) nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 (1), zijn de lidstaten verplicht een geïntegreerd beheers- en controlesysteem, hierna het „GBCS” genoemd, op te zetten.

    (4)

    Vanaf hun toetreding moeten Bulgarije en Roemenië een GBCS hebben opgezet om een groot deel van de communautaire landbouwsteun in deze staten te controleren. De Commissie heeft op basis van informatie die door Bulgarije en Roemenië is verstrekt tot de datum waarop deze verordening is vastgesteld en op basis van eigen inspecties geconcludeerd dat er een reëel risico bestaat in verband met het bestaan en het functioneren van het GBCS in deze staten.

    (5)

    Ernstige tekortkomingen in de GBCS van Bulgarije of Roemenië zouden leiden tot een situatie waarbij de betalingen van landbouwsteun die met dit systeem moeten worden gecontroleerd, niet of niet naar behoren zouden worden gecontroleerd. Er zou dan ook een ernstig risico bestaan dat producenten die in het geheel of gedeeltelijk geen recht op landbouwsteun hebben, deze steun toch zouden ontvangen, waardoor zij in een gunstiger positie zouden komen dan waarin de Gemeenschapswetgeving voorziet. Voor ieder van deze landen zullen de uitgaven voor directe betalingen en plattelandsontwikkeling onder controle van het GBCS ongeveer 80 % van de totale landbouwuitgaven bedragen en in de honderden miljoenen EUR lopen, hetgeen het belang aantoont van een goed functionerend GBCS voor de invoering van een gemeenschappelijk landbouwbeleid in de twee landen en de goede werking van de interne markt in de Gemeenschap. Aangezien deze gunstigere positie, in samenhang met de bedragen die daarmee gemoeid zijn, een effect kan hebben op de handel in landbouwproducten op de interne markt, vormt zij een onmiddellijke dreiging van een ernstige verstoring van de werking van deze markt.

    (6)

    Dit risico kan onvoldoende worden tegengegaan enkel door toepassing van de artikelen 17 en 27 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (2), gezien de aard van de systemen en procedures waarin deze bepalingen voorzien. Er dient dan ook een beroep te worden gedaan op artikel 37 van de Toetredingsakte waarbij de Commissie de nodige maatregelen kan treffen om het risico te weren.

    (7)

    Na de toetreding moeten zowel Bulgarije als Roemenië, op basis van een verslag van een onafhankelijke instantie, een verklaring aan de Commissie afleggen dat hun GBCS bestaat en operationeel is. Bij eventuele tekortkomingen moeten deze staten de tekortkomingen onmiddellijk verhelpen.

    (8)

    Als de Commissie op basis van de verklaring van Bulgarije en Roemenië of het verslag van de onafhankelijke instantie of haar eigen controlebevindingen tot de conclusie komt dat er tekortkomingen blijven bestaan die zo ernstig zijn dat zij de goede werking van het onder het GBCS vallende algemene systeem voor het beheer van en de controle op landbouwuitgaven kunnen verstoren en er bijgevolg een dreigend risico blijft voor een ernstige verstoring van de werking van de interne markt, moet zij voor een vaste periode van één jaar de maandelijkse en tussentijdse betalingen aan Bulgarije en Roemenië in het kader van de artikelen 14 en 26 van Verordening (EG) nr. 1290/2005, voorlopig verlagen. De voorlopige verlaging moet overeenstemmen met het percentage dat de Commissie toepast overeenkomstig haar eigen richtsnoeren in het kader van de conformiteitsgoedkeuring wanneer het controlesysteem van een lidstaat ernstige tekortkomingen vertoont en er aanwijzingen zijn voor onregelmatigheden op grote schaal. Een dergelijke voorlopige verlaging is noodzakelijk om tot de betrokken staat ertoe te verplichten de tekortkomingen van zijn GBCS ongedaan te maken teneinde onregelmatige betalingen en frauduleuze praktijken te verhinderen of te ontdekken en onterecht uitgegeven bedragen terug te vorderen, en zo het risico voor een ernstige verstoring van de werking van de interne markt van de Gemeenschap tegen te gaan.

    (9)

    De Commissie dient na twaalf maanden na te gaan of zij de voorlopige verlaging van de maandelijkse en tussentijdse betalingen al dan niet wil handhaven.

    (10)

    De voorlopige verlaging mag enkel worden toegepast met betrekking tot steunmaatregelen die door middel van het GBCS worden beheerd en gecontroleerd.

    (11)

    De voorlopige verlaging moet worden opgevolgd in het kader van de conformiteitsgoedkeuringsprocedure van artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1290/2005, onverminderd de besluiten die in dat verband worden genomen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Tegen het eind van de derde maand na de toetreding leggen Bulgarije en Roemenië elk een verklaring op ministerieel niveau af aan de Commissie dat:

    a)

    de elementen van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, hierna het „GBCS” genoemd, als bedoeld in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1782/2003, op hun respectieve grondgebied zijn opgezet overeenkomstig de desbetreffende Gemeenschapswetgeving, voor zover zij betrekking hebben op het beheer en de controle van de in Bulgarije en Roemenië van toepassing zijnde steunregelingen;

    b)

    het GBCS en de andere elementen die nodig zijn om de correcte betaling te waarborgen van de steun als bedoeld in artikel 3 van deze verordening, op hun respectieve grondgebied operationeel zijn.

    2.   De in lid 1 genoemde verklaring wordt afgelegd op basis van een verslag, opgesteld door een instantie die over de vereiste deskundigheid beschikt en onafhankelijk is van het betaalorgaan en de coördinerende instantie als bedoeld in artikel 6, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 1290/2005. Bulgarije en Roemenië benoemen ieder de instantie die het verslag indient.

    In het verslag wordt een advies gegeven over de vraag of aan de in lid 1 bedoelde vereisten is voldaan. Het verslag wordt ter beschikking gesteld van de Commissie.

    Artikel 2

    1.   De Commissie neemt een besluit waarbij de maandelijkse en tussentijdse betalingen als bedoeld in de artikelen 14 en 26 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 voorlopig met 25 % worden verlaagd als zij, op basis van de verklaring of het in artikel 1 van deze verordening genoemde verslag of haar eigen controlebevindingen, en na de betrokken lidstaat in de gelegenheid te hebben gesteld binnen een redelijk termijn opmerkingen dienaangaande in te dienen, tot de conclusie komt dat:

    a)

    Bulgarije of Roemenië zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 1, leden 1 en 2, niet nakomt;

    b)

    de in artikel 1, lid 1, onder a), genoemde elementen niet zijn opgezet;

    c)

    ofschoon de in artikel 1, lid 1, onder a), genoemde elementen wel zijn opgezet, het GBCS en de andere elementen die nodig zijn om de correcte betaling te waarborgen van de steun als bedoeld in artikel 3, dermate ernstige tekortkomingen vertonen dat zij de goede werking van het algemene systeem kunnen verstoren.

    Bulgarije en Roemenië nemen alle nodige maatregelen om alle aangegeven tekortkomingen onmiddellijk te verhelpen.

    2.   De voorlopige verlaging wordt met betrekking tot de van 1 december 2007 tot en met 30 november 2008 gedane maandelijkse en tussentijdse betalingen.

    3.   De Commissie verlengt de voorlopige verlaging voor verdere periodes van twaalf maanden als één of meer van de in lid 1 genoemde voorwaarden vervuld blijven.

    4.   De voorlopige verlaging laat eventuele verlagingen of schorsingen overeenkomstig de artikelen 17 en 27 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 onverlet.

    Artikel 3

    De voorlopige verlaging als bedoeld in artikel 2 wordt toegepast met betrekking tot steun die wordt verleend in het kader van de volgende maatregelen:

    a)

    de als overgangsmaatregel toegekende vereenvoudigde inkomenssteun voor landbouwers in de nieuwe lidstaten, als bedoeld in artikel 143 ter van Verordening (EG) nr. 1782/2003 of de steunregelingen als bedoeld in de titels III en IV van die verordening;

    b)

    de aanvullende nationale rechtstreekse betalingen als bedoeld in artikel 143 quater van Verordening (EG) nr. 1782/2003, gefinancierd in het kader van hoofdstuk I van bijlage VIII bij de toetredingsakte;

    c)

    de betalingen als bedoeld in artikel 36, onder a), i) tot en met v), en onder b), i) tot en met v), van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (3) met uitzondering van diegene met betrekking tot de maatregelen als bedoeld in artikel 39, lid 5, van die verordening en de maatregelen van artikel 36, onder b), i) en iii), wat de oprichtingskosten betreft.

    Artikel 4

    Ieder besluit dat op basis van deze verordening wordt genomen of het ontbreken van een dergelijk besluit laten de conformiteitsgoedkeuring als bedoeld in artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 onverlet.

    Artikel 5

    Deze verordening treedt in werking afhankelijk van en op de datum van de vankrachtwording van het Verdrag inzake de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 26 september 2006.

    Voor de Commissie

    Mariann FISCHER BOEL

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1156/2006 van de Commissie (PB L 208 van 29.7.2006, blz. 3).

    (2)  PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 320/2006 (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 42).

    (3)  PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.


    Top