EUR-Lex Πρόσβαση στο δίκαιο της Ευρωπαϊκής Ένωσης

Επιστροφή στην αρχική σελίδα του EUR-Lex

Το έγγραφο αυτό έχει ληφθεί από τον ιστότοπο EUR-Lex

Έγγραφο JOL_2005_076_R_0001_01

2005/213/: Besluit van de Raad van 24 januari 2005 betreffende de sluiting van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust
Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust

PB L 76 van 22.3.2005, σ. 1 έως 15 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB L 159M van 13.6.2006, σ. 254 έως 255 (MT)

22.3.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 76/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 24 januari 2005

betreffende de sluiting van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust

(2005/213/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust (1) voeren de overeenkomstsluitende partijen, voordat de geldigheidsduur van het aan de overeenkomst gehechte protocol afloopt, onderhandelingen om in onderlinge overeenstemming de inhoud van het protocol voor de volgende periode te bepalen en, in voorkomend geval, te bepalen welke wijzigingen of aanvullingen in de bijlage moeten worden aangebracht.

(2)

De partijen hebben van 9 tot en met 13 november 2003 in Abidjan onderhandeld over een nieuw protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie. Dit protocol voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007 is op 3 maart 2004 in Brussel geparafeerd.

(3)

Op grond van dit protocol krijgen de vissers van de Gemeenschap voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007 vangstmogelijkheden toegewezen in de wateren onder de soevereiniteit of de jurisdictie van Ivoorkust.

(4)

Om een onderbreking van de visserijactiviteit van de vaartuigen van de Gemeenschap te voorkomen, moet het betrokken protocol zo spoedig mogelijk worden toegepast. Daarom hebben de twee partijen een overeenkomst in de vorm van een briefwisseling geparafeerd die voorziet in de voorlopige toepassing van het geparafeerde protocol vanaf de dag volgende op die waarop het geldende protocol afloopt. Deze overeenkomst moet worden goedgekeurd.

(5)

Er moet worden bepaald hoe de vangstmogelijkheden over de lidstaten moeten worden verdeeld, uitgaande van de traditionele verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van de visserijovereenkomst.

(6)

De overeenkomst in de vorm van een briefwisseling dient te worden goedgekeurd, onder voorbehoud van sluiting door de Raad,

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling inzake de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling en die van het protocol zijn aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

1.   De in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

a)

demersale visserij:

Spanje: 1 300 brt (brutoregisterton) per maand gemiddeld op jaarbasis;

b)

tonijnvisserij:

i)

vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen:

Frankrijk: 17 vaartuigen,

Spanje: 17 vaartuigen;

ii)

vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug:

Spanje: zes vaartuigen,

Portugal: vijf vaartuigen;

iii)

vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel:

Frankrijk: drie vaartuigen.

2.   Als met de vergunningsaanvragen van deze lidstaten niet alle in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden worden benut, kan de Commissie aanvragen van andere lidstaten in overweging nemen.

Artikel 3

De lidstaten waarvan vaartuigen in het kader van deze overeenkomst vissen, melden de Commissie de hoeveelheden van elk bestand die in de visserijzone van Ivoorkust zijn gevangen, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 500/2001 van de Commissie van 14 maart 2001 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad wat betreft de controle op de vangsten van de vissersvaartuigen van de Gemeenschap in de wateren van derde landen en in volle zee (2).

Artikel 4

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling te ondertekenen teneinde daardoor de Gemeenschap te binden.

Gedaan te Brussel, 24 januari 2005.

Voor de Raad

De voorzitter

F. BODEN


(1)  PB L 379 van 31.12.1990, blz. 3. Overeenkomst laatstelijk gewijzigd bij het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2000 tot en met 30 juni 2003, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie, zoals bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust (PB L 102 van 12.4.2001, blz. 3).

(2)  PB L 73 van 15.3.2001, blz. 8.


OVEREENKOMST IN DE VORM VAN EEN BRIEFWISSELING

inzake de voorlopige toepassing van het Protocol tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust

Mijnheer,

Onder verwijzing naar het op 3 maart 2004 te Brussel geparafeerde protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007 heb ik de eer u mee te delen dat de regering van Ivoorkust bereid is dit protocol met ingang van 1 juli 2004 voorlopig toe te passen in afwachting van de inwerkingtreding overeenkomstig artikel 10 van dat protocol, op voorwaarde dat de Europese Gemeenschap bereid is hetzelfde te doen.

In dit geval moet de eerste tranche van de financiële compensatie die is vastgesteld in artikel 3 van het protocol, uiterlijk op 31 december 2004 worden betaald.

Ik moge u verzoeken mij te bevestigen dat de Europese Gemeenschap instemt met een dergelijke voorlopige toepassing.

Hoogachtend,

Voor de regering van Ivoorkust

Ik heb de eer u de ontvangst te bevestigen van uw brief van heden, die luidt als volgt:

„Onder verwijzing naar het op 3 maart 2004 te Brussel geparafeerde protocol tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007 heb ik de eer u mee te delen dat de regering van Ivoorkust bereid is dit protocol met ingang van 1 juli 2004 voorlopig toe te passen in afwachting van de inwerkingtreding overeenkomstig artikel 10 van dat protocol, op voorwaarde dat de Europese Gemeenschap bereid is hetzelfde te doen.

In dit geval moet de eerste tranche van de financiële compensatie die is vastgesteld in artikel 3 van het protocol, uiterlijk op 31 december 2004 worden betaald.

Ik moge u verzoeken mij te bevestigen dat de Europese Gemeenschap instemt met een dergelijke voorlopige toepassing.”.

Ik heb de eer u te bevestigen dat de Europese Gemeenschap instemt met een dergelijke voorlopige toepassing.

Hoogachtend,

Namens de Raad van de Europese Unie

PROTOCOL

tot vaststelling, voor de periode van 1 juli 2004 tot en met 30 juni 2007, van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie als bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van ivoorkust

Artikel 1

1.   De krachtens artikel 2 van de overeenkomst verleende vangstmogelijkheden worden voor een periode van drie jaar, ingaande op 1 juli 2004, vastgesteld op:

a)

vriestrawlers voor de visserij op demersale soorten, en met name op schaaldieren in diep water, koppotigen en demersale vis: 1 300 brt (brutoregisterton) (1) per maand op jaarbasis;

b)

vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel: drie vaartuigen;

c)

vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug: elf vaartuigen;

d)

vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen: 34 vaartuigen.

2.   Op grond van artikel 4, lid 1, van de overeenkomst mogen vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Gemeenschap voeren, slechts visserijactiviteiten beoefenen in de visserijzone van Ivoorkust indien daarvoor in het kader van dit protocol en overeenkomstig de bepalingen van de bijlage een vergunning is verleend.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden kunnen op verzoek van de Europese Gemeenschap in onderling overleg worden verhoogd, voorzover de rationele exploitatie van de visbestanden van Ivoorkust daardoor niet in gevaar komt.

In dit geval wordt de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële tegenprestatie evenredig verhoogd pro rata temporis.

Artikel 3

1.   De financiële tegenprestatie voor de in artikel 1 bedoelde vangstmogelijkheden en de steun voor het in artikel 4 bedoelde sectorale beleid wordt vastgesteld op 1 065 000 EUR per jaar.

2.   Voor de tonijnvisserij heeft deze financiële tegenprestatie betrekking op een vangst van 9 000 t per jaar in de wateren van Ivoorkust. Als de vaartuigen van de Gemeenschap in de visserijzone van Ivoorkust een grotere hoeveelheid vangen, wordt dit bedrag dienovereenkomstig verhoogd. Het totaalbedrag van de door de Gemeenschap betaalde financiële tegenprestatie mag evenwel niet meer bedragen dan tweemaal het in lid 1 genoemde bedrag.

3.   De jaarlijkse financiële tegenprestatie wordt betaald uiterlijk op 31 december van elk jaar waarin het protocol van toepassing is. Voor de besteding van deze financiële tegenprestatie is uitsluitend de regering van Ivoorkust bevoegd, met inachtneming van artikel 4.

Artikel 4

1.   De partijen stellen doelstellingen vast voor een duurzaam beheer van de visbestanden van Ivoorkust. De in artikel 3, lid 1, vastgestelde financiële tegenprestatie is bestemd voor de financiering van maatregelen voor de verwezenlijking van deze doelstellingen, die ter indicatie en volgens de onderstaande verdeling zijn vastgesteld in het meerjarige sectorale programma van de regering van Ivoorkust:

a)

financiering van wetenschappelijke programma’s, waaronder een campagne met een trawler door een onderzoeksschip, om de kennis over de visbestanden en de biologische situatie in de visserijzones van Ivoorkust te vergroten: 200 000 EUR;

b)

steun voor het toezicht, de controle en de bewaking van de visserij, onder meer de tenuitvoerlegging van een satellietvolgsysteem voor vissersvaartuigen (VMS), vóór het einde van het tweede jaar van de looptijd van dit protocol: 280 000 EUR;

c)

verbetering van de visserijstatistieken: 100 000 EUR;

d)

steun aan het voor visserij bevoegde ministerie (Ministère de la production animale et des ressources halieutique de la Côte d'Ivoire) voor het opzetten en uitvoeren van beleid en strategieën voor de ontwikkeling van de visserij: 485 000 EUR.

2.   Gedurende het eerste jaar van de looptijd van het protocol worden de maatregelen zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, alsmede de jaarlijkse bedragen die daaraan worden toegewezen, in overeenstemming met het meerjarige sectorale programma vastgesteld door het voor visserij bevoegde ministerie. Dit programma wordt uiterlijk op 1 oktober 2004 ingediend bij de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust en moet worden goedgekeurd door de Gemengde Commissie zoals bedoeld in artikel 10 van de overeenkomst.

Met ingang van het tweede jaar van de looptijd van het protocol dient het voor visserij bevoegde ministerie uiterlijk op 1 oktober 2005 en 1 oktober 2006 een gedetailleerd verslag inzake de tenuitvoerlegging van het programma en de behaalde resultaten in bij de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust.

De twee partijen kunnen in onderling overleg besluiten de in artikel 4, lid 1, bedoelde maatregelen en de daarmee samenhangende bedragen te wijzigen.

Nadat de Gemengde Commissie voor het eerste jaar van de looptijd van het protocol het meerjarige sectorale programma en voor de twee daaropvolgende jaren het uitvoeringsverslag heeft goedgekeurd, worden de jaarlijkse bedragen elk jaar uiterlijk op 31 december overgemaakt op de door het voor visserij bevoegde ministerie meegedeelde en door de Commissie van de Europese Gemeenschappen goedgekeurde bankrekening.

De Gemengde Commissie komt uiterlijk vier maanden na de datum waarop het protocol verjaart, dat wil zeggen uiterlijk op 1 november van elk jaar dat het protocol van toepassing is, bijeen.

De Commissie van de Europese Gemeenschappen kan het voor visserij bevoegde ministerie vragen om aanvullende inlichtingen te verstrekken over de resultaten van de uitvoeringsverslagen.

Artikel 5

Als de Europese Gemeenschap een van haar in de artikelen 3 en 4 bedoelde financiële verplichtingen niet nakomt, kan de Republiek Ivoorkust de uitvoering van haar verplichtingen op grond van de visserijovereenkomst schorsen.

Artikel 6

Indien de uitoefening van de visserijactiviteiten in de visserijzone van Ivoorkust als gevolg van ernstige omstandigheden, natuurverschijnselen daaronder niet begrepen, onmogelijk is, kan de Europese Gemeenschap na overleg met de andere partij de betaling van de financiële tegenprestatie schorsen.

De betaling van de financiële tegenprestatie wordt hervat zodra de toestand opnieuw normaal is en nadat beide partijen na overleg hebben bevestigd dat de situatie hervatting van de visserijactiviteiten weer toelaat.

De geldigheidsduur van de op grond van artikel 4 van de overeenkomst aan de vaartuigen van de Gemeenschap verleende vergunningen wordt verlengd voor een periode gelijk aan de duur van de opschorting van de visserijactiviteiten.

Artikel 7

De bijlage bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Ivoorkust inzake de visserij voor de kust van Ivoorkust wordt vervangen door de bijlage bij dit protocol.

Artikel 8

De Commissie van de Europese Gemeenschappen en de autoriteiten van Ivoorkust nemen alle nodige maatregelen om de toestand van de visbestanden te evalueren.

Daartoe wordt een gezamenlijk Wetenschappelijk Comité opgericht dat op gezette tijden en ten minste eenmaal per jaar bijeenkomt. Dit comité bestaat uit wetenschappers die in onderling overleg door de partijen worden gekozen.

Op basis van de conclusies van het Wetenschappelijk Comité en met inachtneming van de beste wetenschappelijke adviezen die beschikbaar zijn, plegen de partijen overleg in het kader van de in artikel 10 van de overeenkomst bedoelde Gemengde Commissie, teneinde eventueel in onderling overleg de vangstmogelijkheden en de voorwaarden voor de visserij aan te passen.

Artikel 9

De verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) inzake de fundamentele principes en rechten op het werk is van rechtswege van toepassing op zeelieden die zijn aangemonsterd op vaartuigen van de Europese Gemeenschap. Het gaat daarbij met name om de vrijheid van vereniging en de effectieve erkenning van het recht op collectieve onderhandeling, alsmede de bestrijding van discriminatie op het gebied van werk en beroep.

De arbeidsovereenkomsten van de lokale zeelieden, waarvan de ondertekenende partijen een exemplaar ontvangen, worden gesloten tussen de vertegenwoordiger(s) van de reders en de zeelieden en/of hun vakverenigingen of vertegenwoordigers, in samenwerking met de bevoegde plaatselijke autoriteiten. Die overeenkomsten garanderen de zeelieden de aansluiting bij de socialezekerheidsregeling die op hen van toepassing is, met inbegrip van een overlijdens-, ziekte- en ongevallenverzekering. De bezoldiging van de plaatselijke zeelieden mag niet lager zijn dan die welke wordt toegepast voor de bemanningen in de staat die de visserijovereenkomst heeft gesloten, en mag in geen geval lager zijn dan de normen waarin de IAO voorziet.

Wanneer de werkgever een plaatselijke onderneming is, moet de arbeidsovereenkomst de naam van de reder en de vlaggenstaat vermelden.

Voorts garandeert de reder iedere aangemonsterde plaatselijke zeeman levens- en werkomstandigheden aan boord die vergelijkbaar zijn met die van de zeelieden uit de Europese Gemeenschap.

Artikel 10

Dit protocol treedt in werking op de datum van ondertekening.

Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2004.


(1)  Zoals gedefinieerd bij Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad (PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59).

BIJLAGE

TOT VASTSTELLING VAN DE VOORWAARDEN VOOR DE UITOEFENING VAN DE VISSERIJ IN DE VISSERIJZONE VAN IVOORKUST DOOR VAARTUIGEN VAN DE GEMEENSCHAP

A.   Formaliteiten voor het aanvragen en de afgifte van vergunningen

De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap dienen via de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust bij het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust (Ministère de la production animale et des ressources halieutique de la Côte d'Ivoire) een aanvraag in voor elk vaartuig waarmee men in het kader van de overeenkomst de visserij wenst uit te oefenen.

De aanvragen worden ingediend op het daartoe door Ivoorkust verstrekte formulier, waarvan een model als aanhangsel 1 is bijgevoegd.

Elke aanvraag voor een vergunning dient vergezeld te gaan van het bewijs dat de voor de geldigheidsduur van de vergunning verschuldigde visrechten zijn betaald.

In de bedoelde visrechten zijn alle nationale en plaatselijke belastingen begrepen, met uitzondering van de kosten voor dienstverlening en de havenrechten.

Het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust deelt vóór de inwerkingtreding van de overeenkomst alle gegevens mee over de voor de betaling van de rechten te gebruiken bankrekeningen.

De vergunning wordt afgegeven op naam van een bepaald vaartuig en is niet overdraagbaar.

Op verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen wordt de vergunning in geval van overmacht evenwel vervangen door een nieuwe vergunning voor een ander vaartuig met soortgelijke kenmerken als het te vervangen vaartuig. De reder van het te vervangen vaartuig zendt de geannuleerde vergunning via de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust terug aan het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust.

Op de nieuwe vergunning worden vermeld:

de datum van afgifte;

dat deze vergunning in de plaats komt van de vergunning voor een ander vaartuig en dat de vergunning van het vorige vaartuig wordt geannuleerd.

In dat geval zijn geen visrechten zoals bedoeld in artikel 4, lid 2, van de overeenkomst verschuldigd voor het resterende deel van de geldigheidstermijn.

1.

De vergunningen worden binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvraag door het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust afgegeven aan de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust.

2.

Het origineel van de vergunning moet steeds aan boord zijn en op ieder verzoek aan de bevoegde autoriteiten van Ivoorkust worden voorgelegd.

Zodra het van de Commissie van de Europese Gemeenschappen het bericht heeft ontvangen dat het voorschot is betaald, plaatst het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust de vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel of de zegen en die voor de visserij met de drijvende beug evenwel op een aan de controlediensten van Ivoorkust meegedeelde lijst van vaartuigen die het recht hebben om te vissen. Bovendien kan, in afwachting van de ontvangst van het origineel van de vergunning, een kopie van de reeds opgestelde vergunning (per fax) worden afgegeven om aan boord te worden bewaard.

3.

Reders van trawlers die op grond van artikel 2 van de overeenkomst in de visserijzone van Ivoorkust mogen vissen, moeten het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust in kennis stellen van iedere verandering van de kenmerken van hun vaartuigen, zoals die in de vergunning zijn aangegeven op de datum van afgifte en zijn opgenomen in aanhangsel 1.

4.

Bij iedere verhoging van de brutoregistertonnage van een trawler moet een nieuwe vergunningsaanvraag worden ingediend.

B.   Voorschriften voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel of de zegen en voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug

1.

De vergunningen hebben een geldigheidsduur van een jaar. Zij kunnen worden verlengd.

2.

De rechten bedragen 25 EUR per ton in de exclusieve economische zone (EEZ) van Ivoorkust gevangen vis.

3.

De vergunningen voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel of de zegen en voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug worden afgegeven nadat een forfaitair voorschot is betaald van 375 EUR per jaar per vaartuig voor de tonijnvisserij met de hengel, 2 750 EUR per jaar per vaartuig voor de tonijnvisserij met de zegen en 1 000 EUR per jaar voor de visserij met de drijvende beug.

4.

De definitieve afrekening van de rechten die voor een bepaald visseizoen verschuldigd zijn, wordt aan het einde van elk kalenderjaar door de Commissie van de Europese Gemeenschappen opgemaakt aan de hand van de door de reders opgestelde vangstaangiften die zijn bevestigd door de voor de verificatie van de vangstgegevens bevoegde wetenschappelijke instellingen, zoals het Institut de recherche pour le développement (IRD), het Instituto Español de Oceanografia (IEO) en het Instituto Português de Investigacão Marítima (IPIMAR) enerzijds en het Centrum voor oceanologisch onderzoek van Ivoorkust anderzijds. Deze definitieve afrekening wordt terzelfder tijd aan de visserijdiensten van Ivoorkust en aan de reders toegezonden. Eventuele aanvullende rechten dienen uiterlijk 30 dagen na kennisgeving van de definitieve afrekening aan de bedoelde dienst van Ivoorkust te worden betaald.

Als het bedrag van de afrekening kleiner is dan het bedrag van het hierboven bedoelde voorschot, wordt het verschil evenwel niet terugbetaald.

5.

Een deel van de in het kader van dit artikel betaalde visrechten wordt besteed aan de ondersteuning en de ontwikkeling van de visserij.

De autoriteiten van Ivoorkust delen vóór de inwerkingtreding van de overeenkomst alle gegevens mee over de voor de betaling van de visrechten te gebruiken rekening van de Schatkist.

C.   Voorschriften voor vriestrawlers

1.

Vergunningen voor vriestrawlers hebben een geldigheidsduur van een jaar, zes maanden of drie maanden. Zij kunnen worden verlengd.

2.

De rechten voor vergunningen met een geldigheidsduur van een jaar bedragen 100 EUR/brt per vaartuig.

De rechten voor vergunningen met een geldigheidsduur van minder dan één jaar worden berekend pro rata temporis. Voor vergunningen van zes en drie maanden worden de rechten verhoogd met 3 %, respectievelijk 5 %.

D.   Vangstaangiften

1.

Voor de vaartuigen die in het kader van de overeenkomst mogen vissen in de visserijzone van Ivoorkust, moet via de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust aan de voor visserij bevoegde diensten in Ivoorkust een vangstaangifte worden toegezonden, waarvan de delegatie van de Commissie een kopie krijgt; daarbij moeten de volgende regels in acht worden genomen:

a)

voor trawlers wordt gebruikgemaakt van een vangstaangifte volgens het hierbij gevoegde model (aanhangsel 2). Deze vangstaangiften worden per maand opgesteld en moeten ten minste ieder kwartaal worden ingediend;

b)

voor vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel of de zegen en voor vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug moet tijdens iedere periode waarin in de visserijzone van Ivoorkust wordt gevist, een visserijlogboek worden ingevuld volgens het model in aanhangsel 3 voor de vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug, en volgens het model in aanhangsel 4 voor de vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen of de hengel. Het formulier moet ook worden ingevuld als niets is gevangen.

Dit formulier wordt hetzij opgehaald in de haven door de bevoegde diensten van het Centrum voor oceanologisch onderzoek van Ivoorkust, hetzij aan deze diensten toegezonden binnen 45 dagen na elke periode waarin in de visserijzone van Ivoorkust is gevist.

Aan het in deel B, punt 4, genoemde voor visserij bevoegde ministerie wordt een kopie van deze documenten toegezonden.

Deze formulieren moeten goed leesbaar worden ingevuld en door de kapitein van het vaartuig worden ondertekend. Voorts moet de kapitein voor de perioden waarin de bovenbedoelde vaartuigen buiten de wateren van Ivoorkust verblijven, in het bovenbedoelde logboek de vermelding „Buiten de EEZ van Ivoorkust” aanbrengen.

2.

De autoriteiten van Ivoorkust behouden zich het recht voor om bij niet-naleving van deze bepalingen de vergunning voor het betrokken vaartuig te schorsen totdat deze formaliteit is vervuld. In een dergelijk geval wordt de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust daarvan onverwijld in kennis gesteld.

E.   Aanvoer van de vangsten

De vaartuigen voor de tonijnvisserij en de vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug die hun vangsten in een haven van Ivoorkust aanvoeren, leveren hun bijvangsten zoveel mogelijk aan de plaatselijke handelaars, in het kader van vrije concurrentie en tegen de prijs die gangbaar is op de lokale markt.

Bovendien leveren de tonijnvissers uit de Europese Gemeenschap een bijdrage aan de voorziening van de tonijnconservenfabrieken van Ivoorkust. De vis wordt geleverd tegen een in overleg tussen de reders van de Europese Gemeenschap en de plaatselijke handelaars vastgestelde prijs die wordt berekend op basis van de gangbare prijzen op de wereldmarkt. De prijs wordt betaald in een convertibele valuta. Het programma voor de aanvoer moet in onderling overleg tussen de reders van de Europese Gemeenschap en de Ivoriaanse handelaars worden vastgesteld.

F.   Visserijzones

1.

Om de paaigebieden en de ambachtelijke visserij te beschermen is het voor vaartuigen van de Europese Gemeenschap waarvoor een vergunning is afgegeven, verboden de visserij zoals bedoeld in artikel 2 van de overeenkomst uit te oefenen in een gebied:

van 12 zeemijl, gemeten vanaf de kust, voor vriesvaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen, vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug,

van 6 zeemijl, gemeten vanaf de kust, voor vriestrawlers.

2.

Vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel en levend aas mogen evenwel in het vorenbedoelde verboden gebied op aas vissen, met dien verstande dat zij niet meer mogen vangen dan zij nodig hebben ter dekking van de eigen behoeften.

G.   Binnenvaren en verlaten van de zone

De betrokken vaartuigen moeten telkens binnen drie uur nadat zij de visserijzone zijn binnengevaren of die hebben verlaten, en om de drie dagen bij het vissen in de wateren van Ivoorkust rechtstreeks aan het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust hun positie melden en opgeven welke vangsten zij aan boord hebben; dit gebeurt bij voorrang per fax ((225-21) 35 04 09) en voor vaartuigen die niet over een fax beschikken, per radio of via internet (E-mail: dphcotedivoire@aviso.ci).

Het faxnummer en de radiofrequentie worden meegedeeld bij de afgifte van de visvergunning.

Het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust en de reders bewaren een kopie van de faxen of van de radioberichten totdat beide partijen de in deel B bedoelde definitieve afrekening van de rechten hebben goedgekeurd.

Vaartuigen die in de visserijzone van Ivoorkust vissen zonder het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust van hun aanwezigheid in kennis te hebben gesteld, worden beschouwd als vaartuigen zonder vergunning en onderhevig aan de in de wetgeving van Ivoorkust vastgestelde sancties.

H.   Maaswijdte

De maaswijdte (gestrekte mazen) bedraagt minimaal:

a)

40 mm voor vriestrawlers die vissen op schaaldieren in diep water;

b)

70 mm voor vriestrawlers die vissen op koppotigen;

c)

60 mm voor vriestrawlers die hun activiteit richten op de vangst van vis;

d)

voor de visserij op tonijn gelden de door de ICCAT aanbevolen normen.

I.   Aanmonstering van zeelieden

De reders van vaartuigen waarvoor visserijvergunningen in het kader van de overeenkomst worden verleend, dragen bij tot de praktische beroepsopleiding van onderdanen van Ivoorkust onder de hierna vastgestelde voorwaarden en binnen de volgende grenzen:

1.

Elke reder van trawlers verbindt zich tot het in dienst nemen van:

één matroos voor vaartuigen met een tonnage van minder dan 460 brt;

twee matrozen voor vaartuigen met een tonnage tussen 460 en 550 brt;

drie matrozen voor vaartuigen met een tonnage van meer dan 550 brt.

De reders van vaartuigen voor de tonijnvisserij en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug verbinden zich ertoe matrozen uit Ivoorkust in dienst te nemen onder de hierna vastgestelde voorwaarden en binnen de volgende grenzen:

voor de vloot van vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel worden tijdens het seizoen waarin in de visserijzone van Ivoorkust wordt gevist, vier matrozen uit Ivoorkust aangemonsterd. Er hoeft evenwel nooit meer dan één matroos per vaartuig te worden aangemonsterd;

voor de vloot van vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen worden 30 matrozen uit Ivoorkust aangemonsterd;

voor de vloot van vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug worden tijdens het seizoen waarin in de visserijzone van Ivoorkust wordt gevist, vier matrozen uit Ivoorkust aangemonsterd. Er hoeft evenwel nooit meer dan één matroos per vaartuig te worden aangemonsterd.

Op verzoek van de reders kunnen nog meer vissers uit Ivoorkust worden aangemonsterd.

De reders nemen door het voor visserij bevoegde ministerie erkende beroepsmatrozen uit Ivoorkust in dienst.

2.

Het loon van de matrozen wordt, vóór de afgifte van de visserijvergunning, door de reders of hun vertegenwoordigers en het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust in onderling overleg vastgesteld; in het loon, dat voor rekening van de reders komt, moeten de kosten van de socialezekerheidsregeling zijn begrepen waaronder de zeevisser valt (o.a. levens-, ziekte- en ongevallenverzekering).

3.

Bij niet-nakoming van deze verplichting tot aanmonstering, moeten de reders van de trawlers, van de vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel, van de vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen en van de vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug zo spoedig mogelijk voor het visseizoen een forfaitair bedrag betalen dat overeenkomt met het loon van de niet-aangemonsterde zeelieden, op basis van het aantal dagen dat het vaartuig zich in de EEZ van Ivoorkust bevond.

Dit bedrag wordt besteed aan de opleiding van matrozen uit Ivoorkust en wordt overgemaakt op een door het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust op te geven rekening.

4.

Ieder vaartuig moet, als de kapitein daarmee instemt, een door het voor visserij bevoegde ministerie voorgestelde stagiair aan boord nemen. De levens- en werkomstandigheden van de stagiair aan boord zijn, voorzover mogelijk, identiek aan die van het personeel van dezelfde rang. Kost en inwoning zijn voor rekening van Ivoorkust.

J.   Wetenschappelijke waarnemers

Op verzoek van het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust nemen de vaartuigen die in de EEZ van Ivoorkust vissen, een wetenschappelijke waarnemer aan boord, die wordt behandeld als een officier. Ditzelfde geldt, voorzover mogelijk, ook wat zijn logies betreft. Hoelang de waarnemer aan boord dient te blijven, wordt vastgesteld door het voor visserij bevoegde ministerie, maar in het algemeen zal dit niet langer zijn dan nodig is voor de uitvoering van zijn taak. Tijdens zijn verblijf aan boord:

observeert hij de visserijactiviteiten van de vaartuigen,

controleert hij de positie van de vaartuigen die bij visserijactiviteiten betrokken zijn,

verricht hij bemonsteringsactiviteiten voor biologische doeleinden in het kader van wetenschappelijke programma's,

noteert hij gegevens over het gebruikte vistuig en

verifieert hij de in het logboek opgenomen gegevens over de vangsten in de visserijzone van Ivoorkust.

Hierbij:

zorgt de waarnemer ervoor dat zijn inscheping en zijn verblijf aan boord de visserijactiviteiten niet onderbreken of hinderen;

gaat hij zorgvuldig om met de goederen en de installaties aan boord van het vaartuig en bewaart hij geheimhouding over alle aan het vaartuig toebehorende documenten;

stelt hij een activiteitenverslag op, dat aan het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust wordt toegezonden, met kopie aan de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

De voorwaarden van het verblijf aan boord worden in onderling overleg vastgesteld door de reder of zijn vertegenwoordiger en het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust. De reders van de trawlers betalen het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust, tegelijk met de visrechten, een bedrag van 3 EUR per brt per jaar, pro rata temporis, per vaartuig dat vist in de wateren van Ivoorkust. Dit bedrag wordt overgemaakt op een door het voor visserij bevoegde ministerie van Ivoorkust opgegeven rekening. De reders van vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen of met de hengel en van vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug betalen de regering van Ivoorkust 10 EUR per dag voor elke aan boord genomen waarnemer. De kosten van inscheping en ontscheping van de waarnemer zijn ten laste van de reder als hij niet in staat is de waarnemer in een met het voor visserij bevoegde ministerie overeen te komen haven van Ivoorkust aan boord te nemen of aan land te zetten.

Als de waarnemer zich binnen twaalf uur na het afgesproken tijdstip nog niet op de afgesproken plaats heeft gemeld, is de reder automatisch ontheven van de verplichting hem aan boord te nemen.

Het salaris en de sociale lasten van de waarnemer zijn voor rekening van Ivoorkust.

K.   Inspectie en controle

Op verzoek van de autoriteiten van Ivoorkust laten de vissersvaartuigen van de Gemeenschap die hun activiteit uitoefenen in het kader van de overeenkomst, de ambtenaren van Ivoorkust aan wie de inspectie van en de controle op de visserijactiviteiten is opgedragen, aan boord komen en vergemakkelijken zij de uitoefening van hun taak.

Deze ambtenaren mogen niet langer aan boord blijven dan nodig is om hun taken te vervullen.

L.   Procedure in geval van aanhouding

1.

Telkens als een vissersvaartuig dat de vlag voert van een lidstaat van de Gemeenschap en de visserij uitoefent in het kader van dit protocol, in de EEZ van Ivoorkust wordt aangehouden, wordt de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust daarvan binnen drie werkdagen in kennis gesteld. Terzelfder tijd ontvangt zij een beknopt verslag over de omstandigheden van en de redenen voor de aanhouding.

2.

Voordat enige maatregel ten aanzien van de kapitein of de bemanning van het vaartuig of ten aanzien van de lading en de uitrusting van het vaartuig, met uitzondering van maatregelen die tot doel hebben bewijsmateriaal in verband met de vermoedelijke overtreding veilig te stellen, wordt overwogen, wordt ten hoogste één werkdag na ontvangst van het vorenbedoelde bericht overleg gepleegd tussen de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in Ivoorkust, het voor visserij bevoegde ministerie en de controlediensten, eventueel in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de betrokken lidstaat. Tijdens dit overleg verstrekken de partijen elkaar alle documenten of inlichtingen die de omstandigheden van de geconstateerde feiten kunnen helpen ophelderen. De reder of zijn vertegenwoordiger wordt in kennis gesteld van de uitkomst van dit overleg en van alle maatregelen die naar aanleiding van de aanhouding kunnen worden getroffen.

3.

Voordat een gerechtelijke procedure wordt ingeleid, wordt ernaar gestreefd de vermoedelijke overtreding via een minnelijke schikking af te handelen. De termijn voor de schikkingsprocedure bedraagt maximaal drie werkdagen nadat de delegatie van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis is gesteld.

4.

Als de zaak niet via een schikking kan worden afgehandeld en de kapitein voor een bevoegde rechterlijke instantie van Ivoorkust wordt vervolgd, wordt door de bevoegde autoriteit binnen twee werkdagen na de beëindiging van de schikkingsprocedure bepaald welke bankgarantie, waarvan het niveau redelijk moet zijn, moet worden verstrekt in afwachting van de uitspraak van de rechter. Deze bankgarantie wordt door de bevoegde autoriteit vrijgegeven zodra de kapitein van het betrokken vaartuig is vrijgesproken.

5.

Het vaartuig en de bemanning worden vrijgelaten:

ofwel meteen na afloop van de overlegvergadering, als de geconstateerde feiten zulks mogelijk maken,

ofwel onmiddellijk na de ontvangst van de betaling van de eventuele boete (bij een schikking),

ofwel onmiddellijk nadat de bankgarantie is gegeven (bij een gerechtelijke procedure).

6.

Als een van de partijen vindt dat de toepassing van de bovenbedoelde procedure een probleem of een geschil doet rijzen, kan zij om een spoedbijeenkomst verzoeken van de partijen bij het huidige protocol.

Aanhangsel 1

Image

Image

Aanhangsel 2

Image

Aanhangsel 3

Image

Aanhangsel 4

Image


Επάνω