Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004L0117

    Richtlijn 2004/117/EG van de Raad van 22 december 2004 tot wijziging van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG met betrekking tot onderzoeken onder officieel toezicht en de gelijkwaardigheid van in derde landen geproduceerd zaaizaad

    PB L 14 van 18.1.2005, p. 18–33 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
    PB L 159M van 13.6.2006, p. 22–37 (MT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (BG, RO, HR)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2004/117/oj

    18.1.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 14/18


    RICHTLIJN 2004/117/EG VAN DE RAAD

    van 22 december 2004

    tot wijziging van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG met betrekking tot onderzoeken onder officieel toezicht en de gelijkwaardigheid van in derde landen geproduceerd zaaizaad

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Krachtens Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen (3), Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen (4), Richtlijn 2002/54/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad (5), Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (6) en Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (7) kan zaad slechts officieel worden gecertificeerd indien bij een officiële controle op zaadmonsters die officieel voor zaadcontrole zijn genomen, is komen vast te staan dat het zaad aan de gestelde eisen voldoet.

    (2)

    Beschikking 98/320/EG van de Commissie van 27 april 1998 betreffende het opzetten van een tijdelijk experiment inzake zaadbemonstering en -controle overeenkomstig de Richtlijnen 66/400/EEG, 66/401/EEG, 66/402/EEG en 69/208/EEG van de Raad (8) voorziet in de organisatie op communautair niveau van een tijdelijk experiment om na te gaan of zaadbemonstering en -controle onder officieel toezicht betere alternatieven kunnen zijn voor de procedures inzake officiële certificering van zaad, zonder significante achteruitgang van de zaadkwaliteit.

    (3)

    Uit de resultaten van dit experiment is gebleken dat de procedures inzake officiële certificering van zaad onder bepaalde omstandigheden kunnen worden vereenvoudigd zonder significante achteruitgang van de zaadkwaliteit ten opzichte van het systeem van officiële zaadbemonstering en -controle. Daarom is het dienstig ervoor te zorgen dat deze vereenvoudigde procedures op lange termijn worden toegepast, en dat zij tot groentegewassen worden uitgebreid.

    (4)

    Richtlijn 98/96/EG (9) van de Raad tot wijziging van onder andere de niet-officiële veldkeuringen op grond van de Richtlijnen 66/400/EEG, 66/401/EEG, 66/402/EEG en 69/208/EEG bevat regels betreffende de certificeringsprocedures voor veldkeuringen onder officieel toezicht. Een gedetailleerde evaluatie van deze procedures heeft aangetoond dat de veldkeuringen onder officieel toezicht zouden moeten worden uitgebreid tot alle gewassen die voor de productie van gecertificeerd zaaizaad zijn bestemd. Voorts is uit de evaluatie gebleken dat naar verhouding minder gebieden zouden moeten worden aangewezen voor officiële certificering, dat wil zeggen voor controle en keuring door officiële keurmeesters.

    (5)

    Richtlijn 2002/54/EG dient op de overige richtlijnen inzake zaaizaad te worden afgestemd inzake de mogelijkheid om lidstaten waar de bietenteelt en het in de handel brengen van bietenzaad van gering economisch belang zijn, afwijkingen toe te staan.

    (6)

    Momenteel is de gelijkwaardigheid van zaaizaad uit de Gemeenschap ten opzichte van zaaizaad uit derde landen beperkt tot bepaalde categorieën zaad. Gezien met name de internationale ontwikkelingen moet de gelijkwaardigheidsregeling worden uitgebreid tot alle soorten zaaizaad die voldoen aan de eigenschappen en de vereisten inzake onderzoek, aanduiding en sluiting die in de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG zijn vastgelegd.

    (7)

    De Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (8)

    Beschikking 98/320/EG vervalt op 27 april 2005. Hangende de toepassing van nieuwe bepalingen is het derhalve dienstig dat de communautaire voorwaarden voor het in de handel brengen van in overeenstemming met deze beschikking gewonnen zaaizaad gehandhaafd blijven,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Richtlijn 66/401/EEG wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 2, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt B, punt 1, onder d), wordt vervangen door:

    „d)

    waarvan bij een officieel onderzoek of, onder de in bijlage II vastgestelde voorwaarden, hetzij bij een officieel onderzoek hetzij bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet.”;

    b)

    punt B, punt 2, onder d), wordt vervangen door:

    „d)

    waarvan bij een officieel onderzoek of, onder de in bijlage II vastgestelde voorwaarden, hetzij bij een officieel onderzoek hetzij bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet.”;

    c)

    punt C, onder d), wordt vervangen door:

    „d)

    waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet.”;

    d)

    punt C bis, onder d), wordt vervangen door:

    „d)

    waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet.”;

    e)

    punt C ter, onder d), wordt vervangen door:

    „d)

    waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet.”;

    f)

    punt D, onder c), wordt vervangen door:

    „c)

    waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in a) en b) vastgestelde voorwaarden voldoet.”.

    2)

    Artikel 2, lid 3, wordt vervangen door:

    „3.   Het onderzoek onder officieel toezicht als bedoeld in lid 1, punt B, punt 1, onder d), lid 1, punt B, punt 2, onder d), lid 1, punt C, onder d), lid 1, punt C bis, onder d), lid 1, punt C ter, onder d) en lid 1, punt D, onder c) moet aan de volgende eisen voldoen:

    A.

    Veldkeuring

    a)

    De keurmeesters:

    i)

    moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;

    ii)

    mogen geen persoonlijk voordeel halen uit de door hen uitgevoerde keuringen;

    iii)

    moeten officieel zijn erkend door de voor certificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, waarbij deze erkenning ofwel de beëdiging van de keurmeesters moet omvatten, dan wel een door de keurmeesters ondertekende verklaring dat zij zich ertoe verbinden de regels inzake officiële onderzoeken in acht te nemen;

    iv)

    moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden.

    b)

    Het te keuren zaadgewas moet worden geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren.

    c)

    Een gedeelte van de zaadgewassen wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd. Dat gedeelte is ten minste 5 %.

    d)

    Een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtests om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren.

    e)

    De lidstaten stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een straf kan intrekking inhouden van de onder a), punt iii), bedoelde erkenning van de officieel erkende keurmeesters die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het betrokken onderzochte zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.

    B.

    Zaadcontrole

    a)

    Zaadcontrole wordt verricht in laboratoria voor zaadcontrole die daartoe onder de in b) tot en met d) bedoelde voorwaarden door de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zijn gemachtigd.

    b)

    Het zaadcontrolelaboratorium moet een leidinggevend zaadcontroleur in dienst hebben die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische werkzaamheden van het laboratorium; deze zaadcontroleur moet over de vereiste bekwaamheid beschikken om in technisch opzicht een zaadcontrolelaboratorium te leiden.

    De zaadanalisten van het laboratorium moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële zaadanalisten geldende voorwaarden zijn georganiseerd, en die met officiële examens zijn afgesloten.

    De lokalen waarin en de installaties waarmee het zaad door het laboratorium wordt behandeld, moeten volgens de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit officieel voldoen voor de zaadcontrole waarvoor het laboratorium erkend is.

    Zaadcontrole moet volgens de gangbare internationale methoden worden verricht.

    c)

    Het zaadcontrolelaboratorium moet:

    i)

    een onafhankelijk laboratorium zijn;

    of

    ii)

    tot een zaadbedrijf behoren.

    In het in ii) bedoelde geval mag het laboratorium alleen zaadcontrole verrichten op partijen zaad die worden geproduceerd ten behoeve van het zaadbedrijf waartoe het laboratorium behoort, tenzij tussen dit zaadbedrijf, degene die de certificering heeft aangevraagd en de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit anders is overeengekomen.

    d)

    De voor zaadcertificering bevoegde autoriteit oefent op de door het laboratorium uitgevoerde zaadcontroles deugdelijk toezicht uit.

    e)

    Voor de doeleinden van het onder d) bedoelde toezicht wordt een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad aan een officiële zaadcontrole onderworpen. Dit percentage moet in beginsel zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %.

    f)

    De lidstaten stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een sanctie kan intrekking inhouden van de onder a) bedoelde erkenning van de officieel erkende zaadcontrolelaboratoria die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het onderzochte zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.”.

    3)

    In artikel 2, lid 4, wordt de tweede alinea geschrapt.

    4)

    Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    „1.   De lidstaten schrijven voor dat bij de uitoefening van de controle van de rassen, bij het onderzoek van het zaad met het oog op goedkeuring en bij het onderzoek van handelszaad, de bemonstering officieel of onder officieel toezicht geschiedt volgens geschikte methoden. Zaadbemonstering met het oog op de in artikel 19 bedoelde controles moet echter officieel geschieden.”;

    b)

    de volgende leden 1 bis en 1 ter worden ingevoegd:

    „1 bis.   De in lid 1 bedoelde zaadbemonstering onder officieel toezicht moet aan de volgende eisen voldoen:

    a)

    Zaadbemonstering wordt verricht door monsternemers die daartoe onder de in b), c) en d) bedoelde voorwaarden door de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zijn gemachtigd.

    b)

    Monsternemers moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële monsternemers geldende voorwaarden zijn georganiseerd en die met officiële examens zijn afgesloten.

    Zaadbemonstering moet volgens de gangbare internationale methoden worden verricht.

    c)

    Monsternemers zijn:

    i)

    onafhankelijke natuurlijke personen;

    ii)

    personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen die niet betrokken zijn bij de productie, de teelt, de bewerking van of de handel in zaad;

    of

    iii)

    personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen die zaad produceren, telen of bewerken dan wel in zaad handelen.

    In het in iii) bedoelde geval mag een monsternemer alleen monsters nemen van partijen zaad die ten behoeve van zijn werkgever worden geproduceerd, tenzij tussen zijn werkgever, degene die de certificering heeft aangevraagd en de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit anders is overeengekomen.

    d)

    De voor zaadcertificering bevoegde autoriteit oefent op de door de monsternemers verrichte bemonsteringen deugdelijk toezicht uit. Bij automatische bemonstering moeten passende procedures worden gevolgd en moet officieel toezicht worden uitgeoefend.

    e)

    Voor de doeleinden van het onder d) bedoelde toezicht worden van een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad door officiële monsternemers steekproefsgewijs monsters genomen. Dit percentage moet in beginsel zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %. Deze steekproefsgewijze bemonstering is niet van toepassing op automatische bemonstering.

    De lidstaten vergelijken de officieel genomen zaadmonsters met die welke onder officieel toezicht van dezelfde partij zaad zijn genomen.

    f)

    De lidstaten stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een sanctie kan intrekking inhouden van de onder a) bedoelde erkenning van de officiële monsternemers die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het bemonsterde zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.

    1 ter.   Volgens de in artikel 21 vastgelegde procedure kunnen nadere regels worden vastgesteld voor zaadbemonstering onder officieel toezicht.”.

    5)

    Artikel 15, lid 3, wordt vervangen door:

    „3.   De lidstaten schrijven eveneens voor dat in een derde land geoogst zaad van groenvoedergewassen op verzoek officieel wordt goedgekeurd indien:

    a)

    het rechtstreeks afkomstig is van:

    i)

    basiszaad of gecertificeerd zaad dat officieel is goedgekeurd in één of meer lidstaten of een derde land dat krachtens artikel 16, lid 1, onder b), gelijkstelling heeft verkregen,

    of

    ii)

    kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een derde land als bedoeld in i);

    b)

    het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die voor de betrokken categorie zijn vastgesteld in een krachtens artikel 16, lid 1, onder a), vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling;

    c)

    bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.”.

    6)

    Artikel 16, lid 1, onder b), wordt vervangen door:

    „b)

    of in een derde land geoogst zaad van groenvoedergewassen dat dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht gelijkwaardig is aan zaad dat in de Gemeenschap is geoogst en voldoet aan de bepalingen van deze richtlijn.”.

    Artikel 2

    Richtlijn 66/402/EEG wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 2, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    punt C, onder d), wordt vervangen door:

    „d)

    waarvan bij een officieel onderzoek of, onder de in bijlage II vastgestelde voorwaarden, hetzij bij een officieel onderzoek, hetzij bij een onderzoek onder officieel toezicht, is gebleken dat het aan de in a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet.”;

    b)

    punt C bis, onder c), wordt vervangen door:

    „c)

    waarvan bij een officieel onderzoek of, onder de in bijlage II vastgestelde voorwaarden, hetzij bij een officieel onderzoek, hetzij bij een onderzoek onder officieel toezicht, is gebleken dat het aan de in a) en b) vastgestelde voorwaarden voldoet.”;

    c)

    punt D, punt 1, onder d), wordt vervangen door:

    „d)

    waarvan bij een officieel onderzoek of, onder de in bijlage II vastgestelde voorwaarden, hetzij bij een officieel onderzoek, hetzij bij een onderzoek onder officieel toezicht, is gebleken dat het aan de in a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet.”;

    d)

    punt D, punt 2, onder b), wordt vervangen door:

    „b)

    waarvan bij een officieel onderzoek of, onder de in bijlage II vastgestelde voorwaarden, hetzij bij een officieel onderzoek, hetzij bij een onderzoek onder officieel toezicht, is gebleken dat het aan de in a) vastgestelde voorwaarden voldoet.”;

    e)

    punt D, punt 3, onder c), wordt vervangen door:

    „c)

    waarvan bij een officieel onderzoek of, onder de in bijlage II vastgestelde voorwaarden, hetzij bij een officieel onderzoek, hetzij bij een onderzoek onder officieel toezicht, is gebleken dat het aan de in a) en b) vastgestelde voorwaarden voldoet.”;

    f)

    punt E, onder d), wordt vervangen door:

    „d)

    waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet.”;

    g)

    punt F, onder d), wordt vervangen door:

    „d)

    waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet.”;

    h)

    punt G, onder d), wordt vervangen door:

    „d)

    waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet.”.

    2)

    Artikel 2, lid 3, wordt vervangen door:

    „3.   Het onderzoek onder officieel toezicht als bedoeld in lid 1, punt C, onder d), lid 1, punt C bis, onder c), lid 1, punt D, punt 1, onder d), lid 1, punt D, punt 2, onder b), lid 1, punt D, punt 3, onder c), lid 1, punt E, onder d), lid 1, punt F, onder d) en lid 1, punt G, onder d), moet aan de volgende eisen voldoen:

    A.

    Veldkeuring

    a)

    De keurmeesters:

    i)

    moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;

    ii)

    mogen geen persoonlijk voordeel halen uit de door hen uitgevoerde keuringen;

    iii)

    moeten officieel zijn erkend door de voor certificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, waarbij deze erkenning ofwel de beëdiging van de keurmeesters moet omvatten dan wel een door de keurmeesters ondertekende verklaring dat zij zich ertoe verbinden de regels inzake officiële onderzoeken in acht te nemen;

    iv)

    moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden.

    b)

    Het te keuren zaadgewas moet worden geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd, waarvan de resultaten bevredigend waren.

    c)

    Een gedeelte van de zaadgewassen wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd. Dat gedeelte is ten minste 5 %.

    d)

    Een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtests om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren.

    e)

    De lidstaten stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een straf kan intrekking inhouden van de onder a), punt iii), bedoelde erkenning van de officieel erkende keurmeesters die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het betrokken onderzochte zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.

    B.

    Zaadcontrole

    a)

    Zaadcontrole wordt verricht in laboratoria voor zaadcontrole die daartoe onder de in b) tot en met d) bedoelde voorwaarden door de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zijn erkend.

    b)

    Het zaadcontrolelaboratorium moet een leidinggevend zaadcontroleur in dienst hebben die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische werkzaamheden van het laboratorium; deze zaadcontroleur moet over de vereiste bekwaamheid beschikken om in technisch opzicht een zaadcontrolelaboratorium te leiden.

    De zaadanalisten van het laboratorium moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële zaadanalisten geldende voorwaarden zijn georganiseerd, en die met officiële examens zijn afgesloten.

    De lokalen waarin en de installaties waarmee het zaad door het laboratorium wordt behandeld, moeten officieel volgens de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit voldoen voor de zaadcontrole waarvoor het laboratorium is erkend.

    Zaadcontrole moet volgens de gangbare internationale methoden worden verricht.

    c)

    Het zaadcontrolelaboratorium moet:

    i)

    een onafhankelijk laboratorium zijn;

    of

    ii)

    tot een zaadbedrijf behoren.

    In het in ii) bedoelde geval mag het laboratorium alleen zaadcontrole verrichten op partijen zaad die worden geproduceerd ten behoeve van het zaadbedrijf waartoe het laboratorium behoort, tenzij tussen dit zaadbedrijf, degene die de certificering heeft aangevraagd en de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit anders is overeengekomen.

    d)

    De voor zaadcertificering bevoegde autoriteit oefent op de door het laboratorium uitgevoerde zaadcontroles deugdelijk toezicht uit.

    e)

    Voor de doeleinden van het onder d) bedoelde toezicht wordt een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad aan een officiële zaadcontrole onderworpen. Dit percentage moet in beginsel zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %.

    f)

    De lidstaten stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een sanctie kan intrekking inhouden van de onder a) bedoelde erkenning van de officieel erkende zaadcontrolelaboratoria die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het betrokken onderzochte zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.”.

    3)

    In artikel 2, lid 4, wordt de tweede alinea geschrapt.

    4)

    Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    „1.   De lidstaten schrijven voor dat bij de uitoefening van de controle van de rassen en bij het onderzoek van het zaad met het oog op goedkeuring, de bemonstering officieel of onder officieel toezicht geschiedt volgens geschikte methoden. Zaadbemonstering met het oog op [een officiële nacontrole] de in artikel 19 bedoelde controles moet echter officieel geschieden.”;

    b)

    de volgende leden 1 bis en 1 ter worden ingevoegd:

    „1 bis.   De in lid 1 bedoelde zaadbemonstering onder officieel toezicht moet aan de volgende eisen voldoen:

    a)

    Zaadbemonstering wordt verricht door monsternemers die daartoe onder de in b), c) en d) bedoelde voorwaarden door de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zijn gemachtigd,

    b)

    Monsternemers moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële monsternemers geldende voorwaarden zijn georganiseerd en die met officiële examens zijn afgesloten.

    Zaadbemonstering moet volgens de gangbare internationale methoden worden verricht.

    c)

    Monsternemers zijn:

    i)

    onafhankelijke natuurlijke personen;

    ii)

    personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen, die niet betrokken zijn bij de productie, de teelt, de bewerking van of de handel in zaad;

    of

    iii)

    personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen, die zaad produceren, telen of bewerken dan wel in zaad handelen.

    In het in iii) bedoelde geval mag een monsternemer alleen monsters nemen van partijen zaad die ten behoeve van zijn werkgever worden geproduceerd, tenzij tussen zijn werkgever, degene die de certificering heeft aangevraagd en de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit anders is overeengekomen.

    d)

    De voor zaadcertificering bevoegde autoriteit oefent op de door de monsternemers verrichte bemonsteringen deugdelijk toezicht uit. Bij automatische bemonstering moeten passende procedures worden gevolgd en moet officieel toezicht worden uitgeoefend.

    e)

    Voor de doeleinden van het onder d) bedoelde toezicht wordt van een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad door officiële monsternemers steekproefsgewijs monsters genomen. Dit percentage moet in beginsel zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %. Deze steekproefsgewijze bemonstering is niet van toepassing op automatische bemonstering.

    De lidstaten vergelijken de officieel genomen zaadmonsters met die welke onder officieel toezicht van dezelfde partij zijn genomen.

    f)

    De lidstaten stellen regels betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een sanctie kan intrekking inhouden van de onder a) bedoelde erkenning van de officiële monsternemers die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het bemonsterde zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.

    1 ter.   Volgens de in artikel 21 vastgelegde procedure kunnen nadere regels worden vastgesteld voor zaadbemonstering onder officieel toezicht.”.

    5)

    Artikel 15, lid 3, wordt vervangen door:

    „3.   De lidstaten schrijven eveneens voor dat in een derde land geoogste zaaigranen op verzoek officieel worden goedgekeurd indien:

    a)

    zij rechtstreeks afkomstig zijn van:

    i)

    basiszaad of gecertificeerd zaad van eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of een derde land dat krachtens artikel 16, lid 1, onder b), gelijkstelling heeft verkregen,

    of

    ii)

    kruising van basiszaad dat officieel in een lidstaat is goedgekeurd met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een derde land als bedoeld in i);

    b)

    zij zijn onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die voor de betrokken categorie zijn vastgesteld in een krachtens artikel 16, lid 1, onder a), vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling;

    c)

    bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat zij voldoen aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.”.

    6)

    Artikel 16, lid 1, onder b) wordt vervangen door:

    „b)

    of in een derde land geoogste zaaigranen, die dezelfde waarborgen bieden ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht gelijkwaardig zijn aan zaad dat in de Gemeenschap is geoogst en voldoet aan de bepalingen van deze richtlijn.”.

    Artikel 3

    Richtlijn 2002/54/EG wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 2, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    onder c) wordt punt iv) vervangen door:

    „iv)

    waarvan bij een officieel onderzoek of, onder de in bijlage IB vastgestelde voorwaarden, hetzij bij een officieel onderzoek, hetzij bij een onderzoek onder officieel toezicht, is gebleken dat het aan de in i), ii) en iii) vastgestelde voorwaarden voldoet;”;

    b)

    onder d) wordt punt iv) vervangen door:

    „iv)

    waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in i), ii) en iii) vastgestelde voorwaarden voldoet;”.

    2)

    Artikel 2, lid 3, wordt vervangen door:

    „3.   Het onderzoek onder officieel toezicht als bedoeld in lid 1, onder c), iv), en lid 1, onder d), iv), moet aan de volgende eisen voldoen:

    A.

    Veldkeuring

    a)

    De keurmeesters:

    i)

    moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;

    ii)

    mogen geen persoonlijk voordeel halen uit de door hen uitgevoerde keuringen;

    iii)

    moeten officieel zijn erkend door de voor certificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, waarbij deze erkenning ofwel de beëdiging van de keurmeesters moet omvatten, dan wel een door de keurmeesters ondertekende verklaring dat zij zich ertoe verbinden de regels inzake officiële onderzoeken in acht te nemen;

    iv)

    moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden.

    b)

    Het te keuren zaadgewas moet worden geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd, waarvan de resultaten bevredigend waren.

    c)

    Een gedeelte van het zaad wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd. Dat gedeelte is ten minste 5 %.

    d)

    Een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtests om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren.

    e)

    De lidstaat stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een straf kan intrekking inhouden van de onder a), punt iii), bedoelde erkenning van de officieel erkende keurmeesters die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het betrokken onderzochte zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.

    B.

    Zaadcontrole

    a)

    Zaadcontrole wordt verricht in laboratoria voor zaadcontrole die daartoe onder de in b) tot en met d) bedoelde voorwaarden door de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zijn gemachtigd.

    b)

    Het zaadcontrolelaboratorium moet een leidinggevend zaadcontroleur in dienst hebben die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische werkzaamheden van het laboratorium; deze zaadcontroleur moet over de vereiste bekwaamheid beschikken om in technisch opzicht een zaadcontrolelaboratorium te leiden.

    De zaadanalisten van het laboratorium moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële zaadanalisten geldende voorwaarden zijn georganiseerd, en die met officiële examens zijn afgesloten.

    De lokalen waarin en de installaties waarmee het zaad door het laboratorium wordt behandeld, moeten officieel volgens de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit voldoen voor de zaadcontrole waarvoor het laboratorium is erkend.

    Zaadcontrole moet volgens de gangbare internationale methoden worden verricht.

    c)

    Het zaadcontrolelaboratorium moet:

    i)

    een onafhankelijk laboratorium zijn;

    of

    ii)

    tot een zaadbedrijf behoren.

    In het in ii) bedoelde geval mag het laboratorium alleen zaadcontrole verrichten op partijen zaad die worden geproduceerd ten behoeve van het zaadbedrijf waartoe het laboratorium behoort, tenzij tussen dit zaadbedrijf, degene die de certificering heeft aangevraagd en de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit anders is overeengekomen.

    d)

    De voor zaadcertificering bevoegde autoriteit oefent op de door het laboratorium uitgevoerde zaadcontroles deugdelijk toezicht uit.

    e)

    Voor de doeleinden van het onder d) bedoelde toezicht wordt een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad aan een officiële zaadcontrole onderworpen. Dit percentage moet in beginsel zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %.

    f)

    De lidstaten stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een sanctie kan intrekking inhouden van de onder a) bedoelde erkenning van de officieel erkende zaadcontrolelaboratoria die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het betrokken onderzochte zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.”.

    3)

    In artikel 2, lid 4, wordt de tweede alinea geschrapt.

    4)

    Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    „1.   De lidstaten schrijven voor dat bij de uitoefening van de controle van de rassen en bij het onderzoek van het zaad met het oog op goedkeuring, de bemonstering officieel of onder officieel toezicht geschiedt volgens geschikte methoden. Zaadbemonstering met het oog op de in artikel 25 bedoelde controles moet echter officieel geschieden.”;

    b)

    De volgende leden 1 bis en 1 ter worden ingevoegd:

    „1 bis.   De in lid 1 bedoelde zaadbemonstering onder officieel toezicht moet aan de volgende eisen voldoen:

    a)

    Zaadbemonstering wordt verricht door monsternemers die daartoe onder de in b), c) en d) bedoelde voorwaarden door de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zijn gemachtigd,

    b)

    Monsternemers moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële monsternemers geldende voorwaarden zijn georganiseerd, en die met officiële examens zijn afgesloten.

    Zaadbemonstering moet volgens de gangbare internationale methoden worden verricht.

    c)

    Monsternemers zijn:

    i)

    onafhankelijke natuurlijke personen;

    ii)

    personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen, die niet betrokken zijn bij de productie, de teelt, de bewerking van of de handel in zaad;

    of

    iii)

    personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen, die zaad produceren, telen of bewerken dan wel in zaad handelen.

    In het in iii) bedoelde geval mag een monsternemer alleen monsters nemen van partijen zaad die ten behoeve van zijn werkgever worden geproduceerd, tenzij tussen zijn werkgever, degene die de certificering heeft aangevraagd en de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit anders is overeengekomen.

    d)

    De voor zaadcertificering bevoegde autoriteit oefent op de door de monsternemers verrichte bemonsteringen deugdelijk toezicht uit. Bij automatische bemonstering moeten passende procedures worden gevolgd en moet officieel toezicht worden uitgeoefend.

    e)

    Voor de doeleinden van het onder d) bedoelde toezicht worden van een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad door officiële monsternemers steekproefsgewijs monsters genomen. Dit percentage moet in beginsel zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %. Deze steekproefsgewijze bemonstering is niet van toepassing op automatische bemonstering.

    De lidstaten vergelijken de officieel genomen zaadmonsters met die welke onder officieel toezicht van dezelfde partij zaad zijn genomen.

    f)

    De lidstaten stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een sanctie kan intrekking inhouden van de onder a) bedoelde erkenning van de officiële monsternemers die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het bemonsterde zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.

    1 ter.   Volgens de in artikel 28, lid 2, vastgelegde procedure kunnen nadere regels worden vastgesteld voor zaadbemonstering onder officieel toezicht.”.

    5)

    Artikel 22, lid 3, wordt vervangen door:

    „3.   De lidstaten schrijven eveneens voor dat in een derde land geoogst bietenzaad op verzoek officieel wordt goedgekeurd indien:

    a)

    het rechtstreeks afkomstig is van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of een derde land dat krachtens artikel 23, lid 1, onder b), gelijkstelling heeft verkregen;

    b)

    het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die voor de betrokken categorie zijn vastgesteld in een krachtens artikel 23, lid 1, onder a), vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling;

    c)

    bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in deel B van bijlage I voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.”.

    6)

    Artikel 23, lid 1, onder b) wordt vervangen door:

    „b)

    of in een derde land geoogst bietenzaad, dat dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht gelijkwaardig is aan zaad dat in de Gemeenschap is geoogst en voldoet aan de bepalingen van deze richtlijn.”.

    7)

    Na artikel 30 wordt het volgende artikel ingevoegd:

    „Artikel 30 bis

    Volgens de in artikel 28, lid 2, vastgelegde procedure kan een lidstaat desgevraagd volledig of ten dele worden vrijgesteld van de verplichting om de bepalingen van deze richtlijn toe te passen, met uitzondering van artikel 20, voorzover de bietenteelt en het in de handel brengen van bietenzaad op zijn grondgebied van gering economisch belang zijn.”.

    Artikel 4

    Richtlijn 2002/57/EG wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 2, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    onder c) wordt punt iv) vervangen door:

    „iv)

    waarvan bij een officieel onderzoek of, onder de in bijlage II vastgestelde voorwaarden, hetzij bij een officieel onderzoek, hetzij bij een onderzoek onder officieel toezicht, is gebleken dat het aan de in i), ii) en iii) vastgestelde voorwaarden voldoet.”;

    b)

    onder d), punt 1, wordt punt ii) vervangen door:

    „ii)

    waarvan bij een officieel onderzoek of, onder de in bijlage II vastgestelde voorwaarden, hetzij bij een officieel onderzoek, hetzij bij een onderzoek onder officieel toezicht, is gebleken dat het aan de in i) vastgestelde voorwaarden voldoet;”;

    c)

    onder d), punt 2, wordt punt iii) vervangen door:

    „iii)

    waarvan bij een officieel onderzoek of, onder de in bijlage II vastgestelde voorwaarden, hetzij bij een officieel onderzoek, hetzij bij een onderzoek onder officieel toezicht, is gebleken dat het aan de in i) en ii) vastgestelde voorwaarden voldoet;”;

    d)

    onder e) wordt punt iv) vervangen door:

    „iv)

    waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in i), ii) en iii) vastgestelde voorwaarden voldoet;”;

    e)

    onder f) wordt punt iv) vervangen door:

    „iv)

    waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in i), ii) en iii) vastgestelde voorwaarden voldoet;”;

    f)

    onder g) wordt punt iv) vervangen door:

    „iv)

    waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in i), ii) en iii) vastgestelde voorwaarden voldoet;”;

    g)

    onder h) wordt punt iv) vervangen door:

    „iv)

    waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in i), ii) en iii) vastgestelde voorwaarden voldoet;”;

    h)

    onder i) wordt punt iv) vervangen door:

    „iv)

    waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in i), ii) en iii) vastgestelde voorwaarden voldoet;”;

    i)

    onder j) wordt punt iii) vervangen door:

    „iii)

    waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in i) en ii) vastgestelde voorwaarden voldoet;”.

    2)

    Artikel 2, lid 5, wordt vervangen door:

    „5.   Het onderzoek onder officieel toezicht als bedoeld in lid 1, onder c), iv), lid 1, onder d), punt 1, ii), lid 1, onder d), punt 2, iii), lid 1, onder e), iv), lid 1, onder f), iv), lid 1, onder g), iv), lid 1, onder h), iv), lid 1, onder i), iv) en lid 1, onder j), iii) moet aan de volgende eisen voldoen:

    A.

    Veldkeuring

    a)

    De keurmeesters:

    i)

    moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;

    ii)

    mogen geen persoonlijk voordeel halen uit de door hen uitgevoerde keuringen;

    iii)

    moeten officieel zijn erkend door de voor certificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, waarbij deze erkenning ofwel de beëdiging van de keurmeesters moet omvatten, dan wel een door de keurmeesters ondertekende verklaring dat zij zich ertoe verbinden de regels inzake officiële onderzoeken in acht te nemen;

    iv)

    moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden.

    b)

    Het te keuren zaadgewas moet worden geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren.

    c)

    Een gedeelte van de zaadgewassen wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd. Dat gedeelte is ten minste 5 %.

    d)

    Een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtests om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren.

    e)

    De lidstaten stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een straf kan intrekking inhouden van de onder a), punt iii), bedoelde erkenning van de officieel erkende keurmeesters die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het betrokken onderzochte zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.

    B.

    Zaadcontrole

    a)

    Zaadcontrole wordt verricht in laboratoria voor zaadcontrole die daartoe onder de in b) tot en met d) bedoelde voorwaarden door de voor certificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zijn erkend.

    b)

    Het zaadcontrolelaboratorium moet een leidinggevend zaadcontroleur in dienst hebben die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische werkzaamheden van het laboratorium; deze zaadcontroleur moet over de vereiste bekwaamheid beschikken om in technisch opzicht een zaadcontrolelaboratorium te leiden.

    De zaadanalisten van het laboratorium moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële zaadanalisten geldende voorwaarden zijn georganiseerd, en die met officiële examens zijn afgesloten.

    De lokalen waarin en de installaties waarmee het zaad door het laboratorium wordt behandeld, moeten officieel volgens de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit voldoen voor de zaadcontrole waarvoor het laboratorium is erkend.

    Zaadcontrole moet volgens de gangbare internationale methoden worden verricht.

    c)

    Het zaadcontrolelaboratorium moet:

    i)

    een onafhankelijk laboratorium zijn;

    of

    ii)

    tot een zaadbedrijf behoren.

    In het in ii) bedoelde geval mag het laboratorium alleen zaadcontrole verrichten op partijen zaad die worden geproduceerd ten behoeve van het zaadbedrijf waartoe het laboratorium behoort, tenzij tussen dit zaadbedrijf, degene die de certificering heeft aangevraagd en de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit anders is overeengekomen.

    d)

    De voor zaadcertificering bevoegde autoriteit oefent op de door het laboratorium uitgevoerde zaadcontroles deugdelijk toezicht uit.

    e)

    Voor de doeleinden van het onder d) bedoelde toezicht wordt een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad aan een officiële zaadcontrole onderworpen. Dit percentage moet in beginsel zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %.

    f)

    De lidstaten stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een sanctie kan intrekking inhouden van de onder a) bedoelde erkenning van de officieel erkende zaadcontrolelaboratoria die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het betrokken onderzochte zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.”.

    3)

    In artikel 2, lid 6, wordt de tweede alinea geschrapt.

    4)

    Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    „1.   De lidstaten schrijven voor dat bij de uitoefening van de controle van de rassen, bij het onderzoek van het zaad met het oog op goedkeuring en bij het onderzoek van handelszaad, de bemonstering officieel of onder officieel toezicht geschiedt volgens geschikte methoden. Zaadbemonstering met het oog op de in artikel 22 bedoelde controles moet echter officieel geschieden.”;

    b)

    de volgende leden worden ingevoegd:

    „1 bis.   De in lid 1 bedoelde zaadbemonstering onder officieel toezicht moet aan de volgende eisen voldoen:

    a)

    Zaadbemonstering wordt verricht door monsternemers die daartoe onder de in b), c) en d) bedoelde voorwaarden door de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zijn gemachtigd,

    b)

    Monsternemers moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële monsternemers geldende voorwaarden zijn georganiseerd en die met officiële examens zijn afgesloten.

    Zaadbemonstering moet volgens de gangbare internationale methoden worden verricht.

    c)

    Monsternemers zijn:

    i)

    onafhankelijke natuurlijke personen;

    ii)

    personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen, die niet betrokken zijn bij de productie, de teelt, de bewerking van of de handel in zaad;

    of

    iii)

    personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen, die zaad produceren, telen of bewerken dan wel in zaad handelen.

    In het in iii) bedoelde geval mag een monsternemer alleen monsters nemen van partijen zaad die ten behoeve van zijn werkgever worden geproduceerd, tenzij tussen zijn werkgever, degene die de certificering heeft aangevraagd en de voor zaadcertificering bevoegde instantie anders is overeengekomen.

    d)

    De voor zaadcertificering bevoegde autoriteit oefent op de door de monsternemers verrichte bemonsteringen deugdelijk toezicht uit. Bij automatische bemonstering moeten passende procedures worden gevolgd en moet officieel toezicht worden uitgeoefend.

    e)

    Voor de doeleinden van het onder d) bedoelde toezicht worden van een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad door officiële monsternemers steekproefsgewijs monsters genomen. Dit percentage moet in beginsel zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %. Deze steekproefsgewijze bemonstering is niet van toepassing op automatische bemonstering.

    De lidstaten vergelijken de officieel genomen zaadmonsters met die welke onder officieel toezicht van dezelfde partij zaad zijn genomen.

    f)

    De lidstaten stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een sanctie kan intrekking inhouden van de in onder a), bedoelde erkenning van de officiële monsternemers die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het bemonsterde zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.

    1 ter.   Volgens de in artikel 25, lid 2, vastgelegde procedure kunnen nadere regels worden vastgesteld voor zaadbemonstering onder officieel toezicht.”.

    5)

    Artikel 19, lid 3, wordt vervangen door:

    „3.   De lidstaten schrijven eveneens voor dat in een derde land geoogst zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen op verzoek officieel wordt goedgekeurd indien:

    a)

    het rechtstreeks afkomstig is van:

    i)

    basiszaad of gecertificeerd zaad van eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of een derde land dat krachtens artikel 20, lid 1, onder b), gelijkstelling heeft verkregen,

    of

    ii)

    kruising van basiszaad dat officieel in een lidstaat is goedgekeurd met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een derde land als bedoeld in i);

    b)

    het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die voor de betrokken categorie zijn vastgesteld in een krachtens artikel 20, lid 1, onder a), vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling;

    c)

    bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.”.

    6)

    Artikel 20, lid 1, onder b) wordt vervangen door:

    „b)

    of in een derde land geoogst zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, dat dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht gelijkwaardig is aan zaad dat in de Gemeenschap is geoogst en voldoet aan de bepalingen van deze richtlijn.”.

    Artikel 5

    Richtlijn 2002/55/EG wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Artikel 2, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    onder c) wordt punt iv) vervangen door:

    „iv)

    waarvan bij een officieel onderzoek of, onder de in bijlage II vastgestelde voorwaarden, hetzij bij een officieel onderzoek, hetzij bij een onderzoek onder officieel toezicht, is gebleken dat het aan de in i), ii) en iii) vastgestelde voorwaarden voldoet.”;

    b)

    onder d) wordt punt iv) vervangen door:

    „ii)

    waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in i), ii) of iii) vastgestelde voorwaarden voldoet;”.

    2)

    Aan artikel 2 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

    „4.   Onderzoek onder officieel toezicht als bedoeld in lid 1, onder c), iv) en lid 1, onder d), iv) moet aan de volgende eisen voldoen:

    A.

    Veldkeuring

    a)

    De keurmeesters:

    i)

    moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;

    ii)

    mogen geen persoonlijk voordeel halen uit de door hen uitgevoerde keuringen;

    iii)

    moeten officieel zijn erkend door de voor certificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, waarbij deze erkenning ofwel de beëdiging van de keurmeesters moet omvatten, dan wel een door de keurmeesters ondertekende verklaring dat zij zich ertoe verbinden de regels inzake officiële onderzoeken in acht te nemen;

    iv)

    moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden.

    b)

    Het te keuren zaadgewas moet worden geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren.

    c)

    Een gedeelte van de zaadgewassen wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd. Dat gedeelte is ten minste 5 %.

    d)

    Een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtests om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren.

    e)

    De lidstaten stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een straf kan intrekking inhouden van de onder a), punt iii), bedoelde erkenning van de officieel erkende keurmeesters die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het betrokken onderzochte zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.

    B.

    Zaadcontrole

    a)

    Zaadcontrole wordt verricht in laboratoria voor zaadcontrole die daartoe onder de in b) tot en met d) bedoelde voorwaarden door de voor certificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zijn gemachtigd.

    b)

    Het zaadcontrolelaboratorium moet een leidinggevend zaadcontroleur in dienst hebben die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische werkzaamheden van het laboratorium; deze zaadcontroleur moet over de vereiste bekwaamheid beschikken om in technisch opzicht een zaadcontrolelaboratorium te leiden.

    De zaadanalisten van het laboratorium moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële zaadanalisten geldende voorwaarden zijn georganiseerd, en die met officiële examens zijn afgesloten.

    De lokalen waarin en de installaties waarmee het zaad door het laboratorium wordt behandeld, moeten officieel volgens de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit voldoen voor de zaadcontrole waarvoor het laboratorium is erkend.

    Zaadcontrole moet volgens de gangbare internationale methoden worden verricht.

    c)

    Het zaadcontrolelaboratorium moet:

    i)

    een onafhankelijk laboratorium zijn;

    of

    ii)

    tot een zaadbedrijf behoren.

    In het in ii) bedoelde geval mag het laboratorium alleen zaadcontrole verrichten op partijen zaad die worden geproduceerd ten behoeve van het zaadbedrijf waartoe het laboratorium behoort, tenzij tussen dit zaadbedrijf, degene die de certificering heeft aangevraagd en de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit anders is overeengekomen.

    d)

    De voor zaadcertificering bevoegde autoriteit oefent op de door het laboratorium uitgevoerde zaadcontroles deugdelijk toezicht uit.

    e)

    Voor de doeleinden van het onder d) bedoelde toezicht wordt een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad aan een officiële zaadcontrole onderworpen. Dit percentage moet in beginsel zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %.

    f)

    De lidstaten stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een sanctie kan intrekking inhouden van de onder a) bedoelde erkenning van de officieel erkende zaadcontrolelaboratoria die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het betrokken onderzochte zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.”.

    3)

    Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    lid 1 wordt vervangen door:

    „1.   De lidstaten schrijven voor dat bij het onderzoek van het zaad met het oog op goedkeuring de bemonstering officieel of onder officieel toezicht geschiedt volgens geschikte methoden. Zaadbemonstering met het oog op de in artikel 39 bedoelde controles moet echter officieel geschieden.

    Deze bepalingen gelden ook wanneer met het oog op een nacontrole monsters van standaardzaad worden genomen. ”;

    b)

    de volgende leden 1 bis en 1 ter worden ingevoegd:

    „1 bis.   De in lid 1 bedoelde zaadbemonstering onder officieel toezicht moet aan de volgende eisen voldoen:

    a)

    Zaadbemonstering wordt verricht door monsternemers die daartoe onder de in b), c) en d) bedoelde voorwaarden door de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zijn gemachtigd.

    b)

    Monsternemers moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële monsternemers geldende voorwaarden zijn georganiseerd en die met officiële examens zijn afgesloten.

    Zaadbemonstering moet volgens de gangbare internationale methoden worden verricht.

    c)

    Monsternemers zijn:

    i)

    onafhankelijke natuurlijke personen;

    ii)

    personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen, die niet betrokken zijn bij de productie, de teelt, de bewerking van of de handel in zaad;

    of

    iii)

    personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen, die zaad produceren, telen of bewerken dan wel in zaad handelen.

    In het in iii) bedoelde geval mag een monsternemer alleen monsters nemen van partijen zaad die ten behoeve van zijn werkgever worden geproduceerd, tenzij tussen zijn werkgever, degene die de certificering heeft aangevraagd en de voor zaadcertificering bevoegde autoriteit anders is overeengekomen.

    d)

    De voor zaadcertificering bevoegde autoriteit oefent op de door de monsternemers verrichte bemonsteringen deugdelijk toezicht uit. Bij automatische bemonstering moeten passende procedures worden gevolgd en moet officieel toezicht worden uitgeoefend.

    e)

    Voor de doeleinden van het onder d) bedoelde toezicht worden van een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad door officiële monsternemers steekproefsgewijs monsters genomen. Dit percentage moet in beginsel zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %. Deze steekproefsgewijze bemonstering is niet van toepassing op automatische bemonstering.

    De lidstaten vergelijken de officieel genomen zaadmonsters met die welke onder officieel toezicht van dezelfde partij zaad zijn genomen.

    f)

    De lidstaten stellen regels vast betreffende de straffen die van toepassing zijn op overtredingen van de nationale bepalingen inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken die krachtens deze richtlijn zijn vastgesteld. De straffen moeten doeltreffend, evenredig en ontmoedigend zijn. Een sanctie kan intrekking inhouden van de in onder a) bedoelde erkenning van de officiële monsternemers die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken. De lidstaten zien erop toe dat bij dergelijke overtredingen de certificering van het bemonsterde zaad nietig wordt verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.

    1 ter.   Volgens de in artikel 46, lid 2, vastgelegde procedure kunnen nadere regels worden vastgesteld voor zaadbemonstering onder officieel toezicht.”.

    Artikel 6

    In artikel 4 van Beschikking 98/320/EG wordt „27 april 2005” vervangen door „30 september 2005”.

    Artikel 7

    Uiterlijk op 1 oktober 2010 legt de Commissie een gedetailleerde evaluatie van de bij deze richtlijn vastgestelde vereenvoudiging van de certificeringsprocedures voor. Bij deze evaluatie dient de nadruk te liggen op het functioneren van de toezichtsystemen met betrekking tot eventuele gevolgen voor de kwaliteit van het zaaizaad.

    Artikel 8

    1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 oktober 2005 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie onverwijld de tekst van die bepalingen mee, alsmede een transponeringstabel waarin wordt aangegeven in welke nationale bepalingen de bepalingen van deze richtlijn zijn verwerkt.

    Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 9

    Deze richtlijn treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 10

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 22 december 2004.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    C. VEERMAN


    (1)  Advies uitgebracht op 17 november 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

    (2)  Advies uitgebracht op 15 september 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

    (3)  PB 125 van 11.7.1966, blz. 2298/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/55/EG (PB L 114 van 21.4.2004, blz. 18).

    (4)  PB 125 van 11.7.1966, blz. 2309/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/61/EG (PB L 165 van 3.7.2003, blz. 23).

    (5)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 12. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2003/61/EG.

    (6)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 33. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1).

    (7)  PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/61/EG.

    (8)  PB L 140 van 12.5.1998, blz. 14. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/626/EG (PB L 283 van 2.9.2004, blz. 16).

    (9)  PB L 25 van 1.2.1999, blz. 27.


    Top