EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002D0050

Besluit nr. 50/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 december 2001 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter aanmoediging van samenwerking tussen lidstaten bij de bestrijding van sociale uitsluiting

PB L 10 van 12.1.2002, p. 1–7 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2006: This act has been changed. Current consolidated version: 30/04/2004

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2002/50(1)/oj

32002D0050

Besluit nr. 50/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 december 2001 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter aanmoediging van samenwerking tussen lidstaten bij de bestrijding van sociale uitsluiting

Publicatieblad Nr. L 010 van 12/01/2002 blz. 0001 - 0007


Besluit nr. 50/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 7 december 2001

tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter aanmoediging van samenwerking tussen lidstaten bij de bestrijding van sociale uitsluiting

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name artikel 137, lid 2, tweede en derde alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(3),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(4) en gezien de gemeenschappelijke tekst die op 18 september 2001 door het bemiddelingscomité is goedgekeurd,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Ingevolge artikel 2 van het Verdrag is het een taak van de Gemeenschap om een hoog niveau van werkgelegenheid en van sociale bescherming en de verbetering van de levensstandaard, van de kwaliteit van het bestaan en van de economische en sociale samenhang binnen de gehele Gemeenschap te bevorderen.

(2) Ingevolge artikel 136 van het Verdrag stellen de Gemeenschap en de lidstaten zich, rekening houdend met de fundamentele politieke beginselen, zoals vastgelegd in het op 18 oktober 1961 te Turijn ondertekende Sociaal Handvest, in het herziene Sociaal Handvest van de Raad van Europa (1996), in het bijzonder artikel 30 daarvan betreffende het recht op bescherming tegen armoede en uitsluiting en in het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden van 1989, en indachtig de rechten en beginselen zoals erkend door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie(5), dat op 7 december 2000 gezamenlijk door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is afgekondigd, ten doel uitsluiting te bestrijden.

(3) In Aanbeveling 92/441/EEG(6) beveelt de Raad de lidstaten aan het fundamentele recht van personen te erkennen op inkomsten en prestaties die toereikend zijn om een menswaardig bestaan te leiden. In Aanbeveling 92/442/EEG(7) beveelt de Raad de lidstaten aan een inkomenspeil te garanderen dat een menswaardig leven mogelijk maakt. In zijn conclusies van 17 december 1999(8) verbindt de Raad zich tot de bevordering van sociale integratie als een van de doelstellingen van modernisering en verbetering van de stelsels voor sociale bescherming.

(4) Het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's hebben er alle op aangedrongen dat de Gemeenschap een grotere bijdrage levert aan de inspanningen in de lidstaten om sociale uitsluiting te voorkomen en te bestrijden.

(5) In de Mededeling van de Commissie van 1 maart 2000, "Bouwen aan een solidair Europa" werden de uitdaging van de sociale uitsluiting en de armoede en het bestaande beleid in reactie daarop in de lidstaten en op het niveau van de Gemeenschap beschreven, en werd op basis daarvan voorgesteld om een nieuwe impuls te geven aan de samenwerking binnen de Europese Unie op dit gebied.

(6) De Europese Raad van Lissabon op 23 en 24 maart 2000 heeft de bevordering van solidariteit en sociale insluiting aangemerkt als een intrinsiek onderdeel van de algemene strategie van de Unie voor het verwezenlijken van haar strategische doel voor de komende tien jaar, namelijk de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden, die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang.

(7) De Europese Raad van Lissabon achtte het aantal mensen dat in de Unie onder de armoedegrens leeft en sociaal is uitgesloten, onaanvaardbaar hoog en oordeelde dat stappen moeten worden gezet om de armoede definitief uit te roeien door adequate, door de Raad vóór het einde van het jaar overeen te komen, doelen te stellen. Deze doelen zijn overeengekomen door de Europese Raad van Nice op 7, 8 en 9 december 2000.

(8) De Europese Raad van Lissabon erkende verder dat de nieuwe kennismaatschappij enerzijds mogelijkheden biedt om sociale uitsluiting te verminderen, door de economische voorwaarden te scheppen voor grotere welvaart door méér groei en werkgelegenheid, en door nieuwe mogelijkheden te creëren voor maatschappelijke participatie, maar anderzijds ook het risico inhoudt dat de kloof tussen degenen die toegang hebben tot de nieuwe kennis en degenen die daarvan zijn uitgesloten steeds groter wordt, en hij heeft erkend dat het beleid erop gericht dient te zijn dit risico te vermijden en de nieuwe mogelijkheden maximaal te benutten en dat de beste bescherming tegen sociale uitsluiting een baan is.

(9) De Europese Raad kwam verder overeen dat het beleid ter bestrijding van sociale uitsluiting gebaseerd dient te zijn op een open coördinatiemethode die nationale actieplannen en een samenwerkingsinitiatief van de Commissie combineert.

(10) Dit initiatief van de Commissie bestaat uit een voorstel voor een meerjarig actieprogramma ter aanmoediging van de samenwerking tussen de lidstaten en dient gericht te zijn op verbetering van de kennis, ontwikkeling van de uitwisseling van informatie en van beste praktijken, en evaluatie van ervaringen met het oog op doelmatiger en efficiënter beleid ter bestrijding van uitsluiting.

(11) De ontwikkeling van geharmoniseerde onderzoeken en analyses alsook de bestudering van gezamenlijk bepaalde kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren zullen een basis voor de ontwikkeling van de open coördinatiemethode bieden.

(12) Bestrijding van sociale uitsluiting en armoede vereist vergemakkelijking van de verwerving van volwaardige arbeidsplaatsen en van de toegang tot middelen, rechten, goederen en diensten.

(13) De maatregelen ter bestrijding van sociale uitsluiting moeten erop gericht zijn eenieder in staat te stellen in zijn behoeften te voorzien (door middel van betaald werk of anderszins) en in de samenleving te integreren.

(14) Het Comité voor sociale bescherming, dat is ingesteld bij Besluit 2000/436/EG(9) van de Raad om de samenwerking tussen de lidstaten inzake het beleid op het gebied van sociale bescherming te versterken, draagt bij aan de ontwikkeling en systematische opvolging van acties die erop gericht zijn de sociale bescherming te moderniseren en de sociale integratie te bevorderen, zulks overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Lissabon van 23 en 24 maart 2000 en van de Europese Raad van Feira van 19 en 20 juni 2000.

(15) Veel niet-gouvernementele organisaties op verschillende niveaus (lokaal, regionaal, nationaal en Europees) hebben ervaring en deskundigheid op het gebied van de bestrijding van sociale uitsluiting, en treden ook op Europees niveau op als de pleitbezorgers van sociaal uitgeslotenen; ook de lokale en regionale autoriteiten beschikken over ervaring en kennis op dit gebied; de niet-gouvernementele organisaties, de sociale partners en de lokale en regionale autoriteiten kunnen dus op Europees niveau een belangrijke bijdrage leveren tot een beter begrip van de verschillende vormen en effecten van sociale uitsluiting, en helpen te verzekeren dat bij het ontwerpen, de tenuitvoerlegging en de follow-up van het programma rekening wordt gehouden met de ervaring van sociaal uitgeslotenen.

(16) De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de procedures voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(10).

(17) Om de toegevoegde waarde van de communautaire actie te verhogen, is het noodzakelijk dat de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, op alle niveaus de samenhang en de complementariteit van de in het kader van dit besluit ondernomen acties met alle andere relevante communautaire instrumenten, beleidsmaatregelen en acties verzekert, in het bijzonder met die van de structuurfondsen.

(18) In het vooruitzicht van de toekomstige uitbreiding van de Unie dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de sociale uitsluiting.

(19) De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER-Overeenkomst) voorziet in meer samenwerking op sociaal terrein tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie die aan de EER deelnemen (EVA/EER) anderzijds. Dit programma dient ook voor deelname opengesteld te worden voor de kandidaat-lidstaten van Midden- en Oost-Europa, overeenkomstig de in de Europa-overeenkomsten, de aanvullende protocollen daarbij en de besluiten van de betreffende Associatieraden vastgelegde voorwaarden en voor Cyprus, Malta en Turkije, te financieren door aanvullende kredieten volgens met deze landen overeen te komen procedures.

(20) Bij de uitvoering van dit programma zijn de werkzaamheden van andere internationale organisaties, met name de Verenigde Naties, de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling, de Internationale Arbeidsorganisatie en de Raad van Europa van bijzonder belang.

(21) Bij dit besluit worden voor de gehele looptijd van het programma financiële middelen vastgesteld die voor de Begrotingsautoriteit in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiepunt zijn in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(11). De omvang van de in het programma voorgestelde financiële middelen strookt met de huidige financiële vooruitzichten.

(22) De gelijkheid van mannen en vrouwen is van cruciaal belang, strekt zich uit over alle terreinen en heeft een sterke invloed op de oorzaken en de gevolgen van uitsluiting. Volgens de artikelen 2 en 3 van het Verdrag behoren het opheffen van ongelijkheden tussen mannen en vrouwen en het bevorderen van de gelijkheid van mannen en vrouwen bovendien tot de taken die aan de Gemeenschap zijn toevertrouwd en moet de Gemeenschap bij al haar activiteiten daarnaar streven.

(23) Het is van essentieel belang dat de uitvoering van het programma gecontroleerd en geëvalueerd wordt om te verzekeren dat de doelstellingen ervan verwezenlijkt worden.

(24) Aangezien de doelstellingen van de voorgestelde actie betreffende de bijdrage van de Gemeenschap aan de bestrijding van sociale uitsluiting niet voldoende door de lidstaten kunnen worden gerealiseerd, onder andere door de noodzaak van multilaterale partnerschappen, transnationale informatie-uitwisseling en verspreiding van goede praktijken in de gehele Gemeenschap, en derhalve gezien de schaal en effecten van de voorgestelde actie, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen nemen in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het in dat artikel bedoelde evenredigheidsbeginsel gaat het besluit niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te bereiken,

BESLUITEN:

Artikel 1

Vaststelling van het programma

Er wordt een communautair actieprogramma vastgesteld ter aanmoediging van samenwerking tussen lidstaten bij de bestrijding van sociale uitsluiting, hierna genoemd "het programma", voor de periode 1 januari 2002 tot en met 31 december 2006.

Artikel 2

Beginselen

1. Het programma zal worden uitgevoerd op basis van een open methode van coördinatie tussen lidstaten om een beslissende stimulans te geven om sociale uitsluiting en armoede uit te roeien door de vaststelling van passende doelstellingen op communautair niveau en de uitvoering van nationale actieplannen.

2. Het programma en de nationale actieplannen zullen bijdragen tot een beter inzicht in het verschijnsel sociale uitsluiting, tot de integratie van de bestrijding van uitsluiting in het beleid en de maatregelen van de lidstaten en van de Gemeenschap, en tot de ontwikkeling van prioritaire acties van de lidstaten afhankelijk van hun specifieke situatie.

3. Bij de ontwikkeling, de uitvoering en de follow-up van de activiteiten in het kader van het programma wordt rekening gehouden met de ervaringen van de lidstaten op alle relevante niveaus en van wie door sociale uitsluiting en armoede is getroffen, alsmede met die van sociale partners, niet-gouvernementele en vrijwilligersorganisaties, sociale diensten en andere maatschappelijke actoren die betrokken zijn bij bestrijding van sociale uitsluiting en armoede.

Artikel 3

Doelstellingen

In het kader van de in artikel 2, lid 1, bedoelde open methode van coördinatie ondersteunt het programma elke samenwerking waardoor de Unie en de lidstaten de doelmatigheid en de efficiëntie van hun beleid inzake bestrijding van sociale uitsluiting kunnen opvoeren doordat:

a) een beter inzicht in het verschijnsel sociale uitsluiting en armoede verkregen wordt, met name aan de hand van vergelijkbare indicatoren;

b) van gedachten wordt gewisseld over het gevoerde beleid en van elkaar wordt geleerd, onder meer in de context van de nationale actieplannen, o.a. aan de hand van vergelijkbare indicatoren;

c) het vermogen wordt ontwikkeld van de actoren om sociale uitsluiting en armoede effectief aan te pakken en om een innovatieve benadering te bevorderen, met name door networking op Europees niveau en bevordering van een dialoog met alle betrokkenen, ook op nationaal en regionaal niveau.

Artikel 4

Acties van de Gemeenschap

1. Om de doelstellingen van artikel 3 te bereiken, kunnen de volgende communautaire acties worden uitgevoerd in een transnationaal kader:

a) analyse van kenmerken, oorzaken, processen en trends van sociale uitsluiting - met inbegrip van het verzamelen van statistische gegevens over de verschillende vormen van sociale uitsluiting om deze gegevens te vergelijken -, de bestudering van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren, de ontwikkeling van gemeenschappelijke methoden en thematische studies;

b) uitwisseling van informatie en beste praktijken, die bevorderlijk zijn voor de ontwikkeling van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren, gebaseerd op deze doelstellingen, zoals die door het Europees Parlement en de Raad zijn overeengekomen, beoordelingscriteria en benchmarks en van toezicht evaluatie en peer reviews;

c) bevordering van de dialoog tussen de verschillende actoren en ondersteuning van relevante networking op Europees niveau van organisaties die armoede en sociale uitsluiting bestrijden, met name niet-gouvernementele organisaties.

2. De regelingen voor de uitvoering van de acties van lid 1 zijn in de bijlage beschreven.

Artikel 5

Uitvoering en samenwerking met de lidstaten

1. De Commissie:

a) draagt zorg voor de uitvoering van de onder dit programma vallende acties van de Gemeenschap;

b) wisselt regelmatig met de vertegenwoordigers van niet-gouvernementele organisaties en de sociale partners op Europees niveau van gedachten over de opzet, de uitvoering en de follow-up van het programma, en over gerelateerde beleidsoriëntaties. Hiertoe stelt de Commissie nuttige gegevens ter beschikking van de niet-gouvernementele organisaties en de sociale partners. De Commissie stelt het in artikel 8 bedoelde Comité op de hoogte van de standpunten van deze gesprekspartners;

c) bevordert actief partnerschap en dialoog tussen alle programmapartners, om een geïntegreerde en gecoördineerde aanpak van de strijd tegen sociale uitsluiting en armoede aan te moedigen.

2. De Commissie neemt in samenwerking met de lidstaten de nodige stappen om:

a) de actieve betrokkenheid bij het programma van alle betrokken partijen te bevorderen;

b) de verspreiding van resultaten van de communautaire acties die in het kader van dit programma zijn ondernomen, te verzekeren;

c) en om te zorgen voor de passende informatie, publiciteit en follow-up met betrekking tot de door dit programma ondersteunde communautaire acties.

Artikel 6

Financiering

1. Het bedrag van de financiële middelen voor de uitvoering van dit programma voor het in artikel 1 genoemde tijdvak wordt vastgesteld op 75 miljoen EUR, met inbegrip van technische en administratieve bijstand.

2. De jaarlijkse kredieten, met inbegrip van personeelskredieten, worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Artikel 7

Uitvoeringsmaatregelen

1. De voor de uitvoering van dit instrument vereiste maatregelen met betrekking tot onderstaande onderwerpen worden vastgesteld volgens de beheersprocedure van artikel 8, lid 2:

a) de jaarlijkse uitvoering van de acties van de Gemeenschap van het programma en het jaarlijkse werkprogramma;

b) de uitsplitsing van de middelen over de verschillende onderdelen van het programma;

c) de wijze waarop de door de Gemeenschap gesteunde activiteiten en organisaties worden geselecteerd;

d) de criteria voor het evalueren van het programma, inclusief op het gebied van de kosteneffectiviteit, alsook de wijze waarop de resultaten worden verspreid en doorgegeven.

2. De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen met betrekking tot alle overige onderwerpen worden vastgesteld volgens de raadplegingsprocedure van artikel 8, lid 3.

Artikel 8

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG genoemde termijn wordt vastgesteld op twee maanden.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

4. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 9

Samenwerking met andere comités en band met het Comité voor sociale bescherming

1. Om de samenhang en complementariteit van dit programma met andere maatregelen als bedoeld in artikel 10 te waarborgen, houdt de Commissie het comité regelmatig op de hoogte van andere communautaire acties die bijdragen aan de bestrijding van sociale uitsluiting. Zo nodig zal de Commissie een regelmatige en gestructureerde samenwerking tot stand brengen tussen dit comité en de voor andere relevante beleidslijnen, instrumenten en acties ingestelde comités van toezicht.

2. In het kader van de in dit besluit bedoelde communautaire acties verzorgt de Commissie de noodzakelijke contacten met het Comité voor sociale bescherming.

Artikel 10

Samenhang en complementariteit

1. In samenwerking met de lidstaten zorgt de Commissie voor algehele samenhang met andere communautaire beleidsmaatregelen, instrumenten en acties, met name door passende mechanismen in te voeren voor het coördineren van de activiteiten van dit programma met relevante activiteiten met betrekking tot onderzoek, werkgelegenheid, economisch, industrie- en ondernemingsbeleid, non-discriminatie, immigratie, gelijke kansen voor vrouwen en mannen, sociale bescherming, onderwijs, opleiding en jeugdbeleid, gezondheid, en op het terrein van de uitbreiding en van de externe betrekkingen van de Gemeenschap.

2. De lidstaten doen al het mogelijke om de samenhang en complementariteit tussen activiteiten in het kader van dit programma en de activiteiten op nationaal, regionaal en lokaal niveau te verzekeren.

3. De Commissie en de lidstaten verzekeren de samenhang en complementariteit tussen activiteiten in het kader van dit programma en activiteiten op het gebied van de werkgelegenheid en de actie van de Gemeenschap in het kader van de Structuurfondsen, met name het communautaire initiatief EQUAL.

Artikel 11

Deelneming van de EVA/EER-landen, de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa (LMOE), Cyprus, Malta en Turkije

Dit programma staat open voor deelneming van:

- de EVA/EER-landen, overeenkomstig de voorwaarden in de EER-Overeenkomst;

- de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Europaovereenkomsten, in de aanvullende protocollen daarbij en in de besluiten van de onderscheiden associatieraden;

- Cyprus, Malta en Turkije, op basis van aanvullende kredieten volgens met die landen overeen te komen procedures.

Artikel 12

Toezicht en evaluatie

1. In samenwerking met de lidstaten houdt de Commissie regelmatig toezicht op het programma, overeenkomstig de in artikel 8, lid 2, aangegeven procedure.

2. De Commissie brengt in haar jaarlijks samenvattend verslag aan de Europese Raad die in het voorjaar wordt gehouden, verslag uit over de algemene coherentie van het beleid ten aanzien van de sociale samenhang, met inbegrip van de in het kader van dit programma gemaakte vorderingen. Het Europees Parlement spreekt zich hier tijdig over uit.

3. Het programma wordt vóór het einde van het derde jaar en aan het einde van het programma geëvalueerd door de Commissie, bijgestaan door onafhankelijke deskundigen. Deze evaluatie is bedoeld om de relevantie, de doeltreffendheid en de kosteneffectiviteit van de verrichte activiteiten te toetsen aan de in artikel 3 genoemde doelstellingen. De evaluatie heeft ook betrekking op het effect van het programma als geheel en op de complementariteit van acties in het kader van dit programma met acties uit hoofde van andere relevante communautaire beleidsmaatregelen, instrumenten en acties.

4. De Commissie legt uiterlijk op 31 december 2006 een eindverslag over de uitvoering van dit programma voor aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel, 7 december 2001.

Voor het Europees Parlement

De voorzitster

N. Fontaine

Voor de Raad

De voorzitter

I. Durant

(1) PB C 337 E van 28.11.2000, blz. 130 en

PB C 96 E van 27.3.2001, blz. 229.

(2) PB C 14 van 16.1.2001, blz. 69.

(3) PB C 144 van 16.5.2001, blz. 52.

(4) Advies van het Europees Parlement van 16 november 2000 (PB C 223 van 8.8.2001, blz. 284), Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van 12 februari 2001 (PB C 93 van 23.3.2000, blz. 11) en Besluit van het Europees Parlement van 17 mei 2001, Besluit van het Europees Parlement van 15 november 2001 en Besluit van de Raad van 21 november 2001.

(5) PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.

(6) PB L 245 van 26.8.1992, blz. 46.

(7) PB L 245 van 26.8.1992, blz. 49.

(8) PB C 8 van 12.1.2000, blz. 7.

(9) PB L 172 van 12.7.2000, blz. 26.

(10) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(11) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

BIJLAGE

AANWIJZINGEN VOOR DE UITVOERING VAN HET PROGRAMMA

1. Onderdelen van de acties

Om de doelstellingen van artikel 3 te bereiken en de acties van artikel 4 uit te voeren, kunnen de volgende maatregelen in een transnationaal kader uitgevoerd worden:

Onderdeel 1:

Analyse van de kenmerken, processen, oorzaken en trends van sociale uitsluiting

Voor een beter begrip van het verschijnsel sociale uitsluiting, kunnen de volgende maatregelen worden ondersteund:

1.1 Studies en bijeenkomsten betreffende de ontwikkeling van gemeenschappelijke methodologieën om sociale uitsluiting en armoede, alsmede de omvang, kenmerken, processen en trends ervan te meten en inzicht erin te verwerven, en betreffende technische werkzaamheden inzake de indicatoren;

1.2 de verzameling in de lidstaten en op communautair niveau en verspreiding van statistische gegevens over de verschillende aspecten van sociale uitsluiting om die gegevens doeltreffend met elkaar te vergelijken. Deze maatregel dient de samenwerking tussen nationale bureaus voor de statistiek en de Commissie te ondersteunen en de statistische bronnen op communautair niveau en de bijdrage daarvan aan de analyse van sociale uitsluiting en armoede te verbeteren;

1.3 de bevordering van innoverende projecten en de ontwikkeling van thematische studies die een bijdrage kunnen leveren aan het begrip van sociale uitsluiting om gemeenschappelijke kwesties in verband met beleidsontwikkelingen in de lidstaten, waaronder nieuwe kwesties in verband met de kennismaatschappij, te kunnen aanpakken.

Het is van belang de ervaringen in het veld weer te geven van personen die met sociale uitsluiting en armoede te kampen hebben en gebruik te maken van alle relevante bronnen van informatie over sociale uitsluiting en armoede, met inbegrip van die welke van niet-gouvernementele organisaties afkomstig is.

Bij het onderzoek naar sociale uitsluiting en armoede dient bijzonder aandacht te worden besteed aan de vele aspecten van deze verschijnselen en aan de uiteenlopende situaties van de betrokken sociale groepen, met inbegrip van de armoede onder kinderen, alsook aan de regio's die aan de risico's van sociale uitsluiting blootstaan.

Onderdeel 2:

Beleidssamenwerking en uitwisseling van informatie en beste praktijken

Teneinde de beleidssamenwerking en het gezamenlijk leerproces in het kader van de nationale actieplannen te bevorderen, kunnen de volgende transnationale activiteiten worden ondersteund:

2.1 acties voor transnationale uitwisseling die de overdracht van informatie en goede praktijken en de bevordering van "peer reviews" beogen door middel van bijeenkomsten/workshops/seminars die zijn gewijd aan evaluatiecriteria, beleidsmaatregelen en praktijken of andere vormen van uitwisseling zoals de gezamenlijke ontwikkeling van strategieën en de gezamenlijke verspreiding van informatie, bezoeken ter plaatse en personeelsuitwisselingen, enz. Dergelijke activiteiten moeten worden georganiseerd op initiatief van lidstaten en/of andere sleutelactoren, waarbij de lidstaten actief betrokken zijn dan wel van Europese organisaties. In het kader van dit onderdeel kunnen ook transnationale uitwisselingen tussen nationale waarnemingscentra of erkende soortgelijke organen worden gesteund;

2.2 deskundig onderzoek en technische studies met betrekking tot de ontwikkeling van indicatoren en evaluatiecriteria, ook in verband met de kennismaatschappij;

2.3 het jaarverslag over sociale uitsluiting waarin de stand van zaken wordt beschreven betreffende de gevoerde acties, met name de nationale actieplannen, op de voornaamste beleidsterreinen en gebieden waarop de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting aan de orde is.

Rekening houdend met het feit dat sociale uitsluiting een veelzijdig verschijnsel is, dient bijzondere aandacht uit te gaan naar beleidsontwikkelingen betreffende sociale bescherming, werkgelegenheid, onderwijs en opleiding, gezondheidszorg en huisvestingsbeleid.

Onderdeel 3:

Participatie van de verschillende actoren en steun voor netwerken op EU-niveau

Om de dialoog met alle betrokken actoren te bevorderen, kunnen de volgende maatregelen worden ondersteund:

3.1 financiering van de werkingskosten van de belangrijkste Europese netwerken die betrokken zijn bij de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, voor de basisfinanciering geldt een maximum van 90 % van de uitgaven waarvoor ondersteuning kan worden verleend. Dit maximum kan alleen in uitzonderingsgevallen worden bereikt.

3.2 een jaarlijkse EU-rondetafelconferentie over sociale uitsluiting, georganiseerd in nauwe samenwerking met het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie en voorbereid in overleg met alle betrokken actoren: o.a. de sociale partners, vertegenwoordigers van NGO's die ervaring op dit gebied hebben, en vertegenwoordigers van het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

2. Toegang tot het programma

Dit programma is, onder de in deze bijlage uiteengezette voorwaarden en met inachtneming van de daarin vervatte uitvoeringsbepalingen, toegankelijk voor alle overheids- en privé-instanties en -instellingen en actoren die betrokken zijn bij de bestrijding van sociale uitsluiting, in het bijzonder:

a) de lidstaten;

b) regionale en lokale overheden;

c) instanties die belast zijn met de bestrijding van sociale uitsluiting;

d) de sociale partners;

e) sociale diensten;

f) niet-gouvernementele organisaties;

g) universiteiten en andere onderzoeksinstellingen;

h) nationale bureaus voor de statistiek;

i) de media.

3. Algemene overwegingen

Bij het programma zal rekening worden gehouden met de resultaten van voorbereidende acties en activiteiten in het kader van ander communautair beleid en andere communautaire instrumenten en acties.

Bij de formulering, uitvoering, follow-up en evaluatie van de werkzaamheden in verband met het programma zal rekening worden gehouden met de ervaring van mensen die het slachtoffer zijn van armoede en sociale uitsluiting, met de sociale partners, niet-gouvernementele organisaties en andere actoren in de samenleving die een rol spelen bij de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting. In alle werkzaamheden van het programma zal de opname van het beginsel van de gelijkheid van mannen en vrouwen geëerbiedigd worden.

4. Methode voor het indienen van aanvragen voor ondersteuning

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

5. Activiteiten

De te verrichten activiteiten kunnen worden gefinancierd door middel van dienstencontracten in aansluiting op aanbestedingen of door middel van bijdragen voor medefinanciering met andere financieringsbronnen. In het laatstgenoemde geval mag de financiële steun van de Commissie in het algemeen niet meer bedragen dan 80 % van de uitgaven die door de begunstigde werkelijk zijn gedaan.

Bij de uitvoering van het programma kan de Commissie om extra middelen verzoeken, zoals de inschakeling van deskundigen. Over deze benodigde middelen zal worden beslist in de context van de voortdurende beoordeling van de toewijzing van middelen door de Commissie.

Bij de uitvoering van het programma kan de Commissie in het wederzijds belang van de Commissie en de begunstigden gebruikmaken van technische en/of administratieve bijstand (definiëring, voorbereiding, beheer, follow-up, audit en controle).

De Commissie kan ook initiatieven ontplooien op het terrein van informatie, publicatie en verspreiding. Voorts kan zij evaluatiestudies verrichten en seminars, colloquia of andere bijeenkomsten van deskundigen organiseren.

Bij de te verrichten activiteiten zal het beginsel van de gegevensbescherming nauwgezet in acht worden genomen.

Top