This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 41998X0511(01)
Declaration by the Council (Ecofin) and the Ministers meeting in that Council issued on 1 May 1998
Verklaring van de Raad (Ecofin) en de Ministers, in het kader van die Raad bijeen, uitgegeven op 1 mei 1998
Verklaring van de Raad (Ecofin) en de Ministers, in het kader van die Raad bijeen, uitgegeven op 1 mei 1998
PB L 139 van 11.5.1998, p. 28–29
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
In force
Verklaring van de Raad (Ecofin) en de Ministers, in het kader van die Raad bijeen, uitgegeven op 1 mei 1998
Publicatieblad Nr. L 139 van 11/05/1998 blz. 0028 - 0029
VERKLARING VAN DE RAAD (ECOFIN) EN DE MINISTERS, IN HET KADER VAN DIE RAAD BIJEEN uitgegeven op 1 mei 1998 1. Op 1 januari 1999 zal de euro een feit zijn, het eindpunt van een ontwikkeling die culmineerde in de vervulling van de economische voorwaarden voor de geslaagde invoering ervan. De Raad (Ecofin) en de ministers, in het kader van die Raad bijeen, hebben lof voor de grote vooruitgang die in alle lidstaten geboekt is bij de totstandbrenging van prijsstabiliteit en gezondere overheidsfinanciën. Het convergentieproces heeft bijgedragen tot een hoge mate van wisselkoersstabiliteit en historisch lage rentetarieven en aldus tot de heersende betere economische voorwaarden. 2. De stap naar de eenheidsmunt betekent een verdere versterking van de voorwaarden voor een krachtige, duurzame en niet-inflatoire groei, die tot meer werkgelegenheid en een hogere levensstandaard leidt. Hij schakelt het wisselkoersrisico tussen de deelnemende lidstaten uit, verlaagt de transactiekosten, brengt een ruimere en meer doeltreffende financiële markt tot stand en vergroot de prijstransparantie en concurrentie. Aldus vormt hij de beslissende stap naar een waarachtig eengemaakte markt. 3. Wij verbinden ons er nadrukkelijk toe het nodige te doen om ten behoeve van al onze burgers het volle profijt uit de economische en monetaire unie en de interne markt te halen. Dat behelst onder meer een nauwere coördinatie van het economisch beleid. Wij zijn ervan overtuigd dat de onverkorte uitvoering van de conclusies van de Europese Raad van Dublin, van Amsterdam en van Luxemburg een solide grondslag vormt voor een permanent hoog niveau van financiële stabiliteit en voor de vlotte werking van de EMU. 4. In de komende jaren zal een krachtige, duurzame en niet-inflatoire groei in alle lidstaten op economische convergentie blijven stoelen. Bovendien vormt een gezonde en houdbare situatie op het stuk van de overheidsfinanciën een grondvoorwaarde voor groei en grotere werkgelegenheid. Het stabiliteits- en groeipact is het instrument om dit doel te bewerkstelligen en in de nationale begrotingen meer ruimte te creëren om nieuwe uitdagingen tegemoet te kunnen treden. 5. Overeenkomstig dat Pact zullen wij een aanvang maken met de uitvoering van de verordening over "versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid" (1) op 1 juli 1998; hierbij zullen wij als volgt te werk gaan: - Wij verbinden ons ertoe om, indien nodig via tijdige corrigerende maatregelen, te bewerkstelligen dat de nationale begrotingsdoelstellingen voor 1998 volledig worden gehaald. - De Raad stemt ermee in om de begrotingsvoornemens van de lidstaten voor 1999 in een vroeg stadium aan het kader en de doelstellingen van het stabiliteits- en groeipact te toetsen. Met betrekking tot deze eerste twee punten hebben de ministers van de staten die aan de eurozone deelnemen, besloten in de loop van de komende maanden informeel bijeen te komen teneinde overeenkomstig de resolutie van de Europese Raad van Luxemburg een begin te maken met hun toezichtswerkzaamheden. - Indien de economische omstandigheden zich beter ontwikkelen dan verwacht, zullen de lidstaten van de gelegenheid gebruikmaken om de begrotingsconsolidatie kracht bij te zetten, met het oog op de verwezenlijking van de in het stabiliteits- en groeipact onderschreven middellangetermijndoelstelling van een overheidsbegroting die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont. - Hoe hoger de schuld/BBP-ratio van de deelnemende lidstaten, hoe groter de inspanningen die zij moeten leveren om daar snel iets aan te doen. Te dien einde moeten er, naast handhaving van het positief primair saldo op een passend niveau overeenkomstig de verbintenissen en doelstellingen van het Stabiliteits- en groeipact, ook maatregelen ter verlaging van de brutoschuld in stelling worden gebracht. Voorts moeten de begrotingen dankzij schuldbehandelingsstrategieën minder kwetsbaar worden gemaakt. - Elke minister verbindt zich ertoe uiterlijk eind 1998 nationale stabiliteits- of convergentieprogramma's in te dienen waarin deze belangrijke elementen tot uiting komen. 6. De Raad herhaalt dat de verantwoordelijkheid voor de begrotingsconsolidatie bij de lidstaten blijft berusten en dat de Gemeenschap overeenkomstig artikel 104 B, lid 1, van het EG-Verdrag met name geen aansprakelijkheid voor de verbintenissen van de lidstaten draagt en die verbintenissen niet overneemt. Onverminderd de doelstellingen en bepalingen van het Verdrag is overeengekomen dat de Economische en Monetaire Unie als zodanig geen rechtvaardiging voor specifieke financiële overdrachten kan vormen. 7. Ons streven naar begrotingsconsolidatie zal worden aangevuld met grotere inspanningen ter verbetering van de efficiency van onze economieën, met het doel om tot een nog gunstiger klimaat voor groei, hoge werkgelegenheid, en sociale samenhang te komen. In dit verband zien wij uit naar een bijeenkomst op korte termijn met de sociale partners over de Economische en Monetaire Unie. Samen met de sociale partners en alle andere betrokken partijen zullen wij alle nodige initiatieven ontplooien om de voorwaarden ter bestrijding van de werkloosheid te scheppen, vooral ten behoeve van jongeren, langdurig werklozen en laaggeschoolden. In de lijn van de conclusies van de Europese Raad van Luxemburg, verbinden wij ons ertoe ons deel bij te dragen in een snelle uitvoering van de nationale werkgelegenheidsplannen die in het licht van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid zijn opgesteld. Als bijdrage aan de voorbereiding van de Europese Raad van Cardiff en de daaropvolgende Europese Raden zal de Raad Ecofin deze plannen onder de loep nemen. 8. Wij zullen bijzonder belang toekennen aan een verruiming van de mate waarin groei in nieuwe werkgelegenheid kan worden omgezet. Wij zullen dan ook onder meer het accent leggen op de volgende structurele hervormingen: - goederen-, arbeids- en kapitaalmarkten moeten doeltreffender worden; - het aanpassingsvermogen van de arbeidsmarkten moet worden vergroot zodat zij een betere afspiegeling van de loon- en productiviteitsontwikkelingen vormen; - er moet worden gezorgd voor nationale onderwijs- en opleidingssystemen die efficiënt zijn en relevant voor de werkgelegenheid; - er moet naar worden gestreefd het ondernemerschap aan te moedigen, met name door de administratieve belemmeringen weg te nemen waarmee het te kampen heeft; - vooral het midden- en kleinbedrijf moet gemakkelijker toegang worden verschaft tot kapitaalmarkten en durfkapitaalmiddelen; - het belastingstelsel moet doelmatiger worden en schadelijke belastingconcurrentie moet worden vermeden; - alle aspecten van de socialezekerheidsstelsels moeten onder de loep worden genomen in het licht van de vergrijzing van de bevolking. 9. De Raad is voornemens om, met volledige eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel, een soepele toetsingsprocedure voor de voortgang van het economische hervormingsproces vast te stellen. Vanaf volgend jaar zal bij de opstelling van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid gebruik worden gemaakt van korte voortgangsevaluaties en van plannen van de lidstaten en de Commissie inzake goederen- en kapitaalmarkten, alsmede van de werkgelegenheidsplannen. (1) Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 (PB L 209 van 2. 8. 1997, blz. 1).