EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31998D0308

98/308/EG: Beschikking van de Raad van 1 mei 1998 tot intrekking van de beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Duitsland

PB L 139 van 11.5.1998, p. 11–12 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1998/308/oj

31998D0308

98/308/EG: Beschikking van de Raad van 1 mei 1998 tot intrekking van de beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Duitsland

Publicatieblad Nr. L 139 van 11/05/1998 blz. 0011 - 0012


BESCHIKKING VAN DE RAAD van 1 mei 1998 tot intrekking van de beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Duitsland (98/308/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 104 C, lid 12,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Overwegende dat de tweede fase van de verwezenlijking van de Economische en Monetaire Unie op 1 januari 1994 is ingegaan; dat in artikel 109 E, lid 4, van het Verdrag is bepaald dat de lidstaten in de tweede fase ernaar streven buitensporige overheidstekorten te voorkomen;

Overwegende dat er een procedure bij buitensporige tekorten bestaat, die inhoudt dat een beschikking over het bestaan van een buitensporig tekort wordt vastgesteld en dat, nadat het buitensporige tekort is gecorrigeerd, bedoelde beschikking wordt ingetrokken; dat voor de tweede fase de procedure bij buitensporige tekorten is bepaald in artikel 104 C van het Verdrag, met uitzondering van de leden 1, 9 en 11; dat het protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten, dat aan het Verdrag is gehecht, nadere bepalingen behelst betreffende de toepassing van de procedure bij buitensporige tekorten; dat in Verordening (EG) nr. 3605/93 (1) gedetailleerde regels en definities voor de toepassing van genoemd protocol zijn vervat;

Overwegende dat de Raad op 27 juni 1996, op grond van een aanbeveling van de Commissie overeenkomstig artikel 104 C, lid 6, van het Verdrag heeft besloten dat in Duitsland een buitensporig tekort bestond (2); dat overeenkomstig artikel 104 C, lid 7, de Raad aanbevelingen tot Duitsland heeft gericht om dit buitensporige tekort te corrigeren (3);

Overwegende dat overeenkomstig de bepalingen van artikel 104 C, lid 12, van het Verdrag een beschikking van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort wordt ingetrokken, indien de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd;

Overwegende dat de Raad zijn beschikking tot intrekking van bedoelde beschikking vaststelt op grond van een aanbeveling van de Commissie; dat uit de gegevens die de Commissie heeft verstrekt, nadat Duitsland vóór 1 maart 1998 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 3605/93 gegevens heeft overgelegd, de volgende conclusies kunnen worden getrokken;

Het Duitse overheidstekort is in 1995 en 1996 opgelopen en bereikte in laatstgenoemd jaar een niveau van 3,4 % van het BBP. In 1997 werd het tekort teruggedrongen tot 2,7 % van het BBP, hetgeen lager is dan de referentiewaarde van het Verdrag, en naar verwachting zal het in 1998 verder worden teruggebracht tot 2,5 % van het BBP. Volgens het convergentieprogramma van 1997 voor Duitsland zal het overheidstekort wellicht verder dalen tot 1,5 % van het BBP in 2000.

De schuldquote van de overheid vertoonde een opwaartse tendens tot 1997, toen zij 61,3 % van het BBP bedroeg; de schuldquote kwam in 1996 juist boven de referentiewaarde van 60 % van het BBP uit, na in 1995 sterk te zijn gestegen. Voor 1998 wordt een daling van de schuldquote verwacht, die volgens de prognoses in het Duitse convergentieprogramma de komende jaren zou aanhouden.

De uitzonderlijke omstandigheden van de Duitse eenwording blijven een zware last betekenen voor de Duitse begroting. Bovendien omvat de Duitse overheidsschuld met de eenwording verband houdende verplichtingen die overeenstemmen met ongeveer 10 % van het BBP.

Het tekort lag in 1997 onder de referentiewaarde van het Verdrag. Verwacht wordt dat dit ook in 1998 het geval zal zijn en dat het tekort op middellange termijn verder zal teruglopen. De schuldquote bevond zich in 1997 iets boven de referentiewaarde van het Verdrag, maar wordt verwacht in 1998 te beginnen dalen en spoedig weer tot onder de referentiewaarde van het Verdrag te zakken,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat het buitensporige tekort in Duitsland is gecorrigeerd.

Artikel 2

De beschikking van de Raad van 27 juni 1996 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Duitsland wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 3

Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 1 mei 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

G. BROWN

(1) PB L 332 van 31. 12. 1993, blz. 7.

(2) PB L 172 van 11. 7. 1996, blz. 26.

(3) Aanbevelingen van de Raad van 16 september 1996 en 15 september 1997.

Top